EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009AP0281

Rechten van autobus- en touringcarpassagiers ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (COM(2008)0817 – C6-0469/2008 – 2008/0237(COD))
P6_TC1-COD(2008)0237 Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 23 april 2009 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. …/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming
BIJLAGE I
BIJLAGE II

OJ C 184E, 8.7.2010, p. 312–330 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

8.7.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 184/312


Donderdag, 23 april 2009
Rechten van autobus- en touringcarpassagiers ***I

P6_TA(2009)0281

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (COM(2008)0817 – C6-0469/2008 – 2008/0237(COD))

2010/C 184 E/68

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2008)0817),

gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 71, lid 1 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0469/2008),

gelet op artikel 51 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme (A6-0250/2009),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


Donderdag, 23 april 2009
P6_TC1-COD(2008)0237

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 23 april 2009 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. …/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 71, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie ║,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Communautaire maatregelen inzake vervoer per autobus- en touringcar moeten er onder meer voor zorgen dat passagiers een bescherming genieten die vergelijkbaar is met die van andere vervoerswijzen, waar zij ook reizen. Bovendien moet ten volle rekening worden gehouden met de algemene vereisten van consumentenbescherming ║.

(2)

Aangezien de autobus- of touringcarpassagier bij de vervoersovereenkomst de zwakkere partij is, moeten zijn rechten in dit opzicht worden gewaarborgd, ongeacht de nationaliteit of de plaats in de Gemeenschap waar de passagier woont.

(3)

De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om stedelijke en voorstedelijke vervoersdiensten vrij te stellen van deze verordening indien zij voor een vergelijkbaar niveau van passagiersrechten zorgen door alternatieve regelgevingsmaatregelen. Bij deze maatregelen moet rekening worden gehouden met passagiershandvesten voor multimodale openbaarvervoersnetwerken die de in artikel 1 van deze verordening genoemde kwesties omvatten. De Commissie moet onderzoeken of een reeks gemeenschappelijke passagiersrechten voor stedelijk, voorstedelijk en regionaal vervoer kan worden vastgesteld die alle vervoerswijzen omvat, en een verslag indienen bij het Parlement, zo nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel.

(4)

De lidstaten moeten de ontwikkeling van passagiershandvesten voor stedelijke, voorstedelijke en regionale autobus- en/of touringcardiensten aanmoedigen waarin autobus- en/of touringcarondernemingen zich ertoe verbinden om de kwaliteit van hun dienstverlening te verbeteren en beter op de behoeften van hun passagiers in te spelen.

(5)

Bij maatregelen van de EU ter verbetering van passagiersrechten in het autobus- en touringcarvervoer moet rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van deze sector, die vooral uit kleine en middelgrote ondernemingen bestaat.

(6)

Bij een ongeval met de dood of letsel ║ tot gevolg moeten voor passagiers aansprakelijkheidsregels gelden die vergelijkbaar zijn met die welke van toepassing zijn op andere vervoerswijzen ║.

(7)

Passagiers moeten recht hebben op een voorschot om hun onmiddellijke economische behoeften na een ongeval te dekken.

(8)

Passagiers die schade hebben geleden ten gevolge van een ongeval dat door een verzekeringsgarantie wordt gedekt, moeten in eerste instantie schadevergoeding als bedoeld in deze verordening eisen van de autobus- en/of touringcaronderneming en mogen slechts een beroep doen op de verzekeringsmaatschappij indien die onderneming in gebreke blijft.

(9)

Bij verlies of beschadiging van bagage van passagiers moeten autobus- en touringcarondernemingen aansprakelijkheidsvoorwaarden gelden die vergelijkbaar zijn met die welke gelden voor andere vervoerswijzen.

(10)

Alle burgers moeten gebruik kunnen maken van de aangeboden autobus- en touringcardiensten. Bijgevolg moeten gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit, ongeacht of deze veroorzaakt wordt door een functiebeperking, leeftijd of enige andere factor, de mogelijkheden hebben om gebruik te maken van autobus- en touringcardiensten die vergelijkbaar zijn met die van andere burgers. Gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit hebben evenveel recht als alle andere burgers op vrij verkeer, keuzevrijheid en non-discriminatie.

(11)

In het licht van artikel 9 van het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap en teneinde gehandicapten of personen met beperkte mobiliteit vergelijkbare kansen als andere gebruikers te bieden om gebruik te maken van autobus- en touringcardiensten, moeten regels worden vastgesteld inzake non-discriminatie en bijstand tijdens de reis. Deze personen moet derhalve toegang krijgen tot het vervoer en mogen niet worden geweigerd op grond van hun handicap of gebrek aan mobiliteit, tenzij er sprake is van wettelijk vastgelegde veiligheidsredenen. Zij dienen recht op bijstand te krijgen in autobus- en touringcarterminals en aan boord van het voertuig, met inbegrip van het in- en uitstappen. Om sociale uitsluiting te vermijden, moet deze bijstand zonder bijkomende kosten worden verleend. Bus- en/of touringcarondernemingen moeten toegankelijkheidsregels vaststellen, bij voorkeur op basis van het Europees normalisatiesysteem.

(12)

Autobus- en/of touringcarondernemingen moeten hun personeel een specifieke opleiding geven zodat zij gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit de nodige bijstand kunnen verlenen. Deze opleiding moet worden verstrekt in het kader van Richtlijn 2003/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen (4). De lidstaten moeten de autobus- en/of touringcarondernemingen voor zover mogelijk steunen bij het opzetten en uitvoeren van passende opleidingsprogramma's.

(13)

Bij beslissingen over het ontwerp van nieuwe terminals, en als onderdeel van grootschalige verbouwingen, moeten beheersorganen zonder uitzondering rekening houden met de behoeften van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit. Beheersinstanties van autobus- en touringcarterminals dienen in elk geval plaatsen te voorzien waar deze personen zich kunnen aanmelden en bijstand kunnen vragen.

(14)

Ook autobus- en/of touringcarondernemingen moeten met deze behoeften rekening houden wanneer zij beslissen over het ontwerp van nieuwe en gemoderniseerde voertuigen.

(15)

De lidstaten moeten de bestaande infrastructuur verbeteren wanneer dat nodig is om autobus- en/of touringcarondernemingen in staat te stellen de toegankelijkheid voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit te garanderen en hun de nodige bijstand te verlenen.

(16)

Maatregelen van de EU ter verbetering van onbelemmerde mobiliteit moeten prioritair een onbelemmerde toegang tot autobus- en touringcarterminals en -haltes bevorderen.

