EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010PC0260

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Unie

/* COM/2010/0260 def. */

52010PC0260




[pic] | EUROPESE COMMISSIE |

Brussel, 28.5.2010

COM(2010) 260 definitief

2010/0154 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Unie

(Herschikking)

{SEC(2010 639}

TOELICHTING

1. INLEIDING

De begroting is een cruciaal instrument, met andere, waar het gaat om het verwezenlijken van EU-beleid. De ontwerp-begroting voor 2011 bedraagt ruim 130 miljard EUR, toe te wijzen aan beleidsmaatregelen van de EU die de Unie en haar burgers ten goede komen. In de huidige economische context is het meer dan ooit zaak dat de begrotingsmechanismen zo efficiënt mogelijk functioneren, de uitvoering van EU-beleid vergemakkelijken en een goed beheer van het geld van de Europese belastingbetaler waarborgen. Het is in het bijzonder van belang dat die mechanismen eenvoudig en doorzichtig zijn (vooral dan voor de uiteindelijke ontvangers van geld van de EU), een hefboom voor begrotingsmiddelen uit andere bronnen dan de EU bieden en de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de begroting, welke volgens artikel 317 VWEU op de Commissie rust, versterken.

Alle beginselen en regels voor de uitvoering van de begroting van de Unie zijn vervat in het Financieel Reglement (hierna afgekort als "het FR"[1]). Het FR heeft een "horizontaal" karakter, wat betekent dat het geldt voor alle uitgaven en alle ontvangsten. Het wordt herzien om de drie jaar, of telkens als zulks noodzakelijk is; in het geval van dit voorstel gaat het om een driejaarlijkse herziening. Het weerspiegelt eveneens de reële behoefte aan een doorlichting van de budgettaire uitvoeringsmechanismen in de huidige economische context en met het oog op de beleidsuitdagingen voor de toekomst[2].

Voor het eerst wordt deze driejaarlijkse herziening afgewikkeld volgens de gewone wetgevingsprocedure van artikel 322 VWEU. Het voorstel wordt ingediend als een herschikking overeenkomstig het Interinstitutioneel Akkoord van 28 november 2001 over een systematischer gebruik van de herschikking van besluiten[3]. Om de wetgevende autoriteit een alomvattend overzicht van de voorgestelde wijzigingen te geven, worden de uitvoeringsvoorschriften bij het FR (hierna afgekort als "de UV"[4]) in een werkdocument van de diensten van de Commissie samen met het FR als één pakket voorgesteld. De UV, die meer gedetailleerde bepalingen ter aanvulling van het FR bevatten, worden vastgesteld volgens de bevoegdheden die bij artikel 290 VWEU aan de Commissie zijn gedelegeerd.

Deze herziening omvat niet de wijzigingen die voortvloeien uit de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, met uitzondering van de verplichtingen die op de lidstaten rusten wat betreft interne controle en auditing en hun verantwoordelijkheden in het gedeelde beheer. De Commissie heeft andere met het Verdrag van Lissabon verband houdende wijzigingen, vanwege hun zeer specifieke aard, in twee afzonderlijke voorstellen behandeld: het ene betreffende de oprichting van de Europese dienst voor extern optreden[5], het andere betreffende de nieuwe begrotingsregels[6] (in het bijzonder, opneming van het meerjarig financieel kader in het Verdrag en nieuwe jaarlijkse begrotingsprocedure).

Het onderhavige voorstel steunt op de uitkomst van de openbare raadpleging van 19 oktober 2009[7], namelijk 235 bijdragen van belanghebbenden die geld van de Unie besteden of ontvangen, gaande van burgers tot publieke en particuliere organisaties, en regionale en nationale administraties. Bij de goedkeuring van het voorstel heeft de Commissie rekening gehouden met die uitkomst, met de door haar diensten op het terrein opgedane ervaring en met de lessen die uit vroegere herzieningen zijn getrokken.

2. TIJDSCHEMA

De herziening van het FR zal parallel lopen met de voorbereiding van de programma's voor na 2013 en moet tegen die ruimere achtergrond worden gezien. Daarom is het van belang dat alle partijen bij het wetgevingsproces, in het bijzonder het Europees Parlement en de Raad, het eens worden over een ambitieus tijdschema voor deze herziening en over de noodzaak van samenhang tussen de in het FR verankerde financiële regels en de inhoud van sectorale basisbesluiten. Met het oog daarop dienen zij te streven naar een akkoord over het pakket (FR en UV) dat eind 2011 van toepassing zou kunnen worden, wat een zeer ambitieus tijdschema is, gezien de vereisten van de gewone wetgevingsprocedure.

3. UITGANGSPUNT VOOR DEZE HERZIENING

In het FR behoren uitsluitend de grondbeginselen (titel II) en de basisregels van het begrotings- en financieel beheer te worden neergelegd; de nadere uitwerking daarvan kan dan worden geregeld in de UV en in soft law zoals interne richtsnoeren. De grondbeginselen moeten in alle wetgevingshandelingen[8] en door alle instellingen worden geëerbiedigd; er dient te worden toegezien op hun stabiliteit en afwijkingen moeten tot het hoogst noodzakelijke worden beperkt.

Wat de inhoud betreft, dienen de kernelementen van de financiële hervormingen te worden gehandhaafd, in het bijzonder: de rol van de financiële actoren, het belang van het financieringsbesluit van de Commissie voor beleidsuitgaven, de integratie van controles door de operationele diensten, de interne-auditfunctie, de activiteitsgestuurde begroting en de modernisering van de boekhoudbeginselen en de basisregels voor subsidies. De regels voor het plaatsen van opdrachten moeten worden gehandhaafd en in overeenstemming zijn met de desbetreffende richtlijnen.

Voorts zij opgemerkt dat niet alle bij de toepassing van de regels ondervonden problemen een wijziging van het FR vereisen. In de meeste gevallen is het FR niet de bron van de naar aanleiding van de openbare raadpleging gesignaleerde problemen of konden deze door uitlegging van de regels worden opgelost. Problemen komen ook voort uit de sectorale verordeningen, waarvan de gedetailleerdheid en de complexiteit het risico op vergissingen of verkeerde interpretaties doen toenemen.

Voor elke substantiële wijziging is systematisch de vraag gesteld of zij:

- de administratieve last voor begunstigden, contractanten en uitvoerende partners verlicht ?

- het hefboomeffect van de begrotingsmiddelen vergroot waar zulks mogelijk is ?

- het de Commissie gemakkelijker maakt haar verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van de begroting en het verwezenlijken van de beleidsdoelstellingen (artikel 317 VWEU) op te nemen, door de beleidsinstrumenten te verbeteren en de regels en procedures te vereenvoudigen ?

- goed financieel beheer mogelijk maakt en de financiële belangen van de Unie tegen fraude en andere onwettige activiteiten[9] beschermt ?

4. DE REDENEN VOOR EEN HERVORMING

Een hervorming is noodzakelijk om de financiële regels aan te passen aan de nieuwe vereisten van de begrotingsuitvoering (cofinanciering met andere donoren, specifieke financieringsinstrumenten, PPP's) of waar de basisbeginselen een buitensporige werklast meebrengen (rente op voorfinancieringen) of de efficiëntie nodeloos in de weg staan (verbod op uitvoering van de begroting door privaatrechtelijke organen). Ook moet het gemakkelijker worden om kleine subsidies toe te kennen en opdrachten te gunnen.

De nieuwe procedure waaraan de UV ingevolge het Verdrag van Lissabon onderworpen zijn, leidt er overigens toe dat de verhouding tussen het FR en de UV en de hele set financiële regels moeten worden herbekeken. Sommige bepalingen van de UV, die momenteel in uitzonderingen op of afwijkingen van de bepalingen van het FR voorzien, moeten in het FR zelf worden opgenomen en de UV mogen uitsluitend nadere technische regels voor de uitvoering bevatten[10].

De Commissie streeft tegen die achtergrond met haar voorstel de volgende doelstellingen na:

- ervoor zorgen dat de begrotingsbeginselen soepeler kunnen worden toegepast en beter aan de operationele behoeften zijn aangepast, en dat de administratieve formaliteiten voor ontvangers van EU-geld worden vereenvoudigd;

- de relaties stroomlijnen met de uitvoerende partners waaraan de Commissie het beheer van programma's of delen van acties (projecten) toevertrouwt, daarbij in het bijzonder rekening houdende met de aard van de betrokken partner (lidstaat, agentschap, EIB, publiekrechtelijke of privaatrechtelijke partner, enz.) en met het financiële risico (evenredigheid);

- in het beheer van de subsidieregelingen, het zwaartepunt verleggen van de werkelijke kosten (inputs) naar de resultaten (outputs) om scherper op de beleidsdoelstellingen te focussen en de procedurele en documentaire vereisten voor de begunstigden aanzienlijk te vereenvoudigen, en het gebruik van forfaits te vergemakkelijken;

- een goed financieel beheer waarborgen, en toch voldoende ruimte voor ordonnateurs laten om hun modus operandi aan te passen aan de omstandigheden en de financiële risico's;

- zorgen voor een moderner risicobeheersings- en controlesysteem dat meer rekening houdt met de foutkans en de teweeggebrachte kosten.

5. DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE WIJZIGINGEN

5.1. Uitzonderingen op de begrotingsbeginselen

Met betrekking tot het beginsel van eenheid van de begroting dienen de regels inzake de rente op betaalde voorfinanciering (artikelen 5 en 5 bis FR) te worden vereenvoudigd aangezien zij een bron zijn van buitensporige administratieve lasten aan weerszijden en van misverstanden met de operatoren en partners (in het bijzonder bij de huidige lage rente). Deze rente wordt overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer geïnd en levert de EU-begroting niet onaanzienlijke ontvangsten op (+/- 50 miljoen EUR per jaar). De voorgestelde wijzigingen zijn daarom toegespitst op de begunstigden van subsidies en de verplichting om rente op voorfinanciering te genereren en te innen vervalt, tenzij in een delegatieovereenkomst anders wordt bepaald. Dit betekent dat het nationale agentschappen zal worden toegestaan de rente voortgebracht door de programma's die zij beheren, opnieuw te gebruiken en dat de overeenkomstige rente van EU-organen jaarlijks geïnd zal blijven worden. Deze maatregel zal voor de diverse ontvangsten van de Unie een beperkte vermindering (+/- 15 miljoen EUR) meebrengen.

Met betrekking tot het universaliteitsbeginsel wordt een tweeledige regeling voor bestemmingsontvangsten (artikel 18 FR) voorgesteld, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen: 1. het hergebruik voor hetzelfde doel van middelen die oorspronkelijk door de begrotingsautoriteit waren toegewezen ( interne bestemmingsontvangsten ), waarvoor de huidige regeling wordt gehandhaafd (middelen kunnen slechts voor één jaar worden overgedragen en moeten dan eerst worden gebruikt vóór nieuwe kredieten) en 2. ontvangsten afkomstig van en toegewezen door diverse donoren voor een specifiek programma of een specifieke actie ( externe bestemmingsontvangsten : bijdragen van EVA-staten en derde landen voor programma's van de Unie, cofinanciering van externe acties door lidstaten en andere donoren …), waarvoor soepeler overdrachtregels zouden moeten gelden met het oog op het verwezenlijken van het door de donor aangewezen doel. Er is voorzien in een passende rapportering aan de begrotingsautoriteit.

Met betrekking tot het specialiteitsbeginsel , dienen de regels inzake overschrijving van kredieten te worden verduidelijkt en zou de goedkeuringsprocedure voor sommige door de Commissie vastgestelde overschrijvingen (artikelen 21, 23 en 26 FR) moeten worden versoepeld met het oog op een betere begrotingsuitvoering, met name wat betreft betalingskredieten, bestemmingsontvangsten en administratieve kredieten die gemeenschappelijk zijn voor verschillende titels. Er wordt ook voorgesteld de regels inzake overschrijvingen waarvan de begrotingsautoriteit op de hoogte moet worden gebracht, te vereenvoudigen om herhaaldelijke vertragingen in de uitvoering te vermijden.

Met betrekking tot het beginsel van goed financieel beheer , dat "evenredigheid" omvat, dient in het FR het begrip " aanvaardbaar risico " te worden opgenomen (artikel 28 ter FR). Met dit voorstel, dat bij de vorige herziening is gedaan, maar nu met een solide kosten-batenanalyse van de controles is onderbouwd, wordt ernaar gestreefd te komen tot de vaststelling van een aanvaardbaar foutenrisico per beleidsterrein , waarbij de controlekosten, het foutenrisico en de baten van het beleid in aanmerking worden genomen. Op sommige terreinen zal dat leiden tot de vaststelling van een aanvaardbaar niveau boven de 2%-materialiteitsdrempel die voor alle beleidsterreinen door de Rekenkamer wordt gehanteerd om de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen te beoordelen. De hoogte van het aanvaardbare risico zou door de wetgevende autoriteit worden bepaald; het zou aangeven wat een kosteneffectieve controle-intensiteit is en de kwijtingverlenende autoriteit (zijnde het EP) een meer geschikte basis verschaffen om de kwaliteit van de risicobeheersing door de Commissie te beoordelen.

Met betrekking tot het jaarperiodiciteitsbeginsel worden geen wijzigingen van het FR voorgesteld, tenzij van de regels voor overdracht van externe bestemmingsontvangsten (artikel 10 FR) in verband met de voorgestelde tweeledige regeling voor de bestemmingsontvangsten. De Commissie is zich echter ten volle bewust van de bezorgheid van sommige van haar partners bij de uitvoering van meerjarige programma's (EIB, ITER, Galileo, onderzoekprogramma's beheerd door gezamenlijke technologische initiatieven, enz.), die voordat zij een contract of een overeenkomst met de Commissie ondertekenen, zekerheid verlangen wat betreft de duur van de vastlegging in de begroting van de Unie voor specifieke projecten waarvan de looptijd soms langer is dan die van het meerjarig financieel kader. Er zij op gewezen dat dergelijke zekerheid momenteel bestaat, in de vorm van jaartranches die in het basisbesluit zijn vastgesteld voor de duur van het meerjarig financieel kader (bv. voor de Structuurfondsen) of zelfs voor langere duur (bv. voor ITER) overeenkomstig artikel 76, lid 3, FR. Niettegenstaande die financiële programmering[11] indicatief is, geeft zij de nodige informatie over de jaarlijks voor belangrijke programma's uitgetrokken bedragen, b.v. voor de gezamenlijke technologische initiatieven, en vooral het door de uitvoerende partners van de Unie verlangde financieringsvooruitzicht op middellange termijn. Bovendien is de zekerheid wat betreft de jaarlijkse bedragen die in de basisbesluiten zijn vastgelegd, toegenomen met de uitbreiding van de medebeslissingsprocedure, die thans de gewone wetgevingsprocedure is geworden.

Tot slot, worden geen wijzigingen voorgesteld van het transparantie beginsel.

5.2. Uitvoering van de begroting

5.2.1. Uitvoeringswijzen verminderen van 5 naar 2 (artikel 53 FR)

De bepalingen betreffende de wijzen van uitvoering waren een cruciaal onderdeel van de hervorming van 2001 en regelen de voorwaarden waaronder begrotingstaken aan derden kunnen worden gedelegeerd . Zij moeten waarborgen dat, ongeacht de wijze van uitvoering, uitgaven gepaard gaan met een mate van controle en transparantie die gelijkwaardig is aan wat het FR voor de diensten van de Commissie voorschrijft.

De bepalingen zijn in de loop van de jaren echter zo complex geworden dat niemand nog weet wat het oorspronkelijke doel ervan was. Het voorstel van de Commissie wil daarom een duidelijk onderscheid maken tussen :

- situaties waarin er sprake is van directe uitvoering van de begroting (door de Commissie of uitvoerende agentschappen – artikel 53, lid 1, punt 1) en

- situaties waarin de begroting indirect wordt uitgevoerd onder gedeeld beheer met de lidstaten of via andere organisaties of personen (artikel 53, lid 1, punt 2).

Het voorstel bevat gemeenschappelijke voorschriften voor alle types van indirect beheer en specifieke voorschriften voor indirect beheer dat samen met de lidstaten wordt uitgevoerd (artikel 53 bis FR).

Het beoogt in het bijzonder een goed evenwicht tot stand te brengen tussen, enerzijds, het vergemakkelijken van de taak van de ordonnateurs om de meest geschikte wijze van uitvoering van de begroting te vinden voor een bepaalde actie en, anderzijds, het verschaffen van een zekerder omgeving aan de ordonnateurs. Dat evenwicht is gebaseerd op de volgende twee elementen:

- er wordt rekening gehouden met de operationele behoeften van de diensten door meer proportionaliteit in te bouwen in de voorafgaande controles, afhankelijk van de specifieke risico's van een actie en van de algemene controle-omgeving, onder andere de maatregelen van de Commissie ter bewaking en ondersteuning van de uitvoering. Voorts worden bepalingen voorgesteld om aan de vereisten van opkomende financieringsinstrumenten, zoals die bij de EIB en de publiek-private partnerschappen, tegemoet te komen;

- de lidstaten en entiteiten of personen waaraan de uitvoering is toevertrouwd bij indirect beheer, krijgen een grotere verantwoordelijkheid, en de controle- en auditverplichtingen van de Commissie voor de verschillende beheerstypes worden gestroomlijnd.

Terzelfder tijd worden bepalingen voorgesteld die het beginsel van goed financieel beheer , en het afleggen van rekenschap en verantwoording door de Commissie voor de uitvoering van de begroting, moeten versterken. Zij gaan over:

- de door de lidstaten en de entiteiten waaraan de uitvoering is toevertrouwd na te komen controle- en auditverplichtingen die een adequaat beschermingsniveau voor de financiële belangen van de Unie moeten waarborgen;

- de afgifte van een beheersverklaring voor alle types van indirect begrotingsbeheer waarvoor de begrotingsautoriteit geen afzonderlijke kwijting moet verlenen, wat de lidstaten en de entiteiten waaraan de uitvoering is toevertrouwd, verantwoordelijker moet maken en de ordonnateurs, met name voor hun rapportageverplichtingen, meer zekerheid moet verschaffen;

- de controle- en auditverplichtingen van de Commissie, met inbegrip van de procedures tot goedkeuring van de rekeningen en de mogelijkheid om betalingen te schorsen of te onderbreken.

5.2.2. De controle- en auditverplichtingen van de lidstaten (artikel 53 bis FR)

Dit voorstel bevat nieuwe bepalingen die artikel 317 VWEU als rechtsgrond hebben en de volgende elementen omvatten: een geharmoniseerde administratieve structuur in de lidstaten; gemeenschappelijke beheers- en controleverplichtingen voor die structuren; een jaarlijkse beheersverklaring, met een onafhankelijke accountantsverklaring, waarmee het erkende nationaal orgaan de verantwoordelijkheid op zich neemt voor het beheer van EU-gelden die aan hem zijn toevertrouwd; mechanismen van de Commissie voor goedkeuring van de rekeningen, schorsing en correctie.

Het is de bedoeling dat deze bepalingen slechts toepasselijk zijn voor de sectorspecifieke verordeningen van de volgende generatie, d.w.z. na 2013 (artikel 187 FR).

5.2.3. Betalingen en trustrekeningen (artikel 61, lid 4, FR)

In het FR is alleen sprake van bankrekeningen die voor het beheer van kasmiddelen zijn geopend onder verantwoordelijkheid van de rekenplichtige. Het zou moeten worden toegestaan om trustrekeningen te openen voor de tenuitvoerlegging van programma's die onder indirect beheer door financiële instellingen staan. Deze rekeningen zouden onder verantwoordelijkheid van de ordonnateur, met het akkoord van de rekenplichtige, worden geopend.

Voorts zijn de regels inzake voorfinanciering herzien (artikel 81 FR) om de betaling in één keer mogelijk te maken; de goedkeuring ervan zou plaatsvinden naarmate de uitvoering van de actie vordert. Dit moet ontvangers van EU-subsidies meer zekerheid verschaffen wat de hoogte ervan betreft, aangezien de Commissie de subsidiabiliteit van de kosten regelmatig zou bevestigen via tussentijdse betalingen.

5.2.4. Ontvangsten (artikelen 73 ter en 74 FR)

De regels inzake terugvordering moeten worden aangescherpt om de financiële belangen van de Unie doeltreffender te beschermen. Terugvorderingen moeten met name door de lidstaten worden behandeld alsof het om eigen vorderingen op hun grondgebied ging.

Daarnaast wordt voorgesteld de regeling voor het ramen van de ontvangsten aan te passen (te vereenvoudigen) aan de behoeften van de begroting. Ontvangsten zouden moeten worden geboekt wanneer er een redelijke mate van waarschijnlijkheid is en zij adequaat kunnen worden becijferd.

5.2.5. Plaatsing van overheidsopdrachten (artikelen 88-107 FR)

Binnen het kader dat door de richtlijn van 2004[12] is afgebakend, worden de bepalingen betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten herzien om de regels (drempelwaarden, bankgaranties) te vereenvoudigen , rekening te houden met de bijzondere status die het Verdrag aan de EIB verleent en de reikwijdte van sommige bepalingen te verduidelijken , met name inzake het selecteren van deskundigen. Ook zou een gegevensbank van leveranciers het mogelijk moeten maken om efficiënter te communiceren met eventuele gegadigden voor contracten met een waarde onder de drempels van de richtlijn overheidsopdrachten.

Wat de regels inzake uitsluiting betreft, wordt in artikel 93 FR bepaald dat van de uitsluitingsverplichting kan worden afgeweken om zwaarwegende redenen van algemeen belang, in het bijzonder om de continuïteit van de diensten van instellingen niet te onderbreken. Deze bepaling beoogt het FR in overeenstemming te brengen met de richtlijn overheidsopdrachten. In artikel 95 FR wordt een bepaling opgenomen om de ECB en de EIB op dezelfde manier als de EU-instellingen toegang te geven tot het centrale gegevensbestand van uitsluitingen.

Tot slot wordt in artikel 96, lid 2, FR een bepaling opgenomen die de openbaarmaking van administratieve besluiten tot uitsluiting en van financiële sancties een stevige juridische onderbouwing moet geven, gelet op de voorschriften inzake gegevensbescherming.

5.2.6. Subsidies (artikelen 108-120 FR)

De regels inzake subsidies zijn in het FR en de UV geïntroduceerd met de herschikking van 2002. Bij de herziening van 2006 zijn slechts beperkte wijzigingen aangebracht, die ontoereikend zijn gebleken om de administratieve formaliteiten voor de operationele diensten en de begunstigden te verlichten.

Die formaliteiten zorgen ervoor dat de diensten hun middelen niet geheel op de beleidsdoelstellingen en het tijdig leveren van resultaten kunnen concentreren en dat de begunstigden met een excessieve bureaucratie worden opgezadeld. Dat heeft twee directe oorzaken: een verregaande gelijkenis tussen de regels/procedures voor aanbestedingen en subsidies, al dienen ze een ander doel (aanschaf c.q. steun), en het feit dat de controles voor subsidies worden toegespitst op de werkelijk gemaakte kosten (kostengebaseerde subsidies) en niet op de verwachte uitkomsten van projecten.

Daarom wordt voorgesteld om te schakelen naar een resultaatgericht systeem , steunend op overeengekomen indicatoren en streefdoelen (outputs en uitkomsten), en naar een grootschaliger en eenvoudiger gebruik van vaste bedragen (vaste bedragen, standaardschalen van eenheidskosten en forfaits), zodat geen systematische verificatie van de werkelijk gemaakte uitvoeringskosten nodig is (artikel 109 FR). Deze nieuwe benadering moet concreet worden verankerd in de UV en de controlemethoden omvatten (o.a. operationele audits), en ervoor zorgen dat de gemeenschappelijke beginselen die voor subsidies gelden, worden geëerbiedigd. Daartoe zou het maximum per vast bedrag (25 000 EUR) moeten worden afgeschaft en zou de vaststelling ervan bij de goedkeuring van een specifieke kaderregeling voor vaste bedragen aan de Commissie moeten worden overgelaten.

Om ervoor te zorgen dat het gebruik van vaste bedragen deel uitmaakt van een risicobeoordeling door de ordonnateur en dat alle begunstigden gelijk worden behandeld, dient het kader voor de bepaling van de vaste bedragen (samenhang met de gefinancierde activiteiten, maximumbedrag, berekeningsgrondslag en –methoden) te worden vastgesteld door de Commissie, behalve voor subsidieregelingen voor geringe bedragen (≤ 50 000 EUR). De ordonnateur zou dan voor de duur van een programma vaste bedragen, schalen van eenheidskosten en forfaits kunnen vaststellen op basis van een voorlopig budget dat door de aanvrager wordt ingediend volgens de eigen boekhoudpraktijk en dat uitsluitend uit aanvaarde kostencategorieën bestaat die door de aanvrager consequent voor vergelijkbare acties worden gehanteerd (geen voor de EU-financiën nadelige vooringenomenheid).

Parallel daarmee moet het stelsel van de werkelijke kosten , dat de norm blijft, worden herzien (verduidelijking van de kostentypologie, de werkelijk gemaakte kosten, bijdragen in natura, winst) en moeten de eventuele winsten van een actie naar evenredigheid worden teruggevorderd (50% van de kosten gefinancierd door de EU = 50% van de winst teruggevorderd).

Met betrekking tot de degressiviteit van exploitatiesubsidies (subsidiëring van huishoudelijke uitgaven – artikel 113, lid 2, FR), die principieel verantwoord is, wordt voorgesteld niet tot een radicale afschaffing over te gaan, maar de toepassing gedurende vier jaar te evalueren.

De in de UV vastgestelde procedures voor de toekenning van subsidies worden herzien om de ordonnateur maximale keuzevrijheid te verschaffen wat de concrete uitwerking betreft (besluit/overeenkomst, vereiste bankgaranties en documenten tot staving van de operationele en financiële geschiktheid). Daarenboven moet het gemakkelijker worden gemaakt om subsidies van kleine bedragen toe te kennen, door overdreven administratieve eisen te schrappen conform het evenredigheidsbeginsel en de huidige drempel op te trekken (van 25 000 naar 50 000 EUR). Hiermee wordt een in 2006 begonnen trend voortgezet.

De regels waarbij de doorgifte van subsidies uitzonderlijk wordt toegestaan , zijn te strikt gebleken en moeten worden versoepeld (artikel 120, lid 2, FR) zodat begunstigden de subsidie bij wijze van financiële steun aan derden kunnen doorgeven. Dit moet een betere uitvoering mogelijk maken van programma's waarvan de doelgroep bestaat uit een groot aantal natuurlijke personen, die alleen via een "doorgeefluik" kunnen worden bereikt (via de universiteiten voor Erasmus, via ngo's voor externe programma's). De Commissie stelt voor om de doorgifte van subsidies te vergemakkelijken door sommige bestaande beperkingen op te heffen of te versoepelen wanneer het herverdelen van de sommen het primaire doel van de actie is en de eerste begunstigde passende garanties verstrekt met het oog op een eventuele terugvordering van de sommen. Het beginsel waarbij de herverdeling van subsidies door de eerste begunstigde aan beperkingen is gebonden, wordt gehandhaafd.

Voorts moet aan ordonnateurs de mogelijkheid worden gegeven om een groep uitvoerende partners, zoals een consortium dat deel uitmaakt van een netwerk, als één begunstigde te beschouwen. Ook voorziet artikel 109, lid 6, FR in de nodige flexibiliteit wat de procedures betreft voor de toekenning van subsidies aan de EIB, conform de bijzondere status van deze instelling in het Verdrag.

Tot slot worden bepalingen voorgesteld die voorzien in de extrapolatie van bij controles achteraf vastgestelde systeemgebonden fouten in het stelsel van de werkelijke kosten . De bevoegde ordonnateur zou in dergelijke gevallen hetzelfde percentage van financiële correctie moeten kunnen toepassen op andere, niet gecontroleerde, projecten van dezelfde begunstigde en de betrokken sommen van deze laatste moeten kunnen terugvorderen als hij niet kan aantonen dat de fout geen gevolgen heeft voor de niet gecontroleerde projecten.

5.2.7. Prijzen (nieuwe titel VI bis, artikel 120 bis FR)

Prijzen zijn beloningen die naar aanleiding van een wedstrijd worden toegekend en onderscheiden zich van andere EU-bijdragen zoals subsidies. Daarom wordt voorgesteld bepalingen betreffende prijzen op te nemen in een afzonderlijke titel van het FR. De bijdrage van de Unie in dat verband zou op geen enkele wijze worden gekoppeld aan de voorzienbare kosten.

5.2.8. Door IFI's beheerde financieringsinstrumenten (nieuwe titel VI ter, artikelen 120 ter en 120 quater FR)

De financieringsinstrumenten worden in toenemende mate gezien als een geschikte hefboom om EU-middelen te multipliceren, vooral als deze gepoold worden met andere middelen (garantiefondsen, risicokapitaal, gemengde instrumenten van een EU-subsidie met een lening of een garantie).

Er wordt voorgesteld een nieuw type financiële bijdrage te creëren omdat deze financieringsinstrumenten, die momenteel meestal door de EIB en het EIF worden geïmplementeerd, niet met diensten of subsidies kunnen worden gelijkgesteld. Er moeten specifieke regels voor gelden die rekening houden met de bijzondere uitvoeringskenmerken (revolverende fondsen, doorgifte van bijdragen via banknetwerken), zonder afbreuk te doen aan de beginselen van aansprakelijkheid (zoals het delen van de risico's bij cofinanciering en sancties voor niet-nakoming) en goed financieel beheer (beperking van het risico dat met overheidsmiddelen wordt genomen).

5.2.9. Verslagen en verklaringen van voorlopige bevindingen van de Rekenkamer (artikelen 143 en 144)

Betreffende de jaarverslagen en bijzondere verslagen van de Rekenkamer worden wijzigingen voorgesteld die de huidige praktijk weerspiegelen (procedure van hoor en wederhoor, publicatie van de antwoorden van elke instelling naast of na de opmerkingen van de Rekenkamer, doorgifte van de antwoorden van de lidstaten) of het tijdschema stroomlijnen. Tot slot wordt de praktijk van de Rekenkamer om een verklaring van voorlopige bevindingen aan de commissarissen, organen en lidstaten toe te zenden, formeel in een nieuwe bepaling bevestigd.

5.2.10. Trustfondsen van de Unie (artikel 164 FR)

Er wordt voorgesteld de Commissie te machtigen om namens de Unie trustfondsen voor externe acties (noodsituaties, operaties na een noodsituatie of crisis (b.v. Haïti) of thematische acties) op te richten en te beheren waarin de bijdrage uit de EU-begroting zou worden gepoold met geld van andere donoren.

Het hoofddoel van een dergelijk beleidsinstrument is, de Unie in staat te stellen zich als een prominente en zichtbaardere speler inzake ontwikkelingshulp op te werpen.

5.2.11. Mogelijkheid leningen op te nemen om de aankoop van gebouwen te financieren (artikel 179, lid 3, onder b), FR)

Met het oog op transparantie en kosteneffectiviteit stelt de Commissie voor de mogelijkheid te introduceren om leningen op te nemen, maar uitsluitend wanneer instellingen voornemens zijn hun gebouwen aan te kopen. Dat zou het huidige systeem aanzienlijk vereenvoudigen, kostenefficiënter zijn doordat instellingen een lagere rente genieten als gevolg van de AAA-rating van de Unie op de financiële markten, en de instellingen in staat stellen een gebouwenbeleid op lange termijn te ontwikkelen (met name voor de delegaties, OIB en OIL).

In de praktijk zouden alleen de jaarlijkse aflossingen van de lening in de begroting worden vermeld, maar niet de eigenlijke "bouwleningen", aangezien deze niet dienen voor de financiering van de begroting, maar voor de verwerving van activa. Daarom wordt de wijziging opgenomen in artikel 179 FR en niet in artikel 14 FR. Artikel 96 UV, waarin door voorlopige vastleggingen gedekte administratieve uitgaven worden gedefinieerd, wordt eveneens gewijzigd omdat de jaarlijkse (of periodieke) aflossingen als administratieve uitgaven met een repetitief karakter moeten worden behandeld, net als betalingen van huur.

5.2.12. Een soepele benadering van publiek-private partnerschappen (PPP's)

Het voorstel van de Commissie beoogt een grootschaliger gebruik van PPP's, met name op het gebied van onderzoek, te bevorderen, iets waar door de meeste betrokken partijen sterk op wordt aangedrongen. De voorgestelde flexibiliteit zou een groot aantal PPP's mogelijk moeten maken die inzake structuur en financieringsobject (duidelijk omschreven projecten of O&O-thema) aan de voorwaarden voldoen. Voorgesteld wordt om aan de huidige twee organisatiestructuren (door de Gemeenschappen opgerichte organen in de zin van artikel 185 FR , zoals de gezamenlijke technologische initiatieven, en consortia van partners die deel uitmaken van een privaatrechtelijke entiteit of een louter contractueel netwerk en die subsidies ( artikel 108 FR ) ontvangen) twee nieuwe structuren toe te voegen. De bedoeling is met name:

- het mogelijk te maken om aan privaatrechtelijke organen de uitvoering van een PPP en het daarmee samenhangende beheer van EU-gelden (b.v. toekenning van subsidies) toe te vertrouwen in het kader van indirect beheer ( artikel 53, lid 1, tweede alinea, onder g), FR );

- het mogelijk te maken om bij delegatie een afzonderlijk, lichter financieel reglement vast te stellen dat van toepassing is op bij een basisbesluit opgerichte organen waaraan de uitvoering van een PPP is toevertrouwd ( artikel 185 bis FR ). Dergelijke financiële reglementen moeten een gemeenschappelijk stel bindende beginselen bevatten die een goed beheer van EU-gelden en een passende bescherming van de financiële belangen van de Unie waarborgen. De PPP's zouden evenwel hun eigen regels (inzake boekhouding, interne en externe controle, aanbestedingen …) kunnen hanteren, mits deze met het toepasselijke nationale recht en het basisbesluit in overeenstemming zijn.

Dit moet het mogelijk maken om de structuur te kiezen die het best aangepast is aan de doelstellingen en de aard van de uit te voeren werkzaamheden, gaande van een contractuele tot een institutionele structuur, waarbij deze laatste een door de Unie opgericht orgaan (artikel 185 FR), een privaatrechtelijk orgaan (artikel 53, lid 1, tweede alinea, onder g), FR) of een gemengd orgaan (artikel 185 bis en 53, lid 1, tweede alinea, onder e), FR) kan zijn.

5.3. Slotbepalingen (artikelen 182-187 FR)

De gewone driejaarlijkse herziening van het FR zorgt voor onvoldoende rechtszekerheid en stabiliteit van de financiële regels. Daarenboven is het herzieningsmechanisme zeer stroef en houdt het geen rekening met de meerjarige programmeringscyclus van de EU-begroting en de daarmee samenhangende sectorale wetgeving. Daarom wordt voorgesteld dat het Financieel Reglement in de toekomst zou kunnen worden herzien wanneer zulks nodig is, zonder vast tijdsschema.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

? nieuw

2010/0154 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen ? de algemene begroting van de Europese Unie ⎪

(Herschikking)

INHOUD |

DEEL I | GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN … |

TITEL I | TOEPASSINGSGEBIED … |

TITEL II | BEGROTINGSBEGINSELEN … |

Hoofdstuk 1 | Eenheidsbeginsel en begrotingswaarachtigheidsbeginsel … |

Hoofdstuk 2 | Jaarperiodiciteitsbeginsel … |

Hoofdstuk 3 | Evenwichtsbeginsel … |

Hoofdstuk 4 | Rekeneenheidsbeginsel … |

Hoofdstuk 5 | Universaliteitsbeginsel … |

Hoofdstuk 6 | Specialiteitsbeginsel … |

Hoofdstuk 7 | Beginsel van goed financieel beheer … |

Hoofdstuk 8 | Transparantiebeginsel … |

TITEL III | OPSTELLING EN STRUCTUUR VAN DE BEGROTING … |

Hoofdstuk 1 | Opstelling van de begroting … |

Hoofdstuk 2 | Structuur en inrichting van de begroting … |

TITEL IV | UITVOERING VAN DE BEGROTING … |

Hoofdstuk 1 | Algemene bepalingen … |

Hoofdstuk 2 | Wijze van uitvoering … |

Hoofdstuk 3 | Financiële actoren … |

Afdeling 1 | Beginsel van scheiding van functies … |

Afdeling 2 | Ordonnateur … |

Afdeling 3 | Rekenplichtige … |

Afdeling 4 | Beheerder van gelden ter goede rekening … |

Hoofdstuk 4 | Verantwoordelijkheid van de financiële actoren … |

Afdeling 1 | Algemene regels … |

Afdeling 2 | Regels betreffende de gedelegeerd en gesubdelegeerd ordonnateurs … |

Afdeling 3 | Regels betreffende de rekenplichtigen en de beheerders van gelden ter goede rekening … |

Hoofdstuk 5 | Ontvangsten … |

Afdeling 1 | Terbeschikkingstelling van de eigen middelen … |

Afdeling 2 | Raming van schuldvorderingen … |

Afdeling 3 | Vaststelling van schuldvorderingen … |

Afdeling 4 | Invorderingsopdracht … |

Afdeling 5 | Invordering … |

Hoofdstuk 6 | Uitgaven … |

Afdeling 1 | Vastlegging … |

Afdeling 2 | Betaalbaarstelling … |

Afdeling 3 | Betalingsopdracht … |

Afdeling 4 | Betaling … |

Afdeling 5 | Termijnen voor de uitgavenverrichtingen … |

Hoofdstuk 7 | Computersystemen … |

Hoofdstuk 8 | Intern controleur … |

TITEL V | PLAATSING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN … |

Hoofdstuk 1 | Algemene bepalingen … |

Afdeling 1 | Toepassingsgebied en gunningsbeginselen … |

Afdeling 2 | Bekendmaking … |

Afdeling 3 | Procedures voor het plaatsen van opdrachten … |

Afdeling 4 | Zekerheden en controle … |

Hoofdstuk 2 | Bepalingen betreffende de door de communautaire instellingen √ van de Unie ∏ voor eigen rekening geplaatste opdrachten … |

TITEL VI | SUBSIDIES … |

Hoofdstuk 1 | Toepassingsgebied en vorm van subsidies … |

Hoofdstuk 2 | Beginselen … |

Hoofdstuk 3 | Toekenningsprocedure … |

Hoofdstuk 4 | Betaling en controle … |

Hoofdstuk 5 | Uitvoering … |

TITEL VII | REKENING EN VERANTWOORDING EN BOEKHOUDING … |

Hoofdstuk 1 | Rekening en verantwoording … |

Hoofdstuk 2 | Informatie over de uitvoering van de begroting … |

Hoofdstuk 3 | Boekhouding … |

Afdeling 1 | Gemeenschappelijke bepalingen … |

Afdeling 2 | Algemene boekhouding … |

Afdeling 3 | Begrotingsboekhouding … |

Hoofdstuk 4 | Inventaris van de vaste activa … |

TITEL VIII | EXTERNE CONTROLE EN KWIJTING … |

Hoofdstuk 1 | Externe controle … |

Hoofdstuk 2 | Kwijting … |

DEEL II | BIJZONDERE BEPALINGEN … |

TITEL I | EUROPEES LANDBOUWGARANTIEFONDS … |

TITEL II | STRUCTUURFONDSEN, COHESIEFONDS, EUROPEES VISSERIJFONDS EN EUROPEES LANDBOUWFONDS VOOR PLATTELANDSONTWIKKELING … |

TITEL III | ONDERZOEK … |

TITEL IV | EXTERNE MAATREGELEN … |

Hoofdstuk 1 | Algemene bepalingen … |

Hoofdstuk 2 | Uitvoering van de maatregelen … |

Hoofdstuk 3 | Plaatsing van opdrachten … |

Hoofdstuk 4 | Subsidies … |

Hoofdstuk 5 | Nazien van de rekeningen … |

TITEL V | EUROPESE BUREAUS … |

TITEL VI | ADMINISTRATIEVE KREDIETEN … |

TITEL VII | DESKUNDIGEN … |

DEEL III | OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN … |

TITEL I | OVERGANGSBEPALINGEN … |

TITEL II | SLOTBEPALINGEN … |

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 322, in samenhang met het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106bis,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van de Rekenkamer[13],

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan het Hof van Justitie van de Europese Unie, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's, de Ombudsman en de functionaris voor gegevensbescherming,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling ter informatie aan de nationale parlementen,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling ter informatie aan de Europese Centrale Bank en aan de Europese Investeringsbank,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure[14],

Overwegende hetgeen volgt:

∫ nieuw

(1) Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen[15] is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd. In verband met nieuwe wijzigingen moet duidelijkheidshalve een herschikking van deze verordening plaatsvinden.

⎢ 1605/2002 overweging 1 (aangepast)

(2) Aangezien de context waarin het Financieel Reglement van 21 december 1977 van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen[16] is vastgesteld, aanzienlijk is geëvolueerd, onder meer als gevolg van het met de financiële vooruitzichten aan de begroting opgelegde financieringskader en de institutionele ontwikkelingen en de verschillende uitbreidingen, heeft dat reglement verscheidene belangrijke wijzigingen ondergaan. Om in het bijzonder de vereisten van vereenvoudiging van de wetgeving en de administratie en van een nog strenger beheer van de communautaire financiën in acht te nemen, dient duidelijkheidshalve tot een omwerking van het Financieel Reglement van 21 december 1977 te worden overgegaan.

∫ nieuw

(3) Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 stelde de begrotingsbeginselen en de financiële voorschriften vast die in alle wetgevingshandelingen in acht moeten worden genomen. De grondbeginselen, het concept en de structuur van die verordening en de basisregels van het begrotings- en financieel beheer moeten worden behouden. De uitzonderingen op de grondbeginselen moeten worden herbekeken en zoveel mogelijk worden vereenvoudigd, rekening houdende met hun relevantie, hun meerwaarde voor de jaarlijkse begroting van de Unie, hierna "de begroting" genoemd, en de lasten die zij voor de betrokkenen meebrengen. Het is nodig dat de kernelementen van de financiële hervormingen – de omschrijving van de rol van de financiële actoren, de integratie van controles bij de operationele diensten, de intern controleurs, de activiteitsgestuurde begroting (ABB), de modernisering van de boekhoudbeginselen en –regels en de basisbeginselen voor subsidies – worden behouden en versterkt.

⎢ 1995/2006 overweging 4 (aangepast)

(4) Er dient rekening te worden gehouden met de bepalingen ter uitvoering van de inkomsten en uitgaven van de begroting die zijn vervat in de basiswetgevingshandelingen die in de periode 2007-2013 worden aangenomen, om voor samenhang van die besluiten met √ dit ∏ het Financieel Reglement te zorgen.

∫ nieuw

(5) In het licht van de opgedane ervaring moeten wijzigingen in het Financieel Reglement worden aangebracht om het in overeenstemming te brengen met de veranderende eisen van de begrotingsuitvoering, bijvoorbeeld de cofinanciering samen met andere donoren, om de externe hulp doeltreffender te maken en om het gebruik van specifieke financieringsinstrumenten, bijvoorbeeld met de Europese Investeringsbank overeengekomen instrumenten, of de uitvoering via publiek-private partnerschappen te vergemakkelijken.

⎢ 1605/2002 overweging 2 (aangepast)

? nieuw

(6) DezeVerordening √ (EG, Euratom) nr. 1605/2002 ∏ moet √ werd ∏ beperkt worden tot de grote beginselen en basisregels voor het gehele door de Verdragen bestreken begrotingsterrein, terwijl de toepassingsbepalingen √ werden vastgesteld in Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen[17] ∏ moeten worden opgenomen in een verordening houdende uitvoeringsvoorschriften, zodat een betere hiërarchie van de regelgeving wordt √ werd ∏ gegarandeerd en zodoende de leesbaarheid van het Financieel Reglement wordt √ Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 werd ∏ verbeterd. Daarom dient de Commissie te worden gemachtigd de uitvoeringsvoorschriften vast te stellen. ? Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bepaalt evenwel dat de bevoegdheid om uitvoeringsmaatregelen vast te stellen, alleen aan de Commissie kan worden gedelegeerd ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van wetgevingshandelingen. Bijgevolg moeten sommige bepalingen van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 in dit Reglement worden opgenomen. De uitvoeringsvoorschriften die door de Commissie worden vastgesteld, moeten beperkt blijven tot technische en operationele aspecten. ⎪

⎢ 1605/2002 overweging 3

(7) Bij de opstelling en de uitvoering van de begroting moeten de vier grondbeginselen van het begrotingsrecht (eenheid, universaliteit, specialiteit, jaarperiodiciteit) worden geëerbiedigd, alsook de beginselen van begrotingswaarachtigheid, evenwicht, rekeneenheid, goed financieel beheer en transparantie.

⎢ 1605/2002 overweging 4

(8) Deze verordening moet deze beginselen opnieuw bevestigen en de uitzonderingen erop via een stringente regeling beperken tot wat strikt noodzakelijk is.

⎢ 1605/2002 overweging 5 (aangepast)

? nieuw

(9) Wat het eenheidsbeginsel betreft, moet deze verordening bepalen dat dit ook van toepassing is op de beleidsuitgaven voor de implementatie van de bepalingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en op het gebied van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, wanneer deze ten laste van de begroting komen. Het beginsel van eenheid en begrotingswaarachtigheid houdt in dat alle ontvangsten en alle uitgaven van de Gemeenschappen, alsook die van de Unie, wanneer deze ten laste van de begroting komen, in de begroting worden opgenomen.

(10) ?De regels inzake de renteopbrengst van betaalde voorfinanciering dienen te worden vereenvoudigd omdat zij buitensporige administratieve lasten veroorzaken voor zowel de ontvangers van EU-middelen als de diensten van de Commissie en leiden tot misverstanden tussen deze diensten en de operatoren en partners. Overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer moet de verplichting dat voorfinancieringen rente moeten voortbrengen en dat deze rente moet worden teruggevorderd, daarom worden opgeheven, in het bijzonder om de zaken voor de begunstigden van subsidies eenvoudiger te maken. Het moet evenwel mogelijk zijn een dergelijke verplichting op te nemen in een delegatieovereenkomst, zodat de renteopbrengst van voorfinancieringen kan worden hergebruikt voor de programma's die door sommige delegatieverkrijgers worden beheerd of kan worden teruggevorderd. ⎪

⎢ 1605/2002 overweging 8 (aangepast)

(11) Wat het jaarperiodiciteitsbeginsel betreft, dient het onderscheid tussen gesplitste en niet-gesplitste kredieten gehandhaafd te blijven. De besluiten tot overdracht van vastleggings- en betalingskredieten moeten door elke instelling worden genomen. Aanvullende perioden moeten beperkt blijven tot de absoluut noodzakelijke gevallen, te weten de EOGFL-betalingen. Wat het jaarperiodiciteitsbeginsel betreft, moet meer √ Het huidige niveau van ∏ flexibiliteit en doorzichtigheid worden ingevoerd √ moet worden gehandhaafd ∏ om in te spelen op functionele behoeften. De overdracht van kredieten moet bij uitzondering worden toegestaan in het geval van de uitgaven voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van het nieuwe Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) opgericht bij Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid[18].

⎢ 1995/2006 overwegingen 9 en 10 (aangepast)

? nieuw

(12) De betalingsverzoeken van de lidstaten in het kader van de nieuwe landbouwverordeningen zullen √ op landbouwgebied vertonen de neiging ∏ zeer sterk in het begin van het begrotingsjaar n geconcentreerd √ te ∏ zijn. De maximumgrens voor vervroegde vastleggingen in het kader van het ELGF (vanaf 15 november van het jaar n -1) voor de uitgaven van dagelijks beheer (ten laste van de begroting van het jaar n ) moet daarom worden verhoogd tot driekwart van de overeenkomstige kredieten in de laatste vastgestelde landbouwbegroting. Wat √ De bepalingen betreffende ∏ de grens voor vervroegde vastlegging van administratieve uitgaven betreft, moet de tekst in die zin worden aangepast dat wordt gerefereerd aan √ moeten slaan op ∏ kredieten waartoe door de begrotingsautoriteit is besloten, zodat kredietoverschrijvingen worden uitgesloten.

(13) Het gebruik van niet-gesplitste kredieten voor veterinaire maatregelen, ten laste van het ELGF, belemmert de uitvoering van deze maatregelen onnodig, vooral door de maxima die voor overdrachten gelden. Het gebruik van gesplitste kredieten voor deze uitgaven moet derhalve worden toegestaan, daar dit beter strookt met het meerjarige karakter van de maatregelen.

∫ nieuw

(14) Het onderscheid tussen externe en interne bestemmingsontvangsten moet tot uiting komen in de regels betreffende de bestemmingsontvangsten. Met het oog op het bereiken van het doel dat door de donor is aangewezen, moeten externe bestemmingsontvangsten automatisch worden overgedragen en gebruikt totdat de operaties van het programma of de actie waarvoor zij bestemd zijn, volledig zijn uitgevoerd. Externe bestemmingsontvangsten die worden ontvangen tijdens het laatste jaar van een programma of actie, moeten ook kunnen worden gebruikt tijdens het eerste jaar van een vervolgprogramma of –actie. Interne bestemmingsontvangsten mogen slechts één jaar worden overgedragen, tenzij in het toepasselijke basisbesluit anders is bepaald of in naar behoren gemotiveerde gevallen.

