EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009AE0613

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Groenboek — Auteursrecht in de kenniseconomie

OJ C 228, 22.9.2009, p. 52–55 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

22.9.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 228/52


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Groenboek — Auteursrecht in de kenniseconomie”

COM(2008) 466 final

2009/C 228/08

De Commissie heeft op 16 juli 2008 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 262 van het EG-Verdrag te raadplegen over het

Groenboek — Auteursrecht in de kenniseconomie

De gespecialiseerde afdeling Interne markt, productie en consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 11 maart 2009 goedgekeurd. Rapporteur was de heer RETUREAU.

Het Comité heeft tijdens zijn op 24 en 25 maart 2009 gehouden 452e zitting (vergadering van 24 maart) het volgende advies uitgebracht, dat met 173 stemmen vóór en 6 stemmen tegen, bij 2 onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Inleiding

1.1

De Commissie wil met het Groenboek manieren bespreken om kennis voor onderzoek, wetenschap en onderwijs optimaal on line te verspreiden en oplossingen te vinden voor bepaalde problemen in verband met de rol van het auteursrecht in de kennismaatschappij.

1.2

Onder „auteursrecht” verstaat men auteursrecht en naburige rechten. Die begrippen zijn de opvolgers van de klassieke „literaire en artistieke eigendom” (1). Het auteursrecht wordt internationaal beschermd door verschillende overeenkomsten en organisaties als met name de door de WIPO (2) beheerde Berner Conventie en het WTO-akkoord betreffende handelgerelateerde aspecten van intellectuele eigendom (TRIPS).

1.3

Het Groenboek bestaat uit twee delen. In het eerste wordt ingegaan op algemene vraagstukken in verband met beperkingen van de exclusieve rechten van de houders van een auteursrecht of naburige rechten. Het tweede deel betreft specifieke vraagstukken in verband met de beperkingen en restricties die het meest relevant zijn voor de verspreiding van kennis en de vraag of de beperkingen moeten worden geactualiseerd in het tijdperk van digitale verspreiding.

1.4

De in het TRIPS-akkoord genoemde beperkingen en restricties van het auteursrecht moeten strikt worden uitgelegd.

1.5

De Commissie heeft in haar herzieningsverslag betreffende de interne markt (3) erop gewezen dat er ruime baan moet worden gemaakt voor het vrij verkeer van kennis en innovatie. Het Comité is het daar volledig mee eens: dat is nodig voor de latere tenuitvoerlegging van de strategie van Lissabon.

1.6

Negen richtlijnen hebben betrekking op het auteursrecht en naburige rechten (4). Softwareproducenten worden in theorie gelijkgesteld met auteurs van literaire en artistieke werken, maar in het positieve recht en de praktijk zijn hun rechten beperkter dan die van de auteur in de klassieke zin des woords.

2.   Algemene vraagstukken

2.1

Maximale bescherming van de auteur vormde de gedachte achter de Richtlijn betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij. Volgens de Commissie dient die strekking volledig overeind te blijven in het digitale tijdperk dat gekenmerkt wordt door dematerialisatie en prompte verzending van litteraire en artistieke werken, technische en wetenschappelijke publicaties en digitale werken. De rechthebbenden zijn van echter van mening dat zij maar weinig verdienen wanneer hun werk on line wordt geëxploiteerd.

2.2

De huidige EG-lijst bevat 1 verplichte en 20 facultatieve beperkingen. Het staat de lidstaten dus vrij om die laatste al dan niet in te voeren, en dat vormt volgens het Comité een regelrecht obstakel voor echte harmonisatie van toelaatbare beperkingen in een kenniseconomie waarin gebruik wordt gemaakt van de zich voortdurend ontwikkelende technologische middelen van het digitale tijdperk. Anderzijds is de lijst limitatief waardoor bepaalde lidstaten geen beperkingen kunnen toevoegen. Bovendien wordt de reikwijdte van de beperkingen ook gelimiteerd door de drie in de door de WTO en de WIPO ontwikkelde driestappentoets genoemde voorwaarden: beperkingen gelden slechts voor een aantal specifieke gevallen (bijv. blinde gebruikers), mogen geen afbreuk doen aan de normale exploitatie van het werk en mogen de wettelijke belangen van de rechthebbenden niet ongerechtvaardigd schenden.

