EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012AE1301

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Een vernieuwde EU-strategie 2011-2014 ter bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen (COM(2011) 681 final)

OJ C 229, 31.7.2012, p. 77–84 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

31.7.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 229/77


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Een vernieuwde EU-strategie 2011-2014 ter bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen

(COM(2011) 681 final)

2012/C 229/15

Rapporteur: Madi SHARMA

Corapporteur: Stuart ETHERINGTON

De Europese Commissie heeft op 25 oktober 2011 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over de

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Een vernieuwde EU-strategie 2011-2014 ter bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen

COM(2011) 681 final.

De afdeling Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 18 april 2012 goedgekeurd.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 23 en 24 mei 2012 gehouden 481e zitting (vergadering van 24 mei 2012) het volgende advies uitgebracht, dat met 203 stemmen vóór en 12 tegen, bij 12 onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1   Het EESC is ermee ingenomen dat de Commissie maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) wil stimuleren aan de hand van een reeks beleidsinitiatieven die in het pakket Verantwoordelijke ondernemingen (1) geschetst worden en deel uitmaken van de Europa 2020-strategie.

1.2   De Europese Commissie respecteert het vrijwillige (wat niet hetzelfde is als „vrijblijvende”) karakter van MVO, wijst erop dat vooruitgang is geboekt wat betreft de bewustwording van MVO op bedrijfsniveau, en erkent dat bedrijven over de nodige flexibiliteit moeten beschikken om te kunnen innoveren.

1.3   Met het nieuwe voorstel wordt de definitie van MVO uitgebreid tot buiten het bestaande kader. Veel vragen blijven echter onbeantwoord. Zo is er nog steeds onduidelijkheid over:

de definitie van „bedrijf”, waaronder alle particuliere, publieke en maatschappelijke stakeholders zouden moeten vallen, teneinde misverstanden te voorkomen;

de verschillende culturele benaderingen van MVO;

de verschillen tussen „sociale verantwoordelijkheid” (d.w.z. alleen op de werkplek) en „maatschappelijke verantwoordelijkheid” (die verder gaat dan alleen de werkplek);

de vraag welke vrijwillige activiteiten verplichte verslaglegging vereisen, in aanmerking nemend dat alle MVO-activiteiten vrijwillig zijn en losstaan van wettelijke vereisten;

specifieke maatregelen voor het mkb – in de mededeling wordt uitgegaan van één pasklare aanpak;

het onderscheid tussen MVO en corporate governance – het is van vitaal belang om deze twee kaders gescheiden te houden.

1.4   Het actieplan van de Commissie weerspiegelt vooral de oude MVO-definitie (waarvan nu is afgestapt) en leest veeleer als een voortzetting van de promotieactiviteiten van de voorbije tien jaar. Aan de hand van de nieuwe definitie van MVO had het EESC eerder plannen verwacht die de „vernieuwde strategie” inluiden: plannen om bedrijven aan te moedigen en te helpen verantwoordelijkheid te nemen voor hun maatschappelijke impact en om hun stakeholders te laten zien hoe ze dit proberen aan te pakken. Zolang dergelijke plannen ontbreken, kan het EESC weinig zeggen over de „vernieuwde strategie”. Het kan alleen maar vaststellen dat de Commissie voornemens is om tegen komende zomer een wetgevingsvoorstel in te dienen over de transparantie van de sociale en milieu-informatie die door bedrijven in alle sectoren wordt verstrekt.

1.5   Het EESC steunt het initiatief ter herziening van de richtlijn uit 2003 (2) en stelt voor dat ondernemingen die MVO in hun strategie of communicatie centraal stellen jaarlijks sociale en milieu-informatie verstrekken conform een aanpak die is gebaseerd op transparantie en het voorleggen van bewijzen. Een en ander is erop gericht algemene verspreiding te geven aan thans gangbaar geworden praktijken op basis van internationaal erkende meet- en evaluatie-instrumenten.

1.6   Het EESC herinnert eraan dat MVO-praktijken in geen geval in de plaats van nationale wetgeving mogen komen of afbreuk mogen doen aan bepalingen van overeenkomsten die via de sociale dialoog tot stand zijn gekomen. Om hierop toe te zien is het EESC zeer ingenomen met het voorstel betreffende de oprichting van een database voor het analyseren en controleren van de inhoud van internationale kaderovereenkomsten die ertoe bijdragen om de mondialisering in sociaal en milieuopzicht in goede banen te leiden.

