EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009PC0668

Voorstel voor een besluit van de Raad waarbij de Republiek Litouwen wordt gemachtigd een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 193 van richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (Slechts de tekst in de Litouwse taal is authentiek)

/* COM/2009/0668 def. */

52009PC0668

Voorstel voor een besluit van de Raad waarbij de Republiek Litouwen wordt gemachtigd een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 193 van richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (Slechts de tekst in de Litouwse taal is authentiek) /* COM/2009/0668 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 8.12.2009

COM(2009)668 definitief

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

waarbij de Republiek Litouwen wordt gemachtigd een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

(Slechts de tekst in de Litouwse taal is authentiek)

TOELICHTING

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL |

110 | Motivering en doel van het voorstel Overeenkomstig artikel 395 van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde[1] (hierna "de btw-richtlijn" genoemd) kan de Raad op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen elke lidstaat machtigen bijzondere, van de bepalingen van deze richtlijn afwijkende maatregelen te treffen, teneinde de belastinginning te vereenvoudigen of bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking te voorkomen. Bij brief, ingekomen bij het secretariaat-generaal van de Commissie op 9 september 2009, heeft de Republiek Litouwen (hierna "Litouwen" genoemd) verzocht om een maatregel te mogen blijven toepassen die afwijkt van artikel 193 van de btw-richtlijn. Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van de btw-richtlijn heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 27 oktober 2009 van het verzoek van Litouwen in kennis gesteld. Bij brief van 29 oktober 2009 heeft de Commissie Litouwen meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek. |

120 | Algemene context De Litouwse regering wil de verleggingsregeling die zij thans mag toepassen voor leveringen van hout en leveringen van goederen of diensten door belastingplichtigen die zich in een insolventie- of een reorganisatieprocedure bevinden, verlengen. Wat leveringen van hout betreft, heeft Litouwen moeten vaststellen dat een aanzienlijk aantal bedrijven zijn verplichtingen niet nakomt. Veelal gaat het hier om kleine wederverkopers en tussenpersonen, die vaak verdwijnen zonder de door hen in rekening gebrachte btw af te dragen, terwijl hun afnemers wel over een geldige factuur beschikken om de voorbelasting in aftrek te brengen. Belastingplichtigen die zich in een insolventieprocedure of een reorganisatieprocedure onder gerechtelijk toezicht bevinden, zijn vaak niet in staat of bereid om de btw die zij van hun afnemers hebben ontvangen, aan de schatkist af te dragen. Die afnemers kunnen evenwel nog altijd, conform de wet, een recht op aftrek van voorbelasting laten gelden. In het kader van de verleggingsregeling wordt de afnemer degene die de btw moet voldoen bij binnenlandse transacties. Dit wijkt af van de algemene regel van artikel 193 van de btw-richtlijn, waarin is bepaald dat de btw normaal wordt verschuldigd door de belastingplichtige leverancier of dienstverrichter. De machtiging voor deze derogatiemaatregel (die afwijkt van de toen geldende Zesde Richtlijn[2], die zonder ingrijpende materiële wijzigingen is vervangen door de btw-richtlijn) is oorspronkelijk verleend bij Beschikking 2006/388/EG van de Raad van 15 mei 2006[3]. De derogatiemaatregel was oorspronkelijk ook van toepassing op bepaalde leveringen van afval en bepaalde bouwwerkzaamheden. In artikel 3 van de beschikking is evenwel bepaald dat de machtiging haar werking verliest op de datum van inwerkingtreding van een richtlijn die de derogaties uit hoofde van artikel 27 van de zesde richtlijn (thans artikel 395 van de btw-richtlijn) rationaliseert en in een bijzondere btw-regeling voor de desbetreffende sectoren voorziet, indien deze datum vóór 31 december 2009 valt. Met de zogenaamde rationaliseringsrichtlijn[4], die de beschikking heeft vervangen als rechtsgrondslag voor de toepassing van de verleggingsregeling in deze twee sectoren, is dit scenario werkelijkheid geworden; in het verzoek om verlenging en in dit besluit zijn deze twee sectoren derhalve niet meer opgenomen. Naar de Commissie begrijpt, zijn de omstandigheden van de oorspronkelijke derogatie nog steeds relevant en heeft Litouwen dankzij de vorige derogatie het risico op btw-fraude kunnen verminderen en de belastingheffing ter zake van leveringen van hout en bepaalde leveringen van goederen en diensten in geval van insolventie- of reorganisatieprocedures kunnen vereenvoudigen. De machtiging voor de derogatie moet derhalve voor een nieuwe beperkte periode worden verlengd. |

130 | Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied Aan andere lidstaten zijn soortgelijke derogaties met betrekking tot artikel 193 van de btw-richtlijn verleend. |

141 | Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie Niet van toepassing. |

RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING |

Raadpleging van belanghebbende partijen |

219 | Niet relevant. |

Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid |

229 | Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid. |

230 | Effectbeoordeling Het voorstel voor een besluit strekt ertoe de belastingheffing te vereenvoudigen en eventuele btw-fraude of -ontwijking te bestrijden, en kan bijgevolg een positief economisch effect sorteren. Het effect zal in ieder geval beperkt zijn gelet op de beperkte werkingssfeer van de derogatie. |

JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL |

305 | Samenvatting van de voorgestelde maatregel Machtiging van Litouwen tot verlenging van een maatregel die afwijkt van artikel 193 van de btw-richtlijn en voorziet in een verleggingsregeling ter zake van leveringen van hout en leveringen van goederen en diensten door bedrijven die zich in een insolventie- of reorganisatieprocedure onder gerechtelijk toezicht bevinden. |

