EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013DC0310
REPORT FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT, THE COUNCIL AND THE EUROPEAN ECONOMIC AND SOCIAL COMMITTEE Fourth report on the application of Council Directive 93/7/EEC on the return of cultural objects unlawfully removed from the territory of a Member State
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ Vierde verslag over de toepassing van Richtlijn 93/7/EEG van de Raad betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ Vierde verslag over de toepassing van Richtlijn 93/7/EEG van de Raad betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht
/* COM/2013/0310 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ Vierde verslag over de toepassing van Richtlijn 93/7/EEG van de Raad betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht /* COM/2013/0310 final */
INHOUDSOPGAVE 1........... Inleiding.......................................................................................................................... 3 2........... Conclusies van het derde
beoordelingsverslag over de toepassing van Richtlijn 93/7/EEG (2004-2007) 3 3........... Nieuwe ontwikkelingen na het derde
verslag.................................................................... 4 3.1........ Poging om de richtlijn te
codificeren................................................................................ 4 3.2........ Werkgroep teruggave van
cultuurgoederen...................................................................... 4 3.3........ Andere initiatieven betreffende
cultuurgoederen............................................................... 5 4........... Toepassing van de richtlijn in de
periode 2008-2011....................................................... 7 4.1........ Toepassingsverslagen van de
lidstaten............................................................................. 7 4.2........ Beoordeling van de toepassing van de
richtlijn................................................................. 8 5........... Volgende fase................................................................................................................. 9 Bijlage........................................................................................................................................ 10 VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES
PARLEMENT, DE RAAD EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ Vierde verslag over
de toepassing van Richtlijn 93/7/EEG van de Raad betreffende de teruggave van
cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een
lidstaat zijn gebracht (Voor de EER relevante tekst) 1. Inleiding Richtlijn 93/7/EEG van de Raad, die op 15
maart 1993 is vastgesteld[1],
voorziet in mechanismen voor administratieve samenwerking tussen nationale
autoriteiten en in een vordering voor een rechtbank om teruggave van bepaalde
cultuurgoederen te verzoeken die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied
van een lidstaat zijn gebracht. Overeenkomstig artikel 16 van Richtlijn
93/7/EEG (hierna "de richtlijn" genoemd) hebben de lidstaten voor de
Commissie een verslag opgesteld over de toepassing van de richtlijn tussen 2008
en 2011[2].
Op basis hiervan heeft de Commissie dit document opgesteld dat het vierde
beoordelingsverslag over de toepassing van de richtlijn is[3]. Dit
verslag wordt ingediend bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees
Economisch en Sociaal Comité. 2. Conclusies van het
derde beoordelingsverslag over de toepassing van Richtlijn 93/7/EEG (2004-2007) In het derde beoordelingsverslag over de
toepassing van de richtlijn is geconcludeerd dat de richtlijn een nuttig
instrument was om bepaalde cultuurgoederen terug te vorderen en dus een goed
instrument van de Europese Unie om bij te dragen aan de maatregelen van de
lidstaten ter bescherming van hun erfgoed. Uit dat verslag kwam echter ook het
ongenoegen van de lidstaten naar voren over de beperkingen van de richtlijn,