2.3

Die bepalingen dienen een zekere mate van harmonisatie. Toch blijft het zo dat een uitputtende lijst, ten aanzien waarvan de lidstaten keuzevrijheid hebben en de reikwijdte van de opgenomen beperkingen kunnen verkleinen, in geval van on line-verspreiding (vooral per satelliet) soms lastigere problemen in de hand kan werken aangaande uitoefening en controle op naleving.

2.4

Daarom zou die lijst, gegeven de doelstellingen van de kennismaatschappij en die van bestrijding van iedere vorm van discriminatie, dwingender moeten worden uitgelegd. Harmonisatie is namelijk niet verwezenlijkt want er blijven teveel uitzonderingen.

2.5

De meeste economische belangen zijn verbonden met vooral bepaalde vormen van cultuur of spelletjes en minder met kennis in de eigenlijke zin des woords, maar er mag alleen daarom, inhoud van pornografische aard of die gevaarlijk is voor jongeren uiteraard daargelaten, nog geen al te scherpe scheidslijn worden getrokken tussen de diverse soorten inhoud.

2.6

De beperkingen moeten gelden voor alle soorten handicaps die moeilijkheden opleveren bij het gebruik van multimediale inhoud via internet, bij onderwijs op alle niveaus, inclusief permanente opleiding en ouderenonderwijs, in openbare biblio- en mediatheken, op universiteiten, voor mensen die lang in een ziekenhuis verblijven of met professionele omscholing bezig zijn en voor onderzoekers uit de particuliere of publieke sector. Hiervoor dient via specifieke regelingen met bibliotheken en gespecialiseerde documentatiecentra te worden gezorgd. Verder moeten de belanghebbenden bij de beperkingen beroepsmogelijkheden hebben wanneer zij hun toegangsmogelijkheden niet of nagenoeg niet bestaand zijn. Toch moet uitbreiding van de beperkingen gepaard gaan met compensatiemodaliteiten voor in ieder geval de houders van het „eerste” recht (5), zoals dat het geval is met compensatie voor kopiëren voor privé-doeleinden.

2.7

Die bedragen zouden moeten worden geïnd door de erkende collectieve-beheersmaatschappijen, die dat geld vervolgens verdelen middels methoden die in het licht van het soort dwingende beperking kunnen worden bijgesteld.

2.8

Voorts moeten er raadplegingen en onderhandelingen worden opgestart tussen de vertegenwoordigers van belanghebbenden bij zowel vervaardiging als gebruik. In een eerste fase zou de Commissie hier richtsnoeren kunnen formuleren, maar het verdient aanbeveling om daarna over te gaan tot communautaire „minimum-modellicenties” die betrokkenen dan op nationaal niveau kunnen aanpassen.

2.9

De situatie betreffende tussenkomst van openbare bibliotheken, universiteiten, documentatie- en onderzoekscentra en de door de collectieve beheersmaatschappijen uitgeoefende controle strookt volgens het Comité met de, wellicht hier en daar te limitatieve of te restrictief uitgelegde, criteria van de TRIPS. Daarin wordt namelijk gezwegen over de behoeften van de kennismaatschappij en het enorm toegenomen gebruik van het internet (vooral in het kader van onderwijs, opleiding en uitwisselingen tussen wetenschappers en onderzoekers).

2.10

Veel vormings-, wetenschappelijke of technische werken zijn reeds op het internet middels light licenses als de GPL (6) of de creative commons voor literaire en artistieke werken. Die licentiepraktijken en de productie van inhoud die nuttig is voor de kennismaatschappij (7) moeten worden gestimuleerd door aanbestedingen of ondersteuning van instellingen die wetenschappelijke en technische inhoud en software onder dit soort licentie produceren (8).

