EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52003PC0856

Voorstel voor een besluit van de Raad houdende sluiting van de Overeenkomst betreffende samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek India

/* COM/2003/0856 def. - ACC 2003/0335 */

52003PC0856

Voorstel voor een besluit van de Raad houdende sluiting van de Overeenkomst betreffende samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek India /* COM/2003/0856 def. - ACC 2003/0335 */


Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD houdende sluiting van de Overeenkomst betreffende samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek India

(ingediend door de Commissie)

TOELICHTING

1. Op 27-28 januari 2003 heeft de Raad besloten de Commissie te machtigen om namens de Gemeenschap met India over een samenwerkingsakkoord op douanegebied te onderhandelen. De Raad bepaalt dat dergelijke onderhandelingen moeten worden gevoerd overeenkomstig de richtsnoeren die zijn vastgesteld bij een in 1993 door de Raad genomen besluit.

2. In het besluit is bepaald dat de onderhandelingen moeten worden gevoerd overeenkomstig de richtsnoeren die zijn vastgesteld bij een in april 1993 door de Raad genomen besluit met betrekking tot Canada, Hong Kong, Japan, Korea en de Verenigde staten, dat in mei 1997 is uitgebreid met de ASEAN-landen en China. Tot dusverre zijn dergelijke overeenkomsten gesloten met de Republiek Korea (1997), de VS (1997), Canada (1997) en Hong Kong (1999).

3. De voor de uitbreiding van het mandaat tot China en de ASEAN-landen gevolgde procedure is ook voor India gevolgd. Voor het voorstel was geen formeel voorstel van de Commissie nodig, aangezien het originele mandaat van de Raad van 1993 reeds voorziet in de mogelijkheid om het onderhandelingsmandaat uit te breiden.

4. Er is een aantal malen met de Indiase autoriteiten vergaderd over de overeenkomst betreffende samenwerking in douanezaken, in zowel Brussel als Delhi. Naar aanleiding van de onderhandelingsronde die op 20 oktober in Delhi plaatsvond, zijn de partijen het over de bijgaande tekst van de Overeenkomst eens geworden.

5. Om spoedige ondertekening van de Overeenkomst betreffende samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken mogelijk maken, stelt de Commissie de Raad voor het hierbij gevoegde voorstel voor een besluit betreffende de ondertekening en de sluiting van de Overeenkomst goed te keuren.

2003/0335 (ACC)

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD houdende sluiting van de Overeenkomst betreffende samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek India

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 133, juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste volzin,

Gezien het voorstel van de Commissie [1],

[1] PB C [...] van [...], blz. [...]

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Raad heeft de Commissie op 27-28 januari 2003 gemachtigd om namens de Gemeenschap met India over een samenwerkingsakkoord op douanegebied te onderhandelen.

(2) De Overeenkomst betreffende samenwerking en wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek India dient te worden goedgekeurd,

BESLUIT:

Artikel 1

De Overeenkomst betreffende samenwerking en wederzijdse bijstand in douanezaken tussen de Europese Gemeenschap en India wordt namens de Europese Gemeenschap goedgekeurd.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

In het Gemengd Comité Douanesamenwerking, dat bij artikel 21 van de Overeenkomst is opgericht, wordt de Gemeenschap vertegenwoordigd door de Commissie, bijgestaan door vertegenwoordigers van de lidstaten.

Artikel 3

De voorzitter van de Raad wordt hierbij gemachtigd de personen aan te wijzen die bevoegd zijn de overeenkomst namens de Gemeenschap te ondertekenen, waarbij de instemming van de Gemeenschap erdoor te worden gebonden tot uitdrukking wordt gebracht.

Artikel 4

De voorzitter van de Raad gaat namens de Gemeenschap over tot de in artikel 22 van de Overeenkomst bedoelde kennisgeving [2].

[2] De datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst zal door het Secretariaat-generaal van de Raad worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, [...]