(17)

Overeenkomstig de conclusies van het COST 349-project inzake de toegankelijkheid van touringcars en lange-afstandsbussen moet de Commissie maatregelen voor toegankelijke en in de gehele EU interoperabele infrastructuur in autobus- en touringcarterminals en -haltes voorstellen.

(18)

De gebruikersrechten van autobus- en touringcarpassagiers voorzien onder meer in het recht op informatie over de dienstverlening voor en gedurende de reis. Alle essentiële informatie die aan autobus- en touringcarpassagiers wordt meegedeeld, moet ook in alternatieve voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit toegankelijke vormen worden aangeboden.

(19)

Deze verordening mag geen beperking inhouden van het recht van de autobus- en/of touringcarondernemingen om volgens het toepasselijk recht compensatie te verlangen van enig persoon, inclusief derden.

(20)

De hinder die reizigers ondervinden door uitval of grote vertraging van hun bus of touringcar moet worden beperkt. Hiertoe moeten de passagiers goed worden opgevangen en geïnformeerd. Passagiers moeten de mogelijkheid krijgen hun reis te annuleren en hun vervoerbewijzen terugbetaald krijgen, in bevredigende omstandigheden via een andere route te reizen of informatie te krijgen over alternatieve vervoersmogelijkheden. Indien autobus- en/of touringcarondernemingen aan passagiers niet de nodige bijstand verlenen, moeten passagiers recht hebben op een financiële compensatie.

(21)

Autobus- en/of touringcarondernemingen moeten samenwerken om op nationaal of Europees niveau regelingen te treffen om opvang van en de bijstand aan passagiers te verbeteren wanneer hun reis wordt onderbroken, met name bij grote vertragingen.

(22)

Deze verordening doet geen afbreuk aan de rechten van passagiers uit hoofde van Richtlijn 90/314/EEG van de Raad van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, vakantiepakketten en rondreispakketten (5). Deze verordening is niet van toepassing wanneer een pakketreis geannuleerd wordt om andere redenen dan de annulering van de autobus- of touringcardienst.

(23)

Passagiers moeten volledige informatie ontvangen over hun rechten uit hoofde van deze verordening, zodat ze die rechten ook daadwerkelijk kunnen uitoefenen.

(24)

Passagiers moeten hun rechten kunnen uitoefenen via daartoe door autobus- en/of touringcarondernemingen opgezette passende klachtenprocedures of, eventueel, door een klacht in te dienen bij de daartoe door de betrokken lidstaat aangewezen instantie(s).

(25)

De lidstaten moeten ervoor zorgen en erop toezien dat hun autobus- en/of touringcarondernemingen deze verordening naleven en zij dienen een passende instantie voor de uitvoering van die handhavingstaken aan te wijzen. Dit toezicht mag geen afbreuk doen aan de rechten van passagiers om door middel van nationale rechtsprocedures bij een rechtbank schadevergoeding te eisen ║.

(26)

De lidstaten dienen sancties vast te stellen voor overtredingen van deze verordening, en ervoor te zorgen dat deze sancties worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

(27)

Aangezien de doelstellingen van deze beschikking, namelijk in alle lidstaten een hoog en gelijkwaardig niveau te waarborgen van bescherming van en bijstand ║ aan autobus- en touringcarpassagiers, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de aanzienlijke internationale dimensie beter op communautair niveau worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(28)

Deze verordening mag geen afbreuk doen aan Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (6).

(29)

De handhaving van deze verordening dient te worden gebaseerd op Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming („verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming”) (7). Die verordening moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(30)

Deze verordening eerbiedigt de fundamentele rechten en voldoet aan de beginselen ║ die zijn erkend in, met name, het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Hoofdstuk I

Algemene bepalingen

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden voorschriften ingesteld met betrekking tot het volgende:

(1)

non-discriminatie tussen passagiers wat betreft de door autobus- en/of touringcarondernemingen ║ aangeboden vervoersvoorwaarden;

(2)

de aansprakelijkheid van autobus- en/of touringcarondernemingen bij ongevallen met de dood of letsel van passagiers ║ of verlies of beschadiging van hun bagage tot gevolg;

(3)

non-discriminatie en verplichte bijstand aan per autobus of touringcar reizende gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit;

(4)

de verplichtingen van autobus- en/of touringcarondernemingen ten aanzien van passagiers bij annulering of vertraging;

(5)

de minimaal aan passagiers mee te delen informatie;

(6)

klachtenbehandeling;

(7)

de handhaving van ║ passagiersrechten.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Deze verordening is van toepassing op geregelde personenvervoersdiensten van autobus- en/of touringcarondernemingen.

2.   De lidstaten kunnen stedelijke en voorstedelijke ▐ vervoersdiensten die het voorwerp uitmaken van openbaredienstcontracten, vrijstellen van deze verordening wanneer die contracten een niveau van bescherming van de passagiersrechten waarborgen dat vergelijkbaar is met dat van deze verordening.

3.   Op ongeregelde vervoersdiensten is uitsluitend hoofdstuk II van toepassing.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

(1)

„autobus- en/of touringcaronderneming”: een vervoersonderneming die in haar staat van vestiging gemachtigd is tot het verrichten van vervoerdiensten met touringcars en autobussen overeenkomstig de door de nationale wetgeving vastgestelde voorwaarden voor toegang tot de markt en een vervoersonderneming die over een overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 684/92 van de Raad van 16 maart 1992 houdende gemeenschappelijke regels voor het internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen.  (8) afgegeven geldige communautaire vergunning beschikt voor internationale personenvervoerdiensten;

(2)

„ongeregeld vervoer”: vervoersdiensten als bedoeld in artikel 2, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 684/92;

(3)

„geregeld vervoer”: vervoersdiensten als bedoeld in artikel 2, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 684/92;

(4)

„vervoersovereenkomst”: een overeenkomst tussen een autobus- en/of touringcaronderneming ▐ en de passagier voor de levering van een of meer vervoerdiensten , ongeacht of het vervoerbewijs bij een vervoerder, touroperator of verkoper van vervoerbewijzen is gekocht ;

(5)

„vervoerbewijs”: een geldig document dat recht geeft op vervoer of een gelijkwaardig document in immateriële, inclusief elektronische, vorm dat door de autobus- en/of touringcaronderneming of door een door haar erkende verkoper van vervoerbewijzen is uitgegeven of toegestaan;

(6)

„verkoper van vervoerbewijzen”: tussenpersoon die autobus- of touringcardiensten , met inbegrip van diensten die als onderdeel van een pakket worden verkocht, verkoopt namens een autobus- en/of touringcaronderneming of een touroperator ;

(7)

