EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010IP0282

Albanië Resolutie van het Europees Parlement van 8 juli 2010 over Albanië

OJ C 351E, 2.12.2011, p. 85–92 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

2.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 351/85


Donderdag 8 juli 2010
Albanië

P7_TA(2010)0282

Resolutie van het Europees Parlement van 8 juli 2010 over Albanië

2011/C 351 E/13

Het Europees Parlement,

gezien de conclusies van het voorzitterschap na de Europese Raad van 19 en 20 juni 2003 in Thessaloniki over het vooruitzicht van de toetreding van de westelijke Balkanlanden tot de Europese Unie,

gezien de mededeling van de Commissie over de uitbreidingsstrategie en de voornaamste uitdagingen voor 2009-2010 (COM(2009)0533) en het bijbehorende voortgangsverslag 2009 over Albanië (SEC(2009)1337) van 14 oktober 2009,

gezien Besluit 2008/210/EG van de Raad van 18 februari 2008 over de beginselen, prioriteiten en voorwaarden die zijn opgenomen in het Europese partnerschap met Albanië en tot intrekking van Besluit 2006/54/EG (1),

gezien de eerste bijeenkomst van het Parlementair Stabilisatie- en associatiecomité EU-Albanië, die plaatsvond op 3 en 4 mei 2010,

gezien de conclusies van de bijeenkomst van de Stabilisatie- en Associatieraad EU-Albanië van 18 mei 2009,

gezien Besluit 2007/821/EG van de Raad van 8 november 2007 betreffende de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Albanië inzake de versoepeling van de afgifte van visa (2),

gezien de aanbevelingen van de zestiende interparlementaire vergadering EU-Albanië van 19 en 20 maart 2009,

gezien zijn beslissing om de frequentie van de politieke dialoog met Albanië op parlementair niveau te verhogen in het licht van de inwerkingtreding van de stabilisatie- en associatieovereenkomst,

gezien Resolutie 1709(2010) van de Raad van Europa over het functioneren van de democratische instellingen in Albanië,

gelet op artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat in de hernieuwde consensus over de uitbreiding van de EU, zoals uitgedrukt in de conclusies van de Europese Raad van 14 en 15 december 2006, wordt herhaald dat de toekomst van de westelijke Balkan in de EU ligt,

B.

overwegende dat het vooruitzicht van toetreding tot de EU een stimulans vormt voor verscheidene hervormingen in de landen van de westelijke Balkan en een constructieve rol kan spelen bij het vergroten van de capaciteit voor vrede, stabiliteit en conflictpreventie in de regio, het verbeteren van de nabuurschapsbetrekkingen en het lenigen van economische en sociale behoeften door duurzame ontwikkeling; overwegende dat een geloofwaardig toetredingsperspectief niet louter de afwikkeling van een administratief-technische procedure inhoudt, maar ook een echt politiek engagement van de verantwoordelijke besluitvormers in de lidstaten vergt,

C.

overwegende dat de stabilisatie- en associatieovereenkomst met Albanië op 1 april 2009 in werking is getreden; overwegende dat het land zich op 28 april 2009 kandidaat heeft gesteld voor EU-lidmaatschap en op 14 april 2010 de antwoorden op de pretoetredingsvragenlijst van de Commissie heeft ingediend; overwegende dat de Commissie haar advies daarover aan het opstellen is,

D.

overwegende dat de voortgang van elk land in de richting van EU-lidmaatschap afhangt van de inspanningen van dat land om te voldoen aan de criteria van Kopenhagen en aan de voorwaarden van het stabilisatie- en associatieproces,

1.

bevestigt, in overeenstemming met de conclusies van de Europese Raad van 19 en 20 juni 2003 in Thessaloniki, de verklaring van Salzburg van 11 maart 2006 en de daaropvolgende conclusies van de Raad ter zake, zijn volledige steun voor het verzoek van Albanië om toetreding tot de EU (en de toekomstige verzoeken van alle andere landen van de westelijke Balkan om toetreding tot de EU), zodra het land een zeker niveau van politieke stabiliteit en betrouwbaarheid heeft bereikt en volledig aan de criteria van Kopenhagen voldoet;

