Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013AE1607

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het markttoezicht op producten en tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad, de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 1999/5/EG, 2000/9/EG, 2000/14/EG, 2001/95/EG, 2004/108/EG, 2006/42/EG, 2006/95/EG, 2007/23/EG, 2008/57/EG, 2009/48/EG, 2009/105/EG, 2009/142/EG, 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 305/2011, (EG) nr. 764/2008 en (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad (COM(2013) 75 final — 2013/0048 (COD))

PB C 271 van 19.9.2013, p. 86–90 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

19.9.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 271/86


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het markttoezicht op producten en tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad, de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 1999/5/EG, 2000/9/EG, 2000/14/EG, 2001/95/EG, 2004/108/EG, 2006/42/EG, 2006/95/EG, 2007/23/EG, 2008/57/EG, 2009/48/EG, 2009/105/EG, 2009/142/EG, 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 305/2011, (EG) nr. 764/2008 en (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad

(COM(2013) 75 final — 2013/0048 (COD))

2013/C 271/16

Algemeen rapporteur: de heer LEMERCIER

De Raad en het Europees Parlement hebben op respectievelijk 8 en 12 maart 2013 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig art. 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over het

„Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het markttoezicht op producten en tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad, de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 1999/5/EG, 2000/9/EG, 2000/14/EG, 2001/95/EG, 2004/108/EG, 2006/42/EG, 2006/95/EG, 2007/23/EG, 2008/57/EG, 2009/48/EG, 2009/105/EG, 2009/142/EG, 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 305/2011, (EG) nr. 764/2008 en (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad”

COM(2013) 75 final – 2013/0048 (COD).

Het bureau van het EESC heeft vervolgens op 12 februari 2013 besloten om de afdeling Interne Markt, Productie en Consumptie met de voorbereiding van een advies over dit onderwerp te belasten.

Gezien de urgentie van de werkzaamheden heeft het Comité tijdens zijn op 22 en 23 mei 2013 gehouden 490e zitting (vergadering van 22 mei) de heer LEMERCIER als algemeen rapporteur aangewezen en vervolgens onderstaand advies met 116 stemmen vóór, bij 2 onthoudingen, goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Het Comité is goed te spreken over de bepalingen van de voorgestelde verordening. De bepalingen die momenteel van toepassing zijn op markttoezicht en productcontrole zijn verspreid over veel te veel teksten van verschillende aard, wat het werk van de markttoezichtautoriteiten en fabrikanten en dat van consumentenverenigingen en organisaties van werknemers onnodig compliceert. Het Comité stelt met tevredenheid vast dat de bestaande verticale bepalingen worden ingetrokken en in één horizontale en versterkte verordening worden samengebracht.

1.2

Het Comité kan zich vinden in de rechtsgrondslag, maar acht het zaak om tevens te verwijzen naar artikel 12 van het VWEU, waarin staat dat de consumentenbescherming een transversaal beleid is waarmee „rekening [moet worden] gehouden bij het bepalen en uitvoeren van het beleid en het optreden van de Unie op andere gebieden”.

1.3

Het voorgestelde instrument is een verordening. Het Comité denkt dat dit de meest geschikte vorm is om de samenwerking en uitwisseling tussen de lidstaten en tussen een lidstaat en de EU te bevorderen. Het door de Commissie voorgestelde pakket voldoet aan de in de verdragen neergelegde beginselen van evenredigheid en subsidiariteit. De lidstaten blijven volledig verantwoordelijk voor het toezicht op hun nationale markten en de controles aan de buitengrenzen van de Europese Unie, en voor de financiering hiervan.

1.4

Het Comité is het met de Commissie eens dat producten die binnen de Unie circuleren moeten voldoen aan eisen die een hoog beschermingsniveau bieden voor openbare belangen, zoals gezondheid en veiligheid in het algemeen, gezondheid en veiligheid op het werk, consumentenbescherming, milieubescherming en openbare veiligheid.