⎢ 1605/2002 overweging 9 (aangepast)

(15) Het evenwichtsbeginsel is een van de grondregels van de begroting. In dit verband zij er met nadruk op gewezen dat het aangaan van leningen niet verenigbaar is met het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen √ Unie ∏. Het evenwichtsbeginsel vormt evenwel g √ mag evenwel niet worden uitgelegd als ∏ een belemmering voor door de algemene begroting van de Unie gegarandeerde leningsoperaties.

⎢ 1605/2002 overweging 10 (aangepast)

(16) Uit hoofde van artikel 277 √ 320 ∏ van het EG-Verdrag en artikel 181, eerste alinea, van het Euratom-Verdrag √ betreffende de werking van de Europese Unie ∏ dient de rekeneenheid te worden bepaald waarin de begroting luidt; die rekeneenheid wordt tevens gehanteerd voor de uitvoering van de begroting en het afleggen van rekening en verantwoording.

⎢ 1605/2002 overweging 6 (aangepast)

? nieuw

(17) Wat het universaliteitsbeginsel betreft, moeten √ werden ∏ de mogelijkheden tot terugbetaling van vooruitbetalingen en tot hergebruik worden afgeschaft en gedeeltelijk worden vervangen door bestemmingsontvangsten en door mogelijkheden tot wederopvoering van de vrijgemaakte kredieten; deze wijzigingen ge √ o ∏ lden niet voor de bijzondere regeling voor de Structuurfondsen.

(18) ? De afwijking van dit beginsel voor bestemmingsontvangsten moet worden aangepast om het onderscheid tot uiting te brengen tussen, enerzijds, de "interne bestemmingsontvangsten", afkomstig van door de begrotingsautoriteit toegestane kredieten en, anderzijds, "de externe bestemmingsontvangsten", geïnd van en toegewezen door de verschillende donoren van welbepaalde programma's of acties. Daarenboven moet het externe donoren toegestaan blijven om externe acties, in het bijzonder op humanitair gebied, mee te financieren, ook als het basisbesluit niet uitdrukkelijk daarin voorziet. Om het vastgoedbeheer te vergemakkelijken, moet de opbrengst van de verkoop van gebouwen of van daarmee gelijkgestelde transacties aan de lijst van interne bestemmingsontvangsten worden toegevoegd. ⎪

∫ nieuw

(19) Om de in de ontwerp-begroting opgenomen bestemmingsontvangsten doorzichtiger te maken, dient te worden bepaald dat bestemmingsontvangsten in de ontwerp-begroting worden opgenomen voor de bedragen die vaststaan op het moment van opstelling ervan.

⎢ 1995/2006 overweging 12 (aangepast)

(20) Thans moet de Commissie van de begrotingsautoriteit voorafgaande toestemming krijgen om schenkingen of legaten te aanvaarden die lasten kunnen meebrengen. Om onnodige en omslachtige procedures te vermijden √ voordat de Commissie schenkingen of legaten mag aanvaarden ∏ , dient toestemming √ door de begrotingsautoriteit ∏ alleen verplicht te worden gesteld in geval van schenkingen die een bepaald bedrag overschrijden en aanzienlijke lasten met zich meebrengen.

⎢ 1605/2002 overweging 7

(21) Wat betreft het specialiteitsbeginsel is een zekere flexibiliteit van beheer voor de instellingen onontbeerlijk voor de kredietoverschrijvingen. Deze verordening moet immers een geïntegreerde weergave van de toewijzing van de financiële en administratieve middelen naar bestemming mogelijk maken. Bovendien moeten de procedures voor de overschrijving van kredieten voor alle instellingen worden geharmoniseerd, zodat overschrijvingen van personeels- en huishoudelijke kredieten tot de bevoegdheid van elke instelling behoren. Wat betreft de kredietoverschrijvingen die betrekking hebben op de beleidsuitgaven, kan de Commissie kredieten overschrijven van het ene hoofdstuk naar het andere binnen eenzelfde titel tot in totaal maximaal 10 % van de kredieten van het begrotingsjaar van het begrotingsonderdeel waarvan kredieten worden overgeschreven. De vorming van reserves door de begrotingsautoriteit moet overigens worden beperkt tot twee gevallen, te weten het ontbreken van een basisbesluit of onzekerheid over de toereikendheid van de kredieten.

⎢ 1995/2006 overwegingen 13 en 14

? nieuw

(22) De regels inzake kredietoverschrijvingen dienen op bepaalde punten te worden vereenvoudigd en verduidelijkt, omdat zij in de praktijk omslachtig of onduidelijk zijn gebleken. ? Het is noodzakelijk een betere uitvoering van de begroting mogelijk te maken, met name wat betreft de betalingskredieten, bestemmingsontvangsten en administratieve kredieten die gemeenschappelijk zijn voor verschillende titels. Daartoe moet de goedkeuringsprocedure voor sommige overschrijvingen worden versoepeld. ⎪

(23) Met het oog op de efficiëntie dient de Commissie zelfstandig te kunnen beslissen over overschrijvingen uit de reserve in gevallen waarin een basisbesluit voor de betrokken actie bij de opstelling van de begroting ontbreekt, maar tijdens het begrotingsjaar wordt vastgesteld. ? Daarenboven is het, om te vermijden dat de uitvoering van overschrijvingen waarover informatie aan de begrotingsautoriteit moet worden verstrekt herhaaldelijk vertraging oploopt, noodzakelijk de procedure voor en de typologie van dergelijke overschrijvingen te vereenvoudigen. In het bijzonder is het relevant en doeltreffend gebleken dat de Commissie bij internationale humanitaire rampen en crisissen kan besluiten tot overschrijving van ongebruikte kredieten. Die mogelijkheid moet daarom ook kunnen worden gebruikt voor dergelijke gebeurtenissen die na 1 december plaatsvinden. Omwille van de transparantie, moet de Commissie in zulke gevallen de begrotingsautoriteit onmiddellijk op de hoogte brengen van haar besluit. De Commissie moet binnen zekere grenzen ook autonoom kunnen beslissen over overschrijvingen uit de reserve voor spoedhulp. ⎪

⎢ 1995/2006 overweging 15 (aangepast)

(24) De regels betreffende de administratieve overschrijvingen van de Commissie moeten worden aangepast aan √ in overeenstemming zijn met ∏ de nieuwe activiteitsgestuurde begrotingsstructuur. Daarom dient in een uitzondering op de "aanmeldingsprocedure" te worden voorzien. Tijdens de laatste maand van het begrotingsjaar moet de Commissie zelfstandig kunnen beslissen over kredietoverschrijvingen met betrekking tot personeelsuitgaven, binnen bepaalde grenzen.

⎢ 1605/2002 overweging 11 (aangepast)

(25) Wat het beginsel van goed financieel beheer betreft: dit beginsel moet worden gedefinieerd onder verwijzing naar de beginselen zuinigheid, efficiëntie en doeltreffendheid, en de eerbiediging ervan moet worden gewaarborgd door de bereikte resultaten te beoordelen aan de hand van per activiteit vastgestelde en meetbare resultatenindicatoren. De instellingen moeten evaluaties vooraf en achteraf verrichten overeenkomstig de door de Commissie verstrekte richtsnoeren √ raadgevingen ∏ .

⎢ 1995/2006 overweging 5 (aangepast)

? nieuw

(26) Verduidelijkt moet √ ook ∏ worden dat een goed financieel beheer een effectieve en efficiënte interne controle vergt, en de belangrijkste kenmerken en doelstellingen van de internecontrolesystemen moeten worden omschreven.

(27) ? Wat de bepalingen inzake evenredigheid betreft, dient het begrip aanvaardbaar foutenrisico te worden geïntroduceerd in het kader van de door de ordonnateur te maken risicoafweging. De instellingen moeten kunnen afwijken van de algemene materialiteitsdrempel van 2% die de Rekenkamer hanteert om uitsluitsel te geven over de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. Niveaus van aanvaardbaar risico zouden de kwijtingverlenende autoriteit een meer geschikte basis verschaffen om de kwaliteit van de risicobeheersing door de Commissie te beoordelen. De wetgevende autoriteit zou daarom de hoogte van het aanvaardbaar foutenrisico per beleidsterrein moeten vaststellen, rekening houdende met de kosten en de baten van controles. ⎪

⎢ 1605/2002 overweging 12 (aangepast)

(28) Wat ten slotte het transparantiebeginsel betreft, dient te worden gezorgd voor een betere informatievoorziening met betrekking tot de uitvoering van de begroting en de boekhouding. Ook moet een vaste datum voor de publicatie van de begroting worden vastgesteld, onverminderd de voorlopige verspreiding waarvoor de Commissie zou kunnen zorgen tussen het ogenblik van constatering van de definitieve vaststelling van de begroting door de voorzitter van het Europees Parlement en de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen √ Unie ∏ . De vorming van een negatieve reserve blijft overigens √ moet ∏ mogelijk √ blijven ∏ .

⎢ 1995/2006 overweging 6

(29) Teneinde met betrekking tot het gebruik van begrotingsmiddelen de nodige transparantie te garanderen, is het noodzakelijk om, binnen bepaalde grenzen die nodig zijn ter bescherming van legitieme openbare en particuliere belangen, informatie ter beschikking te stellen over de begunstigden van die middelen, rekening houdende met het bijzondere karakter van het landbouwjaar en de gevolgen daarvan voor het Europees Landbouwgarantiefonds.

⎢ 1605/2002 overweging 13 (aangepast)

? nieuw

(30) Wat de opstelling en de inrichting van de begroting betreft, moeten de huidige bepalingen worden geharmoniseerd en vereenvoudigd door het onderscheid tussen aanvullende en gewijzigde begroting, dat geen praktisch nut heeft, op te heffen.

(31) ?Wat de opstelling van de begroting betreft, is het van belang dat de structuur en de presentatie van de door de Commissie op te stellen ontwerp-begroting duidelijk worden vastgelegd. De inhoud van de algemene inleiding tot de ontwerp-begroting moet nauwkeuriger worden omschreven. Ook dient een bepaling te worden opgenomen betreffende de financiële programmering voor de komende jaren en de mogelijkheid voor de Commissie om werkdocumenten in te dienen ter staving van begrotingsverzoeken. ⎪

⎢ 1605/2002 overweging 14

(32) De afdeling van de begroting betreffende de Commissie moet een indeling naar bestemming („activity based budgeting”) van de kredieten en middelen mogelijk maken met het oog op een betere doorzichtigheid van het begrotingsbeheer ten aanzien van de doelstellingen goed financieel beheer en met name efficiëntie en doeltreffendheid.

⎢ 1605/2002 overweging 15 (aangepast)

(33) De instellingen moeten bij het beheer van de statutaire ambten over een zekere vrijheid √ flexibiliteit ∏ beschikken ten aanzien van de begrotingsmachtigingen, vooral in het kader van de nieuwe aanzet tot een op resultaten en niet op middelen gericht beheer. Deze vrijheid zal √ flexibiliteit dient ∏ evenwel begrensd √ te ∏ blijven door de dubbele limiet die wordt gevormd door de begrotingskredieten van een begrotingsjaar en het aantal toegestane ambten.; Bbovendien worden de rangen A 1, A 2 en A 3 √ AD 16, AD 15 en AD 14 ∏ hiervan uitgesloten.

⎢ 1995/2006 overweging 19 (aangepast)

(34) Wat de uitvoering van de begroting betreft, zijn enkele aanpassingen nodig om beter √ dient ∏ rekening te √ worden ∏ gehouden met de specifieke kenmerken van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB). Met het oog op juridische duidelijkheid moeten de verschillende soorten basisbesluiten in het kader van het EG-Verdrag √ betreffende de werking van de Europese Unie ∏ en de titels V en VI van het VEU √ Verdrag betreffende de Europese Unie ∏ in het Financieel Reglement worden vermeld in plaats van in de uitvoeringsvoorschriften. Voorts moet een specifieke bepaling worden toegevoegd √ opgenomen ∏ om rekening te houden met de verschillende soorten voorbereidende maatregelen die op het gebied van het GBVB kunnen worden genomen.

⎢ 1605/2002 overweging 16 (aangepast)

? nieuw

(35) Wat de uitvoering van de begroting betreft, moeten de verschillende mogelijke wijzen van uitvoering worden verduidelijkt: gecentraliseerd door de Commissie, gedeeld met de lidstaten, gedecentraliseerd naar derde landen die externe steun ontvangen of gezamenlijk met internationale organisaties. Het gecentraliseerde beheer moet ofwel rechtstreeks door de diensten van de Commissie kunnen worden uitgevoerd, ofwel kunnen worden gedelegeerd aan organen naar Gemeenschapsrecht of aan nationale publiekrechtelijke organen. De verschillende wijzen van uitvoering moeten, ongeacht de entiteit die met de gehele of gedeeltelijke uitvoering belast is, in overeenstemming zijn met de procedures voor de bescherming van de communautaire middelen, waarbij steeds geldt dat de eindverantwoordelijkheid voor de uitvoering van de begroting overeenkomstig artikel 274 van het Verdrag bij de Commissie berust.

(36) ?De regels betreffende de wijzen van uitvoering van de begroting, die in het bijzonder de voorwaarden bepalen waaronder uitvoerende bevoegdheden aan derden kunnen worden overgedragen, zijn in de loop der jaren te ingewikkeld geworden en moeten worden vereenvoudigd. Terzelfder tijd echter, moet het eerste oogmerk van de overdracht – ervoor te zorgen dat uitgaven ongeacht de wijze van uitvoering worden verricht met dezelfde mate van controle en transparantie als van de diensten van de Commissie wordt verwacht – bewaard blijven. Daarom moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen situaties waarin de begroting op directe wijze door de Commissie of haar uitvoerende agentschappen wordt uitgevoerd en situaties waarin de begroting indirect via derden wordt uitgevoerd. Dit moet het mogelijk maken een gemeenschappelijke regeling in te stellen voor het indirect beheer, met de mogelijkheid deze aan te passen aan sectorspecifieke regelingen, in het bijzonder wanneer de begroting op indirecte wijze door de lidstaten onder gedeeld beheer wordt uitgevoerd. In een dergelijke gemeenschappelijke regeling moeten in het bijzonder de basisbeginselen worden neergelegd waaraan de Commissie, wanneer zij tot indirecte uitvoering van de begroting besluit, en de partijen waaraan zij de uitvoering toevertrouwt, zich dienen te houden. De Commissie moet de mogelijkheid hebben, hetzij de regels en procedures van de Unie toe te passen, hetzij ermee in te stemmen dat de regels en procedures van de entiteit waaraan zij de uitvoering toevertrouwt, worden toegepast, op voorwaarde dat deze laatste een gelijkwaardig niveau van bescherming van de financiële belangen van de Unie waarborgt. ⎪

⎢ 1605/2002 overwegingen 17 en 18 (aangepast)

? nieuw

(37) De verantwoordelijkheid van de Commissie voor de uitvoering van de begroting brengt met zich mee dat het haar verboden is overheidstaken die een discretionaire beoordelingsbevoegdheid inhouden te delegeren. Deze verordening moet dit beginsel onderstrepen en de delegeerbare taken afbakenen. Bovendien moet duidelijk worden bepaald dat privaatrechtelijke organen, behalve die welke met een openbare, aan welbepaalde voorwaarden gebonden dienstverleningstaak zijn belast, geen handeling ter uitvoering van de begroting mogen stellen; zij kunnen slechts diensten van technische of administratieve deskundigheid verstrekken en voorbereidende of bijkomende taken vervullen.

(38) Eerbiediging van het transparantiebeginsel en het beginsel van goed financieel beheer impliceert dat publiekrechtelijke organen of organen belast met een openbare dienstverleningstaak waaraan uitvoeringstaken voor rekening van de Commissie worden gedelegeerd, moeten beschikken over transparante procedures voor het plaatsen van opdrachten, doeltreffende interne controle, een systeem van indiening van de rekeningen dat losstaat van de rest van hun werkzaamheden en een externe controle.

(39) ?De regels inzake de evaluatie vooraf van entiteiten – andere dan lidstaten, die niet aan evaluatie vooraf zijn onderworpen – moeten worden aangepast om te waarborgen dat alle entiteiten en personen waaraan de uitvoering is toevertrouwd, ten aanzien van de financiële belangen van de Unie een beschermingsniveau bieden dat gelijkwaardig is aan het bij deze verordening voorgeschreven niveau. Ten behoeve van de toezichthoudende taak van de Commissie dient te worden voorzien in een stel controle- en auditverplichtingen, met inbegrip van procedures voor de goedkeuring van de rekeningen, die voor alle types van begrotingsbeheer gelden. ⎪

∫ nieuw

(40) Om operationele redenen en om de uitvoering door begunstigden of uitvoerende partners te vergemakkelijken, dienen de eisen in verhouding te staan tot de specifieke risico's van een actie en tot de algemene controleomgeving. Bij de beoordeling van het vermogen van een derde partij of entiteit om aan de eisen te voldoen, dient rekening te worden gehouden met de aard van de taken van de Commissie en de maatregelen die zij neemt in het kader van het toezicht op en de ondersteuning van de uitvoering van de actie. Voorts moet deze verordening met het oog op een betere begrotingsuitvoering en tenuitvoerlegging van het beleid, het gebruik mogelijk maken van nieuwe financieringsinstrumenten, zoals publiek-private partnerschappen.

∫ nieuw

(41) De ervaring opgedaan met publiek-private partnerschappen (PPP's) als door de Unie opgerichte organen in de zin van artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, leert dat het dienstig is het instrumentarium uit te breiden met organen waarvan de regels voor privaatrechtelijke partners flexibeler en toegankelijker zijn dan die welke op de instellingen van de Unie van toepassing zijn. Dergelijke alternatieve organen moeten onder indirect beheer staan. Eén van de alternatieve mogelijkheden moet een orgaan zijn dat wordt opgericht bij een basisbesluit en onderworpen is aan financiële regels die steunen op de noodzakelijke beginselen om een goed financieel beheer van gelden van de Unie te waarborgen. Deze beginselen moeten worden vastgesteld in een gedelegeerde verordening en geënt zijn op die welke gelden voor derde entiteiten waaraan taken tot uitvoering van de begroting zijn toevertrouwd. Een andere alternatieve mogelijkheid moet bestaan in de tenuitvoerlegging van PPP's door organen die onder het privaatrecht van een lidstaat vallen.

∫ nieuw

(42) De basisverplichtingen op het gebied van controle en auditing die op de lidstaten rusten wanneer zij op indirecte wijze de begroting uitvoeren in het kader van gedeeld beheer, die momenteel slechts in sectorspecifieke verordeningen zijn vastgelegd, moeten krachtens artikel 317 van het Verdrag bij dit Financieel Reglement worden vastgesteld. Daartoe moeten bepalingen worden opgenomen die een samenhangend, voor alle beleidsterreinen geldend kader creëren en die betrekking hebben op een geharmoniseerde administratieve structuur op het niveau van de lidstaten, gemeenschappelijke beheers- en controleverplichtingen voor die structuren, een jaarlijkse beheersverklaring met een onafhankelijke accountantsverklaring en een jaarlijkse verklaring waarmee de lidstaten de verantwoordelijkheid op zich nemen voor het beheer van de aan hen toevertrouwde middelen van de Unie, goedkeuring van de rekeningen en door de Commissie toegepaste schorsings- en correctiemechanismen. Nadere bepalingen moeten zoals voorheen in sectorspecifieke verordeningen worden vastgesteld.

⎢ 1605/2002 overweging 19 (aangepast)

(43) Deze verordening bepaalt √ dient ∏ overeenkomstig artikel 279, onder c), √ 322 ∏ van het Verdrag de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de ordonnateurs, de rekenplichtige en de intern controleur √ te bepalen ∏ .

De ordonnateurs krijgen √ dienen ∏ de volle verantwoordelijkheid √ te krijgen ∏ voor alle ontvangsten- en uitgavenverrichtingen die onder hun gezag worden uitgevoerd, verrichtingen waarvan zij, eventueel ook in het kader van tuchtrechtelijke procedures, rekenschap moeten afleggen. Aan de ordonnateurs moet dus een grotere verantwoordelijkheid worden gegeven door de gecentraliseerde controles vooraf af te schaffen, in het bijzonder het voorafgaand visum van de financieel controleur op de ontvangsten- en uitgavenverrichtingen en de verificatie van de kwijting door de rekenplichtige.

De rekenplichtige blijft √ dient ∏ belast √ te blijven ∏ met de goede uitvoering van de betalingen, de inning van de ontvangsten en de invordering van de schuldvorderingen. Hij zorgt √ dient te zorgen ∏ voor het beheer van de kas, het voeren van de boekhouding en is belast met het opstellen van de financiële staten van de instelling.

De intern controleur oefent √ dient ∏ zijn taken uit √ te oefenen ∏ overeenkomstig de toepasselijke internationale auditnormen. Zijn functie is bedoeld om √ bestaat erin ∏ de goede werking te verifiëren van de systemen voor beheer en controle die door de ordonnateurs zijn ingesteld.

De intern controleur is niet bij de financiële verrichtingen betrokken. Hij oefent er geen controle op uit vóór het besluit van de ordonnateurs; deze functie is voortaan aan de ordonnateurs voorbehouden.

∫ nieuw

(44) Sommige bepalingen inzake de taken van de gedelegeerd ordonnateur moeten worden verduidelijkt, in het bijzonder wat betreft de in te stellen procedures voor de interne controles vooraf en achteraf, en de verslaglegging. In dit verband dient de in zijn jaarlijks activiteitenverslag op te nemen informatie in overeenstemming te worden gebracht met de praktijk, die bestaat in de opneming van de nodige financiële en beheersinformatie tot staving van zijn verklaring betreffende de uitvoering van zijn taken.

⎢ 1995/2006 overweging 24

? nieuw

(45) ? Met betrekking tot de taken van de rekenplichtige van de Commissie dient in het bijzonder te worden verduidelijkt dat hij als enige bevoegd is om de boekhoudregels en het geharmoniseerde rekeningstelsel vast te stellen, terwijl de rekenplichtigen van alle andere instellingen de in hun instelling te volgen boekhoudprocedures bepalen. ⎪ De taak van de rekenplichtige om de rekeningen te certificeren op basis van de financiële informatie die hem door de ordonnateurs is verstrekt, moet worden verduidelijkt. Daartoe moet de rekenplichtige de bevoegdheid krijgen de door de gedelegeerd ordonnateur ontvangen informatie te controleren en zo nodig een voorbehoud te maken.

∫ nieuw

(46) Om de aan financiële instellingen toevertrouwde uitvoering van sommige programma's of acties te vergemakkelijken, dient deze verordening te voorzien in de mogelijkheid trustrekeningen te openen. Dergelijke bankrekeningen moeten in de boeken van financiële instellingen worden opgenomen op naam van of namens de Commissie. Ze worden door de betrokken financiële instelling beheerd onder verantwoordelijkheid van de ordonnateur en moeten in andere valuta dan de euro kunnen luiden.

⎢ 1605/2002 overweging 20 (aangepast)

(47) De verantwoordelijkheid van de ordonnateurs, rekenplichtigen en beheerders van gelden ter goede rekening verschilt niet van die van de andere ambtenaren en personeelsleden en moet in het kader van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen worden onderworpen aan de reeds bestaande tuchtrechtelijke en geldelijke sancties. Een aantal specifieke bepalingen inzake fouten die rekenplichtigen en beheerders van gelden ter goede rekening wegens de bijzondere aard van hun opdrachten kunnen begaan, moet daarentegen√ evenwel ∏ gehandhaafd blijven; de bijzondere vergoeding en verzekering worden afgeschaft. Voorts dient de verantwoordelijkheid van de ordonnateur te worden gepreciseerd. In gevallen waarbij het niet om fraude gaat richt √ dient ∏ elke instelling, om het tot aanstelling bevoegde gezag de nodige deskundigheid te verschaffen, een gespecialiseerde instantie voor financiële onregelmatigheden op √ te richten ∏ , die moet vaststellen of al dan niet sprake is van een onregelmatigheid die tot de tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid of geldelijke aansprakelijkheid van een ambtenaar of ander personeelslid leidt en die, wanneer zij systeemgebonden problemen ontdekt, verslag uitbrengt bij de ordonnateur en de intern controleur. Wanneer het echter om fraude gaat moet in deze verordening worden verwezen naar de geldende bepalingen aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen √ Unie ∏ en de bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen √ Unie ∏ of van de lidstaten betrokken zijn.

⎢ 1995/2006 overweging 23

(48) De oprichting van gezamenlijke instanties voor financiële onregelmatigheden door verschillende instellingen moet mogelijk worden gemaakt.

∫ nieuw

(49) Wat de ontvangsten betreft, is het voor de behoeften van de begroting noodzakelijk de regels inzake het ramen van het bedrag van schuldvorderingen te stroomlijnen. Ontvangsten zouden als zodanig moeten worden geboekt wanneer er redelijke zekerheid bestaat omtrent de inning ervan en zij voldoende nauwkeurig in cijfers kunnen worden uitgedrukt. De opneming van een aantal specifieke bepalingen betreffende procedures voor de aanpassing of intrekking van ramingen van het bedrag van schuldvorderingen zou tot vereenvoudiging moeten leiden.

⎢ 1995/2006 overweging 26 (aangepast)

? nieuw

(50) Voor vorderingen moet een verjaringstermijn worden ingevoerd √ vastgesteld ∏ . Anders dan voor vele lidstaten, geldt voor de Gemeenschap √ Unie ∏ geen verjaringstermijn waarna financiële vorderingen komen te vervallen. Voor de Gemeenschap √ Unie ∏ geldt evenmin een verjaringstermijn ten aanzien van de inning van haar vorderingen op derden.De invoering √ vaststelling ∏ van een dergelijke verjaringstermijn strookt met het beginsel van goed financieel beheer.

(51) ? De invorderingsregels moeten niet alleen worden verduidelijkt, maar ook worden aangescherpt. In het bijzonder moet worden verduidelijkt dat schrapping van een vastgestelde schuldvordering niet leidt tot afstand van een ten gunste van de Europese Unie vastgesteld recht. Om de financiële belangen van de Unie beter te beschermen, moeten vorderingen tot terugbetaling van middelen van de Unie op dezelfde wijze door de lidstaten worden behandeld als vorderingen van vennootschappen op hun grondgebied. ⎪

(52) Met inachtneming van de mededeling van de Commissie over het beheer van tijdelijk geïnde boeten[19], dienen boeten, dwangsommen en sancties en alle inkomsten daaruit als ontvangsten voor de begroting te worden geboekt in het jaar volgende op dat waarin alle verweermiddelen tegen het besluit waarbij zij zijn opgelegd, uitgeput zijn. Bij wijze van uitzondering op deze regel dient ten hoogste 2% van het op de begroting te boeken totaal aan boeten en dwangsommen te worden ingehouden ter financiering van het fonds dat bij de bovenvermelde mededeling is opgericht.

⎢ 1605/2002 overweging 21 (aangepast)

(53) De begrippen „vastlegging in de begroting” en „juridische verbintenis” en de voorwaarden voor de uitvoering ervan moeten worden gedefinieerd. Teneinde de omvang van de „sluimerende verplichtingen” minimaal te houden, is het van belang de termijn gedurende welke individuele juridische verbintenissen kunnen worden aangegaan op basis van globale vastleggingen te beperken. Voorts moet √ dient ∏ een vrijmakingsbepaling √ te ∏ worden opgenomen voor de individuele verbintenissen die gedurende een periode van drie jaar tot geen enkele betaling hebben geleid.

∫ nieuw

(54) Wat de betalingen betreft, dienen de verschillende soorten overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer te worden verduidelijkt. Voorts dienen de voorfinancieringsbetalingen stelselmatig te worden aangezuiverd door de bevoegde ordonnateur volgens de boekhoudregels die door de rekenplichtige van de Commissie zijn vastgesteld. Daartoe dienen in contracten, subsidiebesluiten, subsidieovereenkomsten en in delegatieovereenkomsten met derde partijen passende bepalingen te worden opgenomen.

⎢ 1605/2002 overweging 22 (aangepast)

(55) Deze verordening moet omschrijven welke soorten betalingen de ordonnateurs kunnen verrichten. Bij de uitvoering van deze soorten betalingen moeten √ dienen ∏ de doelmatigheid en de resultaten van de actie √ te ∏ prevaleren. De onduidelijke begrippen „voorschot” en „vooruitbetaling” moeten verdwijnen; D d e betalingen moeten worden verricht in de vorm van voorfinancieringen, tussentijdse betalingen en saldobetalingen, wanneer het totale verschuldigde bedrag niet in één keer wordt uitbetaald.

⎢ 1605/2002 overweging 23 (aangepast)

(56) Deze verordening moet bepalen dat D d e verrichtingen betaalbaarstelling, betalingsopdracht en betaling moeten √ dienen te ∏ geschieden binnen een termijn die in de uitvoeringsvoorschriften zal worden vastgesteld, en dat schuldeisers √ dienen ∏ bij overschrijding van deze termijn recht √ te ∏ hebben op achterstandsrente ten laste van de begroting.

∫ nieuw

(57) Instellingen dienen van tevoren in de gelegenheid te worden gesteld er officieel mee in te stemmen dat documenten hen langs elektronische weg worden toegezonden. In overeenstemming met de besluiten van de Commissie inzake elektronische en gedigitaliseerde documenten dienen de financiële bepalingen betreffende op verplichtingen uit te voeren verificaties bovendien te worden bijgewerkt om de waarde in rechte van elektronische bestelformulieren en facturen voor de inschrijving van juridische verbintenissen uitdrukkelijk te erkennen.

⎢ 1995/2006 overweging 25

(58) De betrekking tussen de intern controleur van de Commissie en de organen van de Unie moet worden verduidelijkt. Die organen moeten hun eigen internecontrolefunctie hebben die aan hun eigen raad van beheer verantwoording aflegt, terwijl de intern controleur van de Commissie aan het College verantwoording aflegt over de procedures en systemen van de Commissie. De intern controleur van de Commissie dient alleen te bevestigen dat de internecontrolefunctie van de organen aan internationale normen voldoet, en daartoe dient hij in staat te zijn de kwaliteit van de internecontroleactiviteiten te evalueren.

⎢ 1995/2006 overweging 27 (aangepast)

(59) Het Financieel √ Deze verordening ∏ Reglement moet het belang van kadercontracten bij het beheer van overheidsopdrachten weerspiegelen. Het Zij moet het gebruik van interinstitutionele aanbestedingsprocedures aanmoedigen en voorzien in de mogelijkheid van gezamenlijke aanbestedingsprocedures door een instelling en een aanbestedende dienst van een lidstaat.

⎢ 1605/2002 overweging 24 (aangepast)

(60) Wat betreft de overheidsopdrachten die door de communautaire instellingen voor eigen rekening worden geplaatst, dient te worden bepaald dat de voorschriften van de richtlijnen van het Europees Parlement en de Raad tot coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor leveringen, diensten en de uitvoering van werken van toepassing zijn; bovendien moeten de regels die gelden voor opdrachten voor rekening van derden in overeenstemming zijn met de in die richtlijnen neergelegde beginselen.

⎢ 1995/2006 overweging 28 (aangepast)

? nieuw

(61) √ Wat de regels inzake het plaatsen van overheidsopdrachten betreft, ∏ Er moeten √ dienen ∏ bepaalde technische aanpassingen √ te ∏ worden aangebracht om ervoor te zorgen dat de terminologie van het Financieel √ dit ∏ Reglement volledig in overeenstemming is met Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten[20]. De mogelijkheid die de lidstaten krachtens die richtlijn hebben om specifieke procedures voor geheim verklaarde opdrachten vast te stellen, wanneer de uitvoering ervan vergezeld moet gaan van speciale veiligheidsmaatregelen of wanneer de bescherming van de lidstaat zulks vereist, om procedures voor het plaatsen van opdrachten geheim te verklaren, moet ook worden opengesteld voor de communautaire instellingen √ van de Unie ∏ .

⎢ 1605/2002 overweging 25

(62) Ter voorkoming van onregelmatigheden, ter bestrijding van fraude en corruptie en ter bevordering van een gezond en doeltreffend beheer moet worden uitgesloten dat opdrachten worden gegund aan gegadigden of inschrijvers die zich aan dergelijke handelingen schuldig zouden hebben gemaakt of bij wie sprake is van belangenconflicten.

⎢ 1995/2006 overweging 29 (aangepast)

? nieuw

(63) In overeenstemming met Richtlijn 2004/18/EG moeten de regels inzake uitsluiting van deelname aan een aanbestedingsprocedure worden verduidelijkt. Voorts moet M m et het oog op de rechtszekerheid en de evenredigheid √ dient ∏ in het Financieel Reglement √ deze verordening ∏ een maximumtermijn voor de uitsluiting Ö te Õ worden vermeld. In het licht van Richtlijn 2004/18/EG moet√ dient bovendien ∏ een uitzondering op de uitsluitingsregels √ te ∏ worden gemaakt voor de aankoop van leveringen tegen bijzonder gunstige voorwaarden, hetzij bij een leverancier die definitief zijn handelsactiviteit stopzet, hetzij bij curatoren of vereffenaars van een faillissement, een vonnis, of een in de nationale wetgeving of regelgeving bestaande procedure van dezelfde aard.

(64) ? De uitsluitingsregels dienen ook te worden aangescherpt met het oog op een betere bescherming van de financiële belangen van de Unie. Overeenkomstig Richtlijn 2004/18/EG dient een bepaling inzake witwassen van geld te worden toegevoegd. Bovendien dienen uitsluitingssituaties voor gegadigden of inschrijvers die bij een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing veroordeeld zijn voor een delict dat hun beroepsethiek aantast of wegens fraude, omkoping, deelname aan een criminele organisatie, het witwassen van geld of enige andere onwettige activiteit die de financiële belangen van de Unie schaadt, ook te gelden voor personen met vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid ten aanzien van de gegadigde of de inschrijver. Uit een oogpunt van evenredigheid dient geen uitsluiting plaats te vinden van gegadigden en inschrijvers die kunnen aantonen passende maatregelen te hebben genomen tegen dergelijke personen met vertegenwoordigingsbevoegdheid. Ten behoeve van de continuïteit van een instelling dient waar het gaat om onderhandelingsprocedures tot slot te worden voorzien in een uitzondering op de verplichting tot uitsluiting wegens faillissement of een vergelijkbare toestand, ernstige beroepsfout of niet-nakoming van sociale zekerheidsverplichtingen, wanneer de opdracht om technische of artistieke redenen of om redenen van bescherming van alleenrechten slechts aan een bepaalde ondernemer kan worden toevertrouwd. ï

⎢ 1995/2006 overweging 30 (aangepast)

(65) Gegadigden of inschrijvers moeten, krachtens het Financieel Reglement, √ dienen ∏ in procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten ertoe √ te ∏ worden verplicht, wanneer hun daarom wordt verzocht, het bewijs te leveren van de eigendom van, het beheer of de zeggenschap over of de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van de juridische entiteit die een offerte indient of dat hun subcontractanten niet in een van de in artikel 93 van het Financieel Reglement bedoelde √ tot uitsluiting van inschrijving aanleiding gevende ∏ situaties verkeren. Inschrijvers die deelnemen aan een procedure voor het plaatsen van een opdracht van zeer geringe waarde, moeten niet worden verplicht te bewijzen dat zij niet in een van de tot uitsluiting aanleiding gevende situaties verkeren.

⎢ 1995/2006 overweging 31 (aangepast)

? nieuw

(66) Met het oog op een efficiënter verloop van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten moet de gegevensbank van de gegadigden of inschrijvers die zich in een uitsluitingsgeval bevinden, een gezamenlijke gegevensbank van de instellingen, de uitvoerende agentschappen en de in het Financieel √ deze verordening ∏ Reglement bedoelde organen zijn.

(67) ? Niettegenstaande dat de Europese Centrale Bank (ECB) en de Europese Investeringsbank (EIB) een specifieke eigen status hebben binnen het kader van de Unie, is het gebruik van hun eigen middelen financieel relevant voor de Unie. Daarom dienen zij toegang te hebben tot de informatie in de centrale gegevensbank van uitsluitingen, die is opgericht om de financiële belangen van de Unie te beschermen, en daarmee op eigen verantwoordelijkheid rekening te houden voor de gunning van opdrachten op grond van hun eigen regels. Tevens dienen de ECB en de EIB informatie over inschrijvers tegen wie een definitieve uitspraak is gedaan wegens fraude of andere onwettige activiteiten die de financiële belangen van de Unie schaden, aan de Commissie mee te delen. ï

⎢ 1605/2002 overwegingen 26 en 27 (aangepast)

(68) Bovendien moeten mMet het oog op de transparantie √ dienen ∏ de gegadigden en inschrijvers op passende wijze op de hoogte √ te ∏ worden gebracht van de gunning van de opdrachten.

(69) Ten slotte moet in verband met de grotere verantwoordelijkheid van de ordonnateurs de door de huidige Raadgevende Commissie voor aankopen en overeenkomsten uitgeoefende controle worden afgeschaft.

⎢ 1995/2006 overwegingen 32 en 33 (aangepast)

(70) Om rekening te houden met de belangen van niet-succesvolle inschrijvers, moet de bepaling worden opgenomen dat een onder Richtlijn 2004/18/EG vallende opdracht niet kan worden ondertekend voor het verstrijken van een redelijke wachttermijn.

(71) De verplichtingen van de instellingen inzake het opschorten van een plaatsingsprocedure of een opdracht in geval van fraude of onregelmatigheden krachtens het Financieel Reglement √ deze verordening ∏ moeten √ dienen te ∏ worden verduidelijkt, zodat de relevante bepalingen van dat Reglement meer effect sorteren.

∫ nieuw

(72) Er dient te worden voorzien in een degelijke, aan de gegevensbeschermingseisen voldoende rechtsgrondslag voor de bekendmaking van besluiten waarbij administratieve en financiële sancties worden opgelegd. Met het oog op de bescherming van gegevens en rechtszekerheid dient de bekendmaking evenwel een facultatief karakter te behouden.

⎢ 1605/2002 overweging 28 (aangepast)

? nieuw

(73) Wat de subsidies betreft, dient en √ voor ∏ de toekenning en de follow-up van communautaire subsidies √ van de Unie een kader ∏ te worden geregeld √ vastgesteld bestaande uit ∏ in specifieke bepalingen die uitvoering geven aan de beginselen transparantie, gelijke behandeling, medefinanciering, ? winstverbod, degressiviteit van exploitatiesubsidies, ⎪ verbod van werking met terugwerkende kracht en controle.

⎢ 1605/2002 overweging 29 (aangepast)

(74) Om cumulatie van subsidies te vermijden, mogen deze niet worden toegekend indien eenzelfde actie of de huishoudelijke uitgaven van eenzelfde begrotingsjaar tweemaal zouden worden gefinancierd.

⎢ 1605/2002 overweging 30 (aangepast)

(75) Zoals in de voorschriften voor de gunning van overheidsopdrachten moet worden voorzien in gronden die leiden tot uitsluiting van subsidie om de instellingen middelen ter bestrijding van fraude en corruptie te bieden.

⎢ 1605/2002 overweging 31 (aangepast)

(76) Met het oog op de afbakening en de eerbiediging van de rechten en plichten van de instelling en die van de begunstigde van een subsidie dient de toekenning van die subsidie bij schriftelijke overeenkomst te geschieden.

⎢ 1995/2006 overwegingen 34, 35 en 35 (aangepast)

(77) √ Met het oog op een grotere eenvoud moeten ∏De regels inzake subsidies moeten worden vereenvoudigd. Dde vereisten inzake controles en garanties moeten beter in verhouding staan tot de financiële risico's. De definitie van subsidies moet duidelijker worden √ dient te worden verduidelijkt ∏ , met name wat betreft de financiering met betrekking tot leningsactiviteiten of aandelenbezit en uitgaven betreffende de visserijmarkten. Met het oog op de verbetering van het √ een goed ∏ subsidiebeheer en de vereenvoudiging van de procedures moet het mogelijk zijn om subsidies bij besluit van de instelling of door middel van een schriftelijke overeenkomst met de begunstigde toe te kennen.

(78) Met het oog op duidelijkheid en transparantie moet het gebruik van vaste bedragen en forfaitaire betalingen worden toegestaan, naast de traditionele methode van het terugbetalen √ vergoeden ∏ van werkelijk gemaakte kosten.

(79) Met het oog op juridische duidelijkheid moeten de uitzonderingen op de op dit ogenblik in de uitvoeringsvoorschriften vervatte regel dat de subsidie geen winst mag opleveren, in het Financieel Reglement worden opgenomen. Voorts dient duidelijk te worden gemaakt dat de toekenning van subsidies voor bepaalde acties de vergroting van de financiële capaciteit of het voortbrengen van inkomsten ten doel heeft.

⎢ 1525/2007 overwegingen 1, 4 en 5 (aangepast)

(80) Verordening (EG) nr. 2004/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het statuut en de financiering van politieke partijen op Europees niveau[21] behelst onder andere voorschriften inzake de financiering van politieke partijen op Europees niveau uit de algemene begroting van de Europese Unie. Die regels betreffende de financiering van politieke partijen op Europees niveau √ voorschriften ∏ dienen te worden aangepast om die√ politieke partijen ∏ in staat te stellen beter in te spelen op de bijzondere omstandigheden waarin zij werkzaam zijn, bijvoorbeeld op de veranderende politieke uitdagingen en prioriteiten met budgettaire gevolgen die voor de politieke partijen bij het opstellen van hun jaarlijkse werkprogramma’s en begrotingen niet te voorzien zijn. Daartoe dient in beperkte mate te worden toegestaan dat financiële middelen worden overgedragen van het ene jaar naar het eerste kwartaal van het volgende jaar.

(81) Om de partijen beter in staat te stellen een financiële langetermijnplanning te maken om rekening te houden met de van jaar tot jaar wisselende financiële behoeften en meer te stimuleren om niet alleen op openbare financiering te rekenen, moeten politieke partijen op Europees niveau beperkte financiële reserves kunnen opbouwen die afkomstig zijn van eigen middelen uit andere bronnen dan de algemene begroting van de Europese Unie. Bovengenoemde afwijkingen van het winstverbod dienen een uitzonderlijk karakter te hebben en geen precedent te vormen.

⎢ 1995/2006 overwegingen 37, 38 en 41 (aangepast)

(82) De regel dat subsidies op basis van oproepen tot het indienen van voorstellen moeten worden toegekend, heeft zijn waarde bewezen. De ervaring heeft echter geleerd dat er in sommige gevallen, gezien de aard van de actie, geen keuze is bij de selectie van de begunstigden, die derhalve van die regel moeten worden vrijgesteld.

(83) De regel dat een begunstigde voor een actie niet meer dan één subsidie kan krijgen, moet worden aangepast. Volgens sommige basisbesluiten is het wel degelijk toegestaan verschillende communautaire financieringsbronnen √ van de Unie ∏ te combineren en de kans bestaat dat dergelijke gevallen in de toekomst, met het oog op de doeltreffendheid van de uitgaven, vaker voorkomen. Niettemin moet in het Financieel √ dit ∏ Reglement duidelijk worden gemaakt dat dezelfde kosten nooit tweemaal uit de communautaire begroting √ van de Unie ∏ kunnen worden gefinancierd.

(84) Bepaalde beperkingen inzake de subsidiabiliteit van begunstigden moeten worden geschrapt √ zouden in sommige gevallen niet moeten gelden ∏, zodat subsidies aan natuurlijke personen en bepaalde entiteiten zonder rechtspersoonlijkheid kunnen worden toegekend. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel mag √ dient ∏ de ordonnateur ervan √ te kunnen ∏ afzien de aanvragers van zeer geringe subsidies te vragen te bewijzen dat zij niet in een van de in de relevante bepalingen van het Financieel √ dit ∏ Reglement bedoelde uitsluitingssituaties verkeren.

(85) Ten aanzien van de normen inzake overheidsopdrachten die door begunstigden van subsidies moeten worden toegepast, moet √ dient ∏ de huidige regel van het Financieel √ dit ∏ Reglement, die onduidelijk is, √ te ∏ worden vereenvoudigd. Voorts moet √ dient ∏ uitdrukkelijk √ te ∏ worden voorzien in uitvoering van een actie die financiële steun aan derden noodzakelijk maakt.

∫ nieuw

(86) In het licht van de opgedane ervaring dient het gebruik van vaste bedragen (dit zijn vaste bedragen, standaardschalen van eenheidskosten en forfaits), zonder controles achteraf van de werkelijk gemaakte kosten, te worden verduidelijkt. De controlepraktijk dient aan deze nieuwe werkwijze te worden aangepast, met de mogelijkheid operationele audits te vragen en de bevindingen daarvan uit te breiden tot niet onderzochte projecten van een zelfde begunstigde wanneer terugkerende fouten zijn ontdekt in aanverwante projecten. Tot slot dient de mogelijkheid voor een begunstigde om subsidie bij wijze van financiële steun aan derden door te geven onder bepaalde voorwaarden te worden verruimd om een betere uitvoering mogelijk te maken van programma's waarvan de doelgroep bestaat uit een groot aantal natuurlijke personen die maar via twee doorgifteniveaus kunnen worden bereikt. Doorgifte dient toegestaan te zijn mits de eerste begunstigde passende garanties verstrekt en in de subsidieovereenkomst de nodige bepalingen zijn opgenomen die de keuzevrijheid inzake de begunstigden van doorgegeven subsidie en de hoogte van de steun inperken.

∫ nieuw

(87) Een nieuw type van financiële steun in de vorm van prijzen dient los van het stelsel van subsidies te worden onderworpen aan afzonderlijke regels die geen verwijzing naar voorzienbare kosten bevatten. Dergelijke prijzen dienen in het jaarlijkse werkprogramma te worden opgenomen en, boven een bepaalde drempel, te worden toegekend door begunstigden of contractanten op grond van toekenningsvoorwaarden en -criteria die tevoren door de Commissie zijn vastgesteld.

∫ nieuw

(88) Financieringsinstrumenten zijn in toenemende mate van belang om de impact van middelen van de Unie te versterken wanneer die middelen met andere worden gepoold of een hefboomwerking hebben. Omdat dergelijke financieringsinstrumenten niet met diensten of subsidies gelijk te stellen zijn, dient in een nieuw type financiële steun te worden voorzien.

⎢ 1605/2002 overweging 32

(89) Wat de boekhouding en de indiening van de rekeningen betreft, dient duidelijk te worden bepaald dat de boekhouding bestaat uit een algemene boekhouding en een begrotingsboekhouding, en dat de algemene boekhouding een boekhouding op transactiebasis is, terwijl de begrotingsboekhouding bedoeld is om de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de verslagen over de uitvoering van de begroting op te stellen.

⎢ 1995/2006 overweging 44 (aangepast)

? nieuw

(90) Wat de regels inzake boekhouding en rekeningen betreft, ? dient voor vereenvoudiging van de presentatie van de rekeningen te worden gezorgd door te bepalen dat de rekeningen van de Unie uitsluitend uit de geconsolideerde financiële staten en de geaggregeerde begrotingen bestaan. Ook dient te worden verduidelijkt dat de consolidatie uitsluitend betrekking heeft op de instellingen die uit de begroting van de Unie worden gefinancierd om de specifieke onafhankelijke status van de ECB te weerspiegelen. Tot slot ⎪ moet het Financieel Reglement √ dient ∏ de rekenplichtige van de Commissie de mogelijkheid bieden √ te hebben ∏ in overeenstemming met internationale normen vast te stellen welke andere organen, naast die welke communautaire subsidies ontvangen, onder de werkingssfeer van de consolidatie vallen, met dien verstande dat de consolidatie van de rekeningen niet tot gevolg mag hebben dat middelen van zichzelf financierende instanties naar de algemene begroting van de Europese Unie worden overgedragen, noch enige invloed mag hebben op hun financiële en operationele autonomie en de procedures voor de kwijting van hun rekeningen.

∫ nieuw

(91) Om duidelijkheid te scheppen in de verdeling van de taken en bevoegdheden tussen de rekenplichtige van de Commissie en de rekenplichtigen van de instellingen en organen waarvan de rekeningen worden geconsolideerd, dient te worden bepaald dat het verslag over het begrotingsbeheer en het financieel beheer in een begrotingsjaar wordt opgesteld door elke instelling of elk orgaan en uiterlijk 31 maart van het daaropvolgende begrotingsjaar aan de begrotingsautoriteit en aan de Rekenkamer wordt toegezonden.

⎢ 1605/2002 overweging 33 (aangepast)

? nieuw

(92) Het is dienstig om, onder verwijzing naar de internationaal erkende boekhoudbeginselen en de richtlijnen van het Europees Parlement en de Raad √ Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van het Verdrag ∏ betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen √ [22] ∏, voorzover zij in de context van de openbare dienst relevant zijn, de beginselen te bepalen waarop de algemene boekhouding gebaseerd is en volgens welke de financiële staten worden ingediend.

⎢ 1605/2002 overweging 34 (aangepast)

(93) Het blijkt nodig de bepalingen inzake verstrekking van informatie over de uitvoering van de begroting aan te passen zodat ook informatie over het gebruik van de overgedragen, wederopgevoerde en opnieuw gebruikte kredieten en over de diverse organen naar Gemeenschaps √ het ∏ recht √ van de Unie ∏ wordt verstrekt en de indiening van de maandelijkse gegevens en het verslag over de uitvoering, dat drie keer per jaar aan de begrotingsautoriteit zal √ dient te ∏ worden gezonden, beter wordt georganiseerd.

