Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009PC0092

Voorstel voor een besluit van de Raad houdende afsluiting van het overleg met de Islamitische Republiek Mauritanië krachtens artikel 96 van de herziene Overeenkomst van Cotonou

/* COM/2009/0092 def. */

52009PC0092

Voorstel voor een besluit van de Raad houdende afsluiting van het overleg met de Islamitische Republiek Mauritanië krachtens artikel 96 van de herziene Overeenkomst van Cotonou /* COM/2009/0092 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 24/02/2009

COM(2009) 92 definitief

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

houdende afsluiting van het overleg met de Islamitische Republiek Mauritanië krachtens artikel 96 van de herziene Overeenkomst van Cotonou

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

De Europese Unie besloot op 15 september 2008 overleg te openen met de Islamitische Republiek Mauritanië krachtens artikel 96 van de herziene Overeenkomst van Cotonou. Dit besluit werd genomen vanwege de staatsgreep in Mauritanië op 6 augustus 2008, waardoor de essentiële elementen van artikel 9 van de overeenkomst (eerbiediging van de democratische beginselen en de rechtsstaat) op bijzonder ernstige en onmiskenbare wijze waren geschonden. Deze situatie moet daarom worden beschouwd als een "bijzonder dringend geval" overeenkomstig artikel 96, lid 2, onder b), van de overeenkomst. In verband met dit overleg werd op 20 oktober 2008 in Parijs een vergadering gehouden tussen de Europese partij, vertegenwoordigd door het voorzitterschap van de Raad en de Commissie, en de ACS-partij, met inbegrip van vertegenwoordigers van de regering die door het militaire bewind in Mauritanië op onwettelijke wijze aan de macht is gebracht.

Tijdens deze vergadering hoorde de Europese Unie geen bevredigende voorstellen van de vertegenwoordigers van Mauritanië. De voorstellen en verbintenissen van de vertegenwoordigers van Mauritanië omvatten namelijk niet de onmiddellijke en onvoorwaardelijke invrijheidsstelling van de legitieme president van Mauritanië en bleven voorts binnen een fundamenteel ongrondwettelijk en illegitiem kader dat geen perspectieven bood op een spoedige terugkeer naar de grondwettelijke orde.

Omdat de Unie bereid is tot dialoog en zich ten volle bewust is van de complexe politieke situatie in Mauritanië, wilde zij open blijven staan voor mogelijke positieve ontwikkelingen op basis van een oplossing volgens de eisen van de internationale gemeenschap en stelde zij de vertegenwoordigers van Mauritanië voor om het overleg gedurende de periode van één maand te laten voortduren in afwachting van een mogelijk bevredigende oplossing.

Sindsdien heeft de Europese Unie, in regelmatig overleg met de internationale gemeenschap en in het bijzonder met de Afrikaanse Unie, in Mauritanië evenwel geen positieve ontwikkelingen kunnen vaststellen. Op 10 november 2008 vond in Addis Abeba een vergadering plaats tussen de Afrikaanse Unie, de Arabische Liga, de Verenigde Naties, de Organisatie van de Islamitische Conferentie, de Internationale Organisatie van Franssprekende landen en de Europese Unie. De deelnemers aan deze vergadering hechtten hun goedkeuring aan een communiqué, waarbij zich ook de permanente leden (met uitzondering van China, dat niet vertegenwoordigd was) en de Afrikaanse leden van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties aansloten. In deze verklaring herhaalden de leden ten aanzien van de autoriteiten na de staatsgreep onder meer hun dringende oproep om met het oog op een politieke oplossing voor de huidige crisis op basis van een consensus volledig samen te werken met de Afrikaanse Unie en de andere betrokken regionale en internationale organisaties; deze politieke oplossing moet zijn gebaseerd op de onvoorwaardelijke vrijlating van president Sidi Ould Cheikh Abdallahi, alsmede op het feit dat hij als legitiem verkozen president onvermijdelijk bij een oplossing van de crisis moet worden betrokken, zoals ook alle andere belanghebbenden , alsook op het respect voor de grondwet van Mauritanië en het internationale recht .