Voor de Raad

De Voorzitter

BIJLAGE

OVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN DE REPUBLIEK INDIA BETREFFENDE SAMENWERKING EN WEDERZIJDSE ADMINISTRATIEVE BIJSTAND IN DOUANEZAKEN

DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN DE REGERING VAN DE REPUBLIEK INDIA (HIERNA "overeenkomstsluitende partijen" GENOEMD)

GELET op het belang van de handelsbetrekkingen tussen de Europese Gemeenschap en India en verlangende, in het voordeel van beide overeenkomstsluitende partijen, bij te dragen tot de harmonieuze ontwikkeling van deze betrekkingen;

ERKENNENDE dat, om dit doel te bereiken, de partijen zich ertoe dienen te verbinden de douanesamenwerking te intensiveren;

REKENING houdende met de ontwikkeling van de douanesamenwerking tussen de overeenkomstsluitende partijen, met name wat de douaneprocedures betreft;

OVERWEGENDE dat overtredingen van de douanewetgeving de economische, fiscale en commerciële belangen van beide overeenkomstsluitende partijen schaden, en erkennende het belang van een nauwkeurige vaststelling van de douanerechten en andere heffingen;

OVERTUIGD dat samenwerking tussen de douaneautoriteiten de maatregelen ter voorkoming van deze overtredingen doeltreffender maakt;

GELET op de verplichtingen die voortvloeien uit internationale overeenkomsten die reeds door de overeenkomstsluitende partijen zijn aanvaard, op de aanbevelingen van de internationale douaneraad (Wereld Douane Organisatie) van 5 december 1953 betreffende wederzijdse administratieve bijstand, alsmede op de activiteiten op het gebied van douaneaangelegenheden van de Wereldhandelsorganisatie.

OVERWEGENDE dat op 20 december 1993 een Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek India inzake partnerschap en ontwikkeling is ondertekend,

ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:

TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt verstaan onder:

a) "douanewetgeving": de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Europese Gemeenschap en India betreffende de invoer, de uitvoer en de doorvoer van goederen en de plaatsing daarvan onder enige andere douaneregeling, met inbegrip van verboden, beperkingen en controlemaatregelen die onder de bevoegdheid van de douaneautoriteiten en andere administratieve autoriteiten vallen;

b) "douaneautoriteit": in de Europese Gemeenschap, de bevoegde diensten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de douaneautoriteiten van de lidstaten van de Europese Gemeenschap, en in India, de Centrale Dienst Douane en Accijnzen binnen de Belastingdienst van het Ministerie van Financiën;

c) "verzoekende autoriteit": een bevoegde administratieve autoriteit die hiertoe door een overeenkomstsluitende partij is aangewezen en die op grond van deze overeenkomst een verzoek om bijstand indient;

d) "aangezochte autoriteit": een bevoegde administratieve autoriteit die hiertoe door een overeenkomstsluitende partij is aangewezen en die op grond van deze overeenkomst een verzoek om bijstand ontvangt;

e) "persoonsgegevens": alle informatie betreffende een persoon wiens identiteit bekend is of kan worden vastgesteld;

f) "met de douanewetgeving strijdige handeling": elke overtreding of poging tot overtreding van de douanewetgeving;

g) "persoon": elke natuurlijke of rechtspersoon;

h) "informatie": gegevens, al dan niet verwerkt of geanalyseerd, documenten, verslagen en andere mededelingen in welke vorm dan ook, met inbegrip van de elektronische vorm, of gewaarmerkte kopieën daarvan.

Artikel 2

Territoriaal toepassingsgebied

Deze overeenkomst is, onder de in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vastgestelde voorwaarden, van toepassing op het grondgebied waar dit Verdrag van kracht is, enerzijds, en in India, anderzijds.

Artikel 3

Toekomstige ontwikkelingen

De overeenkomstsluitende partijen kunnen deze overeenkomst in onderling overleg, door middel van overeenkomsten betreffende specifieke sectoren of aangelegenheden, uitbreiden teneinde de douanesamenwerking overeenkomstig hun respectieve douanewetgevingen te intensiveren en aan te vullen.

Artikel 4

Reikwijdte van de samenwerking

1. De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe de douanesamenwerking te intensiveren. De overeenkomstsluitende partijen zullen met name samenwerken bij:

a) het opzetten en onderhouden van communicatiekanalen tussen hun douaneautoriteiten om tot een veilige en snelle uitwisseling van informatie te komen;

b) het bevorderen van een effectieve coördinatie tussen hun douaneautoriteiten;

c) alle andere administratieve aangelegenheden met betrekking tot deze overeenkomst die een gemeenschappelijk optreden noodzakelijk kunnen maken;

2. De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich er ook toe om handelsbevorderingsacties op het gebied van douane te ontwikkelen overeenkomstig de internationale normen.

