EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010AE1377

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Jaar voor actief ouder worden (2012)” (COM(2010) 462 definitief)

OJ C 51, 17.2.2011, p. 55–58 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

17.2.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 51/55


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Jaar voor actief ouder worden (2012)”

(COM(2010) 462 definitief)

2011/C 51/11

Rapporteur: Renate HEINISCH

Corapporteur: José Isaías RODRÍGUEZ GARCÍA-CARO

De Raad en het Europees Parlement hebben op 7 september 2010 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité (hierna: EESC) overeenkomstig artikel 304 van het VWEU te raadplegen over het

Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Jaar voor actief ouder worden (2012)

COM(2010) 462 final.

Op 14 september 2010 heeft het bureau van het EESC vervolgens besloten om de afdeling Werkgelegenheid, sociale zaken, burgerschap met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden te belasten.

Gezien het spoedeisende karakter van de werkzaamheden heeft het EESC tijdens zijn op 21 oktober 2010 gehouden 466e zitting besloten Renate HEINISCH als algemeen rapporteur en José Isaías RODRÍGUEZ GARCÍA-CARO als algemeen corapporteur aan te wijzen, waarna het met algemene stemmen onderstaand advies heeft goedgekeurd.

1.   Conclusies

1.1

Het EESC stemt in met het voorstel om het jaar 2012 uit te roepen tot „Europees Jaar voor actief ouder worden”. De titel en het achterliggende concept geven echter niet weer waar het dit jaar volgens het EESC om zou moeten draaien: we zouden niet alleen actief maar ook gezond, waardig en levenslustig ouder moeten kunnen worden. Daarom zou onder „actief” ouder worden niet alleen de mogelijkheid om langer te blijven werken of langer deel te nemen aan het maatschappelijk leven moeten worden verstaan. De Commissie wordt dan ook verzocht een titel te formuleren die minder restrictief is en ook deze andere aspecten van levenskwaliteit omvat.

1.2

In hun huidige vorm kunnen de Europese Jaren niet helemaal bevredigend worden genoemd, zowel qua verloop als qua inhoud. De uitgevoerde acties moeten nog meer zichtbaarheid krijgen en inhoudelijk efficiënter worden gemaakt.

1.3

Het onderhavige voorstel van de Commissie is niet erg duidelijk als het gaat om de coördinatie op het niveau van de Unie. Coördinatie door een centrale en verantwoordelijke instantie is echter absoluut noodzakelijk om dit initiatief slagkracht en een duurzame werking te geven.

1.4

Een centrale coördinatie is tevens van belang voor het bijeenbrengen van begrotingsmiddelen en de verdeling daarvan. Wat volgens het EESC in dit verband ontbreekt, is een concreet begrotingskader.

1.5

Om het Europees Jaar 2012 tot een succes te maken, is een Europese harmonisatie van de begrippen „ouderen”, „actief”, „gezond” en „waardig” noodzakelijk. Pas als over deze basisbegrippen eensgezindheid bestaat, kunnen er vergelijkbare maatregelen worden getroffen.

1.6

Het EESC juicht het toe dat krachtens artikel 5 het Europees Parlement, de lidstaten, het EESC en het Comité van de Regio's bij de activiteiten betrokken zullen worden. Het EESC acht zichzelf bijzonder goed in staat om een voortrekkersrol te spelen bij de bewustmakingsacties en constructieve debatten tussen de sociale partners en de organisaties van het maatschappelijk middenveld, en om de inhoud daarvan naar buiten toe te verspreiden. Daarbij wordt in het bijzonder gedacht aan de oprichting van een waarnemingspost voor de evaluatie van de ontwikkelingen op Europees en nationaal niveau, en ter ondersteuning van de eveneens voorgestelde „Europese Alliantie voor actief ouder worden”, die met de coördinatie van de acties op het niveau van de Unie zou moeten worden belast. Daarnaast zou het EESC de rol van „ambassadeur van het Jaar” op zich kunnen nemen. Bovendien zou het zinvol zijn een conferentie te organiseren over de belangrijkste inhoudelijke aspecten van het jaar, waarvan de conclusies in een door de waarnemingspost op te stellen initiatiefadvies zouden moeten worden opgenomen.

