EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009IP0327

Mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten Resolutie van het Europees Parlement van 24 april 2009 over de instelling van een mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten

OJ C 184E, 8.7.2010, p. 79–81 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

8.7.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 184/79


Vrijdag, 24 april 2009
Mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten

P6_TA(2009)0327

Resolutie van het Europees Parlement van 24 april 2009 over de instelling van een mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten

2010/C 184 E/17

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie van 8 april 2009 voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 332/2002 houdende instelling van een mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten (COM(2009)0169),

gelet op Verordening (EG) nr. 332/2002 van de Raad van 18 februari 2002 houdende instelling van een mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten (1), en het standpunt van het Parlement van 6 september 2001 inzake het voorstel voor een verordening van de Raad houdende instelling van een mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten (2),

gezien zijn standpunt van 20 november 2008 (3) inzake het voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 332/2002 en zijn resolutie van dezelfde datum over de instelling van een mechanisme voor financiële ondersteuning op middellange termijn van de betalingsbalansen van de lidstaten (4),

gelet op de artikelen 100 en 119 van het EG-Verdrag,

gelet op artikel 103, lid 2, van zijn Reglement,

A.

overwegende dat de Raad het maximumbedrag voor financiële steun op middellange termijn uit hoofde van de artikelen 119 en 308 van het Verdrag al heeft verdubbeld van het oorspronkelijke bedrag van 12 miljard EUR naar 25 miljard EUR door middel van de vaststelling van Verordening (EG) nr. 1360/2008 van 2 december 2008 (5) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 332/2002,

B.

overwegende dat de Gemeenschap in combinatie met de regelingen van andere internationale financiële instellingen een lening van 6,5 miljard EUR aan Hongarije en van 3,1 miljard EUR aan Letland heeft verstrekt, en dat enkele afzonderlijke lidstaten nog eens 2,2 miljard EUR hebben toegezegd aan Letland,

C.

overwegende dat de Gemeenschap heeft besloten aan Roemenië maximaal 5 miljard EUR aan financiële steun voor de middellange termijn te verstrekken, gelet op de negatieve gevolgen van de wereldwijde financiële crisis op de economische en financiële situatie in Roemenië,

D.

overwegende dat het de voorkeur verdient de financiële steun op de middellange termijn voor de lidstaten per geval te bezien, teneinde rekening te houden met de specifieke situatie in elke lidstaat,

E.

overwegende dat rekening moet worden gehouden met de gevolgen van de huidige wereldwijde financiële en economische crisis,

F.

overwegende dat blijk moet worden gegeven van volledige solidariteit met die lidstaten die meer recent tot de Europese Unie zijn toegetreden,

G.

overwegende dat er tegen de achtergrond van de wereldwijde financiële crisis en de opkomende recessie in de Europese Unie beleidsmaatregelen nodig zijn om de specifieke problemen van de economieën van die lidstaten aan te pakken,

1.

beschouwt de huidige situatie als een verder bewijs van het belang van de euro voor de bescherming van de lidstaten in de eurozone en verzoekt de andere lidstaten buiten de eurozone om zich bij de eurozone aan te sluiten zodra zij voldoen aan de criteria van Maastricht;

2.

wenst dat de Commissie reageert op de eerdere verzoeken van het Parlement om een analyse van de gevolgen van de gedragingen van banken die hun activa uit de meer recent toegetreden lidstaten hebben weggehaald;

3.

dringt er bij de Commissie op aan het resultaat van dat onderzoek zo spoedig mogelijk voor te leggen aan zijn voor economische en monetaire zaken bevoegde commissie;

4.

erkent dat het als gevolg van de huidige mondiale financiële en economische crisis nodig is het in Verordening (EG) nr. 332/2002 bepaalde maximumbedrag aan beschikbare leningen aan de lidstaten significant te verhogen, mede gelet op het vergaderrooster van het Parlement; onderstreept dat een dergelijke verhoging de Gemeenschap ook in staat zou stellen flexibeler te reageren op nieuwe verzoeken om financiële steun op middellange termijn;

5.

is verheugd over de vrijwillige akkoorden tussen banken en de meer recent tot de Europese Unie toegetreden lidstaten, op grond waarvan eerstgenoemden afzien van een verlaging van de kredietlijnen (bijvoorbeeld ten aanzien van Roemenië en het akkoord van Wenen), en moedigt nog meer van dit soort initiatieven aan;

