This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013DC0523
REPORT FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT AND THE COUNCIL 2012 ANNUAL REPORT ON THE IMPLEMENTATION OF REGULATION (EC) N° 300/2008 ON COMMON RULES IN THE FIELD OF CIVIL AVIATION SECURITY
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD JAARVERSLAG 2012 OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN VERORDENING (EG) Nr. 300/2008 INZAKE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELS OP HET GEBIED VAN DE BEVEILIGING VAN DE BURGERLUCHTVAART
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD JAARVERSLAG 2012 OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN VERORDENING (EG) Nr. 300/2008 INZAKE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELS OP HET GEBIED VAN DE BEVEILIGING VAN DE BURGERLUCHTVAART
/* COM/2013/0523 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD JAARVERSLAG 2012 OVER DE TENUITVOERLEGGING VAN VERORDENING (EG) Nr. 300/2008 INZAKE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELS OP HET GEBIED VAN DE BEVEILIGING VAN DE BURGERLUCHTVAART /* COM/2013/0523 final */
VERSLAG VAN
DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Dit
verslag heeft betrekking op de periode van 1 januari tot en met 31 december 2012 INLEIDING 2012 was het jaar waarin de eerste overgangsperiode voor de nieuwe
maatregelen inzake luchtvaartbeveiliging, die zijn ingevoerd bij Verordening
(EG) nr. 300/2008 en de uitvoeringsbepalingen daarvan, afliep. Deze nieuwe
maatregelen hadden betrekking op de verplichting om ofwel een beveiligde
toeleveringsketen voor vluchtbenodigdheden en luchthavenbenodigdheden op te
zetten, ofwel 100 % van deze benodigdheden aan een beveiligingsonderzoek te
onderwerpen bij aankomst in de om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke
zones van luchthavens. De Commissie heeft daarom tijdens haar inspecties in de
loop van 2012 veel nadruk gelegd op het controleren van de naleving van deze
verplichting. Voorts zijn de bepalingen ter aanvulling van Verordening (EG) nr. 300/2008
aanzienlijk gewijzigd. Enerzijds hadden de wijzigingen tot doel de bestaande
procedures voor bepaalde maatregelen inzake luchtvaartbeveiliging te finetunen
of verder te verduidelijken, anderzijds zijn complexe nieuwe maatregelen
ingevoerd voor luchtvracht en luchtpost die naar de Unie worden vervoerd
("ACC3"). Ten slotte is de regeling inzake EU-luchtvaartbeveiligingsvalideringen
aanzienlijk strenger geworden. Twee wijzigingen zijn later aangebracht om tegen
midden 2014 een beveiligde toeleveringsketen en een betrouwbaar
valideringssysteem te garanderen op luchthavens in derde landen waar
luchtvracht en luchtpost met bestemming de EU aan boord van een luchtvaartuig
worden geladen. Dit was een reactie op het incident met de bommen aan boord
van vrachtvluchten uit Jemen, dat in oktober 2010 plaatsvond. Wat vloeibare springstoffen betreft, is uit een beoordeling gebleken
dat het risico voor de burgerluchtvaart nog steeds hoog is en dat
beveiligingsmaatregelen moeten worden genomen. In de loop van het jaar is
echter duidelijk geworden dat de opheffing van de huidige beperkingen op het
meenemen van vloeistoffen, spuitbussen en gels (LAG's) in handbagage, gepland
voor 29 april 2013, niet haalbaar was omdat operationele problemen met de
apparatuur voor beveiligingsonderzoeken waarschijnlijk zouden leiden tot
aanzienlijk ongemak voor de passagiers. Er is ontwerpwetgeving opgesteld om
geleidelijk beveiligingsonderzoeken in te voeren, beginnende met duty-free
LAG's vanaf 31 januari 2014. Ten slotte zijn regelingen opgesteld voor de wederzijdse erkenning van
de respectieve beveiligingsregelingen van de EU en de VS voor luchtvracht en
–post. Dit is belangrijk voor de EU-export en voorkomt dubbel werk bij de
toepassing van de beveiligingsmaatregelen, wat op zijn beurt kosten en tijd
bespaart voor ondernemingen die luchtvracht- en post vervoeren. DEEL 1 De inspecties 1. Algemeen Krachtens Verordening (EG) nr. 300/2008 is de Commissie verplicht
inspecties uit te voeren van de luchtvaartbeveiligingsinstanties (de
"bevoegde autoriteiten") van de lidstaten en van EU-luchthavens.