2.   Algemene opmerkingen

2.1

De uitdagingen van de vergrijzing waarmee de lidstaten geconfronteerd worden, krijgen al enige jaren de aandacht van de Commissie en het EESC. Thema's waren onder meer de solidariteit tussen de generaties, oudere werknemers, gezondheidszorg, ouderenzorg en langdurige zorg, ouderenmishandeling, levenslang leren, behoeften van ouderen en gevolgen van de vergrijzende bevolking voor de gezondheidszorg en socialezekerheidsstelsels (1).

2.2

In aansluiting op de doelstellingen van de laatste EU-Raadsvoorzitterschappen, de „Europa 2020”-strategie en de Europese jaren 2010 (Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting) en 2011 (Jaar van het vrijwilligerswerk), kwam het voorstel om het 2012 tot „Europees Jaar voor actief ouder worden” uit te roepen. Het EESC is het ermee eens dat de titel van het jaar, „actief ouder worden” als korte titel volstaat, en dat het beginsel van de „solidariteit tussen de generaties” zelfs zonder expliciet genoemd te worden, hier ook onder valt. Toch dekt de korte titel niet volledig de lading, en komt de veelzijdigheid van de thema's hierin niet volledig tot haar recht.

2.3

De Wereldgezondheidsorganisatie definieert „actief ouder worden” als een proces waarin de mogelijkheden voor gezondheid, participatie en veiligheid geoptimaliseerd worden, ten einde de levenskwaliteit van personen naarmate zij ouder worden te verbeteren (2). Deze definitie suggereert dat actief ouder worden in de eerste plaats moet worden bevorderd door middel van „gezond ouder worden” en „zelfstandig blijven wonen”. De participatiemogelijkheden van ouderen kunnen dan enerzijds op de arbeidsmarkt, dankzij verbeterde arbeidsvoorwaarden, en anderzijds in de samenleving, dankzij de bestrijding van sociale uitsluiting en dankzij vrijwilligerswerk, worden vergroot. Van actief ouder worden kan bovendien alleen sprake zijn als een minimum aan veiligheid gewaarborgd is. Het EESC is er dan ook van overtuigd dat een titel als „Europees Jaar voor actief, gezond en waardig ouder worden” meer to the point zou zijn.

2.4

Tijdens de voorbereiding van bovengenoemde adviezen (3) heeft het EESC steeds de relevante directoraten-generaal bij de discussie betrokken. Daarom juicht het EESC toe dat de Commissie ook voor het Europees Jaar 2012 voornemens is een beroep te doen op de structurele en financiële middelen van alle relevante DG's, waarbij het volgens het EESC van belang is dat dit op gecoördineerde wijze geschiedt.

2.5

In dit verband verheugt het EESC zich erover dat het thema van het Europees Jaar 2012 zowel tijdens de workshop „Gezond ouder worden: empowerment van de consumenten ten behoeve van actief ouder worden (4) als tijdens het „Derde demografieforum (5) verder zal worden besproken.

2.6

Het EESC juicht tevens toe dat voor een driejarentermijn (2011-begin 2014) is gekozen. Deze langere periode zal ertoe bijdragen dat het thema in alle belangrijke beleidsterreinen kan worden gemainstreamd.

2.7

Ook stemt het in met de in het voorstel genoemde thematische prioriteiten. De noodzakelijke inhoudelijke aanvullingen zullen in par. 3.3 „Inhoud van de maatregelen” aan de orde komen.

3.   Specifieke opmerkingen

3.1   Over artikel 1„Onderwerp”

3.1.1

In het publieke debat over de demografische veranderingen werd de vergrijzing lange tijd beschouwd als belasting voor de samenleving in het algemeen en voor de sociale en gezondheidsstelsels in het bijzonder. In deze negatieve zienswijze komt stilaan verandering. Het potentieel van ouderen en de kansen die een vergrijzende samenleving biedt, krijgen steeds meer aandacht.

3.1.2

Ten einde de positieve aspecten die de demografische veranderingen met zich mee brengen, zowel voor ouderen als voor de samenleving in het algemeen, te benutten, is het echter van cruciaal belang dat mensen de mogelijkheid hebben om gezond en in alle veiligheid ouder te worden. Alleen zo kunnen zij hun potentieel ook actief benutten en in dienst stellen van de solidariteit tussen generaties. Alleen een titel zoals die welke wordt voorgesteld in par. 2.3 zou met deze onontbeerlijke voorwaarden rekening houden.