1.7   MVO is een uitermate belangrijk vrijwillig oefenterrein voor de burgerdialoog, in die zin dat de verantwoordelijkheid van ondernemingen ten aanzien van hun maatschappelijke impact kan worden beoordeeld door externe stakeholders.

2.   Inleiding

2.1   Op 25 oktober 2011 heeft de Commissie de mededeling „Een vernieuwde EU-strategie 2011-2014 ter bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen” uitgebracht. Hierin wordt een actieplan geschetst met doelstellingen die tussen 2011 en 2014 gestalte moeten krijgen.

2.2   Voor de vernieuwing van het MVO-beleid bevat de mededeling de volgende onderdelen:

een nieuwe definitie van MVO;

herwinnen van het burger- en consumentenvertrouwen in Europese bedrijven;

stimulering van MVO door voordelen en beloning op de markt;

verbetering van het regelgevingskader;

verdere integratie van MVO in onderwijs, opleiding en onderzoek;

betere afstemming van Europese en mondiale benaderingen van MVO;

bevordering van de sociale dialoog en transparantie; en

oprichting van een database van internationale kaderovereenkomsten.

2.3   MVO wordt in de nieuwe, uitgebreide definitie omschreven als „de verantwoordelijkheid van bedrijven voor het effect dat ze op de samenleving hebben”, waarbij er ook nog andere aspecten zijn die bedrijven in hun MVO-strategie moeten opnemen. Deze definitie actualiseert de eerdere Commissie-omschrijving van MVO als „een begrip [dat gebruikt wordt] om aan te geven dat bedrijven in het kader van hun bedrijfsactiviteiten en in hun relaties met andere partijen vrijwillig aandacht aan sociale kwesties en het milieu schenken”.

2.4   De Commissie is van plan om voort te bouwen op internationaal erkende beginselen en richtsnoeren door samen te werken met lidstaten, partnerlanden en relevante internationale fora, en er bij bedrijven op aan te dringen om hiervan meer werk te maken.

3.   Algemene opmerkingen

3.1   MVO wordt door ondernemingen ontwikkeld als onderdeel van hun bedrijfsstrategie en als middel om hen te helpen interne en externe uitdagingen op sociaal, economisch en milieugebied aan te gaan. Als MVO door de bedrijven in overleg met de verschillende stakeholders wordt ontwikkeld en er wordt uitgegaan van een niet-regelgevende benadering kan het tot de uitvoering van de Europa 2020-strategie bijdragen.

3.2   MVO is een op duurzame ontwikkeling gerichte aanpak. Het gaat erom dat bedrijven via MVO-activiteiten een positieve rol kunnen vervullen in de samenleving die verdergaat dan louter de zuiver economische waarden. Hoe dan ook mag MVO niet worden gebruikt ter vervanging van sociale rechten zoals vastgelegd in nationale, internationale of wetgevingsinstrumenten, die primair onder de verantwoordelijkheid van staten en regeringen vallen.

3.3   In economisch en politiek lastige tijden biedt het MVO-beleidsinitiatief een gelegenheid om het bedrijfsleven positief tegemoet te treden, mits er wordt ingezien dat het bij MVO gaat om inspanningen die bedrijven zich getroosten om via vrijwillige acties die verdergaan dan wat wettelijk verplicht is, hun positieve maatschappelijke impact onder de aandacht te brengen en negatieve maatschappelijke impact te voorkomen of tot een minimum te beperken. Het EESC heeft er in zijn advies uit 2006 (3) al op gewezen dat MVO gebaseerd moet blijven op vrijwilligheid (wat niet hetzelfde is als „vrijblijvendheid”). Volgens het EESC moet de MVO-discussie op constructieve wijze op nieuwe leest worden geschoeid om bedrijven als maatschappelijke stakeholders te zien.

3.4   Bij deze beleidsherziening is het van belang te beseffen dat alle groepen belanghebbenden in het huidige economische klimaat moeilijkheden ondervinden. De beleidsvoorstellen van de Commissie moeten aansluiten bij de doelstelling om groei te stimuleren als essentiële vereiste voor het creëren van kwaliteitsbanen en welvaart, en daarbij het faciliteren van meer verantwoorde ondernemingspraktijken na te streven.