3.   Beperkingen: specifieke vraagstukken

3.1

In het Groenboek wordt specifiek aandacht besteed aan de beperkingen die het meest geschikt zijn om de verspreiding van kennis te stimuleren. Het gaat daarbij om beperkingen ten gunste van bibliotheken of archieven, verspreiding van werken voor onderwijs en onderzoek, gehandicapten en eventueel door de gebruiker gemaakte inhoud.

3.2

Zoals wordt geïllustreerd door het communautaire initiatief voor een digitale bibliotheek Europeana wordt er hard gewerkt aan de digitalisering van werken in bibliotheken en archieven. Zulks om, soms unieke, originelen te bewaren en inhoud on line ter beschikking te stellen.

3.3

De voorwaarden die van land tot land voor digitalisering en e-communicatie van werken gelden, variëren in hoge mate en zijn volgens het Comité soms te restrictief. De richtlijn bevat namelijk maar één beperking van het reproductierecht en die betreft specifiek onderzoek en beperkte bewaring zonder commercieel doel. Daarbij is in de driestappentoets voorzien, maar die zou kunnen worden versoepeld, vooral als de auteurs een, eventueel zelfs forfaitaire, compensatie zou worden geboden.

3.4

De restricties zouden in de eerste plaats betrekking moeten hebben op bewaring van de brooste of zeldzaamste werken, boekenlijsten die worden aanbevolen voor lagere, middelbare school en universiteit, initiële en permanente vorming die als van specifiek nationaal belang kunnen worden gekwalificeerd. Verder zou het mogelijk moeten zijn om de keuze van IT formats te beperken tot formats waarop een door ISO erkende internationale norm van toepassing is en die interoperabel zijn met de meeste bestaande open formats of eigenaren (9).

3.5

Het aantal kopieën moet worden vastgesteld in het licht van het aantal gemachtigde gebruikers en aan de hand van limitatief geformuleerde bewaringsbehoeften (10).

3.6

De on line-beschikbaarstelling werkt speciale problemen in de hand die bijkomende garanties van de geadresseerden tegen verspreiding vergen. Sommigen van hen betalen wellicht voor een licentie en diensten (11).

3.7

Daarnaast zou de richtlijn moeten worden gewijzigd om het mogelijk te maken dat werken onder nauwkeurig geformuleerde juridische en technische voorwaarden on line worden uitgeleend voor onderzoeks- en onderwijsdoeleinden. De desbetreffende procedure en de verplichting om terdege kennis te nemen van de voorwaarden van de speciale licentie en de specifieke voorwaarden voor het on line-lenen, zouden ertoe bijdragen met name jongeren bewust te maken van het belang van eerbiediging van het auteursrecht zoals het Comité altijd heeft bepleit. Respect voor intellectuele creatie vormt namelijk een wezenlijke ethische component van de kenniseconomie.

4.   Verweesde werken

4.1

Verweesde werken vormen een schat aan creativiteit.

4.2

Het Comité constateert dat hier in het Groenboek de juiste vragen worden gesteld en zeer positieve concrete oplossingen worden voorgesteld. Na gedegen onderzoek naar de identiteit van de rechthebbende(n) zouden er regelmatig lijsten van die werken kunnen worden gepubliceerd. Meldt er niemand zich binnen een bepaalde termijn aan als rechthebbende, dan zou het werk nog geen deel van het publiek domein moeten worden, maar zou het onder een passend auteursrechtelijk beschermingsmechanisme moeten vallen omdat rechthebbende in een later stadium alsnog kan opduiken. Daarbij kan bij de keuze van het licentiesysteem worden gekeken naar de Deense en Hongaarse ervaringen, maar volgens het Comité is een Europese modellicentie een alleszins haalbare en te prefereren kaart.

4.3

Verder bestaat er geen reden om een speciale richtlijn voor verweesde werken uit te vaardigen. Het beheer van deze werken impliceert namelijk geen nieuwe beperkingen van het auteursrecht wel speciale vormen van licentiebeheer volgens auteursrechtelijke regelingen. Een nieuw hoofdstuk in de huidige richtlijn is volgens het Comité voldoende.