3.1.3

Om het Europees Jaar 2012 tot een succes te maken, is Europese harmonisatie van de begrippen „ouderen”, „actief”, „gezond” en „waardig” noodzakelijk. Pas als er eensgezindheid bestaat over deze basisbegrippen kunnen er vergelijkbare maatregelen worden getroffen.

3.2   Over artikel 2„Doelstellingen”

3.2.1

Onder „actief” ouder worden zou niet alleen de mogelijkheid om langer te blijven werken of via vrijwilligerswerk langer deel te nemen aan het maatschappelijk leven moeten worden verstaan. Veeleer zou het erom moeten gaan, de zeer uiteenlopende bijdragen van ouderen aan de samenleving te erkennen en te waarderen, en sociale uitsluiting tegen te gaan. Daartoe behoren onder meer de financiële en/of sociale ondersteuning van jongere familieleden, de verpleging van partners en vrienden, geestelijke en artistieke creativiteit en innovatievermogen, en overdracht van ervaringen en waarden. Al deze activiteiten kunnen tot op zekere hoogte zelfs in geval van gezondheids- en andere beperkingen worden voortgezet. Wanneer zij onder dermate zware omstandigheden worden verricht, moeten zij des te meer worden gewaardeerd.

3.2.2

Vandaar dat het EESC zijn steun uitspreekt voor de door de Commissie genoemde doelstellingen, te weten i) zorgen voor betere arbeidsomstandigheden voor oudere werknemers, ii) stimuleren van een actieve deelname aan het maatschappelijk leven, en iii) aanmoedigen van gezond ouder worden. Wel is het van mening dat ook veilig en waardig ouder worden tot de doelstellingen moet behoren.

3.2.3

De maatregelen die zijn gepland om deze doelstellingen te bereiken, acht het EESC toereikend. Daarbij zou de volgende chronologische volgorde moeten worden aangehouden:

„algemene bewustwording”;

„aanmoedigen van samenwerking en synergieën tussen de lidstaten”;

„een kader bieden voor toezeggingen en concrete actie”.

3.3   Over artikel 3„Inhoud van de maatregelen”

3.3.1

De in artikel 3 van het voorstel genoemde maatregelen worden zinvol geacht. Zij zijn echter te algemeen geformuleerd, lijken sterk op de formuleringen uit voorgaande Europese Jaren en zijn op alle mogelijke campagnes van toepassing. Zij zouden een maatschappelijke dimensie moeten krijgen en zich niet louter tot deskundigen moeten richten. Sommige van de tijdens de raadpleging gedane voorstellen zouden ertoe kunnen leiden dat dit Europees Jaar meer aandacht krijgt van het publiek. Bovendien stelt het EESC voor dat op basis van eerdere adviezen nader wordt ingegaan op onderstaande thema's:

3.3.1.1

Om een langere arbeidsparticipatie van ouderen mogelijk te maken zijn vergaande maatregelen en verbeteringen noodzakelijk (6).

3.3.1.2

Om het vele vrijwilligerswerk van ouderen ten behoeve van de samenleving en de jongere generaties te vergemakkelijken en tegelijkertijd beter te waarderen is het zaak dat de status van vrijwilligerswerk in de hele EU wordt vastgelegd, dat dit concept wordt geharmoniseerd, dat vrijwilligers worden erkend en opgeleid (7), en dat de algemene voorwaarden voor deze vorm van „arbeid” worden vastgelegd, zodat zij niet negatief doorwerkt op de kansen van jongeren op de arbeidsmarkt.

3.3.1.3

Om ouderen in staat te stellen actief te blijven, moet meer worden gedaan aan preventie, gezondheidsbevordering en gezondheidseducatie in alle leeftijdsgroepen (8).

3.3.1.4

Er moet naar worden gestreefd dat het formele onderwijsstelsel wordt opengesteld voor ouderen, ten einde de bijscholing en sociale integratie van ouderen te bevorderen. Dit zou ook de toegang van ouderen uit alle bevolkingsgroepen aan de nieuwe ICT moeten omvatten (bijv. via het EU-programma „Ouderen in de informatiemaatschappij”) (9).

