EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52007AE1251

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 COM(2007) 194 final — 2007/0064 (COD)

OJ C 10, 15.1.2008, p. 51–52 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

15.1.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 10/51


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90”

COM(2007) 194 final — 2007/0064 (COD)

(2008/C 10/13)

De Raad heeft op 22 mei 2007 besloten om het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig de artikelen 37 en 152, lid 4, onder b), van het EG-Verdrag te raadplegen over het bovengenoemde voorstel.

De afdeling Landbouw, plattelandsontwikkeling, milieu, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 4 juli 2007 goedgekeurd. Rapporteur was de heer COUPEAU.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 26 en 27 september 2007 gehouden 438e zitting (vergadering van 26 september) onderstaand advies met 151 stemmen voor, bij 6 onthoudingen, goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Het EESC heeft kennisgenomen van de door de Europese Commissie voorgestelde bepalingen.

1.2

Het EESC zou graag willen dat alle voor voedselproducerende dieren bestemde farmacologische stoffen door het Europees Geneesmiddelenbureau worden onderzocht en dat de desbetreffende maximumwaarden voor residuen door het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik worden beoordeeld.

1.3

Elk bedrijf dat farmacologische producten voor dieren op de markt wil brengen, zou daarvoor een vergunning moeten krijgen van het Europees Geneesmiddelenbureau en de maximumwaarden voor de residuen van zijn producten zouden door het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik moeten worden beoordeeld.

1.4

Om ervoor te zorgen dat het vrije verkeer van goederen binnen de Europese Gemeenschap op geen enkele manier wordt belemmerd, zouden deze vergunningen in alle lidstaten moeten gelden.

1.5

De procedure voor het op de markt brengen van producten zou moeten worden vereenvoudigd mét behoud van een hoog niveau van bescherming van de consument.

1.6

Vereenvoudiging en verbetering van de leesbaarheid van Europese regelgeving is in het belang van iedere burger. Hoe toegankelijker Europese regelgeving is, hoe beter iedere burger leert en begrijpt welke invloed Europa heeft op het dagelijks leven.

2.   Doel van het Commissievoorstel

2.1

Hoofddoel is om consumenten te blijven beschermen tegen overmatige blootstelling aan farmacologisch werkzame stoffen.

2.2

Naast handhaving van een hoog niveau van bescherming van de consument wordt eenvoudigere wetgeving beoogd.

2.3

Om dit alles te bereiken moeten de volgende specifieke doelstellingen worden nagestreefd:

a)

verbetering van de beschikbaarheid van geneesmiddelen voor voedselproducerende dieren, teneinde de diergezondheid en het dierenwelzijn te waarborgen en onrechtmatig gebruik van stoffen te voorkomen;

b)

vereenvoudiging van de bestaande wetgeving door de bepalingen inzake vastgestelde maximumwaarden voor residuen leesbaarder te maken voor de eindgebruikers;

c)

opname van duidelijke drempels voor de controle op residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen, om de gezondheid van consumenten beter te beschermen en de werking van de interne markt te bevorderen;

d)

verduidelijking van de Gemeenschapsprocedures voor de vaststelling van maximumwaarden voor residuen door te zorgen voor consistentie met internationale normen.

3.   Actuele context

3.1

Het bestaande wettelijk kader voor maximumwaarden voor residuen heeft tot de volgende problemen geleid:

a)

de beschikbaarheid van diergeneesmiddelen is gedaald tot een niveau dat schadelijk is voor de volksgezondheid, de diergezondheid en het dierenwelzijn;

b)

de door de EU gesteunde internationale normen kunnen niet in de Gemeenschapswetgeving worden opgenomen zonder dat het Europees Geneesmiddelenbureau een nieuwe wetenschappelijke beoordeling uitvoert;

c)

met name voor stoffen die worden aangetroffen in levensmiddelen uit derde landen ontbreekt het de controlediensten van de lidstaten aan referentiewaarden;

d)

de huidige wetgeving is moeilijk te begrijpen.