1.5

Het Comité is van mening dat de bescherming van fabrieks- of bedrijfsgeheimen geen belemmering mag vormen voor het geven van waarschuwingen wanneer de gezondheid of veiligheid van de gebruikers door een van de bestanddelen van het betreffende product in gevaar kan worden gebracht. De toezicht- en controleorganen moeten dan ook vasthouden aan de gewoonte van het RAPEX-systeem om het openbaar belang boven particuliere belangen te stellen.

1.6

Personen die lid zijn van of werken voor een toezichtorgaan of douanedienst moeten de nodige waarborgen van integriteit en onafhankelijkheid bieden, en moeten worden beschermd tegen eventuele druk van buitenaf of pogingen tot corruptie bij de uitoefening van hun taken. Personen die gebreken of gevaren van een bepaald product signaleren moeten bescherming genieten, met name tegen vervolging. Hun identiteit mag niet worden vrijgegeven.

1.7

Het Comité pleit ervoor om in onderhavig verordeningvoorstel een rechtsgrondslag op te nemen voor een pan-Europese gegevensbank over letsels (IDB/Injury Database). Een dergelijke gegevensbank zou moeten worden gezien als een derde pijler van het systeem voor de uitwisseling van informatie met het oog op markttoezicht in de EU dat een aanvulling vormt op RAPEX en ICSMS.

1.8

Ten slotte zou het Comité heel graag de periodieke verslagen ontvangen die de Commissie iedere vijf jaar zal opstellen om de toepassing van de verordening te evalueren.

2.   Inleiding: de voorstellen van de Commissie

2.1

Een betere wetgeving voor de productveiligheid en harmonisatie van de internemarktvoorschriften volstaan niet om absolute garanties te bieden inzake de veiligheid van consumentenproducten (voor de consument) en van voor beroepsmatig gebruik bestemde producten (voor werknemers).

2.2

Zoals de recente schandalen laten zien zijn fraudepraktijken om snelle winst te maken of de productiekosten terug te dringen in Europa nog altijd aan de orde van de dag. Bovendien beantwoorden de ingevoerde producten niet altijd aan de Europese normen, waardoor producten van Europese oorsprong aan een oneerlijke concurrentie worden blootgesteld.

2.3

Het markttoezicht en de conformiteitsbeoordeling van producten zijn van cruciaal belang en vergen een gekwalificeerde dienstverlening en personeel (douane, technische diensten, inspectie, enz.) op het grondgebied van iedere lidstaat.

2.4

Dankzij Richtlijn 2001/95/EG inzake algemene productveiligheid (RAPV), waarvan de omzetting in 2004 moet zijn voltooid, en de in 2010 in werking getreden Verordening (EG) nr. 765/2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht, evenals de sectorale richtlijnen en harmonisatiebesluiten, is aanzienlijke vooruitgang geboekt. De regels inzake markttoezicht zijn echter versnipperd en overlappen elkaar, wat voor verwarring kan zorgen tussen de formele regels inzake markttoezicht en de verplichtingen van de marktdeelnemers, wat zowel hun taak als de taak van de nationale wetgevers en nationale ambtenaren bemoeilijkt.

2.5

De Commissie stelt voor het regelgevingskader voor het markttoezicht te vereenvoudigen door de relevante bepalingen samen te brengen in één enkel juridisch instrument dat horizontaal van toepassing is op alle sectoren. De nieuwe verordening betreffende het markttoezicht op producten zal vergezeld gaan van een meerjarenactieplan voor markttoezicht voor de periode 2013-2015.

2.6

Dit is een belangrijk onderdeel van de Europese consumentenagenda en de Akte voor de interne markt I en II en beantwoordt bovendien aan de vereisten van het nieuwe wetgevingskader.

2.7

In ieder land moet op dezelfde wijze worden nagegaan of de producten die er op de markt worden gebracht – ook producten afkomstig uit derde landen – veilig zijn en of zij op de interne markt kunnen worden gebracht. Producten die gevaarlijk zijn of niet aan de eisen voldoen moeten van de markt worden gehaald en worden verboden.

2.8

Het markttoezicht en de conformiteitsbeoordeling zijn echter niet doeltreffend, en een groot aantal niet-conforme producten wordt toch op de markt verspreid, voornamelijk wegens een gebrek aan coördinatie tussen de nationale toezichtautoriteiten en de slechte kwaliteit en betrouwbaarheid van de uitgewisselde informatie.