„touroperator”: een organisator ▐ in de zin van artikel 2, lid 2 , van Richtlijn 90/314/EEG;

(8)

„gehandicapte” of „persoon met beperkte mobiliteit”: persoon wiens mobiliteit bij het gebruik van vervoer beperkt is ten gevolge van een lichamelijke (zintuiglijke of motorische, permanente of tijdelijke) handicap, een verstandelijke handicap, of stoornis of anderszins ontstane handicap, of ten gevolge van ouderdom, en wiens situatie vereist dat hij of zij passende aandacht krijgt en dat de aan alle passagiers verstrekte diensten aan zijn of haar behoeften worden aangepast;

(9)

„boeking”: een papieren of elektronisch toelatingsbewijs dat recht geeft op vervoer onder van tevoren bevestigde, op naam gestelde vervoersvoorwaarden;

(10)

„terminalbeheerder”: een organisatorische entiteit in een lidstaat die verantwoordelijk is gemaakt voor het beheer van een autobus- en/of touringcarterminal;

(11)

„annulering”: het niet uitvoeren van een bepaalde geregelde dienst waarop ten minste daadwerkelijk één plaats was geboekt;

(12)

„vertraging”: het tijdsverschil tussen het tijdstip waarop de reiziger volgens de openbaar gemaakte dienstregeling had moeten vertrekken of aankomen en het tijdstip van zijn reële of verwachte vertrek of aankomst;

(13)

„toegankelijke vormen”: vormen als tekst, braille, audio, video en/of elektronische vormen, door middel waarvan passagiers toegang hebben tot dezelfde informatie.

Artikel 4

Vervoersovereenkomst en niet-discriminerende contractuele voorwaarden

1.   Autobus en/of touringcarondernemingen verschaffen passagiers een bewijs van de vervoersovereenkomst door een of meer vervoerbewijzen te overhandigen. Het vervoerbewijs levert volledig bewijs van het sluiten van de vervoersovereenkomst en verleent derhalve rechten uit hoofde van deze verordening.

2.   Onverminderd openbaredienstverplichtingen deze sociale tarieven voorschrijven, mogen autobus- en/of touringcarondernemingen en verkopers van vervoerbewijzen in hun aan het grote publiek aangeboden vervoersvoorwaarden en tarieven geen onderscheid maken op grond van nationaliteit, woonplaats van de eindgebruikers of de plaats in de Gemeenschap waar de autobus- en/of touringcaronderneming of de verkoper van vervoerbewijzen is gevestigd.

Artikel 5

Uitsluiting van verklaring van afstand

1.   Verplichtingen uit hoofde van deze verordening mogen niet worden beperkt of er mag geen afstand van worden gedaan door bijvoorbeeld een afwijking of restrictieve clausule in de vervoersovereenkomst.

2.   Autobus- en/of touringcarondernemingen mogen contractuele voorwaarden aanbieden die voor de passagier gunstiger zijn dan de in deze verordening neergelegde voorwaarden.

Hoofdstuk II

Aansprakelijkheid van autobus- en/of touringcarondernemingen ten aanzien van passagiers en hun bagage

Artikel 6

Aansprakelijkheid bij overlijden of letsel van passagiers

1.   Overeenkomstig dit hoofdstuk zijn autobus- en/of touringcarondernemingen aansprakelijk voor het verlies of de schade ten gevolge van het overlijden of letsel van de reiziger, veroorzaakt door een ongeval dat de reiziger is overkomen terwijl hij zich in de bus of de touringcar bevond of bij het in- en uitstappen van het voertuig en dat voortvloeit uit de exploitatie van het autobus- en touringcarvervoer.

2.   De aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad van autobus- en/of touringcarondernemingen kan noch bij wet, noch bij overeenkomst noch bij contract financieel worden begrensd.

3.   Voor vorderingen tot 220 000 EUR per passagier kan een autobus- en/of touringcaronderneming haar aansprakelijkheid niet uitsluiten of beperken door te bewijzen dat zij de ingevolge lid 4, onder a), vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen , tenzij het totale bedrag van de vordering hoger is dan het bedrag waarvoor overeenkomstig Tweede Richtlijn 84/5/EEG van de Raad van 30 december 1983 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven (9), verzekering verplicht is op grond van de nationale wetgeving van de lidstaat waar de autobus of touringcar gewoonlijk is gestald. In een dergelijk geval blijft de aansprakelijkheid beperkt tot dat bedrag.

4.   Een autobus- en/of touringcaronderneming is niet aansprakelijk overeenkomstig lid 1:

(a)

indien het ongeval is veroorzaakt door omstandigheden van het geval die geen verband houden met de exploitatie van de autobus- en touringcardiensten of die de vervoerder , ondanks het feit dat hij de in de specifieke omstandigheden vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen, niet kon vermijden of waarvan hij de gevolgen niet kon verhinderen;

(b)

indien het ongeval de schuld is van de passagier of door zijn nalatigheid is veroorzaakt.

5.   In geen geval:

(a)

mag uit deze verordening worden afgeleid dat de autobus- en/of touringcaronderneming de enige partij is die aansprakelijk kan worden gesteld voor schade; of

(b)

mogen de rechten van de autobus- en/of touringcaronderneming om de schade te verhalen op andere partijen overeenkomstig het in een lidstaat toepasselijke recht worden beperkt.

Artikel 7

Schadevergoeding

1.   In geval van overlijden van een passagier, omvat de schadevergoeding op grond van de aansprakelijkheid uit hoofde van artikel 6 het volgende:

(a)

de ten gevolge van het overlijden van de passagier noodzakelijke kosten, met name die van het vervoer van het stoffelijk overschot en de lijkbezorging;

(b)

indien de dood niet onmiddellijk is ingetreden, de in lid 2 ║ bedoelde schadevergoeding.

2.   In geval van verwonding of elk ander lichamelijk of geestelijk letsel van de reiziger omvat de schadevergoeding:

(a)

de noodzakelijk kosten, met name die van behandeling en vervoer;

(b)

het vermogensnadeel dat de reiziger lijdt door een gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid of door een toename van zijn behoeften.

3.   Indien door de dood van de passagier andere personen jegens wie hij een wettelijke onderhoudsplicht had of in de toekomst gehad zou hebben, hun onderhoud verliezen, moeten ook zij voor dit verlies schadeloos worden gesteld.

