EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006PC0760

Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal (herschikte versie)

/* COM/2006/0760 def. - CNS 2006/0253 */

52006PC0760

Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal (herschikte versie) /* COM/2006/0760 def. - CNS 2006/0253 */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 4.12.2006

COM(2006) 760 definitief

2006/0253 (CNS)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN DE RAAD

betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal

(herschikte versie)

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

SAMENVATTING

Dit voorstel betreft een herschikking van Richtlijn 69/335/EG van de Raad[1], die ertoe strekt een zeer ingewikkeld onderdeel van de communautaire wetgeving te vereenvoudigen, het kapitaalrecht - waarvan wordt erkend dat het de ontwikkeling van het bedrijfsleven in de EU aanzienlijk belemmert - geleidelijk af te schaffen, en het verbod op de invoering of heffing van andere soortgelijke belastingen aan te scherpen.

De richtlijn regelt de heffing van indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal. Ten tijde van haar goedkeuring had de richtlijn tot doel:

a) de belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal, zowel wat de structuur als de tarieven betreft, te harmoniseren en

b) te voorkomen dat de lidstaten andere soortgelijke belastingen zouden invoeren of heffen.

De richtlijn werd voor het eerst gewijzigd in 1973 bij Richtlijn 73/79/EEG[2] en Richtlijn 73/80/EEG[3]. Het normale tarief van het kapitaalrecht werd toen vastgesteld op 1 % en het verlaagde tarief voor bepaalde verrichtingen tot hergroepering van vennootschappen op een niveau van 0 % tot 0,5 %. In 1974 werd de richtlijn bij Richtlijn 74/553/EEG[4] opnieuw gewijzigd, met een verduidelijking van de werkelijke waarde van de aandelen van een vennootschap die als minimale belastinggrondslag geldt. In 1985 ten slotte werd bij Richtlijn 85/303/EEG[5] erkend dat het kapitaalrecht volledig moest worden afgeschaft vanwege zijn ongunstige economische weerslag. Het inkomstenverlies dat hieruit zou voortvloeien, was voor enkele lidstaten evenwel onaanvaardbaar en daarom kregen de lidstaten de mogelijkheid om verrichtingen vrij te stellen dan wel een uniform belastingtarief te hanteren van niet meer dan 1 %. Een impliciete standstill-verplichting verhinderde dat het kapitaalrecht nog zou worden ingesteld nadat een lidstaat eenmaal van heffing had afgezien.

Sinds 1985 is de trend om het kapitaalrecht te elimineren. In reactie op het ongunstige economische effect dat het kapitaalrecht teweegbrengt, hebben vele lidstaten dit recht afgeschaft. Het Verenigd Koninkrijk heeft dat in 1988 gedaan, Duitsland en Frankrijk in 1992, Denemarken in 1993 en Italië in 2000. Zeer recent is het kapitaalrecht afgeschaft door Ierland op 7 december 2005 en door België en Nederland met ingang van 1 januari 2006. Hierdoor heffen uiteindelijk nog maar zeven (Griekenland, Spanje, Cyprus, Luxemburg, Oostenrijk, Polen en Portugal) van de 25 lidstaten nog altijd dit recht. In Polen en Portugal wordt nog slechts een tarief van 0,5 % of minder gehanteerd; in Cyprus bedraagt het tarief 0,6 %. In de overige vier lidstaten is het tarief 1,0 %.

In Lissabon heeft de EU zich het strategische doel gesteld de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te worden die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang. In aansluiting op de Lissabon-strategie wordt met deze herschikking voorgesteld het tarief tegen 2008 tot 0,5 % te beperken om het kapitaalrecht tegen 2010 uiteindelijk volledig af te schaffen. Het jaar 2010 lijkt een geschikt moment om het kapitaalrecht af te schaffen. De lidstaten zullen dan immers 25 jaar de tijd hebben gehad om hun belastingstelsels aan te passen om zich op de afschaffing voor te bereiden.

De herschikte richtlijn is tweeledig en komt aldus tegemoet aan zowel de situatie waarop de richtlijn thans van toepassing is, als het sinds de wijziging van 1985 beoogde doel, namelijk de afschaffing van het kapitaalrecht. Het eerste deel omvat de hoofdregels die de heffing van het kapitaalrecht en andere soortgelijke belastingen verbieden. Het tweede deel omvat de bijzondere bepalingen inzake de heffing van het kapitaalrecht, die van toepassing zijn op de lidstaten die in de periode waarin het kapitaalrecht geleidelijk wordt afgeschaft, dit recht nog willen blijven toepassen. Zodra alle lidstaten het kapitaalrecht hebben afgeschaft, komen de bepalingen in het tweede deel te vervallen, terwijl het eerste deel van de richtlijn van toepassing blijft.

De lidstaten zijn op technisch niveau over de voorgestelde wijzigingen geraadpleegd. Hieruit is gebleken dat een herschikking van de richtlijn noodzakelijk is om de bepalingen ervan te verduidelijken, alsook dat het kapitaalrecht idealiter zou moeten worden afgeschaft.

TOELICHTING OP DE ARTIKELEN

ONDERWERP

Artikel 1 bevat een nieuwe inleiding ter verduidelijking van het onderwerp van de richtlijn. Overeenkomstig dit artikel regelt de richtlijn de heffing van indirecte belastingen ter zake van de inbreng van kapitaal in kapitaalvennootschappen, herstructuringsmaatregelen waarbij kapitaalvennootschappen zijn betrokken, en de uitgifte van bepaalde effecten en obligaties. Ofschoon dit artikel nieuw is, houdt het geen materiële wijziging van de richtlijn in, omdat deze informatie slechts is afgeleid uit de vroegere artikelen 10 en 11.

Kapitaalvennootschap

Artikel 2 is vrijwel identiek aan het vroegere artikel 3. Het definieert de kapitaalvennootschappen waarop de richtlijn van toepassing is. De definitie van “kapitaalvennootschap” is in wezen ongewijzigd, maar de lijst van naar nationaal recht van de lidstaten opgerichte vennootschappen van het vroegere artikel 3, lid 1, onder a), is nu, gezien de lengte en het technische karakter ervan, apart opgenomen in bijlage I.

Omwille van de terminologische samenhang is de algemeen gebruikte verwijzing naar “vennootschap, vereniging of rechtspersoon” in de hele richtlijn vervangen door “kapitaalvennootschap”, dat wil zeggen in artikel 3, onder e) en f), artikel 5, lid 1, onder c), artikel 5, lid 1, onder d), ii), artikel 6, lid 1, onder b) en c), en artikel 6, lid 2.

Artikel 2, lid 2, komt overeen met de eerste zin van het vroegere artikel 3, lid 2, en blijft ongewijzigd. Artikel 2, lid 2, moet voorkomen dat de keuze van een bepaalde rechtsvorm leidt tot een verschillende fiscale behandeling van activiteiten die in principe gelijk zijn.

De tweede zin van het vroegere artikel 3, lid 2, is om redactionele redenen verplaatst naar artikel 9. Krachtens deze bepaling staat het de lidstaten vrij bepaalde lichamen voor de heffing van het kapitaalrecht niet als kapitaalvennootschap aan te merken. Aangezien deze uitzondering alleen geldt voor de situaties waarin het kapitaalrecht kan worden geheven, past deze bepaling beter in hoofdstuk III van de richtlijn.

Inbreng van kapitaal

Artikel 3 omschrijft een nieuwe term “inbreng van kapitaal” door middel van een opsomming van de verrichtingen waarop de richtlijn van toepassing is. Al deze verrichtingen behelzen de overdracht van kapitaal of vermogen naar een kapitaalvennootschap of resulteren in een feitelijke vermeerdering van het vennootschappelijk kapitaal of vermogen; in het algemeen zijn zij gelijk aan de verrichtingen die in het vroegere artikel 4, leden 1 en 2, waren opgenomen. Bepaalde herstructureringen, die onder het vroegere artikel 4, lid 1, vielen, zijn nu evenwel apart gedefinieerd in artikel 4. De inleidende zin van artikel 3 vormt derhalve een materiële wijziging.

De bepalingen in het vroegere artikel 4 die specifiek op het kapitaalrecht zien, zijn nu opgenomen in artikel 10, omdat zij alleen relevant zijn voor de lidstaten die het kapitaalrecht blijven heffen. De in artikel 3, onder a) tot en met d), genoemde inbreng van kapitaal komt overeen met de verrichtingen als bedoeld in het vroegere artikel 4, lid 1, onder a) tot en met d). De punten e) en f) van artikel 3 zien op de overbrenging van de zetel van de werkelijke leiding of de statutaire zetel van een kapitaalvennootschap van een derde land naar een lidstaat. Deze punten komen overeen met de punten e) en f) van het vroegere artikel 4, lid 1, behalve wat betreft de voorwaarde dat de kapitaalvennootschap in de betrokken lidstaat als kapitaalvennootschap dient te worden aangemerkt. Aangezien deze voorwaarde alleen relevant is voor de lidstaten die het kapitaalrecht heffen, kan zij nu worden afgeleid uit artikel 9.

De punten g) en h) van het vroegere artikel 4, lid 1, met betrekking tot de overbrenging van de zetel van de werkelijke leiding of de statutaire zetel van bepaalde lichamen tussen lidstaten zijn geschrapt om de definitie van de inbreng van kapitaal te vereenvoudigen. Dit is een materiële wijziging, omdat dergelijke overbrengingen aan het kapitaalrecht onderworpen waren. Er zij evenwel opgemerkt dat de reikwijdte van deze bepalingen zeer beperkt was. Om te beginnen hadden zij alleen betrekking op de overbrenging, van een lidstaat naar een andere lidstaat, van de zetel van de werkelijke leiding van een in artikel 2, lid 2, bedoeld lichaam of van de statutaire zetel van een in artikel 2, lid 2, bedoeld lichaam waarvan de zetel van de werkelijke leiding zich in een derde land bevond. Verder waren zij slechts van toepassing als de twee betrokken lidstaten ook werkelijk het kapitaalrecht hieven. Ten slotte moest het betrokken lichaam als kapitaalvennootschap worden aangemerkt in de lidstaat waarnaar de zetel werd overgebracht, maar niet in de lidstaat vanwaaruit hij werd overgebracht. De overbrenging onder de vroegere punten g) en h) valt nu onder artikel 5, lid 1), onder d), ii), hetgeen betekent dat er geen indirecte belasting kan worden geheven.

De punten g) tot en met j) van artikel 3 komen overeen met de punten a) tot en met d) van de eerste alinea van het vroegere artikel 4, lid 2, en blijven ongewijzigd.

De tweede alinea van het vroegere artikel 4, lid 2, stond Griekenland toe te bepalen welke van de in het vroegere artikel 4 genoemde verrichtingen aan het kapitaalrecht werden onderworpen. Aangezien Griekenland dit heeft gedaan, werd deze bepaling geschrapt.