2.9

De EU zou dan ook stappen moeten nemen om een betere coördinatie van de maatregelen te waarborgen en het grensoverschrijdend markttoezicht doeltreffender te maken teneinde de burgers te beschermen. De Commissie wijst erop dat de EU op grond van de artikelen 114 (goede werking van de interne markt), 168, lid 1 (bescherming van de gezondheid) en 169, lid 1 (consumentenbescherming) van het VWEU het recht heeft om maatregelen te nemen op dit gebied. Ook moet het huidige wetgevingskader worden vereenvoudigd en moeten dubbelzinnigheden worden weggenomen.

2.10

Er is behoefte aan een vereenvoudiging van de RAPEX-procedure, een verordening betreffende de veiligheid van producten ter vervanging van de RAPV, en een nieuwe verordening inzake markttoezicht ter vervanging van de huidige bepalingen, die momenteel zijn versnipperd over verschillende teksten van verschillende niveaus.

2.11

De verbetering van de coördinatie en de doeltreffendheid van de toezicht- en controleactiviteiten zal niet alleen tot stand komen via de normale procedure voor beoordeling van de wetgeving, maar ook via Eurobarometer-enquêtes onder consumenten, via de informatiesystemen GRAS-RAPEX en ICSMS, en de invoering van indicatoren die een peer review mogelijk maken. De procedures voor kennisgeving door de lidstaten zullen worden gestroomlijnd, zodat er één kennisgevingssysteem komt voor alle producten.

2.12

De grenscontroles zullen worden versterkt, en ieder verdacht product moet uit de handel worden genomen totdat de toezichtautoriteit heeft vastgesteld dat het geen gevaar oplevert.

2.13

Het RAPEX-kennisgevingssysteem voor producten die een risico vormen zal worden verbeterd op het stuk van de kennisgevingstermijnen en de relevantie van de over de risico's te verstrekken informatie.

2.14

De Commissie kan besluiten om beperkende maatregelen te nemen voor gevaarlijke producten, die onmiddellijk toepasbaar zijn, indien de standaard noodmaatregelen tekortschieten of ongeschikt blijken te zijn.

2.15

In de Akte voor de interne markt is de opstelling van een meerjarenactieplan voor markttoezicht voorzien. Dit plan zou betrekking moeten hebben op gebieden waarop een coördinatie door de Commissie een echte meerwaarde zou betekenen en gevoelige verbeteringen zou opleveren.

2.16

Het meerjarenactieplan is het belangrijkste actiemiddel op EU-niveau, en zal bijdragen tot een betere communicatie en samenwerking. Met behulp van IT-middelen zal gemakkelijk toegang worden verkregen tot informatie over beste praktijken die is verkregen met behulp van enquêtes en studies over het systeem. Nadat de behoeften in kaart zijn gebracht zal voor de nodige opleiding, technische bijstand en adviesverlening worden gezorgd.

2.17

De Commissie zal een gezamenlijke benadering uitwerken voor de verificatie van documenten, technische controles en laboratoriumcontroles. Een sterkere coördinatie van de acties en programma's zal de doeltreffendheid van het toezicht verbeteren.

2.18

Door de middelen samen te brengen zal synergie ontstaan en zullen overlappingen worden voorkomen. De door de nationale autoriteiten verzamelde gegevens zullen worden bewaard in het informatie- en communicatiesysteem voor markttoezicht (ICSMS), dat zal worden beheerd door de Commissie, die de middelen en de benodigde opleidingen zal verstrekken om deze databank te kunnen gebruiken.

2.19

Alle betrokken partijen zullen regelmatig en op flexibele wijze moeten worden geïnformeerd en geraadpleegd.

2.20

Het verslag van de Commissie uit hoofde van Verordening (EG) nr. 765/2008 zal dienen om de instellingen en de belanghebbende partijen te informeren en om door de EU gefinancierde activiteiten op het gebied van accreditatie en markttoezicht te evalueren.

