Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52003PC0052

Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake officiële controles van diervoeders en levensmiddelen

/* COM/2003/0052 def. - COD 2003/0030 */

52003PC0052

Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake officiële controles van diervoeders en levensmiddelen /* COM/2003/0052 def. - COD 2003/0030 */


Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake officiële controles van diervoeders en levensmiddelen

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

I. SAMENVATTING

1. Dit voorstel is een gevolg van de aankondiging door de Commissie in het witboek over voedselveiligheid [1] dat zij bij het Europees Parlement en de Raad een voorstel zou indienen voor een verordening inzake officiële controles op diervoeders en levensmiddelen. In dit voorstel worden de voorschriften vastgesteld die de bevoegde autoriteiten bij het verrichten van officiële controles moeten volgen, alsook de taken van de Commissie in verband met de organisatie van deze controles. Dit voorstel is het resultaat van een herziening van de communautaire voorschriften hieromtrent, die afzonderlijk voor de diervoedersector, de levensmiddelensector en de veterinaire sector waren goedgekeurd. Dit voorstel bestrijkt alle activiteiten die onder de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen vallen, waaronder de veiligheid van diervoeders en levensmiddelen, maar ook andere aspecten die verband houden met consumentenbescherming, zoals de etikettering van diervoeders en levensmiddelen.

[1] Document COM(1999) 719 def.

Er is speciaal aandacht besteed aan afdwingbaarheidsmaatregelen, en in het bijzonder aan het opleggen van sancties op nationaal en communautair niveau. In dit verband bevat het voorstel een aantal minimumeisen die vervuld moeten zijn vooraleer strafrechtelijke sancties door de lidstaten kunnen worden opgelegd voor ernstige overtredingen die opzettelijk of door grove nalatigheid worden gepleegd. Het voorstel behelst ook nieuwe middelen voor de Commissie om de toepassing van de communautaire wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen in de lidstaten af te dwingen.

II. INLEIDING

2. De beweegredenen die de Commissie ertoe hebben gebracht dit voorstel in te dienen kunnen als volgt worden samengevat:

- De bestaande sectorale aanpak heeft tot herhalingen geleid of tot situaties waar in de diverse betrokken sectoren aan vergelijkbare vereisten op een verschillende manier wordt voldaan. Voor sommige sectoren ontbreken bepaalde controleaspecten, waardoor er mazen in de wetgeving blijven bestaan.

- De recente diervoeder- en levensmiddelenschandalen hebben tekortkomingen in de nationale controlesystemen in het licht gesteld. Het fundamentele probleem is het ontbreken van een geharmoniseerde communautaire aanpak voor het opzetten en de ontwikkeling van nationale controlesystemen.

- Er is behoefte aan een duidelijke definitie van de rol van de eigen controlediensten van de Commissie zodat de beschikbare hulpmiddelen op de meest oordeelkundige manier worden gebruikt.

3. Zoals gesteld in het witboek over voedselveiligheid:

"Bijgevolg is er een duidelijke behoefte aan een communautair kader voor nationale controlesystemen. Dit kader zal de kwaliteit van de controles op communautair niveau verbeteren en zo in de hele Europese Unie de veiligheidsnormen voor levensmiddelen verhogen. De toepassing van deze controlesystemen moet wel een nationale verantwoordelijkheid blijven. Dit communautaire kader zou drie kernelementen moeten omvatten.

- Het eerste element zijn de op communautair niveau vastgestelde operationele criteria die door de nationale autoriteiten zouden moeten worden nageleefd. Deze criteria moeten de belangrijkste referentiepunten zijn waaraan de bevoegde autoriteiten door het VVB worden getoetst. Hierdoor zou het VVB in staat worden gesteld om een samenhangende en omvattende aanpak voor de controle van de nationale systemen te ontwikkelen.

- Het tweede element is het opstellen van communautaire richtsnoeren voor controle. Deze moeten een samenhangende nationale aanpak bevorderen, in het licht van de risico's prioriteiten vaststellen en de meest efficiënte controleprocedures bepalen. Een communautaire strategie zou een omvattende, geïntegreerde aanpak van de uitvoering van de controles mogelijk maken. Deze richtsnoeren zouden eveneens advies geven over de ontwikkeling van systemen om de werking en de resultaten van de controleacties te registreren, alsook communautaire prestatie-indicatoren vastleggen.

- Het derde element van het kader is een verbeterde administratieve samenwerking voor de ontwikkeling en de toepassing van controlesystemen. Zo kan aan de uitwisseling van optimale praktijken tussen nationale autoriteiten een versterkte communautaire dimensie worden toegevoegd. Dit zou ook een bevordering betekenen van de wederzijdse hulp tussen lidstaten door een integratie en aanvulling van het bestaande wettelijke kader."

Dit voorstel beoogt een dergelijk communautair kader voor nationale controlesystemen op te zetten door de bestaande regelgeving voor nationale en communautaire controles binnen de EU, aan de grenzen en in derde landen samen te voegen en te vervolledigen.

4. Het voorstel houdt rekening met de beginselen voor voedselveiligheid die in het witboek van de Commissie over voedselveiligheid zijn neergelegd, en meer bepaald:

- Voor het voedselveiligheidsbeleid moet een alomvattende, geïntegreerde aanpak gevolgd worden,

- De diervoeder- en levensmiddelenbedrijven hebben de primaire verantwoordelijkheid voor de veiligheid van diervoeders en levensmiddelen, terwijl de bevoegde autoriteiten toezicht houden op de uitoefening van deze verantwoordelijkheid door middel van nationale bewakings- en controlesystemen; de controlediensten van de Commissie concentreren zich op het evalueren van het vermogen van de bevoegde autoriteiten om die systemen toe te passen door middel van audits en inspecties,

- Risicoanalyse moet de grondslag van het veiligheidsbeleid voor diervoeders en levensmiddelen zijn,

- Het beleid "van boer tot bord" dat alle sectoren van de voedselketen omvat, waaronder de diervoederproductie en de diervoeding, de primaire productie, de be- en verwerking van voedsel, de opslag en de detailhandel, de diergezondheid en het welzijn van dieren, moet op systematische wijze ten uitvoer worden gelegd.

5. Hierop gebaseerd bevat het voorstel de volgende hoofdelementen:

- De officiële controles door de lidstaten moeten het mogelijk maken na te gaan of de nationale en communautaire wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen wordt nageleefd, en naleving daarvan af te dwingen; hiertoe worden regelmatig, op risicoanalyse gebaseerde officiële controles verricht.

- De voor het verrichten van officiële controles in de lidstaten bevoegde autoriteiten moeten beantwoorden aan operationele criteria die efficiëntie, doeltreffendheid en onpartijdigheid garanderen.

- Het personeel dat officiële controles verricht, moet een aangepaste opleiding hebben gehad om zijn taken op een competente manier aan te kunnen.

- Specifieke controletaken kunnen alleen onder strikte voorwaarden aan een onafhankelijk orgaan worden gedelegeerd.

- De bemonsterings- en analysemethoden moeten worden gevalideerd overeenkomstig internationaal aanvaarde protocollen, met name protocollen die gebaseerd zijn op prestatiecriteria, en uitgevoerd in laboratoria die voor dat doel zijn geaccrediteerd.

- Indien tijdens officiële controles blijkt dat de voorschriften niet zijn nageleefd, moeten passende maatregelen worden getroffen, waaronder administratieve maatregelen en strafrechtelijke sancties. Deze maatregelen en sancties moeten doeltreffend, afschrikkend en evenredig zijn.

- Er moeten rampenplannen worden opgesteld met maatregelen voor noodsituaties met diervoeders en levensmiddelen.

- De lidstaten moeten de invoer van diervoeders en levensmiddelen regelmatig controleren.

- Wanneer bij officiële controles actie van meer dan één lidstaat is vereist, moeten de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten elkaar administratieve bijstand verlenen. Deze bijstand kan worden uitgebreid tot actieve samenwerking met inbegrip van controles ter plaatse van deskundigen van een lidstaat in een andere lidstaat.

- In samenwerking met de lidstaten moet een communautair kader voor de ontwikkeling en werking van nationale controlesystemen worden opgezet waarbij rekening wordt gehouden met bestaande beproefde werkwijzen en met de ervaring van de controlediensten van de Commissie. Dit kader wordt gebaseerd op overeengekomen criteria voor de prestaties van deze systemen, waarbij duidelijke richtsnoeren voor de werking ervan moeten worden opgesteld. Tot dit doel zullen communautaire richtsnoeren worden opgesteld.

- Er moeten inspecties en audits door het Voedsel- en Veterinair Bureau (VVB) van de Commissie worden georganiseerd om de doeltreffendheid van de nationale controlesystemen te toetsen.

- Er dient ook te worden voorzien in aanvullende middelen voor de Commissie om de toepassing van de communautaire wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen in de lidstaten af te dwingen.

- Er moet worden gezorgd voor een communautair kader voor de opleiding van controleurs in de lidstaten zodat een eenvormig beslissingsniveau is gewaarborgd.

- Er is een behoefte om speciaal rekening te houden met de problemen van ontwikkelingslanden.

6. De basisbeginselen in verband met de verantwoordelijkheden van de lidstaten zijn reeds neergelegd in Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden [2]. In deze verordening wordt onder meer het volgende gesteld: "De lidstaten handhaven de levensmiddelenwetgeving en gaan na of de exploitanten van diervoederbedrijven en levensmiddelenbedrijven de toepasselijke voorschriften van de levensmiddelenwetgeving in alle stadia van de productie, verwerking en distributie naleven. Daartoe onderhouden zij een systeem van officiële controles en andere op de situatie afgestemde activiteiten, met inbegrip van de communicatie met het publiek over de veiligheid en de risico's van diervoeders en levensmiddelen, bewaking van de veiligheid van diervoeders en levensmiddelen alsmede andere controleactiviteiten betreffende alle stadia van de productie, verwerking en distributie. Voorts stellen de lidstaten de regels vast inzake maatregelen en sancties in geval van overtredingen van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen. De maatregelen en sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn."

[2] PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

Dit voorstel beschrijft in detail hoe deze basisbeginselen moeten worden geïnterpreteerd en toegepast.

III. ALGEMENE ANALYSE VAN DE BESTAANDE COMMUNAUTAIRE WETGEVING

7. De communautaire wetgeving inzake officiële controles op de veiligheid van diervoeders en levensmiddelen is over een periode van vele tientallen jaren en op sectorbasis tot ontwikkeling gekomen. Deze wetgeving is bijgevolg vervat in talrijke richtlijnen en besluiten. De situatie kan als volgt worden samengevat:

Diervoeders

8. Bij Richtlijn 95/53/EG van de Raad van 25 oktober 1995 [3] zijn de beginselen vastgesteld inzake de organisatie van de officiële controles op het gebied van diervoeding.

[3] PB L 265 van 8.11.1995, blz. 17.

Het belangrijkste doel van deze richtlijn is de officiële controles die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten zowel wat de invoer als wat de handel binnen de Gemeenschap betreft worden uitgevoerd, te harmoniseren.

De richtlijn bestrijkt alle producten en stoffen die voor diervoeding worden gebruikt. De fundamentele bepalingen zijn de volgende:

a) Eenvormige beginselen voor de organisatie van controles.

b) Versterkte controles bij de oorsprong en de organisatie van controles ter bestemming in de context van de interne markt.

c) Een systematische controle van de documenten en een steekproefsgewijze overeenstemmingscontrole, alsook een dito fysieke controle op invoer van diervoeders en een procedure voor een betere harmonisering van deze controles.

d) Procedures voor samenwerking tussen lidstaten bij constatering van overtredingen.

e) De eis dat de lidstaten een jaarlijks nationaal controleprogramma opstellen.

f) De eis dat de lidstaten een verslag over de uitvoering van de nationale programma's vanaf april 2000 naar de Commissie doorzenden.

g) De eis dat de Commissie elk jaar een hierop gebaseerd algemeen synthetisch verslag en een voorstel voor een aanbeveling voor een gecoördineerd communautair controleprogramma presenteert.

h) Een procedure voor het verrichten door de Commissie van controles ter plaatse in de lidstaten en in derde landen.

i) De mogelijkheid voor de Commissie om bij ernstige risico's vrijwaringsmaatregelen te treffen voor producten uit derde landen.

j) Voorzieningen om specifieke controleplannen op te zetten naast het jaarlijkse algemene controleplan.

k) De eis dat de lidstaten over geschikte rampenplannen beschikken om ernstige risico's met diervoeders het hoofd te bieden.

l) De eis dat de lidstaten de Commissie onverwijld inlichten zodra een ernstige verontreiniging of risico is ontdekt en zich heeft verspreid.

9. De financiering van de officiële controles in de diervoedersector is geregeld bij Beschikking 98/728/EG van de Raad [4]. Deze beschikking voorziet in een systeem van retributies die geïnd worden voor het onderzoek van dossiers voor gespecificeerde toevoegingsmiddelen en voor de erkenning van bepaalde bedrijven en tussenpersonen. De beschikking stelt een uitputtende lijst van kosten op die in aanmerking kunnen komen bij het berekenen van de retributies. Deze lijst omvat personeelskosten, administratieve kosten en technische kosten. Op grond van deze criteria kunnen de lidstaten een vast bedrag in rekening brengen voor de financiering van uitgaven voor specifieke controles op bepaalde gebieden. Rechtstreekse of niet rechtstreekse restitutie van de retributies aan de diervoeder- of levensmiddelenbedrijven is verboden.

[4] PB L 346 van 22.12.1998, blz. 51.

Hoewel deze beschikking slechts sinds kort van kracht is, schijnt ze goed te functioneren. In tegenstelling tot het systeem dat in de veterinaire sector wordt toegepast, heeft de Commissie hier geen problemen bij de uitvoering vastgesteld.

10. De communautaire bemonsterings- en analysemethoden voor de officiële controle van veevoeders zijn geregeld bij Richtlijn 70/373/EEG van de Raad [5]. Deze richtlijn verleent de Commissie de bevoegdheid om dergelijke methoden voor het nagaan van de naleving van de kwaliteits- en samenstellingseisen vast te stellen, op basis van de huidige wetenschappelijke en technische stand van de kennis.

[5] PB L 170 van 3.8.1970, blz. 2.

Hierdoor kon tot een aantal analysemethoden worden besloten, zoals in Richtlijn 98/88/EG van de Commissie van 13 november 1998 tot vaststelling van richtsnoeren voor de microscopische identificatie en de schatting van het gehalte aan bestanddelen van dierlijke oorsprong in het kader van de officiële controle van dierenvoeders. [6]. Richtlijn 70/373/EEG biedt echter geen criteria waaraan analysemethoden moeten voldoen, zoals wel het geval is voor levensmiddelen (Richtlijn 85/591/EEG van de Raad). Er bestaat een behoefte deze beide gebieden te harmoniseren.

[6] PB L 318 van 27.11.1998, blz. 45.

Levensmiddelen

11. Op het gebied van levensmiddelen zijn twee richtlijnen van toepassing op officiële controles:

- Richtlijn 89/397/EEG van de Raad van 14 juni 1989 inzake de officiële controle van levensmiddelen, [7]

[7] PB L 186 van 30.6.1989, blz. 23.

- Richtlijn 93/99/EEG van de Raad van 29 oktober 1993 betreffende aanvullende maatregelen inzake de officiële controle van levensmiddelen [8].

[8] PB L 290 van 24.11.1993, blz. 14.

Deze richtlijnen bestrijken alle levensmiddelen, ongeacht de toepassing van de vereisten van de veterinaire wetgeving die hieronder zijn beschreven. In deze richtlijnen zijn in grote lijnen de algemene beginselen neergelegd die door de controlediensten in de lidstaten moeten worden toegepast om te garanderen dat bij levensmiddelen, voedseladditieven, vitaminen, minerale zouten, sporenelementen en andere additieven, alsook materialen en voorwerpen die met levensmiddelen in aanraking kunnen komen, de relevante wetgeving wordt toegepast. Dit impliceert in het bijzonder voorschriften inzake de organisatie van de officiële controles in de lidstaten, bemonstering en analyse, het recht beroep in te stellen tegen de door de bevoegde autoriteit genomen maatregelen, de organisatie van controles overeenkomstig op voorhand opgestelde plannen, communautaire controles in de lidstaten en wederzijdse bijstand.

Deze richtlijnen omvatten echter niet de algemene voorschriften voor de controle van levensmiddelen die in de Gemeenschap worden ingevoerd en evenmin voor de organisatie van communautaire controles in derde landen. Zij behelzen ook geen procedures die in geval van noodsituaties met levensmiddelen moeten worden toegepast of inzake de financiering van officiële controles. De richtlijnen specificeren ook niet de maatregelen die getroffen dienen te worden indien uit de officiële controles onregelmatigheden blijken.

Veterinaire controles

12. De controle-instanties in de lidstaten moeten een omvattende regelgeving toepassen voor de controle van producten van dierlijke oorsprong en om na te gaan of deze producten voldoen aan de vereisten van de communautaire veterinaire wetgeving. Deze regelgeving omvat de volgende richtlijnen die een algemene strekking hebben en dus van toepassing zijn op alle levensmiddelen van dierlijke oorsprong:

- Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt [9],

[9] PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13.

- Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht [10].

[10] PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9.

13. De eerste richtlijn dateert uit de tijd dat de interne markt tot stand kwam. Deze richtlijn beoogt ervoor te zorgen dat veterinaire controles van goederen die voor de EU-markt zijn bestemd op de plaats van verzending worden verricht en niet langer aan de binnengrenzen van de Gemeenschap. De richtlijn omvat bepalingen voor de organisatie van de controlediensten in de lidstaten, voor maatregelen die in noodsituaties met levensmiddelen genomen dienen te worden, en voor het opzetten van controleplannen.

