EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52004PC0141

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van Trans-Europese netwerken

/* COM/2004/0141 def. - COD 2001/0226 */

52004PC0141

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van Trans-Europese netwerken /* COM/2004/0141 def. - COD 2001/0226 */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een Verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van Trans-Europese netwerken

2001/0226 (COD)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een Verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van Trans-Europese netwerken

1- VOORGESCHIEDENIS

Datum van indiening van het voorstel bij het Europees Parlement en de Raad: (document COM(2001)545 def. - 2001/0226 (COD)):

Datum van indiening van het herziene voorstel (I): (document COM(2002)134 def. - 2001/0226 (COD)): // 03.12.2001

12.03.2002

Datum van het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité:

Het Comité van de Regio's besluit geen advies over het voorstel uit te brengen: // 20.03.2002

25.03.2002

Datum van het advies van het Europees Parlement in eerste lezing: // 02.07.2002

Datum van indiening van het gewijzigd voorstel: (document COM(2003)38 def. - 2001/0226 (COD)): // 24.01.2003

Datum van indiening van het herziene voorstel (II): (document COM(2003)561 def. - 2001/0226 (COD)): // 02.10.2003

Datum van vaststelling van het politiek akkoord: (met eenparigheid van stemmen) // 25.11.2003

Datum van vaststelling van het gemeenschappelijk standpunt: // 24.02.2004

2- DOEL VAN HET VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Het doel van het voorstel is het maximumpercentage van de steun te verhogen voor prioritaire projecten in het kader van TEN-E (Trans-Europese energienetwerken) en TEN-T (Trans-Europese vervoersnetwerken) die in de categorie grensoverschrijdende en/of natuurlijke barrières overbruggende projecten vallen. Voorgesteld wordt het maximumsteunpercentage op te trekken van 10% tot 20% om door middel van een versnelde uitvoering en de bevordering van de oprichting van PPP's (publiek-private partnerschappen) voor een hefboomeffect op deze projecten te zorgen. Het voorstel is gebaseerd op de conclusies en aanbevelingen van het rapport van de groep op hoog niveau onder leiding van de heer Karel van Miert die zich met de TEN-T-richtsnoeren heeft beziggehouden, dat ook tot een voorstel [1] tot aanpassing van Beschikking nr. 1692/96/EG het betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van het Trans-Europese vervoernet heeft geleid. In het verslag van de groep op hoog niveau werd de Commissie ervoor gewaarschuwd dat grensoverschrijdende projecten mogelijk niet op tijd worden uitgevoerd als de steun van de Gemeenschap niet volstaat om publiek en particulier kapitaal aan te trekken en te coördineren. De betrokken grensoverschrijdende verbindingen zijn essentieel voor de handel tussen de lidstaten en voor de connectiviteit op de grote Trans-Europese routes. Het "grenseffect" resulteert dikwijls in minder zwaar lokaal verkeer, waardoor grensoverschrijdende projecten minder rendabel zijn dan plannen die op het hart van het nationale netwerk betrekking hebben. Als gevolg daarvan is het door de overheid aan te vullen financieringstekort groter. Paradoxaal genoeg heeft deze geringere belangstelling voor grensoverschrijdende projecten een negatief effect op de rentabiliteit van de investeringen van de lidstaten op the tracés in eigen land, waardoor zijn niet van schaalvoordelen kunnen profiteren.

[1] COM(2003) 564.

Daarom is het voorstel vooral gericht op prioritaire projecten met een hoge Trans-Europese toegevoegde waarde, maar tegelijkertijd een geringe financiële rentabiliteit.

3- COMMENTAAR OP HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT

3.1 Algemeen

Om de inhoud van het gemeenschappelijk standpunt beter te begrijpen, dient nog eens te worden herinnerd aan de tamelijk complexe geschiedenis van het voorstel. Het gaat in feite om vier achtereenvolgende voorstellen met dezelfde doelstellingen maar een tot op zekere hoogte verschillende inhoud.

* Eerste voorstel van de Commissie (COM(2001) 545) - vastgesteld in oktober 2001.

* Eerste herziene voorstel van de Commissie (COM(2002) 134) - vastgesteld in maart 2002. Het doel van de herziening was het toepassingsgebied van het voorstel uit te breiden tot energienetwerken.

* Gewijzigd voorstel van de Commissie na de eerste lezing in het EP (COM(2003) 38) - vastgesteld in januari 2003.