3.5   Uiteenlopende vormen en drijfveren binnen de huidige MVO-praktijk zijn van invloed op de maatschappelijke impact. Beleidsmakers zouden deze drijfveren beter moeten begrijpen en moeten weten hoe deze afhangen van de omvang, capaciteit, inkomsten, sector en activiteit van het bedrijf. Door in kaart te brengen welke instrumenten en vormen van steun er voor de verschillende sectoren nodig zijn, zullen de MVO-beleidskaders op meer weloverwogen wijze kunnen worden herzien. Het EESC is het met de Commissie eens dat de verantwoordelijkheid van bedrijven voor het effect dat ze op de samenleving hebben respect veronderstelt voor de wetgeving en de collectieve arbeidsovereenkomsten tussen sociale partners.

3.6   MVO neemt toe, met name door de ruimere aandacht voor milieuaspecten. Daardoor zijn de arbeidsomstandigheden en de sociale verhoudingen beter afgestemd op milieukwesties. Gezien de huidige crisis moet de Commissie het sociale aspect van MVO stimuleren.

3.7   Binnen de MVO-agenda worden de rol en de aanwezigheid van de sociale economie, inclusief ngo's, over het hoofd gezien. De Commissie dient de waarde en het belang van deze sector in te zien door deze bij de MVO-agenda te betrekken, zowel zelfstandig als in partnerschap met andere sectoren. Ze moet nagaan in hoeverre de voorstellen voor de sociale economie indirecte gevolgen zullen hebben waar het gaat om het aanknopen van banden met ondernemingen.

3.8   In het licht van de EU-verbintenissen voor de Rio + 20-conferentie zou het Comité graag zien dat campagne wordt gevoerd om het belang van de verspreiding van niet-financiële gegevens te belichten; zo zouden alle bedrijven van een bepaalde grootte (rond de 500 werknemers) maar ook overheidsinstellingen en grote maatschappelijke organisaties geregeld een rapport moeten publiceren over hun resultaten op het vlak van duurzame ontwikkeling. Daarmee zou ook duidelijk worden gemaakt dat meer onderzoek nodig is naar de CO2-voetafdruk, de levenscyclus, en indicatoren die verder reiken dan het bbp. Met de publicatie van de resultaten die het EESC in het kader van het milieuauditsysteem EMAS behaalt, brengt het Comité zijn verbintenissen voor Rio overigens zelf al in de praktijk.

3.9   Om te garanderen dat een stapsgewijze aanpak wordt gevolgd, spoort het EESC de Commissie aan om het Europese regelgevingskader voor controle en verslaglegging op sociaal en milieugebied te verstevigen. Dit kader is vastgelegd in een Richtlijn uit 2003 die momenteel wordt herzien. In een dergelijk Europees kader dat vereist is voor alle grote ondernemingen die MVO centraal stellen in hun strategie of communicatie, zal moeten worden uitgegaan van internationaal erkende meetinstrumenten en reeds bestaande nationale wetgeving in verschillende Europese landen.

3.10   Aan de hand van een toenemend aantal goede praktijken, met inbegrip van de akkoorden die in het kader van de sociale dialoog tot stand zijn gekomen, laat MVO concreet zien hoe de burgerdialoog bijdraagt aan het onderzoek naar en de oplossing van maatschappelijke problemen. De bijdrage van de burgerdialoog is cruciaal voor het ontwikkelen van goede MVO-praktijken, om te komen tot een beoordeling die relevant is voor stakeholders, die goed geïnformeerd willen zijn over de stappen die de desbetreffende ondernemingen of investeerders vrijwillig hebben gezet.

3.11   De belangrijke rol van vrouwen in de directiekamer en bij MVO, en de economische meerwaarde daarvan voor de gemeenschap worden in de mededeling van Commissie niet erkend. Er bestaat een aantoonbaar verband tussen MVO en de vertegenwoordiging van vrouwen in bestuursfuncties, in die zin dat de aanwezigheid van vrouwelijke leidinggevenden een positieve impact heeft op MVO (4).

3.12   Bemiddelingsdiensten zorgen voor maximaal groeipotentieel en een zo groot mogelijke maatschappelijke waarde van MVO-activiteiten door de behoeften en de vaardigheden van de bedrijven strategisch met elkaar in contact te brengen en succesvolle partnerschappen te vormen. Deze goede praktijk verdient verdere stimulering.

3.13   Bij de Europese Unie moet erop worden aangedrongen dat gezaghebbende internationale kaders voor MVO gepromoot en beschermd worden. Bedrijven moeten deze instrumenten respecteren en gebruiken om de ontwikkeling van hun MVO-activiteiten aan te sturen, en dienen hun stakeholders te laten zien hoe ze er gebruik van maken.