14. De tweede richtlijn legt in detail vast welke controles dienen te worden verricht op goederen uit derde landen. Zij bepaalt in het bijzonder dat deze goederen op voorhand moeten worden ingeklaard door een grensinspectiepost die moet voorkomen op de lijst van door de Commissie erkende grensinspectieposten, en een documentencontrole en overeenstemmingscontrole, alsook een materiële controle moeten ondergaan. De richtlijn beschrijft de procedures die gevolgd moeten worden indien blijkt dat de goederen de communautaire veterinaire wetgeving niet naleven.

15. Naast deze beide richtlijnen bestaan een aantal productspecifieke richtlijnen. Elke van deze richtlijnen omvat verplichtingen voor de bevoegde autoriteiten om controles te verrichten op de betrokken producten. Het betreft hier: vlees, vleesproducten, eiproducten, visserijproducten, melk en zuivelproducten, enz.

16. Nog twee andere richtlijnen uit de veterinaire sector zijn van groot belang voor de organisatie van officiële controles:

- Richtlijn 89/608/EEG van de Raad van 21 november 1989 omvat gedetailleerde bepalingen inzake wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie, met het oog op de juiste toepassing van de veterinaire en zoötechnische wetgeving. [11]

[11] PB L 351 van 2.12.1989, blz. 34.

- Richtlijn 96/43/EG van de Raad van 26 juni 1996 tot wijziging en codificering van Richtlijn 85/73/EEG om de financiering van de keuringen en veterinaire controles van levende dieren en bepaalde dierlijke producten te garanderen [12]. Deze richtlijn regelt de financiering van veterinaire controles voor producten van dierlijke oorsprong en voor levende dieren.

[12] PB L 162 van 1.7.1996, blz. 1.

17. Ten slotte is Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën van groot belang voor de organisatie van officiële controles in de veterinaire sector, naast de recent goedgekeurde Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten. [13]

[13] PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1.

18. De veterinaire wetgeving stelt voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong algemene regels vast voor de organisatie van officiële controles, de controle op levensmiddelen die naar de Gemeenschap worden ingevoerd, procedures in noodsituaties met levensmiddelen, specifieke maatregelen bij vaststelling van onregelmatigheden naar aanleiding van officiële controles, gedetailleerde regels voor wederzijdse bijstand en voor de financiering van veterinaire inspecties en controles op levende dieren en bepaalde producten van dierlijke oorsprong. De wetgeving bestrijkt ook het opzetten van communautaire controles in de lidstaten en derde landen. Een punt dat door de veterinaire wetgeving niet op een alomvattende manier wordt bestreken, is de kwestie van officiële bemonstering en analyse van levensmiddelen.

Andere sectoren

19. Op het gebied van diergezondheid en dierenwelzijn zijn aan deze sectoren aangepaste officiële controlevereisten ontwikkeld. Gezien zijn horizontale karakter en algemene strekking kan het voorstel inzake officiële controles van diervoeders en levensmiddelen echter ook volledig op deze sectoren worden toegepast. Dit is in overeenstemming met het witboek over voedselveiligheid waarin wordt gesteld dat diergezondheid en dierenwelzijn belangrijke factoren zijn die bijdragen tot de veiligheid van diervoeders en levensmiddelen.

IV. CONTROLEVERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE COMMISSIE KRACHTENS DE HUIDIGE WETGEVING

Bevoegdheden en verplichtingen van de Commissie met betrekking tot activiteiten in de lidstaten

20. De controles vallen binnen de ruimere opdracht tot toezicht van de Commissie die erin bestaat te verzekeren dat de communautaire wetgeving binnen de Gemeenschap effectief wordt nageleefd en afgedwongen zoals bepaald in artikel 211 van het EG-Verdrag. Voorts stipuleert artikel 152: "Het optreden van de Gemeenschap (...) is gericht op verbetering van de volksgezondheid, preventie van ziekten en aandoeningen bij de mens en het wegnemen van bronnen van gevaar voor de menselijke gezondheid". De controleverplichtingen die in de wetgeving zijn opgenomen zijn ondergeschikt aan deze meer algemene verplichting erover te waken dat de wetgeving effectief wordt toegepast en dat gevaren voor de gezondheid worden afgewend.

21. Er zijn slechts enkele omstandigheden waar de communautaire wetgeving eist dat de Commissie in de lidstaten controles uitvoert. In de allermeeste gevallen voorziet de wetgeving in een autorisatie tot controle zonder daarvan een verplichting te maken. Dit betekent dat de Commissie naar eigen goeddunken kan besluiten hetzij controles te verrichten hetzij andere middelen aan te wenden om de toepassing van de wetgeving af te dwingen. Momenteel bestaan hierop twee uitzonderingen:

a) Beschikking 97/778/EG van de Commissie van 22 juli 1997 eist dat de Commissie normaal gesproken jaarlijks een controle uitvoert op de inspectieposten aan de grens (er zijn er ongeveer 290 in de Gemeenschap);

b) Diverse besluiten van de Commissie uit de laatste jaren met betrekking tot BSE stipuleren specifiek controles door de Commissie om de toepassing van de wetgeving na te gaan.

De onder a) genoemde verplichtingen zijn bij gebrek aan middelen nooit volledig toegepast. Daarnaast is de frequentie van de inspecties, zoals zij thans is vastgesteld, niet van essentieel belang om een hoog beschermingsniveau te garanderen. De controle op het goed functioneren van deze voorzieningen moet in de eerste plaats onder de verantwoordelijkheid van de controlediensten van de lidstaten vallen; de controlediensten van de Commissie moeten dit controle-element echter inbouwen, overeenkomstig de in deze toelichting uitgedrukte gedachtegang, in hun algemene toezicht op de controlesystemen van de lidstaten. De Commissie is bijgevolg van mening dat de bestaande voorschriften dienovereenkomstig moeten worden herzien en aangepast. Hiervoor zullen afzonderlijke voorstellen worden ingediend.

Bevoegdheden en verplichtingen van de Commissie ten aanzien van derde landen

22. Wat derde landen betreft, legt de communautaire wetgeving grotere inspectieverplichtingen gewoonlijk alleen in de veterinaire sector op, waar de verticale hygiënerichtlijnen bepalen dat communautaire controles "verplicht" dienen uitgevoerd te worden om na te gaan of het door het betrokken derde land aangehouden beschermingsniveau overeenstemt met het niveau dat in de Gemeenschap wordt toegepast, of althans daarmee gelijkwaardig is. Voorzover de hygiënerichtlijnen een inspectieverplichting opleggen, is hierop voor alle dieren en producten, met uitzondering van rundvee, schapen, varkens, geiten en daarvan afgeleide producten, bij Beschikking 95/408/EG van de Raad van 22 juni 1995 een uitzondering toegestaan. Voor deze laatste dieren en producten eist Beschikking 86/474/EEG van de Commissie van 11 september 1986 dat de Commissie jaarlijks controles verricht in een groot aantal landen en bedrijven. Door een gebrek aan middelen wordt echter slechts een klein deel van deze landen en bedrijven elk jaar bezocht in verband met de genoemde producten. Het ligt voor de hand dat de bestaande voorschriften moeten worden aangepast, zodat rekening wordt gehouden met deze beperkingen, en dat zo spoedig mogelijk een controlesysteem voor derde landen wordt toegepast.

V. DE ROL VAN DE GEMEENSCHAP

De veranderende context

23. De context van de controleactiviteiten van de Commissie is de laatste jaren op een aantal punten ingrijpend veranderd.

Voedselveiligheid is bovenaan de agenda van de Gemeenschap komen te staan en blijft ook een topprioriteit. De Commissie heeft op deze groeiende bezorgdheid van de Europese consumenten over de voedselveiligheid gereageerd door in 1999 binnen het directoraat-generaal Gezondheid en consumentenbescherming alvast alle diensten te concentreren die bevoegd zijn voor kwesties die met de veiligheid van diervoeders en levensmiddelen verband houden. De Commissie streeft er op die manier naar alle haar beschikbare middelen op een gecoördineerde en efficiënte manier te richten op de belangrijkste prioriteiten voor een verzekeren van de voedselveiligheid op communautair niveau. Er bestaat dus een nauwe samenwerking tussen de controle- en wetgevende diensten van de Commissie om ervoor te zorgen dat de wetgeving inzake voedselveiligheid actueel, alomvattend en praktisch uitvoerbaar is, en dat zij op een correcte manier wordt uitgevoerd en afgedwongen.

24. Ook in de lidstaten is men doende nieuwe institutionele regelingen in te voeren. In een aantal lidstaten werden of worden voedselveiligheidsagentschappen opgericht om de bezorgdheden van de consument inzake voedselveiligheid weg te nemen. Sommige van deze nieuwe organen beschikken over ruime controlebevoegdheden.

25. De reikwijdte van de controlebevoegdheden zowel op nationaal als op communautair niveau wordt steeds groter. In het verleden bestond de tendens om de communautaire controles toe te spitsen op de initiële stadia van voedselverwerking, speciaal voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong. Vele van de talrijke voorschriften inzake voedselveiligheid hebben betrekking op controles op deze gebieden. Toch moeten de controleautoriteiten voor een steeds groeiend aantal producten en sectoren de hele voedselketen bestrijken. Daarnaast wordt de voedselproductieketen ook steeds complexer en ingewikkelder, met levensmiddelen die worden geproduceerd via nieuwe procédés die in de bestaande wetgeving niet zijn behandeld. De controlesystemen moeten dienovereenkomstig worden aangepast. Zij moeten gebaseerd zijn op een aanpak die zich richt op de kritieke punten van elk controleniveau: communautair, nationaal, regionaal, lokaal en op het niveau van elk individueel bedrijf.

26. De Commissie draagt ook een steeds grotere verantwoordelijkheid om te garanderen dat de communautaire vereisten in verband met alle invoer van levensmiddelen, dieren, planten en daarvan afgeleide producten uit derde landen worden nageleefd. Momenteel voert de EU producten uit meer dan 200 landen uit de hele wereld in. Dit gaat van de meest ontwikkelde tot de armste landen ter wereld. De controlemethoden en normen van al deze landen verschillen in grote mate. Het is een complexe en delicate aangelegenheid om een evenwicht te vinden tussen de eisen van de communautaire wetgeving inzake voedselveiligheid, diergezondheid, dierenwelzijn en de gezondheid van planten enerzijds en de handels- en humanitaire verplichtingen van de Gemeenschap tegenover zovele landen anderzijds.

De toekomstige uitbreiding van de Unie zal ook een nieuwe dimensie toevoegen aan de verantwoordelijkheden van de Commissie. Het is duidelijk dat voor vele kandidaat-lidstaten het actualiseren van hun controlesystemen volgens de binnen de Gemeenschap gebruikelijke normen een grote uitdaging betekent. De Commissie zal de kandidaat-lidstaten moeten helpen dit doel te bereiken.

Een communautair kader voor de nationale controlesystemen

27. Het witboek over voedselveiligheid heeft gewezen op de noodzaak om de systemen voor toezicht op de naleving en de afdwingbaarheid van de communautaire wetgeving in de lidstaten op een meer geharmoniseerde manier te doen functioneren. Het witboek heeft daarom voorgesteld een communautair kader voor de nationale controlesystemen in te stellen om zo het niveau van de voedselveiligheid in de EU te verhogen.

28. In deze verordening stelt de Commissie een nieuwe aanpak voor waarin de drie aspecten van de controle - het toezicht op de omzetting, rapportage uit de lidstaten, uitvoeren van controles ter plaatse - worden samengevoegd tot één geïntegreerd controleproces voor alle diervoeders en levensmiddelen. Volgens deze nieuwe aanpak zal het controleproces vier belangrijke stadia kennen:

Stadium 1:

De Commissie zal in overleg met de lidstaten en met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel brede richtsnoeren opstellen over de structuur en organisatie van geïntegreerde nationale controlesystemen, en over de reikwijdte, inhoud en werking van de nationale controleplannen. Deze richtsnoeren beogen een geharmoniseerde aanpak van de controles, die de hele communautaire wetgeving en alle productiesectoren en alle schakels van de diervoeder- en levensmiddelenketen bestrijkt. Dit zal de toepassing van beproefde werkwijzen overeenkomstig de hierboven geschetste basisbeginselen op alle niveaus van het controlesysteem in elke lidstaat vergemakkelijken en de belangrijkste prestatie-indicatoren aanreiken die moeten worden toegepast bij het evalueren en controleren van de nationale controleplannen.

Stadium 2:

Uiterlijk zes maanden na het van kracht worden van de verordening moeten de lidstaten een geïntegreerd meerjarig nationaal controleplan opzetten en zich daaraan ook houden. Dit plan moet op verzoek aan de Commissie worden gepresenteerd. De controleplannen worden één jaar na de inwerkingtreding van de verordening voor de eerste maal uitgevoerd.

Stadium 3:

Op basis van het meerjarige nationale controleplan zal de Commissie regelmatig een algemeen toezicht verrichten op de controleactiviteiten van elke lidstaat; dit kan selectieve controles op regionaal, lokaal of districts- en bedrijfsniveau impliceren om bepaalde aspecten van het controlesysteem na te gaan. Dit algemene toezicht kan in voorkomend geval worden aangevuld met verdere controles van specifieke sectoren of afzonderlijke kritieke controlepunten, met inbegrip van onderzoek naar noodsituaties of nieuwe ontwikkelingen.

Stadium 4:

Een jaar na de tenuitvoerlegging van de controleplannen en van dan af jaarlijks wordt van de lidstaten verwacht dat zij een verslag bij de Commissie indienen met indien nodig een actualisering van het initiële plan wat betreft (a) welke nieuwe wetgeving is ingevoerd of gewijzigd om tegemoet te komen aan de communautaire vereisten, (b) wat voor belangrijke wijzigingen zijn aangebracht aan de structuur en de werking van de controlesystemen, en (c) actualiseringen van de controleplannen. Latere audits van de Commissie in de lidstaten zullen worden gebaseerd op de geactualiseerde plannen.

De Commissie zal, gestoeld op de verslagen van de lidstaten, de resultaten van de audits van de Commissie en andere relevante informatie, een algemeen verslag over de algemene werking van de nationale controlesystemen in de lidstaten opstellen, aan het Europees Parlement en de Raad voorleggen en publiceren.

29. Deze nieuwe aanpak van de controles zal een aantal belangrijke voordelen opleveren. De lidstaten zullen hun controleactiviteiten kunnen plannen en uitvoeren met een duidelijk inzicht in wat op communautair niveau en binnen een alomvattend geïntegreerd communautair kader van hen wordt verwacht. De bestaande communautaire wetgeving inzake voedselveiligheid, diervoeding, diergezondheid, dierenwelzijn en de gezondheid van planten stelt een brede waaier van vereisten vast. De lidstaten geven soms uiting aan hun bezorgdheid dat de criteria en ijkpunten die de Commissie hanteert bij het toezicht en de evaluatie van hun controlesystemen niet steeds duidelijk zijn en consistent worden toegepast. De nieuwe aanpak zal met deze bezorgdheid rekening houden.

De Commissie zal in staat worden gesteld de haar beschikbare middelen op een meer doeltreffende manier in te zetten door haar diverse bestaande controleactiviteiten samen te vatten in één geïntegreerd omvattend proces. Deze aanpak garandeert ook dat alle belangrijke vereisten van de communautaire wetgeving regelmatig worden getoetst en dat het controleproces geen belangrijke lacunes vertoont.

Voor de consument zal de nieuwe aanpak transparanter en begrijpelijker zijn. De publicatie van de verslagen over de algemene werking van de nationale controleplannen in de lidstaten en van de resultaten van de controles door deskundigen van de Commissie zullen een duidelijk beeld bieden van hoe de communautaire wetgeving inzake voedselveiligheid wordt toegepast en wat de Commissie en de lidstaten doen om een passende bescherming van de consument te verzekeren en de veiligheid van diervoeders en levensmiddelen, de diergezondheid, het dierenwelzijn en de gezondheid van planten te verbeteren.

Communautaire controles in derde landen

30. Momenteel voert de Europese Unie diervoeders, levensmiddelen, planten en dieren uit meer dan 200 landen uit de hele wereld in. Krachtens de geldende wetgeving moet de Commissie

a) nagaan of de bevoegde autoriteiten in deze landen kunnen instaan voor de toepassing van de communautaire vereisten met betrekking tot alle naar de EU uitgevoerde producten,

b) voor bepaalde producten, de afzonderlijke bedrijven inspecteren, waarvan er momenteel rond 13.500 zijn erkend voor uitvoer naar de Gemeenschap,

c) op regelmatige basis toezicht uitoefenen op de werking van de rond 290 bestaande inspectieposten die specifiek toezicht uitoefenen op alle invoer van dieren, dierlijke producten en levensmiddelen van dierlijke oorsprong op de punten van binnenkomst in de EU en individueel toezicht uitoefenen op de erkenning van nieuwe inspectieposten.

31. Dit impliceert een enorme verantwoordelijkheid voor de Commissie. Gezien de beperktheid van de middelen is het onontbeerlijk prioriteiten vast te stellen. In dit verband zou een meer geïntegreerde aanpak van controles waarbij derde landen een audit zouden ondergaan op basis van vergelijkbare controleplannen als voor de lidstaten, dit proces vergemakkelijken. In dit verband kunnen de derde landen in vier ruime categorieën worden gerangschikt:

- de kandidaat-lidstaten die momenteel onderhandelen over toetreding tot de Europese Unie,

- de landen die veterinaire en fytosanitaire akkoorden met de EU hebben gesloten (Canada, de Verenigde Staten, Nieuw-Zeeland, Chili en Zwitserland). Op grond van deze akkoorden verbinden de betrokken partijen zich ertoe dat bepaalde wettelijke vereisten inzake voedselveiligheid en diergezondheid een gelijkwaardig niveau van consumentenbescherming en bescherming van de diergezondheid bieden,

- de drie landen die speciale overeenkomsten met de EU hebben gesloten (Noorwegen, IJsland en de Faeröer-eilanden) waarin is bepaald dat de import van alle of bepaalde gespecificeerde producten (bv. visserijproducten uit IJsland) overeenkomstig de betrokken overeenkomst zullen worden behandeld,

- alle andere derde landen waarvan vele slechts in zeer beperkte mate naar de EU exporteren.