2.

erkent dat Albanië vooruitgang heeft geboekt met het hervormingsproces, maar onderstreept dat er verdere, aanzienlijke inspanningen nodig zijn voor het consolideren van de democratie en de rechtsstaat en voor de duurzame ontwikkeling van het land;

3.

constateert met tevredenheid dat Albanië op 14 april 2010 heeft geantwoord op de vragenlijst van de Commissie met het oog op de opstelling van haar advies over het verzoek van Albanië om EU-lidmaatschap, en onderstreept tegelijkertijd dat de vorderingen van een kandidaat-lidstaat op weg naar EU-lidmaatschap afhankelijk zijn van de mate waarin het voldoet aan de criteria van Kopenhagen, onder meer wat betreft stabiele instellingen die de democratie garanderen;

4.

Spreekt de hoop uit dat de regering en oppositie in Albanië duidelijk begrijpen dat het overwinnen van de huidige politieke geschillen van het grootste belang is voor de voortgang van het land naar integratie in de EU en het tegemoetkomen aan de Europese aspiraties van de Albaniërs; herhaalt de conclusie van de bijeenkomst van de Raad Buitenlandse Zaken van 14 juni 2010 dat thans dringend werk moet worden gemaakt van een duurzame oplossing voor de huidige crisis en dat het de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de regering van Albanië en van de oppositie is om op transparante wijze en met volledige inachtneming van de Albanese grondwet snel met oplossingen en mogelijkheden voor verdere vorderingen te komen, zodat het land kan voortgaan op zijn weg naar de EU;

5.

betreurt de politieke en institutionele crisis die na de parlementsverkiezingen van juni 2009 in Albanië is uitgebroken, en onderstreept dat volledig functionerende representatieve instellingen (met name het parlement) de ruggengraat van een stabiel democratisch stelsel vormen en, als centrale prioriteit van het Europese partnerschap, een belangrijk criterium voor integratie in de EU zijn; is verheugd dat de oppositie heeft besloten actief aan de werkzaamheden van het Albanese parlement deel te nemen, maar betreurt dat er, ondanks het recente, door de EU gefaciliteerde overleg, nog steeds geen consensus over de verkiezingen van 2009 is; verzoekt alle politieke partijen met aandrang hun verantwoordelijkheid op zich te nemen en een constructieve politieke dialoog aan te gaan, onder meer over een nieuwe kieswet die bij toekomstige verkiezingen voor volledige transparantie zorgt; benadrukt dat deze patstelling alleen kan worden opgelost als de grondwet en de beginselen van transparantie volledig in acht worden genomen;

6.

is van mening dat de basisovereenkomst over de instelling van een parlementaire onderzoekscommissie naar het verloop van de parlementsverkiezingen van 2009 – waarin de oppositie het voorzitterschap en het merendeel van de leden krijgen en die gemachtigd is om het verkiezingsmateriaal te onderzoeken – zo spoedig mogelijk moet worden uitgevoerd; dringt erop aan dat deze commissie haar conclusies snel genoeg indient opdat het parlement ruim vóór de volgende lokale en regionale verkiezingen nieuwe wetgeving kan goedkeuren op basis van de bevindingen van deze onderzoekscommissie en de voorstellen van de OVSE/ODIHR;

7.

verzoekt de regering en de oppositie, indien zonder hulp van buitenaf geen oplossing kan worden gevonden, toe te stemmen in bemiddeling, bijvoorbeeld door daartoe gezamenlijk vertegenwoordigers van de Raad van Europa en/of het Europees Parlement uit te nodigen;

8.