3. De douanesamenwerking in het kader van deze overeenkomst heeft betrekking op alle aangelegenheden in verband met de toepassing van de douanewetgeving.

Artikel 5

Reikwijdte van de wederzijdse bijstand

1. De overeenkomstsluitende partijen verlenen elkaar bijstand op de gebieden die onder hun bevoegdheid vallen en voor zover de beschikbare middelen dit toelaten, op de wijze en onder de voorwaarden die in deze overeenkomst zijn vastgesteld, teneinde de correcte toepassing van de douanewetgeving te waarborgen, met name met het oog op het voorkomen, opsporen en bestrijden van met die wetgeving strijdige handelingen.

2. De bijstand in douanezaken waarin deze overeenkomst voorziet, wordt verleend tussen de douaneautoriteiten en de andere administratieve autoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen die bevoegd zijn voor de toepassing van deze overeenkomst. Zij vormt geen beletsel voor de toepassing van de regels betreffende wederzijdse bijstand in strafzaken en geldt niet voor informatie die is verkregen krachtens bevoegdheden die op verzoek van een rechterlijke autoriteit worden uitgeoefend.

3. De bijstand bij de invordering van rechten, heffingen en boetes valt niet onder deze overeenkomst.

Artikel 6

Verplichtingen uit hoofde van andere overeenkomsten

1. Onverminderd de respectieve bevoegdheden van de Europese Gemeenschap en de lidstaten:

a) doet deze overeenkomst geen afbreuk aan de verplichtingen van de overeenkomstsluitende partijen krachtens andere internationale overeenkomsten of conventies;

b) worden de bepalingen van deze overeenkomst verenigbaar geacht met overeenkomsten inzake douanesamenwerking en wederzijdse administratieve bijstand die tussen individuele lidstaten en India zijn gesloten of kunnen worden gesloten;

c) doet deze overeenkomst geen afbreuk aan de communautaire bepalingen inzake de uitwisseling, tussen de bevoegde diensten van de Commissie en de douaneautoriteiten van de lidstaten, van informatie die krachtens deze overeenkomst is verkregen en die van belang kan zijn voor de Gemeenschap.

2. In afwijking van lid 1 prevaleren de bepalingen van deze overeenkomst boven die van alle bilaterale overeenkomsten inzake douanesamenwerking en wederzijdse administratieve bijstand die tussen individuele lidstaten en India zijn gesloten of kunnen worden gesloten, voor zover de bepalingen van de laatstgenoemde overeenkomsten onverenigbaar zijn met die van deze overeenkomst.

3. De overeenkomstsluitende partijen raadplegen elkaar over alle vraagstukken in verband met de toepasselijkheid van deze overeenkomst en trachten hiervoor een oplossing te vinden in het bij artikel 21 van deze overeenkomst ingestelde gemengd comité douanesamenwerking.

TITEL II DOUANESAMENWERKING

Artikel 7

Samenwerking bij de toepassing van de douaneprocedures

De overeenkomstsluitende partijen bevestigen hun verbintenis het legitieme goederenverkeer te vereenvoudigen en informatie en ervaring uit te wisselen over maatregelen om de douanetechnieken en -procedures te verbeteren, evenals over geautomatiseerde systemen, met het doel deze verbintenis overeenkomstig het bepaalde in de overeenkomst ten uitvoer te leggen.

Artikel 8

Technische bijstand

De douaneautoriteiten kunnen elkaar technische bijstand verlenen en personeel en expertise uitwisselen, wat betreft maatregelen om douanetechnieken en -procedures te verbeteren, en wat betreft computersystemen die bedoeld zijn om deze doelstellingen overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst te bereiken.

Artikel 9

Overleg in internationale organisaties

Het streven van de douaneautoriteiten zal erop gericht zijn de samenwerking op gebieden van gemeenschappelijk belang te ontwikkelen en te intensiveren om de gedachtewisseling over douanezaken in internationale organisaties te vergemakkelijken.