32. Kandidaat-lidstaten

De Commissie is bezig haar controleactiviteiten in de kandidaat-lidstaten met het oog op de uitbreiding op te voeren. Momenteel hebben de controleverantwoordelijkheden van de Commissie slechts betrekking op die sectoren en bedrijven die over een vergunning voor export naar de EU beschikken; het betreft hier over het algemeen slechts een fractie in vergelijking met de nationale sectoren in hun geheel. Met de meeste kandidaat-lidstaten is echter overeenstemming bereikt over het feit dat de controles van het VVB thans tot de hele diervoeder-, levensmiddelen-, dieren- en plantenproductie zullen worden uitgestrekt. De rol van de Commissie ten aanzien van de kandidaat-lidstaten is derhalve in de voorbije jaren reeds substantieel veranderd; de Commissie moet grotere aanvullende verantwoordelijkheden op zich nemen en haar controleactiviteiten uitstrekken tot het geheel van de productieketen in deze landen, zoals nu al in de lidstaten het geval is.

De kandidaat-lidstaten zijn nu reeds verantwoordelijk voor een groot deel van de diervoeders, levensmiddelen, planten en dieren die van buiten de Gemeenschap worden ingevoerd, in het bijzonder hogerisicoproducten van dierlijke oorsprong en levende dieren.

33. Landen met een bilaterale overeenkomst

Er zijn veterinaire akkoorden gesloten met de Verenigde Staten, Canada, Nieuw-Zeeland, Chili en Zwitserland. Deze akkoorden bieden een kader waarbinnen de betrokken partijen kunnen afspreken dat voor bepaalde dieren en producten hun respectieve wetgeving een gelijkwaardig niveau van bescherming biedt voor handelsdoeleinden.

Met betrekking tot Mercosur is tijdens de recente top tussen de EU en Mercosur op 17 mei 2002 in Madrid overeengekomen onderhandelingen te starten inzake tussen de landen van de EU en Mercosur overeen te komen sanitaire en fytosanitaire maatregelen. Deze onderhandelingen zullen deel uitmaken van eenzelfde verbintenis binnen de toekomstige biregionale associatieovereenkomst.

Momenteel omvat elk akkoord sanitaire maatregelen die van toepassing zijn op de meeste levende dieren en producten van dierlijke oorsprong, met uitzondering van bepaalde specifiek in het akkoord gestipuleerde kwesties (bv. bepaalde residuen, additieven, etikettering). Er bestaan op dit ogenblik beperkingen met betrekking tot het aantal producten waarvoor volledige gelijkwaardigheid is overeengekomen. Dit betekent dat de Commissie twee verschillende normen moet hanteren wanneer zij de werking van de controlesystemen wil nagaan in de context van de handel met deze landen. Voor producten waarvoor volledige gelijkwaardigheid is overeengekomen, moet de Commissie nagaan of de controlesystemen in deze landen functioneren overeenkomstig het niveau en de normen die in de nationale wetgeving van deze landen zijn vastgesteld. Voor andere producten controleert de Commissie of de bestaande controlesystemen kunnen garanderen dat de vereisten van de communautaire wetgeving worden nageleefd in verband met die aspecten waarvoor nog geen gelijkwaardigheid is overeengekomen. Voor de toenemende vraag ten gevolge van dit dubbele controlesysteem dient een oplossing te worden gezocht.

Het lijkt daarom aangewezen om een algemene, alomvattende controle van elk van deze landen te verrichten die alle belangrijke sectoren die producten naar de EU uitvoeren moet bestrijken. Net als de lidstaten moeten de autoriteiten in landen waarmee een overeenkomst is gesloten een plan klaarhebben waarin de structuur, organisatie en werking van de controlesystemen worden beschreven in verband met de voornaamste producten die naar de EU worden uitgevoerd. De controles worden dan tegen deze achtergrond verricht. Indien deze algemene audits speciale vragen oproepen, kan hiervoor indien nodig achteraf een meer specifiek aanvullend onderzoek worden verricht.

Dezelfde aanpak geldt in grote lijnen voor de drie andere landen waarmee de Gemeenschap speciale overeenkomsten heeft gesloten.

34. Andere derde landen

Rond 190 andere derde landen voeren diervoeders, levensmiddelen, planten of dieren naar de EU uit. Met de haar beschikbare middelen kan de Commissie al haar verplichtingen in verband met de evaluatie van de bevoegde autoriteiten en de controle van bedrijven in deze landen niet nakomen.

Het is daarom aangewezen om in deze landen controles op te zetten op basis van controleplannen, vergelijkbaar met de voor de lidstaten geplande controleplannen, voor de producten die zij naar de EU exporteren.

Momenteel gaat de Commissie de garanties na die door derde landen zijn gegeven door briefwisseling, vragenlijsten en verslagen over de uitvoering van controles en inspecties ter plaatse, voor elk van de productsectoren waarvoor het derde land een vergunning heeft om naar de Gemeenschap te exporteren. Deze uitwisseling van informatie stemt overeen met de maatregelen waarin is voorzien in de artikelen 4 en 7 en in punt 3 van bijlage B van het akkoord over de toepassing van het sanitaire en fytosanitaire reglement van de Wereldhandelsorganisatie.

Volgens de nieuwe regeling wordt van de exporterende derde landen verwacht dat zij een controleplan handhaven met accurate en geactualiseerde informatie over de algemene organisatie en het beheer van de relevante controlesystemen, alsook bijgewerkte documentatie over de uitvoering van deze systemen, die op verzoek ter beschikking van de Commissie moeten worden gesteld. Het controleplan en de documentatie zullen het systeem van de vragenlijsten die aan een inspectiebezoek voorafgaan vervangen, behalve in specifieke gevallen waar aanvullende informatie nodig is die niet door het standaardplan of de gewone documentatie wordt bestreken. Het controleplan moet proportioneel en vanuit technisch en economisch standpunt uitvoerbaar zijn, rekening houdend met de specifieke situatie en de structuur van het derde land en de aard van de naar de Gemeenschap geëxporteerde producten. Er zullen richtsnoeren worden geredigeerd die aangeven hoe deze controleplannen en documentatie moeten worden opgesteld en gepresenteerd om derde landen de naleving van deze vereisten te vergemakkelijken. De controles van de Commissie zullen dan in het licht daarvan door een multidisciplinaire ploeg worden uitgevoerd waarbij de voornaamste sectoren die naar de EU uitvoeren worden bestreken. De frequentie van deze controles moet op grond van de risicofactor worden vastgesteld: indien op basis van een evaluatie van de aard van de producten, de garanties die door het derde land worden geboden en gegevens over naleving in het verleden een hoger risico wordt vastgesteld, moet de controlefrequentie groter zijn. Indien deze algemene audits speciale vragen oproepen, kan hiervoor indien nodig achteraf een meer specifiek aanvullend onderzoek worden verricht.

De ervaring heeft uitgewezen dat de bevoegde autoriteiten in sommige ontwikkelingslanden met grote moeilijkheden te kampen kunnen hebben om hun controlesystemen op een manier te organiseren die beantwoordt aan de communautaire normen. In deze omstandigheden staat de Commissie vaak voor een dilemma. Volgens de letter van de wet zou de Commissie moeten voorstellen om de invoer uit deze landen overeenkomstig het voorzorgsbeginsel stil te leggen. De betrokken producten zijn echter vaak een van de weinige bronnen van ontvangsten voor het land in kwestie en een invoerstop heeft dikwijls ernstige economische gevolgen, niet alleen voor de betrokken bedrijven, maar ook voor het hele land.

De Commissie zoekt naar middelen om landen die in dergelijke omstandigheden verkeren te helpen en tegelijk er voor te zorgen dat de bescherming van de volksgezondheid niet in het gedrang komt. Er kan bijvoorbeeld via de communautaire steun- en opleidingsprogramma's voor derde landen worden gedacht aan aanvullende steun en begeleiding inzake de beste manieren om de communautaire normen te bereiken en bijzondere controlemethoden te vinden die het best beantwoorden aan het risiconiveau van bepaalde producten.

VI. ANALYSE VAN HET VOORSTEL

35. Het bijgaande voorstel beoogt de bestaande communautaire regelgeving inzake officiële controles integraal te herzien. Deze herziening zal de bestaande discrepanties tussen verschillende onderdelen van de bestaande communautaire wetgeving wegnemen en lacunes op bepaalde gebieden in de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen opvullen. De daaruit voortkomende harmonisering tussen alle sectoren van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen zal tot een grotere transparantie leiden.

36. Met de goedkeuring van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden, is voor een aantal kwesties uit alle door de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen bestreken gebieden nu een oplossing gevonden. Hieraan moet derhalve in dit voorstel geen verdere aandacht worden besteed. Dit geldt met name voor:

- de fundamentele definities uit de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen.

- de basisverantwoordelijkheid van de lidstaten inzake officiële controles van diervoeders en levensmiddelen.

- procedures voor de uitvoering van noodmaatregelen.

- informatie die de Commissie en de andere lidstaten moet worden verstrekt wanneer een diervoeder of levensmiddel een ernstig risico voor de gezondheid vormt.

Officiële controles door de lidstaten

37. Doelstellingen en algemene verplichtingen

Het doel van de officiële controles die door de lidstaten worden verricht is de afdwingbaarheid van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de controle op de naleving van de relevante bepalingen van deze wetgeving door de diervoeder- en levensmiddelenproducenten in alle stadia van de productie, verwerking en distributie. Hiertoe moeten de diverse beschikbare controlemethoden worden aangewend, zoals inspectie, toezicht, verificatie, audits, bemonstering en analyse. De intensiteit van deze controles hangt van talrijke factoren af: naast een elementair programma voor routinecontroles moet rekening worden gehouden met vastgestelde risico's in verband met bepaalde diervoeder- en levensmiddelenproducten of bedrijven, de prestaties van diervoeder- en levensmiddelenproducenten bij interne controles, het vermoeden van niet-naleving en mogelijke frauduleuze praktijken.

38. Bevoegde autoriteiten

De lidstaten wijzen de autoriteiten aan die bevoegd zijn om officiële controles te verrichten. Deze bevoegde autoriteiten moeten aan een aantal operationele criteria voldoen die hun efficiëntie, doeltreffendheid en onpartijdigheid moeten garanderen. Zij moeten met name beschikken over of een beroep kunnen doen op een voldoende aantal gekwalificeerd personeel. Er moet worden gegarandeerd dat dit personeel ook onder extreme omstandigheden van mogelijke noodsituaties met diervoeders en levensmiddelen op een deugdelijke manier functioneert. Dit betekent dat rampenplannen moeten worden opgesteld en het personeel goed moet zijn opgeleid om deze noodplannen ook uit te voeren. Er moeten onafhankelijk gecontroleerde audits worden uitgevoerd om te verzekeren dat de bevoegde autoriteiten de doelstellingen van deze verordening bereiken.

Er moeten ook passende coördinatieprocedures worden ingesteld om ervoor te zorgen dat de verschillende departementen die bij de officiële controles zijn betrokken ook daadwerkelijk samenwerken. Dit is met name van belang in lidstaten met een gedecentraliseerde structuur, waar het essentieel is dat er een doeltreffende en efficiënte samenwerking bestaat tussen de centrale bevoegde autoriteit en de autoriteit of autoriteiten waaraan de bevoegdheid voor het verrichten van officiële controles is gedelegeerd.

39. De delegatie van controletaken aan niet-gouvernementele controleorganen

Diverse lidstaten hebben bepaalde controletaken aan niet-gouvernementele controleorganen gedelegeerd. Dit is met name het geval voor de laboratoriumanalyse van officiële monsters. Dit sluit evenwel niet uit dat ook andere taken aan deze organen worden gedelegeerd. Indien lidstaten overgaan tot een dergelijke delegatie van bevoegdheden, moeten zij garanderen dat een hoog niveau van consumentenbescherming gehandhaafd blijft. Tot dit doel legt het voorstel vast dat organen waaraan de bevoegdheid voor het verrichten van officiële controles is gedelegeerd, moeten functioneren overeenkomstig strikt afgebakende voorwaarden en internationaal erkende voorschriften die een garantie zijn voor hun bekwaamheid en onafhankelijkheid.

Bepaalde controletaken kunnen echter niet aan niet-gouvernementele controleorganen worden gedelegeerd. Er is daarom een procedure gepland om op communautair niveau te bepalen welke taken wel of niet aan dergelijke organen kunnen worden gedelegeerd.

40. Bemonstering en analyse

Het is dringend nodig ervoor te zorgen dat de resultaten van officiële bemonstering en analyse op basis van gemeenschappelijke beginselen worden verkregen. In de bestaande communautaire wetgeving is dit niet steeds zo. Hoewel alle methoden voor bemonstering en analyse geharmoniseerd zouden moeten worden, is het onmogelijk dit op korte termijn te realiseren. In het voorstel is daarom geopteerd om van laboratoria te eisen om, waar deze bestaan, analysemethoden te gebruiken die overeenkomstig internationaal geaccepteerde protocollen, met name gebaseerd op prestatiecriteria (Europese Commissie voor Normalisatie/CEN; Internationale Organisatie voor Normalisatie/ISO; Internationale Vereniging voor Theoretische en Toegepaste Scheikunde/IUPAC) zijn gevalideerd. Er moet ook een procedure worden ingesteld die de Commissie in staat stelt bemonsterings- en analysemethoden vast te stellen. De laboratoria die zijn aangewezen om officiële monsteranalysen uit te voeren moeten geaccrediteerd zijn volgens de relevante internationale normen hieromtrent.

Bij het ontwikkelen, harmoniseren en valideren van methoden voor bemonstering en analyse of bij het vaststellen van criteria voor de prestaties ervan spelen het Kaderprogramma en het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek van de Commissie reeds een belangrijke rol en in de toekomst kan deze capaciteit nog beter worden aangewend, al dan niet in samenwerking met de hierboven genoemde internationale organen.

Om een hoge kwaliteit van de bemonstering en analyse te verzekeren, stoelt het voorstel gedeeltelijk op de werkzaamheden van de Europese Commissie voor Normalisatie (CEN). Dit orgaan heeft ook in de levensmiddelensector werkzaamheden verricht. Tot dusver bleef dit beperkt tot de ontwikkeling van analysemethoden, waarvan een deel voortkomt uit ISO. Een aantal Europese normen (EN) die door de Europese Commissie voor Normalisatie zijn ontwikkeld, heeft betrekking op de organisatie van controles. Dit is met name het geval voor de validering van analysemethoden en de werking en accreditering van controleorganen. Deze normen hebben een erkende internationale status die hun gebruik in deze context ten volle rechtvaardigt.

41. Rampenplannen

De ervaring heeft geleerd dat voor een onmiddellijke aanpak en beheersing van noodsituaties behoefte is aan infrastructuren, materieel en personeel die op korte termijn en gedurende een bepaalde tijdsspanne ter beschikking kunnen staan. Daarnaast is een hoge mate aan coördinatie vereist indien de verantwoordelijkheden over diverse diensten of departementen zijn verdeeld. Dit voorstel voert een verplichting in om door het opstellen van rampenplannen een doeltreffende beheersing van noodsituaties in verband met diervoeders en levensmiddelen te verzekeren.

42. Invoer van diervoeders en levensmiddelen

Bepaalde sectoren, en in het bijzonder de veterinaire sector, passen reeds gedetailleerde voorschriften toe om te garanderen dat importproducten ook effectief worden gecontroleerd. De producten die onder deze sector vallen (producten van dierlijke oorsprong) moeten bij een erkende inspectiepost aan de grens van de EU worden aangeboden en een documentencontrole en overeenstemmingscontrole, alsook een materiële controle ondergaan overeenkomstig een schema waarvan de beginselen op EU-niveau zijn vastgesteld. Er zijn ook vereisten voor transitproducten en voor producten die tijdelijk op het grondgebied van de Gemeenschap worden opgeslagen. Dit systeem werkt voortreffelijk en er is geen reden voor wijziging.

Voor andere diervoeders en levensmiddelen dan die van dierlijke oorsprong is er geen geharmoniseerde communautaire aanpak inzake invoercontroles. Dit voorstel streeft ernaar een controlesysteem voor deze producten in te voeren op basis van de volgende beginselen:

a) De lidstaten moeten regelmatige controles uitvoeren op diervoeders en levensmiddelen voor deze binnen de Gemeenschap in het vrije verkeer komen. Deze controles moeten worden verricht volgens een op statistiek gebaseerd bemonsteringsplan. De controles kunnen plaatsvinden op elk punt van de distributie van de goederen: voor ze vrij op de markt komen, of daarna, bv. bij de importeur, tijdens de verwerking of op de plaats van verkoop aan de consument. In elk geval moet er een nauwe samenwerking bestaan tussen de douanediensten en de autoriteit die bevoegd is voor de controles van de diervoeder- en levensmiddelenimport.

b) Daarnaast wordt voorgesteld op communautair niveau een lijst op te stellen van prioritaire diervoeders en levensmiddelen waarmee blijkens de ervaring risico's kunnen optreden (bv. aflatoxinen in bepaalde levensmiddelen). Deze diervoeders en levensmiddelen moeten bij speciaal daarvoor aangewezen en uitgeruste inspectieposten voor de noodzakelijke controles worden aangeboden. Deze controles moeten worden uitgevoerd voor de goederen in het vrije verkeer komen.

Daarnaast voorziet het voorstel met het oog op de mogelijkheid om controles uit te voeren op diervoeders en levensmiddelen uit derde landen in vrijhandelszones, tolvrije magazijnen, transit, opslag onder douanetoezicht, interne verwerking, verwerking onder douanetoezicht, of tijdelijke toelating, in de mogelijkheid om officiële controles op de diervoeders en levensmiddelen uit te voeren die onder deze verschillende douaneregelingen vallen.