dringt bij de Albanese autoriteiten aan op de opstelling en zo spoedig mogelijke tenuitvoerlegging van een op consensus gebaseerde hervorming van het reglement van het parlement, die transparantie zal verzekeren met betrekking tot de administratieve en financiële middelen, alsook kwalitatief hoogstaande wetgeving gebaseerd op uitgebreide expertise, betere toezichtmogelijkheden voor het parlement en adequate rechten en vertegenwoordiging van de oppositie in de parlementaire commissies en parlementaire activiteiten; roept beide zijden, meerderheid en oppositie, op om een constructieve dialoog aan te gaan met het oog op een open en transparant wetgevingsproces, in overleg met de relevante belanghebbenden en maatschappelijke organisaties, zodat belangrijke wetgeving, waaronder wetgeving waarvoor een drievijfdemeerderheid nodig is, onverwijld kan worden goedgekeurd;

9.

is verheugd over de verbeteringen in het juridische en administratieve kader voor het verkiezingsproces en stelt vast dat de Commissie van Venetië in haar gezamenlijk advies over de kieswet van de Republiek Albanië over het algemeen tot een positieve beoordeling is gekomen; constateert voorts dat de parlementsverkiezingen van juni 2009 volgens de beoordeling van de OVSE/ODIHR aan de meeste internationale normen voldaan hebben, maar dat het niet is gelukt het vertrouwen in het verkiezingsproces te versterken; wijst erop dat de aanbevelingen in het eindverslag van de OVSE/ODIHR over de parlementsverkiezingen van 2009 volledig ten uitvoer moeten worden gelegd, en vraagt zowel de meerderheid als de oppositie in het Albanese parlement daar onmiddellijk mee te beginnen;

10.

is teleurgesteld dat meerderheid en oppositie tijdens de vergaderingen van de Commissie parlementair recht voorafgaand aan de plenaire vergadering van het Albanese parlement van 18 maart 2010 geen akkoord hebben bereikt over de voorstellen betreffende de onderzoekscommissie naar de verkiezingen van 2009;

11.

wijst met nadruk op de dringende behoefte aan een partijoverschrijdende consensus over economische, politieke en sociale hervormingen, met als doel het welzijn van de Albanese burgers te vergroten en het land in staat te stellen voort te gaan op zijn weg naar EU-lidmaatschap;

12.

is verheugd dat de Commissie op 27 mei 2010 haar wetgevingsvoorstel inzake visumversoepeling heeft vastgesteld en vraagt de Commissie de komende maanden na te gaan of aan de resterende benchmarks wordt voldaan, zodat de Raad en het Parlement de visumvrijstelling voor Albanese onderdanen vóór eind 2010 kunnen goedkeuren;

13.

is verheugd dat in de resolutie die op 11 maart 2010 door het Albanese parlement is aangenomen, over de partijgrenzen heen politieke steun wordt betuigd voor de visumversoepeling;

14.

onderstreept dat de eerbiediging en bescherming van de mensenrechten en de rechten van minderheden de hoogste prioriteit toekomt;

15.

herhaalt dat de bescherming van persoonsgegevens altijd moet worden gegarandeerd en niet naar willekeur mag worden veronachtzaamd, en vraagt dat alle autoriteiten wetten uitvaardigen en optreden in overeenstemming met dit beginsel;

16.

is verheugd dat er met betrekking tot het rechtsstelsel vorderingen zijn gemaakt, maar onderstreept dat de uitvoering van de hervormingen zich nog in een vroege fase bevindt; is van mening dat justitiële hervormingen, ook wat de uitvoering van uitspraken van rechtbanken betreft, een belangrijke voorwaarde zijn voor de toetreding van Albanië tot de EU, en benadrukt het belang van de scheiding der machten in een democratische samenleving; benadrukt dat een transparant, onpartijdig en efficiënt rechtswezen, dat niet onderhevig is aan controle door de regering en andere pressies of controle, fundamenteel is voor de rechtsstaat, en vraagt om de dringende vaststelling van een allesomvattende langetermijnstrategie op dit vlak, met een stappenplan voor de vaststelling van de nodige wetgeving en uitvoeringsmaatregelen; roept de oppositie op om deel te nemen aan de opstelling van die strategie en haar volledige steun te verlenen aan de justitiële hervorming; beklemtoont bovendien dat het rechtswezen over voldoende financiële middelen moet beschikken om in het hele land doeltreffend te kunnen werken; ziet daarom uit naar nieuwe bijstandsinitiatieven van de Commissie en is in dit verband verheugd over de recente instelling van een rechtbank voor zware misdrijven in Tirana;