2.21

De middelen en bevoegdheden van de douanediensten en de controles aan de buitengrenzen van producten die de EU en de EER binnenkomen moeten worden versterkt. Dit vraagt om extra middelen, vooral voor opleidingen en technische instrumenten.

3.   Algemene opmerkingen

3.1

Het Comité is ingenomen met het initiatief om het toezicht op en de veiligheidscontrole van producten die op de markt worden gebracht te versterken, of het nu gaat om producten uit de EU, uit landen van de EER of uit derde landen. Dit initiatief, dat de productveiligheid verbetert, is een kernactie van de Akte voor de interne markt en beantwoordt aan de nieuwe benadering.

3.2

Wel wijst het Comité erop dat de procedures voor informatie en raadpleging van de economische en sociale partners zeer vaag blijven. Zonder de bureaucratische rompslomp te vergroten of verstrengen zou een flexibeler en geschikter kader kunnen worden geformuleerd voor de verschillende niveaus.

3.2.1

De betrokken ondernemingen verwachten veel heil van de juridische en technische informatie die hen de noodzakelijke rechtszekerheid moet geven om al dan niet te investeren in de fabricage en handel van producten. Zij moeten toegang krijgen tot de door de verschillende controle- en inspectieorganen verzamelde informatie over producten die zij aanbieden ter controle of conformiteitsbeoordeling.

3.2.2

Consumenten en werknemers hebben het recht zich af te vragen of producten die op de markt circuleren en die zij moeten gebruiken op hun werk of voor consumptie onschadelijk zijn. Zij hebben het recht te weten welke maatregelen er zoal worden genomen op nationaal, EU- of sectoraal niveau om ervoor te zorgen dat hun gezondheid en veiligheid geen gevaar lopen.

3.2.3

Het Comité is ervan overtuigd dat het vertrouwen in de veiligheid van producten van essentieel belang is voor de goede werking van de interne markt en het vrij verkeer van goederen, wat een positieve impact heeft op de groei en werkgelegenheid.

3.3

Het is van mening dat het toezicht en de controles, zeker aan de buitengrenzen van de Unie, hoofdzakelijk onder de bevoegdheid van de lidstaten vallen, terwijl de EU moet zorgen voor de coördinatie en maatregelen die onontbeerlijk zijn voor een doeltreffend gemeenschappelijk optreden, en voor de normalisatie van de producten. Dit toezicht en deze controles zijn niet zonder gevolgen voor het bedrijfsleven en brengen aanzienlijke kosten met zich mee, zowel voor de lidstaten als voor de marktdeelnemers, vanwege de naleving van de conformiteitsvereisten (normalisatie, CE-markering). Het Comité dringt er bij de lidstaten en de Commissie op aan om terdege rekening te houden met de administratieve lasten voor ondernemingen, met name kleine en middelgrote ondernemingen, om te voorkomen dat zij in deze periode van economische crisis en hoge werkloosheid nog meer onder druk komen te staan.

3.4

Het in het voorstel voor een verordening geviseerde vrij verkeer van niet-voedingsproducten mag niet lijden onder een te coulante aanpak of een tekortschietende regelgeving, zowel wat de kwantiteit als de kwaliteit van de middelen en controles betreft. Het is dan ook zaak dat de lidstaten en de Commissie voldoende middelen uittrekken voor toezicht en controle, teneinde de optimale doeltreffendheid ervan te waarborgen. Het Comité erkent dat er momenteel begrotingsbeperkingen zijn, maar is van mening dat de openbare belangen erom vragen dat alle mogelijke inspanningen worden gedaan om de gezondheid en veiligheid van de consumenten te waarborgen en het milieu te beschermen tegen gebrekkige of gevaarlijke producten. De goede werking van de interne markt is onontbeerlijk voor het economisch herstel en het scheppen van nieuwe arbeidsplaatsen.