4.   Specifieke opmerkingen

4.1   Actualisering van de definitie van MVO

4.1.1   De kracht van het nieuwe voorstel is gelegen in de geactualiseerde definitie van MVO. Om misverstanden te voorkomen zou de Commissie wel moeten verduidelijken wat in de definitie wordt verstaan onder „bedrijf”. Ook zou de Commissie moeten toelichten welke nieuwe beleidsmaatregelen er op basis van de nieuwe definitie zullen worden uitgewerkt, m.i.v. het aangekondigde wetgevingsinitiatief. Verder zou ze nadere uitleg moeten geven bij haar plannen ter bevordering van MVO voor de verschillende soorten ondernemingen, zoals grote ondernemingen, het mkb en bedrijven uit de „sociale economie”.

4.1.2   Verder merkt het EESC op dat de mededeling onvolledig is, omdat niet is gepoogd te beoordelen wat tien jaar MVO-strategie heeft opgeleverd wat het gedrag van ondernemingen betreft, en omdat er is verzuimd om de voorgestelde initiatieven en beleidsmaatregelen in deze strategie beter te motiveren.

4.1.3   Met de voorgestelde EU-definitie wordt er aan een vrijwillige praktijk een verantwoordelijkheidsdimensie toegevoegd. De nieuwe definitie neemt het in de mededeling (5) beschreven multidimensionale karakter van MVO in aanmerking. De EU moet echter wel behoedzaam te werk gaan bij pogingen om een nieuwe norm te creëren die kan botsen met ISO 26000. De MVO-agenda moet worden ontwikkeld door bedrijven, in overleg met de verschillende stakeholders, teneinde Europa 2020 te helpen om slimme, inclusieve groei tot stand te brengen.

4.1.4   Producten en diensten zijn steeds vaker afkomstig van verschillende organisaties, waarbij particuliere en overheidsbedrijven èn de sociale economie een rol spelen. In de voorgestelde definitie is ook voor deze niet-commerciële organisaties plaats ingeruimd. Er is echter behoefte aan verdere verduidelijking van de definitie en de gevolgen ervan voor alle bedrijven waar MVO zou moeten worden toegepast.

4.1.5   Dat bepaalde bedrijfspraktijken een bredere impact kunnen hebben, blijkt wel uit de maatschappelijke gevolgen van de financiële crisis. Wil men een meer verantwoord optreden van bedrijven aanmoedigen, met name in een context van crisis en toegenomen concurrentie, dan is het een goede zaak dat bedrijven verantwoording voor hun activiteiten afleggen en MVO in hun bedrijfsstrategie toepassen. MVO moet echter op nieuwe leest geschoeid worden om te wijzen op de wederzijdse afhankelijkheid van het bedrijfsleven en de gemeenschap.

4.1.6   De inherente verbanden tussen bedrijfsleven en gemeenschap moeten ook betrekking hebben op sociaal overleg en transparantie. Op dit punt liggen er in relatie tot MVO heel wat taken betreffende:

—   de organisatorische gemeenschap (binnen het bedrijf)– interne structuren coördineren om te voldoen aan de verplichtingen omtrent welzijn en ontwikkeling van werknemers;

—   de gemeenschap van externe stakeholders– met oog voor het bedrijfsbelang samenwerken met aandeelhouders, klanten en andere partners, inclusief openbare instanties en gemeenschappen;

—   de plaatselijke gemeenschap– nagaan wat bedrijfspraktijken voor gevolgen hebben voor de lokale gemeenschap en het milieu, en ernaar toewerken dat deze impact wordt verbeterd.

Bedrijven dienen deze verbanden te erkennen en hun MVO proactief als kerndoelstelling toe te passen om een optimale financiële en sociale waarde voor alle stakeholders uit de gemeenschap te bereiken. Door lokale netwerken (6) nieuw leven in te blazen krijgen alle stakeholders in de gemeenschap, inclusief overheden, een middel om zich voor de samenleving in te zetten.

4.1.7   Aan de wijze waarop de Commissie het mkb benadert, kan nog heel wat verbeterd worden. Er wordt geen verband gelegd tussen het bedrijfsleven en de impact die het mkb overal in de EU op de MVO-agenda heeft. Voorts is het een gemiste kans dat verzuimd is werk te maken van een alomvattend beleid dat aansluit bij de nieuwe manieren waarop bedrijven worden gerund, waarbij te denken valt aan e-handel, en dat het mkb beter informeert over de MVO-agenda.