17.

is ingenomen met het feit dat het constitutionele hof de tenuitvoerlegging van de zuiveringswet heeft opgeschort en dat de wet momenteel wordt herzien; vraagt om een bredere raadpleging en consensus, in het bijzonder met de Commissie van Venetië, indien een nieuw wetsontwerp wordt opgesteld, en benadrukt dat het belangrijk is de onafhankelijkheid van de grondwettelijke instellingen te waarborgen;

18.

is verheugd over de maatregelen ter bestrijding van kleinschalige corruptie, en met name over de goedkeuring van het geïntegreerde actieplan voor corruptiebestrijding voor 2010; stelt vast dat corruptiebestrijding nog steeds een belangrijke politieke uitdaging vormt, dat de wetshandhaving en de strafvervolging nog steeds zwak zijn en dat er verdere, krachtdadige stappen moeten worden genomen om een eind te maken aan de straffeloosheid van mensen die zich schuldig maken aan corruptie; onderstreept dat er resultaten moeten worden geboekt op het vlak van strafrechtelijke onderzoeken en veroordelingen, ook in gevallen van corruptie op hoog niveau, en dat de recentste aanbevelingen van GRECO verder moeten worden toegepast, met name de aanbeveling over het inkorten van de lijst van functionarissen die onschendbaarheid genieten; is verheugd dat strategische documenten openbaar zijn gemaakt zodat er toezicht kan worden gehouden op de vorderingen met de uitvoering ervan; vraagt voorts dat een wetgevingskader voor volledige transparantie van de financiering van politieke partijen wordt ingevoerd;

19.

is ingenomen met de plannen om een instituut voor openbaar bestuur op te richten, vraagt om verdere maatregelen ter uitvoering van de strategie voor de hervorming van de overheidsadministratie, en vraagt dat de wet op het ambtenarenapparaat volledig ten uitvoer wordt gelegd, met onder meer een aangepast systeem voor humanresourcesmanagement; vestigt de aandacht op de gevaren van het politiseren van de overheidsadministratie door het gebruik van niet-transparante aanwervingsprocedures en het aanwerven van tijdelijke werknemers buiten de wet om, en vraagt dat de autoriteiten een eind maken aan deze praktijken en een gedepolitiseerd en op verdienste gebaseerd ambtenarenapparaat creëren, dat ook het vertrouwen van de burgers in het openbaar bestuur zou helpen versterken;

20.

onderstreept het cruciale belang van professionele, onafhankelijke en pluralistische publieke en particuliere media als hoeksteen van de democratie; is bezorgd over het feit dat weinig vooruitgang is geboekt met de vervollediging van het wetgevingskader voor de media; vraagt de autoriteiten met aandrang al het mogelijke te doen om het wetgevingskader in overeenstemming met de Europese normen goed te keuren en uit te voeren, en om te garanderen dat de media vrij blijven van politieke en andere inmenging, ook door de uitvoerende macht; is bezorgd over de politieke pressie die wordt uitgeoefend op de nationale raad voor radio en televisie en vraagt de verantwoordelijke autoriteiten de onafhankelijkheid van dit orgaan te verzekeren; vraagt om maatregelen om het bezit en de financiering van media transparant te maken; betreurt de afwezigheid van wettelijk vastgelegde arbeidsrechten voor journalisten, hetgeen hun vermogen tot objectiviteit en onafhankelijkheid ondermijnt, en dringt er bij de autoriteiten op aan de nodige stappen te nemen om deze situatie te verhelpen; vraagt met name dat de wetgeving inzake omroepdiensten wordt goedgekeurd en dat het burgerlijk wetboek wordt aangepast om smaad en laster te decriminaliseren; is verheugd dat de overheid geen beperkingen stelt aan de toegang tot het internet, en verzoekt de regering internettoegang op grotere schaal beschikbaar te maken voor alle burgers;