4.4

Voorts zou de Commissie de lijst van instellingen die de verweesde werken beheren regelmatig kunnen publiceren en bijwerken. Ook zou na een proefperiode van vijf à zes jaar een herziening van de lijst kunnen worden nagedacht over een herziening met publicatie van een verslag en statistieken.

5.   Beperkingen ten behoeve van gehandicapten

5.1

Het Comité pleit voor verruiming van de huidige benadering in een aantal landen van de aard van de handicaps en moeilijkheden bij de toegang tot de werken. De toegangsmogelijkheden van deze mensen moeten worden verbreed want los van hun handicap speelt ook dat zij over het algemeen een laag inkomen hebben. Op die manier is er sprake van een ontegenzeggelijke economische en sociaal onaanvaardbare beperking van de toegang tot informatie, onderwijs en cultuur.

5.2

Het zou met betrokkenheid van gehandicaptenverenigingen mogelijk moeten zijn om de beperkingen naar soort handicap bij te stellen. Ook zouden die verenigingen kunnen worden betrokken bij het beheer van speciale terminals. Voorts kunnen zij in ernstige gevallen voor opgeleid personeel zorgen om de gehandicapten bij te staan. Die hulp zou dan kunnen worden gefinancierd middels particuliere giften en overheidssubsidies aan de verenigingen. Die zouden dan evenals, of zelfs in samenwerking met, bibliotheken of officieel erkende musea met de vertegenwoordigers van de auteurs kunnen onderhandelen over gebruiksvoorwaarden die garanties tegen illegaal kopiëren bevatten. Verder moet de beperking worden uitgebreid tot databanken want anders zou de toegang tot naslagwerken als encyclopedieën of woordenboeken worden belemmerd. Daarnaast zou de richtlijn betreffende databanken moeten worden herzien ter wille van onderwijs, toegang tot reeds genoemde kennis en toegang voor gehandicapten.

5.3

De verenigingen zouden er ook bij kunnen worden betrokken de mensen bewust te maken van het belang om een gebruikslicentie te respecteren. Dus ook hier is er reden temeer om de gebruikers ervan te overtuigen dat respect voor het auteursrecht cruciaal is voor het voortbestaan van creativiteit. Toch lijkt het onbillijk om gehandicapten op te laten draaien voor de kosten van de licenties en de terminals. Daarom moet er een beperking komen ten gunste van gehandicapten die problemen ondervinden bij de toegang tot werken. De kosten daarvan zouden moeten worden gedragen door de openbare instellingen, die werken, databanken en software voor gehandicapte gebruikers beschikbaar moeten stellen. Bijgevolg dient de wetgeving inzake databanken te worden bijgesteld (12).

5.4

De grote openbare bibliotheken en de grote musea zouden dus inderdaad verplicht kunnen worden om werken in een specifieke, op een bepaalde handicap toegesneden vorm beschikbaar te stellen en zulks op kosten van de regionale of nationale administratie die met cultuur is belast. Een dergelijk beleid zou tegemoetkomen aan bestrijding van iedere vorm van discriminatie en waarborging van gelijkheid van de burgers.

5.5

De in de richtlijn opgenomen beperking voor onderwijs en onderzoek wordt te restrictief toegepast. Het werkingsgebied ervan moet, zonder afbreuk aan de WTO-toets te doen, worden verruimd: de bron, de auteur, gebruikslimieten en een verbod op illegaal kopiëren moeten in het document worden vermeld.

5.6

Met betrekking tot on line-uitlenen voor onderwijs- of onderzoeksdoeleinden kan worden gedacht aan dwanglicenties op basis van een standaardcontract tussen de uitleners en de erkende collectieve-beheersmaatschappijen.

5.7

In principe moet de beperking zich kunnen uitstrekken tot zowel delen van een door de bevoegde onderwijskracht uitgezocht werk als het gehele werk, waarbij het criterium van onderwijskundige aard dient te zijn. Op die manier wordt de rechtszekerheid verhoogd zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de reikwijdte van het reproductierecht. Door, in een trans-Europees onderwijskader, de harmonisatie op te voeren kan worden vermeden dat een legale handeling in lidstaat A in lidstaat B als illegaal kopiëren wordt beschouwd.