Herstructureringen

In artikel 4 is vastgesteld dat bepaalde “herstructureringen” niet worden aangemerkt als inbreng van kapitaal zoals omschreven in artikel 3. Volgens de huidige regel (het vroegere artikel 4) valt een herstructureringsmaatregel alleen onder de richtlijn als er sprake is van een vermeerdering van het kapitaal of vermogen van de betrokken kapitaalvennootschap (zie zaak C-152/97 [6]). Een dergelijke vermeerdering is niet langer een vereiste volgens de definitie van herstructureringen in artikel 4, waardoor de richtlijn van toepassing wordt op deze herstructureringen, ongeacht of zij al dan niet tot een kapitaalsvermeerdering leiden. Deze wijziging is materieel, omdat het toepassingsgebied van de richtlijn erdoor wordt uitgebreid.

De in artikel 4 omschreven herstructureringen zien op twee soorten fusies: (a) fusies door middel van inbreng van vermogen en (b) fusies door middel van aandelenruil. In beide gevallen geldt als voorwaarde dat de vergoeding ten minste gedeeltelijk bestaat uit effecten die het kapitaal van de verwervende vennootschap vertegenwoordigen. De definitie van herstructureringen gaat in principe terug op het vroegere artikel 7, lid 1, gewijzigd bij Richtlijn 85/303/EEG.

Het vroegere artikel 7, lid 1, kreeg zijn huidige formulering met de wijziging van 1985, waarbij het vroegere artikel 7, lid 1, onder b) en b bis), impliciet werd ingetrokken en vervangen. Krachtens het vroegere artikel 7, lid 1, dienden de lidstaten de verrichtingen die op 1 juli 1984 van het kapitaalrecht waren vrijgesteld of tegen een tarief van ten hoogste 0,5 % werden belast, vrij te stellen. De verrichtingen waarop gedoeld wordt, zijn de twee soorten fusies van het vroegere artikel 7, lid 1, onder b) en b bis). Aangezien deze beide punten, als gevolg van de standstill-bepaling, nog altijd doorslaggevend zijn voor de uitlegging van de richtlijn, zijn zij opnieuw opgenomen in artikel 4.

De in artikel 4, onder a), omschreven herstructureringsmaatregel komt in principe overeen met de omschrijving van het vroegere artikel 7, lid 1, onder b), dat wil zeggen herstructureringen waarbij kapitaalvennootschappen hun gehele vermogen of een of meer takken van bedrijvigheid in andere kapitaalvennootschappen inbrengen. De formulering van artikel 4, onder a), wijkt licht af van de formulering van het vroegere artikel 7, lid 1, onder b). Zo zijn bijvoorbeeld in de Engelse tekst de woorden “parts of their business” vervangen door “branches of activity” (takken van bedrijvigheid) op grond van de motivering van het Hof in zaak C-164/90[7] betreffende het vroegere artikel 7, lid 1, onder b) en b bis). In punt 22 van zijn motivering stelde het Hof:

“Uit de bewoordingen van artikel 7, lid 1, sub b, en in het bijzonder uit de verwijzing naar het begrip vermogen blijkt duidelijk, dat dit artikel ziet op het geval van een vennootschap die in een andere vennootschap diverse elementen inbrengt, die, ongeacht of zij haar gehele vermogen dan wel een gedeelte daarvan vertegenwoordigen, één geheel vormen dat op eigen kracht kan functioneren.”

De formulering “takken van bedrijvigheid” is ook in overeenstemming met de terminologie in artikel 2, onder i), van Richtlijn 90/434/EEG van de Raad van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, gedeeltelijke splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende lidstaten en voor de verplaatsing van de statutaire zetel van een SE of een SCE van een lidstaat naar een andere lidstaat[8].

De formulering van artikel 4, onder a), is ook verschillend wat de vergoeding betreft. Krachtens het vroegere artikel 7, lid 1, onder b), bestond de vergoeding in principe uitsluitend uit de toekenning van aandelen in de verwervende vennootschap, ofschoon in sommige lidstaten de vergoeding ook aanvaardbaar was als zij een storting in contanten van ten hoogste 10 % van de nominale waarde van de aandelen omvatte. Krachtens artikel 4, onder a), is een grotere storting in contanten aanvaardbaar, aangezien slechts een gedeelte van de vergoeding voor de inbreng uit effecten moet bestaan. Deze wijzigingen die de omschrijving van herstructureringen vereenvoudigen, hebben een materieel karakter.

De in artikel 4, onder b), omschreven herstructureringsmaatregel komt in principe overeen met de omschrijving van het vroegere artikel 7, lid 1, onder b bis), dat wil zeggen herstructureringen waarbij kapitaalvennootschappen aandelen verwerven die ten minste 75 % van het voordien uitgegeven vennootschappelijk kapitaal van een andere kapitaalvennootschap vertegenwoordigen. De formulering van artikel 4, onder b), is evenwel gewijzigd in die zin dat de verworven aandelen een meerderheid van de stemrechten moeten vertegenwoordigen. De nieuwe formulering is in overeenstemming met de terminologie van Richtlijn 90/434/EEG. Voorts moet de vergoeding krachtens artikel 4, onder b), slechts gedeeltelijk uit effecten in de verwervende vennootschap bestaan, terwijl de vergoeding krachtens het vroegere artikel 7, lid 1, onder b bis), in principe uitsluitend uit zulke effecten mocht bestaan. Ten slotte is de in de tweede alinea van het vroegere punt b bis) bedoelde terugvorderingstermijn van vijf jaar niet opnieuw ingevoerd. Deze wijzigingen die de omschrijving van herstructureringen vereenvoudigen, hebben een materieel karakter.

Verrichtingen die niet aan indirecte belastingen zijn onderworpen

Artikel 5 bevat de hoofdregel van de richtlijn, namelijk dat de lidstaten kapitaalvennootschappen aan geen enkele vorm van indirecte belasting op het bijeenbrengen van kapitaal mogen onderwerpen. Dit artikel is ten dele gebaseerd op het algemene verbod van het vroegere artikel 10, waarin was bepaald dat kapitaalvennootschappen en als zodanig aangemerkte lichamen, behoudens het kapitaalrecht, aan geen enkele andere belasting mochten worden onderworpen, in welke vorm ook, ter zake van het bijeenbrengen van kapitaal. Het verbod van artikel 5 is evenwel ruimer dan dat van het vroegere artikel 10, aangezien het ook het kapitaalrecht verbiedt. Dit is derhalve een materiële wijziging.

Artikel 5, lid 1, onder a) tot en met c), komt overeen met het vroegere artikel 10, onder a) tot en met c). Artikel 5, lid 1, onder d), komt overeen met het vroegere artikel 4, lid 3, maar de werkingssfeer van artikel 5, lid 1, onder d), ii), is ruimer dan die van het vroegere artikel 4, lid 3, onder b). In artikel 5, lid 1, onder d), ii), is uitdrukkelijk bepaald dat de overbrenging van een lidstaat naar een andere lidstaat zowel van de zetel van de werkelijke leiding als van de statutaire zetel van een kapitaalvennootschap niet is onderworpen aan indirecte belastingen, terwijl krachtens het vroegere artikel 4, lid 3, onder b), een dergelijke overbrenging alleen was vrijgesteld als het betrokken lichaam in beide lidstaten voor de heffing van het kapitaalrecht als een kapitaalvennootschap werd aangemerkt. In de nieuwe formulering van artikel 5, lid 1, onder d), ii), komt de schrapping van de punten g) en h) van het vroegere artikel 4, lid 1, tot uiting.

Artikel 5, lid 1, onder e), is nieuw en schrijft specifiek voor dat de in artikel 4 genoemde herstructureringen niet aan indirecte belastingen zijn onderworpen. Enerzijds zijn de herstructureringen die voordien onder het vroegere artikel 7, lid 1, onder b), vielen en thans onder artikel 4, onder a), vallen, sinds de wijziging van 1985 vrijgesteld van het kapitaalrecht. Anderzijds hebben de lidstaten die op 1 juli 1984 (of de datum van hun toetreding) het kapitaalrecht tegen het normale tarief toepasten op de herstructureringen die onder het vroegere artikel 7, lid 1, onder b bis), vielen en thans onder artikel 4, onder b), vallen, de mogelijkheid gehad dit recht te blijven heffen op grond van het vroegere artikel 7, lid 1. Deze mogelijkheid bestaat niet langer, aangezien herstructureringen niet meer kwalificeren als een verrichting die aan het kapitaalrecht mag worden onderworpen. Artikel 5, lid 1, onder e), is derhalve een materiële wijziging, die gevolgen heeft voor de lidstaten die thans het kapitaalrecht heffen op de desbetreffende herstructureringen.

Enkele van de thans in artikel 4 bedoelde herstructureringen, namelijk fusies zonder kapitaalsvermeerdering, vielen voordien buiten het toepassingsgebied van de richtlijn. Het stond de lidstaten derhalve vrij indirecte belastingen op dergelijke herstructureringen te heffen. Artikel 5, lid 1, onder e), verbiedt de lidstaten dit nog langer te doen. Dit is een materiële wijziging, die gevolgen heeft voor alle lidstaten die thans indirecte belastingen heffen op herstructureringen zonder kapitaalsvermeerdering.

Artikel 5, lid 2, komt overeen met het vroegere artikel 11 en blijft ongewijzigd. Artikel 5, lid 2, verbiedt de belastingheffing van bepaalde activiteiten die anderszins kunnen leiden tot verrichtingen die aan indirecte belastingen zijn onderworpen.

Rechten en btw

Artikel 6 geeft een exclusieve opsomming van de rechten en belastingen die de lidstaten op de in artikel 5 genoemde verrichtingen mogen heffen. Artikel 6 komt overeen met het vroegere artikel 12 en blijft ongewijzigd behoudens enkele redactionele aanpassingen.

Heffing van het kapitaalrecht in bepaalde lidstaten

Artikel 7 omschrijft de term “kapitaalrecht” als een recht op de inbreng van kapitaal in kapitaalvennootschappen. Deze bepaling komt ten dele overeen met het vroegere artikel 1.

Overeenkomstig artikel 5 wordt in beginsel geen kapitaalrecht geheven. Desalniettemin is in artikel 7 vastgesteld dat bepaalde lidstaten gedurende een beperkte periode het kapitaalrecht mogen heffen. Deze bepaling, die gedeeltelijk is gebaseerd op het vroegere artikel 7, lid 2, houdt enkele materiële wijzigingen in.

Alleen de in artikel 5, lid 1, onder a), genoemde verrichtingen, dat wil zeggen inbreng van kapitaal, mogen aan het kapitaalrecht worden onderworpen. Dit betekent dat herstructureringen zoals die welke zijn genoemd in artikel 4, onder b), niet langer aan het kapitaalrecht zijn onderworpen.