21.

is verheugd over de instelling van een wettelijk kader om bepaalde aspecten van de georganiseerde misdaad, waaronder het witwassen van geld, drugshandel en mensenhandel, aan te pakken en te voorkomen; neemt nota van de inspanningen ter bestrijding van de georganiseerde misdaad, maar wijst erop dat meer moet worden ondernomen op het gebied van handhaving en dat alle nodige personele en financiële middelen ter beschikking moeten worden gesteld om concrete resultaten te boeken; onderstreept het belang van efficiënt onderzoek en effectieve vervolging en bestraffing van overtreders; verheugt zich over het besluit om een interinstitutionele commissie op te richten die onder het voorzitterschap van de eerste minister maatregelen zal opstellen om de georganiseerde misdaad en drugs- en mensenhandel tegen te gaan; benadrukt dat vanwege de regionale vertakkingen van de georganiseerde misdaad grotere inspanningen moeten worden geleverd om de politiële en justitiële samenwerking met de buurlanden op te voeren, met onder meer gezamenlijke grenspatrouilles;

22.

benadrukt dat het veel belang hecht aan maatschappelijke organisaties en erkent dat de regering kleine stappen voorwaarts heeft gezet om deze organisaties te raadplegen over wetsontwerpen en lopende hervormingen; vraagt dat verdere maatregelen worden genomen met het oog op formele en grotere inspraak van het maatschappelijk middenveld bij de opstelling van het beleid en het toezicht op de uitvoering en doeltreffendheid van dit beleid op alle niveaus, ook wat de transparantie van maatschappelijke organisaties en de financiering daarvan betreft;

23.

onderstreept het belang van mobiliteitsprogramma's, met name voor jongeren, docenten en onderzoekers, en is van mening dat het aantal deelnemers aan dergelijke programma's moet worden verhoogd; is in dit verband ingenomen met de initiatieven om Albanese studenten studiemogelijkheden in de landen van de EU te bieden;

24.

erkent dat de grondwet weliswaar voorziet in basisrechten voor vakbonden, maar wijst erop dat vakbondsacties geregeld verhinderd worden en dat de beperkingen op stakingen binnen de overheidsdiensten en openbare voorzieningsbedrijven volgens internationale normen te ruim zijn; betreurt de recente verwerving van activa van de vakbonden door de Albanese regering; is verheugd over het feit dat het grondwettelijk hof de desbetreffende wet in zijn besluit van 22 april 2010 ongrondwettelijk heeft verklaard, en vraagt de regering de activa onverwijld te restitueren; vraagt de regering de vakbondsrechten zonder beperkingen te eerbiedigen en alle nodige wettelijke maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat alle werknemers, zowel in de openbare sector als in de privésector, het recht hebben lid te zijn van een vakbond;

25.

is ingenomen met de maatregelen die genomen zijn om de deelname van vrouwen aan het politieke leven te vergroten; is echter van mening dat het nationale comité voor gelijke kansen nog altijd zwak is en dat de wet inzake gendergelijkheid grotendeels dode letter blijft; vindt daarom dat er meer actie moet worden ondernomen om de inclusie van vrouwen op de arbeidsmarkt en hun deelname aan het besluitvormingsproces te bevorderen;

26.

is verheugd over de wetsherzieningen van de voorbije jaren met betrekking tot de bescherming van slachtoffers van huiselijk geweld en mensenhandel; erkent echter dat deze onvoldoende zijn en dat er verdere maatregelen moeten worden genomen, en maakt zich nog steeds ernstige zorgen over het courante voorkomen van huiselijk geweld en de wijdverspreide handel in vrouwen en kinderen voor seksuele uitbuiting en dwangarbeid; uit zijn bezorgdheid over het feit dat het aantal gemelde incidenten in dit verband is toegenomen, maar dat niet in alle gevallen een behoorlijk onderzoek wordt ingesteld door de politie of een beschermingsbevel wordt uitgevaardigd door de rechter; roept op tot de volledige uitvoering van de bestaande wetgeving die vrouwen en kinderen beschermt tegen alle vormen van geweld, en tot de goedkeuring en tenuitvoerlegging van een totaalsysteem voor hun bescherming en rehabilitatie, met verplichte en efficiënte registratie van alle kinderen en borelingen, onbeperkte en gratis juridische, sociale en psychologische hulpverlening aan slachtoffers, bewustmakingscampagnes binnen de samenleving, aangepaste opleiding van het personeel in wetshandhavingsinstanties en oprichting van een netwerk van opvangplaatsen (die voldoende talrijk en van afdoende kwaliteit moeten zijn en aan de uiteenlopende behoeften van slachtoffers van huiselijk geweld en mensenhandel moeten kunnen voldoen); vraagt de Commissie haar steun aan de Albanese autoriteiten in dit verband te intensiveren;