6.

merkt op dat de significante verhoging van het leningsplafond de mogelijkheid biedt het leenpotentieel van de Commissie op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen maximaal te benutten; merkt op dat er geen specifieke rechtsgrondslag is voor de uitgifte door de Gemeenschap van obligaties op de wereldmarkt, maar dat de Commissie voorbereidend werk verricht om twee of meer lidstaten in staat te stellen gezamenlijk in euro's luidende obligaties op de wereldmarkt uit te geven;

7.

verzoekt de Commissie samen met de Europese Investeringsbank te onderzoeken hoe de kredietcrisis in de reële economie kan worden overwonnen met behulp van nieuwe, innovatieve financiële instrumenten; wijst erop dat een verscheidenheid aan financiële instrumenten kan worden gebruikt om op flexibele wijze financiële steun op middellange termijn voor de betalingsbalansen van de lidstaten te kunnen verlenen;

8.

stelt vast dat een verhoging van het leningsplafond voor leningen geen invloed zou hebben op de begroting, aangezien de leningen door de Commissie zouden worden aangegaan op de financiële markten en door de begunstigde lidstaten zouden moeten worden terugbetaald; benadrukt dat een verhoging van het leningsplafond uitsluitend gevolgen voor de begroting zou hebben als een lidstaat zijn schuld niet zou aflossen;

9.

is verheugd over de rol die in voornoemd voorstel van de Commissie wordt toegekend aan de Rekenkamer, mocht dit nodig zijn;

10.

is van mening dat de voorwaarden die verbonden worden aan de verlening van financiële steun, moeten aansluiten bij en bevorderlijk moeten zijn voor de doelstellingen van de Gemeenschap op het gebied van de kwaliteit van de overheidsuitgaven, duurzame groei en socialezekerheidsstelsels, volledige werkgelegenheid, de bestrijding van klimaatverandering en energie-efficiëntie;

11.

herinnert eraan dat artikel 100 van het Verdrag voor alle lidstaten geldt, en verzoekt de Commissie een voorstel voor een verordening in te dienen waarin de uitvoeringsvoorwaarden voor die bepaling worden omschreven; herinnert eraan dat artikel 103 van het Verdrag bepaalt dat de lidstaten „niet aansprakelijk [zijn] voor de verbintenissen van centrale overheden, regionale, lokale of andere overheden, andere publiekrechtelijke lichamen of openbare bedrijven van een andere lidstaat en deze verbintenissen niet overnemen, onverminderd de wederzijdse financiële garanties voor de gemeenschappelijke uitvoering van een specifiek project”, en dat de Raad, „indien nodig (...) volgens de procedure van artikel 252 definities [kan] vaststellen voor de toepassing van de in artikel 101 en in dit artikel bedoelde verbodsbepalingen”;

12.

wenst dat het Parlement op de hoogte wordt gesteld van de memoranda van overeenstemming tussen de Commissie en de betrokken lidstaten waarin zij de leningsvoorwaarden vastleggen;

13.

verzoekt de Commissie de coördinatie van het economisch beleid op communautair niveau tijdens perioden van economische neergang te verzekeren en een groep van deskundigen samen met het Parlement te vormen en een kader en richtsnoeren op te stellen voor de tussen de Commissie en de betrokken lidstaten gesloten memoranda van overeenstemming, waarin de leningsvoorwaarden waren uiteengezet;

14.

brengt in herinnering dat het Parlement in zijn bovengenoemde standpunten van 6 september 2001 en 20 november 2008 heeft gevraagd dat de Raad om de twee jaar op basis van een verslag van de Commissie, na raadpleging van het Parlement en na uitbrenging van advies door de Commissie economische en monetaire zaken, nagaant of het ingestelde mechanisme nog steeds voldoet aan de behoeften die tot de invoering ervan hebben geleid; vraagt de Raad en de Commissie of er sinds de vaststelling van Verordening (EG) nr. 332/2002 dergelijke verslagen zijn opgesteld;

15.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese Centrale Bank, de Eurogroep en de regeringen van de lidstaten.


(1)  PB L 53 van 23.2.2002, blz. 1.

(2)  PB C 72 E van 21.3.2002, blz. 312.

(3)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0560.

(4)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0562.

(5)  PB L 352 van 31.12.2008, blz. 11.


Top