met name de korte periode voor de instelling van een vordering tot teruggave. De administratieve samenwerking en de
uitwisseling van informatie waren volgens dat verslag zowel binnen de lidstaten
(tussen cultuurautoriteiten, douane, politie enz.) als tussen de met de
richtlijn belaste autoriteiten in de verschillende lidstaten verbeterd. Wel werd
aangegeven dat de samenwerking en uitwisseling van informatie tussen de
lidstaten nog verder moest worden verbeterd. De lidstaten waren van mening dat het feit dat
de richtlijn weinig werd toegepast (zowel wat betreft maatregelen in het kader
van administratieve samenwerking, als vorderingen voor een nationale rechter),
het gevolg was van een te beperkt toepassingsgebied en beperkende voorwaarden
voor de instelling van een vordering tot teruggave. In dat verslag zegde de Commissie toe na te
gaan denken over een eventuele herziening van de richtlijn, met als de eerste
stap het opzetten van een werkgroep binnen het Comité voor de uitvoer en de
teruggave van cultuurgoederen om een diepgaande analyse van de toepassing van
de richtlijn te maken. 3. Nieuwe ontwikkelingen
na het derde verslag 3.1. Poging
om de richtlijn te codificeren In 2007 maakte de codificatie van Richtlijn
93/7/EEG deel uit van het programma van de Commissie voor de vereenvoudiging
van het acquis communautaire. Naar aanleiding van het arrest van het Hof van
Justitie van de Europese Unie van 6 mei 2008 (zaak C‑133/06)[4] is het
codificatievoorstel uit dit programma teruggetrokken. In het licht van dit arrest moet ervan worden
uitgegaan dat het voorstel tot codificatie van Richtlijn 93/7/EEG in het
dispositief een afgeleide rechtsgrondslag bevatte[5]. Het was
derhalve niet mogelijk de codificatie van de richtlijn door te zetten,
aangezien de desbetreffende bepaling moest worden geschrapt, wat een
inhoudelijke wijziging zou hebben ingehouden die verder ging dan loutere
codificatie. 3.2. Werkgroep
teruggave van cultuurgoederen Wat de conclusies van het derde verslag
betreft, heeft de Commissie de nodige stappen ondernomen om de richtlijn te
herzien. In eerste instantie heeft de Commissie in 2009
de Werkgroep teruggave van cultuurgoederen opgericht, die uit
vertegenwoordigers van de met de uitvoering van de richtlijn belaste nationale
autoriteiten bestond. Het mandaat van de groep was i) de vaststelling van de
belangrijkste problemen als gevolg van de tenuitvoerlegging van de richtlijn en
ii) het voorstellen van doeltreffende en aanvaardbare oplossingen voor een
eventuele herziening van de richtlijn. De groep is opgericht binnen het Comité
voor de uitvoer en de teruggave van cultuurgoederen. De Werkgroep teruggave van cultuurgoederen
heeft in 2011 geconcludeerd dat herziening van Richtlijn 93/7/EEG noodzakelijk
was om het systeem voor de teruggave van als nationaal bezit aangemerkte
cultuurgoederen doeltreffender te maken. Een meerderheid van de leden heeft
zich uitgesproken voor een aantal van de suggesties voor de strekking van een
eventuele herziening, namelijk: i) verlenging van de termijn voor de instelling
van een vordering tot teruggave met één jaar en verlenging van de termijn om de
bevoegde autoriteiten van de verzoekende lidstaat in staat te stellen de aard
van het in een andere lidstaat ontdekte cultuurgoed te verifiëren met twee
maanden, ii) verduidelijking van sommige bepalingen van de richtlijn om
toepassing ervan te bevorderen, waaronder het aangeven van gemeenschappelijke
criteria voor een meer uniforme interpretatie van het begrip "de nodige
zorgvuldigheid" bij de toekenning van een vergoeding aan de bezitter en
iii) verlaging van de frequentie van de opstelling van verslagen over de richtlijn. De leden van de werkgroep hebben zich ook over
andere suggesties betreffende het toepassingsgebied van de richtlijn
uitgesproken, met name het schrappen van financiëlewaarde‑ en/of
ouderdomsdrempels voor bepaalde categorieën goederen in de bijlage en het