Zwitserland is eveneens opgenomen in het EU-programma, terwijl Noorwegen en
IJsland door de toezichthoudende autoriteit van de EVA worden geïnspecteerd op
basis van parallelle bepalingen. De Commissie beschikt over een team van 10
voltijdse en halftijdse luchtvaartbeveiligingsinspecteurs om de inspectiewerkzaamheden
uit te voeren. Deze inspectiewerkzaamheden worden ondersteund door een pool van
nationale inspecteurs die door de lidstaten, IJsland, Noorwegen en Zwitserland
zijn aangewezen en door de Commissie zijn gecertificeerd op grond van het nieuwe
wetgevingskader. In 2012 hebben 57 van deze nationale inspecteurs deelgenomen
aan de inspecties. De bijlage bevat een tabel met een beknopt overzicht van
alle monitoringactiviteiten die de toezichthoudende autoriteit van de EVA tot
op heden heeft uitgevoerd. 2. Inspecties van nationale
bevoegde autoriteiten De Commissie heeft
in 2012 elf (11) bevoegde autoriteiten geïnspecteerd, die zij allemaal al
eerder had geïnspecteerd. Voor diverse lidstaten leverden deze inspecties
aanzienlijke verbeteringen op in vergelijking met het verleden. De
tekortkomingen die het vaakst werden vastgesteld in 2012 waren vergelijkbaar
met die van 2011 en hielden hoofdzakelijk verband met het feit dat de nationale
programma's voor de beveiliging van de luchtvaart en de nationale kwaliteitscontroleprogramma's
nog niet volledig in overeenstemming waren gebracht met het nieuwe
wetgevingskader van Verordening (EG) nr. 300/2008. Wat de
tenuitvoerlegging van de luchtvaartbeveiligingsmaatregelen betreft, waren er
aanwijzingen dat sommige lidstaten onvoldoende in staat waren om tekortkomingen
snel te detecteren en te corrigeren. Sommige lidstaten hadden nagelaten
toezicht te houden op alle aspecten van de wetgeving en sommige luchthavens
werden lange tijd niet door de nationale autoriteiten geïnspecteerd. Soms was
er geen of onvoldoende follow-up, vaak deden zich aanzienlijke vertragingen
voor bij het verhelpen van tekortkomingen. Aan alle lidstaten werden sancties
opgelegd, maar deze waren niet altijd streng genoeg of werden niet altijd op
zodanige wijze gebruikt dat er effectief een afschrikkend effect van uitging. De financiële
crisis en de daaruit voortvloeiende druk op de openbare begrotingen heeft in
bepaalde lidstaten een invloed op de middelen die beschikbaar zijn voor het
toezicht op de naleving. 3. Eerste inspecties van
luchthavens In 2012 zijn 23 eerste inspecties van luchthavens uitgevoerd, 4 meer
dan in 2011. Dit is met name het gevolg van het feit dat een aantal kleinere
luchthavens werd geïnspecteerd, waarvoor minder inspecteurs nodig zijn. Alle
hoofdstukken werden behandeld (hoewel niet tijdens elke inspectie). Het totale
percentage kernmaatregelen die in overeenstemming werden bevonden, bedroeg in 2012
bijna 83 %. De tekortkomingen die werden vastgesteld op het gebied van traditionele
maatregelen[1] vloeiden meestal voort uit menselijke factoren, met name de kwaliteit
van de beveiligingsonderzoeken van personeel en bepaalde eisen voor de
beveiliging van vracht. Vooral de ontoereikende fouillering van personeel vormt
nog steeds een uitdaging. Wat vracht betreft, hadden de meeste gevallen van
niet-naleving betrekking op de normen voor het uitvoeren van
beveiligingsonderzoeken. Deze menselijke factoren kunnen worden verbeterd door
opleiding en toezicht. Bovendien waren bepaalde aanvullende maatregelen van het nieuwe
wetgevingskader van Verordening (EG) nr. 300/2008 nog niet afdoende ten uitvoer
gelegd op de luchthavens die in 2012 zijn geïnspecteerd. De niet-naleving had
onder meer betrekking op de methoden en normen voor beveiligingsonderzoeken van
vluchtbenodigdheden en, met name, luchthavenbenodigdheden (in de gevallen
waarin er nog niet volledig sprake was van een beveiligde toeleveringsketen) en
op het ontbreken van een risicobeoordeling voor de frequentie van patrouilles
op luchthavens, de hercertificering van screeners die röntgenapparatuur of
systemen voor het opsporen van explosieven bedienen en de behandeling van
risicovracht en –post. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten actief
werk maken van de tenuitvoerlegging van deze nieuwe bepalingen. 4. Follow-upinspecties Overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EU) nr. 72/2010[2] voert de Commissie routinematig een beperkt aantal follow-upinspecties
uit. Dergelijke follow-upinspecties worden frequent uitgevoerd wanneer ernstige
tekortkomingen zijn vastgesteld tijdens de eerste inspectie, maar ook - al zij
het in mindere mate - op willekeurige basis, teneinde na te gaan hoe nauwkeurig
de nationale activiteiten inzake rapportering en toezicht op de naleving zijn.