In de loop van genoemde vergadering deden de feitelijke machthebbers in Mauritanië een voorstel voor een oplossing van de crisis. Dit voorstel was gebaseerd op een eventuele vrijlating van de legitieme president als " ex-president " of " voormalig staatshoofd " onder auspiciën en de controle van de huidige junta en illegitieme regering , en omvatte een nationale overlegprocedure voor de concrete vaststelling van de overgang naar nieuwe presidentsverkiezingen; als zodanig beantwoordt dit voorstel niet aan de eisen van de internationale gemeenschap, aangezien het duidelijk buiten het grondwettelijke kader blijft, in geen enkele functie voorziet voor de legitieme president, de illegitieme machthebbers na de staatsgreep bevestigt en geen perspectieven biedt voor een spoedige terugkeer naar de grondwettelijke orde. De aanvaarding van een dergelijk voorstel zou gelijkstaan met de erkenning van de staatsgreep als internationaal aanvaardbaar middel voor de machtswisseling.

Na afloop van de bedenktijd die in het kader van het overleg krachtens artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou aan Mauritanië was toegestaan, bevestigden de genoemde organisaties op 21 november 2008 wederom in vergadering bijeen te Addis Abeba, hun weigering om het door het militaire bewind gedane voorstel tot beëindiging van de crisis te aanvaarden. In het slotcommuniqué van deze vergadering hebben de partners, in vereniging met de permanente leden van de Veiligheidsraad, ditmaal ook met China, en de niet-permanente Afrikaanse leden:

1. geconstateerd dat het militaire bewind sedert de laatste vergadering van 10 november geen enkel nieuw element heeft aangebracht;

2. de elementen voor een uitweg uit deze crisis opnieuw bevestigd, zoals reeds in de verklaring van 10 november aangegeven;

3. te kennen gegeven dat de uitweg uit deze crisis eventueel het houden van verkiezingen kan omvatten op basis van de elementen als aangegeven op 10 november;

4. de mogelijkheid gesteund om een beroep te doen op de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties indien de inspanningen tevergeefs blijken te zijn;

5. opnieuw bevestigd dat de organisaties hun conclusies zullen trekken uit deze impasse en te gelegener tijd passende maatregelen zullen nemen, ook individueel;

6. besloten een delegatie van de partners ter plaatse te sturen om hun standpunt kenbaar te maken en een op de consensus van beide partijen gebaseerde oplossing mogelijk te maken.

President Sidi Ould Cheikh Abdallahi, die sinds 6 augustus 2008 gevangen werd gehouden in een villa, werd op 13 november overgebracht naar zijn geboortedorp Lemden, op 250 km ten zuiden van Nouakchott. Hij stond daar onder militair toezicht, maar kon bezoek ontvangen en de pers ontmoeten. Toch werd elke verslaggeving in de media over een redevoering naar aanleiding van het feest van de onafhankelijkheid op 28 november verboden. In de vroege ochtend van 21 december werd de president tegen zijn zin overgebracht naar Nouakchott en in zijn privéwoning in vrijheid gesteld. Hij is toen op eigen kracht onmiddellijk teruggekeerd naar Lemden om zijn terugkeer voor te bereiden volgens zijn eigen tijdschema. Zijn paspoort werd ingetrokken. De uiteindelijke invrijheidstelling van president Abdallahi heeft nog niet geleid tot overleg over een uitweg uit de crisis op basis van een consensus. De militaire junta heeft helaas van deze mogelijkheid nog geen gebruik kunnen of willen maken en blijft, met de steun van een meerderheid van de parlementsleden en senatoren, haar gezag versterken en protest onderdrukken.

Tijdens hun bezoek op 6 en 7 december 2008 onder auspiciën van de Afrikaanse Unie kregen de internationale partners van generaal Abdel Aziz de verzekering dat de legitieme president onvoorwaardelijk zou worden vrijgelaten (hetgeen intussen is gebeurd); zij moesten echter ook vaststellen dat de generaal niet bereid was de andere essentiële elementen voor een oplossing te accepteren en dat anderzijds president Abdallahi niet over een oplossing wenste te onderhandelen vóór het vertrek van het militaire bewind en het herstel van zijn macht. Tijdens een nieuwe vergadering van de partners te Brussel op 12 december 2008 werd de impasse geconstateerd en werd vastgesteld dat de vrijlating een eerste positieve stap zou zijn, maar dat passende maatregelen moeten worden getroffen indien geen verdere positieve vooruitgang zou worden geboekt. President Abdallahi, die formeel werd vrijgelaten, verblijft in zijn geboortedorp en neemt niet actief deel aan het politieke leven van het land, ondanks het feit dat hij zijn volledige rechten en de functie van enige legitieme president opeist.