⎢ 1605/2002 overweging 35

(94) De door de instellingen toegepaste boekhoudmethoden moeten worden geharmoniseerd, en op dit gebied moet de rekenplichtige van de Commissie initiatiefrecht worden toegekend.

⎢ 1605/2002 overweging 36 (aangepast)

(95) Nadrukkelijk moet worden gesteld dat het gebruik van computersystemen voor financieel beheer geen afbreuk mag doen aan het recht van toegang van de Rekenkamer tot de bewijsstukken.

∫ nieuw

(96) De boekhoudregels en –beginselen van de Unie dienen te worden bijgewerkt met het oog op de samenhang met de regels van de International Public Sector Accounting Standard (IPSAS).

∫ nieuw

(97) De bepalingen betreffende de voorlopige en de definitieve rekeningen dienen te worden bijgewerkt, in het bijzonder om te voorzien in de begeleidende informatie bij de rekeningen die met het oog op de consolidatie aan de rekenplichtige van de Commissie worden gezonden. Er dient ook een bepaling te worden opgenomen betreffende de bevestigingsbrief die de instellingen en organen die uit de begroting worden gefinancierd tezamen met hun definitieve rekeningen aan de Rekenkamer zenden en betreffende de bevestigingsbrief die de Unie tezamen met haar geconsolideerde definitieve rekeningen zendt. Tot slot dient de datum waartegen de Rekenkamer haar opmerkingen maakt over de voorlopige rekeningen van de instellingen, met uitzondering van de Commissie, en de uit de begroting gefinancierde organen, te worden vervroegd om hen in staat te stellen bij de opstelling van hun definitieve rekeningen de opmerkingen van de Rekenkamer in aanmerking te nemen.

⎢ 1605/2002 overweging 37

(98) Wat de externe controle en de kwijting betreft, impliceert het belang van het met de lidstaten gedeelde beheer, hoewel de Commissie de volle verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de begroting draagt, de medewerking van de lidstaten bij de procedure van controle door de Rekenkamer en kwijting door de begrotingsautoriteit.

⎢ 1605/2002 overweging 38 (aangepast)

(99) Om √ Het tijdschema voor de kwijting dient zodanig te zijn dat ∏ de rekening en verantwoording en de kwijtingsprocedure optimaal te doen √ kunnen ∏ verlopen, dient het tijdschema dat tot de kwijting leidt te worden gewijzigd.

⎢ 1605/2002 overweging 39 (aangepast)

(100) De Commissie dient het Europees Parlement desgevraagd alle informatie te verstrekken die nodig is voor het goede verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken begrotingsjaar, overeenkomstig artikel 276 √ 319 ∏ van het EG-Verdrag.

⎢ 1605/2002 overweging 40 (aangepast)

(101) Voor bepaalde communautaire beleidsterreinen √ van de Unie ∏ zijn specifieke bepalingen nodig die evenwel de basisbeginselen van deze verordening moeten eerbiedigen.

⎢ 1605/2002 overweging 41 (aangepast)

(102) Het blijkt nodig voor de kredieten van het EOGFL en de administratieve kredieten te voorzien in de mogelijkheid van vervroegde vastlegging vanaf 15 november voorafgaande aan het betrokken begrotingsjaar.

⎢ 1995/2006 overwegingen 45 en 46 (aangepast)

? nieuw

(103) Met het oog op de instelling van het ELGF, dat met ingang van 1 januari 2007 met betrekking tot de financiering van marktmaatregelen in de plaats komt van het EOGFL, moet een bepaalde terminologie in het Financieel Reglement worden aangepast. Eveneens moet √ Er dient te ∏ worden verduidelijkt dat voorlopige vastleggingen mogen worden verricht na de normale termijn van twee maanden na ontvangst van de staten van uitgaven van de lidstaten in gevallen waarin een besluit inzake de overschrijving van kredieten wordt verwacht. De bijzondere bepalingen van het Financieel Reglement betreffende overschrijvingen moet worden verduidelijkt.

(104) De terminologie moet zodanig worden aangepast, dat alleen wordt verwezen naar de Structuurfondsen, het Cohesiefonds, het Europees Visserijfonds, het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling en de fondsen op het gebied van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, die onder gedeeld beheer staan. De verwijzingen naar de pretoetredingsmaatregelen voor het structuurbeleid (ISPA) en de landbouw (SAPARD) moeten worden geschrapt, omdat er bij die maatregelen sprake is van ? indirect ⎪ beheer door derde landen ? , en niet van gedeeld beheer met lidstaten ⎪. Aangezien in de nieuwe basisbesluiten betreffende structurele maatregelen voor de periode 2007-2013 gevallen van overmacht worden bestreken, hoeft er in het Financieel √ dit ∏ Reglement alleen in wederopvoering van vrijgemaakte kredieten te worden voorzien voor gevallen waarin een kennelijke fout aan de Commissie toe te rekenen is.

⎢ 1605/2002 overweging 42 (aangepast)

? nieuw

(105) Wat betreft de Structuurfondsen ? de bijzondere bepalingen van dit Reglement inzake de Structuurfondsen, het Cohesiefonds, het Europees Visserijfonds, het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling en de fondsen op het gebied van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, die onder gedeeld beheer staan ⎪, moet √ dient de bepaling betreffende ∏ de terugbetaling van vooruitbetalingen en de wederopvoering van kredieten onder de voorwaarden, genoemd in de verklaring van de Commissie bij Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen[23], laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1447/2001[24], √ te ∏ worden gehandhaafd. ?In afwijking van de overdrachtsregel dient te worden toegestaan dat op het einde van het begrotingsjaar beschikbare vastleggingskredieten die afkomstig zijn van de terugbetaling van vooruitbetalingen, worden overgedragen totdat het programma wordt afgesloten en worden gebruikt wanneer geen andere vastleggingskredieten meer beschikbaar zijn. ⎪

⎢ 1995/2006 overwegingen 47 en 48 (aangepast)

(106) Aan het Financieel Reglement moet een √ De ∏ bepaling worden toegevoegd over de bestemmingsontvangsten die voortvloeien uit de opheffing van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de terbeschikkingstelling van de desbetreffende kredieten √ dient te worden gehandhaafd ∏.

(107) Kredieten die zijn vrijgemaakt als gevolg van gehele of gedeeltelijke niet-uitvoering van de projecten waarvoor zij bestemd waren, moeten kunnen worden wederopgevoerd. Dit dient echter slechts onder strikte voorwaarden mogelijk te zijn, en alleen op het gebied van onderzoek, daar onderzoeksprojecten een hoger financieel risico meebrengen dan projecten op andere beleidsterreinen.

⎢ 1605/2002 overweging 43 (aangepast)

? nieuw

(108) Wat onderzoek betreft, moet de inrichting van de begroting in overeenstemming worden gebracht √ zijn ∏ met de bepalingen betreffende de opstelling van de begroting naar activiteit., doch met behoud van dDe thans aan het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (GCO) toegestane flexibiliteit van beheer √ dient te worden behouden ∏.

(109) ? Er is daarnaast behoefte aan verduidelijking wat betreft de deelneming van het GCO aan procedures voor het plaatsen van opdrachten en het toekennen van subsidies wanneer het GCO activiteiten verricht die geheel of gedeeltelijk uit de algemene begroting worden gefinancierd, los van de gewone, voor het GCO bestemde begrotingsonderdelen in het kader van de middelen voor onderzoek. Wanneer het GCO als derde aan procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten en het toekennen van subsidies deelneemt, dient het vrijgesteld te zijn van de bepalingen inzake uitsluitingscriteria, administratieve en financiële sancties, economische en financiële draagkracht en zekerheden. Bovendien dient rekening te worden gehouden met de technische en wetenschappelijke diensten die door het GCO aan andere instellingen of diensten van de Commissie worden verstrekt op grond van interne administratieve regelingen, die niet onder de regels inzake het plaatsen van overheidsopdrachten vallen. Tot slot dienen voor een effectieve uitvoering van de betrokken taken de ontvangsten uit de ermee verband houdende werkzaamheden uitzonderlijk te worden aangemerkt als externe bestemmingsontvangsten. ï

⎢ 1605/2002 overweging 44 (aangepast)

(110) Met betrekking tot de externe maatregelen moet decentralisatie van het beheer van de externe steun worden toegestaan, op voorwaarde dat de Commissie garanties krijgt voor een goed financieel beheer en dat de begunstigde staat tegenover de Commissie de verantwoordelijkheid voor de overgemaakte middelen op zich neemt.

⎢ 1605/2002 overweging 45 (aangepast)

(111) In de financieringsovereenkomsten of -contracten die met een begunstigde staat, een nationaal, communautair of internationaal publiekrechtelijk orgaan, dan wel met natuurlijke personen of privaatrechtelijke rechtspersonen worden gesloten, moeten de algemene beginselen voor het plaatsen van opdrachten worden vermeld die in deel I, titel V, en deel II, titel IV, van deze verordening met betrekking tot het externe beleid worden opgesomd.

∫ nieuw

(112) Wat de specifieke bepalingen inzake de uitvoering van externe acties betreft, dient rekening te worden gehouden met de wijzigingen en de vereenvoudiging die zijn voorgesteld ten aanzien van de verschillende wijzen van beheer.

∫ nieuw

(113) Ter versterking van de internationale rol van de Unie bij externe acties en ontwikkeling en ter vergroting van de zichtbaarheid en de doeltreffendheid van haar optreden dient de Commissie te worden gemachtigd om Europese trustfondsen op te richten en te beheren voor noodsituaties, operaties na een noodsituatie of acties rond een bepaald thema. Deze fondsen zouden niet in de begroting worden opgenomen, maar in de mate die nodig is om een veilig en transparant gebruik van middelen van de Unie te waarborgen, worden beheerd volgens de financiële regels van dit Reglement. Daartoe dient de Commissie het voorzitterschap te bekleden van het bestuursorgaan dat bij elk trustfonds is opgericht om de donoren te vertegenwoordigen en te beslissen hoe de middelen worden gebruikt. De rekenplichtige van elk trustfonds moet bovendien de rekenplichtige van de Commissie zijn.

∫ nieuw

(114) Wat de entiteiten betreft waaraan bij indirect beheer de uitvoering van externe acties is toevertrouwd, mag de maximumtermijn waarvoor zij opdrachten kunnen gunnen en subsidies kunnen toekennen, niet meer bedragen dan drie jaar vanaf de ondertekening van de delegatieovereenkomst met de Commissie, behoudens uitzonderlijke externe omstandigheden. Deze beperking in de tijd dient niet te worden toegepast voor meerjarige programma's die volgens de procedures van de Structuurfondsen worden uitgevoerd. Nadere voorschriften voor het doorhalen van kredieten in dit laatste geval dienen te worden vastgesteld bij sectorspecifieke regelgeving.

∫ nieuw

(115) Wat de specifieke regels inzake het plaatsen van opdrachten voor externe acties betreft, is het noodzakelijk dat in naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke omstandigheden wanneer voor de uitvoering geen basisbesluit is vastgesteld, ingezetenen van derde landen aan inschrijvingsprocedures kunnen deelnemen.

⎢ 1605/2002 overweging 46

(116) Voor de Europese bureaus moeten in een specifieke titel algemene beheervoorschriften worden gegeven.

⎢ 1995/2006 overweging 50 (aangepast)

(117) De instellingen dienen ter vergemakkelijking van het beheer de mogelijkheid te krijgen om voor het beheer van de in hun eigen afdeling van de begroting opgenomen kredieten ordonnateursbevoegdheden te delegeren aan de directeuren van interinstitutionele Europese bureaus. Hoewel de inhoud ongewijzigd moet blijven, dienen de relevante artikelen van het Financieel Reglement een iets andere structuur te krijgen om √ Daartoe is het dienstig ∏ de subdelegatie van ordonnateursbevoegdheden door de directeuren van bureaus te verduidelijken.

⎢ 1605/2002 overweging 47 (aangepast)

(118) √ Het is dienstig ∏ Dde specifieke voorschriften voor de administratieve kredieten dienen tevens in een afzonderlijke titel te worden samengebracht √ samen te houden ∏ . Voorts dient elk van beide takken van de begrotingsautoriteit in de gelegenheid te worden gesteld tijdig advies uit te brengen omtrent onroerendgoedprojecten die aanzienlijke financiële gevolgen voor de begrotingsuitgaven kunnen hebben.

⎢ 1605/2002 overweging 48 (aangepast)

(119) De wijziging van het tijdschema voor de consolidatie van de rekeningen van de instellingen moet tot het begrotingsjaar 2005 worden uitgesteld, zodat er voldoende tijd is om de vereiste interne procedures in te voeren.

⎢ 1995/2006 overweging 51

? nieuw

(120) De procedure volgens welke de begrotingsautoriteit advies kan uitbrengen omtrent onroerendgoedprojecten moet worden verduidelijkt. ? Om instellingen in staat te stellen een langetermijnbeleid inzake onroerend goed te ontwikkelen en te profiteren van een lagere rente dankzij de gunstige kredietrating van de Unie op de financiële markten, dient het hen te worden toegestaan buiten de begroting leningen op te nemen om onroerend goed te verwerven. Dit zou het mogelijk maken de huidige complexe regeling te vereenvoudigen en terzelfder tijd kosten te besparen en voor meer transparantie te zorgen. ⎪

⎢ 1995/2006 overweging 52 (aangepast)

? nieuw

(121) Opeenvolgende kaderprogramma's voor onderzoek hebben het werk van de Commissie vergemakkelijkt doordat er vereenvoudigde regels in zijn opgenomen voor de selectie van externe deskundigen die voorstellen of subsidieaanvragen evalueren en technische bijstand verlenen voor de follow-up en de evaluatie van gefinancierde projecten. Deze procedure moet √ kon ∏ ook voor alle andere programma's kunnen worden gebruikt. ? In het licht van de opgedane ervaring dient het toepassingsgebied van de bijzondere procedure voor het selecteren van natuurlijke personen als deskundige te worden verduidelijkt, gezien de behoefte aan bijstand van deze personen bij het evalueren van projectvoorstellen, subsidieaanvragen, projecten en inschrijvingen, en voor het verstrekken van deskundig advies. ⎪

∫ nieuw

(122) Wat de slotbepalingen betreft, dient de Commissie met het oog op de uitvoering van dit Reglement te worden gemachtigd om gedelegeerde wetgevingshandelingen in de zin van artikel 290 van het Verdrag vast te stellen.

(123) De maatregelen ter uitvoering van dit Reglement worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[25].

(124) Het Financieel Reglement dient uitsluitend te worden herzien als zulks noodzakelijk is. Te frequente herzieningen van het Reglement leiden tot buitensporige kosten om de administratieve structuren en procedures aan de nieuwe regels aan te passen. Bovendien kan de tijd tussen twee herzieningen te kort zijn om valabele conclusies te verbinden aan de toepassing van de geldende regels.

⎢ 1605/2002 overweging 49 (aangepast)

(125) Wat betreft de financiële voorschriften voor de door de Gemeenschappen √ Unie ∏ ingestelde organen met rechtspersoonlijkheid die subsidies uit de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen √ Unie ∏ ontvangen, dient te worden gezorgd voor een kader dat op de specifieke behoeften van hun beheer is afgestemd. Tegelijkertijd moeten de voorschriften betreffende met name kwijting en boekhouding worden geharmoniseerd onder volledige inachtneming van de organische autonomie die deze organen voor de vervulling van hun opdrachten nodig hebben. De intern controleur van de Commissie oefent jegens deze organen dezelfde bevoegdheden uit als die welke hem jegens de diensten van de Commissie zijn verleend. De interne financiële voorschriften van deze organen moeten √ dienen ∏ derhalve zodanig √ te ∏ worden aangepast dat zij verenigbaar zijn met dit Financieel Reglement. Daartoe dient de Commissie te worden gemachtigd financiële standaardvoorschriften vast te stellen, waarvan de organen √ van de Unie ∏ slechts met toestemming van de Commissie mogen afwijken,.

∫ nieuw

(126) Sommige wijzigingen zijn noodzakelijk om precies aan te geven welke organen onder de financiële kaderverordening vallen. Tevens is een nieuwe bepaling nodig om te voorzien in publiek-private partnerschappen, waarvoor de Commissie financiële standaardvoorschriften dient vast te stellen met de beginselen die nodig zijn om een goed financieel beheer te waarborgen.

(127) Omwille van de continuïteit in de uitvoering van lopende programma's dienen de bepalingen betreffende de controle- en auditverplichtingen waaraan de lidstaten onderworpen zijn wanneer zij in het kader van gedeeld beheer de begroting op indirecte wijze uitvoeren, maar te gelden voor de volgende generatie van sectorspecifieke verordeningen,

⎢ 1605/2002 (aangepast)

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

DEEL 1

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

TITEL I

TOEPASSINGSGEBIED

ARTIKEL 1

√ Onderwerp ∏

⎢ 1995/2006 art. 1.1

Deze verordening regelt de opstelling en uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie, hierna „begroting” genoemd, en de indiening en controle van de rekeningen.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

In deze verordening worden het Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's, de Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming gelijkgesteld met de instellingen van de Gemeenschappen.

Artikel 2

√ Toepassingsgebied ∏

Iedere bepaling betreffende de uitvoering van de begroting aan de ontvangsten- of uitgavenzijde in een ander wetgevingsbesluit moet de in titel II vermelde begrotingsbeginselen eerbiedigen.

TITEL II

BEGROTINGSBEGINSELEN

⎢ 1995/2006 art. 1.2 (aangepast)

Artikel 3

√ Begrotingsbeginselen ∏

Onder de in deze verordening bepaalde voorwaarden worden bij de opstelling en de uitvoering van de begroting het eenheids-, het begrotingswaarachtigheids-, het jaarperiodiciteits-, het evenwichts-, het rekeneenheids-, het universaliteits- en het specialiteitsbeginsel, het beginsel van goed financieel beheer, dat een effectieve en efficiënte interne controle vergt, en het transparantiebeginsel in acht genomen.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

HOOFDSTUK 1

EENHEIDSBEGINSEL EN BEGROTINGSWAARACHTIGHEIDSBEGINSEL

ARTIKEL 4

√ Definitie van de begroting ∏

1. De begroting is het besluit waarbij voor elk begrotingsjaar alle noodzakelijk geachte uitgaven en ontvangsten van de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie worden geraamd en goedgekeurd.

2. De uitgaven en de ontvangsten van de Unie omvatten:

a) de uitgaven en de ontvangsten van de Europese Unie, met inbegrip van de administratieve uitgaven die voor de instellingen voortvloeien uit de bepalingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en op het gebied van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, alsmede de beleidsuitgaven die uit de uitvoering van die bepalingen voortvloeien wanneer deze ten laste van de begroting komen;

b) de uitgaven en de ontvangsten van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.

3. In de begroting worden tevens opgenomen de garantie voor de leningsoperaties van de Unie en de overmakingen aan het Garantiefonds voor externe maatregelen.

Artikel 5

√ Regels betreffende het eenheidsbeginsel en het begrotingswaarachtigsbeginsel ∏

1. Behoudens het bepaalde in artikel 74, kunnen ontvangsten slechts worden geïnd en uitgaven slechts worden verricht door aanwijzing op een begrotingsonderdeel.

2. Voor geen enkele uitgave kan een verplichting worden aangegaan of een betalingsopdracht gegeven boven het bedrag van de goedgekeurde kredieten.

3. In de begroting kan slechts een krediet worden uitgetrokken als er een noodzakelijk geachte uitgave tegenover staat.

⎢ 1995/2006 art. 1.3 (aangepast)

? nieuw

4. Rente op middelen die eigendom van de Unie zijn, wordt als diverse ontvangsten in de begroting opgenomen, behoudens het bepaalde in de artikelen 5 bis, 18 en 74 ? is niet verschuldigd aan de Unie tenzij anders is bepaald in de met de entiteiten opgesomd in artikel 53, lid 1, punt 2, onder b) tot en met h), gesloten overeenkomsten, in subsidiebesluiten en in met begunstigden gesloten subsidieovereenkomsten.

In dat geval wordt de rente hergebruikt voor het corresponderende programma of teruggevorderd. ⎪

⎢ 1995/2006 art. 1.4

Artikel 5 bis

1. De rente op betaalde voorfinanciering wordt aan het betrokken programma of de betrokken actie toegewezen en op de betaling van het saldo van de aan de begunstigde verschuldigde bedragen in mindering gebracht.

In de verordening tot vaststelling van de uitvoeringsvoorschriften van de onderhavige verordening, hierna „uitvoeringsvoorschriften” genoemd, worden de uitzonderingsgevallen vastgesteld waarin de bevoegde ordonnateur deze rente jaarlijks invordert. De rente wordt als diverse ontvangsten in de begroting opgenomen.

2. In de volgende gevallen is aan de Gemeenschappen geen rente verschuldigd:

a) voorfinanciering die geen aanzienlijk bedrag in de zin van de uitvoeringsvoorschriften is;

b) voorfinanciering die uit hoofde van een overheidsopdracht in de zin van artikel 88 is betaald;

c) voorfinanciering die aan lidstaten is betaald;

d) voorfinanciering die uit hoofde van pretoetredingssteun is betaald;

e) voorschotten die overeenkomstig het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, hierna „Statuut” genoemd, aan de leden van de instellingen en het personeel zijn betaald;

f) voorfinanciering die in het kader van gezamenlijk beheer als bedoeld in artikel 53, lid 1, punt c), is betaald.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

HOOFDSTUK 2

JAARPERIODICITEITSBEGINSEL

ARTIKEL 6

√ Definitie ∏

De in de begroting opgenomen kredieten worden toegestaan voor de duur van een begrotingsjaar, dat begint op 1 januari en sluit op 31 december.

Artikel 7

√ Soorten kredieten ∏

1. De begroting bevat gesplitste kredieten, die aanleiding geven tot vastleggingskredieten en betalingskredieten, en niet-gesplitste kredieten.

2. Vastleggingskredieten dekken de totale kosten van de juridische verbintenissen die tijdens het begrotingsjaar worden aangegaan, behoudens het bepaalde in artikel 77, lid 2, en artikel 166, lid 2.

3. Betalingskredieten dekken de betalingen die voortvloeien uit de uitvoering van de juridische verbintenissen die in het begrotingsjaar en/of voorafgaande begrotingsjaren zijn aangegaan.

4. De leden 1 en 2 laten de bijzondere bepalingen van deel II, titels I, IV en VI, onverlet. Zij doen niets af aan de mogelijkheid kredieten globaal vast te leggen of vastleggingen in jaartranches te verdelen.

Artikel 8

√ Boekhoudregels voor ontvangsten en kredieten ∏

1. De ontvangsten worden in de rekening van het begrotingsjaar verantwoord aan de hand van de in dat jaar geïnde bedragen. De eigen middelen van de maand januari van het volgende begrotingsjaar kunnen evenwel vervroegd worden gestort op grond van de verordening van de Raad houdende toepassing van het besluit betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen.

2. De boekingen van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde, de aanvullende middelen op basis van het bruto nationaal product (BNP) en, in voorkomend geval, de financiële bijdragen kunnen worden aangepast overeenkomstig de in lid 1 genoemde verordening.

3. De voor een begrotingsjaar uitgetrokken kredieten mogen alleen worden gebruikt ter dekking van de tijdens dat begrotingsjaar vastgelegde en betaalde uitgaven, alsmede ter dekking van bedragen die verschuldigd zijn op grond van vastleggingen van voorafgaande begrotingsjaren.

4. De vastleggingen van kredieten worden geboekt op basis van de juridische verbintenissen die tot 31 december zijn aangegaan, behoudens de in artikel 77, lid 2, bedoelde globale vastleggingen en de in artikel 166, lid 2, bedoelde financieringsovereenkomsten, welke worden geboekt op basis van de tot 31 december verrichte vastleggingen.

5. De betalingen worden voor een begrotingsjaar geboekt op basis van de uiterlijk op 31 december van dat begrotingsjaar door de rekenplichtige verrichte betalingen.

6. In afwijking van de leden 3, 4 en 5 worden de uitgaven van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, in de rekening van een begrotingsjaar verantwoord volgens de voorschriften van deel II, titel I.

Artikel 9

√ Annulering en overdracht van kredieten ∏

1. Kredieten die aan het einde van het begrotingsjaar waarvoor zij waren uitgetrokken niet zijn gebruikt, komen te vervallen.

Zij mogen evenwel worden overgedragen, doch uitsluitend naar het volgende begrotingsjaar, bij een uiterlijk op 15 februari door de betrokken instelling overeenkomstig de leden 2 en 3 genomen besluit, of worden van rechtswege overgedragen overeenkomstig lid 4.

2. Bij de gesplitste vastleggingskredieten en bij de niet-gesplitste kredieten die bij de afsluiting van het begrotingsjaar nog niet zijn vastgelegd, kan de overdracht betrekking hebben op:

a) de bedragen die overeenstemmen met de vastleggingskredieten waarvoor de meeste voorbereidende stadia van het vastleggingsbesluit op 31 december zijn beëindigd. Deze bedragen kunnen tot 31 maart van het volgende jaar worden vastgelegd;

b) de bedragen die nodig blijken wanneer de wetgevende autoriteit het basisbesluit in het laatste kwartaal van het begrotingsjaar heeft vastgesteld, zonder dat de Commissie tot 31 december de daartoe in de begroting uitgetrokken kredieten heeft kunnen vastleggen.

3. Bij de betalingskredieten kan de overdracht betrekking hebben op de bedragen die nodig zijn ter dekking van vastleggingen van voorafgaande begrotingsjaren of die betrekking hebben op overgedragen vastleggingskredieten, wanneer de kredieten van de betrokken begrotingsonderdelen in de begroting van het volgende begrotingsjaar ontoereikend zijn. De betrokken instelling zal bij voorrang de voor het lopende begrotingsjaar toegestane kredieten gebruiken en pas na de besteding daarvan de overgedragen kredieten.

4. De niet-gesplitste kredieten die overeenkomen met bij de afsluiting van het begrotingsjaar rechtmatig aangegane verplichtingen, worden van rechtswege en uitsluitend naar het eerstvolgende begrotingsjaar overgedragen.

5. De betrokken instelling stelt het Europees Parlement en de Raad, hierna „de begrotingsautoriteit” genoemd, uiterlijk op 15 maart in kennis van het overdrachtbesluit dat zij heeft genomen, en geeft per begrotingsonderdeel aan op welke wijze de in de leden 2 en 3 genoemde criteria voor elke overdracht zijn toegepast.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

? nieuw

6. ? Onverminderd artikel 10, ⎪ √ kunnen ∏ Iin een reserve opgenomen kredieten en de kredieten voor personeelsuitgaven kunnen niet worden overgedragen.

Artikel 10

√ Regels betreffende de overdracht van bestemmingsontvangsten ∏

Op 31 december niet gebruikte ontvangsten en beschikbare kredieten uit hoofde van in artikel 18 bedoelde bestemmingsontvangsten worden overgedragen van rechtswege overgedragen. De met de overgedragen bestemmingsontvangsten overeenstemmende beschikbare kredieten moeten als eerste worden gebruikt. ? als volgt: ⎪

? - externe bestemmingsontvangsten worden automatisch overgedragen en dienen volledig te worden gebruikt totdat alle verrichtingen betreffende het programma of de actie waarvoor zij bestemd zijn, zijn uitgevoerd. In het laatste jaar van het programma of de actie ontvangen externe bestemmingsontvangsten kunnen worden gebruikt in het eerste jaar van het vervolgprogramma of de vervolgactie; ⎪

? - interne bestemmingsontvangsten mogen slechts één jaar worden overgedragen, tenzij in het toepasselijke basisbesluit anders is bepaald of in naar behoren gemotiveerde gevallen. De beschikbare overeenkomstige kredieten moeten eerst worden gebruikt. ⎪

⎢ 1605/2002 (aangepast)

⎝1 1995/2006 art. 1.6

Artikel 11

√ Vrijmaking van kredieten ∏

Onverminderd ⎝1 de artikelen 157 en 160 bis ⎜ leiden vrijmakingen die, wegens gehele of gedeeltelijke niet-uitvoering van de acties waarvoor de kredieten bestemd waren, plaatsvinden tijdens latere begrotingsjaren dan het jaar waarin de kredieten in de begroting werden opgenomen, tot annulering van de betrokken kredieten.

Artikel 12

√ Vastlegging van kredieten ∏

De kredieten die in de begroting zijn opgenomen, kunnen met ingang van 1 januari worden vastgelegd zodra de begroting definitief is vastgesteld, behoudens de in deel II, titel I en titel VI, genoemde afwijkingen.

Artikel 13

√ Regels bij vaststelling van de begroting met vertraging ∏

1. Indien de begroting aan het begin van het begrotingsjaar niet definitief is vastgesteld, zijn artikel 273, eerste alinea, van het EG-Verdrag en artikel 178, eerste alinea, van het Euratom-Verdrag van toepassing op de vastleggingen en betalingen ter zake van de uitgaven die uit hoofde van de uitvoering van de laatste op regelmatige wijze vastgestelde begroting op een specifiek begrotingsonderdeel aangewezen hadden kunnen worden.

2. Vastleggingen kunnen per hoofdstuk worden verricht, tot maximaal een vierde van het totaal van de kredieten die voor het vorige begrotingsjaar in het betrokken hoofdstuk zijn toegestaan, vermeerderd met een twaalfde voor elke verstreken maand.

Betalingen kunnen maandelijks per hoofdstuk worden verricht, tot maximaal een twaalfde van de kredieten die voor het vorige begrotingsjaar in het betrokken hoofdstuk zijn toegestaan.

Het maximum van de kredieten die zijn opgenomen in de ontwerp-begroting die in voorbereiding is, mag niet worden overschreden.

3. Indien de continuïteit van het optreden van de Unie en de eisen van beheer zulks noodzakelijk maken:

a) kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, op verzoek van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, zowel voor de vastleggingen als voor de betalingen, twee of meer voorlopige twaalfden tegelijk toestaan, boven die welke automatisch beschikbaar komen ingevolge de leden 1 en 2;

b) zijn ten aanzien van de andere uitgaven dan die welke verplicht uit de Verdragen of de ter uitvoering daarvan vastgestelde besluiten voortvloeien, artikel 273, derde alinea, van het EG-Verdrag en artikel 178, derde alinea, van het Euratom-Verdrag van toepassing.

De bijkomende twaalfden worden als een geheel toegestaan en kunnen niet worden opgedeeld.

4. Indien voor een bepaald hoofdstuk twee of meer voorlopige twaalfden die op de voorwaarden en volgens de procedures van lid 3 zijn toegestaan, niet toereikend zijn voor de uitgaven die nodig zijn om een breuk in de continuïteit van het optreden van de Gemeenschappen op het door het betrokken hoofdstuk bestreken gebied te voorkomen, kan bij wijze van uitzondering een overschrijding van het aan kredieten geboekte bedrag in het overeenkomstige hoofdstuk van de begroting van het voorgaande begrotingsjaar worden toegestaan. De begrotingsautoriteit neemt een besluit volgens de procedures van lid 3. Het totale bedrag van de in de begroting van het voorafgaande begrotingsjaar opgenomen kredieten mag evenwel in geen geval worden overschreden.

HOOFDSTUK 3

EVENWICHTSBEGINSEL

⎢ 1605/2002 (aangepast)

? nieuw

Artikel 14

√ Definitie en toepassingsgebied ∏

1. De begroting moet wat ontvangsten en betalingskredieten betreft in evenwicht zijn.

2. Onverminderd artikel 46, lid 1, punt 4, ? Binnen het kader van de algemene begroting ⎪ mogen de Europese Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, alsmede de door de Unie opgerichte organen bedoeld in artikel 185 geen leningen aangaan.

Artikel 15

√ Saldo van het begrotingsjaar ∏

1. Het saldo van elk begrotingsjaar wordt, naargelang het een overschot of een tekort betreft, in de begroting van het volgende begrotingsjaar als ontvangst of als betalingskrediet opgenomen.

2. De ramingen van deze ontvangsten of betalingskredieten worden tijdens de begrotingsprocedure in de begroting opgenomen en door middel van de procedure van de nota van wijzigingen die wordt ingediend overeenkomstig artikel 34. Zij worden opgesteld overeenkomstig de verordening van de Raad houdende toepassing van het besluit betreffende het stelsel van eigen middelen van de Unie.

3. Na de indiening van de rekeningen van het begrotingsjaar wordt het verschil ten opzichte van de ramingen in de begroting van het volgende begrotingsjaar opgenomen door middel van een gewijzigde begroting, die uitsluitend voor dat doel wordt opgesteld en wordt aangewend. Het ontwerp van gewijzigde begroting moet in dat geval binnen twee weken na de indiening van de voorlopige rekeningen door de Commissie worden ingediend.

HOOFDSTUK 4

REKENEENHEIDSBEGINSEL

ARTIKEL 16

√ Gebruik van de euro ∏

De begroting wordt in euro opgesteld, uitgevoerd en onderworpen aan rekening en verantwoording.

⎢ 1995/2006 art. 1.7

? nieuw

De rekenplichtige en, in het geval van gelden ter goede rekening, de beheerder van gelden ter goede rekening en, ten behoeve van het administratieve beheer van de externe dienst van de Commissie, de bevoegde ordonnateur zijn evenwel gemachtigd voor de in artikel 61 bedoelde kasbehoeften transacties in nationale munteenheden te verrichten onder in de ? in artikel 183 bedoelde gedelegeerde verordening tot vaststelling van de voorschriften voor de uitvoering van dit Reglement, ⎪ hierna "de uitvoeringsvoorschriften" genoemd, nader te bepalen voorwaarden.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

? nieuw

HOOFDSTUK 5

UNIVERSALITEITSBEGINSEL

ARTIKEL 17

√ Definitie en toepassingsgebied ∏

De gezamenlijke ontvangsten dienen ter dekking van de gezamenlijke betalingskredieten, behoudens het bepaalde in artikel 18. De ontvangsten en de uitgaven mogen niet met elkaar worden gecompenseerd, behoudens het bepaalde in artikel 20.

Artikel 18

√ Bestemmingsontvangsten ∏

1. Onverminderd artikel 160, lid 1 bis en artikel 161, lid 2, zijn de volgende ontvangsten? Externe bestemmingsontvangsten en interne bestemmingsontvangsten zijn ⎪ bestemd voor de financiering van bepaalde specifieke uitgaven:.

? 2. Externe bestemmingsontvangsten zijn: ⎪

a) de financiële bijdragen van de lidstaten voor bepaalde programma's ingevolge het besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Unie;

⎢ 1995/2006 art. 1.8(b) (aangepast)

? nieuw

a bis b) financiële bijdragen van lidstaten ? , derde ⎪ en andere donorlanden, inclusief in beide gevallen hun publieke en parastatale organen, ? entiteiten met rechtspersoonlijkheid ⎪ of van internationale organisaties ? of natuurlijke personen ⎪ aan bepaalde externe steunprojecten of -programma's die door de Gemeenschap worden gefinancierd en namens hen door de Commissie worden beheerd, overeenkomstig het desbetreffende basisbesluit;

⎢ 1605/2002 (aangepast)

? nieuw

b c) de rente op deposito's en de boeten bedoeld in de verordening over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten;

c d) de ontvangsten die voor een bepaald doel ter beschikking zijn gesteld, zoals inkomsten van stichtingsvermogens, subsidies, giften en legaten, daaronder begrepen de aan elke instelling vooraf toegewezen eigen ontvangsten;

d e) de deelnemingen van derde landen of diverse instellingen aan activiteiten van de Gemeenschappen;

? f) de bestemmingsontvangsten bedoeld in artikel 160, lid 1 bis, en in artikel 161, lid 2. ⎪

? 3. Interne bestemmingsontvangsten zijn: ⎪

e a) ontvangsten afkomstig van derden wegens op hun verzoek verrichte leveringen, diensten en werken;

⎢ 1995/2006 art. 1.8(c) (aangepast)

e bis b) de opbrengst van de verkoop bij vervanging of het buiten dienst stellen van voertuigen, uitrusting, installaties, materiaal en wetenschappelijke en technische apparaten na volledige afschrijving van de boekwaarde;

⎢ 1605/2002 (aangepast)

? nieuw

fc) terugbetalingen van onverschuldigd betaalde bedragen;

g d) de opbrengst van leveringen, diensten en werken ten behoeve van andere ? diensten, ⎪ instellingen of organen, met inbegrip van vergoedingen voor dienstreizen betaald voor rekening van en terugbetaald door andere instellingen of organen;

h e) ontvangen verzekeringsuitkeringen;

i f) ontvangsten uit huurvergoedingen ? de verkoop, verhuur of andere overeenkomsten betreffende rechten uit hoofde van onroerend goed ⎪;

j g) opbrengsten van de verkoop van publicaties en films, inclusief die op elektronische drager.

24. Het basisbesluit kan eveneens voorzien in de bestemming van de verwachte ontvangsten voor specifieke uitgaven. ? Tenzij in het toepasselijke basisbesluit anders is bepaald, vormen die ontvangsten interne bestemmingsontvangsten. ⎪

35. De begroting voorziet in een structuur voor de opname van ? externe en interne bestemmingsontvangsten ⎪ , alsmede, voor zover mogelijk, in een raming.

? Bestemmingsontvangsten worden in de ontwerp-begroting opgenomen voor het bedrag dat op het tijdstip van opstelling van de ontwerp-begroting zeker is. ⎪

Artikel 19

√ Schenkingen ∏

1. De Commissie kan alle schenkingen ten gunste van de Unie, zoals stichtingsvermogens, subsidies, giften en legaten, aanvaarden.

2. Voor het aanvaarden van schenkingen ter waarde van EUR 50000 of meer die lasten, inclusief follow-upkosten, kunnen meebrengen welke hoger zijn dan 10 % van de waarde van de gedane schenking, is de goedkeuring vereist van het Europees Parlement en de Raad, die zich binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek van de Commissie uitspreken. Indien binnen deze termijn geen bezwaar kenbaar is gemaakt, neemt de Commissie een definitieve beslissing over de aanvaarding.

Artikel 20

√ Regels betreffende inhoudingen en verrekening van koersverschillen ∏

1. In de uitvoeringsvoorschriften kunnen de gevallen worden vastgesteld waarin bepaalde ontvangsten in mindering mogen worden gebracht op het bedrag van de rekeningen of betalingsverzoeken, in welk geval de betalingsopdracht voor het nettobedrag wordt gegeven.

2. De prijzen van aan de Unie geleverde goederen en diensten waarin belastingen zijn begrepen die op grond van het protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen worden terugbetaald door de lidstaten, of op grond van overeenkomsten terzake door derde landen √ worden terugbetaald ∏ , worden exclusief ? inclusief ⎪ belastingen in √ ten laste van ∏ de begroting opgenomen √ gebracht ∏ . ? De achteraf terugbetaalde belastingen worden overeenkomstig artikel 18 als bestemmingsontvangsten behandeld. ⎪

3. De tijdens de uitvoering van de begroting geregistreerde koersverschillen mogen met elkaar worden verrekend. Het positieve of negatieve resultaat wordt opgenomen in het saldo van het begrotingsjaar.

HOOFDSTUK 6

SPECIALITEITSBEGINSEL

ARTIKEL 21

√ Algemene bepalingen ∏

1. De kredieten worden gespecificeerd per titel en hoofdstuk; de hoofdstukken worden onderverdeeld in artikelen en posten.

? 2. De Commissie kan binnen haar eigen afdeling van de begroting kredieten overschrijven, hetzij autonoom in de in artikel 23 bepaalde gevallen, hetzij na daartoe een verzoek om goedkeuring tot de begrotingsautoriteit te hebben gericht in de in artikel 24 bedoelde gevallen. ⎪

⎢ 1605/2002 art. 25

13. Slechts begrotingsonderdelen waarvoor in de begroting een krediet is toegestaan of die de vermelding pro memorie (p.m.) dragen, kunnen door middel van overschrijvingen van kredieten worden voorzien.

24. De kredieten die overeenkomen met bestemmingsontvangsten kunnen slechts worden overgeschreven voorzover die ontvangsten hun bestemming behouden.

⎢ 1995/2006 art. 1.10 (aangepast)

Artikel 22

√ Overschrijvingen door andere instellingen dan de Commissie ∏

1. Iedere andere instelling dan de Commissie kan binnen haar eigen afdeling van de begroting kredietoverschrijvingen verrichten:

a) van de ene titel naar de andere tot maximaal 10 % van de kredieten van het jaar dat vermeld staat op het begrotingsonderdeel waarvan kredieten worden overgeschreven;

b) van het ene hoofdstuk naar het andere en van het ene artikel naar het andere zonder beperking.

2. Drie weken voordat zij de in lid 1 vermelde overschrijvingen verrichten, brengen de instellingen de begrotingsautoriteit op de hoogte van hun voornemens. Worden binnen deze termijn door een van de twee takken van de begrotingsautoriteit naar behoren gemotiveerde redenen aangevoerd, dan wordt de procedure van artikel 24 gevolgd.

3. Iedere andere instelling dan de Commissie kan binnen haar eigen afdeling van de begroting overschrijvingen van de ene titel naar de andere boven de grens van 10 % van de kredieten van het begrotingsjaar op het begrotingsonderdeel waarvan kredieten worden overgeschreven, aan de begrotingsautoriteit voorstellen. Deze overschrijvingen geschieden volgens de procedure van artikel 24.

4. Iedere andere instelling dan de Commissie kan binnen haar eigen afdeling van de begroting overschrijvingen binnen artikelen verrichten zonder de begrotingsautoriteit hiervan van tevoren in kennis te stellen.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

? nieuw

Artikel 23

√ Interne overschrijvingen door de Commissie ∏

1. De Commissie kan binnen haar afdeling van de begroting ? autonoom ⎪ :

a) in ieder hoofdstuk ? vastleggings ⎪kredieten overschrijven binnen de artikelen en van het ene artikel naar het andere;

? b) in iedere titel betalingskredieten overschrijven; ⎪

⎢ 1995/2006 art. 1.11(a) (aangepast)

? nieuw

b c) wat de personeelskosten en de huishoudelijke uitgaven betreft ? die gemeenschappelijk zijn voor verschillende titels ⎪, kredieten overschrijven van de ene titel naar de andere tot maximaal 10 % van de kredieten van het jaar dat staat vermeld op het begrotingsonderdeel waarvan kredieten worden overgeschreven en tot maximaal 30 % van de kredieten van het jaar dat staat vermeld op het begrotingsonderdeel waarnaar de kredieten worden overgeschreven;

⎢ 1605/2002 (aangepast)

c d) wat de beleidsuitgaven betreft, kredieten overschrijven van het ene hoofdstuk naar het andere binnen eenzelfde titel tot in totaal maximaal 10 % van de kredieten van het begrotingsjaar van het begrotingsonderdeel waarvan kredieten worden overgeschreven;.

⎢ 1995/2006 art. 1.11(a)

d) kredieten overschrijven, zodra het basisbesluit overeenkomstig de procedure van artikel 251 van het Verdrag is aangenomen, van de in artikel 43 genoemde titel „voorzieningen” in de gevallen waarin een basisbesluit voor de betrokken actie bij de opstelling van de begroting ontbrak.

Drie weken voordat zij de in de eerste alinea, punten b) en c), vermelde overschrijvingen verricht, brengt de Commissie de begrotingsautoriteit op de hoogte van haar besluit. Worden binnen de termijn van drie weken door een van de twee takken van de begrotingsautoriteit naar behoren gemotiveerde redenen aangevoerd, dan wordt de procedure van artikel 24 gevolgd.

Tijdens de laatste twee maanden van het begrotingsjaar mag de Commissie evenwel zelfstandig kredieten met betrekking tot uitgaven voor personeel, extern personeel en andere personeelsleden van de ene titel naar de andere overschrijven tot in totaal 5 % van de kredieten van het begrotingsjaar. De Commissie brengt de begrotingsautoriteit binnen twee weken na haar besluit over deze overschrijvingen op de hoogte.

De Commissie brengt de begrotingsautoriteit binnen twee weken na haar besluit over de in de eerste alinea, punt d), vermelde overschrijvingen op de hoogte.

∫ nieuw

2. De Commissie kan binnen haar afdeling van de begroting, mits zij de begrotingsautoriteit onmiddellijk op de hoogte brengt van haar besluit, de volgende overschrijvingen van kredieten van de ene titel naar de andere verrichten:

a) overschrijvingen van kredieten van de in artikel 43 genoemde titel "Voorzieningen", wanneer de vaststelling van een basisbesluit overeenkomstig de gewone wetgevingsprocedure van artikel 294 VWEU de enige voorwaarde is om de reserve op te heffen.

⎢ 1995/2006 art. 1.12(c) (aangepast)

3. b) Ingeval van internationale humanitaire rampen en crisissituaties die zich na 15 √ 1 ∏ december van het begrotingsjaar voordoen, kan de Commissie in uitzonderlijke, naar behoren gemotiveerde gevallen ongebruikte begrotingskredieten die voor het lopende begrotingsjaar nog beschikbaar zijn in begrotingstitels die onder rubriek 4 van het meerjarig financieel kader vallen, overschrijven naar de begrotingstitels die voor steunverlening in crisissituaties en humanitaire operaties zijn bedoeld. De Commissie stelt de twee takken van de begrotingsautoriteit onmiddellijk van deze overschrijvingen op de hoogte.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

2. De Commissie kan binnen haar afdeling van de begroting nog andere dan de in 1 lid 1 , bedoelde kredietoverschrijvingen voorstellen aan de begrotingsautoriteit.

Artikel 24

√ Aan de begrotingsautoriteit voor te leggen overschrijvingen door de Commissie ∏

⎢ 1605/2002 art. 23, lid2 (aangepast)

? nieuw

21. De Commissie kan binnen haar afdeling van de begroting nog andere dan de in 1 lid ? artikel 23 ⎪ bedoelde kredietoverschrijvingen voorstellen aan de begrotingsautoriteit. ? Zij dient haar voorstel tegelijkertijd bij het Europees Parlement en de Raad in. ⎪

⎢ 1605/2002 (aangepast)

12. De begrotingsautoriteit beslist op de in de leden 2, 3 en 4 3, 4 en 5 beschreven wijze over de kredietoverschrijvingen, behoudens de afwijkingen genoemd in deel II, titel I.

23. Ter zake van voorstellen tot kredietoverschrijving met betrekking tot uitgaven die verplicht uit de Verdragen of de ter uitvoering daarvan vastgestelde besluiten voortvloeien, neemt de Raad, behalve in dringende gevallen, binnen een termijn van zes weken een besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement. Het Europees Parlement brengt tijdig advies uit opdat de Raad binnen de genoemde termijn hiervan kennis kan nemen en een besluit kan nemen. Indien de Raad binnen deze termijn geen besluit neemt, worden de voorstellen tot overschrijving geacht te zijn goedgekeurd.

34. Ter zake van voorstellen tot overschrijving met betrekking tot andere uitgaven dan die welke verplicht uit de Verdragen of de ter uitvoering daarvan vastgestelde besluiten voortvloeien, neemt het Europees Parlement, behalve in dringende gevallen, binnen een termijn van zes weken een besluit, na raadpleging van de Raad. De Raad brengt tijdig, bij gekwalificeerde meerderheid, advies uit opdat het Europees Parlement binnen de genoemde termijn hiervan kennis kan nemen en een besluit kan nemen. Indien binnen deze termijn geen besluit is genomen, worden de voorstellen tot overschrijving geacht te zijn goedgekeurd.

45. Voorstellen tot overschrijving betreffende zowel uitgaven die verplicht uit de Verdragen of de ter uitvoering daarvan vastgestelde besluiten voortvloeien als andere uitgaven, worden geacht te zijn goedgekeurd als noch het Europees Parlement, noch de Raad binnen zes weken na ontvangst van de voorstellen anders hebben besloten. Als het Europees Parlement en de Raad het bedrag van een dergelijk voorstel tot overschrijving op verschillende wijze verminderen, wordt het laagste bedrag geacht te zijn goedgekeurd. Indien een van de twee instellingen de overschrijving in beginsel afwijst, kan geen overschrijving plaatsvinden.

⎢ 1605/2002

Artikel 25

1. Slechts begrotingsonderdelen waarvoor in de begroting een krediet is toegestaan of die de vermelding pro memorie (p.m.) dragen, kunnen door middel van overschrijvingen van kredieten worden voorzien.