4.1.8   Het mkb komt er in de voorstellen voor de agenda bekaaid vanaf. In de mededeling wordt niet ingegaan op de betekenis van „bedrijf”, maar gezien het woordgebruik lijken grote ondernemingen als uitgangspunt te gelden. Het mkb speelt in de EU een belangrijke rol waar het gaat om het streven naar groei, arbeidsplaatsen en concurrentievermogen dat in het Verdrag van Lissabon is vastgelegd. Eén pasklare MVO-aanpak voor de verschillende soorten bedrijven is dan ook onmogelijk.

4.2   Maatregelen om MVO te stimuleren en de voordelen ervan bekender te maken

4.2.1   Het is van belang om de economische drijfveren achter MVO in te zien. In de mededeling worden diverse voordelen geschetst. Deze zouden - samen met voorbeelden van goede praktijken - beter bekendgemaakt moeten worden om bedrijven te informeren en aan te moedigen meer werk te maken van MVO.

4.2.2   De economische baten van MVO mogen echter niet worden overdreven. Bedrijven hebben marketing- en verkoopafdelingen om reclame te maken en na te gaan wat de consumenten willen. MVO is in wezen een op duurzame ontwikkeling gerichte aanpak die economische groei met sociale en milieuoverwegingen omvat. Beperking tot puur economische resultaten kan averechtse effecten hebben, zoals het afstappen van beleid, als de uitkomsten niet aan de financiële verwachtingen voldoen.

4.2.3   Het gebruik van overheidsopdrachten om de beloning van MVO op de markt te promoten vergt zorgvuldige overweging en geschikte toepassing. Sociale criteria, m.i.v. IAO-clausules, moeten gerelateerd blijven aan de inhoud van de opdracht om zuiver symbolisch MVO te voorkomen en om een positieve sociale waarde te garanderen. Misschien kan zo ook worden gestimuleerd dat er binnen bedrijfstakken geschiktere en efficiëntere MVO-activiteiten worden ontplooid.

4.2.4   Van cruciaal belang is dat in aanbestedingscontracten sociale clausules worden opgenomen met optimale transparantie. Dit is essentieel voor een adequate dienstverlening en voor de naleving van het beginsel van eerlijke mededinging in de interne markt. DG Mededinging moet geraadpleegd worden over het voorstel om overheidsopdrachten als marktprikkel te gebruiken.

4.2.5   Het initiatief voor sociaal ondernemerschap (Social Business Initiative, SBI), dat wordt voorgesteld als een apart, aanvullend beleidsonderdeel van het maatregelenpakket van de Commissie om verantwoord ondernemen te ondersteunen (7), is over het hoofd gezien waar het gaat om de belangrijke kansen die het voor de MVO-agenda kan bieden. In economisch zware tijden zijn bedrijven terughoudender met uitgaven die niet kunnen worden terugverdiend. Het is algemeen bekend dat sociale ondernemingen in het kader van hun financiële plannen inzetten op particulier kapitaal (8). Sociale investeringen en het aanbieden van niet-financiële, pro-Deodiensten aan nieuwe sociale ondernemingen is dus een manier om hun MVO-investeringen financieel en sociaal te laten renderen  (9). Zo kunnen de doelstellingen van beide initiatieven worden verwezenlijkt terwijl het groeipotentieel en het vermogen om sociale waarde te scheppen worden gemaximaliseerd.

4.3   Begrip voor drijfveren en ondersteuning van MVO-activiteiten

4.3.1   De huidige MVO-activiteit is veelvormig en heeft tal van drijfveren, die van invloed zijn op de maatschappelijke impact. Dit kan variëren van defensieve bescherming van belangen van aandeelhouders, charitatieve giften en sponsoring, zoals in sommige lidstaten bestaan, tot belangrijkere activiteiten zoals het strategisch koppelen van activiteiten aan de kerntaken van het bedrijf, en op verandering gerichte pogingen om de oorzaken van maatschappelijke problemen in kaart te brengen en aan te pakken (10). Het EESC wijst erop dat nieuwe regels contraproductief kunnen zijn, want als activiteiten in sommige landen verslaglegging vereisen, bestaat de kans dat bedrijven hiermee stoppen.