De lidstaten die op 1 januari 2006 het kapitaalrecht toepasten, mogen ervoor kiezen dat te blijven doen. Er is een specifieke datum vastgesteld om uitdrukkelijk aan te geven dat er een status-quo is in de huidige situatie waarbij slechts 7 van de 25 lidstaten het kapitaalrecht heffen. De bepaling garandeert dat de lidstaten die op die datum het kapitaalrecht niet toepasten of daarmee na die datum zijn gestopt, dit recht niet opnieuw mogen invoeren. In feite is de richtlijn, met name zoals zij is komen te luiden na de wijziging van 1985, in die zin uitgelegd dat zij al een impliciete standstill-verplichting inhoudt. Zo heeft advocaat-generaal Fennelly in zijn conclusie in zaak C-350/98 duidelijk gemaakt dat de lidstaten niet het recht hebben nieuwe kapitaalrechten op de in de richtlijn genoemde verrichtingen in te stellen nadat zij eerst daarvan hebben afgezien. Het Hof van Justitie heeft deze redenering gevolgd in zijn arrest van 11 november 1999[9]. De algemene standstill-verplichting van artikel 7 consolideert de impliciete standstill-verplichting en vervangt de standstill-verplichtingen in het vroegere artikel 4, lid 2, en het vroegere artikel 8.

Tot slot vereist artikel 7 de afschaffing van het kapitaalrecht.

Tarief van het kapitaalrecht

In artikel 8 is bepaald dat het kapitaalrecht tegen een uniform tarief wordt geheven. Deze bepaling is ongewijzigd en komt overeen met het vroegere artikel 7, lid 2. In artikel 8 is ook bepaald dat het tarief van het kapitaalrecht niet hoger mag zijn dan het door de lidstaten op 1 januari 2006 toegepaste tarief en in ieder geval niet hoger dan 1 %. Voor de lidstaten die op 1 januari 2006 het kapitaalrecht hieven tegen een tarief van 1 %, betekent deze bepaling dat zij dit tarief mogen blijven toepassen en dat hun maximumtarief 1 % is. Voor de lidstaten die op die datum een tarief van minder dan 1 % toepasten, betekent artikel 8 dat zij dat tarief mogen handhaven en dat het ook hun individuele maximumtarief wordt. Een lidstaat die op 1 januari 2006 het kapitaalrecht toepaste tegen een tarief van 0,5 %, mag dit dus tegen dat tarief blijven doen.

Wanneer een lidstaat heeft besloten om een lager tarief te hanteren dan zijn individuele maximumtarief op 1 januari 2006, mag hij nadien niet opnieuw een hoger tarief instellen.

De standstill-verplichtingen van artikel 8 zijn materiële wijzigingen, aangezien het vroegere artikel 7, lid 2, tariefverhogingen niet uitdrukkelijk uitsloot mits het maximumtarief niet werd overschreden. Hoe dan ook verhindert een impliciete standstill-verplichting in de huidige richtlijn de lidstaten om het tarief te verhogen.

Ten slotte is in artikel 8 bepaald dat het maximumtarief tot 31 december 2007 niet hoger mag zijn dan 1 % en tot 31 december 2009 niet hoger dan 0,5 %. Het tariefplafond van 0,5 % is nieuw en vormt een materiële wijziging, aangezien het maximumtarief overeenkomstig het vroegere artikel 7, lid 2, 1 % bedroeg.

Uitsluiting van bepaalde lichamen van het toepassingsgebied

Krachtens artikel 9 kunnen de lidstaten bepalen of de in artikel 2, lid 2, bedoelde lichamen al dan niet moeten worden aangemerkt als kapitaalvennootschappen voor de heffing van het kapitaalrecht. Deze bepaling komt overen met de tweede zin van het vroegere artikel 3, lid 2, en blijft ongewijzigd.

Aan het kapitaalrecht onderworpen verrichtingen en verdeling van heffingsbevoegdheid

Artikel 10 is een combinatie van het vroegere artikel 2 betreffende de verdeling van de heffingsbevoegdheid en het vroegere artikel 4 dat het onderscheid maakt tussen verrichtingen die aan het kapitaalrecht moeten worden onderworpen en die welke aan dit recht mogen worden onderworpen. Overeenkomstig artikel 10 wordt het kapitaalrecht geheven van de kapitaalvennootschap die de desbetreffende kapitaalsinbreng ontvangt. In artikel 10 is ook bepaald dat het kapitaalrecht uitsluitend wordt geheven door de lidstaat waar zich de zetel van de werkelijke leiding van de kapitaalvennootschap bevindt op het tijdstip van de kapitaalsinbreng. Deze bepaling komt overeen met het vroegere artikel 2, lid 1, en blijft ongewijzigd. Zoals uit deze bepaling blijkt, mag het kapitaalrecht in de Gemeenschap, indien het ook werkelijk wordt geheven, slechts eenmaal worden geheven. Wanneer derhalve een kapitaalsinbreng onder artikel 10 valt en een lidstaat het heffingsrecht krijgt, kan dezelfde inbreng geen aanspraak op heffing van het kapitaalrecht in een andere lidstaat doen ontstaan. Dienovereenkomstig ontstaat er, wanneer een lidstaat op zijn grondgebied geen kapitaalrecht heft, ook geen heffingsrecht in een andere lidstaat.

Artikel 10, lid 1, komt overeen met het vroegere artikel 2, lid 1, en het vroegere artikel 4, lid 1, onder a) tot en met f), en blijft ongewijzigd. Artikel 10, lid 2, komt overeen met het vroegere artikel 2, lid 1, en het vroegere artikel 4, lid 2, en blijft ongewijzigd. Artikel 10, leden 3 en 4, komt overeen met het vroegere artikel 2, leden 2 en 3, en blijft ongewijzigd.

Belastinggrondslag van het kapitaalrecht

In artikel 11 is de grondslag bepaald op basis waarvan het kapitaalrecht moet worden vastgesteld. Het komt overeen met het vroegere artikel 5, leden 1 en 2, en blijft ongewijzigd. Het vroegere artikel 5, lid 3, is verplaatst naar artikel 12, lid 1, omdat het ziet op de bedragen die van de belastinggrondslag worden uitgesloten.

Uitsluiting van de belastinggrondslag van het kapitaalrecht

Teneinde dubbele belastingheffing te voorkomen, is in artikel 12, lid 1, bepaald dat bij een kapitaalsvermeerdering bedragen waarover het kapitaalrecht al werd geheven, niet in de belastinggrondslag zijn begrepen. Artikel 12, lid 1, komt overeen met het vroegere artikel 5, lid 3, en blijft ongewijzigd.

Krachtens artikel 12, lid 2, kan een lidstaat het kapitaal dat wordt ingebracht door een vennoot met onbeperkte aansprakelijkheid, van het kapitaalrecht vrijstellen. Wanneer evenwel het aandeel van een beherend vennoot wordt omgezet in een commanditair aandeel, doordat de aansprakelijkheid van de vennoot wordt beperkt, wordt het kapitaalrecht verschuldigd. Artikel 12, lid 2, komt overeen met het vroegere artikel 6, leden 1 en 2, en blijft ongewijzigd, behoudens de schrapping van het eerste en tweede streepje van het vroegere artikel 6, lid 2. Deze twee streepjes zien op de belasting van de overbrenging van de zetel van de werkelijke leiding of de statutaire zetel van een kapitaalvennootschap. De schrapping vloeit voort uit artikel 5, lid 1, onder d), ii), zoals gewijzigd, krachtens welk dergelijke overbrengingen niet tot belastingheffing leiden.

De eerste en tweede alinea van het vroegere artikel 7, lid 1, zijn nu begrepen in artikel 4 en artikel 5, lid 1, onder e). De derde alinea van het vroegere artikel 7, lid 1, op grond waarvan Griekenland mocht bepalen of het bepaalde verrichtingen tot hergroepering van vennootschappen aan het kapitaalrecht onderwierp, werd geschrapt. Deze bepaling was niet langer van toepassing. Het vroegere artikel 7, lid 2, is verplaatst naar de artikelen 7 en 8.

In artikel 12, lid 3, is bepaald dat in geval van vermeerdering van het vennootschappelijk kapitaal volgend op een vermindering van dat kapitaal wegens geleden verliezen, het overeenkomstige gedeelte van de vermeerdering mag worden uitgesloten van de belastinggrondslag. Artikel 12, lid 3, komt overeen met het vroegere artikel 7, lid 3, en blijft ongewijzigd.

Vrijstelling voor de inbreng van kapitaal in bepaalde kapitaalvennootschappen

Overeenkomstig artikel 13 mogen de lidstaten vrijstelling van het kapitaalrecht verlenen voor de inbreng van kaptiaal in bepaalde kapitaalvennootschappen die openbare diensten verrichten. De eerste alinea van artikel 13 komt overeen met het vroegere artikel 8 en blijft ongewijzigd. De tweede alinea van artikel 13 ziet op de heffing van het kapitaalrecht ter zake van een filiaal van een kapitaalvennootschap die openbare diensten verricht in het geval waar de statutaire zetel en de zetel van de werkelijke leiding van de kapitaalvennootschap in een derde land zijn gelegen. Krachtens deze bepaling moeten de lidstaten ook de inbreng in de filialen in kwestie vrijstellen als zij ervoor kiezen de inbreng volgens de eerste alinea vrij te stellen. Deze bepaling strekt ertoe te garanderen dat activiteiten die uit economisch oogpunt gelijkwaardig zijn, ook werkelijk gelijk worden behandeld. De bepaling is nieuw en vormt een materiële wijziging.

Uitzonderingsprocedure

Artikel 14 bevat de uitzonderingsprocedure en komt overeen met het vroegere artikel 9. Overeenkomstig artikel 14 zal het evenwel niet meer mogelijk zijn om van de bepalingen van de richtlijn af te wijken voor een verhoging van het tarief van het kapitaalrecht. Dit is een materiële wijziging. Er zij op gewezen dat de uitzonderingsprocedure tot dusver niet vaak is toegepast en dat er momenteel ook geen uitzonderingen gelden voor een tariefverhoging.

Het vroegere artikel 10 is thans artikel 5, lid 1, het vroegere artikel 11 is artikel 5, lid 2, het vroegere artikel 12 is artikel 6 en de vroegere artikelen 13 en 14 zijn thans artikel 15.

Omzetting, intrekking, inwerkingtreding en adressaten

De artikelen 15, 16, 17 en 18 betreffende de omzetting, intrekking, inwerkingtreding en adressaten zijn standaardartikelen.

Lijst van de in artikel 2, lid 1, onder a), bedoelde vennootschappen

Bijlage I bevat een lijst van bepaalde vennootschappen naar intern recht van de lidstaten. Deze lijst komt in principe overeen met de lijst van de in het vroegere artikel 3, lid 1, onder a), bedoelde vennootschappen. Die lijst was evenwel onvolledig en werd derhalve aangepast. Hij omvat nu een verwijzing naar de vennootschappen die zijn opgericht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (SE)[10]. Hij omvat ook de vennootschappen naar intern Ests en Litouws recht. Ten slotte is ook de lijst van vennootschappen naar intern Nederlands recht geactualiseerd.