2. De kredieten die overeenkomen met bestemmingsontvangsten kunnen slechts worden overgeschreven voorzover die ontvangsten hun bestemming behouden.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

Artikel 26

√ Overschrijvingen onderworpen aan bijzondere bepalingen ∏

⎢ 1995/2006 art. 1.12(a)

1. Op overschrijvingen binnen de titels van de begroting die betrekking hebben op de kredieten van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF), de Structuurfondsen, het Cohesiefonds, het Europees Visserijfonds, het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en onderzoek zijn de bijzondere bepalingen van deel II, titels I, II en III, van toepassing.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

⎝1 1995/2006 art. 1.12, b)

? nieuw

2. ⎝1 Overschrijvingen die het gebruik van de reserve voor spoedhulp mogelijk moeten maken, worden √ goedgekeurd ∏ door de begrotingsautoriteit goedgekeurd op voorstel van de Commissie ? of door de Commissie zelf tot maximaal 10% van de kredieten van het begrotingsjaar van het begrotingsonderdeel waarvan kredieten worden overgeschreven ⎪. Voor elke maatregel moet een afzonderlijk voorstel worden ingediend. ⎜

⎢ 1995/2006 art. 1.12(b) gewijzigd bij Rectificatie, PB L 048, 22.2.2008, blz. 88 (aangepast)

De in artikel 24, leden 2 3 en 3 4, bepaalde procedure is van toepassing. Indien het Commissievoorstel niet door de twee takken van de begrotingsautoriteit wordt goedgekeurd en het Europees Parlement en de Raad niet tot een gemeenschappelijk standpunt inzake het gebruik van deze reserve komen, onthouden zij zich van een besluit inzake het overschrijvingsvoorstel van de Commissie.

⎢ 1995/2006 art. 1.12(c)

3. Ingeval van internationale humanitaire rampen en crisissituaties die zich na 15 december van het begrotingsjaar voordoen, kan de Commissie in uitzonderlijke, naar behoren gemotiveerde gevallen ongebruikte begrotingskredieten die voor het lopende begrotingsjaar nog beschikbaar zijn in begrotingstitels die onder rubriek 4 van het meerjarig financieel kader vallen, overschrijven naar de begrotingstitels die voor steunverlening in crisissituaties en humanitaire operaties zijn bedoeld. De Commissie stelt de twee takken van de begrotingsautoriteit onmiddellijk van deze overschrijvingen op de hoogte.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

HOOFDSTUK 7

BEGINSEL VAN GOED FINANCIEEL BEHEER

ARTIKEL 27

√ Beginselen van zuinigheid, efficiëntie en doeltreffendheid ∏

1. De begrotingskredieten worden aangewend volgens het beginsel van goed financieel beheer, dat zuinigheid, efficiëntie en doeltreffendheid inhoudt.

2. Zuinigheid betekent dat de door de instelling voor haar activiteiten ingezette middelen tijdig, in passende hoeveelheid en kwaliteit en tegen de best mogelijke prijs beschikbaar worden gesteld.

Efficiëntie betekent dat de beste verhouding tussen de ingezette middelen en de verkregen resultaten wordt nagestreefd.

Doeltreffendheid betekent dat de gestelde doelen en de beoogde resultaten worden bereikt.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

3. Voor alle door de begroting bestreken activiteitensectoren worden specifieke, meetbare, haalbare, relevante en van een datum voorziene doelstellingen vastgesteld. De verwezenlijking van die doelstellingen worden gecontroleerd door per activiteit vastgestelde resultatenindicatoren en er wordt aan de begrotingsautoriteit informatie verstrekt door de met de uitgave belaste administratieve diensten. Die informatie, als omschreven in artikel 33, lid 2, onder d), wordt elk jaar zo spoedig mogelijk verstrekt, en uiterlijk in de documenten die het ontwerp van begroting vergezellen.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

4. Om de besluitvorming te verbeteren, voeren de instellingen evaluaties vooraf en achteraf uit, overeenkomstig de door de Commissie verstrekte richtsnoeren. Die evaluaties hebben betrekking op alle programma's en activiteiten die belangrijke uitgaven met zich meebrengen en de resultaten van die evaluaties worden meegedeeld aan de met de uitgave belaste administratieve diensten en aan de wetgevende en begrotingsautoriteiten.

Artikel 28

√ Verplicht financieel memorandum ∏

⎢ 1995/2006 art. 1.13(a)

1. Bij ieder voorstel of initiatief dat door de Commissie of door een lidstaat in overeenstemming met de toepasselijke bepalingen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) of het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), wordt ingediend bij de wetgevende autoriteit en dat gevolgen kan hebben voor de begroting, met inbegrip van het aantal ambten, wordt een financieel memorandum gevoegd, alsmede de in artikel 27, lid 4, van deze verordening bedoelde evaluatie.

Bij iedere wijziging van een voorstel of initiatief dat wordt ingediend bij de wetgevende autoriteit en dat aanzienlijke gevolgen kan hebben voor de begroting, met inbegrip van het aantal ambten, wordt een financieel memorandum gevoegd dat is opgesteld door de instelling die de wijziging voorstelt.

⎢ 1605/2002

2. Tijdens de begrotingsprocedure verstrekt de Commissie de benodigde gegevens voor een vergelijking tussen de ontwikkeling van de kredietbehoeften en de oorspronkelijke ramingen in de financiële memoranda. Deze gegevens omvatten inlichtingen over de gemaakte vorderingen en de stand van de werkzaamheden van de wetgevende autoriteit met betrekking tot de ingediende voorstellen. De kredietbehoeften worden eventueel herzien op basis van de stand van de beraadslagingen over het basisbesluit.

⎢ 1995/2006 art. 1.13(b) (aangepast)

? nieuw

32. Om het gevaar van fraude en onregelmatigheden te voorkomen ? verkleinen ⎪ , word t en in het in lid 1 genoemde financieel memorandum informatie opgenomen betreffende ? het internecontrolesysteem en een risicoevaluatie verstrekt, en worden ⎪ bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen ? opgegeven ⎪.

⎢ 1995/2006 art. 1.14 (aangepast)

? nieuw

Artikel 28 bis

√ Interne controle op de begrotingsuitvoering ∏

1. De begroting wordt uitgevoerd met effectieve en efficiënte interne controle naar gelang van elke beheersvorm, en in overeenstemming met de desbetreffende sectorale verordeningen.

2. Voor de uitvoering van de begroting wordt interne controle gedefinieerd als een proces dat op alle niveaus van het beheer van toepassing is en redelijke zekerheid moet verschaffen over de verwezenlijking van de volgende doelstellingen:

a) doeltreffendheid, efficiëntie en zuinigheid van de operaties;

b) betrouwbaarheid van de verslaglegging;

c) bescherming van activa en informatie;

d) preventie, en opsporing ? en correctie ⎪ van fraude en onregelmatigheden;

e) adequate beheersing van de risico's in verband met de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, rekening houdend met het meerjarige karakter van de programma's en met de aard van de betrokken betalingen.

∫ nieuw

Artikel 28 ter

Aanvaardbaar foutenrisico

De wetgevende autoriteit stelt volgens de procedure van artikel 322 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op een passend niveau van aggregatie van de begroting vast hoe hoog het aanvaardbaar foutenrisico is. Bij de kwijtingsprocedure overeenkomstig artikel 146, lid 2 wordt met dat besluit rekening gehouden.

Voor de bepaling van de hoogte van het aanvaardbaar foutenrisico wordt uitgegaan van een kosten-batenanalyse van controles. De lidstaten en in artikel 53 genoemde entiteiten en personen brengen wanneer de Commissie daarom verzoekt aan haar verslag uit over de door hen gedragen kosten van controles en over het aantal uit de begroting van de Unie gefinancierde activiteiten en de omvang ervan.

Het aanvaardbaar foutenrisico zal aandachtig worden bewaakt en worden herzien bij belangrijke veranderingen in de controleomgeving.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

HOOFDSTUK 8

TRANSPARANTIEBEGINSEL

ARTIKEL 29

√ Bekendmaking van de rekeningen, begrotingen en verslagen ∏

1. De begroting wordt opgesteld, uitgevoerd en aan rekening en verantwoording onderworpen met inachtneming van het transparantiebeginsel.

⎢ 1995/2006 art. 1.15

2. De begroting en de gewijzigde begrotingen worden in hun definitief vastgestelde vorm op initiatief van de voorzitter van het Europees Parlement in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

Deze bekendmaking geschiedt binnen drie maanden na de datum van constatering van de definitieve vaststelling van de begroting.

De geconsolideerde jaarrekeningen en het door iedere instelling opgestelde verslag over het begrotings- en financieel beheer worden in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

Artikel 30

√ Bekendmaking van de ontvangers van middelen van de EU e n andere informatie ∏

1. De door de Gemeenschappen ten behoeve van derden opgenomen en verstrekte leningen worden ter informatie vermeld in een bijlage van de begroting.

2. De verrichtingen van het Garantiefonds voor externe maatregelen worden ter informatie vermeld in de financiële staten.

⎢ 1995/2006 art. 1.16 (aangepast)

? nieuw

3. De Commissie stelt op passende wijze haar informatie over de begunstigden ? ontvangers ⎪ van begrotingsmiddelen ter beschikking wanneer de begroting op een gecentraliseerde wijze en rechtstreeks door haar diensten wordt uitgevoerd; ingeval van andere beheersvormen stelt de Commissie op passende wijze de informatie over de begunstigden ? ontvangers ⎪ van middelen ter beschikking die haar wordt toegezonden door de instanties waaraan taken met betrekking tot de uitvoering van de begroting zijn gedelegeerd.

4. Deze informatie wordt ter beschikking gesteld met inachtneming van de geheimhoudingsvereisten, met name de bescherming van persoonsgegevens als vastgesteld in Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[26] en Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[27], en met inachtneming van de beveiligingsvereisten, rekening houdend met het bijzondere karakter van elk van de in artikel 53 genoemde beheersvormen en, voor zover van toepassing, in overeenstemming met de toepasselijke sectorale voorschriften.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

? nieuw

TITEL III

OPSTELLING EN STRUCTUUR VAN DE BEGROTING

HOOFDSTUK 1

OPSTELLING VAN DE BEGROTING

ARTIKEL 31

√ Raming van uitgaven en ontvangsten ∏

Het Europees Parlement, de Raad, het Hof van Justitie van de Europese Unie, de Rekenkamer, het Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's, de Ombudsman en de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming stellen een raming op van hun uitgaven en ontvangsten, die zij vóór 1 juli van elk jaar aan de Commissie toezenden.

De ramingen worden door deze instellingen vóór 1 juli van elk jaar tevens ter informatie toegezonden aan de begrotingsautoriteit. De Commissie stelt haar eigen raming op en zendt deze ook voor dezelfde datum aan de begrotingsautoriteit toe.

Bij de opstelling van haar eigen raming maakt de Commissie gebruik van de in artikel 32 genoemde inlichtingen.

Artikel 32

√ Geraamde begroting van de in artikel 185 bedoelde organen ∏

Elk in artikel 185 bedoeld orgaan zendt de Commissie ? en de begrotingsautoriteit ⎪ overeenkomstig zijn oprichtingsbesluit vóór 1 april ? uiterlijk 31 maart ⎪ van elk jaar een raming van zijn uitgaven en ontvangsten, met inbegrip van de tabel van zijn personeelsbestand, alsmede zijn ? ontwerp- ⎪werkprogramma toe.

De Commissie zendt deze documenten ter informatie toe aan de begrotingsautoriteit, behalve in het in artikel 46, lid 1, punt 3, onder d), bedoelde geval.

Artikel 33

√ Ontwerp-begroting ∏

1. De Commissie legt de Raad uiterlijk op 1 september van elk jaar een voorontwerp-vanbegroting voor. Het De voorontwerp- vanbegroting wordt tezelfdertijd aan het Europees Parlement toegezonden.

Het De voorontwerp- vanbegroting bevat een algemene, samenvattende staat van de uitgaven en ontvangsten van de Gemeenschappen en de in artikel 31 bedoelde ramingen.

∫ nieuw

De ontwerp-begroting wordt gestructureerd en ingericht zoals in de artikelen 41 tot en met 46 is uiteengezet.

Elke afdeling van de ontwerp-begroting wordt voorafgegaan door een inleiding van de betrokken instelling zelf.

De Commissie stelt de algemene inleiding tot de ontwerp-begroting op. De algemene inleiding bestaat uit tabellen met de belangrijkste financiële gegevens per titel en toelichtingen bij de variaties in de kredieten van het ene begrotingsjaar tot het andere, per uitgavencategorie van het meerjarig financieel kader.

2. Waar zulks relevant is, voegt de Commissie bij de ontwerp-begroting een financiële programmering voor de volgende jaren.

De financiële programmering wordt na goedkeuring van de begroting bijgewerkt, rekening houdende met de uitkomst van de begrotingsprocedure en eventuele andere relevante besluiten.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

? nieuw

23. Bij √ de ∏ het voorontwerp-vanbegroting voegt de Commissie ? tevens alle andere werkdocumenten die zij dienstig acht ter ondersteuning van haar begrotingsverzoeken ⎪ : .

a) een analyse van het financiële beheer van het afgelopen begrotingsjaar en van de staat van nog betaalbaar te stellen bedragen;

b) in voorkomend geval, een advies over de ramingen van de overige instellingen, dat met redenen omklede afwijkende ramingen kan inhouden;

c) ieder nuttig geacht werkdocument over het personeelsbestand van de instellingen en de subsidies die de Commissie aan de in artikel 185 bedoelde organen en de Europese Scholen toekent;

⎢ 1995/2006 art. 1.17(a)

d) de activiteitenoverzichten met de volgende toelichting:

- gegevens over de verwezenlijking van alle eerder vastgestelde specifieke, meetbare, haalbare, relevante en van een datum voorziene doelstellingen voor de verschillende activiteiten alsmede de nieuwe doelstellingen, afgemeten aan indicatoren;

- een volledige motivering en een kosten-batenanalyse van voorgestelde wijzigingen in het niveau van de kredieten;

- een duidelijke rechtvaardiging van maatregelen op EU-niveau overeenkomstig, onder meer, het subsidiariteitsbeginsel;

- gegevens over de uitvoeringsgraad van de activiteiten van vorig jaar en de uitvoeringsgraad voor het lopende jaar.

De resultaten van de evaluaties worden onderzocht en gebruikt om de voordelen aan te tonen die een voorgestelde wijziging van de begroting kan opleveren;

⎢ 1995/2006 art. 1.17(b)

e) een overzicht van de tijdschema's voor de in latere begrotingsjaren te verrichten betalingen uit hoofde van vastleggingen van voorafgaande begrotingsjaren.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

Artikel 34

√ Nota van wijzigingen bij de ontwerp-begroting ∏

1. De Commissie kan, eigener beweging of op verzoek van de overige instellingen met betrekking tot hun respectieve afdeling, bij de Raad een nota van wijzigingen indienen waarmee √ de ∏ het voorontwerp-vanbegroting wordt gewijzigd op grond van nieuwe gegevens die ten tijde van de opstelling van het voorontwerp niet bekend waren.

2. Tenzij anders tussen de instellingen wordt overeengekomen of in uitzonderlijke omstandigheden dient de Commissie de nota van wijzigingen ten minste 30 dagen vóór de eerste lezing van √ de ∏ het ontwerp-vanbegroting door het Europees Parlement bij de Raad in. De Raad legt de nota van wijzigingen ten minste 15 dagen vóór de genoemde eerste lezing aan het Europees Parlement voor.

Artikel 35

√ Opstelling van de ontwerp-begroting ∏

1. De Raad stelt de ontwerp-begroting op volgens de procedure van artikel 314, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 177, lid 3, van het Euratom-Verdrag.

2. De Raad dient de ontwerp-begroting uiterlijk op 5 oktober van het jaar voorafgaande aan dat van de uitvoering van de begroting bij het Europees Parlement in. Hij voegt er een memorie van toelichting aan toe, waarin de redenen worden uiteengezet waarom hij van √ de ∏ het voorontwerp-vanbegroting is afgeweken.

Artikel 36

√ Goedkeuring van de begroting ∏

1. De voorzitter van het Europees Parlement constateert volgens de procedure van artikel 314, lid 9, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 177, lid 7, van het Euratom-Verdrag dat de begroting definitief is vastgesteld.

2. De constatering van de definitieve vaststelling van de begroting brengt, met ingang van 1 januari van het volgende begrotingsjaar of met ingang van de datum van de constatering van de definitieve vaststelling van de begroting als deze na 1 januari valt, voor elke lidstaat de verplichting met zich mee de Gemeenschappen de verschuldigde bedragen ter beschikking te stellen op de wijze bepaald in de verordening van de Raad houdende toepassing van het besluit betreffende het stelsel van eigen middelen van de Unie.

Artikel 37

√ Ontwerp van gewijzigde begroting ∏

1. De Commissie kan in geval van onvermijdbare, uitzonderlijke of onvoorziene omstandigheden voorontwerpen van gewijzigde begroting indienen.

Verzoeken om gewijzigde begrotingen die in de in de eerste alinea genoemde omstandigheden door andere instellingen dan de Commissie worden gedaan, worden doorgegeven aan de Commissie.

⎢ 1995/2006 art. 1.18 (aangepast)

Alvorens een voorontwerp van gewijzigde begroting in te dienen, gaan de Commissie en andere instellingen dan de Commissie na of en in hoeverre deze kredieten herverdeeld kunnen worden, daarbij rekening houdend met een eventueel verwachte onderbesteding van kredieten.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

2. De Commissie dient alle voorontwerpen van gewijzigde begroting uiterlijk op 1 september van elk jaar bij de Raad in, behoudens in uitzonderlijke omstandigheden. Zij kan bij de door andere instellingen ingediende voorontwerpen van gewijzigde begroting een advies voegen.

3. De begrotingsautoriteit beraadslaagt met inachtneming van de vereiste spoed.

Artikel 38

1. Wanneer de Raad een voorontwerp van gewijzigde begroting ontvangt, stelt hij een ontwerp van gewijzigde begroting op overeenkomstig de artikelen 35 en 37.

2. De artikelen 35 en 36 zijn, behalve wat het tijdschema betreft, van toepassing op de gewijzigde begrotingen. Deze worden gemotiveerd door verwijzing naar de begroting waarvan zij de ramingen wijzigen.

Artikel 39

√ Vervroegde indiening van de ramingen en ontwerp-begrotingen ∏

De Commissie en de begrotingsautoriteit kunnen overeenkomen bepaalde data voor de indiening van de ramingen en voor de aanneming en de indiening van het voorontwerp en het √ de ∏ ontwerp-vanbegroting te vervroegen, zonder dat dit tot gevolg mag hebben dat de perioden voor de behandeling van deze teksten, als voorgeschreven in artikel 314 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 177 van het Euratom-Verdrag, worden verkort of verlengd.

HOOFDSTUK 2

STRUCTUUR EN INRICHTING VAN DE BEGROTING

ARTIKEL 40

√ Structuur van de begroting ∏

De begroting omvat:

⎢ 1995/2006 art. 1.19

a) een algemene staat van uitgaven en ontvangsten;

⎢ 1605/2002 (aangepast)

b) afdelingen, verdeeld in staten van uitgaven en ontvangsten van elke instelling.

Artikel 41

√ Indeling van de begroting ∏

1. De ontvangsten van de Commissie en de uitgaven en ontvangsten van de overige instellingen worden door de begrotingsautoriteit ingedeeld in titels, hoofdstukken, artikelen en posten al naar hun aard of bestemming.

2. De staat van uitgaven van de afdeling van de Commissie wordt ingericht volgens de door de begrotingsautoriteit vastgestelde nomenclatuur met een indeling naar bestemming.

Een titel komt overeen met een beleidsterrein en een hoofdstuk als regel met een activiteit.

Elke titel kan beleidskredieten en administratieve kredieten bevatten.

Binnen een zelfde titel worden de administratieve kredieten samengebracht in één hoofdstuk.

Artikel 42

√ Verbod op negatieve ontvangsten ∏

De begroting mag geen negatieve ontvangsten bevatten.

De op grond van het besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Unie geïnde eigen middelen zijn nettobedragen en worden in de samenvattende staat van ontvangsten van de begroting als zodanig vermeld.

Artikel 43

√ Voorzieningen ∏

1. Iedere afdeling van de begroting kan een titel „voorzieningen” bevatten. De kredieten worden in de volgende twee situaties in deze titel opgenomen:

a) ontbreken van een basisbesluit voor de betrokken actie op het tijdstip van opstelling van de begroting;

b) op ernstige gronden bestaande onzekerheid over de toereikendheid of de mogelijkheid tot besteding, overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer, van de op de begrotingsonderdelen opgevoerde kredieten.

⎢ 1995/2006 art. 1.20

De kredieten van deze titel kunnen alleen door middel van overschrijving volgens de procedure van artikel 23, lid 1, onder d), worden gebruikt in de gevallen waarin voor de aanneming van het basisbesluit de procedure van artikel 294 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie geldt, en volgens de procedure van artikel 24 in de andere gevallen.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

⎝1 Rectificatie, PB L 099, 14.4.2007, blz. 18

2. In geval van ernstige uitvoeringsmoeilijkheden kan de Commissie tijdens het begrotingsjaar voorstellen kredieten over te schrijven naar de titel „voorzieningen”. De begrotingsautoriteit beslist over deze overschrijvingen op de in artikel 24 beschreven wijze.

Artikel 44

√ Negatieve reserve ∏

De afdeling Commissie van de begroting mag een „negatieve reserve” bevatten van ten hoogste 200 miljoen euro. Deze reserve, die in een aparte titel wordt opgenomen, kan zowel vastleggingskredieten als betalingskredieten bevatten.

Het gebruik van deze reserve moet vóór het einde van het begrotingsjaar plaatsvinden door middel van overschrijvingen volgens de procedure van ⎝1 de artikelen 23 en 25 ⎜.

⎢ 1995/2006 Art. 1.22 (aangepast)

Artikel 45

√ Reserve voor spoedhulp ∏

1. De afdeling Commissie van de begroting bevat een reserve voor spoedhulp aan derde landen.

2. De in lid 1 genoemde reserve wordt vóór het einde van het begrotingsjaar gebruikt door middel van overschrijvingen volgens de procedure van de artikelen 24 en 26.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

⎝1 1995/2006 art. 1.23(a)

Artikel 46

√ Inrichting van de begroting ∏

1. In de begroting worden opgenomen:

(1)⎝1 in de algemene staat van uitgaven en ontvangsten: ⎜

a) de geraamde ontvangsten van de Unie voor het betrokken begrotingsjaar,

b) de geraamde ontvangsten van het vorige begrotingsjaar en de ontvangsten van het begrotingsjaar n - 2 ,

c) de vastleggings- en betalingskredieten voor het betrokken begrotingsjaar,

d) de vastleggings- en betalingskredieten van het vorige begrotingsjaar,

e) de in het begrotingsjaar n - 2 vastgelegde uitgaven en gedane betalingen,

⎢ 1995/2006 art. 1.23(a) (aangepast)

g f) een passende toelichting bij elk in artikel 41, lid 1, bedoeld onderdeel;

⎢ 1995/2006 art. 1.23(b)

(2) in de afdeling van elke instelling worden de uitgaven en ontvangsten volgens dezelfde structuur als in punt 1 aangegeven;

⎢ 1605/2002

(3) met betrekking tot het personeelsbestand:

a) een personeelsformatie waarin, voor elke afdeling van de begroting, per rang in elke categorie en in elke groep, het aantal binnen de grenzen van de begrotingskredieten toegestane vaste en tijdelijke ambten is vastgesteld;

b) een personeelsformatie van de uit de kredieten voor onderzoek en technologische ontwikkeling bezoldigde personeelsleden voor eigen werkzaamheden, en een personeelsformatie van de uit dezelfde kredieten bezoldigde personeelsleden voor werkzaamheden onder contract, onderverdeeld naar categorie en naar rang en met onderscheid tussen vaste en tijdelijke ambten, waarvoor de uitgaven zijn toegestaan binnen de grenzen van de begrotingskredieten;

⎢ 1995/2006 art. 1.23(c)

c) de onderverdeling van het wetenschappelijk en technisch personeel kan onder de bij elke begroting vastgestelde voorwaarden volgens groepen van rangen worden aangegeven. In de personeelsformatie wordt het aantal wetenschappelijk of technisch hooggekwalificeerde personeelsleden vermeld aan wie uit hoofde van de specifieke bepalingen van het Statuut bijzondere voordelen worden toegekend;

⎢ 1605/2002

d) een personeelsformatie waarin voor alle in artikel 185 bedoelde organen die subsidies ten laste van de begroting ontvangen, per rang voor elke categorie het aantal ambten wordt vastgesteld. In de personeelsformaties wordt naast het aantal voor het begrotingsjaar toegestane ambten het aantal ambten vermeld dat voor het vorige begrotingsjaar was toegestaan;

(4) met betrekking tot de opgenomen en verstrekte leningen:

a) in de algemene staat van ontvangsten, de met deze verrichtingen overeenkomende begrotingsonderdelen die dienen voor het boeken van de eventuele aflossingen door begunstigden die aanvankelijk in gebreke waren gebleven, zodat de „honoreringsgarantie” moest worden toegepast. Deze begrotingsonderdelen worden van de vermelding „pro memorie” (p.m.) en van de passende toelichtingen voorzien;

b) in de afdeling van de Commissie:

i) de begrotingsonderdelen betreffende de „honoreringsgarantie” van de Unie voor deze verrichtingen. Zij worden van de vermelding „pro memorie” (p.m.) voorzien zolang uit dien hoofde geen daadwerkelijke last is gebleken die uit de definitieve middelen moet worden gedekt;

ii) toelichtingen met verwijzing naar het basisbesluit en vermelding van het bedrag van de overwogen verrichtingen, de duur ervan en de financiële waarborg die de Unie voor de afwikkeling van deze verrichtingen op zich nemen;

c) in een bijlage bij de afdeling van de Commissie, ter indicatie:

i) de lopende kapitaalverrichtingen en het lopende beheer van de schulden,

ii) de kapitaalverrichtingen en het beheer van de schulden voor het betrokken begrotingsjaar;

⎢ 1995/2006 art. 1.23(d)

(5) de begrotingsonderdelen betreffende uitgaven en ontvangsten die voor de inschakeling van het Garantiefonds voor externe maatregelen noodzakelijk zijn.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

⎝1 1995/2006 art. 1.24

2. De begrotingsautoriteit kan naast de in lid 1 genoemde documenten nog ieder ander terzake dienend document bij de begroting voegen.

Artikel 47

√ Regels betreffende de personeelsformaties ∏

1. De in artikel 46, lid 1, punt 3, beschreven personeelsformatie vormt voor iedere instelling en elk orgaan een strikt maximum; boven dit maximum mag geen enkele aanstelling worden verricht.

Iedere instelling en ieder orgaan mag evenwel wijzigingen in de personeelsformaties aanbrengen voor 10 % van de toegestane ambten, behalve voor ⎝1 de rangen AD 16, AD 15 en AD 14 ⎜, mits aan twee voorwaarden wordt voldaan:

a) de wijziging heeft geen gevolgen voor de omvang van de personeelskredieten overeenkomend met een volledig begrotingsjaar, en

b) het totale aantal toegestane ambten per personeelsformatie wordt niet overschreden.

Drie weken voordat zij de in de tweede alinea bedoelde wijzigingen aanbrengen, brengen de instellingen de begrotingsautoriteit op de hoogte van hun voornemens. Worden binnen deze termijn door een onderdeel van de begrotingsautoriteit naar behoren gemotiveerde redenen aangevoerd, dan zien de instellingen af van het aanbrengen van deze wijzigingen en wordt de normale procedure gevolgd.

2. In afwijking van lid 1, eerste alinea, kunnen de gevallen van arbeid in deeltijd waarvoor het tot aanstelling bevoegde gezag overeenkomstig de bepalingen van het statuut toestemming heeft verleend, worden gecompenseerd.

TITEL IV

UITVOERING VAN DE BEGROTING

HOOFDSTUK 1

BEPALINGEN VAN ALGEMENE AARD

⎢ 1605/2002 (aangepast)

Artikel 48

√ Begrotingsuitvoering volgens goed financieel beheer ∏

1. De Commissie voert de begroting aan de ontvangsten- en uitgavenzijde uit overeenkomstig deze verordening, onder haar eigen verantwoordelijkheid en binnen de grenzen van de toegekende kredieten.

2. De lidstaten werken met de Commissie samen om te verzekeren dat de kredieten worden besteed volgens het beginsel van goed financieel beheer.

⎢ 1995/2006 art. 1.25 (aangepast)

Artikel 49

√ Basisbesluit en uitzonderingen ∏

1. De in de begroting opgenomen kredieten kunnen eerst voor een actie van de Unie of van de Europese Unie worden besteed nadat een basisbesluit is vastgesteld.

Een basisbesluit is een besluit dat een rechtsgrond geeft aan de actie en aan de uitvoering van de desbetreffende in de begroting opgenomen uitgave.

2. Op het toepassingsgebied van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Euratom-Verdrag is een basisbesluit een door de wetgevende autoriteit vastgestelde rechtshandeling in de vorm van een verordening, een richtlijn, een besluit in de zin van artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie of een besluit sui generis .

3. Op het toepassingsgebied van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie (betreffende een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid — GBVB) kan een basisbesluit een van de in artikel 13, leden 2 en 3, artikel 14, artikel 18, lid 5, artikel 23, leden 1 en 2, en artikel 24 van het Verdrag betreffende de Europese Unie genoemde vormen hebben.

4. Op het toepassingsgebied van titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie (inzake politiële en justitiële samenwerking in strafzaken) kan een basisbesluit een van de in artikel 34, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie genoemde vormen hebben.

5. Aanbevelingen en adviezen, alsmede resoluties, conclusies, verklaringen en andere besluiten die geen rechtswerking hebben, vormen geen basisbesluiten in de zin van dit artikel.

6. In afwijking van de leden 1 tot en met 4 mogen de volgende kredieten zonder basisbesluit worden besteed, voor zover de gefinancierde acties onder de bevoegdheid van de Unie of de Europese Unie vallen:

a) kredieten voor proefprojecten van experimentele aard om de haalbaarheid en het nut van een actie te bepalen. De desbetreffende vastleggingskredieten mogen voor ten hoogste twee achtereenvolgende begrotingsjaren in de begroting worden opgenomen;

b) kredieten voor voorbereidende acties op gebieden die onder het toepassingsgebied van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, het Euratom-Verdrag en titel VI van het VEU vallen, om voorstellen voor te bereiden met het oog op de vaststelling van toekomstige acties. Voor de voorbereidende acties geldt een samenhangende aanpak en zij kunnen uiteenlopende vormen hebben. De desbetreffende vastleggingskredieten mogen voor ten hoogste drie achtereenvolgende begrotingsjaren in de begroting worden opgenomen. De wetgevingsprocedure moet vóór het einde van het derde begrotingsjaar zijn beëindigd. In de loop van de wetgevingsprocedure moet de vastlegging van de kredieten de eigen kenmerken van de voorbereidende actie met betrekking tot de beoogde activiteiten en doelstellingen en de begunstigden in acht nemen. Bijgevolg mag de omvang van de aangewende middelen niet overeenstemmen met de voor de financiering van de definitieve actie zelf voorziene middelen;

Bij de indiening van het √ de ∏ voorontwerp-vanbegroting legt de Commissie de begrotingsautoriteit een verslag over de in de punten a) en b) bedoelde acties voor dat een evaluatie van de behaalde resultaten en een beoordeling van het overwogen vervolg bevat;

c) kredieten voor voorbereidende maatregelen op het gebied van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie (betreffende GBVB). Deze maatregelen worden beperkt tot een korte periode en dienen om de voorwaarden vast te stellen voor het optreden van de Europese Unie ter verwezenlijking van de doelstellingen van het GBVB en voor de goedkeuring van de nodige juridische instrumenten.

Voorbereidende maatregelen voor crisisbeheersingsoperaties van de EU dienen onder meer om na te gaan wat de operationele behoeften zijn, te zorgen voor een snelle terbeschikkingstelling van de eerste middelen of ter plaatse de voorwaarden voor de start van de operatie te scheppen.

Voorbereidende maatregelen worden overeengekomen door de Raad, in volledige samenspraak met de Commissie. Hiertoe wordt de Commissie zo spoedig mogelijk door het voorzitterschap, bijgestaan door de secretaris-generaal van de Raad/hoge vertegenwoordiger voor het GBVB, geïnformeerd over het voornemen van de Raad om tot een voorbereidende maatregel over te gaan en in het bijzonder over de hiervoor naar raming benodigde middelen. In overeenstemming met de bepalingen van deze verordening neemt de Commissie alle nodige maatregelen om een snelle terbeschikkingstelling van de middelen te waarborgen;

d) kredieten voor incidentele acties, of zelfs voor acties van onbepaalde duur, die de Commissie uitvoert op grond van de taken die voortvloeien uit haar andere prerogatieven op institutioneel vlak uit hoofde van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Euratom-Verdrag dan haar in punt b) bedoelde initiatiefrecht inzake wetgeving, alsmede uit de bijzondere bevoegdheden die haar rechtstreeks door deze Verdragen zijn toegekend en die in de uitvoeringsvoorschriften worden opgesomd;

e) kredieten die bestemd zijn voor de werking van elke instelling uit hoofde van haar administratieve autonomie.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

Artikel 50

√ Uitvoering van de begroting door andere instellingen ∏

De Commissie kent de overige instellingen de bevoegdheden toe die nodig zijn voor de uitvoering van hun afdeling van de begroting.

⎢ 1995/2006 art. 1.26 (aangepast)

Elke instelling oefent deze bevoegdheden uit in overeenstemming met deze verordeningen binnen de grenzen van de toegestane kredieten.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

Artikel 51

√ Delegatie van bevoegdheden tot uitvoering van de begroting ∏

De Commissie en elk van de overige instellingen kunnen hun bevoegdheden tot uitvoering van de begroting binnen hun diensten delegeren onder de in deze verordening en hun interne voorschriften bepaalde voorwaarden en binnen de grenzen die zij in de akte van delegatie vaststellen. De delegatieverkrijgers kunnen slechts handelen binnen de grenzen van de hun uitdrukkelijk verleende bevoegdheden.

⎢ 1995/2006 art. 1.27 (aangepast)

Artikel 52

√ Belangenconflicten ∏

1. Het is alle financiële actoren en elke andere persoon die bij de uitvoering, het beheer, de audit of de controle van de begroting betrokken is, verboden enige handeling te verrichten waarbij hun eigen belangen in conflict kunnen komen met die van de Unie. Indien een dergelijk geval zich voordoet, dient de betrokkene van deze handeling af te zien en zich tot het bevoegde gezag te wenden.

2. Een belangenconflict doet zich voor wanneer de onpartijdige en objectieve uitoefening van de functies van de in lid 1 bedoelde financiële actor of andere persoon in gevaar wordt gebracht als gevolg van familiebanden, vriendschap, politieke gezindheid of nationaliteit, economische belangen of elke andere eventuele belangengemeenschap met de begunstigde.

⎢ 1605/2002

HOOFDSTUK 2

WIJZE VAN UITVOERING

⎢ 1995/2006 art. 1.28 (aangepast)

? nieuw

Artikel 53

√ Wijzen van beheer van de algemene begroting ∏

1. De Commissie voert de begroting, in overeenstemming met de artikelen 53 bis tot en met 53 quinquies, op één vande volgende wijzen uit:

a 1) op gecentraliseerde wijze ? via haar diensten of via uitvoerende agentschappen als bedoeld in artikel 55 ⎪,

b 2) onder gedeeld of gedecentraliseerd beheer, ? op indirecte wijze, onder gedeeld beheer met de lidstaten of door taken tot uitvoering van de begroting toe te vertrouwen aan: ⎪

∫ nieuw

a) derde landen of de door hen aangewezen organen;

b) internationale organisaties en hun agentschappen;

c) financiële instellingen waaraan de uitvoering van financieringsinstrumenten als bedoeld in titel VI ter is toevertrouwd;

d) de Europese Investeringsbank en het Europees Investeringsfonds of elke andere dochter van de Bank;

e) organen als bedoeld in de artikelen 185 en 185 bis;

f) publiekrechtelijke organen of privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverlengingstaak, mits deze laatste voldoende financiële garanties bieden;

g) privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

h) personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen in het kader van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie is toevertrouwd en die worden genoemd in het betrokken basisbesluit in de zin van artikel 49 van deze verordening.

2. De lidstaten, en entiteiten en personen opgesomd onder punt 2 van lid 1 hebben niet de status van gedelegeerd ordonnateur.

3. De Commissie mag de uitvoeringsbevoegdheden die zij krachtens de Verdragen bezit niet aan derden delegeren wanneer zij een ruime beoordelingsmarge inhouden die door politieke keuzen kan worden bepaald.

⎢ 1995/2006 art. 1.28

c) in gezamenlijk beheer met internationale organisaties.

⎢ 1995/2006 art. 1.29 (aangepast)

Artikel 53 bis

√ Gedeeld beheer met de lidstaten ∏

Wanneer de Commissie de begroting op gecentraliseerde wijze uitvoert, worden de uitvoeringstaken ofwel direct door haar diensten, ofwel indirect overeenkomstig de artikelen 54 tot 57 verricht.

∫ nieuw

1. De lidstaten handelen met inachtneming van de beginselen van gezond financieel beheer, transparantie en non-discriminatie en geven zichtbaarheid aan het optreden van de Unie wanneer zij middelen van de Unie beheren. Zij komen daartoe de controle- en auditverplichtingen na en nemen de daaruit voortvloeiende verantwoordelijkheden op zich die in deze verordening zijn vastgesteld. Aanvullende voorschriften kunnen worden vastgesteld in sectorspecifieke regelgeving .

∫ nieuw

2. In het kader van de hun toevertrouwde taken voor de uitvoering van de begroting van de Unie doen de lidstaten aan preventie, opsporing en correctie van onregelmatigheden en fraude. Daartoe verrichten zij vooraf en achteraf controles, met inbegrip van controles ter plaatse waar zulks dienstig is, om een effectieve en correcte uitvoering van uit de begroting gefinancierde acties te waarborgen, gaan zij over tot terugvordering van onterecht betaalde bedragen en stellen zij in voorkomend geval gerechtelijke procedures in.

De lidstaten leggen de ontvangers doeltreffende, afschrikkende en evenredige sancties op waarin is voorzien bij sectorspecifieke regelgeving en nationale wetgeving.

3. Overeenkomstig sectorspecifieke regelgeving erkennen de lidstaten een of meer overheidsorganen die als enige bevoegd zijn om de middelen waarvoor de erkenning is verleend, adequaat te beheren en te controleren. Dit doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor de betrokken organen om naast het beheer van middelen van de Unie andere taken te verrichten of sommige taken aan andere organen toe te vertrouwen.

De erkenning door een nationale autoriteit vindt plaats op grond van sectorspecifieke regelgeving die moet waarborgen dat het orgaan in staat is om de middelen adequaat te beheren. De sectorspecifieke regelgeving kan eveneens een rol in het erkenningsproces toekennen aan de Commissie.

De erkennende autoriteit is verantwoordelijk voor het uitoefenen van toezicht op het orgaan en voor het nemen van alle dienstige maatregelen om tekortkomingen in de werking ervan te verhelpen, met inbegrip van schorsing en intrekking van de erkenning.

4. De overeenkomstig lid 3 van dit artikel erkende organen:

a) stellen een effectief, doeltreffend internecontrolesysteem in en zien toe op de goede werking ervan;

b) gebruiken een stelsel van jaarrekeningen dat tijdig nauwkeurige, volledige en betrouwbare informatie verstrekt;

c) onderwerpen zich aan onafhankelijke externe accountantscontrole, uitgevoerd volgens internationaal aanvaarde controlenormen door een instantie die functioneel onafhankelijk is van het erkende orgaan;

d) zorgen er overeenkomstig artikel 30, lid 3, voor dat achteraf wordt bekendgemaakt wie in een begrotingsjaar middelen van de Unie heeft ontvangen;

f) zien erop toe dat persoonsgegevens volgens de beginselen van Richtlijn 95/46/EG worden beschermd.

5. De overeenkomstig lid 3 van dit artikel erkende organen bezorgen de Commissie vóór 1 februari van het volgende begrotingsjaar:

a) de rekeningen betreffende de voor de uitvoering van de toevertrouwde taken gedane uitgaven;

b) een samenvatting van de resultaten van alle beschikbare verrichte audits en controles, in voorkomend geval met een analyse van vastgestelde tekortkomingen met een systematisch of repetitief karakter en met opgave van de reeds genomen of geplande corrigerende maatregelen;

c) een beheersverklaring betreffende de volledigheid, nauwkeurigheid en waarachtigheid van de rekeningen, de goede werking van het internecontrolesysteem, de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de eerbiediging van het beginsel van goed financieel beheer;

d) een verklaring van een onafhankelijk controleorgaan over alle onderdelen van de onder c) van dit lid bedoelde beheersverklaring.

Lidstaten die per beleidsterrein meer dan één orgaan hebben erkend, bezorgen de Commissie vóór 15 februari van het volgende begrotingsjaar voor het betrokken beleidsterrein een verslag waarin op nationaal niveau een synthese wordt gemaakt van alle beheersverklaringen en de daarover uitgebrachte onafhankelijke accountantsverklaringen.

6. De Commissie:

a) zorgt ervoor dat door middel van passende procedures de rekeningen van de erkende organen tijdig kunnen worden goedgekeurd en dat de volledigheid, nauwkeurigheid en waarachtigheid ervan worden gewaarborgd, en dat gevallen van onregelmatigheid tijdig kunnen worden afgewikkeld;

b) sluit betalingen die in strijd met het recht van de Unie zijn verricht, van financiering door de Unie uit.

De voorwaarden waaronder betalingen aan de lidstaten kunnen worden opgeschort door de Commissie of onderbroken door de gedelegeerd ordonnateur, worden bij sectorspecifieke regelgeving vastgesteld.

⎢ 1995/2006 art. 1.29 (aangepast)

Artikel 53 ter

√ Indirect beheer met andere entiteiten en personen dan lidstaten ∏

1. Wanneer de Commissie de begroting onder gedeeld beheer uitvoert, worden de taken tot uitvoering van de begroting aan de lidstaten gedelegeerd. Deze methode geldt in het bijzonder voor de in deel II, titels I en II, bedoelde acties.

2. Onverminderd aanvullende bepalingen van de desbetreffende sectorale verordeningen, en om bij gedeeld beheer ervoor te zorgen dat de middelen overeenkomstig de toepasselijke voorschriften en beginselen worden gebruikt, nemen de lidstaten alle nodige wetgevende, regelgevende, administratieve of andere maatregelen ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen. Daartoe dienen zij met name:

a) zich te vergewissen van de goede uitvoering van de uit de communautaire begroting gefinancierde acties;

b) onregelmatigheden en fraude te voorkomen en aan te pakken;

c) ten onrechte betaalde, onjuist gebruikte of als gevolg van onregelmatigheden of fouten verloren gegane middelen terug te vorderen;

d) door middel van relevante sectorale verordeningen en in overeenstemming met artikel 30, lid 3, te zorgen voor een adequate jaarlijkse bekendmaking achteraf van de begunstigden van begrotingsmiddelen.

Daartoe voeren de lidstaten controles uit en voeren zij een doeltreffend en efficiënt intern controlesysteem in, overeenkomstig het bepaalde in artikel 28 bis. Waar dat nodig en zinvol is, stellen zij gerechtelijke procedures in.

3. Daartoe stellen de lidstaten op het passende nationale niveau jaarlijks een overzicht van de beschikbare controles en verklaringen op.

4. Om zich ervan te vergewissen dat de middelen overeenkomstig de toepasselijke voorschriften worden besteed, past de Commissie procedures voor de goedkeuring van de rekeningen of financiële correctiemechanismen toe die haar in staat stellen de eindverantwoordelijkheid voor de uitvoering van de begroting op zich te nemen.

∫ nieuw

1. Entiteiten waaraan en personen aan wie overeenkomstig artikel 53, lid 1, punt 2, onder a) tot en met h), taken tot uitvoering van de begroting zijn toevertrouwd, handelen met inachtneming van de beginselen van goed financieel beheer, transparantie en non-discriminatie en geven zichtbaarheid aan het optreden van de Unie wanneer zij middelen van de Unie beheren. Zij waarborgen daarbij een niveau van bescherming van de financiële belangen van de Unie dat gelijkwaardig is aan het bij deze verordening voorgeschreven niveau, rekening houdende met:

- de aard van de hen toevertrouwde taken en de betrokken bedragen;

- de financiële risico's;

- de mate van zekerheid die wordt verschaft door hun systemen, regels en procedures, in combinatie met de maatregelen die door de Commissie worden genomen om de uitvoering van de toevertrouwde taken te superviseren en te ondersteunen.

2. De in lid 1 bedoelde entiteiten en personen, met het oog op dat doel:

a) stellen een effectief, doeltreffend internecontrolesysteem in en zien toe op de werking ervan;

b) gebruiken een stelsel van jaarrekeningen dat tijdig nauwkeurige, volledige en betrouwbare informatie verstrekt;

c) onderwerpen zich aan onafhankelijke externe accountantscontrole, uitgevoerd volgens internationaal aanvaarde controlenormen door een instantie die functioneel onafhankelijk is van de betrokken entiteit of persoon;

d) passen regels en procedures toe die moeten voorzien in een adequate financiering uit middelen van de Unie via subsidies, overheidsopdrachten en financieringsinstrumenten;

e) zorgen er overeenkomstig artikel 30, lid 3, voor dat achteraf wordt bekendgemaakt wie in een begrotingsjaar middelen van de Unie heeft ontvangen;

f) beschermen op afdoende wijze persoonsgegevens.

De in artikel 53, lid 1, punt 2, onder h), bedoelde personen mogen stapsgewijs aan deze eisen voldoen. De financiële regels die zij vaststellen, dienen van tevoren door de Commissie te worden goedgekeurd.

3. In het kader van de hun toevertrouwde taken voor de uitvoering van de begroting van de Unie doen de in lid 1 bedoelde entiteiten en personen aan preventie, opsporing en correctie van onregelmatigheden en fraude. Daartoe verrichten zij vooraf en achteraf controles, met inbegrip van controles ter plaatse waar zulks dienstig is, om een effectieve en correcte uitvoering van uit de begroting gefinancierde acties te waarborgen, gaan zij over tot terugvordering van onterecht betaalde bedragen en stellen zij in voorkomend geval gerechtelijke procedures in.

4. De Commissie kan betalingen aan de in lid 1 bedoelde entiteiten en personen opschorten, in het bijzonder wanneer systematische fouten worden ontdekt die twijfels doen rijzen omtrent de betrouwbaarheid van de internecontrolesystemen van de betrokken entiteit of persoon, of omtrent de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen.

De gedelegeerd ordonnateur kan betalingen aan dergelijke entiteiten of personen geheel of gedeeltelijk onderbreken om nadere verificaties te verrichten wanneer hij kennis krijgt van informatie waaruit blijkt dat de werking van het internecontrolesysteem een belangrijke tekortkoming vertoont of dat door de betrokken entiteit of persoon gecertificeerde uitgaven verband houden met een grove onregelmatigheid en niet zijn gecorrigeerd, mits de onderbreking noodzakelijk is om te voorkomen dat de financiële belangen van de Unie ernstig worden geschaad.

5. De in lid 1 bedoelde entiteiten en personen bezorgen de Commissie:

a) een verslag over de uitvoering van de hun toevertrouwde taken;

b) de rekeningen betreffende de voor de uitvoering van de toevertrouwde taken gedane uitgaven;

c) een samenvatting van de resultaten van alle beschikbare verrichte audits en controles, in voorkomend geval met een analyse van vastgestelde tekortkomingen met een systematisch of repetitief karakter en met opgave van de reeds genomen of geplande corrigerende maatregelen;

d) een beheersverklaring betreffende de volledigheid, nauwkeurigheid en waarachtigheid van de rekeningen, de goede werking van het internecontrolesysteem, de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen en de eerbiediging van het beginsel van goed financieel beheer;

e) een verklaring van een onafhankelijk controleorgaan over alle onderdelen van de onder d) van dit lid bedoelde beheersverklaring.

Deze verschillende elementen worden aan de Commissie bezorgd uiterlijk op 1 februari van het volgende begrotingsjaar, met uitzondering van de onder e) bedoelde accountantsverklaring die uiterlijk op 15 maart wordt bezorgd.

Deze verplichtingen gelden onverminderd de bepalingen van met internationale organisaties en derde landen gesloten overeenkomsten. Deze bepalingen omvatten ten minste de verplichting voor de entiteiten om de Commissie jaarlijks een verklaring te bezorgen dat de bijdrage van de Unie in het betrokken begrotingsjaar is gebruikt, en dat daarover rekening en verantwoording is afgelegd, in overeenstemming met de voorschriften van lid 2 van dit artikel en met de uit de overeenkomst met de betrokken internationale organisatie of het betrokken derde land voortvloeiende verplichtingen.

6. De Commissie:

a) zorgt voor het toezicht op en de evaluatie van de uitvoering van de toevertrouwde taken;

b) zorgt ervoor dat door middel van passende procedures de rekeningen van de entiteiten en personen tijdig kunnen worden goedgekeurd en dat de volledigheid, nauwkeurigheid en waarachtigheid ervan worden gewaarborgd, en dat gevallen van onregelmatigheid tijdig kunnen worden afgewikkeld;

c) sluit betalingen die in strijd met de toepasselijke regels zijn verricht, van financiering door de Unie uit.

7. De leden 5 en 6 van dit artikel zijn niet van toepassing op entiteiten en personen die het voorwerp zijn van een afzonderlijke procedure van kwijting door de begrotingsautoriteit.