4.3.2   Beleidsmakers dienen de omvang van de activiteit te beseffen om een positief klimaat voor meer strategische en op verandering gerichte MVO-initiatieven te stimuleren. Vereisten mogen er niet toe leiden dat de MVO-activiteit tot een minimumnorm wordt gereduceerd; veeleer moeten ze vrijwillige codes blijven die losstaan van wettelijke voorschriften.

4.3.3   De aandacht kan beter uitgaan naar meer voorlichting en meer inzet voor de civiele dialoog in het gehele bedrijf, van directeur tot werknemer, teneinde tot doeltreffendere MVO-programma's te komen en een meer ethische organisatiecultuur te bevorderen. Doelgerichte stuurgroepen met leidinggevend personeel zijn succesvol gebleken om MVO strategisch aan te sturen en te helpen implementeren.

4.3.4   In principe zijn zelf- en mederegulering een goed idee, maar er moeten mechanismen worden ingevoerd om te garanderen dat het naleven van vereisten niet ongewild een last voor het mkb wordt ten gevolge van overeenkomsten die met grotere ondernemingen zijn gesloten als onderaannemer en onderdeel van de toeleveringsketen. Het voorstel van de Commissie om een code van goede praktijken te ontwikkelen zou ervoor moeten zorgen dat bedrijven die MVO-activiteiten willen gaan ontplooien richtsnoeren krijgen. De specifieke aard van zelf- en mederegulering moet daarbij wel terdege in aanmerking worden genomen.

4.4   Ondersteuning van de rol van de werknemers in de MVO-agenda

4.4.1   MVO binnen een onderneming treft geen doel zonder de inzet van zijn werknemers. De MVO-agenda moet worden vastgesteld in samenwerking met de bedrijfsleiding, de werknemers en, voor zover relevant, sociale partners om het ethos van de organisatie uit te dragen. MVO is veel meer dan een „teambuildingsoefening”, en de inzet van werknemers is de sleutel tot een succesvolle strategie.

4.4.2   De rol van de sociale partners is in welke MVO-agenda dan ook van grote waarde voor de verspreiding van informatie en de intensivering van de sociale dialoog. In de desbetreffende bedrijven zouden platforms moeten komen voor collectieve overeenkomsten, transparantie, communicatie en inspraak, allemaal zaken die in de MVO-agenda zijn opgenomen.

4.4.3   Mensenrechten, arbeidsomstandigheden en praktijken op het gebied van werkgelegenheid zijn belangrijke factoren in het multidimensionale karakter van MVO. Bedrijven zouden activiteiten moeten ontwikkelen die verdergaan dan de internationale en Europese regelingen en richtsnoeren die enerzijds op de acht fundamentele mensenrechtenverdragen van de IAO gebaseerd zijn en anderzijds de gezondheid, het welzijn en de opleiding van werknemers betreffen. Alle bedrijven moeten beschikken over ethische en rechtvaardige interne bestuursstructuren die niet voorbij mogen gaan aan de collectieve overeenkomsten.

4.5   Kennisuitwisseling

4.5.1   Peer learning tussen lidstaten over MVO-beleid is een belangrijke oefening (voornemen nr. 9). Daarbij dient bijzondere aandacht uit te gaan naar hulp aan alle lidstaten om hun nationale MVO-beleid te ontwikkelen en te actualiseren en om lering te trekken uit eerdere nationale beleidservaringen op dit gebied.

4.5.2   Alle officiële organen (nationale, regionale, lokale en EU-instellingen) in de Unie dienen een MVO-strategie uit te werken en te volgen om voor andere sectoren een voorbeeld te zijn. Hiertoe behoort solide intern MVO-beleid, het beproeven van innovatieve MVO-modellen en -activiteiten, bevordering van de uitwisseling van goede praktijken, en het aansturen van de ontwikkeling van lokale netwerken voor gemeenschapsparticipatie.

4.5.3   Multistakeholderplatforms in bepaalde bedrijfstakken kunnen tot serieuze discussies tussen ondernemingen en stakeholders over bedrijfspraktijken bijdragen en nuttige uitwisselingen van goede praktijken en leerervaringen binnen en tussen sectoren faciliteren, waarbij de betrokken actoren wel zelf de werkingssfeer en activiteiten van het platform moeten kunnen bepalen. Controversiële bedrijfspraktijken moeten echter ook gerechtelijk worden bestraft.