Vennootschappen die zijn opgericht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1435/2003 van de Raad van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor een Europese Coöperatieve Vennootschap (SCE)[11], zijn niet in de lijst opgenomen. De reden hiervoor is dat SCE’s, in tegenstelling tot SE’s, niet noodzakelijkerwijs de vorm van een kapitaalvennootschap aannemen in alle lidstaten. Wanneer een SCE de vorm van een kapitaalvennootschap aanneemt, valt zij onder de definitie van artikel 2.

Taalkundige verbeteringen

In de onderscheiden taalversies van de richtlijn kunnen specifieke taalkundige verbeteringen zijn aangebracht.

69/335/EEG (aangepast)

2006/0253 (CNS)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN DE RAAD

betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 99 √ 93 ∏ en 100 √ 94 ∏,

Gezien het voorstel van de Commissie[12],

Gezien het advies van het Europees Parlement[13],

Gezien het advies van het √ Europees ∏ Economisch en Sociaal Comité[14],

Overwegende hetgeen volgt:

1. Richtlijn 69/335/EEG van de Raad van 17 juli 1969 betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal[15] werd reeds verschillende malen ingrijpend gewijzigd[16]. Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van deze richtlijn te worden overgegaan.

⎢ 69/335/EEG overweging 1 (aangepast)

Het Verdrag beoogt de totstandkoming van een economische unie waarvan de kenmerken overeenkomen met die van een binnenlandse markt, en voor het bereiken daarvan is de bevordering van het vrije kapitaalverkeer een van de essentiële voorwaarden.

⎢ 69/335/EEG overwegingen 2 en 8 (aangepast)

? nieuw

2. De thans in de lidstaten van kracht zijnde indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal, te weten het recht op de inbreng √ van kapitaal ∏ in vennootschappen √ , hierna “het kapitaalrecht” genoemd, ∏en het zegelrecht op effecten √ en het recht op herstructureringen, ∏ ? ongeacht of deze al dan niet een kapitaalsvermeerdering inhouden, ⎪ leiden tot discriminaties, dubbele belastingheffing en ongelijkheden, die het vrije kapitaalverkeer hinderen. √Hetzelfde geldt voor andere indirecte belastingen die dezelfde kenmerken hebben als het kapitaalrecht en het zegelrecht op effecten. ∏

3. en dienen √ Het is ∏ derhalve door een harmonisatie te worden weggenomen √ in het belang van de interne markt de wetgeving betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal te harmoniseren, teneinde factoren ∏ ? die de mededingingsvoorwaarden kunnen verstoren of ⎪ √het vrije kapitaalverkeer hinderen, zoveel mogelijk weg te nemen. ∏

⎢ 69/335/EEG overweging 3 (aangepast)

De harmonisatie van deze belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal dient van een zodanige opzet te zijn dat de budgettaire gevolgen voor de lidstaten tot een minimum worden beperkt.

⎢ 85/303/EEG overweging 2

4. Het kapitaalrecht heeft een ongunstige economische weerslag op de hergroepering en ontwikkeling van ondernemingen. Dit is in het bijzonder het geval in de huidige conjunctuurfase, waarin het beslist noodzakelijk is prioriteit te geven aan een heropleving van de investeringen.

⎢ 85/303/EEG overweging 3 (aangepast)

? nieuw

5. Die doeleinden worden het best gediend met afschaffing van ?Het is derhalve passend ⎪ het kapitaalrecht af te schaffen.

6. Het verlies aan ontvangsten als gevolg van √ de onmiddellijke toepassing van ∏ een dergelijke maatregel blijkt evenwel onaanvaardbaar te zijn voor enige sommige lidstaten √ die momenteel het kapitaalrecht toepassen. ∏De √Die ∏ lidstaten moeten derhalve de mogelijkheid worden gelaten √ krijgen ∏ om ? gedurende een beperkte periode ⎪ alle of een gedeelte van de √ desbetreffende ∏ verrichtingen die binnen het toepassingsgebied van het kapitaalrecht vallen, van dit recht vrij te stellen dan wel daaraan aan het kapitaalrecht te ? blijven ⎪ onderwerpen, met dien verstande dat in eenzelfde lidstaat één enkel belastingtarief moet gelden. ? Wanneer een lidstaat heeft afgezien van de heffing van het kapitaalrecht op alle of een gedeelte van de onder deze richtlijn vallende verrichtingen, mag hij niet meer de mogelijkheid hebben dit recht opnieuw in te voeren.⎪

∫ nieuw

7. Het maximumtarief van het kapitaalrecht dat mag worden toegepast door de lidstaten die dit recht blijven heffen, dient tegen 2008 te worden verlaagd en het kapitaalrecht dient uiterlijk tegen 2010 te worden afgeschaft.

⎢ 69/335/EEG overweging 4 (aangepast)

De heffing door een lidstaat van een zegelrecht op effecten uit de andere lidstaten, die op zijn grondgebied zijn ingevoerd of uitgegeven, druist in tegen de idee van een gemeenschappelijke markt die de kenmerken heeft van een binnenlandse markt. Daarenboven is gebleken dat de handhaving van het zegelrecht op de uitgifte van binnenlandse effecten die leenkapitaal vertegenwoordigen, alsmede op de invoering of de uitgifte op de markt van een lidstaat van buitenlandse effecten, uit economisch oogpunt niet wenselijk is en dat hiermee tevens wordt afgeweken van de richting waarin het fiscale recht van de lidstaten zich op dit gebied heeft ontwikkeld.

⎢ 69/335/EEG overweging 6 (aangepast)

8. De idee van een gemeenschappelijke √ interne ∏ markt met de kenmerken van een binnenlandse markt gaat uit van de veronderstelling dat op het in het kader van een vennootschap bijeengebrachte kapitaal binnen de gemeenschappelijke √ interne ∏markt slechts √ niet meer dan ∏ eenmaal het √ een ∏ recht op het bijeenbrengen van kapitaal kan worden toegepast. √Dienovereenkomstig mag, wanneer de lidstaat waaraan de heffingsbevoegdheid is toegekend, bepaalde of alle onder deze richtlijn vallende verrichtingen niet aan het kapitaalrecht onderwerpt, geen enkele andere lidstaat heffingsbevoegdheid uitoefenen ter zake van deze verrichtingen. ∏ en de hoogte van deze belasting dient, wil het kapitaalverkeer er niet door worden verstoord, in alle lidstaten gelijk te zijn.

∫ nieuw

9. De gevallen waarin de lidstaten het kapitaalrecht blijven heffen, dienen aan strikte voorwaarden te worden onderworpen, met name wat vrijstellingen en verlagingen betreft.

⎢ 69/335/EEG overweging 7 (aangepast)

Dit recht dient derhalve te worden geharmoniseerd, zowel wat zijn structuur als wat zijn percentages betreft.

⎢ 69/335/EEG overwegingen 5 en 8 (aangepast)

10. De handhaving van andere indirecte belastingen die dezelfde kenmerken vertonen als het kapitaalrecht of het zegelrecht op effecten, zou het doel dat met de in deze richtlijn bedoelde maatregelen wordt nagestreefd in gevaar kunnen brengen, en deze belastingen dienen derhalve te worden afgeschaft. √Behalve het kapitaalrecht mogen er geen indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal worden geheven ∏. Derhalve dient het √Er mag met name geen ∏ zegelrecht op effecten √ worden geheven ∏ te worden afgeschaft, zowel met betrekking tot effecten die eigen kapitaal van vennootschappen als die welke leenkapitaal vertegenwoordigen, en ongeacht hun herkomst.

∫ nieuw

11. De in Richtlijn 69/335/EEG opgenomen lijst van kapitaalvennootschappen is onvolledig en dient derhalve te worden aangepast.

12. Daar de doelstellingen van deze richtlijn om bovengenoemde redenen niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt,, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

13. De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in nationaal recht dient te worden beperkt tot de bepalingen die ten opzichte van de vorige richtlijnen materieel zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit de vorige richtlijnen.

14. Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten.

⎢69/335/EEG

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

⎢ 69/335/EEG (aangepast)

√HOOFDSTUK I∏

√ ONDERWERP EN TOEPASSINGSGEBIED ∏

Artikel 1

De lidstaten heffen een overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 2 tot en met 9 geharmoniseerd recht op de inbreng in kapitaalvennootschappen, hierna kapitaalrecht genoemd.

√ Onderwerp ∏

√Deze richtlijn regelt de heffing van indirecte belastingen ter zake van: ∏

√ (a) de inbreng van kapitaal in kapitaalvennootschappen; ∏

√ (b) herstructuringsmaatregelen waarbij kapitaalvennootschappen zijn betrokken;∏

√(c) de uitgifte van bepaalde effecten en obligaties.∏

Artikel 2

1. De aan het kapitaal recht onderworpen verrichtingen zijn uitsluitend belastbaar in de lidstaat op welks grondgebied zich de zetel van de werkelijke leiding van de kapitaalvennootschap bevindt op het ogenblik waarop deze verrichtingen plaatsvinden.

2. Wanneer de zetel van de werkelijke leiding van een kapitaalvennootschap zich bevindt in een derde land en de statutaire zetel in een lidstaat, dan worden de aan het kapitaalrecht onderworpen verrichtingen belast in de lidstaat waar zich de statutaire zetel bevindt.

3. Wanneer de statutaire zetel en de zetel van de werkelijke leiding van een kapitaalvennootschap zich in een derde land bevinden, kan de terbeschikkingstelling van geïnvesteerd kapitaal of van ondernemingskapitaal aan een filiaal dat gevestigd is in een lidstaat, belast worden in de lidstaat op welks grondgebied het filiaal is gevestigd.