5.8

Leren op afstand impliceert dat kopieën (de studieteksten) thuis kunnen worden gebruikt door met name studenten maar ook door Europese burgers die in een derde land verblijf houden.

6.   Door de gebruiker gemaakte inhoud

6.1

Tegen de achtergrond van de oprichting van Web 2.0 wint deze kwestie steeds meer aan actualiteit (13). Het auteursrecht of een door de oorspronkelijke auteur voorgestelde alternatieve licentie, kunnen dus worden omgevormd of verder ontwikkeld zonder dat zulks als een inbreuk wordt beschouwd.

6.2

Het zou het gemakkelijkste zijn om voor dergelijke initiatieven, zoals interactieve encyclopedieën, een adequate licentie te ontwerpen zoals de creative commons of wikipedia, en dat de oorspronkelijke auteur iedere toevoeging of verandering vooraf moduleert, terwijl er toch voor pluraliteit van ideeën wordt gezorgd.

6.3

Deze problematiek illustreert dat Internet en het auteursrecht niet probleemloos samengaan.

6.4

De inkomsten van een auteur wiens werk via Internet wordt verspreid, komen niet zozeer uit directe licenties maar vaak uit indirect gecreëerde bronnen als reclame. Ook abonnementen vormen nog slechts een beperkte bron maar zijn in opkomst. Het business model van Internet vraagt om moderne oplossingen op verspreidingsgebied die worden gekenmerkt door digitalisering en digitale transmissie. We bevinden ons op die manier permanent in een overgangsfase, voortdurend op zoek naar nieuwe wijzen van vergoeding (14). De productie- en verspreidingskosten van digitale werken staan namelijk in geen verhouding tot de veel hogere kosten van de verkoop van materiële dragers.

6.5

Er moet een evenwicht worden gevonden tussen nieuwe verspreidingsvormen, kopieertechnieken, de behoeften van de kennismaatschappij enerzijds en het auteursrecht anderzijds. Dat evenwicht zal er niet komen door massale toepassing van repressieve maatregelen tegen een leeftijdsgroep die zich gecriminaliseerd voelt en evenmin door het uitblijven van wetgeving en het zoeken naar nieuwe manieren om auteurs te vergoeden.

Brussel, 24 maart 2009

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Mario SEPI


(1)  Als gevolg van de uitbreiding hiervan tot nieuwe gebieden en intellectuele creaties.

(2)  World Intellectual Property Organisation

(3)  COM(2007) 724 final van 20 november 2007 – Een interne markt voor het Europa van de 21e eeuw

(4)  Sommige hebben betrekking op ad-hocrechten (bijv. die inzake databanken of elektronische circuits).

(5)  Zijnde de auteurs in persoon, die zelf of via een derde een creatie hebben ontworpen of vervaardigd.

(6)  General Public License, die vooral in verband met vrije software wordt gebruikt.

(7)  Zie advies CESE 330/2009 over samenwerking en overdracht van kenis.

(8)  Veel grote particuliere bedrijven dragen actief bij tot financiering van dit soort producties die onder specifieke of vrije licenties worden vervaardigd. Zij zien die producties namelijk als winstgevende innovatiebronnen.

(9)  Ieder bestand zou moeten worden voorzien van een water mark dat verwijst naar een uitleg over de verplichte licentie en de specifieke gebruiksvoorwaarden.

(10)  Bijv. één kopie ter plekke, een tweede in een andere, gelijksoortige instelling (wederkerige bewaringsovereenkomst) en een derde op een server voor digitale opslag.

(11)  Bijv. aanmaak van documenten op specifieke gebieden voor onderzoekers, laboratoria of andere bedrijven.

(12)  En moet deze betrekking hebben op zowel de banken zelf als „sui generis”- informatiedragers (woordenboeken, encyclopedieën)

(13)  Web 2.0 zijn interfaces waarmee surfers zowel met inhoud als met elkaar in contact kunnen treden. Daarmee is die web communautair en interactief.

(14)  Zoals in het geval van Google of recenter nog Microsoft.


Top