27.

erkent dat er vooruitgang is geboekt op het vlak van de bescherming van minderheden en dat in de meeste opzichten een adequaat institutioneel en wettelijk kader voor de bescherming van minderheden is ingesteld; stelt desalniettemin vast dat discriminatie nog altijd een probleem vormt in Albanië, met name wat betreft bevolkingsgroepen die kwetsbaar zijn voor discriminatie en wat betreft respect voor genderidentiteit en seksuele geaardheid, en dat er meer inspanningen, waaronder bewustmaking, nodig zijn om discriminatie te bestrijden; is in dit verband bezorgd over de recentelijk antihomodemonstratie in Albanië; onderstreept dat er meer inspanningen nodig zijn om de in het Europees partnerschap vastgestelde prioriteiten inzake minderheden te verwezenlijken, met name wat betreft het gebruik van minderheidstalen, onderwijs in minderheidstalen en non-discriminatie van leden van alle minderheden;

28.

is verheugd over de wijzigingen in het wetboek van strafrecht ter bestraffing van racistische misdrijven; waardeert de recente goedkeuring van de in samenwerking met maatschappelijke organisaties opgestelde antidiscriminatiewet en vraagt dat deze snel en effectief in de praktijk wordt gebracht; is met name ingenomen met de aanstelling van een onafhankelijke commissaris voor bescherming tegen discriminatie, die tot taak heeft de toepassing van de wet te controleren en klachten te onderzoeken; benadrukt daarnaast dat er dringend behoefte is aan accurate en betrouwbare statistische gegevens, die essentieel zijn er voor de doeltreffende uitvoering van antidiscriminatiemaatregelen, en wijst er in dit verband op dat de voor 2011 geplande nationale volkstelling moet worden uitgevoerd in overeenstemming met internationaal erkende normen die de volledige eerbiediging van het beginsel van vrijwillige zelfidentificatie waarborgen;

29.

roept op tot verdere inspanningen ter verbetering van de toestand van de Roma, die nog altijd in moeilijke omstandigheden leven en het slachtoffer blijven van discriminatie wat de toegang tot onderwijs, sociale bescherming, gezondheidszorg, werk en degelijke huisvesting betreft; is in dit verband ingenomen met het actieplan van de regering voor het decennium van de Roma-integratie, maar wijst erop dat plaatselijke overheden en gemeenschappen een centrale rol moeten spelen bij de uitvoering van dit actieplan en dat zij daartoe voldoende financiële middelen moeten krijgen; moedigt de verantwoordelijke autoriteiten aan om het actieplan ten uitvoer te leggen en op gezette tijden voortgangsverslagen te publiceren;

30.

erkent dat de armoede in de afgelopen jaren in aanzienlijke mate is teruggedrongen door een sterke reële groei van het bbp; wijst er evenwel op dat een aanzienlijk deel van de bevolking ondanks de economische vooruitgang nog steeds in armoede leeft en dat daarom aanhoudende inspanningen nodig zijn om de armoede verder te verminderen, met name in plattelands- en berggebieden;

31.