In 2012 zijn drie (3) van dergelijke inspecties uitgevoerd; meestal kwamen ze
tot de conclusie dat de vastgestelde tekortkomingen op passende wijze waren
rechtgezet. 5. Openstaande dossiers,
"artikel 15"-gevallen en juridische procedures Een inspectiedossier wordt pas gesloten wanneer de Commissie ervan
overtuigd is dat passende corrigerende maatregelen zijn genomen. In 2012 zijn 24
dossiers (14 luchthavens en 10 bevoegde autoriteiten) gesloten. In totaal
stonden aan het eind van het jaar nog 14 dossiers m.b.t. bevoegde autoriteiten
en 27 m.b.t. luchthavens open. Als de tekortkomingen die in een luchthaven zijn vastgesteld, zo
ernstig worden geacht dat ze een bedreiging vormen voor het algemene niveau van
de beveiliging van de burgerluchtvaart in de Unie, zal de Commissie artikel 15
van Verordening (EG) nr. 72/2010 toepassen. Dit betekent dat alle andere
bevoegde autoriteiten in kennis worden gesteld van de situatie en dat
aanvullende maatregelen moeten worden overwogen met betrekking tot vluchten van
of naar de luchthaven in kwestie. Artikel 15 is één keer toegepast, namelijk
midden mei 2012, maar deze zaak is een maand later gesloten omdat de
tekortkomingen waren verholpen. De andere mogelijke handhavingsmaatregel in de meest ernstige gevallen
of in gevallen waarin de tekortkoming langdurig aanhoudt of zich opnieuw
voordoet, is het openen van een inbreukprocedure. In 2012 zijn twee
inbreukprocedures ingeleid naar aanleiding van inspecties van nationale
autoriteiten. De betrokken lidstaat had nagelaten zijn eigen nationaal
programma voor de beveiliging van de luchtvaart te handhaven. In de loop van
het jaar zijn ook drie (3) andere inbreukprocedures gesloten nadat de
vastgestelde tekortkomingen waren rechtgezet. Eind 2012 waren er geen
inbreukprocedures meer lopende. 6. Eigen evaluaties van de
lidstaten Krachtens punt 18.1 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 18/2010[3] moeten de lidstaten jaarlijks tegen eind maart bij de Commissie een
rapport indienen over de resultaten van hun nationaal toezicht op de naleving
in de periode januari-december van het voorgaande jaar. De rapporten van de
lidstaten voor de periode januari-december 2011 werden allemaal op tijd
ingediend en volgden allemaal het model van de Commissie. De belangrijkste
tekortkomingen hadden betrekking op het feit dat sommige lidstaten nog steeds
niet alle beveiligingsmaatregelen hadden genomen en onvoldoende geheime testen
hadden uitgevoerd, en dat er nog marge was om hun follow-upactiviteiten en
handhavingsregeling te versterken. Voorts werd ook vastgesteld dat er
onvoldoende nationale beveiligingscontroles plaatsvonden van erkende agenten /
leveranciers en bekende verzenders / leveranciers, behalve – voor zover van
toepassing – voor valideringsdoeleinden. DEEL 2 Wetgeving en aanvullende instrumenten 1. Algemeen Het incident met de
ondergoedterrorist tijdens de kerstdagen van 2009, de bom op de vrachtvlucht
uit Jemen eind 2010, diverse incidenten met laserpennen begin 2012, potentiële
cyberaanvallen en de nog altijd grote kwetsbaarheid voor vloeibare springstoffen
herinnerden ons eraan dat de burgerluchtvaart nog steeds heeft af te rekenen
met nieuwe en innoverende bedreigingen, die op afdoende wijze en met
risicogebaseerde beschermingsmaatregelen moeten worden afgewend. De nieuwe
wetteksten inzake beveiliging van de luchtvaart die in 2012 zijn vastgesteld,
hadden tot doel om enerzijds het wetgevingskader van Verordening (EG) nr. 300/2008
verder te verfijnen en anderzijds nieuwe gemeenschappelijke basisnormen voor