TITEL III WEDERZIJDSE ADMINISTRATIEVE BIJSTAND

Artikel 10

Bijstand op verzoek

1. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit verschaft de aangezochte autoriteit haar alle terzake dienende informatie die zij nodig kan hebben om ervoor te zorgen dat de douanewetgeving correct wordt toegepast, met inbegrip van informatie over geconstateerde of voorgenomen handelingen die strijdig zijn of kunnen zijn met de douanewetgeving.

Met name verschaffen de douane-autoriteiten elkaar informatie betreffende activiteiten die op het grondgebied van de andere partij tot overtredingen zouden kunnen leiden, zoals bijvoorbeeld onjuiste douaneaangiften, oorsprongscertificaten en facturen of andere documenten waarvan bekend is dat zij onjuist of vervalst zijn, of waarop een dergelijke verdenking rust.

2. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit deelt de aangezochte autoriteit haar mede:

a) of goederen die uit een van de overeenkomstsluitende partijen zijn uitgevoerd op regelmatige wijze in de andere overeenkomstsluitende partij zijn ingevoerd, onder vermelding, in voorkomend geval, van de douaneregeling waaronder deze goederen zijn geplaatst;

b) of goederen die in een van de overeenkomstsluitende partijen zijn ingevoerd op regelmatige wijze uit de andere overeenkomstsluitende partij zijn uitgevoerd, onder vermelding, in voorkomend geval, van de douaneregeling waaronder deze goederen zijn geplaatst.

3. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit overeenkomstig haar wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat bijzonder toezicht wordt gehouden op:

a) personen ten aanzien waarvan een gegrond vermoeden bestaat dat zij met de douanewetgeving strijdige handelingen verrichten of hebben verricht;

b) plaatsen waar goederen op zodanige wijze zijn of kunnen worden opgeslagen dat redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij bedoeld zijn om bij handelingen in strijd met de douanewetgeving te worden gebruikt;

c) goederen die op zodanige wijze worden of kunnen worden vervoerd dat redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij bestemd zijn om in strijd met de douanewetgeving te worden gebruikt;

d) vervoermiddelen die op zodanige wijze worden of kunnen worden gebruikt dat redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij bestemd zijn om in strijd met de douanewetgeving te worden gebruikt.

Artikel 11

Ongevraagde bijstand

De overeenkomstsluitende partijen verlenen elkaar, op eigen initiatief en overeenkomstig hun wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, bijstand indien zij zulks noodzakelijk achten voor de correcte toepassing van de douanewetgeving, met name in situaties die aanzienlijke schade kunnen toebrengen aan de economie, de volksgezondheid, de openbare veiligheid of vergelijkbare vitale belangen van de andere partij, en in het bijzonder door informatie te verstrekken betreffende:

a) handelingen die met deze wetgeving in strijd zijn of lijken te zijn en die van belang kunnen zijn voor de andere overeenkomstsluitende partij;

b) nieuwe middelen of methoden die worden gebruikt bij overtredingen van de douanewetgeving;

c) goederen waarvan bekend is dat zij het voorwerp vormen van handelingen in strijd met de douanewetgeving;

d) personen ten aanzien waarvan een gegrond vermoeden bestaat dat zij met de douanewetgeving strijdige handelingen verrichten of hebben verricht;

e) middelen van vervoer waarvan redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij gebruikt zijn of kunnen worden om handelingen te verrichten die met de douanewetgeving in strijd zijn.

Artikel 12

Verstrekking van documenten en kennisgeving van besluiten

1. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit overeenkomstig haar wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen alle nodige maatregelen voor:

a) de afgifte van alle administratieve documenten;

b) de kennisgeving van alle besluiten van de verzoekende autoriteit die onder het toepassingsgebied van deze overeenkomst vallen, aan een geadresseerde die in het rechtsgebied van de aangezochte autoriteit verblijft of gevestigd is.

2. Verzoeken om verstrekking van documenten of kennisgeving van besluiten worden schriftelijk aan de aangezochte autoriteit gericht in een officiële taal van die autoriteit of in een voor die autoriteit aanvaardbare taal. Dit geldt niet voor documenten die worden afgegeven overeenkomstig het bepaalde in lid 1.