3.4.1

In dat verband is het Comité van mening dat het huidige markttoezicht- en controlesysteem ernstige lacunes en tekortkomingen vertoont. De samenwerking tussen de bevoegde nationale organen, de Commissie en de betrokken partijen moet worden versterkt. Er moet periodiek overleg komen. Consumenten- en werknemersorganisaties moeten een waarschuwingsrecht krijgen ten aanzien van bepaalde producten, waarbij hun immuniteit gewaarborgd is. De bevoegde organen, toezichtautoriteiten, technische certificatieorganen, douanediensten en fraudebestrijdingsdiensten moeten met elkaar samenwerken en de verzamelde informatie kunnen delen om dubbel werk en een verspilling van de beschikbare middelen te voorkomen, en om de doeltreffendheid van de controles voortdurend te verbeteren.

3.5

De doeltreffendheid van het communautaire systeem voor snelle uitwisseling van informatie (RAPEX) hangt volledig af van de snelheid waarmee de kennisgevingen worden verstuurd en de relevantie van de technische informatie betreffende twijfelachtige producten. De richtsnoeren voor het beheer van RAPEX zullen voortdurend moeten worden geactualiseerd en voldoende duidelijk moeten zijn, zodat er geen twijfel kan rijzen over de aard en omvang van de te verstrekken informatie. In het kader van die richtsnoeren moeten criteria worden vastgesteld voor de opsporing van ernstige risico's. De maatregelen die daaruit voortvloeien – zoals een tijdelijke schorsing, een verplichte technische aanpassing of een algeheel verbod – moeten duidelijk worden omschreven.

3.6

Zelfs de minder zware risico's of risico's die niet wetenschappelijk zijn bewezen moeten aan RAPEX worden gemeld, zodat kan worden gekeken of op grond van het voorzorgsbeginsel maatregelen nodig zijn, zoals een tijdelijke opschorting, dan wel andere geschikte maatregelen, zoals het verstrekken van bijkomende informatie aan de consumenten of het geven van waarschuwingen aan gebruikers, bovenop de normale etikettering van producten.

3.7

Indien de Commissie, in geval van een bekend risico, overweegt uitvoeringshandelingen aan te nemen ten aanzien van een bepaald product of productcategorie, om eenvormige voorwaarden vast te stellen voor de uitvoering van de controles, zou het Comité graag zien dat de consumentenorganisaties en werkgevers- en werknemersorganisaties hierover worden geraadpleegd, en dat zo veel mogelijk rekening wordt gehouden met hun standpunt. Opgemerkt zij dat deze organisaties de door de Commissie genomen maatregelen snel kunnen doorgeven aan hun achterban, wat aanzienlijk zal bijdragen tot het begrip en de snelle toepassing ervan.

3.8

Wat betreft het forum van de Commissie en de lidstaten dat met deze verordening wordt opgericht, merkt het Comité op dat de organisaties van het maatschappelijk middenveld kunnen worden uitgenodigd om deel te nemen aan de vergaderingen van de sectorale subgroepen die door dit forum kunnen worden opgericht. Hoewel de adviezen en voorstellen van deze organisaties slechts van raadgevende aard zijn is het Comité van mening dat hier zo veel mogelijk rekening mee moet worden gehouden, gezien de actieve rol die zij spelen ten aanzien van de consumenten en de sociaaleconomische kringen die zij vertegenwoordigen.

3.9

Hetzelfde zou moeten gelden wanneer een toezichtautoriteit van een lidstaat een waarschuwing uitbrengt over de gevaren van bepaalde producten en eventueel aanwijzingen geeft over de middelen om zich hiertegen te wapenen. De nationale toezichtautoriteiten moeten samenwerken met de marktdeelnemers om de risico's van bepaalde producten te vermijden, maar ook met de bevoegde maatschappelijke organisaties, die hun kennis en communicatiemiddelen ter beschikking kunnen stellen.

3.10

Ten slotte is het Comité van mening dat het onderhavige voorstel over het algemeen beantwoordt aan de vereisten van het nieuwe wetgevingskader (nieuwe benadering) en aan de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid. Het kan zich ook vinden in de rechtsgrondslag waarop de verantwoordelijke DG's hun voorstel hebben gebaseerd. Het Comité verwijst tevens naar artikel 12 VWEU, waarin staat dat consumentenbescherming een transversaal beleid is, en dat hiermee „rekening [moet worden] gehouden bij het bepalen en uitvoeren van het beleid en het optreden van de Unie op andere gebieden”.