verheugt zich over de vooruitgang op het vlak van de preventie van foltering en mishandeling, ook in gevangenissen; vraagt om betere en menswaardige levensomstandigheden in de gevangenissen en om bestrijding van de wijdverbreide corruptie in het gevangenisbestuur; onderstreept dat er vooruitgang moet worden geboekt bij het verbeteren van de omstandigheden in penitentiaire inrichtingen, overeenkomstig de desbetreffende aanbevelingen die het Europees Comité inzake de voorkoming van folteringen en onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen (CPT) in 2008 heeft gedaan, en herinnert aan de conclusie van de ombudsman dat die omstandigheden niet voldoen aan de nationale en internationale mensenrechtennormen voor de detentie van gevangenen en de bestrijding van de wijdverbreide corruptie in het gevangenisbestuur;

32.

onderstreept dat de meeste rechtbanken geen ambtshalve rechterlijke toetsingen met betrekking tot psychiatrische patiënten uitvoeren, zodat dergelijke patiënten die tegen hun wil zijn opgenomen, niet door een rechter kunnen worden gehoord; herinnert aan het arrest van het Europees Hof voor de rechten van de mens in de zaak Dybeku tegen Albanië en verlangt garanties dat gevangenen met psychische stoornissen niet in inrichtingen worden opgenomen waar ook gevangen zonder een dergelijke stoornis worden vastgehouden;

33.

uit zijn bezorgdheid over het feit dat kinderen op grond van armoede onnodig in weeshuizen worden geplaatst en over de gevolgen op lange termijn voor en de ongelijke behandeling van volwassen wezen wat gelijke toegang tot sociale voorzieningen zoals huisvesting betreft;

34.

erkent dat de goede betrekkingen van Albanië met zijn buren uiterst belangrijk zijn voor de stabiliteit in de regio en prijst de recente positieve ontwikkeling van de betrekkingen tussen Albanië en Servië alsook de actieve deelname van Albanië aan regionale initiatieven zoals het samenwerkingsproces in Zuidoost-Europa, de Regionale Samenwerkingsraad, de Energiegemeenschap en de Centraal-Europese vrijhandelsovereenkomst (CEFTA), het Waarnemingscentrum voor vervoer in Zuidoost-Europa (SEETO) en de onderhandelingen over een verdrag tot oprichting van een vervoersgemeenschap; benadrukt dat regionale grensoverschrijdende samenwerking van essentieel belang is om problemen als mensenhandel aan te pakken;

35.

stelt met tevredenheid vast dat Albanië initiatieven heeft ontwikkeld om visumvrijstellingen voor buurlanden in te voeren als positieve stap om contacten tussen mensen te vergemakkelijken en verzoening in de regio te bevorderen; is van mening dat deze initiatieven parallel met het visumversoepelingsproces tussen de Schengenlanden en de westelijke Balkanlanden ten uitvoer dienen te worden gelegd;

36.

prijst Albanië om de economische groei die het zelfs in tijden van wereldwijde economische recessie doormaakt; wijst echter op de omvangrijke informele economie, de hoge werkloosheid en de niet-gereguleerde arbeidsmarkt in Albanië, die tot baanonzekerheid leiden en de rechten van de werknemers sterk ondermijnen; stelt vast dat het begrotingstekort en de staatsschuld stijgen;

37.

verwacht dat het instrument voor pretoetredingssteun (IPA) de economische situatie in Albanië zal helpen verbeteren; wijst er echter op dat de financieringsprogramma's in het kader van het IPA vergezeld moeten gaan van een doeltreffend evaluatiesysteem;

38.

is van mening dat Albanië moet blijven werken aan de uitvoering van het nodige economische beleid dat voor duurzame economische groei zorgt, het milieu beschermt en banen helpt scheppen; onderstreept het belang van de instandhouding van de macro-economische stabiliteit;

39.

constateert dat er weinig vooruitgang is geboekt met de consolidering van eigendomsrechten, wat de ontwikkeling van een functionerende grondmarkt in de weg staat; wijst erop dat het proces van de registratie van eigendommen, de inventarisatie van grond in overheidsbezit en eventuele compensatiebetalingen nog steeds aan transparantie te wensen overlaat en op billijke wijze moet worden afgerond, zonder discriminatie van personen die tot minderheden behoren; roept op tot verdere inspanningen met betrekking tot de eerste registratie van onroerend goed, de restitutie van eigendommen, de regularisatie van bouwmisdrijven en compensatiebetalingen;