De staten-generaal van de democratie die door het militaire bewind werden georganiseerd, vonden plaats op 26 december 2008 en 6 januari 2009 met een meerderheid van de verkozenen, met name de "onafhankelijken" die de staatsgreep steunen, en een groot aantal organisaties. De vergadering verliep nogal chaotisch, maar toch konden een groot aantal deelnemers het woord voeren. De voornaamste aanbeveling van dit forum is het houden van presidentverkiezingen op 30 mei a.s. Wat een eventuele kandidatuur van militairen betreft, bevatten de conclusies van dit overleg een aantal argumenten pro en contra, maar over het algemeen is gebleken dat generaal Abdel Aziz een duidelijke meerderheid achter zich kreeg en zijn verkiesbaarheid voor het presidentschap niet ter discussie staat, mits hij van zijn militaire status afstand doet.

De "Coordination des Forces de Défense de la Démocratie (CFDD)", die dertien partijen omvat die lid zijn van het "Front National de Défense de la Démocratie" (dat zich tegen de staatsgreep had gekeerd), zes vakbondscentrales en dertig maatschappelijke organisaties zijn de staten-generaal blijven boycotten. Ahmed Ould Daddah en zijn partij RFD, die aan de staten-generaal hadden deelgenomen, stelden de slechte organisatie en de verwarring tijdens de zittingen aan de kaak en distantieerden zich uiteindelijk van de conclusies ervan waarmee de staatsgreep wordt bevestigd en geen oplossing op basis van een consensus wordt geboden voor een terugkeer naar de grondwettelijke orde.

De staten-generaal hebben dus geen oplossing op basis van een consensus opgeleverd en worden niet gesteund door belangrijke politieke partijen, zoals de oppositiepartij RFD, en andere die de legitieme president ondersteunen. De staten-generaal weerspiegelen eerder de mening van de onafhankelijke volksvertegenwoordigers en senatoren die door de deelnemers aan de staatsgreep worden gestuurd en van het gebruikelijke grote aantal bewierokers van de macht. De voorstellen die door de staten-generaal werden gedaan, zijn in de eerste plaats een legitimering van de staatsgreep. Deze voorstellen verschillen niet wezenlijk van die welke door de Afrikaanse Unie en de internationale partners, en eerder al door de Europese Unie tijdens de overlegvergadering krachtens artikel 96 te Parijs in oktober, werden afgewezen. De Afrikaanse Unie heeft zich op het hoogste niveau een termijn tot 5 februari gesteld alvorens sancties te treffen indien de grondwettelijke orde tegen die datum niet is hersteld.

Op basis van deze constateringen en analysen kan de Unie alleen maar haar afkeuring uitspreken en vermag zij de initiatieven van het militaire bewind in Mauritanië niet te steunen. Zij moet bijgevolg een einde stellen aan het formele overleg dat is geopend krachtens artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou. De Unie zal de gebeurtenissen in Mauritanië verder op de voet volgen in de hoop op een verbetering van de situatie.

Om de kansen op een terugkeer naar de grondwettelijke en democratische orde te vergroten, moeten de Unie en haar lidstaten, volgens hun respectieve bevoegdheden, een aantal passende maatregelen treffen, onder meer individuele sancties tegen de verantwoordelijken voor de staatsgreep, hun naaste medewerkers en gezinnen, enerzijds, en economische sancties waardoor de direct aan de regering verstrekte steun drastisch wordt verminderd, alsook de steun aan agentschappen of verenigingen van de overheid of die door dezelfde entiteiten worden beheerd.

De restrictieve maatregelen voor de samenwerking, die in bijgaand schrijven gedetailleerd worden beschreven, mogen geen invloed hebben op de humanitaire hulp en evenmin op de rechtstreekse steun aan de bevolking en de maatschappij; rekening dient te worden gehouden met belangrijke probleempunten zoals voedselzekerheid, terugkeer van vluchtelingen, mensenrechten, migratie, bevordering van een democratisch klimaat, alsook de noodzakelijke voorbereiding van een geleidelijke hervatting van de samenwerking zodra dit kan.