4.5.4   Gegarandeerd moet worden dat het mkb bij de stakeholderplatforms betrokken is, aangezien de deelnemers tot nu hoofdzakelijk grote ondernemingen waren. Elk bedrijf moet de kans krijgen om deel te nemen, zodat volledige sectoren en belangrijke probleemgebieden beter vertegenwoordigd zijn.

4.5.5   De EESC steunt het plan van de Commissie om financiële steun voor onderwijs- en opleidingsprojecten inzake MVO te verlenen en om onderwijsmensen en bedrijven beter voor te lichten over het belang van MVO (voornemen nr. 8). Dit is vooral belangrijk voor het mkb, dat vaak niet op de hoogte is van de mogelijkheden of de expertise mist om MVO-projecten uit te voeren.

4.5.6   Over het gebruik van de structuurfondsen voor MVO-initiatieven moet zeer zorgvuldig worden nagedacht. De Commissie zij erop gewezen dat er in de volgende programmeringsperiode zal worden gekort op de structuurfondsen en dat eventuele financiële middelen voor MVO-initiatieven dus gebruikt moeten worden voor duidelijke doelen: bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, en regionale ontwikkeling. Deze middelen zouden uitsluitend naar bedrijven moeten gaan met beperkte capaciteit en financiële armslag, zoals het mkb en maatschappelijke organisaties, teneinde MVO-beleid en -deelname te helpen ontwikkelen.

4.5.7   Informatieportalen zouden gesteund en uitgebreid moeten worden om bedrijven, inclusief e-ondernemingen, met elkaar in contact te helpen brengen en om een toegankelijk platform te bieden waar goede praktijken, vaardigheden en financiële en niet-financiële middelen uitgewisseld kunnen worden ten voordele van de samenleving.

4.6   MVO en partners in de sociale economie

4.6.1   De sociale economie komt er in het MVO-beleidsinitiatief bekaaid vanaf. Maatschappelijke organisaties bieden modellen voor verantwoordelijke bedrijfsstrategieën, bestuursstructuren en fora en zijn vaak betrokken bij MVO-activiteiten. In de mededeling wordt nergens grondig nagegaan hoe de profit- en de non-profitsector zich tot elkaar verhouden.

4.6.2   Reeds lang bestaande samenwerkingsverbanden tussen de sectoren verdienen verdere aanmoediging, want „voor het oprichten en het behoud van sociale instellingen is het van belang dat bedrijven zich van hun maatschappelijke taak kwijten.” (11)

4.6.3   De wederzijdse voordelen van partnerschap moeten gepromoot worden om significantere MVO-activiteiten aan te moedigen. Afstemming van behoeften en vaardigheden binnen een partnerschap stimuleert doeltreffendere en gunstigere sociale en economische gevolgen voor gemeenschappen en bedrijven. Bevordering van niet-financiële steun is van belang voor een bredere ondersteuning door andere sectoren, en helpt om meer strategisch over MVO-capaciteiten te denken. Het gaat hierbij om steun voor vrijwilligerswerk door werknemers, verlening van pro-Deodiensten, schenkingen in natura (bijv. gebouwen, apparatuur).

4.6.4   Communicatie tussen sectoren is een belangrijke voorwaarde voor een geslaagd samenwerkingsverband. Bemiddelingsdiensten (12) kunnen van pas komen om de manier waarop twee sectoren zaken met elkaar doen te stroomlijnen en te vereenvoudigen en om culturele verschillen te overbruggen. Deze diensten verdienen steun en zouden voor bedrijven toegankelijker moeten worden om een einde te helpen maken aan factoren die gedeelde waarden tussen sectoren en daadwerkelijke deelname aan MVO-projecten in de weg staan.

4.7   Internationale richtsnoeren en afspraken

4.7.1   De IAO heeft de acht fundamentele verdragen als grondslag vastgesteld voor wereldwijde rechten. De lidstaten hebben deze kernverdragen al geratificeerd. De EU kan blijk geven van haar steun door ervoor te zorgen dat ook derde landen deze overeenkomsten naleven.

4.7.2   Het EESC is groot voorstander van het plan van de Commissie om de bevordering van MVO volledig consistent te maken met bestaande wereldwijde instrumenten, met name de herziene OESO-richtsnoeren, de IAO-verklaring over multinationale ondernemingen en sociaal beleid, ISO 26000, de leidende beginselen van de VN over zakendoen en mensenrechten, en de Internationale Kaderovereenkomsten (IFA's). De Commissie wordt verzocht concreet aan te geven hoe zij dit hoopt te bereiken.