⎢ 1995/2006 art. 1.29 (aangepast)

Artikel 53 quater

√ Controles vooraf en overeenkomsten bij indirect beheer ∏

1. Wanneer de Commissie de begroting onder gedecentraliseerd beheer uitvoert, worden de taken tot uitvoering van de begroting aan derde landen gedelegeerd overeenkomstig artikel 56 en deel II, titel IV, onverminderd de delegatie van resterende taken aan de in artikel 54, lid 2, bedoelde organen.

2. Om zich ervan te vergewissen dat de middelen overeenkomstig de toepasselijke voorschriften worden besteed, past de Commissie procedures voor de goedkeuring van de rekeningen of financiële correctiemechanismen toe die haar in staat stellen de eindverantwoordelijkheid voor de uitvoering van de begroting op zich te nemen.

3. Derde landen waaraan uitvoeringstaken worden gedelegeerd, zorgen, in overeenstemming met artikel 30, lid 3, voor een adequate jaarlijkse bekendmaking achteraf van de begunstigden van begrotingsmiddelen.

∫ nieuw

1. Voordat zij taken voor de uitvoering van de begroting aan de in artikel 53, lid 1, punt 2, onder a) tot en met h), genoemde entiteiten of personen toevertrouwt, vergewist de Commissie zich ervan dat aan de voorwaarden van artikel 53 ter, lid 2, onder a) tot en met d), is voldaan.

De betrokken entiteit of persoon brengt de Commissie onmiddellijk op de hoogte van elke wezenlijke verandering in zijn systemen, voorschriften en procedures voor het beheer van de toevertrouwde middelen van de Unie. De Commissie onderwerpt in dat geval de met de betrokken entiteit of persoon gesloten overeenkomsten aan een onderzoek om na te gaan of nog steeds aan de voorwaarden van artikel 53 ter, lid 2, onder a) tot en met d), is voldaan.

2. Bij het kiezen van een entiteit uit een van de categorieën genoemd in artikel 53, lid 1, punt 2, onder b), c), f) en g), houdt de Commissie rekening met de aard van de toe te vertrouwen taken, alsook met de ervaring en met de operationele en financiële capaciteiten van de betrokken entiteiten. De keuze wordt gemaakt op objectieve gronden en mag geen aanleiding geven tot belangenconflicten.

3. Overeenkomsten die worden gesloten met het oog op indirect beheer, bevatten de in artikel 53 ter, lid 2, onder a) tot en met d), gestelde eisen. Zij bevatten tevens een duidelijke afbakening van de toevertrouwde taken en een verbintenis van de betrokken entiteiten of personen om de verplichtingen van artikel 53 ter, lid 2, onder e) en f) na te komen en af te zien van elke handeling die tot een belangenconflict aanleiding kan geven.

⎢ 1995/2006 art. 1.29

Artikel 53 quinquies

1. Wanneer de Commissie de begroting in gezamenlijk beheer uitvoert, worden in de volgende gevallen bepaalde uitvoeringstaken aan internationale organisaties gedelegeerd overeenkomstig de uitvoeringsvoorschriften:

a) wanneer de Commissie en de internationale organisatie een langetermijnkaderovereenkomst hebben gesloten met administratieve en financiële bepalingen inzake samenwerking,

b) wanneer de Commissie en de internationale organisatie een gezamenlijk project of programma uitwerken,

c) wanneer de middelen van verschillende donoren worden samengevoegd en niet voor specifieke uitgavenposten of -categorieën bestemd zijn, dat wil zeggen in het geval van meerdonorenacties.

Deze organisaties passen inzake boekhouding, interne controle en overheidsopdrachten normen toe die dezelfde garanties bieden als de internationaal erkende normen.

2. De individuele overeenkomst die voor de toekenning van de financiering met de internationale organisatie worden gesloten, bevat gedetailleerde bepalingen inzake de uitoefening van de aan de internationale organisatie opgedragen taken.

3. Internationale organisaties waaraan uitvoeringstaken worden gedelegeerd, zorgen, in overeenstemming met artikel 30, lid 3, voor een adequate jaarlijkse bekendmaking achteraf van de begunstigden van begrotingsmiddelen.

⎢ 1605/2002

Artikel 54

⎢ 1995/2006 art. 1.30(a)

1. De Commissie mag de uitvoeringsbevoegdheden die zij krachtens de Verdragen bezit niet aan derden delegeren wanneer zij een ruime beoordelingsmarge inhouden die door politieke keuzen kan worden bepaald. Uitvoeringstaken die worden gedelegeerd, moeten nauwkeurig worden omschreven en het gebruik dat ervan wordt gemaakt, moet volledig onder controle staan.

De delegatie van taken tot uitvoering van de begroting voldoet aan het beginsel van goed financieel beheer, dat een effectieve en efficiënte interne controle vergt, en waarborgt de naleving van het discriminatieverbod en de zichtbaarheid van de communautaire actie. De aldus gedelegeerde uitvoeringstaken mogen niet leiden tot belangenconflicten.

⎢ 1605/2002 (nieuw)

è1 1995/2006 Art. 1.30(b)

2. è1 Binnen de beperkingen van lid 1 mag de Commissie, wanneer zij de begroting overeenkomstig artikel 53 bis of artikel 53 quater uitvoert volgens de methode van indirect, gecentraliseerd beheer of van gedecentraliseerd beheer, overheidstaken en met name taken tot uitvoering van de begroting delegeren aan: ⎜

a) agentschappen naar Gemeenschapsrecht als bedoeld in artikel 55, hierna „uitvoerende agentschappen” genoemd;

⎢ 1995/2006 art. 1.30(b)

b) door de Gemeenschappen opgerichte organen als bedoeld in artikel 185 en andere gespecialiseerde communautaire organen, zoals de Europese Investeringsbank of het Europees Investeringsfonds, voor zover de taken verenigbaar zijn met de in het basisbesluit omschreven taak van het orgaan;

⎢ 1995/2006 art. 1.30(b)

c) nationale of internationale publiekrechtelijke organen of privaatrechtelijke organen die zijn belast met een openbaredienstverleningstaak, voldoende financiële garanties bieden en de in de uitvoeringsvoorschriften vastgestelde voorwaarden in acht nemen;

⎢ 1995/2006 art. 1.30(b)

d) personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen in het kader van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie is toevertrouwd en die worden genoemd in het betrokken basisbesluit in de zin van artikel 49 van deze verordening.

⎢ 1605/2002

3. Wanneer de in lid 2 bedoelde organen uitvoeringstaken verrichten, vergewissen zij zich er regelmatig van dat de door de communautaire begroting te financieren acties correct zijn uitgevoerd.

⎢ 1995/2006 art. 1.30(c)

Deze organen of personen nemen de nodige maatregelen om onregelmatigheden en fraude te voorkomen en stellen in voorkomend geval gerechtelijke procedures in om ten onrechte betaalde of onjuist gebruikte middelen terug te vorderen.

⎢ 1995/2006 art. 1.31 (aangepast)

? nieuw

Artikel 55

√ Uitvoerende agentschappen ∏

1. De uitvoerende agentschappen zijn rechtspersonen naar Gemeenschapsrecht waaraan, voor rekening en onder verantwoordelijkheid van de Commissie, de uitvoering van een communautair programma of project geheel of gedeeltelijk kan worden gedelegeerd, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad van 19 december 2002 tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma's worden gedelegeerd[28].

2. De besteding van de betrokken beleidskredieten wordt ? volgens de methode van direct beheer ⎪ verricht door de directeur van het agentschap.

⎢ 1995/2006 art. 1.31

Artikel 56

1. Wanneer de Commissie de begroting door middel van indirect gecentraliseerd beheer uitvoert, vergewist zij zich eerst van het bestaan en de goede werking bij de entiteiten waaraan zij de uitvoering toevertrouwt van het volgende:

a) procedures voor het plaatsen van opdrachten en het toekennen van subsidies die transparant en niet-discriminerend zijn, eventuele belangenconflicten voorkomen, en in overeenstemming zijn met respectievelijk titel V en titel VI;

b) een doeltreffend en efficiënt systeem voor de interne controle van het beheer van de verrichtingen, dat voorziet in daadwerkelijke scheiding van de functies van ordonnateur en rekenplichtige of de equivalenten daarvan;

c) een boekhoudsysteem dat verificatie van het juiste gebruik van de communautaire middelen mogelijk maakt en ervoor zorgt dat het gebruik van de middelen in de rekeningen van de Gemeenschappen wordt weergegeven;

d) een onafhankelijke externe controle;

e) de toegang van het publiek tot de informatie op het door de communautaire regelgeving vastgestelde niveau;

f) adequate jaarlijkse bekendmaking achteraf van de begunstigden van begrotingsmiddelen in overeenstemming met artikel 30, lid 3.

De Commissie kan de gelijkwaardigheid van de controle- en boekhoudsystemen en de aanbestedingsprocedures van de in de leden 1 en 2 bedoelde entiteiten met haar eigen regels erkennen, rekening houdend met de internationaal aanvaarde normen.

2. In het geval van gedecentraliseerd beheer gelden, geheel of gedeeltelijk naar gelang van de tussen de Commissie en het betrokken derde land of de betrokken nationale of internationale publiekrechtelijke organen overeengekomen mate van decentralisatie, de in lid 1 bedoelde criteria, met uitzondering van het criterium van punt e).

Niettegenstaande lid 1, onder a), en artikel 169 bis kan de Commissie:

- in het geval van samenvoeging van middelen, en

- onder de in het basisbesluit genoemde voorwaarden,

besluiten om de aanbestedings- of subsidieprocedures van het begunstigde partnerland of zoals onder de donoren overeengekomen te gebruiken.

Alvorens een dergelijk besluit te nemen vergewist de Commissie er zich per geval van dat deze procedures voldoen aan de beginselen van transparantie, gelijke behandeling en niet-discriminatie, belangenconflicten voorkomen, dezelfde garanties bieden als de internationaal erkende normen en de naleving van de bepalingen betreffende goed financieel beheer, dat een doeltreffende en efficiënte interne controle vergt, garanderen.

Het betrokken derde land, of de betrokken nationale of internationale publiekrechtelijke organen verbindt of verbinden zich ertoe aan de volgende voorwaarden te voldoen

a) met inachtneming van de eerste alinea van dit lid, te voldoen aan de in lid 1 vastgestelde criteria;

b) ervoor te zorgen dat de in lid 1, onder d), genoemde controle door een nationale instelling voor onafhankelijke externe controle wordt verricht;

c) regelmatige controles uit te voeren om ervoor te zorgen dat de door de begroting te financieren acties juist zijn uitgevoerd;

d) de nodige maatregelen te nemen om onregelmatigheden en fraude te voorkomen en zo nodig gerechtelijke procedures in te stellen om ten onrechte betaalde middelen terug te vorderen.

3. De Commissie zorgt voor bewaking, evaluatie en controle van de uitvoering van de toevertrouwde taken. Zij houdt rekening met de gelijkwaardigheid van de controlesystemen wanneer zij dergelijke controles uitvoert aan de hand van haar eigen controlesystemen.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

Artikel 57

√ Grenzen aan de delegatie van bevoegdheden ∏

⎢ 1995/2006 art. 1.32 (aangepast)

1. De Commissie mag uitvoeringshandelingen met begrotingsmiddelen, betaling en invordering daaronder begrepen, niet aan privaatrechtelijke externe entiteiten of organen toevertrouwen, behalve wanneer deze met een in artikel 54, lid 2, onder c), √ 53, lid 1, punt 2, onder f) en g) ∏ bedoelde openbaredienstverleningstaak zijn belast, of in bijzondere gevallen waarin de betrokken betalingen aan door de Commissie bepaalde begunstigden moeten worden gedaan, deze aan door de Commissie vastgestelde voorwaarden en bedragen zijn onderworpen, en de entiteit of het orgaan dat de betalingen verricht, geen discretionaire bevoegdheid uitoefent.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

2. Taken die contractueel aan andere privaatrechtelijke externe entiteiten of organen dan die welke met een openbaredienstverleningstaak zijn belast, kunnen worden toevertrouwd, zijn: technische expertises en administratieve, voorbereidende of bijkomende taken die geen overheidstaak of de uitoefening van een discretionaire beoordelingsbevoegdheid inhouden.

HOOFDSTUK 3

FINANCIËLE ACTOREN

AFDELING 1

BEGINSEL VAN SCHEIDING VAN FUNCTIES

ARTIKEL 58

√ Scheiding van functies ∏

De functies van ordonnateur en rekenplichtige zijn gescheiden en zijn onderling onverenigbaar.

Afdeling 2

ORDONNATEUR

ARTIKEL 59

√ De ordonnateur ∏

1. De instelling oefent de functies van ordonnateur uit.

⎢ 1995/2006 art. 1.33(a)

1 bis. Voor de toepassing van deze titel wordt onder „personeelsleden” verstaan personen die zijn onderworpen aan het Statuut.

⎢ 1995/2006 art. 1.33(b)

2. Elke instelling bepaalt in haar interne administratieve voorschriften aan welke personeelsleden van het gepaste niveau zij, met inachtneming van de in haar reglement van orde bepaalde voorwaarden, de functies van ordonnateur delegeert, alsook de omvang van de toegekende bevoegdheden en de mogelijkheid voor de delegatieverkrijgers om hun bevoegdheden verder te subdelegeren.

⎢ 1995/2006 art. 1.33(c)

3. De bevoegdheid van ordonnateur wordt alleen aan personeelsleden gedelegeerd of gesubdelegeerd.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

4. De gedelegeerd of gesubdelegeerd ordonnateurs kunnen slechts handelen binnen de in het (sub)delegatiebesluit gestelde grenzen. De bevoegde gedelegeerd of gesubdelegeerd ordonnateur kan in de uitoefening van zijn taak worden bijgestaan door een of meer personeelsleden die onder zijn verantwoordelijkheid belast zijn met bepaalde voor de uitvoering van de begroting en het afleggen van rekening en verantwoording benodigde handelingen.

Artikel 60

√ Bevoegdheden en taken van de ordonnateur ∏

1. De ordonnateur is bij elke instelling belast met het innen van de ontvangsten en het verrichten van de uitgaven overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer en staat in voor de wettigheid en regelmatigheid ervan.

⎢ 1605/2002 art. 60(4) (aangepast)

? nieuw

42. √ Voor de toepassing van lid 1 van dit artikel voert ∏ Dde gedelegeerd ordonnateur voert, overeenkomstig ? artikel 28 bis en ⎪ de door elke instelling vastgestelde minimumnormen en rekening houdend met de aan de beheeromstandigheden en de aard van de gefinancierde acties verbonden risico's, de organisatorische structuur en de systemen en procedures voor beheer en interne controle in die passen bij de uitvoering van zijn taken? ; de inrichting van die structuur en systemen geschiedt op basis van een uitvoerige risicoanalyse ⎪, in voorkomend geval met inbegrip van verificaties achteraf. Vooraleer een verrichting wordt toegestaan, worden de operationele en financiële aspecten ervan overeenkomstig de uitvoeringsvoorschriften geverifieerd door andere personeelsleden dan degene die de verrichting heeft ingeleid. Verificatie vooraf en achteraf, alsmede de inleiding van een verrichting zijn gescheiden functies.

⎢ 1605/2002

2. Voor het verrichten van de uitgaven gaat de gedelegeerd of gesubdelegeerd ordonnateur vastleggingen en juridische verbintenissen aan, stelt hij de uitgaven betaalbaar, geeft hij betalingsopdrachten en verricht hij de voor de besteding van de kredieten vereiste voorafgaande handelingen.

3. De inning van de ontvangsten behelst de opstelling van schuldvorderingsramingen, de vaststelling van de te innen rechten en de verstrekking van invorderingsopdrachten. In voorkomend geval kan van het innen van een vastgestelde schuldvordering worden afgezien.

4. De gedelegeerd ordonnateur voert, overeenkomstig de door elke instelling vastgestelde minimumnormen en rekening houdend met de aan de beheeromstandigheden en de aard van de gefinancierde acties verbonden risico's, de organisatorische structuur en de systemen en procedures voor beheer en interne controle in die passen bij de uitvoering van zijn taken, in voorkomend geval met inbegrip van verificaties achteraf. Vooraleer een verrichting wordt toegestaan, worden de operationele en financiële aspecten ervan overeenkomstig de uitvoeringsvoorschriften geverifieerd door andere personeelsleden dan degene die de verrichting heeft ingeleid. Verificatie vooraf en achteraf, alsmede de inleiding van een verrichting zijn gescheiden functies.

∫ nieuw

4. Elke verrichting wordt wat de operationele en de financiële aspecten ervan betreft ten minste onderworpen aan een controle vooraf aan de hand van stukken en van de beschikbare resultaten van reeds verrichte controles.

De controles vooraf omvatten de inleiding en de verificatie van een verrichting.

Personeelsleden die de verificatie doen, mogen niet dezelfden zijn als noch ondergeschikten zijn van degenen die de verrichting hebben ingeleid.

5. De gedelegeerd ordonnateur kan controles achteraf instellen met betrekking tot verrichtingen die reeds zijn goedgekeurd na controles vooraf. De controles achteraf kunnen steeksproefgewijs volgens het risico worden ingericht.

De controles vooraf en de controles achteraf worden niet door dezelfde personeelsleden uitgevoerd. De voor de controles achteraf verantwoordelijke personeelsleden zijn geen ondergeschikten van de voor de controles vooraf verantwoordelijke personeelsleden.

⎢ 1605/2002

56. Elk personeelslid dat verantwoordelijk is voor de controle van het beheer van de financiële verrichtingen, bezit de vereiste beroepsbekwaamheden. Hij respecteert een specifieke beroepscode die door elke instelling wordt vastgesteld.

67. Elk bij het financieel beheer en de controle van de verrichtingen betrokken personeelslid dat van oordeel is dat een besluit dat zijn meerdere hem verplicht toe te passen of te accepteren onregelmatig is of strijdig met het beginsel van goed financieel beheer of de beroepscode die hij gehouden is te respecteren, deelt dit schriftelijk aan de gedelegeerd ordonnateur mede en, wanneer deze niet optreedt, aan de in artikel 66, lid 4, bedoelde instantie. In geval van illegale activiteiten, fraude of corruptie die de belangen van de Gemeenschappen kunnen schaden, waarschuwt hij de bij de geldende wetgeving aangewezen autoriteiten en instanties.

⎢ 1995/2006 art. 1.34 (aangepast)

? nieuw

78. De gedelegeerd ordonnateur legt aan zijn instelling verantwoording over de uitoefening van zijn taken af in de vorm van een jaarlijks activiteitenverslag, dat vergezeld gaat van ? met ⎪ gegevens over de financiën en het beheer, ? inclusief de resultaten van controles, waarin hij verklaart, ⎪ zulks ter bevestiging dat de in dit verslag opgenomen gegevens een getrouw beeld geven, tenzij anders staat vermeld in voorbehouden betreffende bepaalde gebieden van uitgaven en ontvangsten, ? redelijke zekerheid te hebben dat ⎪:

a) de in het verslag opgenomen gegevens een getrouw beeld geven;

∫ nieuw

b) de middelen die zijn bestemd voor de activiteiten waarover verslag wordt uitgebracht, zijn gebruikt voor het opgegeven doel en in overeenstemming met het begrip van goed financieel beheer;

c) de ingevoerde controleprocedures de nodige garanties verstrekken in verband met de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen.

⎢ 1995/2006 art. 1.34

Dat verslag behelst de resultaten van zijn verrichtingen ten opzichte van de hem opgedragen doelstellingen, de aan die verrichtingen verbonden risico's, het gebruik van de middelen die tot zijn beschikking zijn gesteld en de efficiëntie en doeltreffendheid van het systeem voor de interne controle. De intern controleur neemt kennis van het jaarlijks activiteitenverslag en van de andere geïdentificeerde informatie. De Commissie legt de begrotingsautoriteit uiterlijk op 15 juni van elk jaar een samenvatting van de jaarlijkse activiteitenverslagen van het voorgaande jaar voor.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

⎝1 1995/2006 art. 1.35(a)

? nieuw

AFDELING 3

REKENPLICHTIGE

ARTIKEL 61

√ Bevoegdheden en taken van de rekenplichtige ∏

1. Elke instelling stelt een rekenplichtige aan, die binnen de instelling wordt belast met:

a) de goede uitvoering van de betalingen, de inning van de ontvangsten en de invordering van de vastgestelde schuldvorderingen;

b) het opstellen en inrichten van de rekeningen overeenkomstig titel VII;

c) het voeren van de boekhouding overeenkomstig titel VII;

d) het vaststellen van de boekhoudregels en -methoden? procedures ⎪ en het rekeningstelsel overeenkomstig titel VII;

e) het vaststellen en valideren van de boekhoudsystemen, alsmede, waar van toepassing, het valideren van de door de ordonnateur vastgestelde systemen die tot doel hebben boekhoudgegevens te verstrekken of te motiveren; ⎝1 de rekenplichtige is bevoegd om ? te allen tijde ⎪ na te gaan of de valideringscriteria zijn nageleefd; ⎜

f) het beheer van de kasmiddelen.

∫ nieuw

1 bis. De rekenplichtige van de Commissie is bevoegd om de boekhoudregels en het geharmoniseerde rekeningstelsel vast te stellen overeenkomstig titel VII.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

2. De rekenplichtige ontvangt van de ordonnateurs, die de betrouwbaarheid ervan garanderen, alle gegevens die nodig zijn voor de opstelling van rekeningen die een getrouw beeld geven van het vermogen van de Gemeenschappen √ de financiële situatie van de instellingen ∏ en de uitvoering van de begroting.

⎢ 1995/2006 art. 1.35(b) (aangepast)

? nieuw

2 bis. Voordat de rekeningen door de instelling √ of het in artikel 185 bedoelde orgaan ∏ worden goedgekeurd, tekent de rekenplichtige ze af, waarmee hij verklaart dat hij een redelijke zekerheid heeft dat de rekeningen een getrouw beeld van de financiële situatie van de instelling √ of het in artikel 185 bedoelde orgaan ∏ geven.

Daartoe vergewist de rekenplichtige zich ervan dat de rekeningen zijn opgesteld in overeenstemming met de boekhoudregels, -methoden en -systemen die overeenkomstig deze verordening onder zijn verantwoordelijkheid zijn ingevoerd voor de rekeningen van zijn instelling, ? en -procedures ⎪ √ van de Unie ∏ en dat alle uitgaven en ontvangsten in de rekeningen zijn geboekt.

De gedelegeerd ordonnateurs verstrekken alle informatie die de rekenplichtige voor de uitoefening van zijn functie nodig heeft.

De ordonnateurs blijven volledig verantwoordelijk voor het juiste gebruik van de door hen beheerde middelen, en de wettigheid en de regelmatigheid van de door hen beheerde uitgaven ? en de volledigheid en juistheid van de aan de rekenplichtige verstrekte informatie ⎪.

2 ter. De rekenplichtige is bevoegd de ontvangen informatie te controleren en alle verdere controles uit te voeren die hij noodzakelijk acht om de rekeningen te kunnen aftekenen.

Zo nodig maakt de rekenplichtige voorbehoud, waarbij hij de aard en de draagwijdte van het voorbehoud precies omschrijft.

⎢ 1995/2006 art. 1.35(c)

3. Tenzij in deze verordening anders is bepaald, is de rekenplichtige als enige bevoegd het beheer te voeren over de kasmiddelen en aan kasmiddelen gelijkwaardige middelen. Hij is voor de bewaring ervan aansprakelijk.

∫ nieuw

4. Op naam van of namens de Commissie kunnen trustrekeningen worden geopend in het kader van de uitvoering van een programma of actie, om het beheer daarvan door de in artikel 53, lid 1, punt 2, c) en d), genoemde entiteiten mogelijk te maken.

Deze rekeningen worden geopend onder verantwoordelijkheid van de ordonnateur die bevoegd is voor de uitvoering van het programma of de actie en met het akkoord van de rekenplichtige van de Commissie.

De ordonnateur is verantwoordelijk voor het beheer ervan.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

Artikel 62

√ Bevoegdheden die de rekenplichtige kan delegeren ∏

⎢ 1995/2006 art. 1.36

De rekenplichtige kan voor de uitoefening van zijn functie een aantal van zijn taken delegeren aan ondergeschikte personeelsleden.

⎢ 1605/2002

In het delegatiebesluit worden de aan de delegatieverkrijgers toevertrouwde taken omschreven.

Afdeling 4

BEHEERDER VAN GELDEN TER GOEDE REKENING

⎢ 1995/2006 art. 1.37 (aangepast)

Artikel 63

√ Beheer van gelden ter goede rekening ∏

1. Voor de inning van andere ontvangsten dan eigen middelen en voor de betaling van geringe bedragen in de zin van de uitvoeringsvoorschriften kan beheer van gelden ter goede rekening worden ingesteld.

Op het gebied van hulp in crisissituaties en humanitaire hulp in de zin van artikel 110 mogen evenwel gelden ter goede rekening worden gebruikt voor de betaling van grotere bedragen zonder beperking ten aanzien van het bedrag, mits het niveau van de door de begrotingsautoriteit toegestane kredieten van het betrokken begrotingsonderdeel voor het lopende begrotingsjaar in acht wordt genomen.

2. Gelden ter goede rekening worden door de rekenplichtige van de instelling ter beschikking gesteld en vallen onder de verantwoordelijkheid van door de rekenplichtige van de instelling aangewezen beheerders van gelden ter goede rekening.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

HOOFDSTUK 4

VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE FINANCIËLE ACTOREN

AFDELING 1

ALGEMENE REGELS

ARTIKEL 64

√ Schorsing en intrekking van delegaties aan ordonnateurs ∏

1. Onverminderd eventuele tuchtrechtelijke maatregelen, kan de gedelegeerd of gesubdelegeerd ordonnateurs te allen tijde door het gezag dat hen heeft benoemd tijdelijk of definitief hun delegatie of subdelegatie worden ontnomen.

2. Onverminderd eventuele tuchtrechtelijke maatregelen, kan de rekenplichtige te allen tijde door het gezag dat hem heeft benoemd tijdelijk of definitief van zijn functies worden ontheven.

3. Onverminderd eventuele tuchtrechtelijke maatregelen, kunnen de beheerders van gelden ter goede rekening te allen tijde door het gezag dat hen heeft benoemd tijdelijk of definitief van hun functies worden ontheven.

Artikel 65

√ Verantwoordelijkheid van de ordonnateur voor illegale activiteiten, fraude of corruptie ∏

⎢ 1995/2006 art. 1.38

1. Het bepaalde in dit hoofdstuk doet niet af aan de eventuele strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de in artikel 64 genoemde financiële actoren krachtens het toepasselijke nationale recht en de geldende bepalingen aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen en de bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Gemeenschappen of van de lidstaten betrokken zijn.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

2. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 66, 67 en 68, is elke ordonnateur, rekenplichtige of beheerder van gelden ter goede rekening tuchtrechtelijk verantwoordelijk en geldelijk aansprakelijk onder de voorwaarden vastgesteld in het statuut. Gevallen van illegale activiteit, fraude of corruptie die de belangen van de Gemeenschap kunnen schaden, worden voorgelegd aan de in de geldende wetgeving aangewezen autoriteiten en instanties.

Afdeling 2

REGELS BETREFFENDE DE GEDELEGEERD EN GESUBDELEGEERD ORDONNATEURS

ARTIKEL 66

√ Regels betreffende de ordonnateurs ∏

⎢ 1995/2006 art. 1.39(a)

1. De ordonnateur is geldelijk aansprakelijk onder de in het statuut vermelde voorwaarden.

⎢ 1995/2006 art. 1.39(b)

1 bis. De verplichting tot schadevergoeding bestaat in het bijzonder wanneer:

a) de ordonnateur opzettelijk of met grove nalatigheid de in te vorderen rechten vaststelt of inningsopdrachten afgeeft, een betalingsverplichting aangaat of een betalingsopdracht ondertekent in afwijking van de in dit Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften vastgestelde bepalingen;

b) de ordonnateur opzettelijk of door grove nalatigheid verzuimt een document op te stellen waarbij een schuldvordering wordt vastgesteld, verzuimt een inningsopdracht af te geven of deze te laat afgeeft, of een betalingsopdracht te laat afgeeft, waardoor de instelling civiel aansprakelijk wordt jegens derden.

⎢ 1605/2002

2. Wanneer een gedelegeerd of gesubdelegeerd ordonnateur oordeelt dat een door hem te nemen besluit onregelmatig is of tegen het beginsel van goed financieel beheer indruist, deelt hij dat schriftelijk mede aan het delegatieverlenend gezag. Indien dit schriftelijk de met redenen omklede opdracht geeft het genoemde besluit te nemen, is de gedelegeerd of gesubdelegeerd ordonnateur van zijn aansprakelijkheid ontslagen.

⎢ 1995/2006 art. 1.39(c)

3. In geval van subdelegatie blijft de gedelegeerd ordonnateur binnen zijn diensten verantwoordelijk voor de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het ingestelde systeem voor beheer en interne controle en de keuze van de gesubdelegeerd ordonnateur.

⎢ 1995/2006 art. 1.39(d)

4. Elke instelling richt een gespecialiseerde instantie voor financiële onregelmatigheden op of neemt deel aan een door verschillende instellingen opgerichte gezamenlijke instantie. Deze instanties opereren onafhankelijk en gaan na of zich een financiële onregelmatigheid heeft voorgedaan en wat daarvan de eventuele consequenties moeten zijn.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

Op grond van het advies van deze instantie neemt de instelling een beslissing over het instellen van een procedure wegens tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid of geldelijke aansprakelijkheid. Indien de instantie systeemgebonden problemen ontdekt, zendt zij de ordonnateur en de gedelegeerd ordonnateur, indien deze geen partij is, alsmede de intern controleur een verslag met aanbevelingen toe.

Afdeling 3

REGELS BETREFFENDE DE REKENPLICHTIGEN EN DE BEHEERDERS VAN GELDEN TER GOEDE REKENING

ARTIKEL 67

√ Regels betreffende de rekenplichtigen Õ

De rekenplichtige is, onder de voorwaarden en volgens de procedures vastgesteld bij het statuut, tuchtrechtelijk verantwoordelijk en geldelijk aansprakelijk. Hij kan met name aansprakelijk worden gesteld voor de volgende fouten:

a) middelen, waarden en documenten die hij onder zijn hoede heeft, verloren laten gaan of aantasten;

b) bankrekeningen of postrekeningen ten onrechte wijzigen;

c) invorderingen of betalingen verrichten die niet in overeenstemming zijn met de invorderings- of betalingsopdrachten;

d) nalaten verschuldigde ontvangsten te innen.

Artikel 68

√ Regels betreffende de beheerders van gelden ter goede rekening ∏

De beheerder van gelden ter goede rekening is, onder de voorwaarden en volgens de procedures vastgesteld bij het statuut, tuchtrechtelijk verantwoordelijk en geldelijk aansprakelijk. Hij kan met name aansprakelijk worden gesteld voor de volgende fouten:

a) middelen, waarden en documenten die hij onder zijn hoede heeft, verloren laten gaan of aantasten;

b) verrichte betalingen niet met deugdelijke bewijsstukken kunnen verantwoorden;

c) aan een ander dan de rechthebbende betalen;

d) nalaten verschuldigde ontvangsten te innen.

HOOFDSTUK 5

ONTVANGSTEN

AFDELING 1

TERBESCHIKKINGSTELLING VAN DE EIGEN MIDDELEN

ARTIKEL 69

√ Eigen middelen ∏

De ontvangsten gevormd door de eigen middelen bedoeld in het besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Unie worden als raming in euro in de begroting opgenomen. Zij worden ter beschikking gesteld overeenkomstig de verordening van de Raad tot uitvoering van het genoemde besluit.

Afdeling 2

RAMING VAN SCHULDVORDERINGEN

⎢ 1605/2002 (aangepast)

? nieuw

Artikel 70

√ Raming van een schuldvordering ∏

1. ? Wanneer de bevoegde ordonnateur over voldoende en betrouwbare informatie beschikt met betrekking tot een maatregel of situatie waardoor een schuldvordering van de Unie ontstaat, maakt hij eerst een raming van het verschuldigde bedrag. ⎪

∫ nieuw

1 bis. De raming van de schuldvordering wordt door de bevoegde ordonnateur aangepast zodra hij kennis krijgt van een feit dat de maatregel of de situatie die tot de vaststelling ervan heeft geleid, verandert.

Bij de opstelling van een invorderingsopdracht met betrekking tot een maatregel of situatie waarvoor eerder een raming van de schuldvordering was gemaakt, wordt het bedrag overeenkomstig aangepast door de bevoegde ordonnateur.

Wanneer de invorderingsopdracht wordt opgesteld voor hetzelfde bedrag, wordt de raming van de schuldvordering verlaagd tot nul.

⎢ 1605/2002

2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 wordt voor de eigen middelen omschreven in het besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Unie die door de lidstaten op vaste vervaldagen worden afgedragen, geen schuldvorderingsraming opgesteld vóór de terbeschikkingstelling van de bedragen door de lidstaten aan de Commissie. Voor deze middelen geeft de bevoegde ordonnateur een invorderingsopdracht af.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

Afdeling 3

VASTSTELLING VAN SCHULDVORDERINGEN

ARTIKEL 71

√ Vaststelling van schuldvorderingen ∏

1. De vaststelling van een schuldvordering is de handeling waarbij de gedelegeerd of gesubdelegeerd ordonnateur:

a) het bestaan van de schuld van de debiteur verifieert;

b) het bestaan en het bedrag van de schuld vaststelt of verifieert;

c) de invorderbaarheid van de schuld verifieert.

2. De ter beschikking van de Commissie te stellen eigen middelen en elke als zeker, vaststaand en invorderbaar aangemerkte schuldvordering worden vastgesteld door middel van een invorderingsopdracht aan de rekenplichtige, gevolgd door een aan de debiteur gerichte debetnota, welke beide worden opgesteld door de bevoegde ordonnateur.

3. Ten onrechte betaalde bedragen worden teruggevorderd.

4. De voorwaarden waaronder achterstandsrente aan de Unie verschuldigd is, worden nader aangegeven in de uitvoeringsvoorschriften.

Afdeling 4

INVORDERINGSOPDRACHT

ARTIKEL 72

√ Invorderingsopdracht ∏

1. De opdracht tot invordering is de handeling waarbij de bevoegde gedelegeerd of gesubdelegeerd ordonnateur de rekenplichtige opdraagt een schuldvordering die hij heeft vastgesteld, in te vorderen.

2. De instelling kan de vaststelling van een schuldvordering jegens andere personen dan staten formeel neerleggen in een besluit dat een executoriale titel in de zin van artikel 299 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vormt.

Afdeling 5

INVORDERING

ARTIKEL 73

√ Regels betreffende de invordering ∏

1. De rekenplichtige neemt de door de bevoegde ordonnateur naar behoren opgestelde invorderingsopdrachten in behandeling. Hij is gehouden zorg te dragen voor het innen van de ontvangsten van de Unie en toe te zien op het behoud van de rechten van de Unie.

De rekenplichtige gaat over tot invordering door verrekening van de schuldvorderingen van de Unie wanneer de debiteur zelf een zekere, vaststaande en invorderbare vordering op de Unie heeft.

⎢ 1995/2006 art. 1.40 (aangepast)

? nieuw

2. Wanneer de bevoegde gedelegeerd ordonnateur overweegt geheel of gedeeltelijk van het invorderen van een vastgestelde schuldvordering af te zien, verifieert hij of dit regelmatig is en strookt met het beginsel van goed financieel beheer en het evenredigheidsbeginsel, volgens de procedures en conform de criteria vastgesteld in de uitvoeringsvoorschriften. Het besluit wordt gemotiveerd. De ordonnateur kan dit besluit slechts delegeren onder de in de uitvoeringsvoorschriften genoemde voorwaarden.

Voorts kan dDe bevoegde ordonnateur √ kan ∏ een vastgestelde schuldvordering ? geheel of gedeeltelijk ⎪ annuleren of wijzigen overeenkomstig de in de uitvoeringsvoorschriften neergelegde voorwaarden. ? De gedeeltelijke annulering van een vastgestelde schuldvordering leidt niet tot afstand van een ten gunste van de Europese Unie vastgesteld recht. ⎪

⎢ 1995/2006 art. 1.41 (aangepast)

Artikel 73 bis

√ Verjaring ∏

Onverminderd de bijzondere verordeningen en de toepassing van het besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Unie geldt voor vorderingen van de Unie op derden en vorderingen van derden op de Unie een verjaringstermijn van vijf jaar.

De datum voor de berekening van de verjaringstermijn en de voorwaarden voor de schorsing ervan worden neergelegd in de uitvoeringsvoorschriften.

∫ nieuw

Artikel 73 ter

Nationale behandeling voor vorderingen van de Unie

Schuldvorderingen van de Unie worden in de lidstaat waar de invordering plaatsvindt niet minder gunstig behandeld dan vorderingen van publiekrechtelijke organen van die lidstaat.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

? nieuw

Artikel 74

√ Door de Commissie opgelegde boeten, dwangsommen en rente hierover ∏

De ontvangsten √ bedragen ∏ uit boeten, dwangsommen en sancties, alsmede de rente hierover ? en andere hieruit voortvloeiende inkomsten ⎪, worden niet definitief als begrotingsontvangsten geboekt zolang de desbetreffende beschikkingen √ besluiten ∏ door het Hof van Justitie nietig kunnen worden verklaard √ herroepen ∏.

∫ nieuw

De in de eerste alinea bedoelde bedragen worden ten laatste in het jaar nadat alle juridische verweermiddelen zijn uitgeput als begrotingsontvangsten geboekt, voor zover zij niet worden terugbetaald aan de betalende entiteit op grond van een arrest van het Hof van Justitie.

Een gedeelte van maximaal 2% van het totaal van een in de eerste alinea bedoeld bedrag mag evenwel worden ingehouden als zekerheid om een minimumrendement van de middelen te waarborgen in gevallen waarin het sanctiebesluit door het Hof van Justitie wordt herroepen. Dit gedeelte wordt als begrotingsontvangsten geboekt in volgende jaren.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

⎝1 1995/2006 art. 1.42

? nieuw

De eerste alinea is niet van toepassing op de beschikkingen √ besluiten ∏ inzake goedkeuring van de rekeningen of financiële correcties.

HOOFDSTUK 6

UITGAVEN

ARTIKEL 75

√ Het financieringsbesluit ∏

1. Elke uitgave is voorwerp van een vastlegging, een betaalbaarstelling, een betalingsopdracht en een betaling.

2. Behoudens in geval van kredieten die overeenkomstig ⎝1 artikel 49, lid 6, onder e) ⎜, zonder basisbesluit mogen worden besteed, wordt de vastlegging van een uitgave voorafgegaan door een financieringsbesluit van de instelling of de door haar gedelegeerde autoriteiten.

Afdeling 1

VASTLEGGING

ARTIKEL 76

√ Soorten vastleggingen ∏

1. De vastlegging in de begroting is de handeling waarbij de kredieten worden gereserveerd die nodig zijn voor de latere betalingen ter uitvoering van een juridische verbintenis √ verbintenissen ∏.

Het aangaan van een juridische verbintenis is de handeling waarbij de ordonnateur een verplichting doet ontstaan of constateert die tot een last leidt.

De vastlegging en de juridische verbintenis worden door dezelfde ordonnateur aangegaan, behoudens naar behoren gemotiveerde gevallen die bij de uitvoeringsvoorschriften worden bepaald.

2. Bij een individuele vastlegging zijn de begunstigde en het bedrag van de uitgave bepaald.

Van een globale vastlegging is sprake wanneer ten minste een van de elementen die nodig zijn voor de identificatie van de individuele vastlegging, niet is bepaald.

Een voorlopige vastlegging heeft betrekking op in artikel 150 bedoelde uitgaven of lopende uitgaven van administratieve aard waarvan hetzij het bedrag, hetzij de eindbegunstigden niet definitief zijn aangegeven.

3. Vastleggingen voor acties waarvan de tenuitvoerlegging zich over meer dan een begrotingsjaar uitstrekt, mogen slechts in jaartranches worden verdeeld wanneer het basisbesluit daarin voorziet, ook wat betreft ? of voor ⎪ administratieve uitgaven. Wanneer een vastlegging aldus in jaartranches wordt verdeeld, wordt dit in de juridische verbintenis vermeld, tenzij het gaat om personeelskosten.

Artikel 77

√ Regels betreffende vastleggingen ∏

1. Voor elke maatregel waardoor een uitgave ten laste van de begroting ontstaat, verricht de bevoegde ordonnateur een begrotingsvastlegging alvorens een individuele juridische verbintenis met derden te sluiten ? of middelen naar een trustfonds over te maken op grond van artikel 164 ⎪.

∫ nieuw

1 bis. De in lid 1 vervatte verplichting om een vastlegging in de begroting te doen alvorens een juridische verbintenis te sluiten, geldt niet voor juridische verbintenissen die worden aangegaan nadat in het kader van het bedrijfscontinuïteitsplan een crisissituatie is uitgeroepen, overeenkomstig de procedures die door de Commissie zijn vastgesteld uit hoofd van haar administratieve autonomie.

⎢ 1605/2002

? nieuw

2. Behoudens het bepaalde in deel II, titel IV, hebben de globale vastleggingen betrekking op de totale kosten van de betrokken individuele juridische verbintenissen gesloten tot 31 december van het jaar n + 1.

Behoudens het bepaalde in artikel 76, lid 3, en artikel 179, lid 2, worden de individuele juridische verbintenissen betreffende individuele of voorlopige vastleggingen uiterlijk tot 31 december van het jaar n gesloten.

Bij het verstrijken van de in de eerste en de tweede alinea bedoelde perioden wordt het niet-gebruikte saldo van deze vastleggingen door de bevoegde ordonnateur vrijgemaakt.

Elke individuele juridische verbintenis die volgt op een globale vastlegging wordt vóór ondertekening door de bevoegde ordonnateur in de begrotingsboekhouding ingeschreven ten laste van de globale vastlegging. ? Waar het gaat om operaties op het gebied van humanitaire hulp en civiele bescherming, steun voor crisisbeheersing en spoedeisende gevallen mogen de bedragen onmiddellijk na de ondertekening van de individuele juridische verbintenis worden ingeschreven. ⎪

⎢ 1605/2002 (aangepast)

3. Voor √ vastleggingen in de begroting en ∏ juridische verbintenissen die worden aangegaan voor acties waarvan de tenuitvoerlegging zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt, alsook de desbetreffende vastleggingen, behalve wanneer het personeelskosten betreft, geldt een uiterste uitvoeringsdatum die overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer wordt bepaald.

De delen van deze verbintenissen die zes maanden na deze datum niet zijn uitgevoerd, worden overeenkomstig artikel 11 vrijgemaakt.

⎢ 1995/2006 art. 1.43

? nieuw

De vastlegging wordt vrijgemaakt voor het bedrag van een juridische verbintenis waarvoor gedurende een periode van drie jaar, te rekenen vanaf de ondertekening van deze juridische verbintenis, geen enkele betaling in de zin van artikel 81 is verricht? , behalve voor zaken waarvoor een procedure loopt bij het gerecht of een arbitrage-instantie ⎪.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

? nieuw

Artikel 78

√ Verificaties betreffende vastleggingen ∏

1. Bij elke vastlegging vergewist de bevoegde ordonnateur zich van:

a) de juistheid van de aanwijzing op de begroting;

b) de beschikbaarheid van de kredieten;

c) de overeenstemming van de uitgave met de bepalingen van de Verdragen, de begroting, deze verordening en de uitvoeringsvoorschriften, alsmede alle besluiten die ter uitvoering van de Verdragen en de verordeningen zijn genomen;

d) de naleving van het beginsel van goed financieel beheer. ? De noodzaak van voorfinanciering, het bedrag van de betalingen en het betalingsschema dienen in verhouding te staan met de geplande duur, de voortgang van de uitvoering en de financiële risico's die aan een dergelijke voorfinanciering verbonden zijn. ⎪

2. Bij de inschrijving van een juridische verbintenis ? door middel van een fysieke of elektronische handtekening⎪ vergewist de ordonnateur zich van:

a) de dekking van de verbintenis door de overeenkomstige begrotingsvastlegging;

b) de regelmatigheid en de overeenstemming van de uitgave met de bepalingen van de Verdragen, de begroting, deze verordening en de uitvoeringsvoorschriften, alsmede alle besluiten die ter uitvoering van de Verdragen en de verordeningen zijn genomen;

c) de naleving van het beginsel van goed financieel beheer.

Afdeling 2

BETAALBAARSTELLING

ARTIKEL 79

√ Betaalbaarstelling ∏

De betaalbaarstelling is de handeling waarbij de bevoegde ordonnateur:

a) het bestaan van de rechten van de crediteur verifieert;

b) het bestaan en het bedrag van de schuldvordering vaststelt of verifieert;

c) de opeisbaarheid van de schuldvordering verifieert.

Afdeling 3

BETALINGSOPDRACHT

ARTIKEL 80

√ Betalingsopdracht ∏

De betalingsopdracht is de handeling waarbij de bevoegde ordonnateur, nadat hij heeft geverifieerd of de kredieten beschikbaar zijn, de rekenplichtige door middel van een betalingsopdracht opdraagt het bedrag van de door hem betaalbaar gestelde uitgaven te betalen.

⎢ 1995/2006 art. 1.44

Wanneer periodieke betalingen worden gedaan met betrekking tot verleende diensten of geleverde goederen kan de ordonnateur, afhankelijk van een risicoanalyse, opdracht geven tot de uitvoering van automatische incasso's.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

? nieuw

AFDELING 4

BETALING

ARTIKEL 81

√ Soorten betalingen ∏

1. Een betaling wordt slechts uitgevoerd indien is aangetoond dat de actie overeenkomstig het basisbesluit of het contract is en betrekking heeft op een of meer van de volgende verrichtingen:

a) betaling van het volledige verschuldigde bedrag;

b) betaling van het verschuldigde bedrag op de volgende wijze:

i) voorfinanciering, eventueel verdeeld in verschillende stortingen, ? na de ondertekening van de delegatieovereenkomst, het contract of de subsidieovereenkomst, of na ontvangst van het subsidiebesluit ⎪;

ii) een of meer tussentijdse betalingen ? als tegenprestatie voor de uitvoering van een deel van de actie ⎪;

iii) betaling van het saldo van de verschuldigde bedragen ? wanneer de actie volledig is uitgevoerd ⎪.

2. In de √ begrotings ∏boekhouding wordt een onderscheid gemaakt tussen de in lid 1 genoemde soorten betalingen op het ogenblik waarop zij worden verricht.

∫ nieuw

3. De in artikel 133 bedoelde boekhoudregels omvatten regels voor de vereffening van voorfinanciering in de boekhouding en voor de erkenning van de subsidiabiliteit van kosten.

4. De voorfinancieringsbetalingen worden door de bevoegde ordonnateur regelmatig vereffend. Daartoe worden de nodige bepalingen opgenomen in de contracten, subsidiebesluiten en –overeenkomsten en in de delegatieovereenkomsten waarbij uitvoeringstaken worden toevertrouwd aan de entiteiten en personen als bedoeld in artikel 53, eerste lid, punt 2, onder a) tot en met h).

5. Latere stortingen aan begunstigden van subsidies in de vorm van een vast bedrag worden behandeld als tussentijdse betalingen.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

Artikel 82

√ Betalingen binnen de grenzen van de beschikbare middelen ∏

De betalingen worden door de rekenplichtige verricht binnen de grenzen van de beschikbare middelen.

Afdeling 5

TERMIJNEN VOOR DE UITGAVENVERRICHTINGEN

ARTIKEL 83

√ Termijnen voor de uitgavenverrichtingen ∏

Tot betaalbaarstelling, afgifte van betalingsopdrachten en betaling van uitgaven wordt overgegaan binnen de in de uitvoeringsvoorschriften vastgestelde termijnen. In de uitvoeringsvoorschriften worden tevens de voorwaarden aangegeven waaronder te laat betaalde crediteuren recht hebben op achterstandsrente ten laste van het begrotingsonderdeel dat de hoofdsom van de betrokken uitgaven draagt.

HOOFDSTUK 7

COMPUTERSYSTEMEN

ARTIKEL 84

√ Electronisch beheer van verrichtingen ∏

Wanneer de uitgaven en ontvangsten met behulp van computersystemen worden beheerd, kunnen de handtekeningen door middel van een geautomatiseerde of elektronische procedure worden aangebracht.

∫ nieuw

Artikel 84 bis

Mits de betrokken instellingen daarmee van tevoren instemmen, kan alle documentenverkeer tussen instellingen via elektronische weg plaatsvinden.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

HOOFDSTUK 8

INTERN CONTROLEUR

ARTIKEL 85

√ Aanwijzing van een intern controleur ∏

Iedere instelling stelt een interne controlefunctie in, die moet worden uitgeoefend met inachtneming van de terzake doende internationale normen. De door de instelling aangewezen intern controleur is haar verantwoording schuldig voor de verificatie van de goede werking van de systemen en de procedures voor de uitvoering van de begroting. De intern controleur kan noch ordonnateur noch rekenplichtige zijn.

Artikel 86

√ Bevoegdheden en taken van de intern controleur ∏

1. De intern controleur adviseert zijn instelling bij het beheersen van de risico's door onafhankelijke adviezen uit te brengen over de kwaliteit van de beheer- en controlesystemen en aanbevelingen te formuleren ter verbetering van de uitvoeringsvoorwaarden van de verrichtingen en ter bevordering van een goed financieel beheer.