schrappen van de bijlage, het vaststellen van de bewijslast van de nodige
zorgvuldigheid en de mogelijkheid voor particulieren om een vordering tot
teruggave in te stellen. De leden van de werkgroep hebben ook een
conclusie getrokken over het belang van andere niet-wetgevende instrumenten om
de samenwerking en de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde
autoriteiten te verbeteren en er zo toe bij te dragen dat cultuurgoederen
makkelijker worden teruggegeven. De werkzaamheden van de werkgroep en de
individuele bijdragen van de groepsleden zijn een belangrijke informatiebron
geweest voor de effectbeoordeling van de herziening van Richtlijn 93/7/EEG[6]. Op 24 oktober 2011 zijn tijdens de 17e
vergadering van het Comité voor de uitvoer en de teruggave van cultuurgoederen
de conclusies van de Werkgroep teruggave van cultuurgoederen gepresenteerd. 3.3. Andere
initiatieven betreffende cultuurgoederen De preventie en bestrijding van de illegale
handel in cultuurgoederen zijn zowel bij de instellingen van de Europese Unie
en de lidstaten als bij bepaalde internationale organisaties zoals Interpol en
de Unesco steeds meer in de belangstelling komen te staan. De verordening van de Raad betreffende de
uitvoer van cultuurgoederen is in 2008 gecodificeerd (Verordening (EG)
nr. 116/2009 van 18 december 2008[7]). In 2011 heeft de Commissie het tweede
verslag over de toepassing van deze verordening in de periode 2000‑2010[8]
vastgesteld. Op verzoek van de Raad in 2008[9] heeft de
Commissie opdracht gegeven tot een studie over de preventie en bestrijding van
de illegale handel in cultuurgoederen in de Europese Unie. Het eindverslag van
deze studie, van eind 2011, bevat een lijst van de instrumenten van het
internationaal recht en het recht van de Europese Unie op het gebied van
cultuurgoederen en van de belemmeringen en problemen bij de preventie en
bestrijding van de illegale handel in cultuurgoederen[10]. Dit verslag bevat een reeks aanbevelingen om
deze illegale handel te voorkomen en te bestrijden. Er wordt bijvoorbeeld aanbevolen
een systeem in te voeren voor samenwerking tussen de verschillende diensten en
instellingen die op Europees niveau betrokken zijn bij de preventie en
bestrijding van de illegale handel in cultuurgoederen, een Europees
internetportaal op te zetten, aansluiting toe zoeken bij de internationale
overeenkomsten van de Unesco en Unidroit[11], een informatieverplichting op het niveau
van de Unie over webwinkels in te stellen, de nationale documenten te
uniformiseren waarmee vergunning voor de verzending van cultuurgoederen wordt
verleend, een kaart voor het vrije verkeer in de Unie ("paspoort") te
creëren en een algemene verplichting voor het bijhouden van een politieregister
van roerende cultuurgoederen in te voeren. Er wordt ook aanbevolen Richtlijn
93/7/EEG te herzien om de doeltreffendheid inzake teruggave te verbeteren en
een gids met goede praktijken op het gebied van de teruggave van
cultuurgoederen op te stellen. In het licht van dit verslag en andere
werkzaamheden op dit gebied heeft de Raad op 13 en 14 december 2011
aanbevelingen over de illegale handel in cultuurgoederen aan de Commissie en de
lidstaten gericht. De Commissie moet met name de lidstaten ondersteunen bij de
doeltreffende bescherming van cultuurgoederen teneinde de illegale handel van
cultuurgoederen te voorkomen en te bestrijden en, waar passend, aanvullende
maatregelen te stimuleren[12].
In het kader van de werkzaamheden van de
Europese agenda voor cultuur en het Werkplan voor cultuur 2008‑2010 heeft een
groep nationale deskundigen (open coördinatiemethode) zich over de vraag
gebogen hoe het verkeer van kunstwerken (mobiliteit van collecties) kan worden
verbeterd. Een van de subgroepen van deze OCM‑werkgroep, die zich concentreerde
op de preventie van diefstal en van illegale handel en op de nodige
zorgvuldigheid, heeft aanbevolen essentiële eisen betreffende de nodige
zorgvuldigheid vast te stellen[13].