4.   Specifieke opmerkingen

4.1

Het Comité blijft zich zorgen maken over de mogelijke verschillen in interpretatie van de regelgeving door de lidstaten. Met het oog op de rechtszekerheid van de marktdeelnemers en de veiligheid van de gebruikers moet de EU zorgen voor werkelijk uniforme interpretaties en praktijken.

4.2

Het Comité is ook bezorgd over de toepassing van de bepalingen inzake de vertrouwelijkheid: deze kunnen een belemmering vormen voor een betere informatie over onveilige bestanddelen of producten die een bedreiging kunnen vormen voor de gezondheid en veiligheid van personen en de kwaliteit van het milieu. Hierbij valt te denken aan fabrieksgeheimen. De openbare belangen die op het spel staan zijn meestal groter dan de particuliere belangen, die verkeerdelijk zouden worden beschermd door een al te absolute interpretatie van het begrip vertrouwelijkheid. De informatie moet in alle omstandigheden wordt uitgewisseld tussen de organen van de lidstaten en de Unie die zijn belast met het toezicht- en controlesysteem. Wel moet de wettelijk vastgelegde bescherming van persoonsgegevens worden nageleefd, en mogen lopende onderzoeken niet worden gedwarsboomd.

4.3

Zoals de verordening voorschrijft publiceren de autoriteiten op een gespecialiseerde website informatie over gevaarlijke producten en de risico's die deze met zich meebrengen, over eventuele preventieve maatregelen en besluiten ten aanzien van de betrokken marktdeelnemers. Het Comité dringt erop aan dat deze publicatie niet wordt belemmerd door een overdreven respect voor de vertrouwelijkheid ten aanzien van bedrijfsgeheimen indien de gezondheid en veiligheid van de gebruikers op het spel staan. Dat is overigens de praktijk die door de Commissie wordt gevolgd voor het beheer van het RAPEX-systeem, een praktijk die moet worden voortgezet.

4.4

Het Comité hamert op de vereisten betreffende de onafhankelijkheid en transparantie van de toezicht- en controleorganen. Het personeel van deze organen moet worden beschermd tegen iedere inmenging en poging tot corruptie bij de uitoefening van hun taken. Zij moeten onpartijdig zijn en alle klachten van consumenten en gebruikers of hun organisaties in ontvangst nemen, en hier zo nodig gevolg aan geven. Ook de controlelaboratoria moeten volledig onafhankelijk opereren, evenals de organen die belast zijn met de afgifte van conformiteitslabels, die onontbeerlijk zijn om de besluitvormers van ondernemingen en consumenten te helpen een keuze te maken.

4.5

Het Comité is ervan overtuigd dat er in de voorgestelde verordening ook bepalingen moeten worden opgenomen voor de oprichting van een pan-Europese bank met gegevens over alle soorten letsels (IDB/Injury Database). Zo'n gegevensbank zou:

de met het markttoezicht belaste organen helpen om met meer kennis van zaken besluiten over de risicobeoordeling te nemen;

een uitgangspunt bieden voor preventieve maatregelen en voorlichtingscampagnes voor het publiek en zou normaliseringinstituten helpen om betere productnormen uit te werken;

fabrikanten helpen om het ontwerp van hun nieuwe producten aan de veiligheidsvereisten aan te passen;

het mogelijk maken om de doeltreffendheid van preventieve maatregelen te toetsen en prioriteiten te stellen bij de uitstippeling van beleid.

4.5.1

Daarom stelt het Comité voor om:

in het verordeningvoorstel een nu nog ontbrekende bepaling uit Verordening (EG) nr. 765/2008 op te nemen waarin de lidstaten wordt gevraagd om ongelukken en letsels voor de gezondheid waarvoor de verdenking bestaat dat deze door die producten zijn veroorzaakt, onder toezicht te houden;

een rechtsgrondslag voor de gegevensbank over letsels vast te leggen waarbij de Commissie bij de coördinatie van de inzameling van gegevens uit de lidstaten zou helpen en zou bijdragen aan de vlotte werking van die gegevensbank.

Brussel, 22 mei 2013

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Henri MALOSSE


Top