Hij is met name belast met:

a) het beoordelen van de toereikendheid en doeltreffendheid van de interne beheersystemen, alsmede de prestaties van de diensten bij de uitvoering van de beleidsmaatregelen, programma's en acties in relatie met de ermee verbonden risico's;

⎢ 1995/2006 art. 1.45

b) het beoordelen van de efficiëntie en de doeltreffendheid van de interne en andere controlesystemen die worden toegepast op alle verrichtingen tot uitvoering van de begroting.

⎢ 1605/2002

2. De werkzaamheden van de intern controleur strekken zich uit tot alle activiteiten en diensten van de instelling. Hij heeft volledige en onbeperkte toegang tot alle informatie die hij voor de uitvoering van zijn taken nodig heeft, zo nodig ter plaatse, ook in de lidstaten en in derde landen.

⎢ 1605/2002 art. 60, lid 7, tweede alinea, tweede zin (aangepast)

De intern controleur neemt kennis van het jaarlijks activiteitenverslag √ van de ordonnateurs ∏ en van de andere geïdentificeerde informatie.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

3. De intern controleur brengt aan de instelling verslag uit van zijn bevindingen en aanbevelingen. De instelling zorgt ervoor dat de uit de controles voortvloeiende aanbevelingen worden opgevolgd. De intern controleur dient tevens jaarlijks een intern controleverslag in bij de instelling waarin het aantal en de soorten uitgevoerde interne controles, de gedane aanbevelingen en het gevolg dat aan die aanbevelingen is gegeven worden genoemd.

4. De instelling zendt de met de kwijting belaste autoriteit jaarlijks een verslag √ overzicht ∏ toe waarin een samenvatting wordt gegeven van het aantal en de soorten uitgevoerde interne controles, de gedane aanbevelingen en het gevolg dat aan die aanbevelingen is gegeven.

Artikel 87

√ Onafhankelijkheid van de intern controleur ∏

Voor de intern controleur wordt door de instelling een bijzondere regeling bepaald om de volledige onafhankelijkheid van zijn functie te garanderen en zijn verantwoordelijkheid vast te stellen.

⎢ 1995/2006 art. 1.46

Wanneer de intern controleur een personeelslid is, is hij aansprakelijk onder de in het Statuut vastgestelde voorwaarden, welke nader worden aangegeven in de uitvoeringsvoorschriften.

⎢ 1605/2002

TITEL V

PLAATSING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN

HOOFDSTUK 1

BEPALINGEN VAN ALGEMENE AARD

AFDELING 1

TOEPASSINGSGEBIED EN GUNNINGSBEGINSELEN

⎢ 1995/2006 art. 1.47 (aangepast)

? nieuw

Artikel 88

√ Definitie van overheidsopdrachten ∏

1. Overheidsopdrachten zijn overeenkomsten onder bezwarende titel die schriftelijk tussen een of meer economische subjecten en een of meer aanbestedende diensten in de zin van de artikelen 104 en 167 worden gesloten om tegen een geheel of gedeeltelijk ten laste van de begroting komende prijs de levering van roerende of onroerende zaken, de uitvoering van werken of de verrichting van diensten te verkrijgen.

Deze opdrachten kunnen betrekking hebben op:

a)aankoop of huur van een gebouwen,

b) leveringen,

c) de uitvoering van werken,

d) dienstverlening.

2. Raamovereenkomsten zijn overeenkomsten tussen een of meer aanbestedende diensten en een of meer ondernemers met het doel gedurende een bepaalde periode de voorwaarden inzake te plaatsen opdrachten vast te leggen, met name wat betreft de prijs en, in voorkomend geval, de beoogde hoeveelheid. Zij vallen onder de bepalingen van deze titel met betrekking tot de gunningsprocedure, inclusief publiciteit.

3. Onverminderd de artikelen 93 tot en met 96 vallen subsidies ? en dienstverleningsovereenkomsten tussen de Commissie, enerzijds, en de Europese Investeringsbank, het Europees Investeringsfonds of elke andere dochter van de Europese Investeringsbank, anderzijds, ⎪ niet onder deze titel.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

Artikel 89

√ Op overheidsopdrachten toepasselijke beginselen ∏

1. Bij alle geheel of gedeeltelijk uit de begroting gefinancierde overheidsopdrachten worden het transparantiebeginsel, het evenredigheidsbeginsel, het beginsel van gelijke behandeling en het beginsel van non-discriminatie in acht genomen.

2. Elke procedure voor de plaatsing van een opdracht begint met een zo ruim mogelijke uitnodiging tot inschrijving, behalve bij toepassing van de procedure van gunning via onderhandelingen als bedoeld in artikel 91, lid 1, onder d).

⎢ 1995/2006 art. 1.48

De aanbestedende diensten mogen raamovereenkomsten niet oneigenlijk gebruiken en evenmin op een wijze die ertoe strekt of ten gevolge heeft dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

Afdeling 2

BEKENDMAKING

ARTIKEL 90

√ Bekendmaking van overheidsopdrachten ∏

⎢ 1995/2006 art. 1.49(a)

1. Alle opdrachten waarvan de waarde hoger is dan de in artikel 105 of artikel 167 bedoelde drempelwaarden worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie .

⎢ 1995/2006 art. 1.49(a)

De opdrachten worden vooraf bekendgemaakt, behalve in de in artikel 91, lid 2, van de onderhavige verordening bedoelde gevallen, overeenkomstig het bepaalde in de uitvoeringsvoorschriften, en bij opdrachten voor de in bijlage II B bij Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten bedoelde diensten[29].

⎢ 1605/2002

Bekendmaking van bepaalde inlichtingen na gunning van de opdracht kan achterwege blijven wanneer zulks de toepassing van de wetten in de weg zou staan, in strijd zou zijn met het openbaar belang, afbreuk zou doen aan gewettigde commerciële belangen van openbare of particuliere ondernemingen of een eerlijke concurrentie tussen hen onmogelijk zou maken.

⎢ 1995/2006 art. 1.49(b)

2. Aan opdrachten waarvan de waarde lager is dan de in artikel 105 of artikel 167 bedoelde drempelwaarden en aan opdrachten voor diensten als bedoeld in bijlage II B bij Richtlijn 2004/18/EG wordt met passende middelen publiciteit gegeven, conform de uitvoeringsvoorschriften.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

Afdeling 3

PROCEDURES VOOR HET PLAATSEN VAN OPDRACHTEN

ARTIKEL 91

√ Procedures voor het plaatsen van opdrachten ∏

⎢ 1995/2006 art. 1.50(a)

? nieuw

1. Bij het plaatsen van opdrachten kan een van de volgende procedures worden gevolgd:

a) de openbare procedure,

b) de niet-openbare procedure,

c) de prijsvraag,

d) de onderhandelingsprocedure,

e) de concurrentiegerichte dialoog.

Wanneer een overheidsopdracht of een raamovereenkomst voor twee of meer instellingen, uitvoerende agentschappen of in de artikelen 185 ? en 185 bis ⎪ bedoelde organen van belang is en wanneer zulks de efficiëntie ten goede kan komen, trachten de betrokken aanbestedende diensten de aanbestedingsprocedure op interinstitutionele basis uit te voeren.

Wanneer voor de uitvoering van een gezamenlijke actie van een instelling en een aanbestedende dienst van een lidstaat een overheidsopdracht of raamovereenkomst nodig is, kan de aanbestedingsprocedure gezamenlijk door de instelling en deze aanbestedende dienst worden uitgevoerd, overeenkomstig het bepaalde in de uitvoeringsvoorschriften.

⎢ 1605/2002

2. Bij opdrachten met een waarde die hoger is dan de in artikel 105 of artikel 167 bedoelde drempelwaarden is de procedure van gunning via onderhandelingen slechts toegestaan in de in de uitvoeringsvoorschriften genoemde gevallen.

⎢ 1605/2002

3. De drempelwaarden waaronder de aanbestedende dienst hetzij gebruik mag maken van de procedure van gunning via onderhandelingen, hetzij in afwijking van het bepaalde in artikel 88, lid 1, eerste alinea, eenvoudig op factuur mag handelen, worden vastgesteld in de uitvoeringsvoorschriften.

⎢ 1995/2006 art. 1.50(c) (aangepast)

4. In de uitvoeringsvoorschriften wordt de in lid 1 bedoelde procedure voor het plaatsen van opdrachten omschreven die van toepassing is op de onder bijlage II B bij Richtlijn 2004/18/EG vallende dienstenopdrachten en op geheim verklaarde opdrachten, waarvan de uitvoering vergezeld moet gaan van speciale veiligheidsmaatregelen, of wanneer de bescherming van de wezenlijke belangen van deGemeenschappen of de Europese Unie zulks vereist.

⎢ 1995/2006 art. 1.51 (aangepast)

Artikel 92

√ Inhoud van inschrijvingsdocumenten ∏

In de inschrijvingsdocumenten wordt een volledige, duidelijke en precieze beschrijving van het voorwerp van de opdracht gegeven en worden de uitsluitings-, selectie- en gunningscriteria voor de opdracht vermeld.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

⎝1 1995/2006 art. 1.52(a)

? nieuw

Artikel 93

√ Criteria voor de uitsluiting van deelname aan inschrijvingen ∏

1. ⎝1 Van deelname aan een opdracht worden uitgesloten, gegadigden of inschrijvers die ⎜:

a) in staat van faillissement, vereffening, akkoord of surséance van betaling verkeren of wier faillissement is aangevraagd of tegen wie een procedure van vereffening, akkoord of surséance van betaling loopt, dan wel die hun werkzaamheden hebben gestaakt of in een overeenkomstige toestand verkeren als gevolg van een soortgelijke procedure krachtens de nationale wet- en regelgeving;

b) bij een rechterlijke beslissing ? van een bevoegde instantie van een lidstaat ⎪ met kracht van gewijsde ? hetzij zelf, hetzij in hoofde van personen met vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid ten aanzien van hen, ⎪ zijn veroordeeld voor een delict dat hun beroepsmoraliteit in het gedrang brengt;

c) in de uitoefening van hun beroep een ernstige fout hebben begaan, vastgesteld op elke grond die de aanbestedende diensten aannemelijk kunnen maken? , met inbegrip van besluiten van de EIB en internationale organisaties ⎪;

d) niet hebben voldaan aanhun verplichtingen tot betaling van socialezekerheidsbijdragen of belastingen volgens de wetgeving van het land waar zij zijn gevestigd of van het land van de aanbestedende dienst dan wel van het land waar de opdracht moet worden uitgevoerd? , niet nakomen ⎪;

e) bij een rechterlijke beslissing met kracht van gewijsde ? hetzij zelf, hetzij in hoofde van personen met vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid ten aanzien van hen, ⎪ zijn veroordeeld voor fraude, corruptie, deelname aan een criminele organisatie? , het witwassen van geld ⎪ of enige andere illegale activiteit die de financiële belangen van de Unie schaadt;

⎢ 1995/2006 art. 1.52(a)

f) een administratieve sanctie als bedoeld in artikel 96, lid 1, is opgelegd.

⎢ 1995/2006 art. 1.52(a) (aangepast)

? nieuw

De punten a) tot en met d) van de eerste alineazijn niet van toepassing op de aankoop van leveringen tegen bijzonder gunstige voorwaarden, hetzij bij een leverancier die definitief zijn handelsactiviteit stopzet, hetzij bij curatoren of vereffenaars van een faillissement, een vonnis, of een in de nationale wetgeving of regelgeving bestaande procedure van dezelfde aard.

? De punten b) en e) zijn niet van toepassing wanneer gegadigden of inschrijvers kunnen aantonen dat passende maatregelen zijn getroffen tegen personen met vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid ten aanzien van hen, die het voorwerp uitmaken van een veroordeling als bedoeld in die punten. ï

∫ nieuw

2. Bij procedures van gunning door onderhandelingen waar de opdracht om technische of artistieke redenen of om redenen van bescherming van alleenrechten slechts aan één bepaalde marktdeelnemer kan worden toevertrouwd, kan de instelling besluiten de betrokken marktdeelnemer die in de in lid 1, onder a), c) en d) genoemde situaties verkeert niet uit te sluiten wanneer zulks noodzakelijk is om de continuïteit van de werking van de instelling te waarborgen. De instelling omkleedt haar besluit in dat geval met redenen.

⎢ 1995/2006 art. 1.52(b)

? nieuw

23. De gegadigden of inschrijvers moeten bewijzen dat zij niet in een van de in lid 1 genoemde situaties verkeren. Bij opdrachten van zeer geringe waarde mag de aanbestedende dienst echter afzien van het opleggen van een dergelijke verplichting, overeenkomstig het bepaalde in de uitvoeringsvoorschriften.

Met het oog op de juiste toepassing van lid 1 moet de gegadigde of inschrijver, wanneer de aanbestedende dienst hem daarom verzoekt:

a) wanneer de gegadigde of inschrijver een juridische entiteit is, inlichtingen verstrekken over de eigendom van, het beheer of de zeggenschap over en de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van de juridische entiteit, ? en bewijzen dat hij niet in een van de in lid 1 genoemde situaties verkeert ⎪;

b) wanneer onderaanbesteding wordt overwogen, bewijzen dat de subcontractant niet in een van de in lid 1 bedoelde situaties verkeert.

⎢ 1995/2006 art. 1.52(c)

34. In de uitvoeringsvoorschriften wordt de maximumtermijn vastgesteld gedurende welke de in lid 1 bedoelde situaties aanleiding geven tot uitsluiting van gegadigden of inschrijvers van deelname aan procedures voor het plaatsen van opdrachten. De maximumtermijn is niet langer dan tien jaar.

⎢ 1995/2006 art. 1.53 (aangepast)

Artikel 94

√ Criteria voor uitsluiting tijdens de aanbestedingsprocedure ∏

Van gunning van een opdracht worden uitgesloten, gegadigden of inschrijvers die naar aanleiding van de aanbestedingsprocedure voor die opdracht:

a) in een belangenconflict verkeren;

b) valse verklaringen hebben afgelegd in de door de aanbestedende dienst verlangde inlichtingen voor deelname aan de aanbestedingsprocedure, of deze inlichtingen niet hebben verstrekt;

c) in een van de in artikel 93, lid 1, bedoelde uitsluitingssituaties voor deze aanbestedingsprocedure verkeren.

Artikel 95

√ Centrale gegevensbank van uitsluitingen ∏

1. Er wordt een centrale gegevensbank opgericht die wordt beheerd door de Commissie, met inachtneming van de communautaire voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens. De gegevensbank bevat gegevens over de kandidaten en de inschrijvers die zich in een van de in artikel 93 , artikel 94en artikel 96, lid 1, onder b), en lid 2, onder a), bedoelde situaties bevinden. Het gaat om een gezamenlijke gegevensbank van de instellingen, de uitvoerende agentschappen en de in artikel 185 bedoelde organen.

2. De autoriteiten van de lidstaten en derde landen, alsmede de andere organen dan de in lid 1 genoemde, die overeenkomstig de artikelen 53 en 54 aan de uitvoering van de begroting deelnemen, verstrekken aan de bevoegde ordonnateur gegevens over gegadigden en inschrijvers die zich in een van de in artikel 93, lid 1, onder e), bedoelde situaties bevinden, wanneer het gedrag van de betrokkene de financiële belangen van de Unie heeft geschaad. De ordonnateur ontvangt deze gegevens en verzoekt de rekenplichtige deze in de gegevensbank op te nemen.

De in de eerste alinea van dit lid genoemde autoriteiten en organen hebben toegang tot de in de gegevensbank opgenomen gegevens en kunnen hiermee, waar nodig en onder hun eigen verantwoordelijkheid, rekening houden bij de gunning van opdrachten in verband met de uitvoering van de begroting.

∫ nieuw

3. De Europese Centrale Bank, de Europese Investeringsbank en het Europees Investeringsfonds hebben ter bescherming van hun eigen middelen toegang tot de in de gegevensbank opgenomen gegevens en kunnen hiermee, waar nodig en onder hun eigen verantwoordelijkheid, rekening houden bij de gunning van opdrachten volgens hun regels voor het plaatsen van opdrachten.

Zij verstrekken aan de Commissie gegevens over gegadigden en inschrijvers die zich in een van de in artikel 93, lid 1, onder c), bedoelde situaties bevinden, wanneer het gedrag van de betrokkene de financiële belangen van de Unie heeft geschaad.

⎢ 1995/2006 art. 1.53

34. In de uitvoeringsvoorschriften worden transparante en samenhangende criteria opgenomen om een evenredige toepassing van de uitsluitingscriteria te waarborgen. De Commissie stelt gestandaardiseerde procedures en technische specificaties vast voor het beheer van de gegevensbank.

⎢ 1995/2006 art. 1.53 (aangepast)

? nieuw

Artikel 96

√ Administratieve en financiële sancties ∏

1. De aanbestedende dienst kan administratieve of financiële sancties opleggen aan:

a) ? contractanten, ⎪ gegadigden of inschrijvers die in de in artikel 94, punt b), bedoelde uitsluitingssituaties verkeren;

b) contractanten van wie is vastgesteld dat zij ernstig zijn tekortgeschoten in hun verplichtingen uit hoofde van opdrachten die onder de begroting vallen.

In alle gevallen dient de aanbestedende dienst de betrokken persoon eerst de gelegenheid te geven zijn opmerkingen te maken.

2. De in lid 1 bedoelde sancties dienen evenredig te zijn aan de omvang van de opdracht en de ernst van de begane fouten en kunnen bestaan in:

a) de uitsluiting van de gegadigde, inschrijver of contractant gedurende een periode van maximaal tien jaar van de uit de begroting gefinancierde opdrachten en subsidies; en/of

b) financiële sancties ten laste van de gegadigde of inschrijver of van de contractant zulks tot maximaal de waarde van de betrokken opdracht.

∫ nieuw

3. De instelling kan overgaan tot bekendmaking van de besluiten of een samenvatting daarvan waarin de naam van de marktdeelnemer, een korte beschrijving van de feiten, de duur van de uitsluiting of het bedrag van de financiële sancties worden vermeld.

⎢ 1995/2006 art. 1.54 (aangepast)

Artikel 97

√ Gunningscriteria voor opdrachten ∏

1. Opdrachten worden gegund op basis van de gunningscriteria die op de inhoud van de offertes van toepassing zijn, nadat de geschiktheid van de economische subjecten die niet zijn uitgesloten krachtens artikel 93, artikel 94 en artikel 96, lid 2, onder a), is beoordeeld aan de hand van de in de inschrijvingsdocumenten opgenomen selectiecriteria.

2. De opdracht wordt gegund door automatische aanbesteding of door gunning aan de economisch voordeligste inschrijving.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

Artikel 98

√ Indiening van offertes ∏

⎢ 1995/2006 art. 1.55(a)

1. De regels voor de indiening van de offertes zijn zo opgesteld dat een werkelijke concurrentie en de vertrouwelijkheid van de inhoud totdat zij gelijktijdig worden geopend, worden gegarandeerd.

2. Wanneer dit passend en evenredig wordt geacht, kan de aanbestedende dienst, om te waarborgen dat de inschrijvers de door hen ingediende offertes gestand doen, een voorafgaande zekerheidstelling verlangen onder de in de uitvoeringsvoorschriften bepaalde voorwaarden.

⎢ 1605/2002

3. Behalve voor de in artikel 91, lid 3, bedoelde opdrachten voor een gering bedrag wordt het openen van de inschrijvingen of offertes verricht door een daartoe aangewezen openingscommissie. Elke offerte of inschrijving die door deze commissie ondeugdelijk wordt verklaard, wordt verworpen.

⎢ 1995/2006 art. 1.55(b)

4. Alle door de openingscommissie deugdelijk verklaarde deelnemingsverzoeken of offertes worden op basis van de vooraf in de inschrijvingsdocumenten vastgestelde selectie- en gunningscriteria beoordeeld teneinde aan de aanbestedende dienst te kunnen voorstellen de opdracht te gunnen of tot een elektronische veiling over te gaan.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

? nieuw

Artikel 99

√ Beginselen van gelijke behandeling en doorzichtigheid ∏

Zolang de procedure voor het plaatsen van een opdracht loopt, mogen de contacten tussen de aanbestedende dienst en de gegadigden of inschrijvers slechts plaatshebben onder voorwaarden die doorzichtigheid en een gelijke behandeling garanderen. Zij mogen niet leiden tot wijziging van de voorwaarden van de opdracht of van de offerte.

Artikel 100

√ Het gunningsbesluit ∏

1. De bevoegde ordonnateur maakt de naam bekend van degene aan wie de opdracht wordt gegund, met inachtneming van de selectie- en gunningscriteria die vooraf in de inschrijvingsdocumenten werden vastgesteld en de regels voor het plaatsen van opdrachten.

2. De aanbestedende dienst deelt aan elke afgewezen gegadigde of inschrijver de redenen mede waarom zijn inschrijving of offerte niet in aanmerking werd genomen, en stelt elke inschrijver die een geldige offerte heeft ingediend ? die voldoet aan de uitsluitings- en selectiecriteria ⎪ op zijn schriftelijk verzoek in kennis van de kenmerken en relatieve voordelen van de gekozen offerte en van de naam van degene aan wie de opdracht werd gegund.

De mededeling van bepaalde gegevens kan echter achterwege worden gelaten wanneer zulks de toepassing van de wetten in de weg zou staan, in strijd zou zijn met het openbaar belang, afbreuk zou doen aan gewettigde commerciële belangen van openbare of particuliere ondernemingen of een eerlijke concurrentie tussen hen onmogelijk zou maken.

Artikel 101

√ Annulering van de procedure ∏

De aanbestedende dienst kan tot op het ogenblik van de ondertekening van het contract van de opdracht afzien of de procedure voor het plaatsen van de opdracht annuleren, zonder dat de gegadigden of inschrijvers aanspraak kunnen maken op enige schadeloosstelling.

Dit besluit moet worden gemotiveerd en ter kennis van de gegadigden of inschrijvers worden gebracht.

Afdeling 4

ZEKERHEDEN EN CONTROLE

⎢ 1995/2006 art. 1.56 (aangepast)

? nieuw

Artikel 102

√ Zekerheden ∏

1. De aanbestedende dienst verlangt vooraf een zekerheidstelling van de contractanten in de in de uitvoeringsvoorschriften bepaalde gevallen.

2. De aanbestedende dienst kan, indien dit passend en evenredig wordt geacht, van de contractanten een dergelijke zekerheidstelling verlangen om:

a) de goede uitvoering van de opdracht te verzekeren; ? of ⎪

b) de aan de voorfinanciering verbonden financiële risico's te beperken.

Artikel 103

√ Fouten, onregelmatigheden en fraude ∏

Indien blijkt dat de plaatsingsprocedure gepaard is gegaan met wezenlijke fouten, onregelmatigheden of fraude, schorten de instellingen ? de aanbestedende dienst ⎪ de procedure op en kunnen zij √ kan hij ∏ alle maatregelen nemen die nodig zijn, waaronder beëindiging van de procedure.

Indien na de gunning van de opdracht blijkt dat de plaatsingsprocedure of de uitvoering van de opdracht gepaard is gegaan met wezenlijke fouten, onregelmatigheden of fraude, kunnen de instellingen ? kan de aanbestedende dienst ⎪, afhankelijk van het stadium van de procedure, van de opdracht afzien, of de uitvoering van de opdracht opschorten of de opdracht beëindigen.

Indien deze fouten, onregelmatigheden of fraude door de contractant zijn begaan, kunnen de instellingen ? kan de aanbestedende dienst ⎪ bovendien weigeren te betalen, reeds betaalde bedragen terugvorderen of alle met deze contractant gesloten overeenkomsten beëindigen, in verhouding tot de ernst van de fouten, onregelmatigheden of fraude.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

⎝1 1995/2006 art. 1.57

HOOFDSTUK 2

BEPALINGEN BETREFFENDE DE DOOR DE COMMUNAUTAIRE INSTELLINGEN VOOR EIGEN REKENING GEPLAATSTE OPDRACHTEN

ARTIKEL 104

√ De aanbestedende dienst ∏

De communautaire instellingen worden als aanbestedende diensten beschouwd wanneer zij voor eigen rekening opdrachten plaatsen. ⎝1 Zij delegeren overeenkomstig artikel 59 de nodige bevoegdheden voor de uitoefening van de functie van aanbestedende dienst ⎜.

⎢ 1995/2006 art. 1.58 (aangepast)

Artikel 105

√ Toepasselijke drempelwaarden ∏

1. Onder voorbehoud van deel II, titel IV, van deze verordening, worden in Richtlijn 2004/18/EG de drempelwaarden vastgelegd die bepalend zijn voor:

a) de in artikel 90 bedoelde publicatieregels,

b) de keuze van de in artikel 91, lid 1, bedoelde procedures, en

c) de betrokken termijnen.

2. Onder voorbehoud van de in de uitvoeringsvoorschriften genoemde uitzonderingen en voorwaarden, wordt bij opdrachten die onder Richtlijn 2004/18/EG vallen, het contract of de raamovereenkomst met de succesvolle inschrijver pas door de aanbestedende dienst ondertekend wanneer een wachttermijn is verstreken.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

Artikel 106

√ Regels betreffende de deelneming aan inschrijvingen ∏

De deelneming aan de inschrijvingen staat onder gelijke voorwaarden open voor alle natuurlijke en rechtspersonen die binnen de werkingssfeer van de Verdragen vallen en voor alle natuurlijke en rechtspersonen van een derde land dat een bijzondere overeenkomst heeft gesloten met de Europese Unie, zulks onder de voorwaarden van deze overeenkomst.

Artikel 107

√ WTO-regels inzake overheidsopdrachten ∏

Ingeval de in het kader van de Wereldhandelsorganisatie gesloten multilaterale overeenkomst inzake overheidsopdrachten van toepassing is, staan de opdrachten ook open voor onderdanen van de staten die deze overeenkomst hebben geratificeerd, zulks onder de voorwaarden van deze overeenkomst.

TITEL VI

SUBSIDIES

⎢ 1995/2006 art. 1.59

HOOFDSTUK 1

TOEPASSINGSGEBIED EN VORM VAN SUBSIDIES

⎢ 1605/2002 (aangepast)

Artikel 108

√ Toepassingsgebied ∏

1. Subsidies zijn rechtstreekse financiële bijdragen ten laste van de begroting, bij wijze van schenking verleend voor de financiering van:

a) een actie die moet bijdragen tot de verwezenlijking van een in het kader van het beleid van de Europese Unie passende doelstelling; of

b) de werking van een orgaan dat een doelstelling van algemeen Europees belang of een in het kader van het beleid van de Europese Unie passende doelstelling nastreeft √ (exploitatiesubsidies) ∏.

⎢ 1995/2006 art. 1.60(a)

Zij zijn het voorwerp van een schriftelijke overeenkomst of van een besluit van de Commissie waarvan kennisgeving wordt gedaan aan de succesvolle aanvrager.

⎢ 1995/2006 art. 1.60(b) (aangepast)

? nieuw

2. Geen subsidies in de zin van deze titel zijn:

a) uitgaven voor de leden en het personeel van de instellingen en bijdragen voor de Europese scholen;

b) leningen, risicodragende instrumenten van de Gemeenschap of financiële bijdragen van de Gemeenschap voor dergelijke instrumenten, de in artikel 88 bedoelde overheidsopdrachten, de bij wijze van macrofinanciële bijstand verleende steun en begrotingssteun;

c) beleggingen in aandelen volgens het beginsel van een particuliere belegger, met eigen vermogen gelijk te stellen financiering ? financieringsinstrumenten als bedoeld in deel I, titel VI ter ⎪en aandelenbezit in of deelnemingen in het aandelenkapitaal van internationale financiële instellingen, zoals de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD) of gespecialiseerde Gemeenschapsorganen zoals het Europees Investeringsfonds (EIF);

d) bijdragen van de Unie aan organisaties waarvan zij lid is;

e) uitgaven als deel van gedeeld, gedecentraliseerd of gezamenlijk ? uitgevoerd volgens de methode van indirect ⎪ beheer in de zin van de artikelen 53 tot en met 53 quinquies √ quater ∏;

f) betalingen aan organen waaraan uitvoeringstaken zijn gedelegeerd overeenkomstig artikel 54, lid 2, en bijdragen die, op grond van het oprichtingsbesluit, worden betaald aan organen die door de wetgevende autoriteit ? overeenkomstig artikel 55 ⎪ zijn opgericht;

g) uitgaven betreffende de visserijmarkten als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder f), van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid[30];

h) vergoeding van reis- en verblijfkosten van of, in voorkomend geval, alle andere vergoedingen betaald aan personen die door de instellingen zijn uitgenodigd of uitgezonden.

? i) prijzen die als beloning naar aanleiding van een wedstrijd zijn toegekend, waarop deel I, titel VI bis, van toepassing is. ⎪

⎢ 1995/2006 art. 1.60(c)

3. Worden gelijkgesteld aan subsidies en vallen onder deze titel:

a) het voordeel dat verbonden is aan de subsidiëring van de rente op bepaalde leningen;

b) andere beleggingen in aandelen of deelnemingen in aandelenkapitaal dan de in lid 2, onder c), bedoelde.

43. Elke instelling kan subsidies voor communicatieactiviteiten toekennen indien om naar behoren gemotiveerde redenen het gebruik van procedures inzake overheidsopdrachten niet geschikt is.

⎢ 1995/2006 art. 1.61 (aangepast)

? nieuw

Artikel 108 bis

√ Vormen van subsidies ∏

1. Subsidies kunnen de volgende vormen hebben:

a) terugbetaling van een bepaald deel van de werkelijk gemaakte subsidiabele kosten;

b) vaste bedragen;

? bb) een standaardschaal van eenheidskosten; ⎪

c) forfaitaire financiering;

d) een combinatie van de in de punten a), b), ? bb) ⎪ en c) genoemde vormen.

2. Voor de absolute waarde van subsidies wordt een algemeen maximum in acht genomen.

⎢ 1995/2006 art. 1.62

HOOFDSTUK 2

BEGINSELEN

⎢ 1995/2006 art. 1.63 (aangepast)

Artikel 109

√ Algemene beginselen van toepassing op subsidies ∏

1. Met betrekking tot subsidies gelden het transparantiebeginsel en het beginsel van gelijke behandeling.

√ 2. Subsidies mogen niet worden gecumuleerd noch met terugwerkende kracht worden toegekend ∏ en het medefinancieringsbeginsel.

De subsidie mag in geen geval meer bedragen dan de gecumuleerde, totale, volgens de uitvoeringsvoorschriften voor financiering in aanmerking komende kosten.

√ 3. Onverminderd de specifieke regels van deel II, titel IV, moeten subsidies gepaard gaan met medefinanciering. ∏

√ Voor de absolute waarde van subsidies wordt een algemeen maximum in acht genomen, dat wordt vastgesteld op basis van de geraamde subsidiabele kosten. ∏

√ Subsidies mogen Õ in geen geval Ö niet meer bedragen dan de voor financiering in aanmerking komende kosten. ∏

23 bis. Subsidies mogen niet tot doel of tot gevolg hebben dat zij de begunstigde √ binnen het kader van de actie of het werkprogramma ∏ winst opleveren.

3. Lid 2 √ De eerste alinea ∏ is niet van toepassing op:

√ a) acties die beogen de financiële capaciteit van een begunstigde te vergroten of inkomsten voort te brengen; ∏

ab) aan natuurlijke personen toegekende studie-, onderzoeks- of opleidingsbeurzen;

b) naar aanleiding van prijsvragen toegekende prijzen;

c) acties die beogen de financiële capaciteit van een begunstigde te vergroten of inkomsten voort te brengen in het kader van externe acties.

⎢ 1525/2007 art. 1

4. Wanneer een politieke partij op Europees niveau aan het eind van een begrotingsjaar waarvoor zij een exploitatiesubsidie heeft ontvangen meer inkomsten dan uitgaven telt, mag zij in afwijking van het in lid 2 vervatte winstverbod een gedeelte van het surplus tot maximaal 25 % van de totale inkomsten voor dat jaar overdragen naar het volgende begrotingsjaar, op voorwaarde dat het surplus vóór het einde van het eerste kwartaal van dat volgende jaar wordt opgebruikt.

De in de jaarlijkse verrichtingen van een politieke partij op Europees niveau samengevoegde eigen middelen, met name bijdragen en lidmaatschapsbijdragen, die de 15 % van de subsidiabele kosten ten laste van de begunstigde overschrijden, worden buiten beschouwing gelaten voor de toetsing van het winstverbod.

Het bepaalde in de vorige alinea geldt niet wanneer de financiële reserves van een politieke partij op Europees niveau meer bedragen dan 100 % van haar gemiddelde jaarlijkse inkomsten.

∫ nieuw

5. Voor vaste bedragen, standaardschalen van eenheidskosten en forfaitaire financiering geldt dat op de nakoming van de in lid 3 en lid 3 bis vastgestelde regels dat geen winst mag worden gemaakt en dat medefinanciering vereist is, redelijkerwijs wordt toegezien op het tijdstip waarop zij worden vastgesteld of de subsidieaanvraag wordt beoordeeld.

6. De artikelen 114, 115 en 116 zijn niet van toepassing op subsidies toegekend aan de Europese Investeringsbank, het Europees Investeringsfonds of elke andere dochter van de Bank.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

Artikel 110

√ Doorzichtigheid ∏

⎢ 1995/2006 art. 1.64 (aangepast)

? nieuw

1.Jaarlijks √ Er ∏ wordt een subsidieprogramma vastgesteld dat aan het begin van het begrotingsjaar wordt bekendgemaakt.

Dat jaarlijks werkprogramma wordt ten uitvoer gelegd door middel van publicatie van oproepen tot het indienen van voorstellen, behalve in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde spoedeisende gevallen of indien er gezien de kenmerken van de begunstigde of van de actie, voor een bepaalde actie geen andere keuze is of indien in een basisbesluit is bepaald dat de begunstigde een subsidie ontvangt.

Voor de hulp in crisissituaties? , operaties op het gebied van civiele bescherming ⎪ en de humanitaire hulp is de eerste alinea niet van toepassing.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

? nieuw

2. Jaarlijks wordt ? overeenkomstig artikel 30, leden 3 en 4, ⎪ een overzicht gepubliceerd van alle in de loop van het begrotingsjaar toegekende subsidies, waarbij rekening wordt gehouden met de eisen inzake vertrouwelijkheid en veiligheid.

⎢ 1995/2006 art. 1.65 (aangepast)

? nieuw

Artikel 111

√ Beginsel van niet-cumuleerbaarheid ∏

Voor eenzelfde actie kan slechts één subsidie ten laste van de begroting aan eenzelfde begunstigde worden toegekend, tenzij in het betrokken basisbesluit anders is bepaald.

Per begrotingsjaar kan aan een begunstigde slechts één subsidie voor huishoudelijke uitgaven ten laste van de begroting worden toegekend.

De aanvrager stelt de ordonnateurs onmiddellijk ervan in kennis wanneer voor dezelfde actie of hetzelfde werkprogramma meer dan één aanvraag is gedaan en meer dan één subsidie is toegekend.

Dezelfde kosten worden in geen geval tweemaal uit de begroting gefinancierd.

Artikel 112

√ Toekenning met terugwerkende kracht ∏

1. Subsidiëring van reeds begonnen acties kan slechts worden toegestaan indien de aanvrager kan aantonen dat het noodzakelijk was met de actie te beginnen vóór de toekenning van de subsidie.

In dit geval mogen de voor financiering in aanmerking komende kosten evenwel niet vóór de datum van indiening van de subsidieaanvraag zijn gedaan, behalve in naar behoren gemotiveerde, uitzonderlijke gevallen die in het basisbesluit worden bepaald of indien de kosten noodzakelijk zijn ? uiterst dringende spoedgevallen ⎪ voor het goede verloop van de steunverlening in crisissituaties ? , civielebeschermingsoperaties ⎪ en humanitaire operaties, zulks onder de in de uitvoeringsvoorschriften vastgestelde voorwaarden.

Subsidiëring met terugwerkende kracht van reeds voltooide acties is niet mogelijk.

2. Een subsidie voor huishoudelijke uitgaven wordt binnen zes maanden na het begin van het boekjaar van de begunstigde toegekend. De voor financiering in aanmerking komende uitgaven mogen niet vóór de datum van indiening van de subsidieaanvraag of vóór het begin van het boekjaar van de begunstigde zijn gedaan.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

Artikel 113

√ Beginsel van degressiviteit ∏

1. Subsidiëring van een actie mag niet dienen tot volledige financiering van de kosten van de actie, onder voorbehoud van het bepaalde in titel IV van deel II.

Subsidiëring van huishoudelijke uitgaven mag niet dienen tot volledige financiering van de huishoudelijke uitgaven van de begunstigde organisatie.

⎢ 1995/2006 art. 1.66 (aangepast)

? nieuw

2. Tenzij anders is bepaald in het basisbesluit ? of, voor subsidies toegekend op grond van artikel 49, lid 6, onder d), in het financieringsbesluit ⎪ ten gunste van organisaties die een doel van algemeen Europees belang nastreven, hebben subsidies voor huishoudelijke uitgaven in geval van verlenging voor een termijn van vier jaar een degressief karakter na het vierde jaar. Deze bepaling is niet van toepassing op subsidies in één van de vormen als bedoeld in artikel 108 bis, lid 1, punten b) en c).

⎢ 1605/2002

HOOFDSTUK 3

TOEKENNINGSPROCEDURE

⎢ 1995/2006 art. 1.67 (aangepast)

? nieuw

Artikel 114

√ Subsidieaanvragen ∏

1. Subsidieaanvragen worden schriftelijk ingediend.

2. Subsidieaanvragen komen voor toekenning in aanmerking indien zij zijn ingediend door:

a) rechtspersonen; subsidieaanvragen kunnen voor toekenning in aanmerking komen indien zij zijn ingediend door op het grondgebied van de Europese Unie gevestigde entiteiten die naar het toepasselijke nationale recht geen rechtspersoonlijkheid hebben, mits de vertegenwoordigers van die entiteiten bevoegd zijn namens de entiteit juridische verbintenissen aan te gaan en zij financieel aansprakelijk zijn ? wat de bescherming van de financiële belangen van Unie betreft gelijkwaardige garanties bieden als rechtspersonen ⎪;

b) natuurlijke personen, voor zover de aard of de kenmerken van de actie of het door de aanvrager nagestreefde doel zulks vereisen.

3. ? De artikelen 93 tot en met 96 zijn naar analogie van toepassing op ⎪ Subsidies mogen niet worden toegekend aan aanvragers ? van subsidies ⎪ die zich ten tijde van de procedure voor het toekennen van een subsidie in een van de in artikel 93, lid 1, artikel 94 en artikel 96, lid 2, onder a), bedoelde situaties bevinden.

De aanvragers moeten bewijzen dat zij zich niet in een in de eerste alinea bedoelde situatie bevinden. De ordonnateur kan evenwel beslissen een dergelijk bewijs niet te verlangenmet betrekking tot subsidies van zeer kleine bedragen, zoals bepaald in de uitvoeringsvoorschriften:

∫ nieuw

a) voor subsidies van zeer kleine bedragen, of

b) wanneer dat bewijs recentelijk is geleverd in een andere toekenningsprocedure, of

c) wanneer het materieel onmogelijk is een dergelijk bewijs te leveren.

⎢ 1995/2006 art. 1.67

4. De ordonnateur kan de aanvragers overeenkomstig artikel 96 doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve en financiële sancties opleggen.

Deze sancties kunnen ook worden opgelegd aan begunstigden die ten tijde van de indiening van de aanvraag of tijdens de uitvoering van de subsidie valse verklaringen hebben afgelegd bij het verstrekken van de door de aanbestedende dienst verlangde inlichtingen of die nalaten deze inlichtingen te verstrekken.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

Artikel 115

√ Selectie- en toekenningscriteria ∏

1. Aan de hand van de selectiecriteria wordt beoordeeld of de aanvrager de voorgestelde actie of het voorgestelde werkprogramma tot een goed einde kan brengen.

2. Aan de hand van de vooraf in de oproep tot het indienen van voorstellen bekendgemaakte toekenningscriteria wordt de kwaliteit van de ingediende voorstellen beoordeeld in het licht van de doelstellingen en prioriteiten.

Artikel 116

√ Evaluatieprocedure ∏

⎢ 1995/2006 art. 1.68

1. De voorstellen worden op basis van de vooraf bekendgemaakte selectie- en toekenningscriteria geëvalueerd om te bepalen welke voorstellen voor financiering in aanmerking komen.

⎢ 1605/2002

2. De bevoegde ordonnateur stelt vervolgens op basis van de in lid 1 bedoelde evaluatie de lijst van de begunstigden en de aangehouden bedragen vast.

3. De bevoegde ordonnateur brengt de aanvrager schriftelijk op de hoogte van het gevolg dat aan zijn aanvraag is gegeven. Indien de gevraagde subsidie niet wordt verleend, deelt de Instelling de redenen voor de verwerping van de aanvraag mede, met name in het licht van de vooraf bekendgemaakte selectie- en toekenningscriteria.

HOOFDSTUK 4

BETALING EN CONTROLE

Artikel 117

Het betalingstempo is afhankelijk van de financiële risico's, de duur en het vorderingsstadium van de actie of de door de begunstigde gemaakte kosten.

⎢ 1995/2006 art. 1.69 (aangepast)

Artikel 118

√ Zekerheid voor voorfinancieringen ∏

1. De bevoegde ordonnateur kan, wanneer zulks passend en evenredig wordt geoordeeld, van de begunstigde een voorafgaande zekerheidstelling verlangen om de aan de voorfinanciering verbonden financiële risico's te beperken.

2. De ordonnateur verlangt van de begunstigde een dergelijke voorafgaande zekerheidstelling in de in de uitvoeringsvoorschriften bepaalde gevallen.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

? nieuw

Artikel 119

√ Betaling van subsidies en controles ∏

1. Het bedrag van de subsidie wordt eerst definitief vastgesteld nadat de instelling ? bevoegde ordonnateur ⎪ de eindverslagen en -rekeningen heeft aanvaard, onverminderd latere controles door de instelling.

⎢ 1995/2006 art. 1.70 (aangepast)

? nieuw

2. Indien de begunstigde zijn verplichtingen niet nakomt, wordt de subsidie opgeschort of verlaagd of ingetrokken in de in de uitvoeringsvoorschriften bepaalde gevallen, ? Wanneer tijdens de toekenningsprocedure of de uitvoering van de subsidie wezenlijke fouten, onregelmatigheden of fraude worden gepleegd, kan de bevoegde ordonnateur, ⎪ nadat de begunstigde in de gelegenheid is gesteld zijn opmerkingen te formuleren ? , de in artikel 103 genoemde maatregelen nemen ⎪.

∫ nieuw

3. Wanneer controles of audits voor een begunstigde terugkerende fouten aan het licht brengen met gevolgen voor niet-gecontroleerde projecten waaraan die begunstigde deelneemt of heeft deelgenomen, kan de ordonnateur de bevindingen bij uitbreiding toepassen op de niet-gecontroleerde projecten die op grond van de subsidieovereenkomst nog gecontroleerd kunnen worden en terugbetaling van het betrokken bedrag eisen.

De begunstigde kan in een procedure van hoor en wederhoor de toegepaste correctie betwisten, waarbij hij aantoont dat de berekening ervan onjuist is en een nieuwe berekening verstrekt.

⎢ 1605/2002

HOOFDSTUK 5

UITVOERING

⎢ 1995/2006 art. 1.71 (aangepast)

? nieuw

Artikel 120

√ Onderaanneming en doorgifte van subsidies ∏

1. Wanneer voor de uitvoering van de actie ? of, bij een exploitatiesubsidie, van het werkprogramma ⎪ door de begunstigde overheidsopdrachten moeten worden geplaatst, gelden hiervoor de in de uitvoeringsvoorschriften beschreven procedures.

2. Wanneer voor de uitvoering van de actie ? of van het werkprogramma ⎪ financiële steun aan derden moet worden verleend, mag de begunstigde van een communautaire subsidie dergelijke financiële steun verlenen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) de financiële steun is niet het primaire doel van de actie;

∫ nieuw

a) de bevoegde ordonnateur heeft zich vóór de toekenning van de subsidie ervan vergewist dat de begunstigde voldoende garanties biedt wat betreft het invorderen van bedragen die aan de Commissie verschuldigd zijn;

⎢ 1995/2006 art. 1.71 (aangepast)

? nieuw

(b) de voorwaarden voor de toekenning van deze steun zijn nauwkeurig in het subsidiebesluit of de subsidieovereenkomst tussen de begunstigde en de Commissie vastgelegd, zonder √ zodat de begunstigde geen ∏ discretionaire bevoegdheid √ kan uitoefenen ∏;

c) de betrokken bedragen zijn klein√ , zoals bepaald in de uitvoeringsvoorschriften ∏.

Het maximumbedrag aan financiële steun dat door de begunstigde aan derden kan worden verleend, wordt voor de toepassing van punt c) vastgesteld in de uitvoeringsvoorschriften.

3. In elk subsidiebesluit of elke subsidieovereenkomst wordt uitdrukkelijk bepaald dat de Commissie en de Rekenkamer bevoegd zijn bij alle contractanten en subcontractanten √ derde partijen ∏ die middelen van de Gemeenschappen √ Unie ∏ hebben ontvangen, controles op stukken, en controles ter plaatse ? en controles op informatie, zelfs opgeslagen op elektronische media, ⎪ uit te voeren.

∫ nieuw

TITEL VI bis

PRIJZEN

ARTIKEL 120 BIS

Definitie

Voor de toepassing van deze verordening wordt onder "prijs" verstaan, een naar aanleiding van een wedstrijd toegekende geldelijke beloning.

Artikel 120 bis i

Algemene regels

1. Met betrekking tot prijzen gelden het transparantiebeginsel en het beginsel van gelijke behandeling.

2. Prijzen worden opgenomen in het in artikel 110 bedoelde werkprogramma en zijn onderworpen aan goedkeuring door de Commissie. De bepalingen van artikel 110, lid 2, zijn van toepassing.

In het wedstrijdreglement worden minimaal de toekenningsvoorwaarden, de criteria, het prijzengeld en de wijze van betaling vastgesteld.

Prijzen mogen niet direct, zonder wedstrijd, worden toegekend en dienen op dezelfde wijze als oproepen tot het indienen van voorstellen te worden bekendgemaakt.

3. Prijzen worden toegekend door de bevoegde ordonnateur of door een wedstrijdjury. Deze kunnen vrijelijk beslissen al dan niet prijzen toe te kennen, afhankelijk van hun beoordeling van de kwaliteit van de inzendingen aan de hand van het wedstrijdreglement.

4. Het prijzengeld wordt niet gekoppeld aan de kosten die de ontvanger heeft gemaakt.

5. Wanneer prijzen van meer dan 500 000 euro worden toegekend door een begunstigde van een subsidie of door een contractant, dienen de toekenningsvoorwaarden en –criteria door de Commissie te worden goedgekeurd.

TITEL VI ter

FINANCIERINGSINSTRUMENTEN

Artikel 120 ter

Definitie en toepassingsgebied

1. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder "financieringsinstrument" verstaan, een met begrotingsmiddelen van de Unie bekostigde en voor een specifiek beleidsdoel bestemde financiële steunmaatregel van de EU, in de vorm van een lening, garantie, financiering met eigen vermogen, met eigen vermogen gelijk te stellen financiering, deelneming in het aandelenkapitaal of ander risicodragend instrument, eventueel in combinatie met een subsidie.

2. De bepalingen van deze titel zijn eveneens van toepassing op elementen die rechtstreeks verband houden met financieringsinstrumenten, met inbegrip van technische bijstand.

3. De Commissie kan financieringsinstrumenten gebruiken bij direct beheer of bij indirect beheer, waarbij zij taken toevertrouwt aan de in artikel 53, lid 1, punt 2, onder c) en d) bedoelde entiteiten.

Artikel 120 quater

Op financieringsinstrumenten toepasselijke beginselen

1. Financieringsinstrumenten worden aan eindontvangers van middelen van de Unie verstrekt met inachtneming van de beginselen van goed financieel beheer, doorzichtigheid en gelijke behandeling, en van de doelstellingen die in het op die instrumenten toepasselijke basisbesluit zijn vastgesteld.

2. Onverminderd het bepaalde in artikel 46, lid 1, punten 4 en 5, mogen de begrotingsuitgaven voor een financieringsinstrument de grenzen van de vastlegging die daarvoor in de begroting is gedaan, niet overschrijden.

3. Financiële intermediairs die betrokken zijn bij de uitvoering van financiële verrichtingen in het kader van financieringsinstrumenten zijn gehouden tot naleving van de voorschriften inzake het voorkomen van het witwassen van geld en het bestrijden van terrorisme. Zij mogen niet gevestigd zijn in gebieden waarvan het gerecht niet samenwerkt met de Unie wat betreft de toepassing van internationaal aanvaarde belastingregels.