Over de toekomst van de lopende partnerschapsovereenkomst inzake visserij zal eventueel worden beraadslaagd in het licht van de tenuitvoerlegging door Mauritanië van de sectorale steun, de handelsprioriteiten van de Europese vloot, het visbestand en de politieke en economische situatie van het land.

In het licht van het bovenstaande en overeenkomstig de artikelen 9 en 96 van de herziene Overeenkomst van Cotonou, stelt de Commissie de Raad voor het overleg met de Islamitische Republiek Mauritanië af te sluiten en het aangehechte besluit goed te keuren.

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

houdende afsluiting van het overleg met de Islamitische Republiek Mauritanië krachtens artikel 96 van de herziene Overeenkomst van Cotonou

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op de ACS-EG-Partnerschapsovereenkomst, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000[1] (hierna de Overeenkomst van Cotonou genoemd), en herzien bij de overeenkomst ondertekend te Luxemburg op 25 juni 2005[2], en met name op artikel 96,

Gelet op het Intern akkoord inzake maatregelen en procedures voor de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst van Cotonou[3], en met name op artikel 3,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De in artikel 9 van de Overeenkomst van Cotonou vastgelegde essentiële elementen zijn geschonden.

(2) Krachtens artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou ging op 20 oktober 2008 tussen de ACS-landen en de Islamitische Republiek Mauritanië overleg van start. Naar aanleiding van dit overleg zijn door de vertegenwoordigers van het aan de macht zijnde militaire bewind geen bevredigende voorstellen en verbintenissen ingediend. Ondanks een aanvullende termijn van één maand, werd geen enkel nieuw element opgemerkt,

BESLUIT:

Artikel 1

Het krachtens artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou met de Islamitische Republiek Mauritanië gevoerde overleg wordt afgesloten.

Artikel 2

De maatregelen die worden genoemd in de brief die in de bijlage is opgenomen, worden goedgekeurd als passende maatregelen in de zin van artikel 96, lid 2, onder c), van de Overeenkomst van Cotonou.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt goedgekeurd.

Het is geldig voor een periode van 24 maanden, te rekenen vanaf de dag van goedkeuring door de Raad. Het besluit wordt regelmatig, minstens om de zes maanden, opnieuw bekeken op basis van gezamenlijke vervolgcontroles van het voorzitterschap van de Europese Unie en de Commissie.

Artikel 4

Dit besluit wordt gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, […]

Voor de Raad

De voorzitter

BIJLAGE

Ontwerpschrijven

Excellentie,

De Europese Unie hecht groot belang aan de bepalingen van artikel 9 van de herziene Overeenkomst van Cotonou. Eerbiediging van de mensenrechten, de democratische beginselen en de rechtsstaat, waarop het ACS-EU-partnerschap is gebaseerd, zijn essentiële elementen van deze overeenkomst en vormen derhalve de grondslag van onze betrekkingen.

In dit verband heeft de Europese Unie de militaire staatsgreep van 6 augustus 2008 terstond veroordeeld, waarbij zij bij herhaling opriep tot eerbiediging van de democratie en het wettelijke institutionele kader dat in 2007 was gecreëerd en erop aandrong dat de legitiem verkozen president zou worden vrijgelaten en in zijn ambt hersteld.

Krachtens artikel 96 van de herziene Overeenkomst van Cotonou en gezien het feit dat met de staatsgreep de in artikel 9 van genoemde overeenkomst beschreven essentiële elementen op ernstige wijze worden geschonden, is de Europese Unie met de plaatselijke machthebbers een politieke dialoog aangegaan om de situatie te onderzoeken en indien mogelijk spoedig tot een terugkeer naar de grondwettelijke orde te komen.

Na de openingszitting van dit overleg in Parijs op 20 oktober 2008 hoorde de Europese Unie geen bevredigende voorstellen van de kant van Mauritanië. In een geest van openheid voor dialoog en met volle kennis van de complexe politieke situatie in Mauritanië stelde de Europese Unie voor om het overleg gedurende de periode van één maand te laten voortduren, waarbij een mogelijk bevredigend voorstel voor een oplossing van de kant van Mauritanië een nieuwe overlegronde mogelijk zou maken. De Unie stelde de ACS-landen en Mauritanië ook in kennis van het feit dat bij ontstentenis van nieuwe elementen binnen een termijn van één maand, het overleg zou worden afgesloten en tot passende maatregelen zou worden overgegaan.