40.

is ingenomen met de inspanningen van de Albanese autoriteiten om het ondernemingsklimaat te verbeteren door eenvoudigere procedures voor de registratie van ondernemingen en het aanvragen van vergunningen; benadrukt echter dat verdere verbeteringen nodig zijn, aangezien het Albanese ondernemingsklimaat nog steeds als een van de moeilijkste van de westelijke Balkan wordt beschouwd; vraagt de autoriteiten tal van tekortkomingen aan te pakken, bijvoorbeeld wat betreft de procedures voor het verkrijgen van eigendomtitels, de handhaving van overeenkomsten, de zwakke overheid en de wijdverspreide corruptie;

41.

onderstreept, rekening houdend met het feit dat een groot deel van de Albanese economie berust op geldoverschrijvingen van emigranten die in buurlanden wonen, de noodzaak om te blijven werken aan het overheidsbeleid en de overheidsinvesteringen ter verbetering van de infrastructuur op vlakken die van essentieel belang zijn voor een duurzame economische ontwikkeling en voor de sociale cohesie, zoals onderwijs, gezondheidszorg, justitie, transport en landbouw;

42.

onderstreept dat bijzondere aandacht moet uitgaan naar het veiligstellen van de energievoorziening en de diversificatie van energiebronnen en dat tegelijkertijd ook de energie-efficiëntie moet worden verbeterd, en herhaalt dat verdere vorderingen moeten worden gemaakt met de tenuitvoerlegging van de wet inzake energie-efficiëntie van 2005; vestigt met name de aandacht op het grote potentieel van Albanië wat betreft hernieuwbare energiebronnen en roept op tot meer inspanningen om deze verder te ontwikkelen, gezien het feit dat het grootste deel van de energievoorziening van het land in ontwikkeling is; is in dit verband ingenomen met de nieuwe projecten in de waterkrachtsector en roept op tot verdere inspanningen voor de ontwikkeling van projecten op het gebied van zonne- en windenergie; wijst erop dat investeringen in energie uit hernieuwbare bronnen mogelijkheden bieden voor groei en werkgelegenheid op lokaal en regionaal niveau;

43.

onderstreept in verband met de in 2007 aangekondigde bouw van een kerncentrale in Albanië op het essentiële belang van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming; merkt in deze context op dat Albanië het Verdrag inzake nucleaire veiligheid en het Gezamenlijk Verdrag inzake de veiligheid van het beheer van bestraalde splijtstof en inzake de veiligheid van het beheer van radioactief afval nog niet heeft ondertekend;

44.

dringt er bij de Albanese regering op aan hernieuwbare energiebronnen te ontwikkelen, de tenuitvoerlegging van het afvalbeheersbeleid te verbeteren en milieuvriendelijk duurzaam toerisme te stimuleren, teneinde het prachtige natuurlijke en architectonische erfgoed van het land te beschermen;

45.

is bezorgd over de slechte staat van het openbaar vervoer en met name de spoorwegen; verzoekt de Albanese regering ten volle gebruik te maken van de IPA-middelen om het spoorwegennet te ontwikkelen, uit te breiden en te moderniseren en de verbindingen met de buurlanden voor zowel het personen- als het vrachtverkeer te verbeteren;

46.

pleit voor verdere vooruitgang inzake milieubescherming, zowel in de steden als op het platteland, voor een volledige tenuitvoerlegging van de milieuwetgeving en voor nauwere regionale samenwerking ter bevordering van ecologische duurzaamheid; verwelkomt in dit verband de overeenkomst over de bescherming en duurzame ontwikkeling van het Prespa-park, die is ondertekend door Albanië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Griekenland en de Commissie;

47.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de regering en het parlement van Albanië.


(1)  PB L 80 van 19.3.2008, blz. 1.

(2)  PB L 334 van 19.12.2007, blz. 84.


Top