4. In elk overeenkomst tussen een entiteit in de zin van artikel 53, lid 1, punt 2, onder c) en d), en een financieel intermediair in de zin van lid 3 wordt uitdrukkelijk bepaald dat de Commissie en de Rekenkamer bevoegd zijn bij alle derde partijen die middelen van de Unie hebben ontvangen, controles op stukken, controles ter plaatse en controles op informatie, zelfs opgeslagen op elektronische media, uit te voeren.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

TITEL VII

REKENING EN VERANTWOORDING EN BOEKHOUDING

HOOFDSTUK 1

REKENING EN VERANTWOORDING

ARTIKEL 121

√ Structuur van de rekeningen van de Unie ∏

De rekeningen van de Gemeenschappen √ Unie ∏ omvatten:

⎢ 1995/2006 art. 1.72(a) (aangepast)

? nieuw

a) ? de consolideerde financiële staten, zijnde de consolidatie van de financiële gegevens vervat in de ⎪ in artikel 126 omschreven financiële staten van de instellingen ? die uit de begroting van de Unie worden gefinancierd ⎪, de financiële staten van de in artikel 185 bedoelde organen en de financiële staten van de andere organen waarvan de rekeningen overeenkomstig de communautaire boekhoudregels √ van de Unie ∏ moeten worden geconsolideerd;

⎢ 1605/2002 (aangepast)

? nieuw

b) de geconsolideerde financiële staten, die in samengevoegde vorm de financiële gegevens uit de onder a) bedoelde financiële staten weergeven ? de geaggregeerde begrotingsboekhouding, waarin de gegevens worden weergegeven die zijn vervat in de begrotingsrekeningen van de instellingen die uit de begroting van de Unie worden gefinancierd ⎪;

c) de verslagen over de uitvoering van de begroting van de instellingen en van de in artikel 185 bedoelde organen;

⎢ 1995/2006 art. 1.72(b)

d) de samengevoegde verslagen over de uitvoering van de begroting, die de gegevens uit de in punt c) bedoelde verslagen weergeven.

⎢ 1995/2006 art. 1.73 (aangepast)

Artikel 122

√ Verslag over het begrotings- en financieel beheer ∏

1. De rekeningen √ Elk ∏ van de instellingen en van de in artikel 121 bedoelde √ instellingen en ∏ organen gaan vergezeld van √ stelt ∏ een verslag over het begrotings- en financieel beheer van het begrotingsjaar √ op ∏.

∫ nieuw

Dit verslag wordt uiterlijk op 31 maart van het jaar volgende op het begrotingsjaar aan de begrotingsautoriteit en de Rekenkamer toegezonden.

⎢ 1995/2006 art. 1.73 (aangepast)

2. Het in lid 1 bedoelde verslag bevat onder andere √ minstens ∏ informatie over het kredietbestedingspercentage en beknopte informatie over kredietoverschrijvingen tussen begrotingsonderdelen.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

Artikel 123

√ Regels betreffende de rekeningen ∏

∫ nieuw

De in artikel 121 bedoelde financiële staten zijn in overeenstemming met de boekhoudregels van de Unie die door de rekenplichtige van de Commissie worden vastgesteld en geven een getrouw beeld van de activa en passiva, de lasten en baten, en de kasstromen.

De in artikel 121 bedoelde begrotingsrekeningen zijn in overeenstemming met de begrotingsbeginselen van deze verordening. Zij geven een getrouw beeld van de begrotingsontvangsten en –uitgaven.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

? nieuw

De rekeningen moeten regelmatig, waarheidsgetrouw en volledig zijn en een getrouw beeld geven van:

a) wat de financiële staten betreft: de activa, de passiva, de lasten en baten, de rechten en verplichtingen die niet bij de activa en passiva zijn opgenomen, alsmede de kasstromen;

b) wat de verslagen over de uitvoering van de begroting betreft: de elementen van de uitvoering van de begroting aan de ontvangstenzijde en aan de uitgavenzijde.

Artikel 124

√ Boekhoudbeginselen ∏

De ? in artikel 121 bedoelde ⎪ financiële staten ? verschaffen informatie, onder andere over het gevoerde boekhoudbeleid, die relevant, betrouwbaar, vergelijkbaar en begrijpelijk is. Zij ⎪ worden opgemaakt volgens de hierna opgesomde, algemeen erkende boekhoudbeginselen die in de boekhoudregels van de Unie zijn neergelegd.:

⎢ 1605/2002 (aangepast)

? nieuw

Artikel 125

1. Volgens het beginsel van de periodetoerekening worden in de financiële staten de lasten en baten van het begrotingsjaar opgenomen, ongeacht de datum van betaling of inning.

2. De waarde van de actief- en passiefbestanddelen wordt bepaald volgens de waarderingsregels die zijn vastgesteld in de in artikel 133 bedoelde boekhoudmethoden.

Artikel 126

√ Financiële staten ∏

1. De financiële staten zijn uitgedrukt in miljoen euro en omvatten:

a) de balans en de economische resultatenrekening ? staat van de financiële resultaten ⎪ , die de vermogenssituatie en de financiële situatie, alsook het economisch resultaat op 31 december van het afgelopen begrotingsjaar weergeven. Zij worden ingericht volgens de structuur die is vastgesteld in de richtlijnen van het Europees Parlement en de Raad betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, evenwel met inachtneming van de bijzondere aard van de activiteiten van de Gemeenschappen ? de toepasselijke boekhoudregels die door de rekenplichtige van de Commissie worden vastgesteld ⎪;

b) de tabel van de kasstromen ? kasstaat, ⎪ die de inningen en uitbetalingen van het begrotingsjaar, alsook de eindstand √ afsluitende kaspositie ∏ weergeeft;

c) de staat van de veranderingen van het eigen vermogen ? de netto-activa, ⎪ die een gedetailleerd overzicht van de vermeerderingen en verminderingen van elk van de bestanddelen van de vermogensrekeningen in de loop van het begrotingsjaar geeft ? van de gedurende het jaar opgetreden mutaties van de reserves en van de gecumuleerde resulaten ⎪.

2. De bijlage ? opmerkingen ⎪ bij de financiële staten vullent de in de in lid 1 bedoelde staten opgenomen informatie aan, lichten deze toe en verstrekkent alle door de internationaal aanvaarde boekhoudpraktijk ? toepasselijke boekhoudregels van de rekenplichtige van de Commissie ⎪ voorgeschreven aanvullende informaties √ inlichtingen ∏wanneer die relevant zijn voor de activiteiten van de Gemeenschappen.

Artikel 127

√ Verslagen over de uitvoering van de begroting ∏

De verslagen over de uitvoering van de begroting worden opgesteld in miljoen euro. Zij omvatten:

a) de resultatenrekening ? het verslag ⎪ van de begrotingsuitvoering, datie een samenvatting is van de begrotingsverrichtingen van het begrotingsjaar aan de ontvangsten- en de uitgavenzijde; zij wordt opgesteld volgens dezelfde structuur als de begroting zelf;

b) de bijlage ? opmerkingen ⎪ bij de resultatenrekening ? het verslag ⎪ van de begrotingsuitvoering, die de daarin ? het verslag ⎪ gegeven informatie aanvullent en toelichten.

∫ nieuw

De verslagen over de uitvoering van de begroting worden opgesteld volgens dezelfde structuur als de begroting zelf.

⎢ 1995/2006 art. 1.74 (aangepast)

Artikel 128

√ Voorlopige rekeningen ∏

De rekenplichtigen van de andere instellingen en van de in artikel 121 bedoelde organen zenden uiterlijk op 1 maart van het begrotingsjaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar hun voorlopige rekeningen met een verslag over het begrotings- en financieel beheer van het begrotingsjaar toe aan de rekenplichtige van de Commissie en aan de Rekenkamer.

∫ nieuw

De rekenplichtigen van de andere instellingen en van de in artikel 121 bedoelde organen zenden uiterlijk op 1 maart van het begrotingsjaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar een financieel informatiepakket aan de rekenplichtige van de Commissie toe, in een standaardformaat dat met het oog op consolidatie door de rekenplichtige van de Commissie wordt vastgesteld.

⎢ 1995/2006 art. 1.74 (aangepast)

? nieuw

De rekenplichtige van de Commissie consolideert deze voorlopige rekeningen met de voorlopige rekeningen van de Commissie en zendt de Rekenkamer uiterlijk op 31 maart van het begrotingsjaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar de voorlopige rekeningen van de Commissie ? en de voorlopige geconsolideerde rekeningen van de Unie ⎪ , vergezeld van zijn verslag over het begrotings- en financieel beheer van het begrotingsjaar, alsmede de voorlopige geconsolideerde rekeningentoe.

De rekenplichtige van elke instelling en van elk in artikel 121 bedoeld orgaan zendt het verslag over het begrotings- en financieel beheer voor de in de tweede alinea genoemde datum ook aan het Europees Parlement en de Raad toe.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

⎝1 1995/2006 art. 1.75(a)

? nieuw

Artikel 129

√ Goedkeuring van de definitieve geconsolideerde rekeningen ∏

1. Uiterlijk op 15 ? 1 ⎪ juni maakt de Rekenkamer haar opmerkingen over de voorlopige rekeningen van elke Instelling √ de andere instellingen ∏ en elk in ⎝1 artikel 121 ⎜ bedoeld orgaan, ? en uiterlijk op 15 juni haar opmerkingen over de voorlopige rekeningen van de Commissie en de voorlopige geconsolideerde rekeningen van de Unie ⎪ bekend.

⎢ 1995/2006 art. 1.75(b) (aangepast)

? nieuw

2. De andere instellingen en elk van de in artikel 121 bedoelde organen stellen overeenkomstig artikel 61 hun definitieve rekeningen op en zenden deze uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar aan de rekenplichtige van de Commissie, en aan de Rekenkamer? , het Europees Parlement en de Raad ⎪ toe met het oog op de opstelling van de definitieve geconsolideerde rekeningen.

∫ nieuw

De rekenplichtigen van de andere instellingen en van de in artikel 121 bedoelde organen zenden uiterlijk op 1 juli van het begrotingsjaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar een financieel informatiepakket aan de rekenplichtige van de Commissie toe, in een standaardformaat dat met het oog op consolidatie door de rekenplichtige van de Commissie wordt vastgesteld.

2 bis. De rekenplichtige van elk van de instellingen en elk van de in artikel 121 bedoelde organen zendt dezelfde dag als die waarop hij de definitieve rekeningen verzendt een begeleidende brief (" representation letter ") betreffende die definitieve rekeningen aan de Rekenkamer toe, met kopie aan de rekenplichtige van de Commissie.

De definitieve rekeningen gaan vergezeld van een nota van de rekenplichtige waarin hij verklaart dat de rekeningen zijn opgesteld overeenkomstig deze titel en de toepasselijke boekhoudbeginselen, -regels en -methoden.

⎢ 1995/2006 art. 1.75(c)

? nieuw

2 bister. De rekenplichtige van de Commissie stelt op grond van de inlichtingen die de andere instellingen ? en de in artikel 121 bedoelde organen ⎪ overeenkomstig lid 2 hebben verstrekt, de definitieve geconsolideerde rekeningen op. De definitieve geconsolideerde rekeningen gaan vergezeld van een door de rekenplichtige van de Commissie afgegeven nota dat zij zijn opgesteld overeenkomstig titel VII en de in de bijlage bij de financiële staten beschreven boekhoudbeginselen, -regels en methoden.

⎢ 1995/2006 art. 1.75(d)

3. De Commissie keurt de definitieve geconsolideerde rekeningen en haar eigen definitieve rekeningen goed en zendt deze voor 31 juli van het begrotingsjaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar toe aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer.

∫ nieuw

Dezelfde dag zendt de rekenplichtige van de Commissie een begeleidende brief (" representation letter ") betreffende die definitieve geconsolideerde rekeningen aan de Rekenkamer toe.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

⎝1 1995/2006 art. 1.75(e)

⎝2 1995/2006 art. 1.76(a)

⎝3 1995/2006 art. 1.76(b)

⎝4 1995/2006 art. 1.77

⎝5 1995/2006 art. 1.78

⎝6 1995/2006 art. 1.79

? nieuw

4. De definitieve geconsolideerde rekeningen worden voor ⎝1 15 november ⎜ van het begrotingsjaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt, vergezeld van de betrouwbaarheidsverklaring die door de Rekenkamer wordt verstrekt overeenkomstig artikel 287 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 160 C van het Euratom-Verdrag.

HOOFDSTUK 2

INFORMATIE OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING

ARTIKEL 130

√ Report on the budgetary guarantees en risks ∏

Naast de in de artikelen 126 en 127 bedoelde staten brengt de Commissie tweemaal ? eenmaal ⎪ per jaar aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de situatie in verband met de √ in artikel 46, lid 1, punt 4, bedoelde ∏ begrotingsgaranties en de desbetreffende risico's.

Deze gegevens worden tegelijk aan de Rekenkamer toegezonden.

Artikel 131

√ Verslag over de uitvoering van de begroting ∏

1. Naast de in de artikelen 126 en 127 bedoelde staten zendt ⎝2 de rekenplichtige van de Commissie ⎜ het Europees Parlement en de Raad eenmaal per maand, zowel voor de ontvangsten als voor de uitgaven betreffende alle kredieten, minstens per hoofdstuk samengevoegde kwantitatieve gegevens over de uitvoering van de begroting toe.

Deze gegevens omvatten ook gegevens over het gebruik van de overgedragen kredieten.

De kwantitatieve gegevens worden binnen tien werkdagen na het einde van elke maand toegezonden.

2. ⎝3 De rekenplichtige van de Commissie ⎜ zendt driemaal per jaar, binnen dertig werkdagen na 31 mei, 31 augustus en 31 december, het Europees Parlement en de Raad een verslag over de uitvoering van de begroting toe, dat zowel betrekking heeft op de ontvangsten als op de uitgaven, die naar hoofdstuk, artikel en post worden gespecificeerd.

Dit verslag bevat ook gegevens over de besteding van de uit voorafgaande begrotingsjaren overgedragen kredieten.

3. De kwantitatieve gegevens en het verslag over de uitvoering van de begroting worden tegelijk aan de Rekenkamer toegezonden.

HOOFDSTUK 3

BOEKHOUDING

AFDELING 1

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

ARTIKEL 132

√ Het boekhoudsysteem ∏

1. De boekhouding van de instellingen is een systeem van ordening van budgettaire en financiële informatie om kwantitatieve gegevens te behandelen, in te delen en te registreren.

2. De boekhouding bestaat uit een algemene boekhouding en een begrotingsboekhouding. Deze boekhoudingen worden per kalenderjaar en in euro gevoerd.

3. Aan het einde van het begrotingsjaar worden de gegevens van de algemene boekhouding en van de begrotingsboekhouding afgesloten met het oog op de opstelling van de in hoofdstuk 1 bedoelde rekeningen.

43. De ledenLid 2 en 3 vormten geen beletsel voor de gedelegeerd ordonnateur om een analytische boekhouding te voeren.

Artikel 133

√ Gemeenschappelijke bepaling betreffende het boekhoudsysteem van de instellingen ∏

1. De rekenplichtige van de Commissie stelt na raadpleging van de rekenplichtigen van de andere instellingen en de in ⎝4 artikel 121 ⎜ bedoelde organen de boekhoudmethoden en -regels en het geharmoniseerde rekeningstelsel vast die door alle √ uit de begroting van de Unie gefinancierde ∏ instellingen, de in titel V van deel II bedoelde bureaus en alle in ⎝4 artikel 121 ⎜ bedoelde organen moeten worden toegepast.

2. De rekenplichtige van de Commissie stelt de in lid 1 bedoelde regels en methoden vast op basis van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector, waarvan hij mag afwijken wanneer de bijzondere aard van de activiteiten van de Gemeenschappen dat wettigt.

Afdeling 2

ALGEMENE BOEKHOUDING

ARTIKEL 134

√ De algemene boekhouding ∏

De algemene boekhouding volgt op chronologische wijze, volgens de methode van dubbel boekhouden, alle gebeurtenissen en verrichtingen die van invloed zijn op de economische, financiële en vermogenssituatie van de instellingen en van de in ⎝5 artikel 121 ⎜ bedoelde organen.

Artikel 135

√ Boekingen ∏

1. Alle verrichtingen per rekening en de saldi worden in de boekhouding geregistreerd.

2. Iedere boeking, inclusief de boekhoudkundige correcties, wordt gestaafd met bewijsstukken waarnaar zij verwijst.

3. Het boekhoudsysteem maakt het mogelijk alle boekingen terug te vinden.

Artikel 136

√ Boekhoudkundige correcties ∏

De rekenplichtige brengt tussen de afsluiting van het begrotingsjaar en de dag van rekening en verantwoording de correcties aan die, zonder tot een betaling of inning voor dit begrotingsjaar te leiden, nodig zijn voor een regelmatige, getrouwe en juiste weergave van de rekeningen.

Afdeling 3

BEGROTINGSBOEKHOUDING

ARTIKEL 137

√ De begrotingsboekhouding ∏

1. De begrotingsboekhouding maakt het mogelijk de uitvoering van de begroting in detail te volgen.

2. Voor de toepassing van lid 1 worden in de begrotingsboekhouding alle handelingen tot uitvoering van de begroting aan de ontvangsten- en de uitgavenzijde, als bedoeld in deel I, titel IV, geregistreerd.

HOOFDSTUK 4

INVENTARIS VAN DE VASTE ACTIVA

ARTIKEL 138

√ De inventaris ∏

1. Iedere instelling en elk in ⎝6 artikel 121 ⎜ bedoeld orgaan houdt van alle materiële, immateriële en financiële vaste activa die tot het vermogen van de Unie behoren, naar aantal en waarde gespecificeerde inventarislijsten bij volgens het door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde model.

Iedere instelling en elk in ⎝6 artikel 121 ⎜ bedoeld orgaan controleert of de stand op de inventarislijsten overeenstemt met de werkelijkheid.

2. Verkoop van roerende goederen ? vaste activa ⎪ wordt op een daartoe geëigende wijze bekendgemaakt.

TITEL VIII

EXTERNE CONTROLE EN KWIJTING

HOOFDSTUK 1

EXTERNE CONTROLE

ARTIKEL 139

√ Externe controle door de Rekenkamer ∏

1. Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie stellen de Rekenkamer zo spoedig mogelijk in kennis van alle beslissingen en besluiten die zij ter uitvoering van de artikelen 9, 13, 18, 22, 23, 26 en 36 hebben genomen.

⎢ 1995/2006 art. 1.80

2. De instellingen brengen de interne voorschriften die zij op financieel gebied vaststellen ter kennis van de Rekenkamer en van de twee takken van de begrotingsautoriteit.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

⎝1 1995/2006 art. 1.81(a)

? nieuw

3. De Rekenkamer wordt in kennis gesteld van de aanwijzing van ordonnateurs, intern controleurs, rekenplichtigen en beheerders van gelden ter goede rekening, alsmede van de delegaties krachtens de artikelen 51, 61, 62, 63 en 85.

Artikel 140

√ Regels en procedure voor de controle ∏

1. De controle door de Rekenkamer van de wettigheid en de regelmatigheid van de uitgaven en ontvangsten vindt plaats in het licht van de bepalingen van de Verdragen, de begroting, deze verordening, de uitvoeringsvoorschriften, en alle ter uitvoering van de Verdragen genomen besluiten.

2. Bij de vervulling van haar taak kan de Rekenkamer onder de in artikel 142 vastgestelde voorwaarden kennis nemen van alle documenten en inlichtingen betreffende het financieel beheer van de diensten en organen betreffende alle door de Gemeenschappen gefinancierde of medegefinancierde maatregelen. Zij is bevoegd ieder personeelslid dat verantwoordelijkheid draagt voor uitgaven- of ontvangstenverrichtingen te horen en alle controlemogelijkheden te benutten die de bedoelde diensten en organen zijn toegekend. De controle in de lidstaten geschiedt in samenwerking met de nationale controle-instanties of, indien deze niet over de nodige bevoegdheden beschikken, in samenwerking met de bevoegde nationale diensten. De Rekenkamer en de nationale controle-instanties van de lidstaten werken samen in onderling vertrouwen en met behoud van hun onafhankelijkheid.

Teneinde alle gegevens te verzamelen die nodig zijn voor de vervulling van de taak die haar bij de Verdragen of de ter uitvoering daarvan vastgestelde besluiten is opgedragen, kan de Rekenkamer op haar verzoek aanwezig zijn bij de controleverrichtingen die in het kader van de uitvoering van de begroting door of voor rekening van een communautaire instelling worden uitgevoerd.

Op verzoek van de Rekenkamer geeft elke instelling de financiële instellingen die houder zijn van communautaire tegoeden toestemming om de Rekenkamer in staat te stellen na te gaan of de externe gegevens overeenstemmen met de boekhoudkundige situatie.

3. Ter vervulling van haar taak deelt de Rekenkamer aan de instellingen en autoriteiten waarop deze verordening van toepassing is, de namen mede van de personeelsleden die bevoegd zijn bij hen controles te verrichten.

Artikel 141

√ Controles betreffende waardepapieren en kasmiddelen ∏

De Rekenkamer ziet erop toe dat alle waardepapieren en middelen welke gedeponeerd zijn of zich in kas bevinden, worden gecontroleerd aan de hand van verklaringen, ondertekend door de depothouders, of van processen-verbaal van de stand van de kas en de portefeuille. Zij kan deze controles zelf verrichten.

Artikel 142

√ Recht van toegang van de Rekenkamer ∏

1. De Commissie, de andere instellingen, de organen die ontvangsten of uitgaven namens de Gemeenschappen beheren en de eindbegunstigden van uit de begroting verrichte betalingen, verlenen de Rekenkamer alle faciliteiten en verstrekken haar alle inlichtingen welke zij bij de vervulling van haar taak nodig meent te hebben. Zij houden ter beschikking van de Rekenkamer alle bescheiden inzake plaatsing en uitvoering van overheidsopdrachten die uit de communautaire begroting worden gefinancierd, en alle geld- en goederenrekeningen, alle boekingsbescheiden en bewijsstukken, alsmede de daarop betrekking hebbende administratieve documenten, alle documentatie betreffende de uitgaven en ontvangsten van de Gemeenschappen, alle inventarislijsten en alle organigrammen welke de Rekenkamer voor de controle, aan de hand van stukken of ter plaatse, van het verslag over het resultaat van de begrotingsuitvoering nodig meent te hebben en, voor hetzelfde doel, alle op geautomatiseerde gegevensdragers opgestelde of bewaarde documenten en gegevens.

De verschillende interne controlediensten en -eenheden van de betrokken nationale administraties verstrekken de Rekenkamer alle faciliteiten welke zij voor de vervulling van haar taak nodig meent te hebben.

De eerste alinea geldt tevens voor de natuurlijke personen aan wie of de rechtspersonen waaraan de overmakingen uit de communautaire begroting ten goede komen.

2. De aan de controle van de Rekenkamer onderworpen personeelsleden zijn gehouden:

a) hun kas te openen, en hun gelden, waardepapieren en andere goederen te tonen, alsmede de bewijsstukken van hun beheer die zij onder zich hebben, alsook elk boek, register of ander document dat daarop betrekking heeft;

b) inzage te geven in de correspondentie en ieder ander document dat noodzakelijk is voor de volledige uitvoering van de in artikel 140, lid 1, bedoelde controle.

Om mededeling van de onder b) bedoelde inlichtingen kan slechts door de Rekenkamer worden verzocht.

3. De Rekenkamer is bevoegd de documenten betreffende de uitgaven en ontvangsten van de Gemeenschappen te verifiëren die berusten bij de diensten van de instellingen, met name bij de diensten die verantwoordelijk zijn voor de beslissingen omtrent deze uitgaven en ontvangsten, bij de organen die uitgaven en ontvangsten namens de Gemeenschappen beheren en bij de natuurlijke personen aan wie of de rechtspersonen waaraan de overmakingen uit de begroting ten goede komen.

4. De controle van de wettigheid en de regelmatigheid van de uitgaven en ontvangsten en de controle van het goed financieel beheer strekken zich uit tot het gebruik van als subsidies ontvangen communautaire middelen door niet onder de instellingen ressorterende organen.

5. Communautaire financieringen waarvan de ontvangers niet onder de instellingen ressorteren, worden slechts toegekend na schriftelijke instemming door de ontvangers of, wanneer deze niet instemmen, de contractanten en subcontractanten, met de controle door de Rekenkamer van het gebruik van de toegekende middelen.

6. De Commissie verstrekt de Rekenkamer op verzoek alle inlichtingen over de opgenomen en verstrekte leningen.

7. Het gebruik van geïntegreerde informatiesystemen mag niet tot gevolg hebben dat de toegang van de Rekenkamer tot de bewijsstukken wordt beperkt.

Artikel 143

√ Jaarverslag van de Rekenkamer ∏

1. Voor het jaarverslag van de Rekenkamer gelden de bepalingen van de leden 2 tot en met 6 van dit artikel.

21. De Rekenkamer doet uiterlijk op ⎝1 30 ? 15 ⎪ juni ⎜ aan de Commissie en de betrokken instellingen ? aan de andere instellingen en de in artikel 121 bedoelde organen ⎪ de opmerkingen toekomen die naar haar mening in het jaarverslag dienen te worden opgenomen. Deze opmerkingen zijn vertrouwelijk ? en het voorwerp van een procedure van hoor en wederhoor ⎪. Alle instellingen zenden hun antwoorden uiterlijk op ⎝1 15 oktober ⎜ aan de Rekenkamer. Tegelijkertijd zenden de andere instellingen hun antwoord aan de Commissie.

∫ nieuw

2. Na afwikkeling van de procedure van hoor en wederhoor zenden alle betrokken instellingen of organen hun antwoord uiterlijk op 15 oktober aan de Rekenkamer. Tegelijkertijd zenden de andere instellingen hun antwoord aan de Commissie.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

? nieuw

3. Het jaarverslag bevat een beoordeling van het financiële beheer.

4. Het jaarverslag omvat evenveel afdelingen als er instellingen zijn. De Rekenkamer kan elke door haar dienstig geachte samenvatting of opmerking van algemene aard toevoegen.

De Rekenkamer neemt de nodige maatregelen opdat de antwoorden van de instellingen op haar opmerkingen onmiddellijk ? naast of ⎪ na de opmerkingen waarop zij betrekking hebben, worden gepubliceerd.

⎢ 1995/2006 art. 1.81(b)

5. De Rekenkamer zendt haar jaarverslag met de antwoorden van de instellingen uiterlijk op 15 november toe aan de autoriteiten die kwijting verlenen en aan de andere instellingen, en draagt zorg voor de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

⎝1 1995/2006 art. 1.81(c)

? nieuw

6. Zodra de Rekenkamer haar jaarverlag heeft toegezonden, doet de Commissie de betrokken lidstaten onmiddellijk de passages van het verslag ? opmerkingen van de Rekenkamer ⎪ toekomen betreffende het beheer van de middelen waarvoor zij op grond van de toepasselijke regelgeving een bevoegdheid uitoefenen.

Na ontvangst daarvan zenden √ beschikken ∏ de lidstaten hun antwoorden binnen 60 ? over 100 ⎪ dagen ? om de maatregelen die zij hebben genomen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer betreffende hun land ⎪ aan de Commissie √ mee te delen ∏. De Commissie doet voor ⎝1 28 februari ⎜ een samenvatting ? deze informatie ⎪ toekomen aan de Rekenkamer, de Raad en het Europees Parlement.

Artikel 144

√ Speciale verslagen van de Rekenkamer ∏

1. De Rekenkamer deelt aan de betrokken instelling ? of het betrokken orgaan ⎪ alle opmerkingen mede die naar haar mening in een speciaal verslag dienen te worden opgenomen. Deze opmerkingen zijn vertrouwelijk ? en het voorwerp van een procedure van hoor en wederhoor ⎪.

De betrokken instelling ? of het betrokken orgaan ⎪ beschikt over een termijn van twee en een halve maand om de Rekenkamer haar eventuele commentaar √ antwoorden ∏ op deze opmerkingen mede te delen.

De Rekenkamer stelt in de daaropvolgende maand ? na ontvangst van de antwoorden van de betrokken instelling of het betrokken orgaan ⎪ de definitieve tekst van het betrokken speciaal verslag vast.

De speciale verslagen worden samen met de antwoorden van de betrokken instellingen ? of organen ⎪ onverwijld ter kennis gebracht van het Europees Parlement en de Raad, die elk, eventueel samen met de Commissie, bepalen welk gevolg eraan moet worden gegeven.

⎢ 1995/2006 art. 1.82(a)

Indien de Rekenkamer besluit sommige van haar speciale verslagen in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken, laat zij deze vergezeld gaan van de antwoorden van de betrokken instellingen.

∫ nieuw

De Rekenkamer neemt de nodige maatregelen opdat de antwoorden van de instellingen op haar opmerkingen naast of na de opmerking waarop zij betrekking hebben worden gepubliceerd.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

⎝1 1995/2006 art. 1.82(b)

2. ⎝1 De in artikel 248 √ 287 ∏ , lid 4, van het EG-Verdrag √ betreffende de werking van de Europese Unie ∏ en artikel 160 C, lid 4, van het Euratom-Verdrag bedoelde adviezen kunnen door de Rekenkamer in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend worden gemaakt, voor zover zij geen betrekking hebben op voorstellen of ontwerpen in het kader van de wetgevingsprocedure. ⎜ De Rekenkamer besluit tot publicatie na raadpleging van de instelling die het advies heeft gevraagd of waarop het advies betrekking heeft. De bekendgemaakte adviezen gaan vergezeld van de eventuele opmerkingen van de betrokken instellingen.

∫ nieuw

Artikel 144 bis

Verklaringen inzake voorlopige bevindingen

1. De Rekenkamer brengt de verklaringen inzake voorlopige bevindingen van haar controles ter kennis van de betrokken instellingen, organen of lidstaten. De verklaringen inzake voorlopige bevindingen die naar de mening van de Rekenkamer in het jaarverslag dienen te worden opgenomen, worden uiterlijk op 1 juni van het begrotingsjaar na dat waarop zij betrekking hebben, meegedeeld. De verklaringen inzake voorlopige bevindingen zijn vertrouwelijk.

2. De betrokken instellingen, organen of lidstaten beschikken over een termijn van twee en een halve maand om de Rekenkamer hun eventuele commentaar op deze verklaringen inzake voorlopige bevindingen mede te delen.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

⎝1 1995/2006 art. 1.83

HOOFDSTUK 2

KWIJTING

ARTIKEL 145

√ Tijdschema voor de kwijtingsprocedure ∏

1. Vóór ⎝1 15 mei ⎜ van het jaar n + 2 verleent het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad, die bij gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, de Commissie kwijting voor de uitvoering van de begroting van het begrotingsjaar n .

2. Indien de in lid 1 bedoelde datum niet in acht kan worden genomen, deelt het Europees Parlement of de Raad de Commissie de redenen mede waarom het besluit moet worden uitgesteld.

3. Ingeval het Europees Parlement het besluit waarbij kwijting wordt verleend uitstelt, tracht de Commissie zo spoedig mogelijk maatregelen te treffen om de factoren die dat besluit in de weg staan, op te heffen.

Artikel 146

√ De kwijtingsprocedure ∏

1. Het kwijtingsbesluit betreft de rekeningen van alle uitgaven en ontvangsten van de Gemeenschappen, alsmede het saldo dat daaruit resulteert, en de in de financiële balans beschreven activa en passiva van de Gemeenschappen.

2. Met het oog op het verlenen van kwijting onderzoekt het Europees Parlement na de Raad de rekeningen, de financiële staten en de financiële balans genoemd in artikel 318 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 179 bis van het Euratom-Verdrag. Het Parlement onderzoekt tevens het jaarverslag van de Rekenkamer met de antwoorden van de gecontroleerde instellingen en haar speciale verslagen met betrekking tot het betrokken begrotingsjaar, alsmede haar verklaring waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd.

3. De Commissie verstrekt het Europees Parlement op verzoek alle inlichtingen die nodig zijn voor het goede verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken begrotingsjaar, overeenkomstig artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Artikel 147

√ Follow-upmaatregelen ∏

1. 1. Overeenkomstig artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 180 ter van het Euratom-Verdrag stellen de Commissie en de andere instellingen alles in het werk om gevolg te geven aan de opmerkingen waarvan het kwijtingsbesluit van het Europees Parlement vergezeld gaat en de opmerkingen waarvan de door de Raad aangenomen aanbeveling tot kwijting vergezeld gaat.

2. Op verzoek van het Europees Parlement of de Raad brengen de instellingen verslag uit over de maatregelen die naar aanleiding van deze opmerkingen zijn genomen, met name over de instructies die door de instellingen zijn gegeven aan hun diensten die met de uitvoering van de begroting zijn belast. De lidstaten werken met de Commissie samen door haar de maatregelen mede te delen die zij hebben genomen om aan deze opmerkingen gevolg te geven, zodat de Commissie hiermee in haar verslag rekening kan houden. De verslagen van de instellingen worden ook aan de Rekenkamer toegezonden.

DEEL II

BIJZONDERE BEPALINGEN

⎢ 1995/2006 art. 1.84

TITEL I

EUROPEES LANDBOUWGARANTIEFONDS

⎢ 1605/2002 (aangepast)

Artikel 148

√ Bijzondere bepalingen betreffende het Europees Landbouwgarantiefonds ∏

⎢ 1995/2006 art. 1.85

1. Deel I en deel III van deze verordening zijn van toepassing op de uitgaven die door de in de regelgeving inzake het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) bedoelde diensten en organen worden verricht, alsook op de ontvangsten, behoudens de in deze titel genoemde afwijkingen.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

2. De rechtstreeks door de Commissie beheerde verrichtingen worden uitgevoerd volgens de regels van deel I en deel III.

Artikel 149

√ Vastlegging van middelen van het ELGF ∏

⎢ 1995/2006 art. 1.86(a)

1. Voor elk begrotingsjaar omvat het ELGF niet-gesplitste kredieten, met uitzondering van de uitgaven voor de in artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad bedoelde maatregelen, die door gesplitste kredieten worden gedekt.

⎢ 1605/2002

2. Overgedragen kredieten die aan het einde van het begrotingsjaar niet zijn gebruikt, komen te vervallen.

⎢ 1995/2006 art. 1.86(b) adapted (aangepast)

3. Niet-vastgelegde kredieten voor de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 bedoelde acties kunnen uitsluitend naar het volgende begrotingsjaar worden overgedragen.

Een dergelijke overdracht kan, binnen het maximum van 2 % van de in de eerste alinea bedoelde oorspronkelijke kredieten, niet hoger zijn dan de in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers[31] bedoelde aanpassing van de rechtstreekse betaling die in het vorige begrotingsjaar is toegepast.

Overgedragen kredieten worden uitsluitend opgevoerd op de begrotingsonderdelen die betrekking hebben op de in artikel 3, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1290/2005 bedoelde acties.

Een dergelijke overdracht kan alleen leiden tot een aanvullende betaling aan de eindbegunstigden die in het vorige begrotingsjaar onderworpen waren aan de in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 73/2009 bedoelde aanpassing van de rechtstreekse betalingen.

Het overdrachtbesluit wordt uiterlijk op 15 februari van het begrotingsjaar waarnaar kredieten worden overgedragen, genomen door de Commissie, die er de begrotingsautoriteit van in kennis stelt.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

Artikel 150

√ Globale voorlopige vastleggingen van ELGF-kredieten ∏

1. De Commissie vergoedt de uitgaven die door de lidstaten zijn gedaan.

⎢ 1995/2006 art. 1.87

2. De besluiten van de Commissie houdende vaststelling van het bedrag van deze betalingen vormen globale voorlopige vastleggingen, waarbij het totaalbedrag van de kredieten van het ELGF niet mag worden overschreden.

3. Voor de uitgaven van dagelijks beheer van het ELGF mogen vanaf 15 november vervroegde vastleggingen worden verricht ten laste van de kredieten van het volgende begrotingsjaar. Deze vastleggingen mogen echter niet meer bedragen dan driekwart van het totaal van de overeenkomstige kredieten van het lopende begrotingsjaar. Zij mogen slechts betrekking hebben op uitgaven die in beginsel op een bestaand basisbesluit berusten.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

⎝1 1995/2006 art. 1.88

Artikel 151

√ Tijdschema voor vastleggingen van ELGF-middelen in de begroting ∏

1. ⎝1 De uitgaven die door de in de regelgeving inzake het ELGF bedoelde diensten en organen worden verricht, worden binnen een termijn van twee maanden na ontvangst van de door de lidstaten toegezonden staten per hoofdstuk, artikel en post vastgelegd. Deze vastleggingen mogen na het verstrijken van deze termijn van twee maanden worden verricht wanneer een procedure voor de overschrijving van kredieten met betrekking tot de betrokken begrotingsonderdelen nodig is. Behalve in gevallen waarin de betaling door de lidstaten nog niet is geschied of de subsidiabiliteit onzeker is, worden de betalingen binnen dezelfde termijn van twee maanden geboekt. ⎜

Deze vastlegging in de begroting wordt in mindering gebracht op de in artikel 150 bedoelde globale voorlopige vastlegging.

2. De globale voorlopige vastleggingen uit hoofde van een begrotingsjaar die vóór 1 februari van het volgende begrotingsjaar niet hebben geleid tot nadere vastleggingen volgens de begrotingsnomenclatuur, worden uit hoofde van het oorspronkelijke begrotingsjaar vrijgemaakt.

3. De leden 1 en 2 zijn van toepassing onder voorbehoud van de goedkeuring van de rekeningen.

⎢ 1995/2006 art. 1.89 (aangepast)

Artikel 152

√ ELGF-middelenboekhouding ∏

In de begrotingsboekhouding worden de uitgaven in de rekening van een begrotingsjaar verantwoord op basis van de betalingen van de Commissie aan de lidstaten tot 31 december van het betrokken begrotingsjaar, voor zover de rekenplichtige uiterlijk op 31 januari van het volgende begrotingsjaar de betalingsopdracht heeft ontvangen.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

Artikel 153

√ Overschrijving van ELGF-kredieten ∏

⎢ 1995/2006 art. 1.90

1. Wanneer de Commissie overeenkomstig artikel 23, lid 1, kredieten mag overschrijven, neemt zij daartoe uiterlijk op 31 januari van het volgende begrotingsjaar een besluit, waarvan zij de begrotingsautoriteit overeenkomstig artikel 23, lid 1, in kennis stelt.

⎢ 1605/2002

2. In andere dan de in lid 1 bedoelde gevallen stelt de Commissie de overschrijvingen uiterlijk op 10 januari van het volgende begrotingsjaar aan de begrotingsautoriteit voor.

De begrotingsautoriteit neemt overeenkomstig de procedure van artikel 24 een besluit over de overschrijvingen, doch binnen een termijn van drie weken.

⎢ 1995/2006 art. 1.91 (aangepast)

Artikel 154

√ Bestemmingsontvangsten betreffende ELGF-middelen ∏

1. De onder deze titel vallende bestemmingsontvangsten worden overeenkomstig artikel 18, lid 24, naar gelang van de oorsprong toegewezen.

2. Het resultaat van de beschikkingen tot goedkeuring van de rekeningen als bedoeld in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad wordt in één enkel artikel opgenomen.

⎢ 1995/2006 art. 1.92

TITEL II

STRUCTUURFONDSEN, HET COHESIEFONDS, HET EUROPEES VISSERIJFONDS, HET EUROPEES LANDBOUWFONDS VOOR PLATTELANDSONTWIKKELING EN DE GEDEELD BEHEERDE FONDSEN OP HET GEBIED VAN VRIJHEID, VEILIGHEID EN RECHTVAARDIGHEID

⎢ 1605/2002 (aangepast)

Artikel 155

√ Toepassingsgebied van de bijzondere bepalingen betreffende de andere fondsen van de Unie ∏

⎢ 1995/2006 art. 1.93(a)

1. De delen I en III van deze verordening zijn van toepassing op de uitgaven die door de in de verordeningen inzake het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)[32], het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO)[33], het Europees Sociaal Fonds (ESF)[34], het Cohesiefonds[35], het Europees Visserijfonds (EVF)[36] en de overeenkomstig artikel 53 bis gedeeld beheerde fondsen op het gebied van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, hierna „de Fondsen” genoemd, bedoelde diensten en organen worden gedaan, alsook op hun ontvangsten, behoudens de in deze titel bepaalde afwijkingen.

⎢ 1605/2002

2. De rechtstreeks door de Commissie beheerde verrichtingen worden eveneens uitgevoerd volgens de regels van deel I en deel III van deze verordening.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

Artikel 156

√ Betalingen van bijdragen, tussentijdse betalingen en terugbetalingen betreffende andere fondsen van de Unie ∏

1. De betaling door de Commissie van de bijdrage uit de Fondsen geschiedt overeenkomstig de in artikel 155 bedoelde regelgeving.

2. De termijn waarbinnen de Commissie de tussentijdse betalingen moet verrichten, wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 155 bedoelde regelgeving.

3. De behandeling van de terugbetaling door de lidstaten en de gevolgen daarvan voor het bedrag van de bijdrage uit de Fondsen worden geregeld in de in artikel 155 bedoelde regelgeving.

∫ nieuw

4. In afwijking van artikel 10 kunnen per 31 december beschikbare vastleggingskredieten die afkomstig zijn van de terugbetaling van vooruitbetalingen worden overgedragen totdat het programma wordt afgesloten en gebruikt worden wanneer daaraan behoefte is, op voorwaarde dat er geen andere vastleggingskredieten meer beschikbaar zijn.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

Artikel 157

√ Vrijmaking van kredieten van andere fondsen van de Unie ∏

De vastgelegde kredieten worden overeenkomstig de in artikel 155 bedoelde regelgeving ambtshalve door de Commissie vrijgemaakt.

⎢ 1995/2006 art. 1.94

De aldus vrijgemaakte kredieten kunnen worden wederopgevoerd in geval van een slechts aan de Commissie toe te rekenen kennelijke fout.

⎢ 1605/2002

De Commissie onderzoekt daartoe de vrijmakingen van het voorafgaande begrotingsjaar en neemt, naargelang de behoeften, uiterlijk 15 februari van het lopende begrotingsjaar een besluit over de noodzaak tot wederopvoering van de betrokken kredieten.

⎢ 1995/2006 art. 1.95 (aangepast)

Artikel 158

√ Overschrijving van kredieten tussen andere fondsen van de Unie ∏

Met betrekking tot de in deze titel bedoelde beleidsuitgaven kan de Commissie, behalve in het geval van het ELFPO, kredieten overschrijven van de ene titel naar de andere, mits het om kredieten gaat die voor dezelfde doelstelling bestemd zijn in de zin van de in artikel 155 bedoelde verordeningen of die bestemd zijn voor uitgaven voor technische bijstand.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

Artikel 159

√ Beheer, selectie en controle van andere fondsen van de Unie ∏

De aspecten die betrekking hebben op het beheer en de selectie van de projecten, alsmede de controle worden geregeld in de in artikel 155 bedoelde regelgeving.

TITEL III

ONDERZOEK

ARTIKEL 160

√ Middelen voor onderzoek ∏

1. Deel I en deel III zijn van toepassing op de kredieten voor onderzoek en technologische ontwikkeling, behoudens de in deze titel genoemde afwijkingen.

Deze kredieten worden opgenomen, hetzij in een van de begrotingstitels voor het beleidsterrein onderzoek door eigen werkzaamheden of werkzaamheden onder contract, hetzij in een hoofdstuk voor onderzoeksactiviteiten dat deel uitmaakt van een andere titel.

Zij worden besteed door middel van de in de uitvoeringsvoorschriften opgesomde acties.

⎢ 1995/2006 art. 1.96

1 bis. De kredieten met betrekking tot de ontvangsten uit het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal, dat is ingesteld bij het aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gehechte Protocol betreffende de financiële gevolgen van de beëindiging van het EGKS-Verdrag en betreffende het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal, worden als bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 18 behandeld. De uit deze ontvangsten voortvloeiende vastleggingskredieten worden beschikbaar gesteld zodra de schuldvordering is geraamd en de betalingskredieten zodra de ontvangsten zijn ontvangen.

⎢ 1605/2002

2. De Commissie kan met betrekking tot de in deze titel bedoelde beleidsuitgaven kredieten overschrijven van de ene titel naar de andere, voorzover het gaat om kredieten met hetzelfde doel.

3. De uit de kredieten voor onderzoek en technologische ontwikkeling bezoldigde deskundigen worden aangeworven volgens de procedures die bij de goedkeuring van elk kaderprogramma voor onderzoek worden vastgesteld.

⎢ 1995/2006 art. 1.97 (aangepast)

Artikel 160 bis

√ Vastleggingen van middelen voor onderzoek ∏

1. De vastleggingskredieten die overeenkomen met het bedrag van de vastlegging dat is vrijgemaakt wegens gehele of gedeeltelijke niet-uitvoering van de onderzoeksprojecten waarvoor zij bestemd waren, kunnen, bij wijze van uitzondering en in naar behoren gemotiveerde gevallen, worden wederopgevoerd wanneer het van wezenlijk belang is het aanvankelijk geplande programma absoluut uit te voeren, tenzij de begroting voor het lopende begrotingsjaar daarvoor middelen bevat.

2. Voor de toepassing van lid 1 onderzoekt de Commissie bij de aanvang van elk begrotingsjaar de vrijmakingen van het voorafgaande begrotingsjaar en beoordeelt zij, in het licht van de behoeften, of wederopvoering van de kredieten nodig is.

Op grond van deze beoordeling kan de Commissie uiterlijk op 15 februari van elk begrotingsjaar bij de begrotingsautoriteit passende voorstellen indienen, waarbij voor elke begrotingspost de redenen voor de wederopvoering van de kredieten worden vermeld.

3. De begrotingsautoriteit neemt binnen zes weken een besluit over de voorstellen van de Commissie. Indien binnen deze termijn geen besluit is genomen, worden de voorstellen geacht te zijn goedgekeurd.

De in jaar n weder op te voeren vastleggingskredieten mogen in geen geval meer bedragen dan 25 % van het totale bedrag dat in het begrotingsjaar n-1 op hetzelfde begrotingsonderdeel is vrijgemaakt.

4. Wederopgevoerde vastleggingskredieten kunnen niet worden overgedragen.

Juridische verbintenissen met betrekking tot wederopgevoerde vastleggingskredieten worden uiterlijk op 31 december van het jaar n overeengekomen.

Aan het einde van het jaar n wordt het niet-gebruikte saldo van de wederopgevoerde vastleggingskredieten door de bevoegde ordonnateur definitief vrijgemaakt.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

? nieuw

Artikel 161

√ Deelneming van het GCO aan acties uit andere dan middelen voor onderzoek ∏

1. Het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (GCO) kan middelen ontvangen uit andere kredieten dan die van de in artikel 160, lid 1, bedoelde titels en hoofdstukken, zulks in het kader van zijn deelneming, op basis van inschrijving of onderhandelingen, aan communautaire acties ? aan procedures voor het toekennen van opdrachten of subsidies overeenkomstig deel I, titels V en VI, ⎪ die geheel of gedeeltelijk uit de algemene begroting worden gefinancierd.

∫ nieuw

In het kader van de deelneming aan procedures voor het toekennen van opdrachten of subsidies wordt het GCO beschouwd als een in een lidstaat gevestigde juridische entiteit.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

2. De kredieten voor de acties waaraan het GCO op basis van inschrijving deelneemt, wWorden gelijkgesteld met bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 18, lid 2, √ de kredieten voor: ∏.

∫ nieuw

a) procedures voor het toekennen van opdrachten of subsidies waaraan het GCO deelneemt, of

b) activiteiten van het GCO voor rekening van derden, of

c) activiteiten uit hoofde van een administratieve overeenkomst met andere instellingen of andere diensten van de Commissie voor de verstrekking van technische en wetenschappelijke diensten.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

De uit deze ontvangsten als bedoeld onder a) en c) voortkomende vastleggingskredieten worden beschikbaar gesteld zodra de schuldvordering is geraamd.

∫ nieuw

Met betrekking tot activiteiten als bedoeld onder c) worden kredieten die binnen vijf jaar niet zijn gebruikt, geannuleerd.

⎢ 1605/2002

De besteding van deze kredieten wordt per categorie van de acties in een analytische boekhouding van de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering vermeld; zij wordt gescheiden gehouden van de ontvangsten afkomstig van financiering door derden, uit de openbare of de particuliere sector, alsook van de ontvangsten uit andere diensten die de Commissie voor derden verricht.

∫ nieuw

3. Wanneer het GCO deelneemt aan procedures voor het toekennen van opdrachten of subsidies overeenkomstig lid 1 van dit artikel, is het niet onderworpen aan de voorwaarden van artikel 93, artikel 94, punten b) en c), artikel 95, artikel 96 en artikel 114, leden 3 en 4, betreffende bepalingen inzake uitsluitingen en sancties in het kader van opdrachten en subsidies.

Het GCO wordt tevens geacht te voldoen aan de vereisten inzake economische en financiële geschiktheid.

Het GCO wordt vrijgesteld van de bij de artikelen 102 en 118 voorgeschreven zekerheden.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

⎝1 1995/2006 art. 1.98

? nieuw

34. De in deel I, titel V, genoemde regels voor het plaatsen van overheidsopdrachten zijn niet van toepassing op de activiteiten van het GCO voor rekening van derden.

45. Binnen de begrotingstitel voor het beleidsterrein onderzoek door eigen werkzaamheden kan de Commissie, in afwijking van artikel 23, kredieten overschrijven van het ene hoofdstuk naar het andere tot maximaal 15% van de kredieten van het begrotingsonderdeel waarvan een bedrag wordt overgeschreven.