310 | Rechtsgrondslag Artikel 395 van de btw-richtlijn. |

329 | Subsidiariteitsbeginsel Overeenkomstig artikel 395 van de btw-richtlijn moet een lidstaat die van die richtlijn afwijkende maatregelen wil treffen, daarvoor machtiging krijgen van de Raad in de vorm van een besluit van de Raad. Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. |

Evenredigheidsbeginsel Het voorstel is om de volgende reden(en) in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel: |

331 | Dit besluit betreft een machtiging die wordt verleend aan een lidstaat op diens eigen verzoek, en houdt geen enkele verplichting in. |

332 | Gezien de beperkte werkingssfeer van de derogatie staat de bijzondere maatregel in verhouding tot het beoogde doel. |

Keuze van instrumenten |

341 | Overeenkomstig artikel 395 van de btw-richtlijn kan slechts van de normale btw-regels worden afgeweken indien de Raad een lidstaat daartoe op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen machtigt. Een besluit van de Raad is bovendien het meest geschikte instrument, omdat het tot individuele lidstaten kan worden gericht. |

GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING |

409 | Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Unie. |

AANVULLENDE INFORMATIE |

Evaluatie-/herzienings-/vervalbepaling |

533 | Het voorstel bevat een vervalbepaling. |

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

waarbij de Republiek Litouwen wordt gemachtigd een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

(Slechts de tekst in de Litouwse taal is authentiek)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde[5], en met name op artikel 395, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

1. Bij brief, ingekomen bij het secretariaat-generaal van de Commissie op 9 september 2009, heeft Litouwen verzocht om een maatregel te mogen blijven toepassen die afwijkt van de bepalingen van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de tot voldoening van de btw gehouden persoon.

2. Overeenkomstig artikel 395, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 27 oktober 2009 van het verzoek van Litouwen in kennis gesteld. Bij brief van 29 oktober 2009 heeft de Commissie Litouwen meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

3. De maatregel strekt ertoe de afnemer te blijven aanmerken als degene die de btw moet voldoen ter zake van leveringen van goederen en diensten wanneer er sprake is van een insolventieprocedure of een reorganisatieprocedure onder gerechtelijk toezicht, en ter zake van houttransacties.

4. Belastingplichtigen die zich in een insolventieprocedure of een reorganisatieprocedure onder gerechtelijk toezicht bevinden, kunnen vanwege financiële moeilijkheden vaak niet de btw afdragen die zij over de door hen geleverde goederen en diensten in rekening hebben gebracht. Voor zover de afnemer een belastingplichtige met recht op aftrek is, kan deze de btw echter wel in aftrek brengen, ook al heeft zijn leverancier of dienstverrichter deze niet afgedragen.

5. Door het specifieke karakter van de houtmarkt en het soort bedrijven dat erop actief is, heeft Litouwen te kampen met problemen op die markt, die wordt gedomineerd door kleine bedrijven, vaak wederverkopers en tussenpersonen, waarop de belastingdiensten moeilijk controle kunnen uitoefenen. De meest gebruikelijke vorm van fraude bestaat erin dat leveringen worden gefactureerd waarna de leverancier verdwijnt zonder de belasting te voldoen, terwijl de afnemer over een geldige factuur beschikt om de btw in aftrek te brengen.

6. Door in bovenstaande gevallen de afnemer, voor zover deze een belastingplichtige is, aan te wijzen als de tot voldoening van de btw gehouden persoon, maakt de derogatie een einde aan de problemen met de inning van de btw, zonder dat wordt geraakt aan het verschuldigde bedrag. Hierdoor wordt het voor de belastingdiensten eenvoudiger om de btw te innen en worden bepaalde vormen van belastingfraude of -ontwijking voorkomen. In die zin wijkt de maatregel af van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG, waarin is bepaald dat de btw normaal wordt verschuldigd door de belastingplichtige die een goederenlevering of dienst verricht.

7. De machtiging voor de maatregel is oorspronkelijk verleend bij Beschikking 2006/388/EG van de Raad[6] uit hoofde van de toen geldende Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag[7].

8. Naar de Commissie begrijpt, zijn de juridische en feitelijke omstandigheden die de rechtvaardiging vormden voor de huidige toepassing van de derogatiemaatregel, ongewijzigd en nog steeds relevant. Litouwen moet derhalve worden gemachtigd de maatregel gedurende een nieuwe beperkte periode toe te passen.

9. De derogatiemaatregel heeft geen negatieve gevolgen voor de eigen middelen van de Unie uit de btw,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In afwijking van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG wordt Litouwen gemachtigd om de belastingplichtige voor wie de volgende goederenleveringen en diensten worden verricht, te blijven aanmerken als de tot voldoening van de btw gehouden persoon:

1) leveringen van goederen en diensten door een belastingplichtige die zich in een insolventieprocedure of een reorganisatieprocedure onder gerechtelijk toezicht bevindt;

2) leveringen van hout.

Artikel 2

Dit besluit vervalt op 31 december 2012.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Republiek Litouwen.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De voorzitter

[1] PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.

[2] Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145 van 13.6.1977).

[3] PB L 150 van 3.6.2006, blz. 13.

[4] Richtlijn 2006/69/EG van de Raad van 24 juli 2006 tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG wat betreft bepaalde maatregelen ter vereenvoudiging van de btw-heffing en ter bestrijding van de belastingfraude en -ontwijking en tot intrekking van bepaalde derogatiebeschikkingen (PB L 221 van 12.8.2006, blz. 9).

[5] PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.

[6] PB L 150 van 3.6.2006, blz. 13.

[7] PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1.

Top