Op deze lijn voortbouwend zijn in het door de
Raad vastgestelde tweede werkplan voor cultuur 2011‑2014[14] drie
belangrijke initiatieven inzake cultuurgoederen opgenomen. Ten eerste de oprichting van een
deskundigengroep die een instrumentarium met richtsnoeren inzake goede
praktijken en een deontologische code inzake de vereiste zorgvuldigheid in de
strijd tegen illegale handel en diefstal van cultuurgoederen moet uitwerken. De
Raad van 13 en 14 december 2011 heeft aanbevolen dat de relevante
belanghebbenden bij de oprichting van deze deskundigengroep worden betrokken. Ten tweede de bestudering door een groep
nationale deskundigen in het kader van de open coördinatiemethode van de
middelen voor de vereenvoudiging van het uitlenen en lenen van kunstwerken
binnen de Europese Unie[15]. Ten derde een studie naar de systemen voor de
raming van kunstwerken, wat betreft overheidsgaranties, verzekeringen en gedeelde
aansprakelijkheid. Tot slot heeft de Commissie in 2010 een
voorstel voor herschikking van Verordening (EG) nr. 44/2001 betreffende de
rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen
in burgerlijke en handelszaken vastgesteld. Dit voorstel legt de bevoegdheid
voor burgerlijke vorderingen ten aanzien van zakelijke rechten op of het bezit
van roerende goederen bij de rechtbanken van de plaats waar het goed zich
bevindt. Dit forum, dat in het algemeen voor roerende zaken bevoegd is, is dit
ook voor vorderingen tot teruggave van cultuurgoederen door hun eigenaren. De
nieuwe verordening zal bijdragen aan een betere bescherming van cultuurgoederen[16]. 4. Toepassing van de
richtlijn in de periode 2008-2011 4.1. Toepassingsverslagen
van de lidstaten De lidstaten geven aan dat zij om voor de hand
liggende redenen niet over informatie beschikken over alle cultuurgoederen die
op onrechtmatige wijze buiten hun grondgebied zijn gebracht[17]. Het is
voor hen dus moeilijk om te beoordelen of het aantal illegaal uitgevoerde
voorwerpen is gestegen of gedaald. In de nationale verslagen wordt het volgende
geconstateerd: ·
de richtlijn wordt niet vaak toegepast, er worden
vooral weinig vorderingen tot teruggave ingesteld (zie de tabellen in bijlage[18]). De lidstaten motiveren het geringe aantal
gevallen waarin de richtlijn is toegepast, door de beperkingen van het
juridische gebied, met name de categorieën die in de bijlage zijn vastgelegd,
alsmede de korte termijn om een vordering tot teruggave in te stellen en het
probleem van een homogene toepassing door de nationale rechters van artikel 9
om de bezitter in geval van teruggave van het goed schadeloos te stellen. Bovendien wijzen sommige lidstaten op de
financiële kosten in verband met een vordering tot teruggave of de problemen om
vast te stellen welke rechter in een andere lidstaat bevoegd is; ·
de administratieve samenwerking en de uitwisseling
van informatie tussen de centrale autoriteiten van de lidstaten verbetert
geleidelijk en moet nog verder verbeteren om de richtlijn beter te kunnen
toepassen. De meeste lidstaten zijn van mening dat de
samenwerking en uitwisseling van informatie met de autoriteiten van de andere
lidstaten goed is. België, Bulgarije, Tsjechië, Duitsland en het Verenigd
Koninkrijk zijn echter van mening dat deze samenwerking en uitwisseling van
informatie onvoldoende is. De autoriteiten signaleren bijvoorbeeld hoe
belangrijk het is over goede technische ondersteuning te beschikken om om
opsporing van verdwenen voorwerpen te kunnen verzoeken en/of bij de contacten
tussen deze autoriteiten verschillende werktalen te kunnen gebruiken; ·
de richtlijn moet worden herzien. De lidstaten vinden dat de richtlijn een
doeltreffender instrument moet worden voor de teruggave van als nationaal bezit
aangemerkte cultuurgoederen die sinds 1993 op onrechtmatige wijze buiten hun
grondgebied zijn gebracht. Daarom steunen zij de suggesties van de Werkgroep
teruggave van cultuurgoederen om het bestaande dispositief te herzien. Bovendien wijzen Bulgarije en Italië op het
probleem van de illegale handel in uit illegale opgravingen afkomstige
oudheidkundige voorwerpen, met het oog op de moeilijkheden om de herkomst van
deze goederen aan te tonen en om aan te tonen wanneer deze illegaal zijn
uitgevoerd. Deze lidstaten dringen erop aan dat de herziening van de richtlijn
een oplossing voor dit probleem biedt. Tot slot bevestigen de lidstaten dat de
nationale bepalingen tot omzetting van de richtlijn met voorrang moeten worden
toegepast. De beperkende voorwaarden van de richtlijn zouden er echter toe
dwingen voor de terugvordering van cultuurgoederen bij herhaling gebruik te
maken van de internationale overeenkomsten of strafrechtelijke vorderingen[19]. 4.2. Beoordeling
van de toepassing van de richtlijn Op basis van de door de centrale autoriteiten
van de lidstaten meegedeelde informatie heeft de Commissie in de bijlage de
gevallen opgenomen waarin de artikelen 4 en 5 van de richtlijn zijn toegepast.