Artikel 13

Vorm en inhoud van verzoeken om bijstand

1. Verzoeken in het kader van deze overeenkomst worden schriftelijk gedaan. Zij gaan vergezeld van de bescheiden die voor de behandeling ervan noodzakelijk zijn. In spoedeisende gevallen kunnen verzoeken mondeling worden gedaan, mits zij onmiddellijk schriftelijk worden bevestigd.

2. Overeenkomstig lid 1 ingediende verzoeken moeten de volgende gegevens bevatten:

a) de naam van de verzoekende autoriteit;

b) gevraagde maatregel;

c) het doel en de reden van het verzoek;

d) relevante wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen;

e) zo nauwkeurig en volledig mogelijke informatie over de personen waarop het onderzoek betrekking heeft;

f) een overzicht van de relevante feiten en van het onderzoek dat reeds is uitgevoerd.

3. Verzoeken moeten worden ingediend in een officiële taal van de aangezochte autoriteit of in een voor deze autoriteit aanvaardbare taal. Deze eis is niet van toepassing op documenten die bij het in lid 1 bedoelde verzoek zijn gevoegd.

4. Indien een verzoek niet in de juiste vorm wordt gedaan, kan om correctie of aanvulling worden verzocht; in afwachting daarvan kunnen conservatoire maatregelen worden genomen.

Artikel 14

Behandeling van verzoeken

1. De aangezochte autoriteit behandelt verzoeken om bijstand, binnen de grenzen van haar bevoegdheden en met de middelen waarover zij beschikt, alsof zij voor eigen rekening of in opdracht van een andere autoriteit van dezelfde overeenkomstsluitende partij handelde, door reeds beschikbare informatie te verstrekken en het nodige onderzoek te verrichten of te doen verrichten. Deze bepaling is eveneens van toepassing op andere diensten waaraan de aangezochte autoriteit het verzoek ingevolge deze overeenkomst doorzendt indien laatstgenoemde autoriteit niet zelfstandig kan handelen.

2. Verzoeken om bijstand worden behandeld overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de aangezochte overeenkomstsluitende partij.

3. Daartoe gemachtigde ambtenaren van een overeenkomstsluitende partij kunnen met instemming van de andere overeenkomstsluitende partij en onder de door deze gestelde voorwaarden ten kantore van de aangezochte autoriteit of van een andere betrokken autoriteit in de zin van lid 1, gegevens verzamelen over handelingen die strijdig zijn of kunnen zijn met de douanewetgeving en die de verzoekende autoriteit nodig heeft voor de toepassing van deze overeenkomst.

4. Daartoe gemachtigde ambtenaren van een overeenkomstsluitende partij kunnen met instemming van de andere overeenkomstsluitende partij en onder de door deze gestelde voorwaarden aanwezig zijn bij onderzoek dat in specifieke gevallen in het rechtsgebied van laatstgenoemde autoriteit wordt verricht.

5. Indien een verzoek niet kan worden ingewilligd, wordt de verzoekende autoriteit daarvan onmiddellijk in kennis gesteld, met vermelding van de redenen en van alle andere informatie die volgens de aangezochte autoriteit nuttig kan zijn voor de verzoekende autoriteit.

Artikel 15

Vorm waarin de informatie dient te worden verstrekt

1. De aangezochte autoriteit deelt de uitslag van het ingestelde onderzoek aan de verzoekende autoriteit mede in de vorm van documenten, gewaarmerkte kopieën van documenten, rapporten en dergelijke.

2. Deze informatie mag in de vorm van computerbestanden worden verstrekt.

3. De originelen van dossiers en documenten worden uitsluitend op verzoek verstrekt, wanneer gewaarmerkte afschriften niet toereikend zijn. Deze originelen worden ten spoedigste geretourneerd. Aan de rechten die de aangezochte autoriteit of derden aan de originelen ontlenen wordt geen afbreuk gedaan.

Artikel 16

Gevallen waarin geen bijstand behoeft te worden verleend

1. Bijstand kan worden geweigerd of afhankelijk worden gesteld van bepaalde voorwaarden wanneer een partij van mening is dat het verlenen van bijstand in het kader van deze overeenkomst:

a) de vitale belangen van India of van de lidstaat van de Europese Gemeenschap die om bijstand in het kader van deze overeenkomst is verzocht, kan aantasten;

b) de openbare orde, de veiligheid of andere wezenlijke belangen in gevaar kan brengen, in het bijzonder in de in artikel 17, lid 2, bedoelde gevallen; of

c) tot schending van een industrieel geheim, een handelsgeheim of een beroepsgeheim zou leiden.