Artikel 8

Voorschotten

1.   In geval van overlijden of enig letsel van de passagiers, dat is veroorzaakt door een ongeval in verband met de exploitatie van de autobus- en touringcardiensten, en indien de passagier niet door enige andere reisverzekeringspolis is gedekt, betaalt de autobus- en/of touringcaronderneming onverwijld, en ieder geval binnen vijftien dagen nadat de identiteit van de schadevergoedingsgerechtigde natuurlijke persoon is vastgesteld, een voorschot dat toereikend moet zijn om de onmiddellijke economische noden te lenigen en dat evenredig is aan het geleden nadeel , mits er voldoende aanwijzingen zijn voor causaliteit die aan de vervoersonderneming kan worden toegeschreven .

2.   Onverminderd lid 1 wordt bij overlijden een voorschot van ten minste 21 000 EUR per passagier betaald.

3.   Een voorschot impliceert niet dat de aansprakelijkheid wordt erkend en mag worden verrekend met elk bedrag dat later op basis van deze verordening wordt uitgekeerd, maar behoeft niet te worden terugbetaald, tenzij de schade werd veroorzaakt door nalatigheid of schuld van de passagier, ▐ wanneer degene die het voorschot ontvangen heeft, niet schadevergoedingsgerechtigd was of wanneer de daadwerkelijk geleden schade lager was dan het betaalde voorschot .

Artikel 9

Aansprakelijkheid voor verlies of beschadiging van bagage

1.   Autobus- en/of touringcarondernemingen zijn aansprakelijk voor verlies of beschadiging van alle aan hen toevertrouwde bagage. De maximumcompensatie bedraagt 1 800 EUR per passagier.

2.   Bij ongevallen in verband met de exploitatie van autobus- en touringcardiensten zijn autobus- en of touringcarondernemingen aansprakelijk voor het verlies of de beschadiging van de persoonlijke bezittingen die passagiers bij zich droegen of als handbagage bij zich hadden. De maximumcompensatie bedraagt 1 300 EUR per passagier.

3.   ▐ Een autobus- en/of touringcaronderneming wordt niet aansprakelijk gesteld voor verlies of schade overeenkomstig de leden 1 en 2:

(a)

indien het verlies of de schade is veroorzaakt door omstandigheden die geen verband houden met de exploitatie van de autobus- en touringcardiensten en die de autobus- en/of touringcaronderneming, ondanks het feit dat zij de in de specifieke omstandigheden vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen, niet kon vermijden en waarvan zij de gevolgen niet kon verhinderen;

(b)

indien het verlies of de schade de schuld is van de passagier of door diens nalatigheid is veroorzaakt.

Hoofdstuk III

Rechten van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit

Artikel 10

Voorkomen van vervoersweigering

1.   Een autobus- en/of touringcaronderneming, haar verkoper van vervoerbewijzen of een touroperator mag niet om redenen van een handicap of beperkte mobiliteit ║ weigeren:

(a)

een boeking te aanvaarden voor een vervoersdienst of een vervoerbewijs af te geven voor een vervoersdienst waarop deze verordening van toepassing is;

(b)

een gehandicapte of een persoon met beperkte mobiliteit te laten instappen, mits deze persoon over een geldig vervoerbewijs of een geldige boeking beschikt.

2.   Boekingen en vervoerbewijzen worden gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit aangeboden zonder extra kosten.

Artikel 11

Afwijkingen en bijzondere voorwaarden

1.   Niettegenstaande de bepalingen van artikel 10 mag een autobus- en/of touringcaronderneming, haar verkoper van vervoerbewijzen of een touroperator op grond van een handicap of beperkte mobiliteit weigeren de boeking van een gehandicapte of persoon met beperkte mobiliteit te aanvaarden, ║ een vervoerbewijs af te geven of een dergelijke persoon te laten instappen ║:

(a)

wanneer het ontwerp van het voertuig het instappen of vervoeren van de gehandicapte of persoon met beperkte mobiliteit fysiek of feitelijk onmogelijk maken;

(b)

indien het voertuig of de infrastructuur op de plaats van vertrek of aankomst of onderweg niet adequaat uitgerust is om het veilige vervoer van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit te garanderen.

Indien een boeking wordt geweigerd op grond van de punten a) of b) van het eerste lid, doet de vervoerder, zijn verkoper van vervoerbewijzen of de touroperator redelijke inspanningen om de persoon in kwestie een aanvaardbaar alternatief aan te bieden.

2.   Een gehandicapte of een persoon met beperkte mobiliteit aan wie de toegang tot het voertuig op grond van zijn handicap of mobiliteitsbeperking is geweigerd, moet de keuze krijgen tussen het recht op terugbetaling en ▐ een redelijk vervoersalternatief naar zijn bestemming binnen een vergelijkbare tijdsspanne.

3.   ▐ Wanneer dat strikt noodzakelijk is, kan een autobus- en/of touringcaronderneming, haar verkoper van vervoerbewijzen of een touroperator verlangen dat een gehandicapte persoon of een persoon met beperkte mobiliteit wordt begeleid door een andere persoon die hem of haar de nodige bijstand kan verlenen indien:

(a)

de in lid 1, onder a) of b), genoemde voorwaarden van toepassing zijn; of

(b)

de bemanning van het voertuig in kwestie slechts uit één persoon bestaat die het voertuig bestuurt en niet in de mogelijkheid verkeert om de gehandicapte of de persoon met beperkte mobiliteit de in bijlage I genoemde bijstand te verlenen.

4.   Wanneer een autobus- en/of touringcaronderneming, haar verkoper van vervoerbewijzen of een touroperator de in lid 1 bedoelde afwijking inroept, stelt hij of zij de gehandicapte of de persoon met beperkte mobiliteit onverwijld in kennis van de redenen daarvoor, of stelt deze hem of haar op verzoek binnen vijf dagen na het verzoek schriftelijk in kennis daarvan .

Artikel 12

Toegankelijkheid en informatie

1.   Autobus- en/of touringcarondernemingen stellen, in samenwerking met de ▐ in artikel 27 bedoelde ║ organisaties die gehandicapte personen en personen met beperkte mobiliteit, vertegenwoordigen niet-discriminerende toegangsregels vast voor het vervoer van gehandicapten, personen met beperkte mobiliteit en begeleiders teneinde aan de toepasselijke wettelijke veiligheidseisen te voldoen. Deze regels geven alle voorwaarden voor de toegang tot de betrokken autobus- en touringcardiensten, met inbegrip van de toegankelijkheid van de gebruikte voertuigen, de faciliteiten aan boord van het voertuig en de hulpmiddelen waarmee het is uitgerust .

2.   De in lid 1 bedoelde regels worden door autobus- en/of touringcarondernemingen of hun verkopers van vervoerbewijzen minstens op het moment waarop de boeking wordt gemaakt in toegankelijke vormen en in dezelfde talen als die waarin de informatie voor alle passagiers in het algemeen wordt meegedeeld, bekendgemaakt. Bij de bekendmaking van die informatie wordt bijzondere aandacht besteed aan de behoeften van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit.