EU-luchtvaartbeveiligingsvalideringen op te stellen. 2. Vastgestelde aanvullende
wetgeving In 2012 zijn de volgende nieuwe wetteksten vastgesteld: ·
Verordening (EU) nr. 173/2012[4] inzake de verduidelijking en
vereenvoudiging van bepaalde specifieke luchtvaartbeveiligingsmaatregelen; ·
Verordening (EU) nr. 711/2012[5] inzake de methoden voor
beveiligingsonderzoeken van andere personen dan passagiers en de voorwerpen die
zij meenemen; ·
Verordening (EU) nr. 1082/2012[6] inzake de
EU-luchtvaartbeveiligingsvalideringen; ·
Besluit C(2012)1228[7]
inzake de verduidelijking en vereenvoudiging van bepaalde specifieke
luchtvaartbeveiligingsmaatregelen; ·
Besluit C(2012)5672[8]
tot vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de tenuitvoerlegging van
de gemeenschappelijke basisnormen inzake luchtvaartbeveiliging, wat vracht en post
betreft; ·
Besluit C(2012)5880[9]
inzake de methoden voor beveiligingsonderzoeken van andere personen dan
passagiers en de voorwerpen die zij meenemen. De teksten zijn tot
stand gekomen tijdens 6 vergaderingen van het regelgevend comité voor de
beveiliging van de luchtvaart, 6 vergaderingen van de adviesgroep van
belanghebbenden inzake luchtvaartbeveiliging en tijdens een aantal
vergaderingen van specifieke werkgroepen, waarbij zowel de lidstaten als het
bedrijfsleven waren betrokken. 3. Databank van erkende
agenten en bekende afzenders De "Europese
databank van erkende agenten en bekende afzenders"[10] is sinds 1 juni 2010 het enige wettelijke primaire instrument dat
erkende agenten moeten raadplegen als zij zendingen van een andere erkende
agent of (op basis van een EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde)
bekende afzender in ontvangst nemen; sinds 1 februari 2012 bevat deze databank
de lijst van luchtvaartmaatschappijen die vracht en post vanop luchthavens in
derde landen naar de EU mogen vervoeren (ACC3). De databank wordt beheerd op
basis van een kadercontract met de Commissie. Eind 2012 bevatte de databank
ongeveer 16 000 erkende agenten, (op basis van een
EU-luchtvaartbeveiligingsvalidering gevalideerde) bekende afzenders en ACC3-luchtvaartmaatschappijen.
De contractueel overeengekomen beschikbaarheid van 99,5 % werd
steeds gehaald in 2012. 4. Inspecties van
EU-luchthavens - handboeken Volgens Verordening (EG) nr. 300/2008 en Verordening (EU) nr. 72/2010
moet het toezicht door de diensten van de Commissie op de naleving van de
beveiligingseisen voor de burgerluchtvaart objectief en volgens een
standaardmethode plaatsvinden. Om dit doel te
bereiken, heeft de Commissie twee uitgebreide handboeken opgesteld met
gedetailleerde aanwijzingen en richtsnoeren voor de EU-inspecteurs op het
terrein. Het ene handboek heeft betrekking op inspecties van luchtvracht, het
andere op inspecties van luchthavens. Beide handboeken zijn in april 2012
herzien om rekening te houden met de laatste wijzigingen van de uitvoeringsbepalingen
en om er aanvullende tips en richtsnoeren voor inspecteurs in op te nemen. DEEL 3 Tests,
studies en nieuwe initiatieven 1. Tests In de zin van de EU-luchtvaartbeveiligingswetgeving wordt een
"test" uitgevoerd wanneer een lidstaat met de Commissie overeenkomt
dat hij gedurende een beperkte periode bepaalde niet in de wetgeving erkende
middelen of methoden zal gebruiken ter vervanging van een erkende
beveiligingsmethode, op voorwaarde dat dergelijke tests geen negatieve gevolgen
hebben voor het algemene beveiligingsniveau. In juridische zin wordt niet van