Artikel 32

√ Kapitaalvennootschap ∏

⎢Toetredingsakte van DK, IRL en het VK, art. 29 en bijlage I, blz. 93 (aangepast)

⎝1 Toetredingsakte van E en P, art. 26 en bijlage I, blz. 167

⎝2 Toetredingsakte van EL, art. 21 en bijlage I, blz. 95

1. Onder “kapitaalvennootschap”pen in de zin van deze richtlijn wordten verstaan:

(a) √ iedere vennootschap in een van de in bijlage I opgenomen vormen; ∏ de vennootschappen naar Belgisch, Deens, Duits ⎝1 Spaans, ⎜Frans, ⎝2 Grieks, ⎜ Iers, Italiaans, Luxemburgs, Nederlands⎝1 , Portugees ⎜ recht, alsmede naar het recht van het Verenigd Koninkrijk, respectievelijk genoemd:

- société anonyme/naamloze vennootschap, aktieselskab, Aktiengesellschaft, ⎝1 sociedad anónima, ⎜ société anonyme, ⎝2 Ανώνυμος Εταιρία, ⎜ companies incorporated with limited liability, società per azioni, société anonyme, naamloze vennootschap, ⎝1 sociedade anónima, ⎜ companies incorporated with limited liability;

- société en commandite par actions/commanditaire vennootschap op aandelen, kommandit-aktieselskab, Kommanditgesellschaft auf Aktien, ⎝1 sociedad comanditaria por acciones, ⎜société en commandite par actions, ⎝2 Ετερόρρυθμος κατά μετοχάς Εταιρία, ⎜ società in accomandita perazioni, société en commandite par actions, commanditaire vennootschap op aandelen⎝1 , sociedade em comandita por acções ⎜;

- société de personnes à responsabilité limitée/ personenvennootschap met beperkte aansprakelijkheid, Gesellschaft mit beschränkter Haftung, ⎝1 sociedad de responsabilidad limitada, ⎜ société à responsabilité limitée, ⎝2 Εταιρία Περιωρισμένης Ευθύνης, ⎜ società a responsabilità limitata, société à responsabilité limitée⎝1 , sociedade por quotas ⎜;

⎢Toetredingsakte van A, S en FIN, art. 29 en bijlage I, blz. 196 (aangepast)

De vennootschappen naar Oostenrijks recht, geheten:

- «Aktiengesellschaft»

«Gesellschaft mit beschränkter Haftung»

De vennootschappen naar Fins recht, geheten:

- «osakeyhtiö - aktiebolag», «osuuskunta - andelslag», «säästöpankki - sparbank» en «vakuutusyhtiö - försäkringsbolag»;

De vennootschappen naar Zweeds recht, geheten:

- «aktiebolag»

- «bankaktiebolag»

- «försäkringsaktiebolag»;

⎢Toetredingsakte van 2003, art. 20 en bijlage II (aangepast)

De vennootschappen naar Tsjechisch recht, geheten:

«akciová společnost»

«komanditní společnost»

-«společnost s ručením omezeným»;

De vennootschappen naar Cyprisch recht, geheten:

-«εταιρείες περιορισμένης ευθύνης»;

De vennootschappen naar Lets recht, geheten:

-«kapitālsabiedrība»;

De vennootschappen naar Hongaars recht, geheten:

-«Részvénytársaság»

-«Korlátolt felelősségű társaság»;

De vennootschappen naar Maltees recht, geheten:

-‘Kumpaniji ta' Responsabilita Limitata’

-‘Soċjetajiet en commandite li l-kapital tagħhom maqsum f'azzjonijiet’;

De vennootschappen naar Pools recht, geheten:

-«spółka akcyjna»

-«spółka z ograniczoną odpowiedzialnością»;

De vennootschappen naar Sloveens recht, geheten:

-‘delniška družba’

-‘komanditna delniška družba’

-‘družba z omejeno odgovornostjo’;

De vennootschappen naar Slowaaks recht, geheten:

-«akciová spoločnosť»

-«spoločnosť s ručením obmedzeným»

-‘komanditna spoločnosť’.

⎢69/335/EEG

(b) iedere vennootschap, vereniging of rechtspersoon waarvan de aandelen in het kapitaal of in het vermogen ter beurze kunnen worden verhandeld;

(c) iedere op het maken van winst gerichte vennootschap, vereniging of rechtspersoon waarvan de leden het recht hebben hun aandelen zonder voorafgaande goedkeuring over te dragen aan derden en voor de schulden van de vennootschap, vereniging of rechtspersoon slechts aansprakelijk zijn tot het bedrag van hun deelneming.

⎢ 69/335/EEG (aangepast)

2. Voor de toepassing van deze richtlijn worden aan kapitaalvennootschappen gelijkgesteld: alle andere op het maken van winst gerichte vennootschappen, verenigingen of rechtspersonen. Het staat een lidstaat echter vrij deze voor de heffing van het kapitaalrecht niet als kapitaalvennootschap aan te merken.

⎢ 69/335/EEG (aangepast)

? nieuw

Artikel 43

√ Inbreng van kapitaal ∏

1. √ Voor de toepassing van deze richtlijn ∏ ? en behoudens artikel 4 ⎪ worden de volgende verrichtingen zijn aan het kapitaalrecht onderworpen ? aangemerkt als “inbreng van kapitaal” ⎪:

⎢69/335/EEG

(a) de oprichting van een kapitaalvennootschap;

(b) de omzetting van een vennootschap, vereniging of rechtspersoon, niet zijnde een kapitaalvennootschap, in een kapitaalvennootschap;

(c) de een vermeerdering van het vennootschappelijk kapitaal van een kapitaalvennootschap door inbreng van zaken van welke aard ook;

(d) de een vermeerdering van het vennootschappelijk vermogen van een kapitaalvennootschap door inbreng van zaken van welke aard ook, waarvoor geen rechten worden toegekend die een aandeel in het vennootschappelijk kapitaal of in het vennootschappelijk vermogen vertegenwoordigen, doch rechten van dezelfde aard als die van vennoten, zoals stemrecht, recht op een aandeel in de winst of in het liquidatieoverschot;

⎢ 69/335/EEG (aangepast)

(e) de overbrenging, van een derde land naar een lidstaat, van de zetel van de werkelijke leiding van een √ kapitaalvennootschap ∏ vennootschap, vereniging of rechtspersoon, waarvan de statutaire zetel zich in een derde land bevindt en die voor de heffing van het kapitaalrecht in deze lidstaat als kapitaalvennootschap geldt;

(f) de overbrenging, van een derde land naar een lidstaat, van de statutaire zetel van een √ kapitaalvennootschap ∏ vennootschap, vereniging of rechtspersoon waarvan de zetel van de werkelijke leiding zich in een derde land bevindt en die voor de heffing van het kapitaalrecht in deze lidstaat als kapitaalvennootschap geldt;

(g) de overbrenging, van een lidstaat naar een andere lidstaat, van de zetel van de werkeliike leiding van een vennootschap, vereniging of rechtspersoon die voor de heffing van het kapitaalrecht in de laatstbedoelde lidstaat wel, doch in de eerste lidstaat niet als kapitaalvennootschap geldt;

(h) de overbrenging, van een lidstaat naar een andere lidstaat, van de statutaire zetel van een vennootschap, vereniging of rechtspersoon waarvan de zetel van de werkelijke leiding zich in een derde land bevindt en die voor de heffing van het kapitaalrecht in de laatstbedoelde lidstaat wel, doch in de eerste lidstaat niet als kapitaalvennootschap geldt.

⎢ 85/303/EEG, art. 1, punt 1 (aangepast)

2. Voor zover zij op 1 juli 1984 tegen het tanef van 1 % werden belast, mogen de volgende verrichtingen aan het kapitaalrecht onderworpen blijven:

⎢69/335/EEG

(a)(g) de een vermeerdering van het vennootschappelijk kapitaal van een kapitaalvennootschap door omzetting van winsten, reserves of voorzieningen;

(b)(h) de een vermeerdering van het vennootschappelijk vermogen van een kapitaalvennootschap door prestaties van een vennoot, die geen vermeerdering van het vennootschappelijk kapitaal met zich brengten, maar beloond wordten met een wijziging van de aandeelhoudersrechten of de waarde van de aandelen kanunnen verhogen;

(c) (i) het afsluiten van een lening door een kapitaalvennootschap, indien de schuldeiser recht heeft op een aandeel in de winst van de vennootschap;

(d) (j) het afsluiten van een lening door een kapitaalvennootschap bij een vennoot, bij de echtgenoot of een kind van een vennoot, alsmede het afsluiten van een lening bij een derde wanneer zij wordt gegarandeerd door een vennoot, mits deze leningen dezelfde functie hebben als een vermeerdering van het vennootschappelijk kapitaal.

⎢ 85/303/EEG, art. 1, punt 1

De Helleense Republiek bepaalt echter welke van de bovengenoemde verrichtingen zij aan het kapitaalrecht onderwerpt.

⎢ 69/335/EEG (aangepast)

? nieuw

√ Artikel 4 ∏

√ Herstructureringen ∏

?Voor de toepassing van deze richtlijn worden de volgende “herstructureringen” niet als inbreng van kapitaal aangemerkt:⎪

⎢Herinvoering van 69/335/EEG, art. 7, lid 1, onder b), zoals ingetrokken bij 85/303/EEG (aangepast)

? nieuw

√ (a) de inbreng, door een of meer kapitaalvennootschappen, van hun gehele vermogen of een of meer takken van bedrijvigheid in een of meer kapitaalvennootschappen die in oprichting zijn of reeds bestonden, mits de vergoeding voor deze inbreng ∏ ? ten minste gedeeltelijk bestaat uit effecten die het kapitaal van de verwervende vennootschap vertegenwoordigen; ⎪

⎢Herinvoering van 73/79/EEG, art. 1, zoals ingetrokken bij 85/303/EEG (aangepast)

? nieuw

√ (b) de verwerving, door een in oprichting zijnde of reeds bestaande kapitaalvennootschap, van aandelen die ∏ ? een meerderheid van de stemrechten ⎪ √ van een andere kapitaalvennootschap vertegenwoordigen, mits de vergoeding voor de verworven aandelen ∏ ? ten minste gedeeltelijk bestaat uit effecten die het kapitaal van de eerstgenoemde vennootschap vertegenwoordigen. Wordt de meerderheid van de stemrechten ⎪ √ bereikt ingevolge verscheidene transacties verrichtingen, dan worden uitsluitend de transactie verrichting waarbij ∏ ? de meerderheid van de stemrechten ⎪ √ wordt bereikt en de daarnavolgende transacties verrichtingen aangemerkt als herstructureringen. ∏

⎢ 69/335/EEG (aangepast)

? nieuw

√HOOFDSTUK II∏

√ ALGEMENE BEPALINGEN ∏

√ Artikel 5 ∏

√ Verrichtingen die niet aan indirecte belastingen zijn onderworpen ∏

? 1. De lidstaten heffen bij kapitaalvennootschappen geen enkele indirecte belasting, in welke vorm ook, ter zake van:⎪

√ (a) de inbreng van kapitaal; ∏

√ (b) leningen of prestaties diensten verricht in het kader van de inbreng van kapitaal; ∏

√ (c) de inschrijving of elke andere formaliteit die een kapitaalvennootschap vanwege haar rechtsvorm in acht moet nemen alvorens met haar werkzaamheden te kunnen beginnen; ∏

⎢ 69/335/EEG (aangepast)

3.(d) Geen enkele een wijziging in de akte van oprichting of de statuten van een kapitaalvennootschap kan worden aangemerkt als een oprichting in de zin van lid 1, sub a), en met name niet:

⎢69/335/EEG

(a)(i) de omzetting van een kapitaalvennootschap in een kapitaalvennootschap van andere aard,

⎢ 69/335/EEG (aangepast)

(b) (ii) de overbrenging, van een lidstaat naar een andere lidstaat, van de zetel van de werkelijke leiding of van de statutaire zetel van een √ kapitaalvennootschap ∏vennootschap, vereniging of rechtspersoon die voor de heffing van het kapitaalrecht in deze beide lidstaten als kapitaalvennootschap geldt,

⎢69/335/EEG

(c)(iii) de wijziging van het doel van een kapitaalvennootnootschap,

(d)(iv) de verlenging van de duur van een kapitaalvennootschap;

∫ nieuw

(e) de in artikel 4 genoemde herstructureringen .

