EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009AE0883

Advies van de gespecialiseerde afdeling Werkgelegenheid, sociale zaken, burgerschap over het voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (COM(2008) 869 definitief — 2008/0252 (CNS))

OJ C 277, 17.11.2009, p. 100–101 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

17.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 277/100


Advies van de gespecialiseerde afdeling Werkgelegenheid, sociale zaken, burgerschap over het voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten

(COM(2008) 869 definitief — 2008/0252 (CNS))

(2009/C 277/21)

Algemeen rapporteur: Thomas JANSON

De Raad heeft op 3 februari 2009 besloten om het Europees Economisch en Sociaal Comité, overeenkomstig artikel 262 van het EG-Verdrag, te raadplegen over het

„Voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten”

COM(2008) 869 final - 2008/0252 (CNS).

De afdeling Werkgelegenheid, sociale zaken, burgerschap, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op op 6 april 2009 goedgekeurd. Rapporteur was Thomas Janson.

Tijdens zijn 453e zitting van 13 en 14 mei 2009 (vergadering van 13 mei) heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité onderstaand advies uitgebracht, dat met 193 stemmen vóór en 7 stemmen tegen, bij 9 onthoudingen, werd goedgekeurd:

1.   Samenvatting en aanbevelingen

1.1.   Krachtens artikel 128, lid 2, van het EG-Verdrag moet de Raad na raadpleging van het Europees Parlement, het Comité van de Regio's en het Europees Economisch en Sociaal Comité de geldigheid van de werkgelegenheidsrichtsnoeren voor 2009 door middel van een beschikking bekrachtigen.

1.2.   Het EESC gaat akkoord met het voorstel om de geldigheid van de werkgelegenheidsrichtsnoeren 2008-2010 voor 2009 te bekrachtigen, maar heeft wel een aantal op- en aanmerkingen.

1.3.   De nationale hervormingsprogramma's moeten wat het werkgelegenheidsbeleid en de rechten en plichten van werknemers betreft een ambitieuzere inhoud krijgen.

1.4.   De integratie van jongeren op de arbeidsmarkt moet veel meer nadruk krijgen, en hetzelfde geldt voor de bestrijding van discriminatie.

1.5.   De overgang naar een kenniseconomie moet op rigoureuzere wijze gestalte krijgen en er moet gerichter worden geïnvesteerd in beroepsopleidingen en levenslang leren. In onderzoek, ontwikkeling en innovatie moet op een consequentere manier geïnvesteerd worden.

1.6.   Er is in de richtsnoeren onvoldoende aandacht voor de gelijke behandeling van mannen en vrouwen, alsook voor de noodzaak om beroeps- en het gezinsleven met elkaar te verenigen.

1.7.   Door de economische crisis zal de werkloosheid toenemen, de werkgelegenheidsgraad afnemen en zal de EU het ook anderszins moeilijk krijgen om zich aan de werkgelegenheidsrichtsnoeren te houden.

1.8.   De lidstaten moeten prioriteit geven aan de richtsnoeren die belangrijk zijn voor groei en werkgelegenheid, namelijk (1) streven naar een beleid gericht op volledige werkgelegenheid, betere arbeidskwaliteit en -productiviteit en hechtere sociale en territoriale samenhang; (2) arbeidsmarkten toegankelijker, werken aantrekkelijker en arbeid lonend maken voor werkzoekenden, inclusief mensen met een achterstandspositie en inactieven; en (3) investeringen in menselijk kapitaal opvoeren en verbeteren (1).

1.9.   De sociale partners en het maatschappelijk middenveld zullen in alle stadia van de ontwikkeling en uitvoering van de richtsnoeren de nodige bijdragen leveren.

2.   Samenvatting van het Commissiedocument

2.1.   De richtsnoeren zijn nationale, op EU-niveau gedane toezeggingen en bevatten algemene doelstellingn die de lidstaten door middel van hun hervormingsprogramma's dienen te verwezenlijken. De werkgelegenheidsrichtsnoeren zijn steeds drie jaar geldig, en de huidige moeten daarom vóór de volgende cyclus worden vernieuwd.

2.2.   Volgens de Commissie hebben de lidstaten tijdens de eerste driejaarlijkse cyclus (2005-2008) geprobeerd om vaart te zetten achter de structurele hervormingen. Mede dankzij de hervormingen in het kader van de Lissabonstrategie is het groeipotentieel van de nationale economieën vergroot. Door de hervormingen is de Europese economie ook beter bestand tegen externe schokken, zoals hoge energie- en grondstoffenprijzen en wisselkoersschommelingen.

2.3.   De nieuwe governance-hervormingen in het kader van de Lissabonstrategie stoelden op een hechtere samenwerking tussen de lidstaten en de EU en hebben volgens de Commissie goed gewerkt. Zij vindt het dan ook niet nodig om ze nu te herzien.

3.   Eerdere opmerkingen van het EESC

3.1.   Vorig jaar analyseerde het EESC in een advies de richtsnoeren en de punten waarop deze tekortschoten (2). Deze analyse gaat nu nog steeds op.