* Tweede herziene voorstel van de Commissie met het oog op de oplossing van de impasse in de Raad (COM(2003) 561). Ofschoon het toepassingsgebied van het voorstel ongewijzigd bleef, had de Commissie een deel van de na de eerste lezing in het EP aanvaarde amendementen laten vallen om een politiek akkoord in de Raad gemakkelijker te maken.

Daarom is het gemeenschappelijk standpunt van de Raad gedeeltelijk gebaseerd op de inhoud van het tweede herziene voorstel van de Commissie (COM(2003) 561) en gedeeltelijk op de eerdere voorstellen van de Commissie, terwijl de amendementen in eerste lezing van het EP gebaseerd waren op het eerste voorstel van de Commissie (COM(2001) 545). Het is in zekere zin tamelijk moeilijk om in het gemeenschappelijk standpunt van de Raad de amendementen terug te vinden die door de Commissie waren aanvaard na de eerste lezing van het EP, aangezien een deel daarvan niet in het laatste voorstel van de Commissie (COM(2003) 561) is overgenomen of in ieder geval behoorlijk anders is geformuleerd.

Bovendien zij er nogmaals op gewezen dat de Raad niet zijn mening over de amendementen van het EP heeft gegeven.

3.2 Het lot van de amendementen

3.2.1 Amendementen die in het gewijzigd voorstel en in het gemeenschappelijk standpunt van de Raad zijn opgenomen

De amendementen 1, 4, 8, 9, 11 en 13 zijn gedeeltelijk of in beginsel aanvaard, maar werden anders geformuleerd of aangevuld.

De amendementen 1, 7 en 10 werden verworpen.

De volgende amendementen met betrekking tot de overwegingen zijn weggelaten uit het laatste voorstel van de Commissie (COM(2003) 561): - Het tweede deel van amendement 4 met betrekking tot "duurzame mobiliteit" is niet in het voorstel van de Commissie (COM(2003) 561) opgenomen.

- Amendement 5, waarin wordt gewezen op de vertragingen bij projecten in de Alpen en de Pyreneeën, en amendement 6, waarin specifiek wordt ingegaan op GALILEO, zijn niet opgenomen in het voorstel van de Commissie (COM(2003) 561).

3.2.1.1 Amendement 1 (zesde overweging) Een verwijzing naar de prioriteit van de financiering van TEN-Energie is in principe aanvaard, maar anders geformuleerd.

3.2.1.2 Amendement 4 (vijfde overweging) Een verwijzing naar publiek-private partnerschappen als financieringsinstrument is anders geformuleerd.

3.2.1.3 Amendementen 8 en 13 (art. 5, lid 3, onder c))

In het gemeenschappelijk standpunt blijft het toepassingsgebied in essentie gelijk aan hetgeen door het EP was vastgesteld en in het gewijzigd voorstel van de Commissie was opgenomen. De projecten waarop het verhoogde maximumpercentage steun van toepassing is, zijn: - prioritaire projecten op het gebied van energienetwerken; - grensoverschrijdende en natuurlijke barrières overbruggende gedeeltes van prioritaire projecten; - projecten met als doel de veiligheid en milieuvriendelijke vervoerswijzen te stimuleren. Bovendien is de door het EP gewenste verwijzing naar Besluit nr. 1692/96 in het gemeenschappelijk standpunt gehandhaafd. Ofschoon het toepassingsgebied ten opzichte van de door het EP vastgestelde tekst is verruimd aangezien het nu alle vervoerswijzen betreft (en niet alleen het spoor), sluit het voor het grootste deel nog steeds aan bij het laatste voorstel van de Commissie (COM(2003) 561).

Het percentage van de bijdrage voor grensoverschrijdende of natuurlijke barrières overbruggende prioritaire projecten, evenals voor prioritaire projecten op energiegebied bedraagt 20%, conform het gewijzigd voorstel van de Commissie na de eerste lezing van het EP.

3.2.1.4 Amendement 9 (art. 13, lid 4 (nieuw))

De door het EP geïntroduceerde (amendement 9) strengere regels voor de financiering van projecten om te voldoen aan de beginselen van gezond en doelmatig beheer zijn gehandhaafd in een licht aangepaste formulering, welke gebaseerd is op die van het voorstel van de Commissie (COM(2003) 561).