Deze gegevens komen echter niet altijd overeen en zouden onvolledig kunnen
blijken. De vormen van administratieve samenwerking die
het vaakst door de nationale autoriteiten zijn gebruikt, betreffen de opsporing
van een op onrechtmatige wijze buiten hun grondgebied gebracht cultuurgoed en
de kennisgeving van de ontdekking van een goed. Sommige lidstaten, waaronder
Duitsland, Ierland, Hongarije, Letland, Oostenrijk, Nederland, Polen en
Roemenië, geven bovendien aan maatregelen te hebben getroffen om de aard van
het voorwerp te verifiëren, om het te behouden of om te voorkomen dat het aan
de procedure van teruggave wordt onttrokken. In de nationale bijdragen wordt melding
gemaakt van effectieve gevallen van teruggave van cultuurgoederen als gevolg
van onderhandelingen tussen nationale autoriteiten. Het aantal teruggaven bij
minnelijke schikking is talrijker dan het aantal teruggaven via de rechter; zij
zijn in de bijlage vermeld. In de nationale verslagen wordt tevens vermeld
dat er zes verzoeken tot teruggave zijn ingesteld waarvan er één zou zijn
afgewezen. Sommige met de toepassing van de richtlijn belaste nationale
autoriteiten wezen erop dat zij geen informatie over gerechtelijke vorderingen
tot teruggave hebben. Verschillende lidstaten, waaronder België,
Bulgarije, Italië, Hongarije, Polen en Finland, benadrukken de beperkingen van
de richtlijn voor wat betreft het verkrijgen van teruggave, met name wegens de
financiële drempels voor bepaalde als nationaal bezit aangemerkte goederen en
de termijn van één jaar om een vordering tot teruggave in te stellen. Zij
wijzen ook op het probleem om teruggave te verkrijgen van uit illegale
opgravingen afkomstige oudheidkundige voorwerpen, gezien de moeilijkheden om de
herkomst van het goed en/of de datum van illegale uitvoer aan te tonen
(Bulgarije en Italië). In de nationale verslagen wordt het belang van
een goede samenwerking en goede uitwisseling van informatie tussen alle
betrokken autoriteiten onderstreept, met name tussen de centrale autoriteiten
die met de uitvoering van de richtlijn zijn belast. Er wordt vastgesteld dat de
administratieve samenwerking tussen de centrale autoriteiten van de lidstaten
is verbeterd, maar dat deze weinig gestructureerd is en op taalproblemen stuit.
Ook wordt in de verslagen vastgesteld dat er hiaten zijn in de uitwisseling van
informatie tussen de betrokken autoriteiten, wat de doeltreffendheid ervan niet
ten goede komt. 5. Volgende fase De landen van de Europese Unie worden geplaagd
door de illegale handel in cultuurgoederen. De Commissie is door de Raad
opgeroepen om de lidstaten te ondersteunen bij de preventie en bestrijding van
de illegale handel in cultuurgoederen. Het herzieningsproces van Richtlijn 93/7/EEG
is sinds 2009 gaande. De openbare raadpleging over dit project is op 5 maart
2012 afgesloten[20].
De herziening van Richtlijn 93/7/EEG is een
goede gelegenheid om de mogelijkheden voor het verkrijgen van teruggave van als
nationaal bezit aangemerkte cultuurgoederen die sinds 1993 op onrechtmatige
wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht, te verbeteren. In deze context heeft de Commissie tevens
geanalyseerd hoe de administratieve samenwerking en het overleg tussen de
autoriteiten die de in de richtlijn vastgelegde taken uitoefenen, kan worden
vergemakkelijkt. xxx De Commissie verzoekt het Europees Parlement,
de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité kennis te nemen van dit
verslag.