"test" gesproken wanneer een lidstaat of entiteit een evaluatie
uitvoert van een nieuwe beveiligingsmethode die wordt gebruikt naast een of
meer methoden die al onder de wetgeving vallen. In de loop van 2012 zijn
tests en evaluaties uitgevoerd in Luxemburg, Spanje, Frankrijk, Nederland en
het Verenigd Koninkrijk. Deze hadden betrekking op het gebruik van
simulatiekamers voor de detectie van explosievensporen (vracht en post),
schoenmetaaldetectieapparatuur, beveiligingsscanners met
terugverstrooiingstechnologie, verschillende algoritmen voor
beveiligingsscanners, screeningapparatuur waarbij veilige handbagage
automatisch wordt doorgelaten en het gecombineerde gebruik van draagbare
metaaldetectoren en explosievensporendetectie voor het uitvoeren van
beveiligingsonderzoeken van passagiers in specifieke gevallen. 2. Studies en verslagen Midden 2012 heeft consultant Booz&Co zijn eindverslag ingediend
over Threat Image Projection (beeldprojectie van voor bedreiging geschikte
voorwerpen), een technologie die veel wordt toegepast in Europese luchthavens
bij het uitvoeren van beveiligingsonderzoeken van handbagage, meegenomen
voorwerpen en ruimbagage. Uit dit verslag bleek dat Threat Image Projection de prestaties
van de screener positief kan beïnvloeden, als het tenminste goed wordt
toegepast. De conclusie luidde echter dat, onder het huidige wetgevingskader
voor de uitrol van deze technologie, geen verschil bij het opsporen van
verboden voorwerpen werd vastgesteld tussen luchthavens die gebruik maken van
Threat Image Projection en zij die dat niet doen. De consultant heeft dan ook
een aantal aanbevelingen gedaan om het huidige kader voor de uitrol te
verbeteren. Deze consultant heeft ook een studie opgesteld over de gevolgen van de
opheffing van de beperkingen op het meenemen van LAG's door passagiers, die
(oorspronkelijk) voor 29 april 2013 was gepland, en de invoering van
beveiligingsonderzoeken van vloeistoffen, spuitbussen en gels (LAG's) op
luchthavens. Ter aanvulling van deze studie heeft de Commissie de dreiging en
het risico van vloeibare springstoffen beoordeeld en geconcludeerd dat dit
risico nog steeds groot is en aan de hand van beveiligingsonderzoeken moet
worden aangepakt. Ten slotte is uit enquêtes en raadplegingen van de sector en
uit het intense overleg met de lidstaten in werkgroepen gebleken dat, als de
bovenvermelde termijn behouden blijft, de vraag naar systemen voor het opsporen
van vloeibare springstoffen groter zou zijn dan het aanbod. Als alle LAG's aan
een beveiligingsonderzoek moeten worden onderworpen, zou dit
hoogstwaarschijnlijk tot operationele problemen op de Europese luchthavens
leiden en ernstig ongemak voor de betrokken passagiers met zich meebrengen[11]. De Commissie heeft intensief overleg gepleegd met de lidstaten over
drie opties in het verslag van het Wetenschappelijk Comité voor nieuwe
gezondheidsrisico's (WCNG) over de gezondheidseffecten van röntgenscanners[12]: a) geen wijziging van de huidige wetgeving, b) beveiligingsscanners
met terugverstrooiingstechnologie toevoegen aan de lijst van toegestane
methoden voor het uitvoeren van beveiligingsonderzoeken van passagiers, en c)
de huidige wetgeving zo wijzigen dat reeds gebruikte röntgenscanners waarvan de
straling onder een bepaalde grenswaarde blijft, tot het einde van hun
economische levensduur mogen worden gebruikt. Het verslag van de WCNG vormde de
follow-up van de Commissie op een wetgevingsvoorstel inzake