3.   Op verzoek maken autobus- en/of touringcarondernemingen onmiddellijk de internationale, communautaire of nationale wetgeving waarin de veiligheids-voorschriften zijn vastgesteld en waarop de niet-discriminerende toegangsregels zijn gebaseerd, openbaar. Deze moet in toegankelijke vormen worden verstrekt.

4.   Touroperators maken de in lid 1 bedoeld regels die van toepassing zijn op reizen die deel uitmaken van pakketreizen, vakantiepakketten en rondreispakketten, die door hen worden georganiseerd, verkocht of te koop worden aangeboden, openbaar.

5.   Autobus- en/of touringcarondernemingen, hun verkopers van vervoerbewijzen of touroperators zorgen ervoor dat alle relevante informatie betreffende de reisvoorwaarden, het traject en de toegankelijkheid van de diensten , met inbegrip van online boekingen en informatie, in ▐ toegankelijke vormen beschikbaar is voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit en bij uitbreiding ook voor personen die door hun ouderdom of jonge leeftijd niet zonder bijstand kunnen reizen, alsook voor begeleiders .

Artikel 13

Recht op bijstand

1.   Terminalbeheerders en autobus- en/of touringcarondernemingen zorgen voor, na en zo mogelijk tijdens ▐ de reis gratis passende bijstand aan gehandicapten of personen met beperkte mobiliteit als bedoeld in bijlage I. De bijstand wordt aangepast aan de individuele behoeften van de gehandicapte of de persoon met beperkte mobiliteit.

2.   Terminalbeheerders en autobus- en/of touringcarondernemingen kunnen ervoor opteren zelf bijstand te verlenen of daarvoor een contract sluiten met een of meerdere derde partijen. Zij kunnen op eigen initiatief of op verzoek een dergelijk contract sluiten.

Ook wanneer terminalbeheerders en autobus- en/of touringcarondernemingen voor het verlenen van bijstand een contract sluiten met een of meer derde partijen, blijven zij verantwoordelijk voor het verlenen van die bijstand.

3.   De bepalingen van dit hoofdstuk beletten terminalbeheerders en autobus- en/of touringcarondernemingen geenszins een ruimere bijstand te bieden dan de in bijlage I beschreven bijstand of aanvullende diensten aan te bieden bovenop de in die bijlage gespecificeerde diensten.

Artikel 14

Recht op bijstand in terminals

1.   Uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening, bepalen de lidstaten in welke autobus- en touringcarterminals aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit bijstand moet worden verleend, rekening houdend met de behoefte aan een geografisch gespreide toegankelijkheid van het autobus- en touringcarvervoer. De lidstaten stellen de Commissie daarvan in kennis. De Commissie stelt een lijst van de aangewezen autobus- en touringcarterminals beschikbaar op internet.

2.   De terminalbeheerder van een overeenkomstig lid 1 door een lidstaat aangewezen terminal dient ervoor te zorgen dat de in deel a) van bijlage I bedoelde bijstand zonder extra kosten wordt aangeboden aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit wanneer die personen voldoen aan de in artikel 16 vastgestelde voorwaarden.

3.     Indien het gebruik van een erkende hulphond noodzakelijk is, wordt dit toegestaan mits de autobus- en/of touringcaronderneming, de verkoper van vervoerbewijzen of de touroperator hiervan overeenkomstig de toepasselijke nationale voorschriften voor het vervoer van hulphonden op de hoogte is gebracht.

Artikel 15

Recht op bijstand aan boord

▐ Bij het in- en uitstappen van de autobus of touringcar bieden autobus- en/of touringcarondernemingen aan gehandicapte personen of personen met beperkte mobiliteit kosteloos minstens de in deel b) van bijlage I bedoelde bijstand wanneer de betrokken persoon voldoet aan de in artikel 16 vastgestelde voorwaarden.

Artikel 16

Voorwaarden waaronder bijstand wordt verleend

1.   Autobus- en/of touringcarondernemingen, terminalbeheerders, verkopers van vervoerbewijzen en touroperators werken samen om ervoor te zorgen dat bijstand wordt verleend aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit, op voorwaarde dat de autobus- en/of touringcaronderneming, de terminalbeheerder, de verkoper van vervoerbewijzen of de touroperator minstens 24 uur voor het ogenblik waarop de bijstand moet worden verleend, in kennis wordt gesteld van de behoefte aan bijstand van de betrokkene , tenzij een kortere termijn wordt voorgesteld door degene die de bijstand verleent of wordt overeengekomen tussen degene die de bijstand verleent en de passagier .

2.   Autobus- en/of touringcarondernemingen, terminalbeheerders, verkopers van vervoerbewijzen en touroperators nemen alle nodige maatregelen om de indiening van aanvragen om bijstand door gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit te faciliteren. De passagier ontvangt een bevestiging dat zijn behoefte aan bijstand is gemeld. Deze verplichtingen gelden voor al hun verkoopskanalen, met inbegrip van verkoop via telefoon en het internet.

3.   Indien geen kennisgeving is gedaan overeenkomstig lid 1, doen autobus- en/of touringcarondernemingen, terminalbeheerders, verkopers van vervoerbewijzen en touroperators alle redelijke inspanningen om ervoor te zorgen dat bijstand wordt verleend zodat de gehandicapte of persoon met beperkte mobiliteit in de vertrekkende autobus of touringcar kan stappen, kan overstappen op een aansluitende dienst of bij aankomst kan uitstappen uit de autobus of touringcar waarvoor hij een vervoerbewijs heeft gekocht.

4.   Bijstand wordt verleend mits de betrokken zich aanmeldt op het daartoe aangewezen punt:

op een vooraf door de autobus- en/of touringcaronderneming vastgesteld tijdstip, doch maximaal 60 minuten voor de geplande vertrektijd; of

indien geen tijdstip is meegedeeld, uiterlijk 30 minuten voor de geplande vertrektijd, tenzij een ander tijdstip wordt voorgesteld door degene die de bijstand verleent of wordt overeengekomen tussen de passagier en degene die de bijstand verleent .

5.   De terminalbeheerder van een terminal die door een lidstaat is aangewezen overeenkomstig artikel 14, lid 1, wijst, rekening houdend met de plaatselijke omstandigheden en onverminderd de bevoegdheden van andere instanties met betrekking tot de omgeving van de terminal, aankomst- en vertrekplaatsen aan binnen de terminal of op plaatsen, zowel binnen als buiten het terminalgebouw, waarvoor hij rechtstreeks bevoegd is, waar gehandicapten of personen met beperkte mobiliteit zich kunnen aanmelden en bijstand kunnen aanvragen.