Dit voorstel streeft er ook naar een betere omschrijving te bieden van de essentiële controles die nodig zijn om de controles op diervoeders op hetzelfde niveau door te voeren als voor levensmiddelen.

43. Financiering van de officiële controles

Er bestaat momenteel een systeem van controlevergoedingen in twee sectoren: de veterinaire sector en de diervoedersector. Het systeem in de veterinaire sector berust op een vast bedrag waarvan kan worden afgeweken om rekening te houden met lokale verschillen in de elementen die aan de basis hebben gelegen van de berekening van het vaste bedrag (bv. salarissen, transportkosten). Hoewel deze vergoedingen in de veterinaire sector precies zijn ingevoerd om vertekenende verschillen tussen de lidstaten te vermijden, blijkt uit ervaring dat tussen de lidstaten, en in sommige gevallen binnen eenzelfde lidstaat, toch nog belangrijke verschillen blijven bestaan. Het systeem heeft niet steeds geleid tot het nagestreefde doel.

In de diervoedersector kunnen vergoedingen worden geïnd voor specifieke duidelijk gedefinieerde controletaken. De richtlijn voor deze sector stelt geen communautair vast bedrag vast, maar laat dit over aan de lidstaten die daarbij bepaalde criteria in acht behoren te nemen. De voorschriften voor deze criteria zijn relatief recentelijk goedgekeurd (Beschikking 98/728/EG van de Raad van 14 december 1998 betreffende een communautaire regeling inzake retributies in de sector diervoeding).

Rekening houdend met de tot nu toe opgedane ervaring wordt voorgesteld de beginselen vast te stellen voor de financiering van de officiële controles, met name:

- De lidstaten moeten zorgen voor voldoende financiële middelen voor het organiseren van officiële controles,,

- indien van exploitanten van diervoeder- of levensmiddelenbedrijven een inspectievergoeding wordt gevraagd, moeten voor het vaststellen van het bedrag daarvan gemeenschappelijke criteria worden toegepast,

- indien uit officiële controles blijkt dat de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen niet is nageleefd, worden de extra kosten die eventueel ten gevolge van meer intensieve controles noodzakelijk zijn, gedragen door de betrokken exploitanten van diervoeder- of levensmiddelenbedrijven,

- er is behoefte aan flexibiliteit om rekening te houden met de belangen van kleine bedrijven.

44. Officiële certificering

Binnen de EU, waar er vrij verkeer van goederen bestaat, is er geen behoefte om zendingen van diervoeders en levensmiddelen systematisch vergezeld te laten gaan van door de bevoegde autoriteiten verstrekte officiële certificaten.

Toch zijn er twee gebieden waar officiële certificering kan worden overwogen: (a) in uitzonderlijke omstandigheden wanneer zich binnen de EU een noodsituatie met diervoeders of levensmiddelen voordoet, en (b) om bevestiging te krijgen van de autoriteiten in exporterende derde landen dat de goederen voldoen aan de EU-normen of aan daaraan gelijkwaardige normen.

Voor deze beide gebieden voorziet het voorstel in een procedure om de gevallen waarin officiële certificering dient te worden verzekerd, en de voorwaarden waaronder dit moet gebeuren, te specificeren.

Referentielaboratoria

45. Krachtens de geldende communautaire wetgeving zijn reeds een aantal communautaire referentielaboratoria opgericht. Zij functioneren met financiële steun van de Gemeenschap. Deze laboratoria hebben een belangrijke rol bij het garanderen van een hoog niveau van consumentenbescherming. Hun taak bestaat er onder meer in de nationale referentielaboratoria te voorzien van details over analysemethoden, vergelijkende tests te organiseren, binnen hun bevoegdheidsterrein praktische en wetenschappelijke activiteiten voor nieuwe analysemethoden te coördineren, opleidingscursussen op te zetten en de Commissie technische bijstand te verlenen. Momenteel bestaan communautaire referentielaboratoria voor residuencontrole (vier laboratoria), voor controle van melk, voor de kwantificatie van biotoxinen in weekdieren, voor tests op schelpdieren op de afwezigheid van gevaarlijke virussen, voor de controle op zoönosen (salmonella) en voor overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE).

In dit voorstel zijn procedures neergelegd die moeten garanderen dat deze laboratoria hun taken kunnen voortzetten en voor de oprichting van nieuwe laboratoria indien zich de noodzaak voordoet.

Voor elk communautair referentielaboratorium moet in elke lidstaat een nationaal referentielaboratorium worden opgericht. Deze laboratoria fungeren als een communicatiepunt tussen het communautair referentielaboratorium en alle officiële laboratoria in de lidstaten. De nationale referentielaboratoria hebben bijgevolg een belangrijke rol bij het verzekeren van een uniform niveau in de analyseresultaten van officiële monsters.

Wederzijdse bijstand

46. De wederzijdse bijstand tussen de controleautoriteiten van de lidstaten is een essentieel element van de communautaire wetgeving. Deze bijstand moet een doeltreffende coördinatie waarborgen waar actie van meer dan één lidstaat is vereist (bv. in noodsituaties met diervoeders en levensmiddelen of gevallen van niet-naleving in twee of meer lidstaten).

Hoewel dit aspect in de wetgeving voor de diverse betrokken sectoren wordt behandeld, wordt het op diverse manieren opgevat, hetgeen leidt tot onnodige verschillen. In dit voorstel wordt een uniform systeem ingesteld op basis van de volgende beginselen:

a) De lidstaten dienen een contactinstantie aan te wijzen die tot taak heeft de communicatie te vergemakkelijken en te coördineren, en verzoeken om bijstand door te geven en te behandelen.

b) Na ontvangst van een gemotiveerd verzoek om bijstand moet de contactinstantie voeling nemen met de relevante autoriteiten die ervoor moeten zorgen dat de verzoekende partij alle noodzakelijke informatie en documenten krijgt die haar in staat stellen na te gaan of de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen is nageleefd.

c) Indien nodig moeten de betrokken partijen samen wegen en oplossingen zoeken om het probleem te verhelpen.

De procedure is van toepassing op de uitwisseling van alle informatie, met uitzondering van informatie die niet kan worden vrijgegeven omdat zij het voorwerp uitmaakt van een strafrechtelijke procedure.

Nationale controleplannen

47. Zoals hierboven uiteengezet, voorziet het voorstel in het opstellen van nationale controleplannen waarin het nationale controlesysteem en de controleactiviteiten op een algemene en volledige wijze worden beschreven. Deze plannen moeten worden ontwikkeld overeenkomstig de richtsnoeren die de Commissie in overleg met de lidstaten opstelt.

48. De lidstaten moeten jaarlijks verslag uitbrengen over de resultaten van de controles die in het voorafgaande jaar hebben plaatsgehad. Indien nodig moeten de controleplannen in het licht van deze resultaten worden aangepast. De Commissie zal dan regelmatig toezicht uitoefenen op de lidstaten op basis van deze geactualiseerde plannen.

Activiteiten van de Gemeenschap

49. Communautaire controles in de lidstaten

Tot dusver werden de controles in de lidstaten georganiseerd overeenkomstig de mandaten die de Commissie heeft op grond van de verschillende sectorale richtlijnen. Dit systeem maakte het niet steeds mogelijk de controlesystemen van de lidstaten op een omvattende manier te evalueren.

De creatie van een enkele wettelijke basis in dit voorstel en de opstelling van controleplannen zullen de communautaire controlediensten in staat stellen een algemene controle van de controlesystemen van de lidstaten te verrichten. Deze controles worden uniform uitgevoerd om na te gaan of het vereiste controleniveau door de bevoegde autoriteiten in de lidstaten wordt aangehouden. Indien nodig kunnen hierop nog meer specifieke controles en inspecties voor een specifieke sector of een bijzonder probleem volgen.

50. Communautaire controles in derde landen

Het volume van de diervoeder- en levensmiddelenimport is erg groot. Gezien de beschikbare middelen is het onmogelijk dat alle bedrijven uit derde landen die bij de export van diervoeders en levensmiddelen zijn betrokken, elk afzonderlijk door inspecteurs van het VVB systematisch worden gecontroleerd. Daarom voorziet het voorstel in een systeem dat de controleautoriteiten in derde landen ertoe verplicht te garanderen dat diervoeders en levensmiddelen die naar de EU worden uitgevoerd de communautaire wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen of daaraan gelijkwaardig te achten normen naleven.

Hiertoe eist het voorstel van derde landen een controleplan, vergelijkbaar met de voor de lidstaten geplande controleplannen, voor de producten die zij naar de EU exporteren. Deze plannen zullen de basis vormen voor daaropvolgende controles en inspecties door de Commissie, die zullen worden uitgevoerd in een multidisciplinair kader dat de voornaamste naar de EU exporterende sectoren bestrijkt. Waar nodig kunnen meer specifieke inspecties en controles van bepaalde sectoren door de controleteams van de Commissie worden uitgevoerd. Dezelfde principes zijn van toepassing op levende dieren en planten.

51. Controles door derde landen in de Gemeenschap

Op dezelfde manier als het VVB het recht heeft om in derde landen controles te verrichten om de naleving van de communautaire wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen (of van vergelijkbare normen in de derde landen) na te gaan, zo kunnen ook de autoriteiten van derde landen controles in de lidstaten verrichten. De ervaring heeft geleerd dat het soms nuttig is dat de controleurs uit derde landen bij hun bezoek aan de lidstaten vergezeld worden van vertegenwoordigers van het VVB. Deze vertegenwoordigers kunnen de lidstaten bijstaan bij het verstrekken van informatie en gegevens die op communautair niveau beschikbaar zijn en die in het kader van de door het derde land verrichte controle van nut zouden kunnen zijn. Dit voorstel voorziet in een procedure voor dergelijke bijstand.

De opleiding van controleurs

52. De geïntegreerde en omvattende aanpak van de veiligheid van diervoeders en levensmiddelen stelt hoge eisen aan de bekwaamheid en ervaring van de controleurs: zij moeten over een ruime kennis van de verschillende risico's (chemische, biologische en fysische) beschikken die langs de diervoeder- en levensmiddelenketen kunnen voorkomen. Zij moeten ook een begrip hebben van de marktmechanismen die het mogelijk maken ingrediënten van samengestelde producten uit verschillende bronnen te verkrijgen. Tegelijkertijd moeten zij geïnformeerd zijn over de specifieke problemen die samenhangen met specifieke productiemethoden. Zij moeten in staat zijn de niet-naleving van de veiligheidsvereisten voor diervoeders en levensmiddelen te bewijzen en frauduleuze praktijken aan het licht te brengen.

De moderne controletechnieken eisen van de diervoeder- en levensmiddelencontroleurs een hoge bekwaamheid zodat de controles doeltreffend, objectief en passend zijn. Dit is met name het geval voor de praktische evaluatie van risicoanalysemethoden en controletechnieken die door de levensmiddelenbedrijven worden aangewend.

De controle van de productie en het op de markt brengen van diervoeders en levensmiddelen vereist daarom een multidisciplinaire aanpak. De inspecteurs van diervoeders en levensmiddelen hebben behoefte aan voortdurende scholing en actualisering van hun kennis. Het is essentieel dat wettelijk in het nodige voorzien wordt om deze bijscholing mogelijk te maken. In dit voorstel wordt daarom de eis gesteld dat zowel op nationaal als op communautair niveau aangepaste opleidingsprogramma's worden ingesteld.

In dit verband is speciale aandacht besteed aan de organisatie van de opleiding op communautair niveau en zijn maatregelen getroffen om deze opleiding mogelijk te maken. Er dient bijvoorbeeld te worden verzekerd dat de evaluatie van de toepassing der HACCP-beginselen en de op grond daarvan door de evaluator getroffen besluiten geschieden op basis van een standaardprocedure die voor alle lidstaten evenzeer van toepassing is. De organisatie van opleidingscursussen wordt voor een later besluit opengelaten, maar er kan gedacht worden aan de oprichting van een opleidingscentrum onder auspiciën van de Commissie, binnen de perken van de beschikbare personele en financiële middelen. Daartoe kunnen gerenommeerde deskundigen op het gebied van de controle van diervoeders en levensmiddelen en de diverse controletechnieken worden uitgenodigd. Controleurs uit de lidstaten, maar ook uit derde landen en in het bijzonder uit ontwikkelingslanden kunnen worden uitgenodigd aan de cursussen deel te nemen.

Handhaving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen

53. Nationale handhavingsmaatregelen

Om een hoog niveau van volksgezondheids- en consumentenbescherming te garanderen en te handhaven moet de bevoegde autoriteit passende handhavingsmaatregelen ook daadwerkelijk kunnen treffen om niet-naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen te bestraffen.

De verantwoordelijkheid voor de uitvoering en handhaving van de communautaire wetgeving berust in de eerste plaats bij de lidstaten. Overeenkomstig artikel 10 van het EG-Verdrag treffen de lidstaten alle maatregelen die noodzakelijk zijn om de toepassing en de doeltreffendheid van de communautaire wetgeving te verzekeren. Deze maatregelen omvatten in elk geval doeltreffende, evenredige en afschrikkende straffen (arrest van het Hof van 10 juli 1990 in zaak C-326/88). Deze maatregelen kunnen administratieve of strafrechtelijke sancties omvatten en worden opgelegd door de bevoegde autoriteiten in de lidstaten.

54. Administratieve handhavingsmaatregelen

De administratieve handhavingsmaatregelen staan in min of meerdere mate beschreven in communautaire wetsbesluiten zoals de veterinaire wetgeving (Richtlijnen 89/662/EEG en 97/78/EG), de wetgeving inzake diervoeders (artikel 13 van Richtlijn 95/53/EEG) en de wetgeving inzake levensmiddelen (artikel 10 van Richtlijn 89/397/EEG). In deze communautaire wetgeving gaan deze maatregelen van een eenvoudige eis tot het "nemen [van] de noodzakelijke maatregelen" (artikel 10 van Richtlijn 89/397/EEG) tot actie op het niveau van de producten (uit de handel nemen, vernietiging, hygiëneprocedures, enz.) of op het niveau van de betrokken producenten (corrigerende acties, tijdelijke of definitieve sluiting van een levensmiddelenbedrijf). De nationale wetgeving kan uiteraard nog verdere administratieve sancties van andere aard opleggen.

Dergelijke administratieve maatregelen zijn door hun directe impact op de bedrijven een machtig instrument en hebben bij oordeelkundig gebruik een sterk afschrikkend effect. In dit voorstel wordt daarom de noodzaak tot het treffen van administratieve handhavingsmaatregelen door de lidstaten opnieuw bevestigd. Het voorstel streeft er ook naar te garanderen dat deze eis van toepassing is op alle diervoeder- en levensmiddelenbedrijven op alle niveaus van de diervoeder- en levensmiddelenketen.

55. Strafrechtelijke sancties

Er bestaat onzekerheid in de communautaire wetgeving wat betreft de verplichting van de lidstaten om te voorzien in strafrechtelijke sancties. Daarnaast bestaat er geen minimumnorm om te bepalen waarin precies een overtreding van de voeder- en voedselveiligheid bestaat.

In vele gevallen zullen alleen strafrechtelijke sancties een afdoend afschrikkend effect hebben. Het voorzien in dergelijke sancties drukt een sociale afkeuring uit die kwalitatief verschilt van het effect van administratieve handhavingsmaatregelen. Daarbij komt de garantie van onpartijdigheid van de onderzoekende autoriteiten, aangezien de autoriteiten die een strafrechtelijk onderzoek instellen verschillen van de autoriteiten die de exploitatievergunning hebben verleend.

Daarom moet een basislijst worden overeengekomen van ernstige inbreuken op de communautaire wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen of op regelgeving die door de lidstaten is aangenomen om deze wetgeving na te leven, waarna voor de lidstaten de verplichting bestaat om strafrechtelijke sancties op te leggen. Deze lijst neemt de vorm aan van een lijst met ernstige, opzettelijk of door grove nalatigheid gepleegde, inbreuken op de communautaire wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen, waarna voor de lidstaten de verplichting bestaat om te voorzien in strafrechtelijke sancties. Het betreft hier inbreuken die de veiligheid van diervoeders en levensmiddelen en daarmee de volksgezondheid het meest in gevaar kunnen brengen.

Het voorstel bepleit het vastleggen van een strafrechtelijke minimumnorm voor de bescherming van diervoeders en levensmiddelen, inclusief diergezondheid en dierenwelzijn. Het bestrijkt niet alle activiteiten die door de communautaire wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen worden geregeld, maar alleen ernstige inbreuken die kunnen leiden tot het in de handel brengen van diervoeders of levensmiddelen die onveilig zijn in de zin van de artikelen 14 en 15 van Verordening (EG) nr. 178/2002.

De inbreuken die in dit voorstel worden genoemd, zijn inbreuken die uiteindelijk kunnen leiden tot het op de markt brengen van onveilige diervoeders of levensmiddelen. Gezien de ernst van de bedreiging die zij vormen voor de volksgezondheid, is het van belang dat deze inbreuken uit zichzelf strafbaar zijn, ongeacht het feit of ze nu uiteindelijk leiden of niet tot het in de handel brengen van onveilige diervoeders of levensmiddelen.

De lidstaten kunnen vanzelfsprekend aanvullende inbreuken in de lijst opnemen en/of voorzien in verschillende aanvullende typen van handhavingsmaatregelen en straffen. De lidstaten kunnen bijvoorbeeld besluiten natuurlijke personen onbekwaam te verklaren voor het oprichten of besturen van een bedrijf of enige andere vorm van onderneming.