Naar aanleiding van een vergadering in Addis Abeba onder voorzitterschap van de Afrikaanse Unie op 10 november 2008 werden de Europese Unie en de andere vijf vertegenwoordigde internationale organisaties in kennis gesteld van de voorstellen voor een uitweg uit de crisis die enkele dagen eerder door het militaire bewind van Mauritanië bij de Afrikaanse Unie waren ingediend. Deze voorstellen gelijken erg op die welke tijdens de overlegvergadering van 20 oktober waren ingediend, en kunnen niet als bevredigend worden beschouwd. Deze voorstellen omvatten immers niet de onmiddellijke en onvoorwaardelijke invrijheidstelling van de legitieme president van Mauritanië en blijven voorts binnen een fundamenteel ongrondwettelijk en illegitiem kader, dat geen perspectieven biedt op een spoedige terugkeer naar de grondwettelijke orde. Na deze vergadering van 10 november publiceerden de zes regionale organisaties een verklaring waarin zij onder meer herinnerden aan de volgende essentiële elementen voor een politieke oplossing van de crisis op basis van een consensus:

- de onvoorwaardelijke vrijlating van president Sidi Ould Cheikh Abdallahi;

- diens betrokkenheid in zijn hoedanigheid van legitiem verkozen president bij een oplossing van de crisis;

- de betrokkenheid van alle belanghebbenden;

- de eerbiediging van de grondwet van Mauritanië en het internationale recht.

Na afloop van de bedenktijd die in het kader van het overleg krachtens artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou aan Mauritanië was toegestaan, bevestigden de genoemde organisaties, op 21 november 2008 wederom in vergadering bijeen te Addis Abeba, hun weigering om het door het militaire bewind gedane voorstel tot beëindiging van de crisis te aanvaarden. In het slotcommuniqué van deze vergadering hebben de partners, in vereniging met alle permanente leden, alsook de niet-permanente Afrikaanse leden van de Veiligheidsraad:

(1) geconstateerd dat het militaire bewind sedert de laatste vergadering van 10 november geen enkel nieuw element heeft aangebracht;

(2) de elementen voor een uitweg uit deze crisis opnieuw bevestigd, zoals reeds in de verklaring van 10 november aangegeven;

(3) te kennen gegeven dat de uitweg uit deze crisis eventueel het houden van verkiezingen kan omvatten op basis van de elementen als aangegeven op 10 november;

(4) de mogelijkheid gesteund om een beroep te doen op de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties indien de inspanningen tevergeefs blijken te zijn;

(5) opnieuw bevestigd dat de organisaties hun conclusies zullen trekken uit deze impasse en te gelegener tijd passende maatregelen zullen nemen, ook individueel.

Andere contacten en bezoeken met het oog op een oplossing die de nationale en internationale verplichtingen en verbintenissen van Mauritanië eerbiedigt, hebben helaas geen resultaat opgeleverd, ondanks het feit dat een van de eerder genoemde essentiële elementen, namelijk de vrijlating van de legitieme president, heeft plaatsgehad.

Op basis van het voorgaande heeft de Europese Unie besloten een einde te maken aan de periode van overleg en de volgende passende maatregelen te nemen, overeenkomstig artikel 96, lid 2, punt c, van de herziene Overeenkomst van Cotonou:

- Naast eventuele individuele sancties waar elke lidstaat van de Europese Unie zelf over kan beslissen ten aanzien van de verantwoordelijke personen van de staatsgreep en hun naaste medewerkers, worden economische sancties getroffen waardoor de direct aan de regering verstrekte communautaire steun drastisch wordt verminderd, alsook de steun aan openbare agentschappen of verenigingen. Deze restrictieve maatregelen voor de samenwerking zullen geen invloed hebben op de humanitaire hulp en evenmin op de rechtstreekse steun aan de bevolking en de maatschappij in Mauritanië.

- De Europese Commissie behoudt zich het recht voor om de taken van de nationale ordonnateur van het EOF onmiddellijk over te nemen.

- Voor zover de ontwikkeling van het sectorale beleid en de besluiten ter zake van de feitelijke machthebbers van invloed zijn op de nog lopende samenwerking, en in de hoop van een eventuele hervatting van de samenwerking na een voor de internationale gemeenschap aanvaardbare oplossing van de crisis, zullen de diensten van de Commissie blijven deelnemen aan de op technisch niveau gevoerde politieke en sectorale dialoog in Mauritanië, zonder dat deze dialoog kan worden beschouwd als een erkenning van de wettelijkheid van de feitelijke machthebbers na de staatsgreep van 6 augustus 2008.