6.   De in lid 5 bedoelde aangewezen punten moeten duidelijk bewegwijzerd, toegankelijk en herkenbaar zijn voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit, en op die plaatsen dient de nodige informatie over de terminal en de geboden bijstand in toegankelijke vormen beschikbaar te zijn.

Artikel 17

Mededeling van informatie aan een derde partij

1.   Wanneer de verlening van bijstand is uitbesteed en een autobus- en/of touringcaronderneming, de verkoper van vervoerbewijzen of de touroperator minstens 48 uur voor de geplande vertrektijd een kennisgeving van de behoefte aan bijstand ontvangt, deelt hij of zij de relevante informatie op dusdanige wijze mee dat de betrokken onderaannemer de kennisgeving uiterlijk 36 uur voor de geplande vertrektijd ontvangt .

2.   Wanneer de verlening van bijstand is uitbesteed en bij een autobus- en/of touringcaronderneming, de verkoper van vervoerbewijzen of de touroperator minder dan 48 uur voor de geplande vertrektijd van de autobus of touringcar een aanvraag om bijstand wordt ingediend, deelt deze de ║ informatie op dusdanige wijze mee dat de betrokken onderaannemer de kennisgeving zo snel mogelijk ontvangt .

Artikel 18

Opleiding

Autobus- en/of touringcarondernemingen en terminalbeheerders zorgen ervoor dat:

(a)

al hun personeelsleden en die van hun onderaannemers die rechtstreekse bijstand verlenen aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit, weten hoe zij aan de behoeften van mensen met uiteenlopende handicaps of mobiliteitsproblemen kunnen voldoen;

(b)

al hun personeelsleden die rechtstreeks contact hebben met passagiers, een opleiding krijgen over bijstand aan gehandicapten en over het bewustzijn van de gehandicaptenproblematiek als omschreven in bijlage II;

(c)

alle nieuwe personeelsleden bij hun indiensttreding een cursus over de gehandicaptenproblematiek volgen en dat personeelsleden, waar nodig, bijscholing krijgen.

Artikel 19

Compensatie voor rolstoelen en mobiliteitshulpmiddelen

1.   Wanneer rolstoelen of andere mobiliteitshulpmiddelen, of onderdelen daarvan, tijdens de afhandeling in de terminal of tijdens het vervoer aan boord van een bus of touringcar verloren gaan of worden beschadigd, ontvangt de passagier aan wie deze hulpmiddelen toebehoren een schadevergoeding van de partij die bij het verlies of de beschadiging aansprakelijk was voor de uitrusting, namelijk de autobus- en/of touringcaronderneming of de terminalbeheerder.

Zo nodig wordt al het mogelijke gedaan om zo snel mogelijk vervanguitrusting aan te bieden met dezelfde technische en functionele kenmerken als de verloren of beschadigde uitrusting .

2.     Een autobus- en/of touringcaronderneming is niet aansprakelijk overeenkomstig lid 1:

(a)

indien het verlies of de schade is veroorzaakt door omstandigheden van het geval die geen verband houden met de exploitatie van de autobus- en touringcardiensten en die de autobus- en/of touringcaronderneming, ondanks het feit dat zij de in de specifieke omstandigheden vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen, niet kon vermijden en waarvan zij de gevolgen niet kon verhinderen;

(b)

indien het verlies of de schade de schuld is van de passagier of door diens nalatigheid is veroorzaakt.

3.   Het bedrag van de op grond van dit artikel te betalen compensatie komt overeen met de daadwerkelijk geleden schade .

Hoofdstuk IV

Verplichtingen van autobus- en/of touringcarondernemingen bij onderbreking van de reis

Artikel 20

Aansprakelijkheid bij annulering of grote vertragingen

1.    Autobus- en/of touringcarondernemingen zijn aansprakelijk voor annuleringen , overboekingen en vertragingen van meer dan twee uur bij vertrek. Autobus- en/of touringcarondernemingen zijn alleen aansprakelijk voor annuleringen en vertragingen ten gevolge van omstandigheden waarover zij controle hebben. Zij zijn niet aansprakelijk voor vertragingen ten gevolge van files, grenscontroles en/of voertuigcontroles. In alle gevallen waarin ondernemingen aansprakelijk zijn, wordt aan de betrokken passagier ten minste:

(a)

zonder extra kosten alternatief vervoer geboden in redelijke omstandigheden van het geval of, wanneer zulks niet haalbaar is, informatie geboden over passende alternatieve vervoersdiensten van andere vervoersondernemingen;

(b)

de prijs van het vervoerbewijs terugbetaald tenzij de passagier het in punt a) bedoelde alternatief vervoer aanvaardt;

(c)

bovenop de terugbetaling als bedoeld in punt b), het recht toegekend op een compensatie van 50 % van de prijs van het vervoerbewijs indien de autobus- en/of touringcaronderneming geen alternatief vervoer of informatie biedt als bedoeld in punt a). De vergoeding wordt betaald binnen een maand na de indiening van het verzoek om schadevergoeding;

(d)

indien hij het aangeboden alternatieve vervoer aanvaardt, het recht toegekend op een compensatie van 50 % van de prijs van het vervoerbewijs, zonder dat hij het recht op vervoer verliest. Onder de prijs van het vervoerbewijs worden de volledige kosten verstaan die de passagier betaalt voor het vertraagde deel van de reis. De vergoeding wordt betaald binnen een maand na de indiening van het verzoek om schadevergoeding;

(e)

maaltijden en dranken aangeboden die in verhouding staan tot de wachttijd, voor zover dit redelijkerwijs mogelijk is;

(f)

hotel- of ander verblijf aangeboden alsmede vervoer tussen de terminal en de plaats van het verblijf indien een overnachting nodig is voordat de reis kan worden voortgezet;

(g)

indien de autobus of touringcar buiten gebruik is, vervoer aangeboden tussen de plaats waar het onbruikbare voertuig staat en een geschikte wachtplaats of terminal vanwaar de reis kan worden voortgezet.

2.     In andere dan de in lid 1 bedoelde gevallen zijn autobus- en/of touringcarondernemingen aansprakelijk voor vertragingen van meer dan twee uur bij aankomst indien de vertraging te wijten is aan:

de nalatigheid en de schuld van de bestuurder; of

een technisch defect van het voertuig.