3.2.1.5. Amendement 10 (art. 17, lid 3) - Comité

Het gemeenschappelijk standpunt wijkt af van het door het EP gesteunde voorstel van de Commissie op grond waarvan voor het comité de raadgevingsprocedure zou worden ingevoerd. Het voorziet in een handhaving van de nu geldende regelgevingsprocedure, maar gaat akkoord met de aanwezigheid van een waarnemer van de EIB in het comité (art. 17, lid 2).

3.2.1.6 Amendement 11 (art. 18, lid 2)

Ofschoon het gemeenschappelijk standpunt afwijkt van amendement 11 met betrekking tot de verhoging van het financieringskader voor de periode 2001-2006, is de tweede alinea met betrekking tot de strengere bewaking van het gebruik van de middelen (art. 18, lid 2 (nieuw)) overgenomen.

3.2.2 Amendementen die wel in het gewijzigd voorstel, maar niet in het gemeenschappelijk standpunt van de Raad zijn opgenomen

3.2.2.1 In het gemeenschappelijk standpunt is het verzoek van amendement 4 met betrekking tot grensoverschrijdende projecten waarbij de toetredingslanden zijn betrokken (die in aanmerking zouden kunnen komen voor het maximumsteunpercentage) niet overgenomen, aangezien de Raad van mening is dat deze clausule met de uitbreiding van de Unie op 1 mei 2004 nietig en van onwaarde zal zijn.

3.2.2.2 Amendement 7 over de verhoging van het financieringskader voor de tenuitvoerlegging van Verordening nr. 2236/95 is niet in het gemeenschappelijk standpunt overgenomen.

3.3 Door de Raad geïntroduceerde nieuwe bepalingen

3.3.1. Naar aanleiding van het voorstel van de Commissie (COM(2003) 561) heeft de Raad voorzien in de mogelijkheid om voor de financiering van TEN's een meerjarige juridische verbintenis aan te gaan (met behoud van de jaarlijkse vaststelling van vastleggingskredieten) waardoor de projectontwikkelaars een goede garantie krijgen dat zij gedurende de gehele uitvoeringsfase financiering van de Gemeenschap blijven ontvangen.

4- CONCLUSIE

De Commissie steunt het gemeenschappelijk standpunt van de Raad, ondanks de kleine veranderingen ten opzichte van haar laatste voorstel, aangezien het voor het grootste deel aansluit bij het gewijzigd voorstel. De belangrijkste verandering heeft betrekking op het maximumsteunpercentage. In het gemeenschappelijk standpunt van de Raad is het plafond voor de bijdrage van de Gemeenschap gehandhaafd op 20%, terwijl dit volgens het voorstel van de Commissie 30% zou worden (COM(2003) 561). Het percentage van 20% is evenwel gelijk aan het plafond dat door het EP in eerste lezing was goedgekeurd.

5- VERKLARINGEN

A. Verklaring van de Raad en de Commissie

De Raad en de Commissie bevestiging dat deze verordening in de periode 2000-2006 geen gevolgen zal hebben voor het totale voor de TEN's bestemde bedrag.

B. Verklaringen van de Raad

1. De Raad benadrukt dat met deze verordening niet vooruitgelopen wordt op de volgende onderhandelingen over de financiële vooruitzichten.

2. De Raad merkt op dat de door de Commissie geraamde kosten van de in artikel 1 bedoelde "grensoverschrijdende gedeeltes" (met uitzondering van snelwegen op zee) [2] 15 miljard euro bedragen voor de periode 2007-2013. Indien alle grensoverschrijdende tracés in aanmerking zouden komen voor het maximumpercentage van 20% [3] zouden de geraamde gevolgen voor de begroting neerkomen op een jaarlijks bedrag van 430 miljoen euro [4].

[2] Exacte verwijzing opnemen.

[3] Exact cijfer opnemen op basis van het overeengekomen percentage.

[4] Exact cijfer opnemen op basis van het overeengekomen percentage.

3. De Raad neemt nota van de volgende verklaring van de Commissie:

"Wanneer de Commissie een verzoek om aanvullende financiële steun bij het financieel comité voor TEN-T indient, dient dit vergezeld te gaan van:

a) een financiële analyse van de projectontwikkelaar waaruit blijkt dat aanvullende financiële steun essentieel is voor de uitvoering van het project;

b) een herziening beoordeling van het project door de Commissie, samen met de EIB, in overeenstemming met de verordening, waarbij onder meer de economische levensvatbaarheid, de financiële rentabiliteit en de directe of indirecte sociaal-economische effecten van het project worden geverifieerd, op basis van de toekenning van de aanvullende financiële steun en de financiële analyse van de projectontwikkelaar".

Top