2. De aangezochte autoriteit kan de bijstand uitstellen indien deze een lopend onderzoek, een lopende strafvervolging of procedure zou verstoren. In dat geval pleegt de aangezochte autoriteit overleg met de verzoekende autoriteit om na te gaan of de bijstand kan worden verleend op door de aangezochte autoriteit te stellen voorwaarden.

3. Wanneer de verzoekende autoriteit om een vorm van bijstand vraagt die zij desgevraagd zelf niet zou kunnen verlenen, vermeldt zij dit in haar verzoek. De aangezochte autoriteit is vrij te bepalen hoe zij op een dergelijk verzoek reageert.

4. In de in lid 1 en lid 2 bedoelde gevallen dienen het besluit van de aangezochte autoriteit en de redenen die daaraan ten grondslag liggen onverwijld aan de verzoekende autoriteit te worden medegedeeld.

Artikel 17

Uitwisseling van gegevens en geheimhoudingsplicht

1. Alle informatie die ter uitvoering van deze overeenkomst in welke vorm dan ook wordt verstrekt, heeft een vertrouwelijk karakter, overeenkomstig de regelgeving van elk van de overeenkomstsluitende partijen. De verstrekte gegevens vallen onder de geheimhoudingsplicht en genieten de bescherming die de desbetreffende wetgeving van de partij die ze heeft ontvangen aan dergelijke gegevens biedt, dan wel de desbetreffende bepalingen die op de instellingen van de Gemeenschap van toepassing zijn.

2. Persoonsgegevens kunnen enkel worden uitgewisseld indien de overeenkomstsluitende partij die ze ontvangt, zich ertoe verbindt deze gegevens ten minste de bescherming te verlenen die zij zouden krijgen in de overeenkomstsluitende partij die ze verstrekt. De overeenkomstsluitende partij die de informatie verstrekt, stelt hiervoor geen eisen die strenger zijn dan die welke in haar eigen rechtsgebied gelden.

De overeenkomstsluitende partijen stellen elkaar in kennis van hun terzake geldende voorschriften, met inbegrip van, in voorkomend geval, de rechtsvoorschriften van de lidstaten van de Gemeenschap.

3. Geen enkele bepaling van deze overeenkomst vormt een beletsel voor het gebruik van krachtens deze overeenkomst verkregen informatie of documenten als bewijsmateriaal in procedures of vorderingen die achteraf bij rechtbanken of tribunalen worden ingesteld ten aanzien van handelingen die strijdig zijn met de douanewetgeving. De overeenkomstsluitende partijen kunnen derhalve in hun bewijsvoeringen, verslagen en getuigenissen en bij de procedures die achteraf bij rechtbanken en tribunalen aanhangig worden gemaakt, gebruik maken van krachtens deze overeenkomst verkregen informatie en geraadpleegde documenten. De bevoegde autoriteit die de informatie heeft verstrekt of inzage heeft gegeven tot deze documenten wordt van dergelijk gebruik in kennis gesteld.

4. De verkregen informatie mag uitsluitend worden gebruikt voor de in deze overeenkomst omschreven doeleinden. Indien een van de overeenkomstsluitende partijen dergelijke informatie voor andere doeleinden wenst te gebruiken, dient zij vooraf om de schriftelijke toestemming te verzoeken van de autoriteit die de informatie heeft verstrekt. Voorts gelden voor deze informatie de door deze autoriteit vastgestelde beperkingen.

5. De bepalingen ter uitvoering van dit artikel worden door het bij artikel 21 ingestelde gemengd comité douanesamenwerking vastgesteld.