In die gevallen wordt aan de passagier ten minste:

(a)

het recht toegekend op een compensatie van 50 % van de prijs van het vervoerbewijs. Onder de prijs van het vervoerbewijs worden de volledige kosten verstaan die de passagier betaalt voor het vertraagde deel van de reis. De vergoeding wordt betaald binnen een maand na de indiening van het verzoek om schadevergoeding;

(b)

bijstand geboden als bedoeld in lid 1, onder e), f) en g), van dit artikel.

3.     Een autobus- en/of touringcaronderneming wordt van deze aansprakelijkheid vrijgesteld indien de annulering of vertraging aan een van de volgende oorzaken te wijten is:

(a)

omstandigheden die geen verband houden met de exploitatie van de autobus- en touringcardiensten en die de autobus- en/of touringcaronderneming, ondanks het feit dat zij de in de specifieke omstandigheden van het geval vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen, niet kon vermijden en waarvan zij de gevolgen niet kon verhinderen;

(b)

nalatigheid van de passagier; of

(c)

het handelen van een derde dat de autobus- en/of touringcaronderneming, ondanks het feit dat zij de in de specifieke omstandigheden van het geval vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen, niet kon vermijden en waarvan zij de gevolgen niet kon verhinderen.

Artikel 21

Informatieverstrekking

1.   Bij vertraging brengen autobus- en/of touringcarondernemingen of, in voorkomend geval, de terminalbeheerders, ║ de passagiers op de hoogte van de verwachte vertrektijd en de verwachte aankomsttijd, zodra die informatie beschikbaar is, doch uiterlijk 30 minuten na de geplande vertrektijd respectievelijk één uur voor de geplande aankomsttijd. Deze informatie wordt ook verstrekt in vormen die toegankelijk zijn voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit.

2.   Indien passagiers door de vertraging een aansluiting missen, doen de autobus- en/of autocarondernemingen redelijke inspanningen om de betrokken passagiers te informeren over alternatieve reismogelijkheden.

Artikel 22

Verdere eisen tot schadevergoeding

Deze verordening is van toepassing onverminderd de rechten van een passagier op verdere compensatie . De uit hoofde van deze verordening toegekende compensatie kan op eventuele verdere compensatie in mindering worden gebracht.

Artikel 23

Extra maatregelen ten behoeve van passagiers

Vervoerders ontwikkelen samen en in samenspraak met de belanghebbenden, brancheorganisaties, consumentenverenigingen en verenigingen van passagiers en gehandicapten ║ nationale en Europese regelingen. Deze maatregelen hebben tot doel de dienstverlening aan de passagiers te verbeteren, met name bij grote vertragingen en onderbreking of annulering van de reis , met prioriteit voor bijstand aan passagiers die bijzondere behoeften hebben ten gevolge van hun handicap, beperkte mobiliteit, ziekte, hoge leeftijd of zwangerschap, en bij uitbreiding ook jonge kinderen en begeleiders .

Bij lange vertragingen en onderbreking of annulering van de reis moet de bijstand er vooral in bestaan dat de passagiers zo nodig medische verzorging, eten en drinken wordt verstrekt, regelmatig de meest recente informatie wordt verschaft en eventueel alternatief vervoer of logies wordt aangeboden.

Hoofdstuk V

Informatie voor passagiers en klachtenbehandeling

Artikel 24

Recht op reisinformatie

Terminalbeheerders en autobus- en/of touringcarondernemingen verstrekken hun passagiers gedurende de volledige reis de nodige informatie in toegankelijke vormen .

Artikel 25

Informatie over passagiersrechten

║ Autobus- en/of touringcarondernemingen en terminalbeheerders moeten ervoor zorgen dat aan de passagiers uiterlijk bij het vertrek en tijdens de reis passende en begrijpelijke informatie wordt verstrekt over hun rechten uit hoofde van deze verordening. Deze informatie wordt meegedeeld in toegankelijke vormen . In deze informatie worden de contactgegevens vermeld van de door de lidstaten overeenkomstig artikel 27, lid 1, aangewezen handhavingsinstantie.

Artikel 26

Klachten

1.   Autobus- en/of touringcarondernemingen zetten , voor zover dit nog niet bestaat, een voor alle passagiers, met inbegrip van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit, toegankelijk mechanisme op voor de behandeling van klachten met betrekking tot de onder deze verordening vallende rechten en verplichtingen.

2.   Passagiers kunnen uiterlijk binnen een maand na de dag waarop de dienst is verricht of had moeten worden verricht een klacht indienen bij een autobus- en/of touringcaronderneming. Binnen 20 werkdagen geeft de onderneming waaraan de klacht is gericht een gemotiveerd antwoord of deelt zij, in gerechtvaardigde gevallen, de reiziger mee tegen welke datum een antwoord kan worden verwacht. Een klacht moet binnen twee maanden na de datum van ontvangst worden beantwoord.

3.   Indien de passagier binnen de in lid 2 vastgestelde termijn geen antwoord ontvangt, wordt de klacht geacht te zijn aanvaard.

4.     Autobus- en/of touringcarondernemingen brengen jaarlijks verslag uit over het aantal en het onderwerp van de ontvangen klachten, het gemiddelde aantal dagen waarbinnen deze zijn beantwoord en de corrigerende maatregelen die zijn genomen.

Hoofdstuk VI

Handhaving en nationale handhavingsinstanties

Artikel 27

Nationale handhavingsinstanties

1.   Elke lidstaat wijst een of meer instanties aan die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van deze verordening. Elke instantie neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de rechten van de reizigers worden gerespecteerd, met inbegrip van de naleving van de in artikel 12 bedoelde regels inzake toegankelijkheid. Elke instantie is in haar organisatie, financieringsbeslissingen, rechtsstructuur en besluitvorming onafhankelijk ▐.

2.   De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de in overeenstemming met dit artikel aangewezen instantie(s) alsook van haar/hun respectieve verantwoordelijkheden.

3.     Deze instanties werken samen met organisaties die autobus- en touringcarondernemingen en consumenten vertegenwoordigen, met inbegrip van organisaties die gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit vertegenwoordigen.

4.   Elke passagier kan bij de relevante krachtens lid 1 aangewezen instantie een klacht indienen over een vermeende schending van deze verordening.

5.   Lidstaten die ervoor opteren bepaalde diensten op grond van artikel 2, lid 2, vrij te stellen van de toepassing van deze verordening, dienen te voorzien in een vergelijkbaar mechanisme voor de handhaving van de passagiersrechten.