4.7.3   De OESO-richtsnoeren zijn goedgekeurd door 42 landen, waarvan er 24 lid zijn van de EU. De richtsnoeren omvatten een uniek follow-upmechanisme, nl. een nationaal contactpunt dat verantwoordelijk is voor verspreiding van de richtsnoeren en voor de behandeling van gevallen waarbij vermeende inbreuken hebben plaatsgevonden. Daarom pleit het EESC ervoor dat er binnen de vernieuwde EU-strategie voor MVO middelen gereserveerd worden voor capaciteitsopbouw met betrekking tot de OESO-richtsnoeren. Ook beveelt het aan dat de Commissie en de lidstaten de sociale partners een grotere rol geven binnen deze nationale contactpunten.

4.7.4   Het EESC is van mening dat het MVO-beleid zich moet richten op strategische begeleiding voor bedrijven, aangezien het toezicht op MVO-verplichtingen in bedrijven met meer dan 1 000 werknemers (voornemen 10) onpraktisch is en forse financiële middelen van de EU zal vergen.

Brussel, 24 mei 2012

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  COM (2011) 685 final.

(2)  Vierde Richtlijn betreffende de jaarrekening 2003/51/EG.

(3)  PB C 325 van 30.12.2006, blz. 53-60.

(4)  Zie: http://newsforchangingtimes.com/2012/02/17/women-boardroom-csr-un-women-ingrid-kragl/

(5)  COM(2011) 681 final, blz. 7.

(6)  PB C 175 van 28.7.2009, blz. 63-72.

(7)  COM(2011) 685 final

(8)  PB C 24 van 28.1.2012, blz. 1.

(9)  COM(2011) 682 final, blz 6.

(10)  www.csrinternational.org

(11)  PB C 125 van 27.5.2002.

(12)  Bemiddelingsdiensten zijn intermediaire bedrijven die organisaties uit allerlei sectoren helpen met elkaar in contact te komen en die ijveren voor efficiëntere arbeidsrelaties, door behoeften, vaardigheden en middelen op elkaar af te stemmen. Een voorbeeld daarvan is Pilot Light - http://www.pilotlight.org.uk.


BIJLAGE

bij het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Onderstaande wijzigingsvoorstellen werden verworpen, maar kregen minstens een kwart van de uitgebrachte stemmen (art. 54, lid 3, rvo):

Paragraaf 2.3

Als volgt wijzigen:

„MVO wordt in de nieuwe, uitgebreide definitie omschreven als „de verantwoordelijkheid van bedrijven voor het effect dat ze op de samenleving hebben”, waarbij er ook nog andere aspecten die bedrijven in hun MVO-strategie moeten opnemen. Deze definitiede eerdere Commissie-omschrijving van MVO als „een begrip [dat gebruikt wordt] om aan te geven dat bedrijven in het kader van hun bedrijfsactiviteiten en in hun relaties met andere partijen vrijwillig aandacht aan sociale kwesties en het milieu schenken”.”

Stemuitslag

Voor

:

88

Tegen

:

91

Onthoudingen

:

23

Paragraaf 4.1

Als volgt wijzigen:

„4.1

van de definitie van MVO”

Stemuitslag

Voor

:

80

Tegen

:

106

Onthoudingen

:

23

Paragraaf 4.1.1

Als volgt wijzigen:

„4.1.1

De kracht van het nieuwe voorstel is gelegen in de geactualiseerde definitie van MVO. Om misverstanden te voorkomen zou de Commissie moeten verduidelijken wat in de definitie wordt verstaan onder „bedrijf”. Ook zou de Commissie moeten toelichten welke nieuwe beleidsmaatregelen er op basis van de nieuwe definitie zullen worden uitgewerkt, het aangekondigde wetgevingsinitiatief. Verder zou ze nadere uitleg moeten geven bij haar plannen ter bevordering van MVO voor de verschillende soorten ondernemingen, zoals grote ondernemingen, het mkb en bedrijven uit de „sociale economie” ”.

Stemuitslag

Voor

:

85

Tegen

:

121

Onthoudingen

:

20

Paragraaf 4.4.2

Als volgt wijzigen:

„De rol van de is in welke MVO-agenda dan ook van grote waarde voor de verspreiding van informatie en de intensivering van de sociale dialoog. ”

Stemuitslag

Voor

:

86

Tegen

:

125

Onthoudingen

:

14


Top