De aard van de strafmaatregelen kan alleen door de lidstaten bij nationale wet worden vastgesteld. Om dezelfde reden geeft de verordening geen regelgeving voor kwesties als strafrechtelijke onderzoeken, vervolgingen of procedures. Het komt de autoriteiten in de lidstaten toe te besluiten of de inbreuken die in de verordening worden genoemd in elk geval strafrechtelijk vervolgd moeten worden, dan wel of de bevoegde autoriteit in minder ernstige gevallen, waar de impact op de veiligheid van diervoeders en levensmiddelen te verwaarlozen is, kan afzien van het voorzien in strafrechtelijke sancties.

Wat natuurlijke personen betreft, verplicht het voorstel de lidstaten ertoe te voorzien in doeltreffende, afschrikkende en evenredige strafrechtelijke sancties tegen de genoemde inbreuken op de communautaire wetgeving. Om een hoog niveau van veiligheid van diervoeders en levensmiddelen te garanderen, is het van belang ook te voorzien in sancties voor medeplichtigheid aan (deelname aan en aansporing tot) de genoemde overtredingen. In ernstige gevallen moeten de lidstaten voorzien in gevangenisstraffen; zij beschikken echter over een ruime beslissingsbevoegdheid om te bepalen welke gevallen zo ernstig zijn.

Wat rechtspersonen betreft, is het voor de afdwingbaarheid van de communautaire wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen van essentieel belang dat rechtspersonen verantwoordelijk kunnen worden gesteld en dat strafmaatregelen tegen rechtspersonen kunnen worden getroffen. Voor sommige lidstaten kan het echter moeilijk zijn strafmaatregelen tegen rechtspersonen te treffen zonder eerst de fundamentele beginselen van hun nationale rechtssystemen te veranderen. Deze lidstaten kunnen derhalve voorzien in andere dan strafrechtelijke maatregelen, zolang deze maar doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. Men kan hier bijvoorbeeld denken aan niet-strafrechtelijke boeten, gerechtelijke controle, het opleggen van een gerechtelijk bevel tot liquidatie, of uitsluiting van het recht op openbare voordelen of steun.

De Commissie is de mening toegedaan dat dergelijke maatregel verantwoord is om te garanderen dat de normen voor de veiligheid van diervoeders en levensmiddelen in heel de EU door middel van een geharmoniseerde aanpak in alle lidstaten worden nageleefd. Deze doelstelling wordt het best bereikt door een communautaire aanpak overeenkomstig artikel 5, tweede alinea, van het EG-Verdrag.

56. Communautaire vrijwaringsmaatregelen

De procedure van artikel 226 van het EG-Verdrag (inbreukprocedure) biedt de Commissie een hulpmiddel om op te treden tegen lidstaten die de communautaire wetgeving niet naleven.

Hoewel deze procedure een geducht instrument is, maken de ermee verbonden termijnbeperkingen dat het een weinig praktisch middel is wanneer een inbreuk op de communautaire wetgeving onmiddellijke actie vereist voor de vrijwaring van de veiligheid van diervoeders en levensmiddelen. De "beschermende maatregel" die is aangenomen bij Verordening (EG) nr. 178/2002 maakt het alleen dan mogelijk dat maatregelen worden getroffen, indien het bewijs is geleverd dat diervoeders of levensmiddelen die op de markt zijn gebracht een ernstig risico vormen voor de menselijke gezondheid, de diergezondheid of het milieu, en dat dit risico niet met de door de betrokken lidstaat of lidstaten getroffen maatregelen op voldoende wijze onder controle kan worden gebracht. Deze maatregel stelt de Commissie echter niet in staat actie te ondernemen indien er een duidelijk bewijs is dat het controlesysteem van een lidstaat ernstige tekortkomingen vertoont en ongeschikt is om de communautaire wetgeving op een afdoende manier uit te voeren waardoor eventueel de veiligheid van diervoeders en levensmiddelen op een meer algemene wijze in gevaar wordt gebracht.

Dit voorstel voegt een nieuwe dimensie toe aan de bestaande vrijwaringsmaatregel in Verordening (EG) nr. 178/2002. Het introduceert een hulpmiddel dat de Commissie in staat moet stellen actie te ondernemen indien er een bewijs is dat het controlesysteem van een lidstaat tekortkomingen vertoont. Dit kan onder meer omvatten: de opschorting voor de betrokken lidstaat van het in de handel brengen van bepaalde diervoeders en levensmiddelen, het opleggen van speciale voorwaarden voor bepaalde diervoeders of levensmiddelen, of het treffen van elke andere voorlopige maatregel met het oog op de bescherming van de menselijke gezondheid, de diergezondheid en het dierenwelzijn.

Bijzondere en afwijkende behandeling

57. In artikel 10 van de overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen van de Wereldhandelsorganisatie is bepaald dat bij de voorbereiding van sanitaire en fytosanitaire maatregelen de lidstaten rekening moeten houden met de speciale behoeften van de ontwikkelingslanden, en in het bijzonder met die van de minst ontwikkelde lidstaten.

De EU voert grote hoeveelheden diervoeders en levensmiddelen uit de ontwikkelingslanden in. Deze landen vallen onder dezelfde algemene vereisten die zijn neergelegd in Verordening (EG) nr. 178/2002, met name dat derde landen moeten verzekeren dat diervoeders en levensmiddelen die naar de EU worden uitgevoerd, beantwoorden aan de relevante normen van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen, of voldoen aan voorwaarden die door de Gemeenschap zijn erkend als ten minste daaraan gelijkwaardig, of in overeenstemming zijn met de vereisten die vervat zijn in een specifieke overeenkomst tussen de Gemeenschap en het exporterende land, indien zulk een overeenkomst bestaat.

Hoewel het onmogelijk is afwijkingen toe te staan van de gezondheidsnormen die de communautaire wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen hanteert, kunnen toch een aantal activiteiten worden overwogen die de ontwikkelingslanden moeten helpen om de vereiste waarborgen te bieden. In het voorstel worden hiertoe een aantal procedures ingevoerd. Dit impliceert onder meer de invoering in fasen van de eis tot het indienen van een controleprogramma, steun voor het opzetten van een controleprogramma, het stimuleren van tweelingprojecten tussen ontwikkelingslanden en lidstaten, het sturen van deskundigen van de Gemeenschap ter plaatse om te assisteren bij de organisatie van officiële controles.

Financiële maatregelen

58. Het voorstel omvat een aantal activiteiten die financiële steun van de Gemeenschap vereisen. Het betreft in het bijzonder:

- de aanwijzing van nieuwe referentielaboratoria;

- het opzetten van een gegevensbank met landenprofielen;

- de deelname van nationale deskundigen aan missies van het Voedsel- en Veterinair Bureau;

- de uniformisering van de methoden voor bemonstering en analyse, in het bijzonder door het vaststellen op criteria gebaseerde prestatienormen;

- steun voor ontwikkelingslanden;

- het opzetten van opleidingsfaciliteiten voor controlepersoneel van de lidstaten en van derde landen;

- studies, conferenties en publicaties over de veiligheid van diervoeders en levensmiddelen.

Momenteel bedraagt het jaarlijkse communautaire budget voor controles op de veiligheid van diervoeders en levensmiddelen ongeveer drie miljoen euro. De uitvoering van alle hierboven genoemde maatregelen zou betekenen dat dit bedrag tot ongeveer 16 miljoen euro per jaar (of 95 miljoen euro over zes jaar) moet worden opgetrokken. Van deze 16 miljoen euro zijn 7,5 miljoen euro bedoeld voor de opleiding van controlepersoneel van de lidstaten, de kandidaat-lidstaten en derde landen voor de (nieuwe) communautaire maatregelen inzake de bescherming van diervoeders en levensmiddelen.

Deze maatregel moet worden beschouwd als de uitvoering van actie 79 van het witboek over voedselveiligheid waarmee is gezorgd voor een rechtsgrond voor voldoende communautaire financiële steun voor maatregelen die noodzakelijk zijn om de voedselveiligheid te vergroten.

Uitvoeringsmaatregelen

59. De voorgestelde voorschriften bestrijken een ruim gebied met inbegrip van officiële controles van alle diervoeders en levensmiddelen in alle stadia van de voedselketen in de Gemeenschap of die voor import aan de buitengrenzen van de Gemeenschap worden aangeboden. Deze voorschriften kunnen echter niet alle details van de officiële controles bestrijken. Zij moeten daarom gelden als een kader waarbinnen de essentiële vereisten zijn vervat op basis waarvan indien nodig meer gedetailleerde voorschriften kunnen worden ontwikkeld om een eenvormige toepassing van de wetgeving in de lidstaten te verzekeren. Om deze reden is voorzien in de opstelling van uitvoeringsvoorschriften overeenkomstig de regelgevingsprocedure van artikel 5 van Besluit 1999/468/EG van de Raad.

Reikwijdte van de voorgestelde verordening

60. De beginselen van dit voorstel zijn algemeen toepasselijk op alle wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen, en ook op de wetgeving inzake diergezondheid en dierenwelzijn. Rekening houdend evenwel met het feit dat voor bepaalde aspecten van de levensmiddelenwetgeving reeds omvattende en specifieke controlemaatregelen bestaan, moet de voorgestelde verordening met deze verworvenheden rekening houden.

Dit betekent dat dit voorstel zich niet uitstrekt tot het toezicht op de naleving van de regelgeving die in het kader van de gemeenschappelijke landbouwmarkt (bv. voor landbouwgewassen, wijn, olijfolie, groenten en fruit, hopplanten, melk en melkproducten, rund- en kalfsvlees, schapenvlees, geitenvlees en honing) van kracht is, en waarvoor reeds een goed functionerend en specifiek controlesysteem bestaat. Daarnaast verschillen het oogmerk en de doelstellingen van het voorstel van het oogmerk en de doelstellingen van de controles die van toepassing zijn op de gemeenschappelijke landbouwmarkt.

De hierna genoemde wetgeving bevat specifieke maatregelen voor het toezicht op de naleving van de erin vervatte vereisten:

- Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen, [14]

[14] PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.

- Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen [15],

[15] PB L 198 van 22.7.1991, blz. 1.

- Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen [16], en

[16] PB L 208 van 24.7.1992, blz. 1.

- Verordening (EG) nr. 2082/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de specificiteitscertificering voor landbouwproducten en levensmiddelen [17].

[17] PB L 208 van 24.7.1992, blz. 9.

Dit voorstel moet flexibel genoeg zijn om rekening te houden met de specifieke aard van deze gebieden.

De structuur van de toekomstige communautaire voorschriften voor de controles van diervoeders en levensmiddelen

61. Bijgaand voorstel stelt algemene regels op die van toepassing zijn op de officiële controles van alle diervoeders en levensmiddelen in elk stadium van de productie, verwerking en distributie, hetzij binnen de EU, hetzij uitgevoerd naar of geïmporteerd uit derde landen. Naast deze algemene voorschriften moet rekening worden gehouden met het feit dat specifieke problemen specifieke oplossingen behoeven. Er moet daarom ruimte bestaan voor meer specifieke controlemaatregelen om een hoog niveau van bescherming te blijven waarborgen. In dit verband is het duidelijk dat de bestaande meer specifieke controlevoorschriften gehandhaafd dienen te blijven. Het betreft bijvoorbeeld:

- Richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van ß-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG [18],

[18] PB L 125 van 23.5.1996, blz. 3.

- Richtlijn 96/23/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in producten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG [19],

[19] PB L 125 van 23.5.1996, blz. 10.

- Verordening (EG) nr. ../.. van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de organisatie van officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong [20],

[20] COM (2000) 438, doc. 2000/0180 (COD).

- Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën [21],

[21] PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1.

- Verordening (EG) nr. ../.. van het Europees Parlement en de Raad inzake de bestrijding van salmonella en andere door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers en houdende wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG, 72/462/EEG en 90/539/EEG van de Raad [22],

[22] COM (2001).

- Richtlijn 86/362/EEG van de Raad van 24 juli 1986 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op granen [23] en Richtlijn 90/642/EEG van de Raad van 27 november 1990 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit [24] en de uitvoeringsbepalingen daarvan,

[23] PB L 221 van 7.8.1986, blz. 37.

[24] PB L 350 van 14.12.1990, blz. 71.

- Richtlijn 92/1/EEG van de Commissie van 13 januari 1992 betreffende de temperatuurcontrole in vervoermiddelen en in opslagruimten van voor menselijke voeding bestemde diepvriesproducten [25] en Richtlijn 92/2/EEG van de Commissie van 13 januari 1992 tot vaststelling van de monsternemingsprocedure en de communautaire analysemethode voor de officiële controle van de temperatuur van diepvriesproducten die voor de menselijke voeding zijn bestemd [26].

[25] PB L 34 van 11.2.1992, blz. 29.

[26] PB L 34 van 11.2.1992, blz. 30.

Ook is niet uit te sluiten dat in de toekomst nieuwe voorschriften moeten worden ontwikkeld indien zich speciale problemen voordoen. In voorkomend geval zullen voorstellen ter zake worden ingediend.

2003/0030 (COD)

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van inzake officiële controles van diervoeders en levensmiddelen

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 37, 95 en 152, lid 4, onder b),

Gezien het voorstel van de Commissie [27],

[27] PB C [...], [...], blz. [...]

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [28],

[28] PB C [...], [...], blz. [...]

Gezien het advies van het Comité van de Regio's [29],

[29] PB C [...], [...], blz. [...]

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Diervoeders en levensmiddelen moeten veilig en gezond zijn. De communautaire wetgeving bevat een stelsel van voorschriften die moeten verzekeren dat deze doelstelling wordt verwezenlijkt. Deze voorschriften bestrijken ook de productie en het in de handel brengen van diervoeders en van levensmiddelen.

(2) De basisregels met betrekking tot wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen zijn vastgelegd in Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden [30].

[30] PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(3) Naast deze basisvoorschriften is er ook meer specifieke wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen, die verschillende terreinen bestrijkt, zoals diervoeding (ook met medicinale werking), diervoeder- en voedselhygiëne, zoönosen, bijproducten van dieren, residuen en verontreinigende stoffen, controle en uitroeiing van dierziekten die van invloed kunnen zijn op de volksgezondheid, etikettering van diervoeders en levensmiddelen, pesticiden, diervoeder- en levensmiddelenadditieven, vitaminen, minerale zouten, sporenelementen en andere additieven, materiaal dat met levensmiddelen in aanraking is geweest, kwaliteit en eisen betreffende de samenstelling, drinkwater, ionisering, nieuwe levensmiddelen en genetisch gemodificeerde organismen (GGO's).

(4) Daarnaast zijn diergezondheid en dierenwelzijn ook belangrijke factoren die bijdragen tot de kwaliteit en de veiligheid van levensmiddelen.

(5) De communautaire wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen is gebaseerd op het beginsel dat de exploitanten van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven ervoor moeten zorgen dat de diervoeders en levensmiddelen in alle stadia van de productie, verwerking en distributie in de bedrijven onder hun beheer voldoen aan de voorschriften van de diervoeder- en levensmiddelenwetgeving die van toepassing is op hun bedrijvigheid.

(6) De lidstaten handhaven de diervoeder- en levensmiddelenwetgeving en gaan na of de exploitanten van levensmiddelenbedrijven en diervoederbedrijven de toepasselijke voorschriften van de levensmiddelenwetgeving in alle stadia van de productie, verwerking en distributie naleven. Tot dit doel moeten officiële controles worden uitgevoerd.

(7) Er moet een communautair kader worden opgezet voor de organisatie van officiële controles voor alle aspecten van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen, met inbegrip van diergezondheid en dierenwelzijn.

(8) In het algemeen moet dit communautaire kader geen officiële controles omvatten met betrekking tot voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen, aangezien deze controles reeds op voldoende wijze bestreken worden door Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen [31]. Bepaalde aspecten van deze verordening moeten echter ook van toepassing zijn op de sector gezondheid van planten en in het bijzonder aspecten die verband houden met het opstellen van nationale controleplannen en het opzetten van communautaire inspecties binnen de lidstaten en in derde landen. Derhalve is het aangewezen Richtlijn 2000/29/EG dienovereenkomstig aan te passen.

[31] PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1. Richtlijn, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/36/EG van de Commissie (PB L 116 van 3.5.2002, blz. 16).

(9) Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen [32], Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen [33], en Verordening (EG) nr. 2082/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de specificiteitscertificering voor landbouwproducten en levensmiddelen [34] bevatten specifieke maatregelen voor het toezicht op de naleving van de erin vervatte vereisten. Deze vereisten van deze verordening moeten flexibel genoeg zijn om rekening te houden met de specifieke aard van deze gebieden.

[32] PB L 198 van 22.7.1991, blz. 28. Verordening, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 436/2001 van de Commissie (PB L 63 van 3.3.2001, blz. 16).

[33] PB L 208 van 24.7.1992, blz. 1. Verordening, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2796/2000 van de Commissie (PB L 324 van 21.12.2000, blz. 26).

[34] PB L 208 van 24.7.1992, blz. 9. Verordening, laatstelijk gewijzigd door de Akte betreffende de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden.

(10) Voor het toezicht op de naleving van de regelgeving die in het kader van de gemeenschappelijke landbouwmarkt (bv. voor landbouwgewassen, wijn, olijfolie, groenten en fruit, hopplanten, melk en melkproducten, rund- en kalfsvlees, schapenvlees, geitenvlees en honing) van kracht is, bestaat reeds een goed functionerend en specifiek controlesysteem. Om die reden moet deze verordening niet van toepassing zijn op deze gebieden; daarnaast verschillen ook de doelstellingen van deze verordening van de doelstellingen van de controlemechanismen die van toepassing zijn op de gemeenschappelijke landbouwmarkt.

(11) De voor officiële controles bevoegde autoriteiten moeten aan een aantal operationele criteria voldoen die hun doeltreffendheid en onpartijdigheid moeten garanderen. Zij dienen over voldoende goed opgeleide en ervaren medewerkers te beschikken, alsmede over de nodige faciliteiten en uitrusting om hun taken naar behoren te kunnen vervullen.