3.3.1.5

Er dient rekening mee te worden gehouden dat de demografische veranderingen ook kansen met zich meebrengen. Het gaat daarbij met name om nieuwe carrièremogelijkheden en arbeidsplaatsen op het gebied van verpleging, coördinatie van verschillende activiteiten, beleidsadviezen enz. Ook voor de economie bieden ouderen als nieuwe consumentencategorie nieuwe kansen, bijvoorbeeld in het kader van „Design-for-all” (ontwerpen voor iedereen), „Ambient Assisted Living” (door de omgeving gesteund wonen) en adviesverlening op consumentengebied. Bovendien moeten de rechten van de consument beter worden gewaarborgd (10).

3.3.1.6

Bij al deze maatregelen dient een egalitaire aanpak te worden gevolgd, waarbij alle bevolkingsgroepen een gelijke behandeling wordt gegarandeerd: vrouwen en mannen, gezonde en gehandicapte personen, migranten en autochtonen. Hierbij moet bijzondere aandacht worden besteed aan mensen die in armoede leven (11).

3.3.2

Om de doelstellingen op die gebieden te verwezenlijken, zijn verschillende strategieën en acties nodig:

3.3.2.1

Doorlopende bewustmakingscampagnes over het potentieel van ouderen, om te zorgen voor meer waardering en om hen aan te moedigen tot actief burgerschap op lokaal, regionaal en nationaal niveau. Dit omvat tevens mediacampagnes voor een verruiming van de blik op nieuwe manieren van ouder worden.

3.3.2.2

Bevordering van Europese projecten, zoals „Transage” en het Europese netwerk „LILL” („Learning in Later Life”), om de ontmoeting en uitwisseling van ervaringen tussen ouderen uit verschillende Europese lidstaten mogelijk te maken, en om aan te zetten tot levenslang leren (incl. „Learning for a long life”).

3.3.2.3

Ondersteuning van projecten voor het samengaan van generaties, zoals de oprichting van meerdere generaties omvattende netwerken en centra, „vertelcafés”, en Europese filmfestivals voor jong en oud, om de mogelijkheden om van elkaar te leren uit te breiden en het isolement van ouderen te doorbreken.

3.3.2.4

Van bijzondere betekenis in dit verband is het respect voor regionale en lokale verschillen. Activiteiten op lokaal niveau zijn bijzonder doeltreffend gebleken.

3.4   Over artikel 4„Coördinatie met de lidstaten”

3.4.1

Om een adequate coördinatie van nationale activiteiten te waarborgen, is een tijdige benoeming van nationale coördinatoren (uiterlijk in maart 2011) absoluut noodzakelijk. Iedere lidstaat dient ervoor te zorgen dat de nationale coördinerende instantie een breed spectrum van stakeholders op nationaal, regionaal en lokaal niveau en ook kleinere organisaties en actoren omvat, en hen over de procedures en steunmogelijkheden informeert.

3.5   Over artikel 5„Coördinatie op het niveau van de Unie”

3.5.1

De in dit artikel genoemde activiteiten van de Commissie voor de coördinatie op het niveau van de EU worden door het EESC toegejuicht. Wel maakt het zich zorgen dat in het huidige Commissievoorstel een duidelijke coördinatie tussen de verschillende directoraten generaal en op het niveau van de Unie ontbreekt. Coördinatie door een centrale en verantwoordelijke instantie is absoluut noodzakelijk om het initiatief als geheel slagkracht en een duurzame werking te geven.

3.5.2

Bovendien worden de volgende maatregelen noodzakelijk geacht:

3.5.2.1

Oprichting van de reeds eerder door het EESC voorgestelde „Europese Alliantie voor actief ouder worden (12), in navolging van de „Europese Alliantie voor het gezin”, om het thema „actief, gezond en waardig ouder worden” in alle beleidsterreinen te verankeren en de coördinatie van de maatregelen na 2012 veilig te stellen.

3.5.2.2

Het uittrekken van begrotingsmiddelen voor de uitvoering van genoemde maatregelen, aangezien het EESC een financiering in het kader van de bestaande fondsen en programma's moeilijk en waarschijnlijk ontoereikend acht. Voor het Jaar van het vrijwilligerswerk (2011) en het Jaar van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting (2010) worden respectievelijk 6 miljoen euro en 17 miljoen euro ter beschikking gesteld. Ook het Jaar 2012 moet met voldoende begrotingsmiddelen worden uitgerust. Vanwege de economische crisis heeft het EESC er begrip voor dat de middelen van de bestaande programma's volledig moeten worden opgebruikt. In dit geval moet echter duidelijk worden aangegeven in welke omvang en voor welke projecten middelen uit de voorgestelde fondsen en programma's ter beschikking worden gesteld, en hoe een en ander zal worden gecoördineerd.