3.2.   Het EESC vond de nationale hervormingsprogramma's wat het werkgelegenheidsbeleid en de rechten en plichten van werknemers betreft niet ambitieus genoeg. In de huidige richtsnoeren is er namelijk de nadruk op gelegd dat de lidstaten zelf hun doelstellingen moeten formuleren, en het zorgwekkende daarvan is steeds dat werkgelegenheidsmaatregelen niet langer kunnen worden getoetst aan concrete en gekwantificeerde Europese doelstellingen.

3.3.   De integratie van jongeren op de arbeidsmarkt moet veel meer nadruk krijgen, en hetzelfde geldt voor de bestrijding van discriminatie op grond van leeftijd, handicap, etnische achtergrond of seksuele voorkeur.

3.4.   Wil de EU zich ontwikkelen tot een kenniseconomie, dan moet er rigoureuzer en gerichter worden ingezet op beroepsopleidingen en levenslang leren, zodat de mensen zich kunnen aanpassen aan nieuwe technologie en in staat worden gesteld om overdraagbare vaardigheden op te doen. Er moet consistenter worden geïnvesteerd in onderwijs, ontwikkeling en innovatie. Hierdoor zou de economie worden gestimuleerd en werkgelegenheid worden gecreëerd (3).

3.5.   Er is in de richtsnoeren onvoldoende aandacht voor de gelijke behandeling van mannen en vrouwen, alsook voor de noodzaak om beroeps- en het gezinsleven met elkaar te verenigen. Dat is juist belangrijk om de demografische veranderingen, waaronder het probleem van de vergrijzende beroepsbevolking, te kunnen opvangen.

3.6.   Het EESC wees ook op het belang van voldoende financiële middelen op nationaal en Europees niveau om de maatregelen op het gebied van werkgelegenheid kans van slagen te geven.

4.   Algemene opmerkingen

4.1.   Door de economische crisis zal de werkloosheid toenemen, de werkgelegenheidsgraad afnemen en zal de EU het ook anderszins moeilijk krijgen om zich aan de werkgelegenheidsrichtsnoeren te houden.

4.2.   Hoewel er vóór de crisis wel enige vooruitgang werd geboekt, is het nog altijd een groot probleem dat sommige lidstaten wat dit betreft beter presteren dan andere en dat er ook wat de uitvoering van de diverse maatregelen betreft in en tussen de lidstaten verschillen bestaan. Dit wordt alleen maar erger door de economische crisis.

4.3.   Om te voorkomen dat de diepe recessie van de jaren dertig van de vorige eeuw zich herhaalt, doen de lidstaten er goed aan om prioriteit te geven aan de richtsnoeren die belangrijk zijn voor groei en werkgelegenheid. De landen die hebben verzuimd om de werkgelegenheid te ondersteunen en hun beleid uit normale economische tijden gewoon hebben voortgezet, zullen het door de crisis het zwaarst te verduren krijgen.

4.4.   Het gaat in dit verband om de volgende richtsnoeren: (1) streven naar een beleid gericht op volledige werkgelegenheid, betere arbeidskwaliteit en -productiviteit en hechtere sociale en territoriale samenhang; (2) arbeidsmarkten toegankelijker, werken aantrekkelijker en arbeid lonend maken voor werkzoekenden, inclusief mensen met een achterstandspositie en inactieven; en (3) investeringen in menselijk kapitaal opvoeren en verbeteren (4).

4.5.   Het is wat dit aangaat belangrijk dat de Commissie en de andere partners snel vereenvoudigingen kunnen aanbrengen in de regels voor het gebruik van de structuurfondsen, het sociaal fonds en het globaliseringsfonds om zo de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren te kunnen financieren. Het EESC hamert er nogmaals op dat er op Europees en nationaal niveau genoeg geld moet worden vrijgemaakt om prioriteit te kunnen geven aan de werkgelegenheidsinitiatieven.

4.6.   De Commissie zou een grotere bijdrage moeten leveren aan de uitwerking van de doelstellingen op EU- en nationaal niveau en aan het volgen en beoordelen van de vorderingen die worden gemaakt. Dat zou bovendien de jaarverslagen over de nationale hervormingsprogramma's inhoudelijk krachtiger en waardevoller maken.

4.7.   De sociale partners en het maatschappelijk middenveld zullen in alle stadia van de ontwikkeling en uitvoering van de richtsnoeren de nodige bijdragen leveren.

Brussel, 13 mei 2009

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

M. SEPI


(1)  Geïntegreerde richtsnoeren 17, 19 en 23, COM(2007) 803 definitief/3 deel V)

(2)  EESC-advies van 13 februari 2008 over het „Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten” (PB C 162 van 25 juni 2008); rapporteur: Wolfgang Greif.

(3)  In bijvoorbeeld deze adviezen heeft het EESC zich in het verleden al met dit onderwerp beziggehouden:

12-7-2007 over „Investeren in kennis en innovatie (Lissabonstrategie)”, rapporteur: de heer Wolf (PB C 256 van 27.10.2007)

26-2-2009 over „Samenwerking en kennisoverdracht tussen onderzoeksinstellingen, industrie en MKB – een belangrijke voorwaarde voor innovatie”, rapporteur: de heer Wolf (PB C 218 van 11.9.2009, blz. 8)

(4)  zie voetnoot 1


Top