(12) De officiële controles moeten worden uitgevoerd met aangepaste, daartoe ontwikkelde methoden en zij omvatten de controles in het kader van de normale bewaking en meer intensieve controles zoals inspecties, verificaties, audits, bemonstering, onderzoek van monsters. De correcte toepassing van deze methoden vereist een aangepaste opleiding van het met de officiële controles belaste personeel. Opleiding is ook noodzakelijk om te verzekeren dat de bevoegde autoriteiten op uniforme wijze beslissingen nemen, in het bijzonder inzake de toepassing van de HACCP (Hazard Analysis and Critical Control Points)-beginselen.

(13) De frequentie van officiële controles moet regelmatig zijn en in verhouding staan tot het risico, rekening houdende met de resultaten van de controles van exploitanten van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven in het kader van HACCP-gebaseerde controleprogramma's of programma's voor kwaliteitsborging, voor zover deze bedoeld zijn voor de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen. Waar nodig moeten ad-hoc-controles worden uitgevoerd indien een vermoeden bestaat dat de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen niet wordt nageleefd.

(14) De officiële controles moeten plaatsvinden op basis van gedocumenteerde procedures met het oog op eenvormigheid en een constante kwaliteit ervan.

(15) De bevoegde autoriteiten zien erop toe dat, wanneer verschillende diensten bij het uitvoeren van de controles betrokken zijn, gezorgd wordt voor de invoering en de toepassing van adequate coördinatieprocedures.

(16) De bevoegde autoriteiten moeten er ook voor zorgen dat waar de bevoegdheid tot het uitvoeren van officiële controles van het centrale niveau aan een regionaal of lokaal niveau is gedelegeerd, er een doeltreffende en efficiënte coördinatie plaatsvindt tussen het centrale niveau en het regionale of lokale niveau.

(17) Laboratoria die betrokken zijn bij de analyse van officiële monsters dienen internationaal goedgekeurde procedures of op criteria gebaseerde prestatienormen te volgen en zo veel mogelijk gevalideerde analysemethoden te gebruiken.

(18) De aanwijzing van communautaire en nationale referentielaboratoria moet bijdragen tot een hoge kwaliteit en uniformiteit van de analyseresultaten. Dit doel kan worden bereikt door de toepassing van gevalideerde analysemethoden, door het verzekeren van referentiemateriaal, het opzetten van vergelijkende tests en de opleiding van laboratoriumpersoneel.

(19) De activiteiten van de referentielaboratoria moeten alle aspecten van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen beslaan, in het bijzonder die gebieden waar behoefte is aan precieze analytische en diagnostische resultaten. Hieronder valt ook de diergezondheid, gezien het belang ervan voor de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen.

(20) Voor een aantal activiteiten die verband houden met officiële controles heeft de Europese Commissie voor Normalisatie (CEN) Europese normen (EN) ontwikkeld die geschikt zijn voor de doeleinden van deze verordening. Deze Europese normen (EN) hebben voornamelijk betrekking op de werking en de evaluatie van de onderzoekslaboratoria en op de werking en de erkenning van de controleorganen. Ook door de Internationale Organisatie voor Normalisatie/ISO en de Internationale Vereniging voor Theoretische en Toegepaste Scheikunde/IUPAC zijn internationale normen opgesteld. Deze normen kunnen in bepaalde goed gedefinieerde gevallen passen voor de doelstellingen van deze verordening, rekening houdend met het feit dat in de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen criteria voor de prestaties zijn vastgesteld om flexibiliteit en kosteneffectiviteit te verzekeren.

(21) Er dienen regelingen getroffen te worden voor het delegeren van bevoegdheden inzake het verrichten van specifieke controleopdrachten van de bevoegde autoriteit naar een niet-gouvernementeel orgaan, en betreffende de voorwaarden waaronder deze delegatie kan plaatsvinden.

(22) Er dienen passende procedures te zijn voor samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten in de lidstaten, met name indien bij officiële controles blijkt dat diervoeder- en levensmiddelenproblemen zich tot meerdere lidstaten uitstrekken. Om deze samenwerking te vergemakkelijken, dienen de lidstaten een of meer contactinstanties aan te wijzen die tot taak hebben het doorgeven en behandelen van verzoeken om bijstand te coördineren.

(23) Overeenkomstig artikel 50 van Verordening 178/2002 stellen de lidstaten de Commissie in kennis van elke beschikbare informatie inzake een ernstig direct of indirect risico voor de menselijke gezondheid uitgaand van diervoeders of levensmiddelen.

(24) Het is van belang uniforme procedures in te stellen voor de controle van de invoer naar het grondgebied van de Gemeenschap van diervoeders en levensmiddelen uit derde landen, rekening houdende met het feit dat geharmoniseerde invoerprocedures reeds bestaan voor:

- levensmiddelen van dierlijke oorsprong die vallen onder Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht [35],

[35] PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9.

- levende dieren die vallen onder Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG [36].

[36] PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56. Richtlijn, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 96/43/EG (PB L 162 van 1.7.1996, blz. 1).

Deze procedures functioneren goed en dienen gehandhaafd te blijven.

(25) De in Richtlijn 97/78/EEG bedoelde controles op diervoeders en levensmiddelen uit derde landen zijn beperkt tot de veterinaire aspecten. Het is noodzakelijk deze controles aan te vullen met officiële controles die niet-veterinaire aspecten bestrijken, zoals controles van additieven, etikettering, traceerbaarheid, bestraling van levensmiddelen en van materiaal dat met levensmiddelen in aanraking is geweest.

(26) De communautaire wetgeving voorziet ook in procedures voor de controle van geïmporteerde diervoeders krachtens Richtlijn 95/53/EG van de Raad van 25 oktober 1995 tot vaststelling van de beginselen inzake de organisatie van de officiële controles op het gebied van diervoeding [37]. Deze richtlijn omvat beginselen en procedures die door de lidstaten voor het in het vrije verkeer brengen van geïmporteerde diervoeders moeten worden toegepast.

[37] PB L 265 van 8.11.1995, blz. 17. Richtlijn, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/46/EG (PB L 234 van 1.9.2001, blz. 55).

(27) Het is passend om communautaire voorschriften op te stellen om te verzekeren dat diervoeders en levensmiddelen uit derde landen officieel gecontroleerd worden voor zij in de Gemeenschap vrij op de markt komen. Er dient speciaal aandacht te worden besteed aan invoercontroles op diervoeders en levensmiddelen waarvoor eventueel een verhoogd besmettingsrisico bestaat.

(28) Er dient ook te worden voorzien in de organisatie van officiële controles van diervoeders en levensmiddelen die naar het grondgebied van de Gemeenschap worden ingevoerd onder andere douaneprocedures dan vrij verkeer, en in het bijzonder onder de douaneprocedures die vermeld worden in artikel 4, lid 16, onder b) tot f), van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek [38], of die in vrije zones of vrije entrepots worden ingevoerd. Hieronder valt ook de invoer van diervoeders en levensmiddelen uit derde landen door passagiers van internationale vervoermiddelen en door pakjes die per post zijn verzonden.

[38] PB L 311 van 12.12.2000, blz. 17.

(29) Voor officiële controles van diervoeders en levensmiddelen moet het communautaire grondgebied worden gedefinieerd waarbinnen de regelgeving van toepassing is, zodat wordt gegarandeerd dat diervoeders en levensmiddelen die naar dat grondgebied worden ingevoerd onderworpen worden aan de in deze verordening voorgeschreven controles. Dit grondgebied is niet noodzakelijk identiek met het grondgebied als bedoeld in artikel 299 van het Verdrag, of als bedoeld in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad.

(30) Om een meer efficiënte organisatie van de officiële controles van diervoerders en levensmiddelen uit derde landen te verzekeren en om de handelsstromen te vergemakkelijken kan het nodig zijn specifieke punten van binnenkomst aan te wijzen voor diervoeders en levensmiddelen uit derde landen die naar het grondgebied van de Gemeenschap worden ingevoerd. Zo kan het ook noodzakelijk zijn voorafgaande kennisgeving te verlangen van de aankomst van goederen in het grondgebied van de Gemeenschap.

(31) Bij het vaststellen van regelgeving voor de officiële controles van diervoeders en levensmiddelen uit derde landen moet worden verzekerd dat de bevoegde autoriteiten en de douaneautoriteiten samenwerken, rekening houdend met de ter zake reeds bestaande regelgeving van Verordening (EEG) nr. 339/93 van de Raad van 8 februari 1993 betreffende controles op de overeenstemming van uit derde landen ingevoerde producten met de op het gebied van de productveiligheid toepasselijke voorschriften [39].

[39] PB L 40 van 17.2.1993, blz. 1.

(32) Voor de organisatie van officiële controles moeten passende financiële middelen ter beschikking worden gesteld. Indien van exploitanten van diervoeder- of levensmiddelenbedrijven een inspectievergoeding wordt gevraagd, moeten daarvoor gemeenschappelijke criteria worden toegepast. Het is derhalve passend criteria vast te stellen voor het bepalen van de hoogte van de inspectievergoeding. Wat de inspectievergoedingen voor invoercontroles betreft, is het met het oog op een uniforme toepassing en om handelsverstoringen te vermijden noodzakelijk voor de voornaamste invoerproducten de tarieven rechtstreeks vast te stellen.

(33) De communautaire wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen voorziet in de registratie of erkenning van bepaalde diervoeder- en levensmiddelenbedrijven door de bevoegde autoriteit. Dit geldt met name voor:

- Verordening (EG) nr. .../... van het Europees Parlement en de Raad inzake levensmiddelenhygiëne [40];

[40] PB L .... .

- Verordening (EG) nr. .../... van het Europees Parlement en de Raad houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong [41];

[41] PB L .... .

- Richtlijn 95/69/EG van de Raad van 22 december 1995 houdende vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor de erkenning en registratie van bedrijven en tussenpersonen in de sector diervoeding en tot wijziging van de Richtlijnen 70/524/EEG, 74/63/EEG, 79/373/EEG en 82/471/EEG [42].

[42] PB L 332 van 30.12.1995, blz. 5. Richtlijn, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 1999/20/EG (PB L 80 van 25.3.1999, blz. 20).

Er moet worden gezorgd voor procedures om deze registratie en erkenning van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven op een efficiënte en transparante manier te laten gebeuren.

(34) Om een globale en uniforme aanpak van officiële controles op diervoeders en levensmiddelen te verzekeren, moeten de lidstaten aan de hand van de algemene richtsnoeren die op communautair niveau zijn opgesteld nationale controleplannen instellen en toepassen. Deze moeten een samenhangende nationale aanpak bevorderen, in het licht van de risico's prioriteiten vaststellen en de meest efficiënte controleprocedures bepalen. Een communautaire strategie moet een omvattende, geïntegreerde aanpak van de uitvoering van de controles mogelijk maken.

(35) De nationale controleplannen moeten de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen bestrijken, en ook de wetgeving inzake diergezondheid en dierenwelzijn.

(36) De nationale controleplannen moeten een solide basis bieden voor de inspecties in de lidstaten door de inspectiediensten van de Commissie. Deze controleplannen moeten de inspectiediensten van de Commissie in staat stellen na te gaan of de officiële controles in de lidstaten georganiseerd zijn overeenkomstig de in deze verordening vastgelegde criteria. Waar nodig, en met name in gevallen waar de audits van de lidstaten tekortkomingen of fouten ten opzichte van de nationale controleplannen aan het licht brengen, moeten gedetailleerde inspecties en audits worden verricht.

(37) De lidstaten dienen jaarlijks bij de Commissie een verslag in te dienen met informatie over de tenuitvoerlegging van de nationale controleplannen. Dit verslag dient de resultaten van de officiële controles en audits gedurende het voorafgaande jaar te bevatten, en indien nodig de aanpassingen van het oorspronkelijke controleprogramma naar aanleiding van deze resultaten.

(38) De communautaire controles in de lidstaten moeten de inspectiediensten van de Commissie in staat stellen na te gaan of de diervoeder- en levensmiddelenwetgeving en de wetgeving inzake diergezondheid en dierenwelzijn in heel de Gemeenschap op een uniforme en correcte manier worden uitgevoerd.

(39) Communautaire controles in derde landen zijn vereist om na te gaan of de communautaire wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de wetgeving inzake diergezondheid en dierenwelzijn, of wetgeving van een vergelijkbaar niveau, worden nageleefd. Derde landen kan tevens worden verzocht om controleplannen op te stellen, vergelijkbaar met de voor de lidstaten bedoelde controleplannen, voor de diervoeders en levensmiddelen die zij naar de EU exporteren. Deze plannen, die overeenkomstig de communautaire richtsnoeren moeten worden opgesteld, moeten de basis vormen voor daaropvolgende inspecties door de Commissie, die moeten worden uitgevoerd in een multidisciplinair kader dat de voornaamste naar de EU exporterende sectoren bestrijkt. Deze ontwikkeling moet een vergemakkelijking van de huidige regeling mogelijk maken, waardoor een efficiënte samenwerking voor de controle moet bevorderd worden en zo ook de handelsstromen worden begunstigd.

(40) Om voor geïmporteerde diervoeders en levensmiddelen de naleving van of de gelijkwaardigheid met de communautaire wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen te verzekeren zijn procedures nodig om invoervoorwaarden en indien nodig certificeringsvereisten vast te stellen.

(41) Inbreuken op de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen kunnen een bedreiging vormen voor de gezondheid van mens en dier en voor het dierenwelzijn. In deze gevallen moeten daarom in heel de Gemeenschap doeltreffende, ontradende en evenredige strafmaatregelen worden getroffen op nationaal niveau.

(42) Deze maatregelen moeten administratieve maatregelen van de bevoegde autoriteiten in de lidstaten omvatten die tot dit doel over de passende procedures moeten beschikken. Deze procedures hebben het voordeel dat snelle actie mogelijk is om de situatie weer in orde te brengen.

(43) De ervaring heeft uitgewezen dat de bestaande regelingen voor sancties niet altijd voldoende zijn geweest om de naleving van de communautaire wetgeving te verzekeren. Deze naleving kan en moet worden aangescherpt door het opleggen van strafrechtelijke sancties die een sociale afkeuring uitdrukken die kwalitatief verschilt van het effect van administratieve sancties of van een compensatieregeling naar burgerlijk recht.

(44) Indien het opleggen van sancties aan het gerecht en niet aan de administratieve overheid wordt toevertrouwd, betekent dit dat de verantwoordelijkheid voor het toezicht en de handhaving van de regelgeving inzake diergezondheid en de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen bij een instantie komt te liggen die onafhankelijk is van de instanties die de exploitatievergunningen verlenen.

(45) Bepaalde overtredingen moeten derhalve als strafrechtelijke overtredingen worden beschouwd indien zij bewust of door nalatigheid geschieden, en moeten met strafrechtelijke sancties worden bestraft, met inbegrip van vrijheidsberoving in ernstige gevallen.

(46) Ook rechtspersonen moeten bestraft kunnen worden met doeltreffende, afschrikkende en evenredige strafmaatregelen, aangezien inbreuken op de communautaire wetgeving zeer vaak in het belang van rechtspersonen of in hun voordeel worden gepleegd.

(47) Exploitanten van een diervoeder- of een levensmiddelenbedrijf moeten het recht hebben beroep aan te tekenen tegen de beslissingen die de bevoegde autoriteit op grond van de officiële controles neemt; zij moeten van dit recht in kennis worden gesteld.

(48) Het is passend om speciaal rekening te houden met de problemen van ontwikkelingslanden, en in het bijzonder van de minst ontwikkelde landen, en dienovereenkomstige maatregelen te treffen.

(49) De in deze verordening opgenomen voorschriften onderbouwen de geïntegreerde en horizontale benadering die noodzakelijk is voor de uitvoering van een coherent controlebeleid voor diervoeders en levensmiddelen. Er moet evenwel enige ruimte worden gelaten voor de vaststelling van eventueel noodzakelijke specifieke controlevoorschriften. Evenzo dienen meer specifieke voorschriften die op het gebied van de controle van diervoeders en levensmiddelen bestaan, te worden gehandhaafd. Hiermee worden onder meer de volgende rechtsinstrumenten bedoeld:

- Richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van ß-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG [43],

[43] PB L 125 van 23.5.1996, blz. 3.

- Richtlijn 96/23/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in producten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG [44],

[44] PB L 125 van 23.5.1996, blz. 10.

- Verordening (EG) nr. ../.. van [...] van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de organisatie van officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong [45],

[45] COM (2000) 438, doc. 2000/0180 (COD).

- Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën [46],

[46] PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1. Verordening, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 270/2002 van de Commissie (PB L 45 van 15.2.2002, blz. 24).

- Verordening (EG) nr. ../.. van het Europees Parlement en de Raad van [...] inzake de bestrijding van salmonella en andere door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers en houdende wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG, 72/462/EEG en 90/539/EEG van de Raad [47],

[47] COM (2001) 452, def. - 2001/0177 (COD).

- Richtlijn 86/362/EEG van de Raad van 24 juli 1986 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op granen [48],

[48] PB L 221 van 7.8.1986, blz. 37. Richtlijn, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/42/EG van de Commissie (PB L 134 van 22.3.2002, blz. 29).

- Richtlijn 90/642/EEG van de Raad van 27 november 1990 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit [49], en de uitvoeringsbepalingen daarvan,

[49] PB L 350 van 14.12.1990, blz. 71. Richtlijn, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/42/EG.

- Richtlijn 92/1/EEG van de Commissie van 13 januari 1992 betreffende de temperatuurcontrole in vervoermiddelen en in opslagruimten van voor menselijke voeding bestemde diepvriesproducten [50],

[50] PB L 34 van 11.2.1992, blz. 28.

- Richtlijn 92/2/EEG van de Commissie van 13 januari 1992 tot vaststelling van de monsternemingsprocedure en de communautaire analysemethode voor de officiële controle van de temperatuur van diepvriesproducten die voor de menselijke voeding zijn bestemd [51].