3.5.2.3

Als „brug tussen de Europese instellingen en het maatschappelijk middenveld” is het EESC bereid om een belangrijke rol te spelen in het Europees Jaar 2012. Daarbij wordt in het bijzonder gedacht aan de oprichting van een waarnemingspost voor de evaluatie van de ontwikkelingen op Europees en nationaal niveau, en ter ondersteuning van de eveneens voorgestelde „Europese Alliantie voor actief ouder worden”. Daarnaast zou het EESC de rol van „ambassadeur van het Jaar” op zich kunnen nemen. Bovendien zou het zinvol zijn een conferentie te organiseren over de belangrijkste inhoudelijke aspecten van het jaar, waarvan de conclusies in een initiatiefadvies zouden moeten worden opgenomen.

3.6   Over artikel 6„Samenhang en complementariteit”

3.6.1

Het thema actief, gezond en waardig ouder worden moet voortborduren op de Europese Jaren 2010 en 2011 en in dat bredere verband worden beschouwd, aangezien zowel de bestrijding van armoede als de ondersteuning van vrijwilligerswerk rechtstreeks verband houden met actief, gezond en waardig ouder worden.

3.7   Over artikel 7„Evaluatie”

3.7.1

Het EESC is er bijzonder mee ingenomen dat uiterlijk begin 2014 een evaluatieverslag over het Europese Jaar wordt opgesteld. Met het oog daarop moeten er, net als voor andere programma's, procedures worden ontwikkeld waarmee maatregelen die niet doeltreffend zijn gebleken, kunnen worden stopgezet.

Brussel, 21 oktober 2010

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  Zie de lijst met EESC-adviezen op http://www.eesc.europa.eu/sections/soc/index_en.asp

(2)  „(…) as the process of optimizing opportunities for health, participation and security in order to enhance quality of life as people age”, World Health Organisation (2002) Active Ageing - A Policy Framework, blz. 12.

(3)  Zie par. 2.1 en voetnoot 1.

(4)  „Healthy Ageing: Consumer empowerment for active ageing”, op 18.10.2010.

(5)  „Third Demography Forum”, op 22 en 23.11.2010.

(6)  Zie hiervoor bijv. het EESC-advies van 25 maart 2009 over „De situatie van oudere werknemers tegen de achtergrond van de industriële reconversie - Ondersteuning en begeleiding van de leeftijdsdiversiteit in bedrijfstakken en ondernemingen”. Rapporteur: Marian KRZAKLEWSKI (PB C 228 van 22 september 2009, blz. 24)

(7)  Zie hiervoor bijv. het EESC-advies van 13 december 2006 over „Rol en impact van vrijwilligersactiviteiten in de Europese samenleving”, rapporteur: Soscha. Koller (PB C 325 van 30 december 2006, blz. 46)

(8)  Zie hiervoor bijv. het verkennend advies van het EESC van 15 juli 2010 over „De gevolgen van de verouderende bevolking voor de gezondheidszorg en socialezekerheidsstelsels”, rapporteur: Renate HEINISCH (PB …)

(9)  Zie hiervoor bijv. het advies van het EESC van 13 maart 2008 over de „Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Actieplan inzake volwasseneneducatie - Het is nooit te laat om te leren”, rapporteur: Renate HEINISCH, corapporteurs: An LE NOUAIL MARLIÈRE en José Isaias RODRÍGUEZ GARCÍA-CARO (PB C 204 van 9 augustus 2008, blz. 89).

(10)  Zie het in voetnoot 8 genoemde advies.

(11)  In 2008 bedroeg het percentage ouderen die door armoede werden bedreigd (leeftijdscategorie van 65 jaar en ouder) in de EU-27 maar liefst 19 %. Zie: http://epp.eurostat.ec.europa.eu/portal/page/portal/living_conditions_and_social_protection/data/database.

(12)  Zie het in voetnoot 8 genoemde advies.


Top