⎢ 69/335/EEG (aangepast)

√ 2. De lidstaten heffen geen enkele indirecte belasting, in welke vorm ook, ter zake van: ∏

√ (a) het opmaken, de uitgifte, de toelating ter beurze, het in omloop brengen of het verhandelen van aandelen, deelbewijzen of andere soortgelijke effecten, alsmede van certificaten van deze stukken, onverschilling door wie zij worden uitgegeven; ∏

√ (b) leningen, met inbegrip van renten staatsleningen, afgesloten tegen uitgifte van obligaties of andere verhandelbare effecten, onverschillig door wie deze worden uitgegeven, en alle daarmede verband houdende formaliteiten, alsmede het opmaken, de uitgifte, de toelating ter beurze, het in omloop brengen of het verhandelen van deze obligaties of andere verhandelbare effecten. ∏

√ Artikel 6 ∏

√ Rechten en btw ∏

√1. Niettegenstaande artikel 5 kunnen de lidstaten de volgende rechten en belastingen heffen:∏

√(a) al dan niet forfaitaire rechten op de overdrachten van effecten; ∏

√(b) overdrachtsrechten, daaronder begrepen kadastrale rechten, wegens inbreng van op haar hun grondgebied gelegen onroerende goederen of handelseigendommen in een kapitaalvennootschap; ∏

√(c) overdrachtsrechten wegens inbreng van zaken van welke aard ook in een kapitaalvennootschap, voorzover de overdracht van deze zaken geschiedt tegen toekenning van andere waarden dan aandelen;∏

√(d) rechten op de vestiging, inschrijving of doorhaling van voorrechten en hypotheken; ∏

√(e) rechten in de vorm van een vergoeding; ∏

√(f) btw. ∏

√2. De heffing in de vorm van de in lid 1, onder b) tot en met e), genoemde rechten en belastingen verschilt niet naargelang de zetel van de werkelijke leiding of de statutaire zetel van de kapitaalvennootschap zich al dan niet op het grondgebied bevindt van de lidstaat die deze heffing oplegt. Deze rechten en belastingen mogen niet hoger zijn dan die welke wegens andere soortgelijke verrichtingen worden geheven in de lidstaat die de heffing oplegt.∏

√ HOOFDSTUK III ∏

√ BIJZONDERE BEPALINGEN ∏

√ Artikel 7 ∏

√Heffing van het kapitaalrecht in bepaalde lidstaten ∏

∫ nieuw

1. Niettegenstaande artikel 5, lid 1, onder a), mag een lidstaat die op 1 januari 2006 een recht op de inbreng van kapitaal in kapitaalvennootschappen hief, hierna “het kapitaalrecht” genoemd, dit recht blijven heffen tot 31 december 2009, mits hij de artikelen 8 tot en met 14 in acht neemt.

2. Indien een lidstaat op enig tijdstip na 1 januari 2006 afziet van de heffing van het kapitaalrecht, mag hij dit recht nadien niet opnieuw invoeren.

3. Indien een lidstaat op enig tijdstip na 1 januari 2006 afziet van de heffing van het kapitaalrecht op de in artikel 3, onder g) tot en met j), bedoelde inbreng van kapitaal, mag hij dit recht op de desbetreffende inbreng van kapitaal niet opnieuw invoeren, niettegenstaande artikel 10, lid 2.

4. Indien een lidstaat op enig tijdstip na 1 januari 2006 afziet van de heffing van het kapitaalrecht op de terbeschikkingstelling van vast of werkkapitaal aan een filiaal, mag hij dit recht op de desbetreffende inbreng van kapitaal niet opnieuw invoeren, niettegenstaande artikel 10, lid 4.

5. Indien een lidstaat op enig tijdstip na 1 januari 2006 vrijstelling verleent krachtens artikel 13, mag hij de desbetreffende inbreng van kapitaal nadien niet meer aan het kapitaalrecht onderwerpen.

⎢ 69/335/EEG (aangepast)

? nieuw

√ Artikel 8 ∏

√ Tarief van het kapitaalrecht ∏

√ 1. Het kapitaalrecht wordt geheven tegen een uniform tarief. ∏

? 2. Het door een lidstaat toegepaste tarief van het kapitaalrecht mag niet hoger zijn dan het door die lidstaat op 1 januari 2006 toegepaste tarief. ⎪

? Wanneer een lidstaat het door hem toegepaste tarief na die datum verlaagt, mag hij dit nadien niet meer verhogen. ⎪

√ 3. Het tarief van het kapitaalrecht mag in ieder geval ten hoogste 1 % bedragen, ∏ ? en mag na 31 december 2007 ten hoogste nog 0,5 % bedragen. ⎪

⎢ 69/335/EEG (aangepast)

√ Artikel 9 ∏

√ Uitsluiting van bepaalde lichamen van het toepassingsgebied ∏

√De lidstaten kunnen ervoor kiezen de in artikel 2, lid 2, bedoeldel lichamen voor de heffing van het kapitaalrecht niet als kapitaalvennootschappen aan te merken.∏

√ Artikel 10 ∏

√ Aan het kapitaalrecht onderworpen verrichtingen en verdeling van heffingsbevoegdheid ∏

√1. Wanneer een lidstaat overeenkomstig artikel 7, lid 1, het kapitaalrecht blijft heffen, wordt de in artikel 3, onder a) tot en met d), bedoelde inbreng van kapitaal aan het kapitaalrecht onderworpen indien de zetel van de werkelijke leiding van de kapitaalvennootschap zich op het tijdstip van de kapitaalsinbreng in die lidstaat bevindt.∏

√ De in artikel 3, onder e) en f), bedoelde inbreng van kapitaal wordt eveneens aan het kapitaalrecht onderworpen.∏

√2. Wanneer een lidstaat het kapitaalrecht blijft heffen, mag de in artikel 3, onder g) tot en met j), bedoelde inbreng van kapitaal aan het kapitaalrecht worden onderworpen indien de zetel van de werkelijke leiding van de kapitaalvennootschap zich op het tijdstip van de kapitaalsinbreng in die lidstaat bevindt.∏

√3. Wanneer de zetel van de werkelijke leiding van een kapitaalvennootschap zich in een derde land bevindt en de statutaire zetel in een lidstaat die het kapitaalrecht blijft heffen, wordt de inbreng van kapitaal in die lidstaat aan het kapitaalrecht onderworpen.∏

√4. Wanneer de statutaire zetel en de zetel van de werkelijke leiding van een kapitaalvennootschap zich in een derde land bevinden, kan de terbeschikkingstelling van vast of werkkapitaal aan een filiaal dat zich bevindt in een lidstaat die het kapitaalrecht blijft heffen, in die lidstaat aan het kapitaalrecht worden onderworpen.∏

Artikel 5 11

√ Belastinggrondslag van het kapitaalrecht ∏

1. Het recht wordt geheven:

(a) In geval van oprichting van een kapitaalvennootschap, van vermeerdering van haar vennootschappelijk kapitaal of van vermeerdering van haar vennootschappelijk vermogen, als bedoeld in artikel 4, lid 1, sub a), c) en d): over √ de inbreng van kapitaal als bedoeld in artikel 3, onder a), c) en d), is de belastinggrondslag van het kapitaalrecht ∏ de werkelijke waarde van de zaken, van welke aard ook, die door de vennoten zijn ingebracht of tot inbreng waarvan zij gehouden zijn, na aftrek van de lasten en verbintenissen die in verband met elke inbreng voor rekening van de vennootschap komen;

het staat de lidstaten vrij het kapitaalrecht alleen te heffen naargelang de liberalisaties daadwerkelijk plaatsvinden; √ De heffing van het kapitaalrecht kan worden uitgesteld totdat de inbreng ook werkelijk is verricht.∏

(b)2. In geval van omzetting in een kapitaalvennootschap of van overbrenging van de zetel van de werkelijke leiding of van de statutaire zetel van een kapitaalvennootschap, als bedoeld in artikel 4, lid 1, sub b), e), f), g) en h): over √ de inbreng van kapitaal als bedoeld in artikel 3, onder b), e) en f), is de belastinggrondslag van het kapitaalrecht ∏ de werkelijke waarde van de op het tijdstip van de omzetting of overbrenging aan de vennootschap toebehorende zaken van welke aard ook, na aftrek van de op dat tijdstip op haar rustende lasten en verbintenissen.

(c)3. In geval van vermeerdering van het vennootschappelijk kapitaal door omzetting van winsten, reserves of voorzieningen, als bedoeld in artikel 4, lid 2, sub a): over √ de inbreng van kapitaal als bedoeld in artikel 3, onder g), is de belastinggrondslag van het kapitaalrecht ∏ het nominale bedrag van deze vermeerdering.

(d)4. In geval van vermeerdering van het vennootschappelijk vermogen, als bedoeld in artikel 4, lid 2, sub b): over √ de inbreng van kapitaal als bedoeld in artikel 3, onder h), is de belastinggrondslag van het kapitaalrecht ∏ de werkelijke waarde van de verrichte prestaties diensten, na aftrek van de lasten en verbintenissen die in verband met deze prestaties diensten voor rekening van de vennootschap komen.

(e)5. In geval van leningen als bedoeld in artikel 4, lid 2, sub c) en d): over √ de inbreng van kapitaal als bedoeld in artikel 3, onder i) en j), is de belastinggrondslag van het kapitaalrecht ∏ het nominale bedrag van de afgesloten lening.

⎢ 74/553/EEG (aangepast)

26. In de gevallen bedoeld in lid de leden 1, sub a) en b),2 kunnen de lidsaten het bedrag waarover het recht moet worden geheven vaststellen op de grondslag van kan de werkelijke waarde van de aan elke vennoot toegekende of toebehorende aandelen √ worden gebruikt als de belastinggrondslag van het kapitaalrecht, behalve wanneer ∏ Dit geldt niet voor gevallen waarin uitsluitend gereed geld wordt ingebracht.

Het bedrag waarover het recht wordt geheven, mag in geen geval lager liggen dan het nominale bedrag van de aan elke vennoot toegekende of toebehorende aandelen.