[51] PB L 34 van 11.2.1992, blz. 30.

(50) Deze verordening omvat gebieden die reeds in bepaalde momenteel van kracht zijnde richtlijnen worden bestreken. Het is daarom zinvol in het bijzonder de hierna genoemde rechtsinstrumenten inzake controles op diervoeders en levensmiddelen in te trekken en te vervangen door de voorschriften van deze verordening:

- Richtlijn 70/373/EEG van de Raad van 20 juli 1970 betreffende de invoering van gemeenschappelijke bemonsterings- en analysemethoden voor de officiële controle van veevoeders [52];

[52] PB L 170 van 3.8.1970, blz. 2. Richtlijn, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3768/85 (PB L 362 van 31.12.1985, blz. 8).

- Richtlijn 85/591/EEG van de Raad van 20 december 1985 betreffende de invoering van communautaire bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de controle van voor menselijke voeding bestemde levensmiddelen [53];

[53] PB L 372 van 31.12.1985, blz. 50.

- Richtlijn 89/397/EEG van de Raad van 14 juni 1989 inzake de officiële controle op levensmiddelen [54];

[54] PB L 186 van 30.6.1989, blz. 23.

- Richtlijn 93/99/EEG van de Raad van 29 oktober 1993 betreffende aanvullende maatregelen inzake de officiële controle op levensmiddelen [55];

[55] PB L 290 van 24.11.1993, blz. 14.

- Richtlijn 95/53/EG van de Raad van 25 oktober 1995 tot vaststelling van de beginselen inzake de organisatie van de officiële controles op het gebied van diervoeding [56];

[56] PB L 265 van 8.11.1995, blz. 17. Richtlijn, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 234 van 1.9.2001, blz. 55).

- Richtlijn 96/43/EG van de Raad van 26 juni 1996 tot wijziging en codificering van Richtlijn 85/73/EEG om de financiering van de keuringen en veterinaire controles van levende dieren en bepaalde dierlijke producten te garanderen en tot wijziging van de Richtlijnen 90/675/EEG en 91/496/EEG [57];

[57] PB L 162 van 1.7.1996, blz. 1.

- Beschikking 98/728/EG van de Raad van 14 december 1998 betreffende een communautaire regeling inzake retributies in de sector diervoeding [58].

[58] PB L 346 van 22.12.1998, blz. 51.

(51) De volgende bestaande voorschriften moeten in het licht van deze verordening worden aangepast:

- Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt [59];

[59] PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13. Richtlijn, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 96/23/EG (PB L 13 van 16.1.1997, blz. 28).

- Richtlijn 96/23/EG;

- Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht [60];

[60] PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9.

- Richtlijn 2000/29/EG.

(52) De doelstellingen van de voorgestelde maatregelen om een geharmoniseerde aanpak van controles van diervoeders en levensmiddelen te verzekeren kunnen door de lidstaten niet in voldoende mate worden bereikt overeenkomstig de beginselen van de subsidiariteit en proportionaliteit als bedoeld in artikel 5 van het Verdrag, aangezien voor deze harmonisering een communautaire aanpak is vereist, die overigens door zijn complexe aard en zijn grensoverschrijdend en (met betrekking tot de invoer van diervoeders en levensmiddelen) internationaal karakter, het best op communautair niveau kan worden verwezenlijkt. Deze verordening bestrijkt alleen de minimumvereisten om deze doelstellingen te bereiken en gaat niet verder dan wat hiertoe noodzakelijk is.

(53) De maatregelen die voor de uitvoering van deze verordening noodzakelijk zijn, moeten overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden [61] worden getroffen,

[61] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I ONDERWERP, REIKWIJDTE, DEFINITIES

Artikel 1 Onderwerp en reikwijdte

1. Deze verordening heeft tot doel algemene voorschriften vast te stellen voor de uitvoering van officiële controles als bedoeld in artikel 2, lid 1. Deze verordening beoogt het volgende:

a) het voorkomen van rechtstreekse of door het milieu veroorzaakte risico's voor mens en dier;

b) de bescherming van de consumentenbelangen, inclusief met betrekking tot consumenteninformatie.

2. Deze verordening is niet van toepassing op officiële controles op de naleving van de voorschriften inzake de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkt.

Artikel 2 Definities

Voor de doeleinden van deze verordening zijn de definities van de artikelen 2 en 3 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van toepassing.

Daarnaast zijn de volgende definities van toepassing:

1. "officiële controle": elke vorm van controle door de bevoegde autoriteit of door de Gemeenschap om te verzekeren dat de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen wordt nageleefd, inclusief de regelgeving inzake diergezondheid en dierenwelzijn;

2. "verificatie": de bevestiging na onderzoek en het verstrekken van objectief bewijsmateriaal dat aan specifieke vereisten is voldaan;

3. "diervoederwetgeving": de wetten, verordeningen en administratieve bepalingen met betrekking tot diervoeders in het algemeen, en de veiligheid van diervoeders in het bijzonder; zij bestrijkt elk stadium van de productie, verwerking, distributie en het gebruik van diervoeders;

4. "bevoegde autoriteit": de autoriteit van een lidstaat of een derde land die aangewezen is om officiële controles uit te voeren;

5. "controleorgaan" : een niet-gouvernementeel orgaan waaraan door de bevoegde autoriteit de bevoegdheid tot bepaalde controletaken is gedelegeerd;

6. '"audit": een systematisch en onafhankelijk onderzoek om te bepalen of activiteiten en de resultaten daarvan aansluiten bij de gemaakte plannen en of deze plannen op een doeltreffende manier worden uitgevoerd en geschikt zijn om de gestelde doelen te bereiken;

7. "inspectie": het onderzoeken, met het oog op hun conformiteit met de wettelijke vereisten, van planten, dieren, diervoeders en levensmiddelen en hun verwerking, van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven en hun bestuurs- en productiesystemen, met inbegrip van tests van eindproducten en voedingspraktijken, en van de oorsprong en bestemming van productie-inputs en -outputs;

8. "officiële certificering": de procedure waarmee de bevoegde autoriteit of controleorganen een schriftelijke of gelijkwaardige verzekering geven dat diervoeders of levensmiddelen en diervoeder- of levensmiddelenbedrijven aan de vereisten voldoen;

9. "invoer": het in het vrije verkeer brengen van diervoeders en levensmiddelen en de bedoeling diervoeders en levensmiddelen in het vrije verkeer te brengen, in de zin van artikel 79 van Verordening (EEG) nr. 2913/92, op een van de in bijlage I genoemde grondgebieden;

10. "binnenbrengen": betekent zowel "invoer" als gedefinieerd in punt 9, als het binnenbrengen onder de douaneprocedures die vermeld worden in artikel 4, lid 16, onder b) tot f), van Verordening (EEG) nr. 2913/92, alsook het binnenbrengen in vrije zones of vrije entrepots;

11. "controle op de documenten": een onderzoek van de handelsdocumenten en, indien daar aanleiding toe is, van de documenten die overeenkomstig de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen de zending moeten vergezellen;

12. "overeenstemmingscontrole": een visuele inspectie om na te gaan of de begeleidende documenten wel degelijk overeenstemmen met de etikettering en de inhoud van de zending;

13. "materiële controle": controle van de diervoeders en levensmiddelen zelf;

14. "controleplan": een plan opgesteld door de bevoegde autoriteit met algemene informatie over de structuur en de organisatie van de door haar beheerde controlesystemen voor diervoeders en levensmiddelen.

TITEL II OFFICIËLE CONTROLES DOOR DE LIDSTATEN

Hoofdstuk I: Algemene verplichtingen

Artikel 3 Algemene verplichtingen met betrekking tot de organisatie van officiële controles

1. De lidstaten organiseren officiële controles op regelmatige basis en zo vaak als nodig is om de doelstellingen van deze verordening te bereiken, rekening houdend met:

a) vastgestelde risico's die verband houden met diervoeders en levensmiddelen, diervoeder- en levensmiddelenbedrijven, het gebruik van diervoeders of levensmiddelen, of enig proces, materiaal of substantie, enige activiteit of werkzaamheid die invloed kunnen hebben op de veiligheid van diervoeders en levensmiddelen;

b) de bij voorafgaande controles opgedane kennis en ervaring;

c) de betrouwbaarheid van de controles die de diervoeder- en levensmiddelenbedrijven al hebben uitgevoerd;

d) het vermoeden dat de regels mogelijk niet zijn nageleefd.

2. In het algemeen worden officiële controles uitgevoerd zonder voorafgaande waarschuwing.

3. Officiële controles worden uitgevoerd in elk stadium van de productie, verwerking en distributie van diervoeders en levensmiddelen. Officiële controles omvatten controles van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven, op het gebruik van diervoeders en levensmiddelen, of van enig proces, materiaal of substantie, enige activiteit of werkzaamheid die wordt toegepast op diervoeders en levensmiddelen en, waar dit relevant is voor de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening, van levende dieren en planten.

4. Diervoeders en levensmiddelen die bestemd zijn voor uitvoer uit de Gemeenschap worden met dezelfde zorg gecontroleerd als diervoeders en levensmiddelen die bestemd zijn voor de communautaire markt.

Hoofdstuk II: Bevoegde autoriteiten

Artikel 4 Aanwijzing van de bevoegde autoriteiten en operationele criteria

1. De lidstaten wijzen de bevoegde autoriteiten aan die verantwoordelijk zijn voor de in deze verordening vastgestelde taken en officiële controles.

2. De bevoegde autoriteiten dienen aan de volgende criteria te voldoen:

a) zij moeten onafhankelijk zijn en vrij van enige belangenverstrengeling;

b) zij moeten de doeltreffendheid en relevantie van de officiële controles garanderen in alle stadia van de diervoeders- en levensmiddelenproductie, -verwerking en -distributie;

c) zij moeten over een aangepaste laboratoriumcapaciteit voor tests en over voldoende personeel met passende kwalificaties en ervaring beschikken, of daarop een beroep kunnen doen, om de officiële controles en controletaken doelmatig en correct te kunnen uitvoeren;

d) zij moeten over passende en goed onderhouden faciliteiten en materiaal beschikken, opdat het personeel zijn controletaken doelmatig en efficiënt kan uitvoeren;

e) zij moeten over de nodige wettelijke bevoegdheden beschikken om de officiële controles uit te voeren en de maatregelen te nemen die in deze verordening zijn voorgeschreven;

f) zij moeten rampenplannen opstellen en gereed zijn om die in noodsituaties uit te voeren.

3. Indien een centrale bevoegde autoriteit de bevoegdheid tot het uitvoeren van officiële controles aan een andere instantie of instanties heeft overgedragen, in het bijzonder regionale of lokale autoriteiten, moet een doeltreffende en efficiënte samenwerking tussen de centrale bevoegde autoriteit en de autoriteit waaraan de bevoegdheid is overgedragen bestaan.

De kwaliteit en de eenvormigheid van de controles moeten op alle niveaus waarop de bevoegde autoriteiten werkzaam zijn worden gewaarborgd.

4. Indien binnen een bevoegde autoriteit bepaalde officiële controletaken aan verschillende controle-eenheden worden toevertrouwd, moet worden gezorgd voor een efficiënte coördinatie en samenwerking tussen deze verschillende eenheden.

5. Er moeten audits worden uitgevoerd om te verzekeren dat de bevoegde autoriteiten de doelstellingen van deze verordening bereiken. Deze audits moeten aan een onafhankelijke controle worden onderworpen en op een transparante manier worden uitgevoerd.

6. De uitvoeringsbepalingen voor dit artikel kunnen worden vastgesteld volgens de procedure als bedoeld in artikel 62, lid 3, met inbegrip van de procedure voor de accreditering van de in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteiten.

Artikel 5 Delegatie van specifieke controletaken

1. De bevoegde autoriteit kan specifieke controletaken aan een of meer controleorganen delegeren. De bevoegdheid tot het uitvoeren van de in artikel 54 bedoelde activiteiten kan echter niet worden gedelegeerd.

Een lijst van taken die kunnen of niet kunnen worden gedelegeerd kan worden vastgesteld volgens de in artikel 62, lid 3, bedoelde procedure.

2. De bevoegdheid tot het uitvoeren van specifieke controletaken mag alleen op de volgende voorwaarden worden gedelegeerd:

a) er moet een nauwkeurige beschrijving voorhanden zijn van de taken die kunnen worden uitgevoerd door het controleorgaan, en ook van de voorwaarden onder welke de gedelegeerde bevoegdheid kan worden uitgeoefend;

b) het bewijs moet zijn geleverd dat de controleorganen:

i) over de nodige deskundigheid, uitrusting en infrastructuur beschikken om de hun opgedragen taken te kunnen vervullen;

(ii) beschikken over een voldoende aantal goed gekwalificeerde en ervaren personeelsleden;

(iii) onafhankelijk zijn en vrij van enige belangenverstrengeling;

c) er moet worden verzekerd dat de controleorganen hun werkzaamheden verrichten en geaccrediteerd zijn overeenkomstig de Europese norm EN 45004 (algemene criteria voor het functioneren van verschillende soorten instellingen die keuringen uitvoeren);

d) de resultaten van de controles verricht door controleorganen moeten regelmatig aan de bevoegde autoriteit worden doorgegeven, en ook op verzoek van de laatste; indien de resultaten van de controles wijzen op niet-naleving of een vermoeden daarvan, wordt de bevoegde autoriteit onverwijld door de controleorganen ingelicht;

e) de controleorganen moeten regelmatig interne audits verrichten om ervoor te zorgen dat zij in staat blijven de hun opgedragen taken efficiënt te vervullen;

f) er moet worden gezorgd voor efficiënte coördinatie tussen de delegerende bevoegde autoriteit en de controleorganen.

3. De delegerende bevoegde autoriteit onderwerpt waar nodig de controleorganen aan audits. Indien bij een dergelijke audit blijkt dat deze organen de hun gedelegeerde taken niet naar behoren vervullen, kan de gedelegeerde bevoegdheid weer worden ingetrokken; zij moet onverwijld worden ingetrokken indien niet tijdig passende maatregelen worden getroffen.

4. Elke lidstaat die een specifieke controletaak aan een controleorgaan wil delegeren, moet de Commissie en de andere lidstaten daarvan in kennis stellen. Deze kennisgeving moet een gedetailleerde beschrijving omvatten van:

a) de te delegeren taak;

b) het orgaan waaraan de taak moet worden gedelegeerd.

De lidstaten beschikken na ontvangst van de kennisgeving over drie maanden om hun commentaar schriftelijk aan de Commissie mede te delen. De Commissie kan (en indien zij van een of meer lidstaten schriftelijke opmerkingen ontvangt, moet zij dit ook) de lidstaten raadplegen via het comité dat is vermeld in artikel 62, lid 1. De Commissie kan, overeenkomstig de in artikel 62, lid 3, bedoelde procedure, ertoe besluiten dat de maatregel kan worden toegepast, eventueel met passende wijzigingen.

Artikel 6 Met officiële controles belast personeel

1. Medewerkers van de bevoegde autoriteit die officiële controles uitvoeren, dienen voor hun bevoegdheidsgebied passende opleiding ontvangen te hebben om hun taken competent uit te voeren en om ervoor te zorgen dat de officiële controles op uniforme wijze worden uitgevoerd. Deze opleiding dient de in bijlage II, hoofdstuk I, genoemde terreinen te bestrijken.

2. Personeel dat officiële controles verricht moet regelmatig op de hoogte worden gehouden van alle ontwikkelingen op het terrein dat onder hun bevoegdheid valt, en waar nodig aanvullende opleiding ontvangen.

Artikel 7 Vertrouwelijkheid

Zonder afbreuk te doen aan de noodzaak om de volksgezondheid te beschermen, dient het personeel van de bevoegde autoriteit de vertrouwelijkheidsvoorschriften te respecteren met betrekking tot informatie die het bij de uitvoering van zijn taken verkrijgt, en is het gebonden door de voorschriften van beroepsgeheim zoals neergelegd in de nationale wetgeving.

Artikel 8 Controleprocedures en -richtsnoeren

1. Officiële controles door de bevoegde autoriteit dienen te worden uitgevoerd overeenkomstig schriftelijk vastgelegde procedures. De betreffende documentatie dient informatie en instructies te bevatten betreffende de officiële controles, inclusief over onder meer de in bijlage II, hoofdstuk II, vermelde gebieden.

2. Specifieke controleprocedures en richtsnoeren voor controles kunnen worden vastgelegd volgens de in artikel 62, lid 2, bedoelde procedure. Dit kan procedures omvatten voor de officiële controles op de tenuitvoerlegging van de HACCP-beginselen of van bestuurssystemen van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven, indien die systemen bedoeld zijn om aan de eisen van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen te voldoen.

Artikel 9 Verificatieprocedures en verslagen

1. De bevoegde autoriteit moet procedures hebben ingesteld om de doeltreffendheid en efficiëntie van het controlestelsel na te gaan en indien nodig corrigerend op te treden.

2. De bevoegde autoriteit stelt verslagen op over de verrichte officiële controles. Deze verslagen omvatten ten minste een beschrijving van de doelstellingen van de officiële controle, van de toegepaste controlemethoden, de geboekte resultaten en indien toepasselijk de correctieve actie die door het betrokken diervoeder- of levensmiddelenbedrijf moet worden getroffen. Deze verslagen moeten de gecontroleerde bedrijven ter beschikking worden gesteld.