TITEL IV

EXTERNE MAATREGELEN

HOOFDSTUK 1

BEPALINGEN VAN ALGEMENE AARD

ARTIKEL 162

√ Externe maatregelen ∏

1. Deel I en deel III zijn van toepassing op de externe maatregelen die uit de begroting worden gefinancierd, behoudens de in deze titel genoemde afwijkingen.

2. De kredieten die voor de in lid 1 bedoelde maatregelen bestemd zijn, worden door de Commissie besteed:

a) a) hetzij in het kader van autonoom verleende steun;

b) hetzij ? in partnerschap met een derde land als bedoeld in artikel 53, lid 1, punt 2, onder a), door de ondertekening van een financieringsovereenkomst. ⎪ in het kader van overeenkomsten met een of meer begunstigde derde landen;

c) hetzij in het kader van overeenkomsten met de in artikel 53 bedoelde internationale organisaties.

HOOFDSTUK 2

UITVOERING VAN DE MAATREGELEN

ARTIKEL 163

√ Uitvoering van externe maatregelen ∏

⎝1 De in deze titel bedoelde maatregelen kunnen gecentraliseerd door de Commissie worden uitgevoerd, √ hetzij direct, ∏ dan wel onder gedeeld beheer, dan wel gedecentraliseerd door het begunstigde derde land of de begunstigde derde landen, dan wel samen met internationale organisaties ? hetzij indirect door een van de in artikel 53, lid 1, punt 2, onder a) tot en met h), genoemde entiteiten of personen ⎪, in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van de artikelen 53 tot en met 57 ⎜. De kredieten voor externe maatregelen kunnen worden samengevoegd met middelen uit andere bronnen om een gezamenlijke doelstelling te verwezenlijken.

∫ nieuw

Artikel 164

Trustfondsen voor externe maatregelen

Voor noodsituaties, operaties na een noodsituatie of crisis, of thematische acties kan de Commissie trustfondsen oprichten nadat met andere donoren een overeenkomst is gesloten. De doelstellingen van het trustfonds worden in elke oprichtingsakte vastgesteld.

De bijdragen van de Unie en de donoren worden op een specifiek daartoe bestemde bankrekening gestort. Deze bijdragen worden niet opgenomen in de begroting van de Unie en worden door de Commissie beheerd onder verantwoordelijkheid van de gedelegeerd ordonnateur. Aan de in artikel 53, lid 1, punt 2, onder a) tot en met h), genoemde entiteiten of personen kunnen taken tot uitvoering van de begroting worden toevertrouwd in overeenstemming met de geldende voorschriften voor indirect beheer.

De rekenplichtige van de Commissie is de rekenplichtige van het trustfonds. Hij is bevoegd om de boekhoudprocedures en het rekeningstelsel vast te stellen.

De intern controleur van de Commissie en van de Rekenkamer oefenen ten aanzien van het trustfonds dezelfde bevoegdheden uit als ten aanzien van andere maatregelen die door de Commissie worden uitgevoerd.

De specifieke bankrekening wordt geopend en afgesloten door de rekenplichtige.

De Commissie zorgt ervoor dat de taken van de rekenplichtige en die van de ordonnateurs strikt van elkaar gescheiden worden.

Bij elk trustfonds wordt een door de Commissie voorgezeten bestuursorgaan opgericht om de donoren te vertegenwoordigen en te beslissen hoe de middelen worden gebruikt.

De in het trustfonds samengebrachte middelen worden beheerd volgens de beginselen van goed financieel beheer en doorzichtigheid. De middelen worden vastgelegd en uitbetaald door financiële functionarissen van de Commissie.

De Commissie mag tot maximaal 7% van de in het trustfonds samengebrachte bedragen inhouden bij wijze van vergoeding voor haar beheerskosten. Deze beheersvergoedingen worden voor de duur van het trustfonds gelijkgesteld met bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 18, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement.

De rekenplichtige neemt de invorderingsopdrachten betreffende door het trustfonds gefinancierde maatregelen in behandeling. De inkomsten uit naar aanleiding van deze invorderingsopdrachten verrichte terugbetalingen worden weer op de specifieke bankrekening van het trustfonds gestort. Het annuleren of afzien van een invorderingsopdracht geschiedt volgens de regels van artikel 73 van het Financieel Reglement.

Trustfondsen worden opgericht voor een bepaalde duur die in de oprichtingsakte ervan wordt vermeld. Deze duur kan bij besluit van de Commissie op verzoek van het bestuursorgaan worden verlengd.

De Commissie beslist na afloop van deze duur over de liquidatie van het trustfonds.

De regels voor de werking, de verslaggeving en het beheer van deze trustfondsen worden nader bepaald in de uitvoeringsvoorschriften.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

? nieuw

Artikel 165

√ Uitvoering van externe maatregelen via indirect beheer ∏

De Commissie oefent controle uit op de uitvoering van maatregelen door begunstigde derde landen of internationale organisaties ? onder indirect beheer ⎪. Deze controle geschiedt door middel van goedkeuring vooraf of controle achteraf, dan wel volgens een gemengde procedure.

Artikel 166

√ Overeenkomsten over de uitvoering van externe maatregelen ∏

1. Voor dDe maatregelen die worden uitgevoerd wordt √ op grond van een of meer van de volgende instrumenten ∏:

⎢ 1995/2006 art. 1.100(a) (aangepast)

? nieuw

a) a) een financieringsovereenkomst opgesteld tussen de Commissie, die namens de Gemeenschappen optreedt, en het begunstigde derde land of de begunstigde derde landen of de door hen aangewezen organen, hierna „begunstigden” genoemd ? een entiteit als bedoeld in artikel 163 bis ⎪;

b) b) een contract of subsidieovereenkomst tussen de Commissie en de organisaties naar nationaal of internationaal publiekrecht of tussen de Commissie ende natuurlijke of rechtspersonen die met de uitvoering van de acties zijn belast.

⎢ 1995/2006 art. 1.100(b) (aangepast)

De voorwaarden van de externe steun worden vastgesteld in het instrument op grond waarvan de in de punten a) en b) van dit lid bedoelde financieringsovereenkomst of contracten of subsidies worden beheerd.

⎢ 1995/2006 art. 1.100(c) (aangepast)

? nieuw

2. oOvereenkomsten met Dde in lid 1, onder a), bedoelde financierings begunstigde derde landen ? entiteiten ⎪ worden uiterlijk op 31 december van het jaar n + 1 gesloten, n zijnde het jaar waarin de vastlegging werd goedgekeurd.

? In de overeenkomsten wordt de termijn bepaald waarbinnen de in lid 1 bis bedoelde entiteiten alle ⎪ De individuele contracten, subsidiebesluiten en subsidieovereenkomsten √ en subsidies ∏ waarmee deze financieringsovereenkomsten? de maatregel ⎪ ten uitvoer worden gelegd, ? afsluiten. Uitgezonderd voor multidonormaatregelen ⎪ worden uiterlijk √ bedraagt deze termijn maximaal ∏ drie jaar na de datum van vastlegging gesloten of goedgekeurd. √ sluiting van de overeenkomst, behalve: ∏

√a) voor ∏ Iindividuele contracten en overeenkomsten die betrekking hebben op controle en evaluatie kunnen later worden gesloten.;

∫ nieuw

b) in uitzonderlijke omstandigheden waar het gaat om:

- i) aan reeds gesloten contracten toegevoegde clausules;

- ii) individuele contracten die worden gesloten na de vervroegde be-eindiging van een bestaand contract;

- iii) verandering van met de uitvoering van de taken belaste entiteit.

⎢ 1995/2006 art. 1.100(d) (aangepast)

? nieuw

3. Lid 2 is niet van toepassing op de meerjarenprogramma's ? die uit gesplitste vastleggingskredieten worden uitgevoerd ⎪ in de onderstaande gevallen:

- de onderdelen ? omschakeling en institutionele opbouw, ⎪ grensoverschrijdende samenwerking, regionale ontwikkeling, ontwikkeling van menselijke hulpbronnen en plattelandsontwikkeling van een instrument voor pretoetredingssteun;

- het onderdeel grensoverschrijdende samenwerking van het Europees nabuurschaps- en partnerschapsbeleid.

In die gevallen gelden de volgende ? worden de kredieten automatisch door de Commissie vrijgemaakt overeenkomstig de sectorspecifieke ⎪ voorschriften:.

a) vastleggingen voor dergelijke meerjarenprogramma's worden ambtshalve doorgehaald wanneer zij uiterlijk 31 december van het derde jaar volgende op jaar n, zijnde het jaar waarin de vastlegging is gedaan:

i) niet zijn gebruikt om voorfinancieringen te betalen; of

ii) niet zijn gebruikt om tussentijdse betalingen te verrichten; of

iii) niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een uitgavendeclaratie;

b) het gedeelte van de op 31 december 2017 nog openstaande vastleggingen waarvoor uiterlijk op 31 december 2018 geen uitgavendeclaratie is ingediend, wordt ambtshalve doorgehaald.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

HOOFDSTUK 3

PLAATSING VAN OVERHEIDSOPDRACHTEN

ARTIKEL 167

√ Opdrachten voor externe maatregelen ∏

1. De bepalingen van artikel 56 en deel I, titel V, hoofdstuk 1, betreffende de algemene bepalingen voor de plaatsing van overheidsopdrachten zijn van toepassing op de opdrachten die onder deze titel vallen, behoudens de in de uitvoeringsvoorschriften opgenomen specifieke bepalingen betreffende de drempelwaarden en de modaliteiten voor het plaatsen van externe opdrachten. Aanbestedende diensten in de zin van dit hoofdstuk zijn:

a) de Commissie, namens en voor rekening van een of meer begunstigden √ derde landen ∏;

b) de begunstigde(n);

⎢ 1995/2006 art. 1.101(a) (aangepast)

? nieuw

c) organen naar nationaal of internationaal publiekrecht of natuurlijke of rechtspersonen die begunstigde zijn van een subsidie voor de uitvoering van een externe maatregel ? de in artikel 163 bedoelde entiteiten waaraan de overeenkomstige taken tot uitvoering van de begroting zijn toevertrouwd ⎪

⎢ 1995/2006 art. 1.101(b) (aangepast)

2. De procedures voor de plaatsing van opdrachten worden vastgesteld in de in artikel 166 bedoelde financieringsovereenkomsten, subsidiebesluiten of subsidieovereenkomsten.

∫ nieuw

3. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op de maatregelen die overeenkomstig artikel 110 op grond van sectorspecifieke basisbesluiten worden genomen in het kader van hulp in crisissituaties, operaties op het gebied van civiele bescherming en humanitaire hulp.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

? nieuw

Artikel 168

√ Regels betreffende de deelneming aan inschrijvingsprocedures ∏

1. De deelneming aan inschrijvingen staat onder gelijke voorwaarden open voor alle personen die vallen onder het toepassingsgebied van de Verdragen en, √ voor alle natuurlijke en rechtspersonen ∏ overeenkomstig de specifieke bepalingen van de basisbesluiten betreffende het betrokken samenwerkingsterrein, voor alle natuurlijke en rechtspersonen die onderdaan zijn van de begunstigde derde landen of enig ander derde land die uitdrukkelijk in deze besluiten worden genoemd.

2. In naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke ? de in artikel 49 genoemde ⎪ gevallen kunnen andere onderdanen van derde landen dan die bedoeld in lid 1 ? onder door de ordonnateur naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke omstandigheden ⎪aan aanbestedingen deelnemen overeenkomstig de specifieke bepalingen van de basisbesluiten betreffende het samenwerkingsterrein.

3. Wanneer een overeenkomst inzake de openstelling van opdrachten voor goederen en diensten waaraan de Gemeenschap deelneemt, dient te worden toegepast, staan de uit de begroting gefinancierde opdrachten onder de in die overeenkomst vastgestelde voorwaarden eveneens open voor andere onderdanen van derde landen dan die bedoeld in de leden 1 en 2.

⎢ 1995/2006 art. 1.102

HOOFDSTUK 4

SUBSIDIES

⎢ 1605/2002 (aangepast)

Artikel 169

√ Volledige financiering van een externe maatregel ∏

Een maatregel kan alleen volledig door de begroting worden gefinancierd indien dat noodzakelijk blijkt voor de uitvoering ervan.

⎢ 1995/2006 art. 1.103 (aangepast)

? nieuw

Artikel 169 bis

√ Regels betreffende subsidies voor externe maatregelen ∏

De subsidieprocedures die bij gedecentraliseerd √ indirect ∏ beheer door begunstigde derde landen ? de in artikel 163 bedoelde entiteiten ⎪ moeten worden toegepast, worden vastgesteld in de in artikel 166 bedoelde financieringsovereenkomsten √ tussen de Commissie en die entiteiten ∏.

∫ nieuw

Artikel 169 ter

Inkomsten uit een maatregel

De bevoegde ordonnateur kan de inkomsten uit een maatregel in mindering brengen op de in artikel 109, lid 4, bedoelde winst mits de subsidieovereenkomst voorziet in het voortbrengen van inkomsten en de inkomsten opnieuw worden geïnvesteerd om de duurzaamheid van de maatregel te verzekeren.

⎢ 1605/2002

HOOFDSTUK 5

NAZIEN VAN DE REKENINGEN

⎢ 1995/2006 art. 1.104 (aangepast)

Artikel 170

√ EU Audit in external action grants ∏

In elke overeenkomst tussen de Commissie en een in artikel 163 bedoelde entiteit wordt uitdrukkelijk bepaald dat de Commissie en de Rekenkamer bevoegd zijn bij alle contractanten en subcontractanten die middelen van de Gemeenschappen √ Unie ∏ hebben ontvangen, controles op stukken en controles ter plaatse uit te voeren.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

TITEL V

EUROPESE BUREAUS

ARTIKEL 171

√ De Europese bureaus ∏

1. Voor de toepassing van deze titel worden als „Europese bureaus” beschouwd, de administratieve structuren die door één of meer Europese instellingen zijn opgericht om specifieke horizontale taken uit te voeren.

⎢ 1995/2006 art. 1.105 (aangepast)

2. Deze titel is van toepassing op het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), met uitzondering van de artikelen 174, artikel 174 bis en artikel 175, lid 2.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

3. Deel I en deel III zijn van toepassing op de werking van de Europese bureaus, behoudens de in deze titel genoemde afwijkingen.

Artikel 172

√ Kredieten voor de bureaus ∏

1. De kredieten van elk Europees bureau, waarvan het totaalbedrag wordt opgevoerd op een specifiek begrotingsonderdeel binnen de begrotingsafdeling van de Commissie, worden in detail vermeld in een bijlage bij die afdeling.

Deze bijlage heeft de vorm van een staat van uitgaven en ontvangsten die op dezelfde wijze is onderverdeeld als de begrotingsafdelingen.

De in deze bijlage opgenomen kredieten dekken de totale financiële behoeften van elk Europees bureau in de uitoefening van zijn taak ten dienste van de instellingen van de Gemeenschappen.

2. De personeelsformatie van elk Europees bureau wordt toegevoegd aan die van de Commissie.

3. De directeur van elk Europees bureau beslist over de overschrijvingen binnen de in lid 1 bedoelde bijlage. De Commissie stelt de begrotingsautoriteit in kennis van deze overschrijvingen.

4. De rekeningen van elk Europees bureau maken integrerend deel uit van de in artikel 121 bedoelde rekeningen van de Unie.

⎢ 1995/2006 art. 1.106 (aangepast)

Artikel 173

√ Ordonnateur van de interinstitutionele bureaus ∏

De Commissie delegeert voor de in de bijlage voor elk Europees bureau opgenomen kredieten ordonnateursbevoegdheden aan de directeur van het betrokken bureau, overeenkomstig artikel 59.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

⎝1 1995/2006 art. 1.107

Artikel 174

√ De boekhouding van de interinstitutionele bureaus ∏

1. Elk interinstitutioneel Europees bureau stelt een analytische boekhouding van zijn uitgaven op waaruit het aandeel van de voor elk der instellingen verrichte diensten kan worden afgeleid. ⎝1 De directeur van het betrokken Europees bureau stelt, na goedkeuring door het directiecomité, de criteria vast volgens welke deze boekhouding wordt gevoerd ⎜.

2. De toelichting bij het speciale begrotingsonderdeel waarop het totaal van de kredieten van elk interinstitutioneel Europees bureau is opgevoerd, bevat een voorlopige raming van de kosten van de door het bureau voor elk van de instellingen verrichte diensten op basis van de in lid 1 bedoelde analytische boekhouding.

3. Elk interinstitutioneel Europees bureau deelt de resultaten van deze analytische boekhouding aan de betrokken instellingen mee.

⎢ 1995/2006 art. 1.108 (aangepast)

Artikel 174 bis

√ Delegatie van bevoegdheden aan interinstitutionele bureaus ∏

1. Elke instelling kan voor het beheer van de in haar eigen afdeling opgenomen kredieten ordonnateursbevoegdheden delegeren aan de directeur van een interinstitutioneel Europees bureau en stelt de grenzen en voorwaarden van deze delegatie van deze bevoegdheden vast.

2. De intern controleur van de Commissie kwijt zich van alle in deel I, titel IV, hoofdstuk 8, vastgestelde verantwoordelijkheden.

⎢ 1995/2006 art. 1.109 (aangepast)

Artikel 175

√ Diensten aan derden ∏

Wanneer de opdracht van een Europees bureau het verrichten van diensten onder bezwarende titel aan derden inhoudt, stelt de directeur, na goedkeuring van het directiecomité, de bijzondere bepalingen vast betreffende de voorwaarden voor het verrichten van deze diensten, alsook het voeren van de desbetreffende boekhouding.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

⎝1 1995/2006 art. 1.111(a)

⎝2 1995/2006 art. 1.111(b)

? nieuw

TITEL VI

ADMINISTRATIEVE KREDIETEN

ARTIKEL 177

√ Algemene bepalingen ∏

Deel I en deel III zijn van toepassing op de administratieve kredieten, behoudens de in deze titel genoemde afwijkingen.

Artikel 178

√ Vastleggingen ∏

1. Voor de uitgaven van dagelijks beheer mogen vanaf 15 november ? oktober ⎪ van elk jaar vervroegde vastleggingen worden verricht ten laste van de kredieten van het volgende begrotingsjaar. ⎝1 Deze vastleggingen mogen echter niet meer bedragen dan een vierde van de door de begrotingsautoriteit toegestane kredieten van het betrokken begrotingsonderdeel voor het lopende begrotingsjaar ⎜. Zij mogen geen betrekking hebben op nieuwe uitgaven die nog niet in beginsel zijn aanvaard in de laatste op regelmatige wijze vastgestelde begroting.

2. De uitgaven die op grond van wettelijke of contractuele bepalingen vooruit betaald moeten worden, zoals huur, mogen vanaf 1 december worden betaald ten laste van de kredieten van het volgende begrotingsjaar. ⎝2 In dat geval is het in lid 1 bedoelde maximum niet van toepassing ⎜.

Artikel 179

√ Specifieke bepalingen betreffende administratieve kredieten ∏

⎢ Rectificatie, PB L 025, 30.1.2003, blz. 43

1. Administratieve kredieten zijn niet-gesplitste kredieten.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

⎝1 Rectificatie, PB L 099, 14.4.2007, blz. 18

⎝1 2. De huishoudelijke √ administratieve ∏ uitgaven ⎜ die voortvloeien uit contracten voor perioden welke de duur van het begrotingsjaar overschrijden, hetzij overeenkomstig de plaatselijke gebruiken, hetzij met betrekking tot de levering van materieel, worden geboekt ten laste van de begroting van het begrotingsjaar waarin zij worden gedaan.

3. De instellingen stellen de twee takken van de begrotingsautoriteit zo spoedig mogelijk in kennis van ieder onroerendgoedproject dat aanzienlijke financiële gevolgen voor de begrotingsuitgaven kan hebben.

⎢ 1995/2006 art. 1.112

a) Indien een tak van de begrotingsautoriteit advies wil uitbrengen, stelt deze tak binnen twee weken na ontvangst van de gegevens over het onroerendgoedproject de betrokken instelling in kennis van zijn voornemen om een dergelijk advies te verstrekken. Indien geen van de takken van de begrotingsautoriteit reageert, kan de betrokken instelling de voorgenomen transactie uitvoeren uit hoofde van haar administratieve autonomie, onder voorbehoud van artikel 335 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 185 van het Euratom-Verdrag wat betreft de vertegenwoordiging van de Unie.

Het advies wordt binnen twee weken vanaf de kennisgeving aan de betrokken instelling toegezonden.

∫ nieuw

b) De instellingen vragen de goedkeuring van de begrotingsautoriteit voor de verwerving van onroerende activa en alle andere vastgoedprojecten die met een lening worden gefinancierd.

⎢ 1995/2006 art. 1.113 (aangepast)

? nieuw

TITEL VII

DESKUNDIGEN

ARTIKEL 179 BIS

√ Deskundigen ∏

In de uitvoeringsvoorschriften wordt een specifieke procedure opgenomen voor de selectie van ? natuurlijke personen als ⎪ deskundigen die op basis van een vaste vergoedingde instellingen bijstaan , in het bijzondervoor het beoordelen van voorstellen en subsidieaanvragen of van √ en ∏ offertes en het verstrekken van technische bijstand voor de follow-up en de eindbeoordeling van projecten die ten laste van de begroting worden gefinancierd ? advies in specifieke gevallen ⎪. √ Deze personen worden betaald op basis van een vast, van tevoren meegedeeld bedrag ∏ ? en geselecteerd op basis van hun professionele geschiktheid. De selectie geschiedt aan de hand van criteria die beantwoorden aan de beginselen van non-discriminatie, gelijke behandeling en afwezigheid van belangenconflicten. ⎪

⎢ 1605/2002

DEEL III

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

TITEL I

OVERGANGSBEPALINGEN

⎢ 1995/2006 art. 1.115 (aangepast)

Artikel 181

√ Overgangsbepalingen ∏

1. Wat de in artikel 155, lid 1, genoemde fondsen betreft, waarvoor de basisbesluiten vóór de toepassingsdatum van de onderhavige verordening zijn ingetrokken, mogen kredieten die uit hoofde van artikel 157, eerste alinea, zijn vrijgemaakt, worden wederopgevoerd in geval van een slechts aan de Commissie toe te rekenen kennelijke fout of overmacht met ernstige gevolgen voor de uitvoering van de door deze fondsen gesteunde acties.

2. De in artikel 95 bedoelde centrale gegevensbank wordt ingesteld per 1 januari 2009.

32. Wat betreft de kredietoverschrijvingen die betrekking hebben op beleidsuitgaven als vermeld in de verordeningen betreffende de structuurfondsen en het cohesiefonds voor de programmeringsperiode 2000-2006, waarvoor nog communautaire betalingen moeten worden verricht met het oog op de financiële afwikkeling van bedragen die de Gemeenschap, in afwachting van de beëindiging van de steunregeling, nog betaalbaar moet stellen, kan de Commissie kredieten overschrijven van de ene titel naar de andere, mits het om kredieten gaat die:

- voor dezelfde doelstelling bestemd zijn, of

- betrekking hebben op communautaire initiatieven of op technische bijstand en innoverende acties en worden overgeschreven naar maatregelen van dezelfde aard.

4. Artikel 30, lid 3, is voor het in artikel 148, lid 1, genoemde fonds voor het eerst van toepassing met betrekking tot de betalingen ten laste van de begroting 2008.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

? nieuw

TITEL II

SLOTBEPALINGEN

ARTIKEL 182

√ Verzoeken om informatie van de begrotingsautoriteit ∏

Het Europees Parlement en de Raad zijn gemachtigd alle terzake doende inlichtingen en verantwoordingen te verkrijgen die betrekking hebben op tot hun respectieve bevoegdheden behorende begrotingsvraagstukken.

Artikel 183

√ Goedkeuring van de uitvoeringsvoorschriften ∏

De Commissie stelt de uitvoeringsvoorschriften van deze verordening vast ? in een gedelegeerde verordening, overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie ⎪.

∫ nieuw

Artikel 183 a bis

Uitoefening van de delegatie

1. De bevoegdheid om de in artikel 183 bedoelde gedelegeerde handeling vast te stellen, wordt aan de Commissie verleend voor onbepaalde tijd.

2. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij daar tegelijkertijd het Europees Parlement en de Raad van in kennis.

3. De bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt de Commissie verleend onder de in de artikelen 183 a ter en 183 a quater gestelde voorwaarden.

∫ nieuw

Artikel 183 a ter

Intrekking van de delegatie

1. De bevoegdheidsdelegatie bedoeld in artikel 183 kan door het Europees Parlement of de Raad te allen tijde worden ingetrokken.

2. De instelling die een interne procedure is begonnen om te besluiten of zij de bevoegdheidsdelegatie wenst in te trekken, brengt de andere instelling en de Commissie hiervan op de hoogte binnen een redelijke termijn voordat een definitief besluit wordt genomen en geeft daarbij aan welke gedelegeerde bevoegdheden mogelijk worden ingetrokken en waarom.

3. Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in het besluit worden vermeld. Het besluit treedt onmiddellijk in werking of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld. Het laat de geldigheid van reeds in werking zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. Het wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie .

∫ nieuw

Artikel 183 a quater

Bezwaar tegen gedelegeerde handelingen

1. Het Europees Parlement en de Raad kunnen bezwaar aantekenen tegen de gedelegeerde handeling binnen twee maanden na de datum van kennisgeving. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze periode met een maand worden verlengd.

2. Indien bij het verstrijken van deze termijn het Europees Parlement noch de Raad bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, wordt deze bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en treedt zij in werking op de daarin vermelde datum.

Indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie hebben meegedeeld dat zij voornemens zijn geen bezwaar aan te tekenen, kan de gedelegeerde handeling vóór het verstrijken van de termijn worden gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie en in werking treden.

3. Als het Europees Parlement of de Raad tegen een gedelegeerde handeling bezwaar maakt, treedt die niet in werking. De instelling die bezwaar maakt, motiveert haar bezwaar tegen de gedelegeerde handeling.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

Artikel 184

√ Herziening ∏

Elke drie jaar en Deze verordening wordt herzien telkens wanneer zulks nodig is, wordt deze verordening opnieuw bezien volgens de procedure van artikel 322 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 279 van het EG-Verdrag en artikel 183 van het Euratom-Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, na toepassing van de overlegprocedure, indien het Europees Parlement hierom verzoekt.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

⎝1 1995/2006 art. 1.116(a)

? nieuw

Artikel 185

√ Financiële kaderregeling voor agentschappen en organen opgericht bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie ∏

1. ? Overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie ⎪ ⎝1 stelt Dde Commissie stelt een financiële kaderregeling vast voor de door de Gemeenschappen √ bij dat Verdrag en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie ∏ opgerichte organen met rechtspersoonlijkheid die daadwerkelijk subsidies √ bijdragen ∏ ten laste van de begroting √ van de Unie ∏ ontvangen. ⎜

? De financiële kaderregeling is gebaseerd op de in deze verordening vervatte beginselen en regels. ⎪

De financiële regelingen voor deze organen mogen slechts van de kaderregeling afwijken indien voor zover hun de specifieke vereisten van hun taakverrichting dit noodzakelijk maakt behoeften zulks vereisen, en met voorafgaande instemming van de Commissie. ? Er kan niet worden afgeweken van de in deel I, titel II, vastgestelde begrotingsbeginselen, van het beginsel van gelijke behandeling van marktdeelnemers en van specifieke bepalingen van de basisbesluiten waarbij die organen zijn opgericht. ⎪

2. De kwijting voor de uitvoering van de begroting van de in lid 1 bedoelde organen wordt verleend door het Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad.

3. Ten aanzien van de in lid 1 bedoelde organen oefent de intern controleur van de Commissie dezelfde bevoegdheden uit als die welke hem zijn toegekend met betrekking tot de diensten van de Commissie.

? 4. Tenzij anders is bepaald in het basisbesluit tot oprichting van een in lid 1 bedoeld orgaan, onderzoekt de Rekenkamer de wettigheid en de regelmatigheid van de uitgaven en ontvangsten van dat orgaan voordat de rekeningen ervan worden geconsolideerd met die van de Commissie. Voor dit onderzoek wordt uitgegaan van het controleverslag van een onafhankelijke externe controleur die door het orgaan wordt aangesteld om na te gaan of de rekeningen van het orgaan in overeenstemming zijn met artikel 123 van deze verordening. ï

? 5. De bepalingen van de artikelen 183 a bis, 183 a ter en 183 a quater zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van dit artikel. ⎪

∫ nieuw

Artikel 185 bis

Financiële modelregeling voor publiek-private partnerschapsorganen

De bij een basisbesluit opgerichte organen met rechtspersoonlijkheid waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap in de zin van artikel 53, lid 1, punt 2, onder e), is toevertrouwd, stellen hun financiële regels vast.

Deze regels omvatten een in het bijzonder op artikel 53 ter van deze verordening geïnspireerd geheel van beginselen dat een goed financieel beheer van de middelen van de Unie waarborgt en wordt neergelegd in een lichte financiële modelregeling, door de Commissie vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

De bepalingen van de artikelen 183 a bis, 183 a ter en 183 a quater zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van dit artikel.

∫ nieuw

Artikel 185 ter

Specifieke bepalingen betreffende het Voorzieningsagentschap van Euratom

De administratieve uitgaven uit de kredieten waarin de begroting van de Unie voorziet voor het Voorzieningsagentschap van Euratom dat is opgericht bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, worden uitgevoerd overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van deze verordening en de in de uitvoeringsvoorschriften bij deze verordening vastgestelde nadere bepalingen.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

? nieuw

Artikel 186

√ Intrekking ∏

Het Financieel Reglement van 21 december 1977 √ Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 ∏ wordt ingetrokken, met uitzondering van artikel 53 ter, dat van toepassing blijft op alle vóór 31 december 2013 gedane vastleggingen van de in artikel 155 bedoelde middelen.

Verwijzingen naar het ingetrokken Financieel Reglement gelden als verwijzingen naar deze verordening, volgens de concordantietabel in de bijlage II.

Artikel 187

√ Inwerkingtreding ∏

Deze verordening treedt in werking op de twintigste derde dag volgende op die van haar √ na de ∏ bekendmaking √ ervan ∏ in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen Unie .

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2003 ? de datum van inwerkingtreding van de verordening van de Commissie tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/200 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften voor het Financieel Reglement, en uiterlijk met ingang van 1 januari 2012 ⎪.

∫ nieuw

Artikel 53 bis is van toepassing met ingang van de datum waarop de nieuwe regels voor de overeenkomstig dat artikel onder gedeeld beheer staande Structuurfondsen, het Cohesiefonds, het Europees Visserijfonds, het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling en de fondsen op het gebied van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid van toepassing worden uit hoofde van het voor de periode na 1 januari 2014 vast te stellen meerjarig financieel kader.

⎢ 1605/2002 (aangepast)

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te […],[…]

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De voorzitter De voorzitter

[…] […]

BIJLAGE

CONCORDANTIETABEL

(bedoeld in artikel 186)

Financieel Reglement van 21 december 1977 | Financieel Reglement van 25 juni 2002 |

Deel I — Bepalingen van toepassing op de algemene begroting der Europese gemeenschappen | Deel I — Gemeenschappelijke bepalingen |

Titel I: Algemene beginselen | Titel II: Begrotingsbeginselen |

Artikel 1, 1.1 | Artikel 4, 4.1 en 4.2 |

Artikel 1, 1.2 | Artikel 6 |

Artikel 1, 1.3 | Artikel 179, 179.2 |

Artikel 1, 1.4 en 1.5 | Artikel 7 |

Artikel 1, 1.6 | Geschrapt |

Artikel 1, 1.7 | Artikel 77, 77.3 |

Artikel 2 | Artikelen 27 en 48, 48.2 |

Artikel 3 | Artikel 28 |

Artikel 4, 4.1 | Artikel 17 |

Artikel 4, 4.2 | Artikelen 17 en 18 |

Artikel 4, 4.3 | Artikel 19 |

Artikel 5 | Artikel 5 |

Artikel 6 | Artikelen 6 en 8 |

Artikel 7, 7.3 | Artikel 9.1, 9.2, 9.4 en 9.6 |

Artikel 7, 7.2 | Artikel 9.1, 9.2, 9.3, 9.5 en 9.6 |

Artikel 7, 7.3 | Geschrapt |

Artikel 7, 7.4 | Artikel 10 |

Artikel 7, 7.5 | Artikel 9.1 |

Artikel 7, 7.6 | Artikelen 11 en 157 |

Artikel 7, 7.7 | Geschrapt, behalve artikel 156, 156.3 |

Artikel 7, 7.8 | Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183 |

Artikel 7, 7.9 | Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183 |

Artikel 8, 8.1 | Artikel 12 |

Artikel 8, 8.2 en 8.3 | Artikelen 150, 150 en 178 |

Artikel 9 | Artikel 13 |

Artikel 10 | Artikel 29, 29.2 |

Artikel 11 | Artikel 16 |

Titel II: Opstelling en structuur van de begroting | Titel III: Opstelling en structuur van de begroting |

Afdeling I: Opstelling van de begroting | Hoofdstuk 1: Opstelling van de begroting |

Artikel 12 | Artikel 31 |

Artikel 13 | Artikel 33 |

Artikel 14 | Artikel 34 |

Artikel 15, behalve 15.2 | Artikel 37 |

Artikelen 15, 15.2, en 16, 16.2 | Artikel 38 |

Artikel 16, 16.1 | Artikel 35 |

Artikel 17 | Artikel 36 |

Artikel 18 | Artikel 39 |

Afdeling II: Structuur en inrichting van de begroting | Hoofdstuk 2: Structuur en inrichting van de begroting |

Artikel 19, 19.1 | Artikelen 40 en 41 |

Artikel 19, 19.2 en 19.3 | Artikel 41 |

Artikel 19, 19.4 | Artikel 43 |

Artikel 19, 19.5 | Artikel 44 |

Artikel 19, 19.6 | Geschrapt |

Artikel 19, 19.7 | Artikel 30, 30.3 |

Artikel 19, 19.8 | Artikel 45 |

Artikel 20, behalve 20.4 | Artikel 46 |

Artikel 20, 20.4 | Artikel 47 |

Titel III: Uitvoering van de begroting | Titel IV: Uitvoering van de begroting |

Afdeling I: Bepalingen van algemene aard | Hoofdstuk 1: Bepalingen van algemene aard |

Artikel 21 | Artikel 58 |

Artikel 22, 22.1 | Artikelen 48 en 49 |

Artikel 22, 22.2 | Artikelen 50, 54.1 en 57.1 |

Artikel 22, 22.3 | Geschrapt |

Artikel 22, 22.4 | Artikelen 51, 52 en 59 |

Artikel 22, 22.4 bis | Artikel 56 |

Artikel 22, 22.5 | Artikel 1.2 |

Artikel 23 | Artikel 84 |

Artikel 24 | Geschrapt |

Artikel 24 bis | Artikelen 85 en 86 |

Artikel 25 | Artikel 61 |

Artikel 26, 26.1 | Artikel 21 |

Artikelen 26, 26.2 en 26.4 | Artikel 22 |

Artikel 26, 26.3 | Artikel 23 |

Artikel 26, 26.5 | Artikel 24 |

Artikel 26, 26.6 en 7 | Geschrapt |

Artikel 26, 26.8 en 9 | Artikel 25 |

Artikel 26, 26.10 en 11 | Artikel 26 |

Artikel 27, 27.1 | Artikel 20, 20.1 |

Artikel 27, 27.2 en 5 | Geschrapt |

Artikel 27, 27.2 bis | Artikel 20, 20.2 |

Artikel 27, 27.3 | Geschrapt |

Artikel 27, 27.4 | Artikel 20, 20.3 |

Afdeling II: Begrotingsontvangsten en beheer van de financiële middelen | Hoofdstuk 5: Ontvangsten |

Artikel 28, 28.1 | Artikel 70, 70.1 |

Artikel 28, 28.2 | Artikel 71, 71.2 |

Artikel 28, 28.3 | Artikel 70, 70.2 |

Artikel 28 bis | Artikel 74 |

Artikel 29 | Artikel 73 |

Artikel 30 | Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183 |

Artikel 31 | Artikel 69 |

Artikel 32 | Artikel 15 |

Artikel 33 | Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183 |

Artikel 34 | Artikel 131 |

Artikel 35 | Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183 |

Afdeling III: Aangaan van betalingsverplichtingen, betaalbaarstelling, verstrekking van betalingsopdrachten en betaling van uitgaven | Hoofdstuk 6: Uitgaven |

Artikel 36 | Artikelen 77, 77.1 en 2 en 166, 166.2 |

Artikel 37 | Geschrapt |

Artikel 38 | Geschrapt |

Artikel 39 | Geschrapt |

Artikel 40 | Artikel 79 |

Artikel 41 | Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183 |

Artikel 42 | Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183 |

Artikel 43 | Artikel 80 |

Artikel 44 | Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183 |

Artikel 45 | Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183 |

Artikel 46 | Artikel 81 |

Artikel 47 | Geschrapt |

Artikel 48 | Geschrapt |

Artikel 49 | Artikel 71, 71.4 |

Artikel 50 | Geschrapt |

Artikel 51, 51.1 | Geschrapt |

Artikel 51, 51.2 | Artikel 82 |

Artikel 51, 51.3 | Geschrapt |

Artikel 52 | Geschrapt |

Artikel 53 | Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183 |

Artikel 54 | Artikel 63 |

Afdeling IV: Formatiebewaking |

Artikel 55 | Geschrapt |

Titel IV: Sluiten van overeenkomsten, inventaris en boekhouding | Titel V: Plaatsing van overheidsopdrachten |

Afdeling I: Overeenkomsten inzake leveringen, werken en diensten, alsmede koop- en huurovereenkomsten |

Artikel 56 | Artikel 105 |

Artikel 57 | Geschrapt |

Artikel 58, 58.1 | Artikelen 88, 89, 89.2 en 91 |

Artikel 58, 58.2 | Artikel 90 |

Artikel 58, 58.3 | Artikel 97, 97.1 |

Artikel 58, 58.4 | Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183 |

Artikel 59 | Artikel 91, 91.2 |

Artikel 60 | Artikel 91, 91.3 |

Artikel 61 | Geschrapt |

Artikel 62 | Artikel 89, 89.1 |

Artikel 63 | Geschrapt |

Artikel 64 | Geschrapt |

Artikel 64 bis | Artikel 102 |

Afdeling II: Inventaris van de roerende en onroerende goederen | Titel VII: Rekening en verantwoording en boekhouding |

Hoofdstuk 4: Inventaris van de vaste activa |

Artikel 65 | Artikel 138, 138.1 |

Artikel 66 | Artikel 138, 138.2 |

Artikel 67 | Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183 |

Artikel 68 | Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183 |

Afdeling III: Boekhouding | Hoofdstuk 3: Boekhouding |

Artikel 69 | Artikelen 132 en 133 |

Artikel 70 | Artikelen 132, 133, 134 en 137 |

Artikel 70 bis | Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183 |

Artikel 71 | Geschrapt |

Artikel 72 | Artikelen 132, 132.3 en 136 |

Titel V: Aansprakelijkheid van ordonnateurs, financiële controleurs, rekenplichtigen en beheerders van gelden ter goede rekening | Titel IV: Uitvoering van de begroting Hoofdstuk 4: Verantwoordelijkheid van de financiële actoren |

Artikel 73 | Artikel 66 |

Artikel 74 | Geschrapt |

Artikel 75, 75.1 | Artikel 67 |

Artikel 75, 75.2 | Artikel 68 |

Artikel 75, 75.3 | Geschrapt |

Artikel 75, 75.4 | Geschrapt |

Artikel 75, 75.5 | Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183 |

Artikel 76 | Artikel 65, 65.2 |

Artikel 77 | Geschrapt |

Titel VI: Rekening en verantwoording — nazien van de rekeningen | Titel VII: Rekening en verantwoording en boekhouding Hoofdstuk 1: Rekening en verantwoording |

Artikel 78 | Artikel 128 |

Artikel 79 | Artikel 128 |

Artikel 80 | Artikelen 122 en 127 |

Artikel 81 | Artikelen 126 en 128 |

Artikel 82 | Artikel 128, 128.2 |

Artikel 83, 83.1 | Artikel 140, 140.3 |

Artikel 83, 83.2 tot 4 | Artikel 139 |

Artikel 84 | Geschrapt |

Artikel 85 | Artikel 140, 140 en 2 |

Artikel 86 | Artikel 141 |

Artikel 87 | Artikel 142, 142.1 tot 5 |

Artikel 88 | Artikel 143 |

Artikel 88 bis | Geschrapt |

Artikel 89, 89.1 | Artikel 145, 145.1 |

Artikel 89, 89.2, 3 en 5 | Artikel 146 |

Artikel 89, 89.4 | Artikel 145, 145 en 3 |

Artikel 89, 89.6 | Geschrapt |

Artikel 89, 89.7 en 8 | Artikel 147 |

Artikel 89, 89.9 en 10 | Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183 |

Artikel 90 | Artikel 144 |

Titel VII: Bijzondere bepalingen van toepassing op de kredieten voor onderzoek en technologische ontwikkeling (oto) | Deel II: Bijzondere bepalingen Titel III: Onderzoek |

Artikel 91 | Artikel 160, 160.1 |

Artikel 92, 92.1 en 2 | Artikel 160, 160.1 |

Artikel 92, 92.3 | Artikel 161, 161.1 |

Artikel 92, 92.4 | Artikel 161, 161.3 |

Artikel 93 | Geschrapt |

Artikel 94 | Geschrapt |

Artikel 95 | Artikel 161, 161.4 |

Artikel 96, 96.1 en 4 | Artikel 161, 161.2 |

Artikel 96, 96.2 en 3 | Geschrapt |

Artikel 97 | Geschrapt |

Titel VIII: Bijzondere bepalingen voor het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie | Deel II: Bijzondere bepalingen Titel I: Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie |

Artikel 98 | Artikel 148 |

Artikel 99, 99.1 | Artikel 150, 150.1 en 2 |

Artikel 99, 99.2 | Geschrapt |

Artikel 100 | Artikel 151, 151.1 |

Artikel 101 | Artikel 152 |

Artikel 102 | Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183 |

Artikel 103 | Artikel 151, 151.2 |

Artikel 104 | Artikel 153 |

Titel IX: Bijzondere bepalingen betreffende hulp aan derde landen | Deel II: Bijzondere bepalingen Titel IV: Externe maatregelen |

Afdeling I: Bepalingen van algemene aard | Hoofdstuk 1: Bepalingen van algemene aard |

Artikel 105, 105.1 en 2 | Artikel 162 |

Artikel 105, 105.3 | Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183 |

Artikel 105, 105.4 | Geschrapt |

Artikel 105, 105.5 | Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183 |

Artikel 106, 106.1 | Artikel 166 |

Artikel 106, 106.2 | Geschrapt |

Artikel 106, 106.3 | Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183 |

Afdeling II: Uitvoering | Hoofdstuk 2: Uitvoering van de maatregelen |

Artikel 107 | Geschrapt |

Artikel 108 | Geschrapt |

Artikel 109 | Geschrapt |

Artikel 110 | Geschrapt |

Artikel 111 | Geschrapt |

Afdeling III: Sluiten van overeenkomsten | Hoofdstuk 3: Plaatsing van overheidsopdrachten |

Artikel 112 | Artikel 167, 167.1 |

Artikel 113 | Artikel 167, 167.2 |

Artikel 114 | Artikel 168 |

Artikel 115 | Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183 |

Artikel 116 | Geschrapt |

Artikel 117 | Geschrapt |

Artikel 118 | Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183 |

Artikel 119 | Geschrapt |

Afdeling IV: Nazien van de rekeningen | Hoofdstuk 4: Nazien van de rekeningen |

Artikel 120 | Artikel 170 |

Titel X: Bijzondere bepalingen voor het beheer van de kredieten betreffende het personeel van de bureaus en de buitenkantoren in de Gemeenschap, alsook van de delegaties buiten de Gemeenschap en de desbetreffende huishoudelijke uitgaven | Geschrapt |

Artikel 121 | Geschrapt |

Artikel 122 (geschrapt) | Geschrapt |

Artikel 123 | Geschrapt |

Titel XI: Bijzondere bepalingen voor de financiële deelneming van derden of van diverse organisaties aan activiteiten van de Gemeenschap | Geschrapt |

Afdeling I: Bepalingen van algemene aard |

Artikel 124 tot 126 | Artikel 18, lid 1, onder d) |

Afdeling II: Bepalingen voor de in het kader van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte geplande deelnemingen |

Artikel 127 tot 132 | Artikel 18, lid 1, onder d) |

Titel XI bis: Bijzondere bepalingen betreffende de sancties bedoeld in afdeling 4 van Verordening (EG) nr. 1467/97 |

Artikel 132 bis | Artikel 18, lid 1, onder b) |

Titel XII: Bijzondere bepalingen voor het Bureau voor Officiële Publicaties der Europese Gemeenschappen | Titel V: Europese bureaus |

Artikel 133 | Artikel 171 tot 175 |

Deel II: Bepalingen van toepassing op de verrichtingen terzake van opgenomen en verstrekte leningen van de Europese Gemeenschappen |

Artikel 134 | Artikel 130 |

Artikel 135 | Verwezen naar het reglement bedoeld in artikel 183 |

Artikel 136 | Geschrapt |

Artikel 137 | Artikel 142, 142.6 |

Deel III: Overgangs- en slotbepalingen | Deel III: Overgangs- en slotbepalingen |

Artikel 138 | Artikel 182 |

Artikel 139 | Artikel 183 |

Artikel 140 | Artikel 184 |

Artikel 141 | Artikel 186 |

Artikel 142 | Artikel 185 |

Artikel 143 | Artikel 187 |

BIJLAGE I

Ingetrokken verordening en opeenvolgende wijzigingen ervan

Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad | (PB L 248 van 16-9-2002, blz. 1) |

Verordening (EG, Euratom) nr. 1995/2006 van de Raad van 13 december 2006 | (PB L 390 van 30-12-2006, blz. 1) |

Verordening (EG) nr. 1525/2007 van 17 december 2007 | (PB L 343 van 27-12-2007, blz. 9) |

BIJLAGE V

Concordantietabel

Verordening (EG, Euratom) Nr. 1605/2002 | Deze verordening |

Artikel 1 |

- | Bijlage I |

Bijlage | Bijlage II |

________

[1] Verordening nr. 1605/2002 van de Raad van 26.6.2002.

[2] Mededeling COM(2010) 2020 van de Commissie, punt 3.2.

[3] PB C 77 van 28.3.2002, blz. 1.

[4] Verordening nr. 2342/2002 van de Commissie van 23 december 2002.

[5] COM (2010) 85 van 24.3.2010.

[6] COM (2010) 71 van 3.3.2010.

[7] http://ec.europa.eu/budget/library/consultations/FRconsult2009/draft_report_en.pdf

[8] Artikel 2 FR.

[9] Artikel 310, lid 6, VWEU.

[10] Artikel 290 VWEU bepaalt dat de wetgevende autoriteit aan de Commissie de bevoegdheid kan overdragen "niet-wetgevingshandelingen van algemene strekking vast te stellen ter aanvulling of wijziging van bepaalde niet-essentiële onderdelen van de wetgevingshandeling", in dit geval het FR.

[11] De financiële programmering wordt tweemaal per jaar aan de begrotingsautoriteit meegedeeld overeenkomstig punt 20 van het Interinstitutioneel Akkoord (IIA) tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende samenwerking in begrotingszaken (zie COM(2010) 73 van 3.3.2010). Deze bepaling is in het huidige IIA punt 46.

[12] Richtlijn nr. 2004/18/EG.

[13] PB C 162 van 5.6.2001, blz. 1, en PB C 92 van 17.4.2002, blz. 1.

[14] PB C […] van […], blz. […].

[15] PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

[16] PB L 356 van 31.12.77, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, EGKS, Euratom) nr. 762/2001 (PB L 111 van 20.4.2001, blz. 1).

[17] √PB L 357 van 31.12.2002, blz. 1. ∏

[18] PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.

[19] C(2009) 4264 van [datum].

[20] PB L 134 van 30.4.2004, blz. 114.

[21] PB L 297 van 15.11.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1524/2007 (zie blz. 5 van dat Publicatieblad).

[22] √PB L 222 van 14.8.1978, blz. 11. ∏

[23] PB L 161 van 26.6.1999, blz. 1.

[24] PB L 198 van 21.7.2001, blz. 1.

[25] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

[26] PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31. Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

[27] PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

[28] PB L 11 van 16.1.2003, blz. 1.

[29] PB L 134 van 30.4.2004, blz. 114. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2083/2005 (PB L 333 van 20.12.2005, blz. 28).

[30] PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 320/2006 (PB L 58 van 28.2.2006, blz. 42).

[31] PB L 270 van 21.10.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1405/2006 (PB L 265 van 26.9.2006, blz. 1).

[32] Verordening (EG) nr. 1290/2005.

[33] Verordening (EG) nr. 1080/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 1).

[34] Verordening (EG) nr. 1081/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende het Europees Sociaal Fonds (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 12).

[35] Verordening (EG) nr. 1084/2006 van de Raad van 11 juli 2006 tot oprichting van het Cohesiefonds (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 79).

[36] Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds (PB L 223 van 15.8.2006, blz. 1).

Top