Artikel 18

Deskundigen en getuigen

1. Een ambtenaar van een aangezochte autoriteit kan worden gemachtigd, binnen de grenzen van de hem verleende machtiging, als deskundige of getuige voor een autoriteit van de andere overeenkomstsluitende partij op te treden in verband met aangelegenheden waarop deze overeenkomst van toepassing is en daarbij de voor het onderzoek noodzakelijke voorwerpen, bescheiden of voor echt gewaarmerkte afschriften van bescheiden voorleggen. In de convocatie dient uitdrukkelijk te worden vermeld voor welke autoriteit de ambtenaar moet verschijnen en over welk onderwerp en in welke functie of hoedanigheid hij zal worden gehoord.

Artikel 19

Kosten van de bijstand

1. De overeenkomstsluitende partijen brengen elkaar geen kosten in rekening voor uitgaven die ter uitvoering van deze overeenkomst zijn gemaakt, met uitzondering, in voorkomend geval, van de uitgaven voor deskundigen, getuigen, tolken en vertalers die niet in overheidsdienst zijn.

2. Indien tijdens de uitvoering van een verzoek blijkt dat de afronding van de uitvoering van dat verzoek buitengewone uitgaven met zich meebrengt, plegen de douaneautoriteiten overleg om de voorwaarden vast te stellen waarop de uitvoering kan worden voortgezet.

TITEL IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 20

Uitvoering

1. De bevoegde diensten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en, in voorkomend geval, de douaneautoriteiten van de lidstaten van de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Centrale Dienst Douane en Accijnzen binnen de Belastingdienst van het Ministerie van Financiën, anderzijds, dragen zorg voor de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst. Deze instanties stellen alle praktische maatregelen en bepalingen voor de toepassing van dit protocol vast, rekening houdend met de voorschriften op het gebied van gegevensbescherming. Zij kunnen de bevoegde instanties aanbevelingen doen voor wijzigingen die huns inziens in deze overeenkomst dienen te worden aangebracht.

2. De overeenkomstsluitende partijen raadplegen elkaar en stellen elkaar in kennis van alle uitvoeringsbepalingen die op grond van deze overeenkomst worden vastgesteld.

Artikel 21

Gemengd Comité Douanesamenwerking

1. Er wordt een gemengd comité douanesamenwerking ingesteld bestaande uit vertegenwoordigers van de Europese Gemeenschap en India. Het comité stelt met wederzijdse instemming van de partijen de plaats, de data en de agenda van zijn bijeenkomsten vast.

2. Het Gemengd Comité Douanesamenwerking zal, onder meer,

a) toezien op de correcte werking van de overeenkomst;

b) alle kwesties onderzoeken die zich bij de toepassing ervan voordoen;

c) de voor douanesamenwerking nodige maatregelen nemen, overeenkomstig de doelstellingen van deze overeenkomst

d) ideeën uitwisselen over onderwerpen van gemeenschappelijk belang op het gebied van de douanesamenwerking, waaronder te nemen maatregelen en de daarvoor benodigde middelen;

e) oplossingen aanbevelen om de doelstellingen van deze overeenkomst te bereiken.

3. Het gemengd comité douanesamenwerking stelt zijn reglement van orde vast.

4. Het Gemengd Comité Douanesamenwerking zal jaarlijks verslag uitbrengen aan de Gemengde Commissie die is ingesteld bij artikel 22 van de Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek India inzake partnerschap en ontwikkeling.

Artikel 22

Datum van inwerkingtreding en geldigheid

1. Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op de datum waarop de overeenkomstsluitende partijen elkaar ervan in kennis hebben gesteld dat de daartoe benodigde procedures zijn voltooid.

2. Elke overeenkomstsluitende partij kan deze overeenkomst beëindigen door de andere partij daarvan schriftelijk in kennis te stellen. De overeenkomst vervalt drie maanden na de dag van opzegging aan de andere overeenkomstsluitende partij. Verzoeken om bijstand die vóór de beëindiging van de overeenkomst werden ontvangen, worden overeenkomstig het bepaalde in de overeenkomst afgehandeld.

Artikel 23

Authentieke teksten

Deze overeenkomst is opgesteld in tweevoud, in de volgende talen: Deens, Duits, Engels, Fins, Frans, Grieks, Italiaans, Nederlands, Portugees, Spaans, Zweeds en Hindi, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Ten blijke waarvan de gevolmachtigden deze overeenkomst hebben ondertekend.

Gedaan te Brussel, [...]

Voor de Europese Gemeenschap Voor de Republiek India

Top