luchtvaartbeveiliging, en is goedgekeurd op 26 april 2012. 3. Nieuwe initiatieven Een van de belangrijkste lopende regelgevingsdossiers op het gebied van
luchtvaartbeveiliging is de wijziging van de huidige wetgeving inzake de
beperkingen op het meenemen van vloeistoffen, gels en spuitbussen. De opheffing
van deze beperkingen is al jaren gepland; de wetgeving is al diverse keren
herzien. In 2012 heeft de Commissie, samen met de lidstaten, luchthavens en
fabrikanten van detectieapparatuur, tests uitgevoerd en een studie besteld. De
conclusie luidde dat de invoering van beveiligingsonderzoeken vanaf april 2013
niet haalbaar was omdat de luchthavens in de EU nog niet begonnen waren met de
uitrol van de nodige apparatuur. In juli 2012 heeft de Commissie een verslag
over deze conclusies naar het Europees Parlement en de Raad gestuurd en
voorstellen gedaan om dit probleem op te lossen. In november 2012 heeft het regelgevend EU-comité voor de beveiliging
van de luchtvaart een positief advies gegeven over de voorstellen van de
Commissie om de eerste fase van de beveiligingsonderzoeken van vloeistoffen
uiterlijk op 31 januari 2014 ten uitvoer te leggen. De wetgeving is
uiteindelijk in maart 2013 door de Commissie vastgesteld. Overeenkomstig de bevoegdheid die haar is verleend in het actieplan
voor de beveiliging van luchtvracht heeft de Commissie haar optreden op dit
gebied uitgebreid door het regelgevingskader vast te stellen voor vracht en
post die vanuit derde landen naar de Unie worden vervoerd en door een robuust
kader voor EU-luchtvaartbeveiligingsvalideringen vast te stellen dat ook van
toepassing is buiten het rechtsgebied van de Europese Unie. De eerste fase
daarvan is in werking getreden op 1 februari 2012. Sindsdien moeten
luchtvaartmaatschappijen die vracht en post vanop luchthavens in derde landen
naar de Unie willen vervoeren, zich laten registreren als zogenaamde "ACC3"[13]. Om het bijbehorende registratie- en overlegmechanisme te harmoniseren
en te vergemakkelijken voor de lidstaten en de Commissie zijn in het laatste
kwartaal van 2012 nieuwe functies met betrekking tot ACC3 toegevoegd aan de
Europese databank van erkende agenten en bekende afzenders. Er is intensief samengewerkt met de douaneautoriteiten met het oog op
een mogelijke harmonisering van de regeling inzake geautoriseerde
marktdeelnemers en de regeling voor luchtvaartbeveiligingsvalideringen voor
erkende agenten en bekende afzenders van vracht en post. Het doel hiervan is te
voorkomen dat marktdeelnemers twee keer moeten worden gevalideerd, ondanks het
feit dat hun kernactiviteiten binnen deze twee regelgevingskaders elkaar
grotendeels overlappen, en tegelijk mogelijke achterpoortjes op te sporen die
de beveiliging van luchtvracht verzwakken en maatregelen te nemen om deze te
sluiten. Als onderdeel van het werkprogramma van de Commissie inzake de
bescherming van kritieke infrastructuur en in het kader van het
EU-referentienetwerk voor kritieke infrastructuur is begin 2012 een nieuwe
thematische subgroep inzake luchtvaartbeveiligingstechnologie opgericht. In het kader van de "agenda voor de toekomst" is een werkgroep
van geïnteresseerde lidstaten en van de luchtvaartsector opgericht. Deze groep
heeft een actieplan opgesteld om na te gaan hoe de efficiëntie van de
luchtvaartbeveiliging kan worden verhoogd. In 2012 zijn de werkzaamheden met
betrekking tot twee concrete acties van start gegaan: a) een risicobeoordeling
over passagiersgerelateerde risico's, en b) er is een studie besteld om
verschillende concepten voor differentiëring tussen passagiers te analyseren.