- De betalingen die betrekking hebben op reeds lopende contracten zullen worden verricht overeenkomstig de daarop betrekking hebbende financieringsbesluiten. Dit omvat de volgende projecten:

- De wegen Rosso – Boghé en Kaedi – Gouaraye alsook technische bijstand aan het ministerie van Vervoer.

- Project "Aménagement de l'Oasis d'Adrar" (afsluiting van de lopende vastleggingen).

- Project "Eau de l'espoir" (afsluiting van het project).

- Waterfaciliteit: voortzetting van de lopende contracten.

- Steunprogramma voor de nationale ordonnateur: noodzakelijke maatregelen voor de afsluiting van het programma.

- Regionaal programma zonne-energie: voortzetting van de lopende contracten.

- Steunprogramma voor maatschappelijke organisaties. Continuïteit met de tenuitvoerlegging van activiteiten inzake goed bestuur in het kader van oproepen tot het indienen van voorstellen die direct door de Europese Commissie worden beheerd.

- Steunprogramma voor het "Établissement national d'entretien routier (ENER)": beperkte voortzetting van de lopende contractuele verbintenissen.

- Subsidiecontract in het kader van de regionale B-portefeuille voor de wederopbouw van de overstroomde gebieden in het stroomgebied van de Senegal.

- Steun voor lokale overheden (buiten EOF): project voor beter gemeentelijk waterbeheer in Nouakchott en partnerschap voor steun aan het schoolsysteem van de gemeente Boustilla.

- Voor de volgende programma’s kunnen nieuwe contracten worden ondertekend, mits de financieringsovereenkomsten worden gerespecteerd:

- Publiceren van lokale oproepen tot het indienen van voorstellen op de gebieden niet-overheidsactoren en democratie en mensenrechten (buiten EOF). De oproepen tot het indienen van voorstellen ten behoeve van lokale overheden blijven echter geschorst.

- Tenuitvoerlegging van het steunproject voor het beheer van migratiestromen uit de regionale fondsen ACS 9e EOF.

- Aanhangsel bij het saneringsproject Zazou (buiten EOF, medefinanciering ngo’s).

- Tenuitvoerlegging van het project voor steun aan de terugkeer van vluchtelingen in samenwerking met de bestaande steun van het Bureau voor humanitaire hulp van de Europese Commissie (ECHO), voor zover de situatie in Mauritanië de tenuitvoerlegging ervan mogelijk maakt en de contractuele afspraken worden nageleefd.

- Nieuwe projecten kunnen worden gestart op de volgende gebieden:

- In het kader van de respons op de voedselcrisis via de regionale B-portefeuille van het 10e EOF kan op de bevolking gerichte steun voor een bedrag van 2,08 miljoen euro worden geprogrammeerd; dit bedrag moet door een internationale organisatie en/of ngo worden besteed zonder dat deze activiteit enige directe steun aan de staat of overheidsdiensten betekent.

- Programmering van het budget voor Mauritanië in het kader van de nieuwe voedselfaciliteit en de aparte begrotingspost "voedselzekerheid", door middel van steunprojecten aan de landbouw die door internationale organisaties of ngo’s ten uitvoer kunnen worden gelegd.

De tenuitvoerlegging van de andere lopende projecten en van het indicatieve programma van het 10 e EOF, met de hieronder vermelde uitzonderingen, blijft geschorst tot aan een eventuele geleidelijke hervatting van de samenwerking op de hieronder beschreven voorwaarden.

Het nationale indicatieve programma van het 10e EOF voorzag in een indicatief bedrag van 40 miljoen euro voor algemene begrotingssteun aan het strategische kader voor armoedebestrijding. Dit project kan niet worden gestart vóór de volledige hervatting van de samenwerking onder de hieronder vermelde voorwaarden, en mits de algemene subsidiabiliteitsvoorwaarden voor de tenuitvoerlegging van dit type programma worden gerespecteerd.