4.   Voorstellen

4.1

De belangrijkste voorgestelde wijzigingen betreffen:

a)

de beoordeling van de mogelijkheden voor extrapolatie, die een verplicht onderdeel van de algemene wetenschappelijke beoordeling wordt, en de vaststelling van een rechtsgrondslag voor de beginselen voor de toepassing van extrapolatie;

b)

invoering van een verplichting om maximumwaarden voor residuen die met steun van de EU in de Codex zijn opgenomen, in de Gemeenschapswetgeving over te nemen;

c)

totstandbrenging van een specifiek wettelijk kader voor het vaststellen van maximumwaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen die niet bedoeld zijn voor gebruik in toegelaten diergeneesmiddelen, in het bijzonder met het oog op controles en ingevoerde levensmiddelen.

4.2

De Europese Commissie heeft de betrokken partijen geraadpleegd over de noodzakelijke wijzigingen.

5.   Aanbevelingen

5.1

Het EESC heeft kennisgenomen van de door de Europese Commissie voorgestelde bepalingen.

5.2

Het EESC zou graag willen dat alle voor voedselproducerende dieren bestemde farmacologische stoffen door het Europees Geneesmiddelenbureau worden onderzocht en dat de desbetreffende maximumwaarden voor residuen door het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik worden beoordeeld.

5.3

Elk bedrijf dat farmacologische producten voor dieren op de markt wil brengen, zou daarvoor een vergunning moeten krijgen van het Europees Geneesmiddelenbureau en de maximumwaarden voor de residuen van zijn producten zouden door het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik moeten worden beoordeeld.

5.4

Om ervoor te zorgen dat het vrije verkeer van goederen binnen de Europese Gemeenschap op geen enkele manier wordt belemmerd, zouden deze vergunningen in alle lidstaten moeten gelden.

5.5

De procedure voor het op de markt brengen van producten zou moeten worden vereenvoudigd mét behoud van een hoog niveau van bescherming van de consument.

5.6

Dankzij nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen zal kunnen worden vastgesteld in hoeverre producten schadelijk zijn en hoe lang er gewacht moet worden tussen de toediening van een geneesmiddel aan een dier en het moment waarop dat dier kan worden geslacht om te worden geconsumeerd.

5.7

Dergelijke ontwikkelingen zullen de Raad in staat moeten stellen maximumwaarden voor residuen te bepalen.

5.8

De huidige procedure heeft haar waarde bewezen en daarom zou de bestaande behandeling van vergunningaanvragen moeten blijven bestaan.

5.9

De farmacologisch werkzame stoffen zouden als volgt moeten worden ingedeeld:

a)

stoffen met maximumwaarden voor residuen;

b)

stoffen waarvoor maximumwaarden voor residuen overbodig zijn;

c)

stoffen die niet mogen worden toegediend.

5.10

Het Europees Geneesmiddelenbureau zou referentielaboratoria moeten raadplegen en de procedure voor de analyse van residuen moeten vaststellen.

5.11

Het vrije verkeer van levensmiddelen van dierlijke oorsprong in de EU mag niet worden belemmerd.

5.12

Vereenvoudiging en verbetering van de leesbaarheid van Europese regelgeving is in het belang van iedere burger. Hoe toegankelijker Europese regelgeving is, hoe beter iedere burger leert en begrijpt welke invloed Europa heeft op het dagelijks leven.

5.13

De schadelijkheid van buiten de EU afkomstige vleesproducten, waarin residuen voorkomen van geneesmiddelen die niet op Europees niveau zijn geregistreerd, zou onder leiding van het Europees Geneesmiddelenbureau wetenschappelijk moeten worden onderzocht. Vervolgens zou het Comité voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik de desbetreffende maximumwaarden voor residuen moeten goedkeuren, om volledige bescherming van de consument te garanderen.

5.14

Voor bepaalde diersoorten (bijv. geiten en konijnen) worden door laboratoria geen geneesmiddelen ontwikkeld omdat dit niet rendabel is. De Europese Commissie zou zich moeten buigen over het beschikbaarheidsprobleem dat hierdoor ontstaat.

Brussel, 26 september 2007.

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

D. DIMITRIADIS


Top