Het is mogelijk dat het 'Aviation Security'-comité (AVSEC) in de toekomst zelf
de tenuitvoerlegging van een actieplan zal aansturen door dit punt op zijn
agenda te plaatsen. DEEL 4 Overleg met internationale instanties en
derde landen 1. Algemeen De Commissie werkt
nauw samen met internationale instanties en belangrijke partners uit derde
landen en is regelmatig vertegenwoordigd op internationale bijeenkomsten, waar
zij meestal het standpunt van de EU coördineert en vaak presentaties geeft of
documenten indient. Indien nodig wordt ook overleg met derde landen gepleegd
over kwesties van lokaal of gezamenlijk belang, zoals vrijstellingen van de
normale eisen inzake het meenemen van vloeistoffen die gekocht zijn in
belastingvrije winkels. Door dergelijke contacten blijft de EU op de hoogte,
kan zij goede praktijken verspreiden en kan zij de mondiale besluitvorming
beïnvloeden. Het verband en de samenhang tussen de interne en externe
beveiligingsbehoeften moeten worden gegarandeerd. Volgens het nieuwe
wetgevingskader dat bij het Verdrag van Lissabon is opgesteld, wordt de EEAS
geraadpleegd wanneer contacten met internationale organen en derde landen
plaatsvinden, teneinde de samenhang en complementariteit met specifiek politiek
overleg van het EEAS te garanderen. 2. Internationale organen De Commissie heeft tijdens de zitting van het jaarlijkse AvSec-panel
van de ICAO in 2012 (26-30 maart 2012) vier werkdocumenten ingediend (een over
vloeistoffen, twee over vracht en een over de transparantie van
beveiligingsmaatregelen). Al deze documenten zijn positief onthaald. De Commissie neemt
ook regelmatig deel aan vergaderingen van de technische taakgroep en de
opleidingstaakgroep van de ECAC. De conclusies van deze groepen vormden de
basis voor besprekingen tijdens de vergaderingen van het regelgevend comité en
de bijbehorende werkgroepen. Om overlappingen of dubbel werk te vermijden,
hebben de Commissie en de ECAC in de tweede helft van 2012 een memorandum van
overeenstemming ondertekend. Naar aanleiding van
een EUROCONTROL-seminar over laserpennen wordt bovendien gestreefd naar
geharmoniseerde maatregelen op dit gebied. Het belangrijkste doel hiervan is
groepen belanghebbenden op dit gebied samen te brengen zodat zij overleg kunnen
plegen over een collectieve aanpak van het toenemende risico op verstoringen
van de luchtvaart door niet-toegestaan gebruik van lasers. 3. Derde landen De Commissie heeft op diverse fora actief gesprekken gevoerd met de VS
over luchtvaartbeveiligingskwesties, met name in de EU-VS-groep
"samenwerking op het gebied van de beveiliging van vervoer", binnen
het kader van de bereikte one-stop-security[14]. Midden 2012 hebben de Europese Unie en de Verenigde Staten elkaars
regelingen met betrekking tot luchtvracht- en post erkend, hetgeen een volgende
mijlpaal was in de trans-Atlantische samenwerking op het gebied van
luchtvaartbeveiliging. De Commissie is ook een aantal keren tussenbeide gekomen wanneer
lidstaten hun bezorgdheid hebben geuit over aanvullende beveiligingseisen van
derde landen, die de indruk wekten dat onvoldoende rekening werd gehouden met
de reeds bestaande EU-systemen. Soms hadden de opmerkingen van de lidstaten
betrekking op de aanhoudende praktijk van de VS om, zonder voorafgaand overleg,
spoedamendementen vast te stellen op de eisen die gelden voor
luchtvaartmaatschappijen die actief zijn vanuit de EU, hetgeen soms ernstige
moeilijkheden veroorzaakte voor EU-stakeholders. De Commissie heeft deelgenomen aan één inspectie op een luchthaven in
de Verenigde Staten van Amerika om na te gaan of bepaalde
beveiligingsmaatregelen beantwoordden aan de bovengenoemde 'one
stop'-overeenkomst. De Commissie heeft ook onderhandelingen met Canada en Israël opgestart
om een overeenkomst over 'one-stop security' te bereiken met deze landen. CONCLUSIE Het beveiligingsniveau in de EU is nog steeds hoog. Uit de inspecties
van de Commissie blijkt dat de bepalingen van de regelgeving iets beter zijn
nageleefd. Wat traditionele maatregelen betreft, doen de tekortkomingen zich
voor op het gebied van beveiligingsonderzoeken van personeelsleden en vracht,
die meestal voortvloeien uit menselijke factoren. Andere tekortkomingen bij de
tenuitvoerlegging van het nieuwe wetgevingskader van Verordening (EG) nr. 300/2008
hebben betrekking op beveiligingsonderzoeken van luchthavenbenodigdheden (er is