Bijlage Tabellen van de teruggaven bij minnelijke
schikking, administratieve samenwerkingsacties en vorderingen tot teruggave van
2008 tot en met 2011[21] ·
Overzicht van de teruggaven bij minnelijke
schikking Jaar || Teruggevende staat || Verzoekende staat || Resultaat 2008 || Duitsland || Tsjechië || 1 houten piëta (Močidlec) 2008 || Duitsland || Tsjechië || 4 houten beelden van kerkvaders (Semín) 2008 || Duitsland || Tsjechië || 1 houten engelenbeeld (Klokočka) 2008 || Spanje || Zweden || Oudheidkundige voorwerpen 2009 || Duitsland || Tsjechië || 1 houten engelenbeeld, allegorie van de liefde (Česká Skalice) 2009 || Duitsland || Tsjechië || 1 houten beeldhouwwerk van een engel (Hněvčeves) 2009 || Oostenrijk || Tsjechië || 1 houten beeld van de Heilige Johannes Nepomuk (Přistoupim) 2009 || Slovenië || Italië || Boek van Gorzanis 2009 || Oostenrijk || Tsjechië || 1 schilderij van de Heilige Anna (Noutonice) van een kerk 2009 || Duitsland || Griekenland || 90 oude voorwerpen 2010 || Nederland || Tsjechië || Engelenbeelden (Hněvotín) (2) 2010 || Duitsland || Tsjechië || 1 houten beeld van de Heilige Nicolaas (Libníč) 2010 || Oostenrijk || Bulgarije || Archeologische munten 2010 || Zweden || Letland || Schilderijen 2010 || Frankrijk || Spanje || Doek 2011 || Tsjechië || Oostenrijk || Houten beeldhouwwerk "Christ Salvator" 2011 || Verenigd Koninkrijk || Griekenland || 6 iconen 2011 || Estland || Letland || 3 iconen 2011 || Verenigd Koninkrijk || Italië || 2 manuscripten uit de XIVe en XVe eeuw en een missaal uit de XIVe eeuw 2011 || Duitsland || Oostenrijk || Verzameling manuscripten 2011 || Duitsland || Italië || Manuscript 2011 || Frankrijk || Duitsland || 2 beeldhouwwerken ·
Verzoeken om opsporing van voorwerpen (artikel
4, lid 1, van Richtlijn 93/7/EEG) Jaar || Verzoekende staat || Aangezochte staat || Resultaat || Bulgarije || België || Voorwerpen niet teruggevonden || Italië België || Duitsland (6) || Voorwerpen teruggevonden (2) || Duitsland || Oostenrijk || Voorwerp niet teruggevonden 2010 || Hongarije Frankrijk Griekenland Tsjechië || Italië || Onderzoek gaande (schilderij) Onderzoek gaande (archieven) Onderzoek gaande (oude munten) Onderzoek gaande (beeld) 2008 || Litouwen || Oostenrijk || Voorwerp teruggevonden (procedure gaande) 2008 2010 || België Verenigd Koninkrijk || Nederland || Voorwerpen teruggevonden (kerkelijke voorwerpen) Voorwerpen teruggevonden (oudheidkundige voorwerpen) 2008-2011 || Duitsland Bulgarije || Oostenrijk || (7) Sommige voorwerpen teruggevonden, andere niet (2) Voorwerpen teruggevonden en teruggegeven (archeologische munten) 2008-2011 || Oostenrijk || Duitsland (3) || Voorwerpen teruggevonden 2008-2011 || België Bulgarije Tsjechië Duitsland Frankrijk Hongarije Oostenrijk Portugal Roemenië Slowakije Finland || Griekenland || Voorwerpen niet teruggevonden || Bulgarije || Polen || Onderzoek gaande || Polen || Duitsland || Voorwerpen niet teruggevonden || Bulgarije || Roemenië || Voorwerpen niet teruggevonden || Italië (1) Hongarije (3) Tsjechië (1) || Verenigd Koninkrijk (5) || Voorwerpen teruggevonden 1 voorwerp teruggevonden, 2 voorwerpen niet teruggevonden Voorwerp niet teruggevonden 2008-2011 || Griekenland || Alle lidstaten (39 gevallen) || Voorwerpen niet teruggevonden ·
Kennisgevingen van gevonden voorwerpen (artikel