Het indicatieve bedrag van dit programma wordt echter nu reeds tot 25 miljoen euro teruggebracht. Van de beschikbare 15 miljoen euro worden 10 miljoen euro in reserve gehouden voor eventuele steun voor verkiezingen in het kader van een grondwettelijke oplossing van de crisis volgens de wensen van de internationale gemeenschap. De andere 5 miljoen euro worden in reserve gehouden voor ernstige humanitaire crisissituaties die ten gevolge van de staatsgreep van 6 augustus 2008 kunnen ontstaan.

Het programma voor steun voor het beheer van migratiestromen, waarvoor in het nationale indicatieve programma een bedrag van 8 miljoen euro is geraamd, zal uitzonderlijk ten uitvoer worden gelegd vóór de eventuele hervatting van de samenwerking op basis van nog te bepalen doelstellingen en prioriteiten.

- Zodra alle bij het conflict betrokken partijen hun goedkeuring hechten aan een uitweg uit de crisis overeenkomstig de essentiële elementen zoals voorgesteld door de internationale gemeenschap, en meer bepaald aan de instelling, in het kader van een alomvattende en open politieke dialoog, van een kader voor vrije, transparante en representatieve verkiezingen, worden de volgende projecten vrijgegeven:

- Ertshaven in Nouadhibou. Onderhandeling over en ondertekening van het contract voor de vernieuwing van de haven voor zover de geldende regelgeving en de resultaten van de aanbesteding dat mogelijk maken. Indien het contract niet uiterlijk in maart 2009 is ondertekend, zal de EOF-bijdrage aan de werkzaamheden (45 miljoen euro) niet meer ter beschikking staan van Mauritanië.

- Herprogrammering van een project voor de lichting van wrakken in de haven van Nouadhibou, ten gevolge van de overdracht met ingang van 31 december 2008 naar het 10e EOF van de daartoe bestemde STABEX-fondsen (23 miljoen euro). Zonder de staatsgreep zou hiervoor een contract moeten zijn getekend vóór eind 2008.

- Publicatie van de lokale oproepen tot het indienen van voorstellen ten behoeve van lokale overheden die voorheen waren geschorst.

- Zodra de voormelde uitweg uit de crisis feitelijk en onomkeerbaar ten uitvoer is gelegd (benoeming van een nieuwe, op een consensus gebaseerde overgangsregering, aanneming van een onderling overeengekomen routekaart, vertrek van de militairen) zal de samenwerking verder worden hervat. Hieronder kan worden begrepen:

- Eventuele steun voor nieuwe parlements- of presidentsverkiezingen.

- Verdere uitvoering van het programma voor steun aan justitie.

- Tenuitvoerlegging van het Europese programma voor institutionele versterking van de lokale overheden en hun diensten.

- Tenuitvoerlegging van alle programma’s en projecten die waren ondertekend of gepland in het kader van het 8e en 9e EOF, maar waarvoor nog geen contracten waren opgesteld.

- De volledige terugkeer van Mauritanië tot de grondwettelijke orde zal de opheffing mogelijk maken van alle beperkingen die hierboven zijn opgesomd overeenkomstig artikel 96, lid 2, onder a), laatste zin, van de herziene Overeenkomst van Cotonou. Deze situatie is gerealiseerd wanneer staatshoofd en parlementaire kamers legitiem zijn verkozen en de grondwet van kracht is. Dit zal onder meer de integrale uitvoering van het indicatieve programma van het 10e EOF (156 miljoen euro) mogelijk maken, weliswaar rekening houdend met een eventuele herziening van dit programma ten gevolge van de negatieve sociale, economische en politieke gevolgen van de staatsgreep van 6 augustus 2008.

De Europese Unie zal de toestand in Mauritanië op de voet blijven volgen en kan eventueel steun verlenen aan de verwezenlijking van een onderling overeengekomen politieke oplossing voor de crisis, mits deze oplossing gebaseerd is op de hierboven genoemde essentiële elementen overeenkomstig de wensen van de internationale gemeenschap. De Europese Unie behoudt zich het recht voor de hierboven vermelde maatregelen te herzien en te wijzigen naargelang van de ontwikkeling van de situatie in Mauritanië.

Met de meeste hoogachting,

Gedaan te Brussel,

Voor de Commissie | Voor de Raad |

[1] PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.

[2] PB L 287 van 28.10.2005, blz. 4.

[3] PB L 317 van 15.12.2000, blz. 376, gewijzigd bij Intern akkoord van 10 april 2006, PB L 247 van 9.9.2006, blz. 48.

Top