⎢ 69/335/EEG (aangepast)

√ Artikel 12 ∏

√ Uitsluiting van de belastinggrondslag van het kapitaalrecht ∏

3. √ 1. In geval van een kapitaalsvermeerdering omvat de belastinggrondslag van het kapitaalrecht niet: ∏

-(a) het bedrag van de aan de kapitaalvennootschap toebehorende vermogensbestanddelen die worden aangewend voor de vermeerdering van het vennootschappelijk kapitaal en reeds met het kapitaalrecht werden belast;

-(b) het bedrag van de door de kapitaalvennootschap afgesloten leningen die in aandelen worden omgezet en reeds met het kapitaalrecht werden belast.

Artikel 6

12. Elke √ Een ∏ lidstaat kan het bedrag van de inbreng van een voor de verbintenissen van een kapitaalvennootschap onbeperkt aansprakelijke vennoot, alsmede het bedrag van het aandeel van een zodanige vennoot in het vennootschappelijk vermogen, uitsluiten van de overeenkomstig artikel 5 bepaalde belastinggrondslag √ van het kapitaalrecht ∏ uitsluiten.

2. Indien een lidstaat gebruik maakt van de in lid 1 bedoelde √ die ∏ bevoegdheid, worden met het kapitaalrecht belast:

de overbrenging van de zetel van de werkelijke leiding van de kapitaalvennootschap naar een andere lidstaat die geen gebruik maakt van deze bevoegdheid;

de overbrenging van de statutaire zetel van de kapitaalvennootschap, waarvan de zetel van de werkelijke leiding zich in een derde land bevindt, naar een andere lidstaat die geen gebruik maakt van deze bevoegdheid;

√ wordt ∏ elke verrichting waardoor de aansprakelijkheid van een vennoot wordt beperkt tot zijn deelneming in het vennootschappelijk kapitaal, in het bijzonder wanneer de beperking van de aansprakelijkheid voortvloeit uit een omzetting van de kapitaalvennootschap in een kapitaalvennootschap van een andere soort √ , aan het kapitaalrecht onderworpen ∏ .

⎢69/335/EEG

Het kapitaalrecht wordt in al deze gevallen geheven over het bedrag de waarde van het aandeel van de voor de verbintenissen van de kapitaalvennootschap onbeperkt aansprakelijke vennoten in het vennootschappelijk vermogen.

⎢ 85/303/EEG, art. 1, punt 2 (aangepast)

Artikel 7

1. De lidstaten stellen de verrichtingen die op l juli 1984 van het kapitaalrecht waren vrijgesteld of tegen een tarief van ten hoogste 0,50 % werden belast vrij met uitzondering van de in artikel 9 bedoelde verrichtingen.

Voor de vrijstelling gelden dezelfde voorwaarden als die welke op die datum golden voor de toekenning van de vrijstelling of voor het verlenen van een tarief van ten hoogste 0,50 %.

De Helleense Republiek bepaalt welke verrichtingen zij van het kapitaalrecht vrijstelt.

2. De lidstaten mogen ofwel alle andere dan de in lid 1 bedoelde verrichtingen van het kapitaalrecht vrijstellen, ofwel deze aan een uniform tarief van ten hoogste 1 % onderwerpen.

3. In geval van vermeerdering van het vennootschappelijk kapitaal overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder c), √ de inbreng van kapitaal als bedoeld in artikel 3, onder c), ∏ die volgt op een vermindering van het vennootschappelijk kapitaal wegens geleden verliezen, kan het gedeelte van de vermeerdering √ kapitaalsinbreng ∏ dat overeenkomt met de vermindering van het kapitaal, worden vrijgesteld √ uitgesloten van de belastinggrondslag ∏, op voorwaarde dat deze vermeerdering √ de kapitaalsinbreng ∏ plaatsvindt binnen vier jaar na de vermindering van het kapitaal.

⎢ 69/335/EEG (aangepast)

Artikel 813

√ Vrijstelling voor de inbreng van kapitaal in bepaalde kapitaalvennootschappen ∏

⎢ 85/303/EEG, art. 1, punt 3 (aangepast)

Behoudens artikel 7, lid 1, kunnen door dDe lidstaten de in artikel 4, leden 1 en 2, bedoelde verrichtingen √ kunnen vrijstelling ∏ van het kapitaalrecht √ verlenen voor de inbreng van kapitaal in: ∏ worden vrijgesteld, indien het betreft:

⎢ 69/335/EEG (aangepast)

- (a) kapitaalvennootschappen die diensten van openbaar nut verrichten, zoals ondernemingen voor openbaar vervoer, havenondernemingen, ondernemingen voor water-, gas- en elektriciteitsvoorziening, mits ten minste de helft van het vennootschappelijk kapitaal in het bezit is van de Staat of van andere territoriale publiekrechtelijke lichamen;

- (b) kapitaalvennootschappen die volgens haar hun statuten en in feite uitsluitend en rechtstreeks culturele en √ sociale ∏ doeleinden en doeleinden op het gebied van weldadigheid, hulpverlening of volksontwikkeling nastreven.

∫ nieuw

De lidstaten die voor dergelijke inbreng van kapitaal vrijstelling van het kapitaalrecht verlenen, verlenen deze ook voor de terbeschikkingstelling van vast of werkkapitaal aan een filiaal op hun grondgebied als bedoeld in artikel 10, lid 4.

⎢ 69/335/EEG (aangepast)

Artikel 914

√ Uitzonderingsprocedure ∏

Ten aanzien van bepaalde groepen verrichtingen √ vormen van kapitaalsinbreng ∏ of kapitaalvennootschappen kunnen vrijstellingen, alsmede √ of ∏ verlagingen of verhogingen van het tarief worden toegepast om redenen van fiscale billijkheid, uit sociale overwegingen of om een lidstaat in de gelegenheid te stellen aan bijzondere omstandigheden het hoofd te bieden.

Een lidstaat die voornemens is een dergelijke maatregel te nemen, stelt de Commissie hiervan tijdig op de hoogte ter toepassing van artikel 102 √ 97 ∏ van het Verdrag.

Artikel 10

Behoudens het kapitaalrecht heffen de lidstaten met betrekking tot de op het maken van winst gerichte vennootschappen, verenigingen of rechtspersonen geen enkele andere belasting, in welke vorm ook, ter zake van:

(a) de in artikel 4 bedoelde verrichtingen;

(b) de inbreng, de leningen of de prestaties, verricht binnen het kader van de in artikel 4 bedoelde verrichtingen;

(c) de inschrijving of elke andere formaliteit die een op het maken van winst gerichte vennootschap, vereniging of rechtspersoon vanwege haar rechtsvorm in acht moet nemen alvorens met haar werkzaamheden te kunnen beginnen.

Artikel 11

De lidstaten onderwerpen aan geen enkele belasting, in welke vorm ook:

(a) het opmaken, de uitgifte, de toelating ter beurze, het in omloop brengen of het verhandelen van aandelen, deelbewijzen of andere soortgelijke effecten, alsmede van certificaten van deze stukken, onverschilling door wie zij worden uitgegeven;

(b) leningen, met inbegrip van renten, afgesloten tegen uitgifte van obligaties of andere verhandelbare effecten, onverschillig door wie deze worden uitgegeven, en alle daarmede verband houdende formaliteiten, alsmede het opmaken, de uitgifte, de toelating ter beurze, het in omloop brengen of het verhandelen van deze obligaties of andere verhandelbare effecten.

Artikel 12

1. In afwijking van het in de artikelen 10 en 11 bepaalde kunnen door de lidstaten worden geheven:

(a) al dan niet forfaitaire rechten op de overdrachten van effecten;

(b) overdrachtsrechten, daaronder begrepen kadastrale rechten, wegens inbreng van op haar grondgebied gelegen onroerende goederen of handelseigendommen in een op het maken van winst gerichte vennootschap, vereniging of rechtspersoon;

(c) overdrachtsrechten wegens inbreng van zaken van welke aard ook in een op het maken van winst gerichte vennootschap, vereniging of rechtspersoon, voor zover de overdracht van deze zaken geschiedt tegen toekenning van andere waarden dan aandelen;

(d) rechten op de vestiging, inschrijving of doorhaling van voorrechten en hypotheken;

(e) rechten met het karakter van een vergoeding;

(f) de belasting over de toegevoegde waarde.

2. De in lid 1, sub b), c), d) en e), bedoelde rechten zijn dezelfde, onverschillig of de zetel van de werkelijke leiding dan wel de statutaire zetel van de op winst gerichte vennootschap, vereniging of rechtspersoon zich al dan niet op het grondgebied bevindt van de lidstaat die de heffing oplegt. Deze rechten mogen evenmin hoger zijn dan die welke wegens andere soortgelijke verrichtingen worden geheven in de lidstaat die de heffing oplegt.

√HOOFDSTUK IV∏

√ SLOTBEPALINGEN ∏

Artikel 13

De lidstaten stellen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen voor het volgen van deze richtlijn op 1 januari 1972 in werking; zij stellen de Commissie onverwijld daarvan in kennis.

Artikel 14

De lidstaten dragen zorg voor kennisgeving aan de Commissie van de tekst van de nationale bepalingen van wezenlijk belang, welke zij later op het door deze richtlijn bestreken gebied zullen vaststellen.

Artikel 15

Omzetting

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 2006 aan de artikelen 3, 4, 5, 7, 8, 10, 12, 13 en 14 te voldoen. Zij delen de Commissie die bepalingen onverwijld mede alsmede een transponeringstabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijnen, gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn. De regels voor deze verwijzing en de formulering van deze vermelding worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 16

Intrekking

Richtlijn 69/355/EG, gewijzigd bij de in deel A van bijlage II vermelde richtlijnen, wordt met ingang van 1 januari 2007 ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in deel B van bijlage II genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de in bijlage III opgenomen transponeringstabel.

Artikel 17

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

De artikelen 1, 2, 6, 9 en 11 zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2007.