nog geen sprake van een volledig beveiligde toeleveringsketen), patrouilles op
luchthavens, hercertificering van screeners die bepaalde beveiligingsapparatuur
bedienen en risicovracht en –post. De door de Commissie aanbevolen corrigerende
maatregelen werden in het algemeen goed opgevolgd, maar de bevindingen van de
inspecteurs wijzen niettemin op het belang van een robuuste
EU-inspectieregeling en passende kwaliteitsborging op het niveau van de
lidstaten. De Commissie zet haar inspanningen voort om te garanderen dat alle
juridische eisen volledig en correct worden nageleefd; indien nodig leidt zij
formele inbreukprocedures in. Op wetgevend vlak
zijn in 2012 gedetailleerde uitvoeringsbepalingen vastgesteld om te garanderen
dat de nieuwe basisverordening (Verordening (EG) nr. 300/2008) op
geharmoniseerde wijze wordt toegepast, zodat nieuwe dreigingen kunnen worden
afgewend en het risico van bestaande dreigingen beter kan worden beheerst. Bijlage Inspecties door de Commissie op 31.12.2012 Staat || Aantal inspecties 01/2012 – 12/2012 (inclusief follow-upinspecties) || Totaal aantal inspecties 2004-2012 (inclusief follow-upinspecties) Oostenrijk || 0 || 9 België || 1 || 11 Bulgarije || 1 || 7 Cyprus || 1 || 7 Tsjechië || 1 || 8 Denemarken || 1 || 10 Estland || 1 || 6 Finland || 2 || 10 Frankrijk || 2 || 17 Duitsland || 2 || 19 Griekenland || 1 || 14 Hongarije || 1 || 8 Ierland || 1 || 9 Italië || 2 || 17 Letland || 2 || 7 Litouwen || 1 || 5 Luxemburg || 1 || 7 Malta || 0 || 3 Nederland || 3 || 10 Polen || 1 || 10 Portugal || 2 || 10 Roemenië || 3 || 6 Slowakije || 1 || 5 Slovenië || 1 || 5 Spanje || 1 || 15 Zweden || 1 || 12 Verenigd Koninkrijk || 3 || 20 Niet-EU-lidstaten || || Zwitserland || 0 || 5 TOTAAL || 37 || 272 Inspecties door de Toezichthoudende
Autoriteit van de EVA op 31.12.2012 Staat || Aantal inspecties 01/2012 – 12/2012 (inclusief follow-upinspecties) || Totaal aantal inspecties 2004-2012 (inclusief follow-upinspecties) IJsland || 0 || 9 Noorwegen || 5 || 40 TOTAAL || 5 || 49 [1] Maatregelen worden als "traditioneel"
beschouwd als ze al van toepassing waren onder het wetgevingskader van
Verordening (EG) nr. 2320/2002. [2] Verordening (EU) nr. 72/2010
van de Commissie van 26 januari 2010 tot vaststelling van procedures voor de
inspecties van de Commissie op het gebied van de beveiliging van de
burgerluchtvaart, PB L 23 van 27.1.2010, blz. 1. [3] Ingetrokken en vervangen door Verordening (EU) nr. 18/2010
van de Commissie van 8 januari 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 300/2008,
PB L 7 van 12.1.2010, blz. 3. [4] Verordening (EU) nr. 173/2012 van de Commissie van 29
februari 2012 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 185/2010, PB L 59 van 1.3.2012,
blz. 1. [5] Verordening (EU) nr. 711/2012 van de Commissie van 3
augustus 2012 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 185/2010, PB L 209 van 4.8.2012,
blz. 1. [6] Verordening (EU) nr. 1082/2012 van de Commissie van 9
november 2012 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 185/2010, PB L 324 van 22.11.2012,
blz. 25. [7] Besluit C(2012)1228 final, op 29.2.2012 bekendgemaakt
aan alle lidstaten; niet gepubliceerd in het PB. [8] Besluit C(2012)5672 final, op 10.8.2012 bekendgemaakt
aan alle lidstaten; niet gepubliceerd in het PB. [9] Besluit C(2012)5880 final, op 23.8.2012 bekendgemaakt
aan alle lidstaten; niet gepubliceerd in het PB. [10] Het gebruik van deze databank, die door de Commissie is
opgezet, is krachtens Verordening (EG) nr. 185/2010 en Besluit (2010) 774
verplicht voor alle actoren in de toeleveringsketen. [11] De uiterste datum waarop alle LAG's aan een
beveiligingsonderzoek moeten worden onderworpen, is verschoven naar 31.1.2014; Verordening
(EU) nr. 246/2013 van de Commissie van 19 maart 2013 tot wijziging van
Verordening (EU) nr. 185/2010, PB L 77 van 20 maart 2013, blz. 8. [12] http://ec.europa.eu/health/scientific_committees/emerging/docs/scenihr_o_036.pdf [13] Verordening (EU) nr. 859/2011 van de Commissie 25 augustus
2011 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 185/2010, PB L 220 van 26.8.2011,
blz. 9. [14] Van toepassing vanaf 1.4.2011 voor luchtvaartuigen,
passagiers en hun handbagage en ruimbagage die aankomen uit de VS – Verordening
(EU) nr. 983/2010 van de Commissie van 3 november 2010 tot wijziging van
Verordening (EU) nr. 185/2010, PB L 286 van 4.11.2010, blz. 1.