4, lid 2, van Richtlijn 93/7/EEG) Jaar || Kennisgevende staat || Staat waaraan kennis is gegeven || Resultaat || Duitsland (5) || Frankrijk Bulgarije Italië Spanje Denemarken || Positief (2 beeldhouwwerken teruggegeven) Geen Positief (vaas teruggegeven) Geen Geen 2011 || Hongarije Griekenland Spanje || Italië || Geen (vaas uit Apulië) Teruggave gaande (liturgische voorwerpen) Positief (kunstvoorwerpen en oude boeken teruggegeven) || Italië || Frankrijk || Positief (schilderij teruggegeven) || Estland || Letland || Positief (3 ikonen teruggegeven) 2010 2011 2010 || Nederland || Frankrijk Frankrijk Verenigd Koninkrijk || Teruggave gaande (beeld) Geen (archieven) Geen (oudheidkundige voorwerpen) || Slovenië || Oostenrijk || Aangemelde voorwerp niet door Oostenrijk geïdentificeerd || Duitsland Frankrijk || Polen || Positief (beeldhouwwerk teruggegeven) Bijstand geleverd om de voorwerpen te behouden (10 schilderijen) || Finland || Frankrijk || Geen ·
Verzoeken tot teruggave (artikel 5, lid 2, van
Richtlijn 93/7/EEG) Jaar || Verzoekende staat || Aangezochte staat || Voorwerp 2008 || Tsjechië || Oostenrijk || 4 houten heiligenbeelden en 2 reliekhouders (de procedure is geschrapt) 2008 || Italië || Duitsland || Oude bronzen helm (verzoek afgewezen) 2009 || Tsjechië || Nederland || Beeld van de Heilige Anna (gaande) 2009 || Litouwen || Oostenrijk || Beeldhouwwerk "herrezen Christus" (gaande) 2010 || Tsjechië || Oostenrijk || 2 beelden (gaande) 10 beelden (teruggegeven) 2011 || Tsjechië || Oostenrijk || 1 beeld van de Heilige Johannes Nepomuk (Čímyšl) [1] Richtlijn
93/7/EEG van de Raad van 15 maart 1993 betreffende de teruggave van
cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een
lidstaat zijn gebracht (PB L 74 van 27.3.1993, blz. 74), gewijzigd bij
Richtlijn 96/100/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 februari 1997
(PB L 60 van 1.3.1997, blz. 59) en bij Richtlijn 2001/38/EG van het Europees
Parlement en de Raad van 5 juni 2001 (PB L 187 van 10.7.2001, blz. 43). [2] De Commissie
heeft van 22 lidstaten een bijdrage ontvangen. [3] Eerste
verslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch
en Sociaal Comité over de toepassing van Verordening (EEG) nr. 3911/92 van de
Raad betreffende de uitvoer van cultuurgoederen en Richtlijn 93/7/EEG van de
Raad betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze
buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht, COM(2000) 325 definitief
van 25.5.2000.
Tweede verslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het
Europees Economisch en Sociaal Comité over de toepassing van Richtlijn 93/7/EEG
van de Raad betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige
wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht, COM(2005) 675
definitief van 21.12.2005.
Derde verslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het
Europees Economisch en Sociaal Comité over de toepassing van Richtlijn 93/7/EEG
van de Raad betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige
wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht, COM(2009) 408
definitief van 30.7.2009. [4] Zie het
arrest van 6 mei 2008 in zaak C‑133/06, Europees Parlement/Raad van de Europese
Unie, Jurispr. 2008, blz. I‑3189, op
http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:62006CJ0133:NL:HTML [5] Het ging
om de bepaling dat de Raad om de drie jaar, op voorstel van de Commissie,
overgaat tot onderzoek naar en, in voorkomend geval, tot herziening van de in
bijlage bij de richtlijn genoemde bedragen. [6] Deze
documentatie is niet openbaar. [7] PB
L 39 van 10.2.2009, blz. 1. [8] Verslag
van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch
en Sociaal Comité over de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 116/2009
van de Raad van 18 december 2008 betreffende de uitvoer van
cultuurgoederen, COM(2011) 382 definitief van 27.6.2011. [9] Conclusies
van de Raad van de Europese Unie over de preventie en de bestrijding van de
illegale handel in cultuurgoederen, Brussel, 27 en 28 november 2008,
http://register.consilium.europa.eu/pdf/nl/08/st14/st14224-re02.nl08.pdf
[10] "Study
on preventing and fighting illicit trafficking in cultural goods in the
European Union", uitgevoerd door het Centre d'Étude sur la Coopération