⎢69/335/EEG

Artikel 1815

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, op

Voor de Raad

De Voorzitter

⎢ 69/335/EEG (aangepast)

? nieuw

√BIJLAGE I ∏

√ LIJST VAN DE IN ARTIKEL 2, LID 1, ONDER A) BEDOELDE VENNOOTSCHAPPEN ∏

? (1) Vennootschappen opgericht naar Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (SE)[17] ⎪

√ (2) Vennootschappen naar Belgisch recht, geheten: ∏

√ (i) société anonyme/naamloze vennootschap∏

√ (ii) société en commandite par actions/commanditaire vennootschap op aandelen ∏

√ (iii) société privée à responsabilité limitée/besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ∏

√ (3) Vennootschappen naar Tsjechisch recht, geheten: ∏

√ (i) akciová společnost∏

√ (ii) komanditní společnost ∏

√ (iii) společnost s ručením omezeným ∏

√ (4) Vennootschappen naar Deens recht, geheten: ∏

√ (i) aktieselskab ∏

√ (ii) kommandit-aktieselskab ∏

√ (5) Vennootschappen naar Duits recht, geheten: ∏

√ (i) Aktiengesellschaft ∏

√ (ii) Kommanditgesellschaft auf Aktien ∏

√ (iii) Gesellschaft mit beschränkter Haftung ∏

∫ nieuw

(6) Vennootschappen naar Ests recht, geheten:

(i) täisühing

(ii) usaldusühing

(iii) osaühing

(iv) aktsiaselts

(v) tulundusühistu

⎢ 69/335/EEG (aangepast)

√ (7) Vennootschappen naar Grieks recht, geheten: ∏

(i) Ανώνυμος Εταιρία

(ii) Ετερόρρυθμος κατά μετοχάς Εταιρία

(iii)Εταιρία Περιωρισμένης Ευθύνης

√ (8) Vennootschappen naar Spaans recht, geheten: ∏

√ (i) sociedad anónima∏

√ (ii) sociedad comanditaria por acciones∏

√ (iii) sociedad de responsabilidad limitada∏

√ (9) Vennootschappen naar Frans recht, geheten: ∏

√ (i) société anonyme∏

√ (ii) société en commandite par actions∏

√ (iii) société à responsabilité limitée∏

√ (10) Vennootschappen naar Iers recht, geheten: companies incorporated with limited liability ∏

√ (11) Vennootschappen naar Italiaans recht, geheten: ∏

√ (i) società per azioni∏

√ (ii) società in accomandita per azioni∏

√ (iii) società a responsabilità limitata∏

√ (12) Vennootschappen naar Cyprisch recht, geheten: εταιρείες περιορισμένης ευθύνης∏

√ (13) Vennootschappen naar Lets recht, geheten: kapitālsabiedrība∏

∫ nieuw

(14) Vennootschappen naar Litouws recht, geheten:

(i) akcinė bendrovė

(ii) uždaroji akcinė bendrovė

⎢ 69/335/EEG (aangepast)

√ (15) Vennootschappen naar Luxemburgs recht, geheten: ∏

√ (i) société anonyme∏

√ (ii) société en commandite par actions∏

√ (iii) société à responsabilité limitée∏

√ (16) Vennootschappen naar Hongaars recht, geheten: ∏

√ (i) részvénytársaság∏

√ (ii) korlátolt felelősségű társaság∏

√ (17) Vennootschappen naar Maltees recht, geheten: ∏

√ (i) Kumpaniji ta' Responsabilità Limitata∏

√ (ii) Soċjetajiet in akkomandita li l-kapital tagħhom jkun maqsum f'azzjonijiet∏

⎢ 69/335/EEG (aangepast)

? nieuw

√ (18) Vennootschappen naar Nederlands recht, geheten: ∏

√ (i) naamloze vennootschap∏

? (ii) besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ⎪

√ (iii) open commanditaire vennootschap∏

⎢ 69/335/EEG (aangepast)

√ (19) Vennootschappen naar Oostenrijks recht, geheten: ∏

√ (i) Aktiengesellschaft ∏

√ (ii) Gesellschaft mit beschränkter Haftung∏

√ (20) Vennootschappen naar Pools recht, geheten: ∏

√ (i) spółka akcyjna∏

√ (ii) spółka z ograniczoną odpowiedzialnością∏

√ (21) Vennootschappen naar Portugees recht, geheten: ∏

√ (i) sociedade anónima∏

√ (ii) sociedade em comandita por acções ∏

√ (iii) sociedade por quotas ∏

√ (22) Vennootschappen naar Sloveens recht, geheten: ∏

√ (i) delniška družba∏

√ (ii) komanditna delniška družba∏

√ (iii) družba z omejeno odgovornostjo∏

√ (23) Vennootschappen naar Slowaaks recht, geheten: ∏

√ (i) akciová spoločnosť∏

√ (ii) poločnosť s ručením obmedzeným∏

√ (iii) komanditná spoločnosť∏

√ (24) Vennootschappen naar Fins recht, geheten: ∏

√ (i) osakeyhtiö - aktiebolag∏

√ (ii) osuuskunta - andelslag∏

√ (iii) säästöpankki - sparbank∏

√ (iv) vakuutusyhtiö - försäkringsbolag∏

√ (25) Vennootschappen naar Zweeds recht, geheten: ∏

√ (i) aktiebolag∏

√ (ii) försäkringsaktiebolag∏

√ (26) Vennootschappen naar het recht van het Verenigd Koninkrijk, geheten: companies incorporated with limited liability.∏

BIJLAGE II

Deel A

Ingetrokken richtlijn met een lijst van de opeenvolgende wijzigingen ervan(als bedoeld in artikel 16, lid 1)

Richtlijn 69/335/EEG van de Raad | (PB L 249 van 3.10.1969, blz. 25) |

Punt VI.1 van bijlage I bij de Toetredingsakte van 1972 | (PB L 73 van 27.3.1972, blz. 93) |

Richtlijn 73/79/EEG van de Raad | (PB L 103 van 18.4.1973, blz. 13) |

Richtlijn 73/80/EEG van de Raad | (PB L 103 van 18.4.1973, blz. 15) |

Richtlijn 74/553/EEG van de Raad | (PB L 303 van 13.11.1974, blz. 9) |

Punt VI.1 van bijlage I bij de Toetredingsakte van 1979 | (PB L 291 van 19.11.1979, blz. 95) |

Richtlijn 85/303/EEG van de Raad | (PB L 156 van 15.6.1985, blz. 23) |

Punt V.1 van bijlage I bij de Toetredingsakte van 1985 | (PB L 302 van 15.11.1985, blz. 167) |

Punt XI.B.I.1 van bijlage I bij de Toetredingsakte van 1994 | (PB C 241 van 29.8.1994, blz. 196) |

Punt 9.1 van bijlage II bij de Toetredingsakte van 2003 | (PB L 236 van 23.9.2003, blz. 555) |

Deel B

Lijst van termijnen voor omzetting in nationaal recht (als bedoeld in artikel 16, lid 1)

Richtlijn | Termijn voor omzetting |

Richtlijn 69/335/EEG van de Raad | 1 januari 1972 |

Richtlijn 73/79/EEG van de Raad | - |

Richtlijn 73/80/EEG van de Raad | - |

Richtlijn 74/553/EEG van de Raad | - |

Richtlijn 85/303/EEG van de Raad | 1 januari 1986 |

____________

BIJLAGE III

Transponeringstabel

Richtlijn 69/335/EEG | Onderhavige richtlijn |

Artikel 1 | Artikel 7 |

– | Artikel 1 |

Artikel 2, lid 1 | Artikel 10, lid 1, eerste alinea, en artikel 10, lid 2 |

Artikel 2, lid 2 | Artikel 10, lid 3 |

Artikel 2, lid 3 | Artikel 10, lid 4 |

Artikel 3, lid 1, inleidende zin | Artikel 2, lid 1, inleidende zin |

Artikel 3, lid 1, onder a) | Artikel 2, lid 1, onder a), en bijlage I |

Artikel 3, lid 1, onder b) | Artikel 2, lid 1, onder b) |

Artikel 3, lid 1, onder c) | Artikel 2, lid 1, onder c) |

Artikel 3, lid 2, eerste zin | Artikel 2, lid 2 |

Artikel 3, lid 2, tweede zin | Artikel 9 |

Artikel 4, lid 1, onder a) tot en met f) | Artikel 3, onder a) tot en met f), en artikel 10, lid 1 |

Artikel 4, lid 1, onder g) en h) | Artikel 5, lid 1, onder d), ii) |

Artikel 4, lid 2, eerste alinea | Artikel 3, onder g) tot en met j), artikel 7, lid 3, en artikel 10, lid 2 |

Artikel 4, lid 2, tweede alinea | – |

Artikel 4, lid 3 | Artikel 5, lid 1, onder d) |

Artikel 5, lid 1, onder a) | Artikel 11, lid 1 |

Artikel 5, lid 1, onder b) | Artikel 11, lid 2 |

Artikel 5, lid 1, onder c) | Artikel 11, lid 3 |

Artikel 5, lid 1, onder d) | Artikel 11, lid 4 |

Artikel 5, lid 1, onder e) | Artikel 11, lid 5 |

Artikel 5, lid 2 | Artikel 11, lid 6 |

Artikel 5, lid 3 | Artikel 12, lid 1 |

Artikel 6, lid 1 | Artikel 12, lid 2, eerste alinea |

Artikel 6, lid 2 | Artikel 12, lid 2, tweede en derde alinea |

Artikel 7, lid 1, eerste en tweede alinea | Artikel 4 en artikel 5, lid 1, onder e) |

Ingetrokken artikel 7, lid 1, onder b) | Artikel 4, onder a) |

Ingetrokken artikel 7, lid 1, onder b bis) | Artikel 4, onder b) |

Artikel 7, lid 1, derde alinea | - |

Artikel 7, lid 2 | Artikelen 7 en 8 |

Artikel 7, lid 3 | Artikel 12, lid 3 |

Artikel 8 | Artikel 7, lid 5, en artikel 13, eerste alinea |

- | Artikel 13, tweede alinea |

Artikel 9 | Artikel 14 |

Artikel 10 | Artikel 5, lid 1, onder a) tot en met c) |

Artikel 11 | Artikel 5, lid 2 |

Artikel 12 | Artikel 6 |

Artikel 13 | Artikel 15, lid 1 |

Artikel 14 | Artikel 15, lid 2 |

– | Artikel 16 |

– | Artikel 17 |

Artikel 15 | Artikel 18 |

– | Bijlage I |

– | Bijlage II |

– | Bijlage III |

[1] Richtlijn 69/335/EEG van de Raad van 17 juli 1969 betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal (PB L 249 van 3.10.1969, blz. 25).

[2] PB L 103 van 18.4.1973, blz. 13.

[3] PB L 103 van 18.4.1973, blz. 15.

[4] PB L 303 van 13.11.1974, blz. 9.

[5] PB L 156 van 15.6.1985, blz. 23.

[6] Zaak C-152/97, Abruzzi Gas SpA (Agas), Jurispr. 1998, blz. I-06553.

[7] Zaak C-164/90, Muwi Bouwgroep BV, Jurispr. 1991, blz. I-06049.

[8] PB L 225 van 20.8.1990, blz. 1.

[9] Zaak C-350/98, Henkel Hellas ABEE, Jurispr. 1999, blz. I-08013.

[10] PB L 294 van 10.11.2001, blz. 1.

[11] PB L 207 van 18.8.2003, blz. 1.

[12] PB C […].

[13] PB nr. 119 van 3. 7. 1965, blz. 2057/65C […].

[14] PB nr. 134 van 23. 7. 1965, blz. 2227/65C […].

[15] PB L 249 van 3.10.1969, blz. 25. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2003.

[16] Zie bijlage II, deel A.

[17] PB L 294 van 10.11.2001, blz. 1.

Top