Artikel 28

Verslag inzake handhaving

1.   Jaarlijks publiceren de overeenkomstig artikel 27, lid 1, aangewezen handhavingsinstanties op 1 juni een verslag over hun activiteiten tijdens het voorbije jaar, waarin onder meer de volgende elementen zijn opgenomen:

(a)

een beschrijving van de acties die zijn ondernomen om de bepalingen van de verordening ten uitvoer te leggen;

(b)

een vermelding van de procedure voor de behandeling van individuele klachten;

(c)

een samenvatting van de in de betrokken lidstaat geldende regels inzake de toegankelijkheid voor gehandicapte personen en personen met beperkte mobiliteit;

(d)

geaggregeerde gegevens betreffende klachten , met inbegrip van gegevens over het gevolg dat daaraan is gegeven en de afhandelingstermijnen ;

(e)

details over opgelegde sancties;

(f)

andere aspecten die belangrijk zijn voor een betere handhaving van deze verordening.

2.   Met het oog op de opstelling van dat verslag houden de handhavinginstanties statistieken bij van individuele klachten, ingedeeld per onderwerp en per onderneming. Die gegevens kunnen tot drie jaar na de datum waarop het incident heeft plaatsgevonden, worden opgevraagd door de Commissie of de nationale onderzoeksinstanties.

Artikel 29

Samenwerking tussen handhavingsinstanties

De overeenkomstig artikel 27, lid 1, aangewezen nationale handhavingsinstanties wisselen informatie uit over hun werkzaamheden alsmede over hun besluitvormingsbeginselen en -praktijken met het oog op een consequente bescherming van de passagiers in de hele Gemeenschap. De Commissie ondersteunt hen hierbij.

Artikel 30

Sancties

De lidstaten stellen de regels vast voor de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van deze verordening, en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat die regels worden toegepast. De vastgestelde sancties , waaronder eventueel een bevel tot betaling van compensatie aan de betrokken passagier, moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van deze bepalingen en delen eventuele latere wijzigingen daarvan zo spoedig mogelijk mee.

Hoofdstuk VII

Slotbepalingen

Artikel 31

Verslaggeving

Uiterlijk  (10) brengt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing en de effecten van deze verordening. Het verslag moet waar nodig vergezeld gaan van wetgevingsvoorstellen om de bepalingen van deze verordening nader te implementeren of te herzien.

Artikel 32

Wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004

In de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2006/2004 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„18.

Verordening (EG) nr. … van het Europees Parlement en de Raad van […] betreffende de rechten van bus- en autocarpassagiers en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (de verordening betreffende samenwerking met betrekking tot consumentenbescherming). (PB L …)”

Artikel 33

Inwerkingtreding

1.   Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   Zij wordt van toepassing  (11).

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te ║

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter


(1)  PB C …

(2)  PB C …

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 23 april 2009.

(4)   PB L 226 van 10.9.2003, blz. 4.

(5)  PB L 158 van 23.6.1990, blz. 59.

(6)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

(7)  PB L 364 van 9.12.2004, blz. 1.

(8)   PB L 74 van 20.3.1992, blz. 1.

(9)   PB L 8 van 11.1.1984, blz. 17.

(10)  PB: drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening.

(11)  PB: twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening.

Donderdag, 23 april 2009
BIJLAGE I

Bijstand aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit

a)

Bijstand in terminals

Bijstand en regelingen die nodig zijn om gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit in staat te stellen om:

zich in de terminal aan te melden en een aanvraag om bijstand in te dienen op een aangewezen locatie;

zich te verplaatsen van dat punt naar de loketten, de wachtruimte en de instapzone.

b)

Bijstand aan boord van het voertuig

Bijstand en regelingen die nodig zijn om gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit in staat te stellen om:

in de autobus of touringcar te stappen met behulp van een lift, rolstoel of andere passende uitrusting;

hun bagage in te laden;

hun bagage uit te laden,

uit de autobus of touringcar te stappen;

indien mogelijk , naar het toilet te gaan;

voor zover mogelijk, een erkende hulphond mee te nemen aan boord van de autobus of touringcar;

zich naar de zitplaatsen te begeven;

belangrijke informatie over de reis in een toegankelijke vorm te ontvangen;

indien mogelijk, bij tussenstops op het traject in en uit te stappen.

Donderdag, 23 april 2009
BIJLAGE II

Opleiding over de gehandicaptenproblematiek

a)

Bewustmaking van de gehandicaptenproblematiek

In de opleiding voor personeel dat rechtstreeks contact heeft met passagiers komen de volgende onderwerpen aan bod:

bewustzijn van en passend reageren op personen met een fysieke, zintuiglijke (auditieve of visuele), of verborgen handicap of leermoeilijkheden, met inbegrip van de manier om de verschillende mogelijkheden van personen met beperkte mobiliteit, oriëntatie of communicatievaardigheden in te schatten;

belemmeringen voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit, met inbegrip van attitudeproblemen, omgevings-/fysieke obstakels en organisatorische belemmeringen;

erkende hulphonden; met inbegrip van de rol en de behoefte van een hulphond;

omgaan met onverwachte gebeurtenissen;

sociale vaardigheden en technieken om te communiceren met doven en slechthorenden, visueel gehandicapten, mensen met een spraakprobleem en mensen met leermoeilijkheden;

hoe om te gaan met rolstoelen en andere mobiliteitshulpmiddelen teneinde schade te vermijden (voor personeel dat verantwoordelijk is voor de bagageafhandeling indien relevant).

b)

Opleiding inzake bijstand aan gehandicapte personen

In de opleiding voor personeel dat bijstand verleent aan gehandicapte personen en personen met beperkte mobiliteit komen de volgende onderwerpen aan bod:

hoe een rolstoelgebruiker helpen in- en uit zijn rolstoel te stappen;

vaardigheden om bijstand te verlenen aan gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit die reizen met een erkende hulphond, met aandacht voor de rol en de behoefte van deze honden;

technieken voor de begeleiding van blinde en slechtziende passagiers en voor de omgang met en het vervoer van erkende hulphonden, in het besef dat hulphonden zijn opgeleid om uitsluitend de bevelen van hun baas te gehoorzamen en dat het niet aan het dienstdoende personeel is om met deze honden om te gaan ;

kennis van de soorten uitrusting om gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit te helpen en van de manier waarop die uitrusting moet worden gebruikt;

het gebruik van in- en uitstaphulpmiddelen en van de correcte procedures voor bijstand bij het in- en uitstappen, waarbij de veiligheid en de waardigheid van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit wordt gewaarborgd;

voldoende begrip van de behoefte aan betrouwbare en professionele bijstand; tevens bewustzijn van de mogelijke gevoelens van kwetsbaarheid die personen door hun afhankelijkheid van de geboden bijstand tijdens de reis kunnen ervaren;

kennis van eerste hulp.


Top