Juridique Internationale CECOJI-CNRS-UMR 6224 Frankrijk. De
studie is in het Engels en Frans beschikbaar: http://ec.europa.eu/home-affairs/doc_centre/crime/docs/Report%20Trafficking%20in%20cultural%20goods%20EN.pdf#zoom [11] Unesco-Overeenkomst
van 1970 betreffende de maatregelen die moeten worden genomen om de illegale
invoer, uitvoer en overdracht van eigendom van culturele goederen te verbieden
en te beletten en Unidroit-Verdrag van 1995 over gestolen of op onrechtmatige
wijze uitgevoerde cultuurgoederen. [12] Conclusies van de Raad inzake de preventie en de
bestrijding van criminaliteit jegens cultuurgoederen, Raad Justitie en
Binnenlandse Zaken, 13 en 14 december 2011, http://register.consilium.europa.eu/pdf/nl/11/st17/st17541.nl11.pdf [13] http://ec.europa.eu/culture/our-policy-development/working-group-on-museum-activities_en.htm [14] Conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de
regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over het werkplan
voor cultuur 2011-2014, PB C 325 van 2.12.2010, blz. 1. http://ec.europa.eu/culture/our-policy-development/european-agenda_en.htm [15] De
werkzaamheden van deze groep kunnen worden geraadpleegd op
http://ec.europa.eu/culture/our-policy-development/policy-documents/omc-working-groups_en.htm [16] Verordening
(EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012
betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging
van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, PB L 351 van 20.12.2012, blz.
1. [17] Toch heeft
Tsjechië een overzicht gegeven van het aantal onrechtmatig buiten zijn
grondgebied gebrachte voorwerpen die in andere lidstaten zijn geïdentificeerd
(189 sinds 1995) en van het aantal op zijn grondgebied aangetroffen goederen
van illegale herkomst (243 sinds 1995). Italië heeft ook informatie verstrekt
over illegaal uitgevoerde voorwerpen (10 372 tussen 2008 en 2011). Deze
gegevens zijn gebaseerd op voorwerpen die zijn gevonden door de politie die met
de bescherming van het erfgoed is belast. Het ging hierbij voornamelijk om uit
illegale opgravingen afkomstige oudheidkundige voorwerpen. Hongarije raamt het
aantal illegaal uitgevoerde voorwerpen op meerdere honderden per jaar. Volgens
de Roemeense politie zijn 11 530 cultuurgoederen (waarvan
11 300 oudheidkundige goederen) op onrechtmatige wijze buiten Roemeens
grondgebied gebracht. Griekenland meldt de illegale uitvoer van voorwerpen,
waaronder 274 iconen, 44 architecturale voorwerpen uit de Romeinse, Byzantijnse
of post‑Byzantijnse tijd, 1 schilderij uit de XXe eeuw, 5 vazen (klassiek
en uit de Romeinse tijd), 8 munten en 23 liturgische voorwerpen. Deze lidstaat
wijst op een belangrijke stijging van het aantal gestolen post‑Byzantijnse
iconen. [18] Om
vergelijkbare gegevens te verkrijgen heeft de Commissie aan de met de
uitvoering van de richtlijn belaste centrale autoriteiten een soortgelijke
vragenlijst gestuurd als voor de voorbereiding van de vorige verslagen. Om het
verzamelen van de gegevens te vergemakkelijken en de betrouwbaarheid ervan te
verbeteren zal het systeem van de vragenlijst worden herzien. [19] In die zin
geven Bulgarije en Polen aan voorwerpen te hebben terugontvangen op grond van
de Unesco‑Overeenkomst. Roemenië merkt op 235 voorwerpen op grond van het
Unidroit‑Verdrag te hebben teruggekregen. [20] http://ec.europa.eu/culture/news/201112-consultation_en.htm [21] Bron :
nationale verslagen over de toepassing van de richtlijn. Deze tabellen zijn
geverifieerd door de met de toepassing van Richtlijn 93/7/EEG belaste centrale
autoriteiten. Bepaalde gegevens zijn echter slechts door een van de twee
betrokken lidstaten bevestigd. De acties in verband met een bepaalde teruggave
kunnen in verscheidene tabellen zijn vermeld.