Artikel 10 Controle-activiteiten, -methoden en -technieken

Officiële controles omvatten de volgende activiteiten:

a) Nagaan van de doeltreffendheid van de controlesystemen die de diervoeder- en levensmiddelenbedrijven al hebben ingesteld.

b) Inspectie van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven en de omgeving daarvan, gebouwen, kantoren, uitrusting, installaties, machines, alsook van de diervoeders en levensmiddelen.

c) Controles van de hygiënetoestand in diervoeder- en levensmiddelenbedrijven.

d) Evaluatie van de procedures inzake goede vervaardigingspraktijken, goede hygiënepraktijken en HACCP, rekening houdende met het gebruik van daartoe opgestelde richtsnoeren.

e) Onderzoek van schriftelijk bewijsmateriaal en andere documentatie die van belang kunnen zijn om na te gaan of de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen is nageleefd.

f) Onderzoek van eventueel door bedrijven opgezette controle- en verificatiesystemen, en van de resultaten daarvan.

g) Gesprekken met de diervoeder- en levensmiddelenexploitanten en met hun personeel.

h) Het aflezen van de door meetinstrumenten van het bedrijf geregistreerde waarden.

i) Controles met behulp van de eigen instrumenten van de bevoegde autoriteit, om de metingen van het bedrijf te toetsen.

j) Elke andere activiteit die wordt verricht om de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen na te gaan.

Officiële controles worden uitgevoerd met gebruikmaking van passende controlemethoden en -technieken zoals monitoring, bewaking, verificatie, audits, inspectie, bemonstering en analyse.

Hoofdstuk III: Bemonstering en analyse

Artikel 11 Methoden van bemonstering en analyse

1. Voor officiële controles moet gebruik worden gemaakt van bemonsteringsmethoden die door internationale organisaties zijn erkend, indien deze beschikbaar zijn.

2. De in de context van officiële controles gebruikte analysemethoden moeten volledig gevalideerd zijn overeenkomstig de communautaire wetgeving of internationaal aanvaarde protocollen, met name methoden die door de Europese Commissie voor Normalisatie/CEN zijn goedgekeurd. Indien zulke methoden niet beschikbaar zijn, kan gebruik worden gemaakt van methoden die door andere internationale organisaties of door nationale organen zijn aanvaard.

Indien dergelijke analysemethoden niet voorhanden zijn, kan van andere, voor het gestelde doel geschikte of overeenkomstig wetenschappelijke protocollen ontwikkelde methoden gebruik worden gemaakt.

Indien de omstandigheden dat rechtvaardigen, kunnen de analysemethoden binnen één enkel laboratorium gevalideerd worden overeenkomstig een internationaal aanvaard protocol.

3. De analysemethoden moeten waar mogelijk voldoen aan alle of aan de in bijlage III aangegeven specifieke criteria.

4. De bemonsterings- en analysemethoden die moeten worden toegepast om na te gaan of de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen wordt nageleefd, inclusief de referentiemethoden die bij betwistingen moeten worden gebruikt en de acceptatiecriteria voor deze methoden, kunnen overeenkomstig de procedure van artikel 62, lid 3, worden vastgesteld.

5. De exploitanten van diervoeder- of levensmiddelenbedrijven wier producten bemonsterd en geanalyseerd worden, moeten de kans krijgen om een contra-expertise te vragen. Dit impliceert dat een voldoende aantal monsters onder identieke omstandigheden wordt genomen om de exploitanten van diervoeder- of levensmiddelenbedrijven van een monster voor de contra-expertise te voorzien. Dit neemt echter niet weg dat de bevoegde autoriteiten in noodsituaties de verplichting hebben onmiddellijk in actie te komen.

Artikel 12 Officiële laboratoria

1. De analyse van in het kader van officiële controles genomen monsters wordt uitgevoerd in voor dat doel door de bevoegde autoriteit aangewezen laboratoria. Elk laboratorium dat aan de criteria van lid 2 voldoet, komt in aanmerking voor aanwijzing als een officieel laboratorium.

2. De in lid 1 vermelde laboratoria moeten overeenkomstig de volgende Europese normen van de CEN opereren, geëvalueerd en geaccrediteerd worden:

a) EN ISO/IEC 17025 "Algemene eisen voor de competentie van beproevings- en kalibratielaboratoria";

b) EN 45002 "Algemene criteria voor de beoordeling van beproevingslaboratoria";

c) EN 45003 "Accreditatiesystemen voor kalibratie- en beproevingslaboratoria - Algemene eisen voor bedrijf en erkenning",

waarbij rekening wordt gehouden met de criteria voor verschillende testmethoden zoals vastgesteld in de communautaire wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen.

3. De accreditering en evaluatie van testlaboratoria als bedoeld in lid 2 kan gelden voor individuele tests of voor een groep tests.

4. Eventueel vereiste afwijkingen van de wijze waarop de in de lid 2 bedoelde normen moeten worden toegepast, worden vastgesteld volgens de in artikel 62, lid 3, bedoelde procedure.

Hoofdstuk IV: Crisismanagement

Artikel 13 Rampenplannen

1. Voor de uitvoering van het algemene plan voor crisismanagement als bedoeld in artikel 55 van Verordening (EG) nr. 178/2002, stelt iedere lidstaat een operatieplan voor rampen op, waarin wordt aangegeven welke maatregelen onverwijld genomen moeten worden wanneer geconstateerd is dat diervoeders of levensmiddelen een ernstig risico opleveren voor mens of dier, hetzij rechtstreeks, hetzij door het milieu, en waarin wordt gespecificeerd welke administratieve overheden erbij betrokken zijn, en hoe de bevoegdheden en verantwoordelijkheden zijn verdeeld, en wat de informatiekanalen en -procedures zijn.

De lidstaten dienen deze rampenplannen waar nodig te herzien, met name in het licht van reorganisaties van de controlediensten en van de opgedane ervaring, ook ervaring bij oefeningen.

2. Waar nodig kunnen richtsnoeren worden uitgevaardigd om deze rampenplannen te harmoniseren overeenkomstig de in artikel 62, lid 3, bedoelde procedure, om te verzekeren dat deze rampenplannen verenigbaar zijn met het algemene plan voor crisismanagement als bedoeld in artikel 55 van Verordening (EG) nr. 178/2002. In deze richtsnoeren moet ook aandacht worden besteed aan de rol van de belanghebbenden in het bedrijf en aan de werking van de rampenplannen.

Hoofdstuk V: Controles op het binnenbrengen van diervoeders en levensmiddelen uit derde landen

Artikel 14 Controles van diervoeders en levensmiddelen van dierlijke oorsprong

De controles van diervoeders en levensmiddelen van dierlijke oorsprong overeenkomstig Richtlijn 97/78/EG moeten waar nodig worden aangevuld met officiële controles om na te gaan of de aspecten van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen, die niet worden bestreken door deze Richtlijn, worden nageleefd, inclusief de aspecten waarnaar in de artikelen 47 tot en met 49 van deze verordening wordt verwezen.

Artikel 15 Controles van diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong

1. De bevoegde autoriteiten verrichten regelmatige officiële controles op diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong die in de in bijlage I genoemde grondgebieden worden binnengebracht en die niet vallen onder Richtlijn 97/78/EG. Deze controles worden verricht op basis van een op potentiële risico's gebaseerd plan en bestrijken alle aspecten van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen.

Deze controles moeten worden verricht op elke geschikte plaats, met inbegrip van het punt van binnenkomst van de goederen in een van de in bijlage I genoemde grondgebieden, de plaats waar ze in het vrije verkeer worden gebracht, in magazijnen, de plaats van vestiging van het bedrijf dat de diervoeders of levensmiddelen invoert, of andere punten op de diervoeder- en levensmiddelenketen.

Deze controles kunnen ook tests omvatten op goederen die onder een van de douaneregelingen vallen die vermeld worden in artikel 4, lid 16, onder b) tot f), van Verordening (EEG) nr. 2913/92, of die in vrije zones of vrije entrepots worden behandeld. Indien deze controles een goed resultaat opleveren, betekent dit niet dat de diervoeders en levensmiddelen op het ogenblik dat ze in het vrije verkeer worden gebracht niet meer moeten voldoen aan de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen, en ook niet dat daarna geen controles meer kunnen plaatsvinden.

2. De in lid 1 genoemde controles moeten ten minste een documentencontrole en, indien nodig, een overeenstemmingscontrole, alsook een materiële controle omvatten.

Materiële controles worden verricht met een bepaalde frequentie, waarbij rekening gehouden wordt met het volgende:

a) mogelijke risico's in verband met de verschillende diervoeder- en levensmiddelenproducten;

b) de manier waarop in het verleden aan de productvereisten is voldaan; de bepaling van de oorsprong van een product, de importeur of de exporteur van de diervoeders of levensmiddelen, of het derde land;

c) door de importeur verrichte controles;

d) de waarborgen die geboden worden door de bevoegde autoriteit van het exporterende derde land.

Materiële controles kunnen omvatten:

a) een controle van het vervoermiddel;

b) een controle van de verpakking;

c) een controle van de temperatuur van de producten;

d) bemonstering en laboratoriumonderzoek; of

e) elk ander onderzoek dat noodzakelijk is om na te gaan of de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen wordt nageleefd.

Materiële controles worden uitgevoerd onder aanvaardbare omstandigheden en op een plaats waar het onderzoek correct kan worden verricht, representatieve monsters kunnen worden genomen en de diervoeders en levensmiddelen op een hygiënische manier kunnen worden gehanteerd. De monsters moeten zo worden behandeld dat de bruikbaarheid ervan niet wordt aangetast.

3. Overeenkomstig de in artikel 62, lid 3, bedoelde procedure wordt een lijst opgesteld van diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong die op grond van gekende risico's aan versterkte officiële controles moeten worden onderworpen op het punt van binnenkomst in de in bijlage I vermelde grondgebieden. De frequentie en de aard van deze controles moeten worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 62, lid 3, vermelde procedure.

Artikel 16 Punten van binnenkomst en voorafgaande informatie

Alleen in de mate dat het voor de organisatie van de in artikel 15, lid 3, vermelde controles noodzakelijk is, en voor de controles van diervoeders, kunnen de lidstaten bijzondere punten van binnenkomst op hun grondgebied aanwijzen voor de verschillende typen diervoeders en levensmiddelen. Hiervan stellen zij de Commissie en de andere lidstaten in kennis. Deze maatregelen moeten op zulk een manier worden getroffen dat een onnodige verstoring van de handel wordt vermeden.

Met hetzelfde doel en onder dezelfde voorwaarden kunnen de lidstaten de exploitanten van de diervoeder- en levensmiddelenbedrijven die verantwoordelijk zijn voor de zendingen verzoeken om vooraf de nodige informatie over elke komende zending aan hen door te geven.

Artikel 17 Maatregelen bij vermoeden van niet- naleving

Indien er een verdenking bestaat dat de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen niet is nageleefd of er twijfel is gerezen over de daadwerkelijke eindbestemming van de zending, treft de bevoegde autoriteit elke passende maatregel om de verdenking te verifiëren of te weerleggen.

De geteste producten moeten onder toezicht van de bevoegde autoriteit blijven tot de resultaten van de tests bekend zijn.

Artikel 18 Maatregelen naar aanleiding van de controles van diervoeders en levensmiddelen uit derde landen

Diervoeders of levensmiddelen uit derde landen die niet beantwoorden aan de vereisten van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen, kunnen in beslag worden genomen of verbeurd verklaard, en zij moeten worden vernietigd, overeenkomstig artikel 20 aan een speciale behandeling onderworpen, of overeenkomstig artikel 21 opnieuw naar buiten de Gemeenschap worden verzonden. Indien noodzakelijk moeten ook reeds ingevoerde producten teruggeroepen worden.

Diervoeders en levensmiddelen die vernietigd moeten worden, of speciaal behandeld, of voor andere doeleinden gebruikt, mogen geen negatieve gevolgen hebben voor de gezondheid van mens en dier, hetzij rechtstreeks, hetzij via het milieu.

Artikel 19 Besluiten met betrekking tot zendingen

Indien een zending van diervoeders of levensmiddelen niet beantwoordt aan de vereisten van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen, neemt de bevoegde autoriteit een beslissing over de bestemming ervan, in overleg met de diervoeder- of levensmiddelenexploitant die voor de zending verantwoordelijk is. Deze beslissingen dienen onverwijld te worden getroffen.

Indien de in de artikelen 14 en 15 bedoelde officiële controles uitwijzen dat een zending waarschijnlijk negatieve gevolgen heeft voor de gezondheid van mens en dier, wordt de betrokken zending door de bevoegde autoriteit in beslag genomen en vernietigd, of neemt de bevoegde autoriteit elke andere passende maatregel om de gezondheid van mens en dier te beschermen.

Diervoeders of levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong die overeenkomstig artikel 15, lid 3, het voorwerp zijn van versterkte controles zonder officieel te zijn gecontroleerd, moeten onverwijld in beslag worden genomen en vernietigd; de bevoegde autoriteit moet besluiten de diervoeders of levensmiddelen ofwel te vernietigen, ofwel terug te sturen overeenkomstig artikel 21.

Indien diervoeders en levensmiddelen niet mogen worden binnengebracht, moet de bevoegde autoriteit de andere lidstaten en de Commissie in kennis stellen van de bevindingen en van de identificatie van de producten, en moet zij ook haar besluit aan de douanediensten meedelen. Tegen dit besluit kan overeenkomstig artikel 54, lid 3, beroep worden aangetekend.

Artikel 20 Speciale behandelingen

De in artikel 18 bedoelde speciale behandeling kan het volgende omvatten:

a) de producten in overeenstemming brengen met de vereisten van de communautaire wetgeving, of met de vereisten van een derde land in geval van terugzending, met inbegrip van desinfectering, indien noodzakelijk;

b) verwerking op enige andere passende manier voor andere doeleinden dan menselijke of dierlijke consumptie.

De bevoegde autoriteit garandeert dat de speciale behandelingen onder haar controle en overeenkomstig de door haar voorgeschreven procedures worden uitgevoerd.

Artikel 21 Terugsturen van zendingen

Indien zendingen van diervoeders en levensmiddelen opnieuw naar buiten de grondgebieden van de Gemeenschap worden uitgevoerd, wordt de bestemming van de goederen afgesproken met de persoon die voor de partij verantwoordelijk is. Een zending mag echter alleen naar het derde land van oorsprong of een ander derde land wederuitgevoerd worden, indien de bevoegde autoriteiten van het land van bestemming daarmee uitdrukkelijk hebben ingestemd, na volledig geïnformeerd te zijn over de redenen waarom en de omstandigheden waaronder de betrokken levensmiddelen of diervoeders in de Gemeenschap niet in de handel konden worden gebracht.

De wederuitvoer dient uiterlijk binnen de zestig dagen te gebeuren, nadat het besluit daartoe aan de exploitant van het diervoeder- of levensmiddelenbedrijf is medegedeeld, indien dit niet onmogelijk wordt gemaakt door de resultaten van de controle. Indien de persoon die voor de partij verantwoordelijk is het daarmee eens is, of indien wederuitvoer op grond van de controleresultaten na zestig dagen onmogelijk is, moet de zending worden vernietigd.

In afwachting van het terugsturen van de zendingen of van de bevestiging van de redenen voor afwijzing moeten de bevoegde autoriteiten de zendingen onder eigen toezicht opslaan.

De controlerende bevoegde autoriteit moet de kennisgevingsprocedure volgens artikel 50, lid 3, van Verordening (EG) nr. 178/2002 activeren, en verdere maatregelen moeten indien nodig door de samenwerkende bevoegde autoriteiten worden getroffen overeenkomstig titel IV, om te verzekeren dat de afgewezen zendingen niet opnieuw in de Gemeenschap kunnen worden ingevoerd.

Artikel 22 Kosten

De exploitant van het diervoeder- of levensmiddelenbedrijf die voor de zending verantwoordelijkheid draagt, of zijn vertegenwoordiger, komen op voor de kosten in verband met een speciale behandeling, het doorzenden van de partij, het vernietigen ervan of de opslag ervan onder toezicht van de bevoegde autoriteit.

Artikel 23 Goedkeuring van controles door derde landen voorafgaand aan de uitvoer

1. Specifieke controles door derde landen van diervoeders en levensmiddelen onmiddellijk voorafgaand aan de uitvoer naar de Gemeenschap om na te gaan of de geëxporteerde producten voldoen aan de vereisten van de Gemeenschap kunnen overeenkomstig de in artikel 62, lid 3, bedoelde procedure worden goedgekeurd. De goedkeuring mag alleen betrekking hebben op diervoeders en levensmiddelen uit het betrokken derde land en kan voor een of meer producten worden verleend.

Indien deze goedkeuring wordt verleend, kan de frequentie van de importcontroles voor diervoeders of levensmiddelen die volgens het in artikel 15, lid 1, bedoelde plan worden verricht, of overeenkomstig Richtlijn 97/78/EG voor diervoeders en levensmiddelen van dierlijke oorsprong, worden aangepast. De lidstaten verrichten controles van een significant aantal zendingen diervoeders en levensmiddelen die overeenkomstig de in de eerste alinea vermelde goedkeuring worden ingevoerd. Dit aantal moet zo groot zijn dat kan worden nagegaan of de door de bevoegde autoriteit of de controleorganen van het derde land verrichte controles voorafgaand aan de uitvoer doeltreffend en efficiënt blijven.

2. De in lid 1 bedoelde goedkeuring kan aan derde landen alleen worden verleend indien:

a) na communautaire audit is gebleken dat aan de communautaire vereisten, of aan ten minste daaraan gelijkwaardige vereisten, is voldaan;

b) de door het derde land voor de verzending verrichte controles als doeltreffend en efficiënt worden beschouwd om de door de communautaire wetgeving voorgeschreven controle op de documenten, de overeenstemmingscontrole, alsook de materiële controle te vervangen of te beperken.

3. In de in lid 1 bedoelde goedkeuring moet de bevoegde autoriteit in het derde land worden aangegeven onder wier verantwoordelijkheid de controles voorafgaand aan de uitvoer worden verricht, en, indien nodig, het controleorgaan waaraan door de centrale bevoegde autoriteit de bevoegdheid daartoe eventueel is gedelegeerd. Deze delegatie van bevoegdheid is alleen toelaatbaar indien aan de in artikel 5 genoemde voorwaarden, of aan daaraan gelijkwaardige voorwaarden, is voldaan.

De bevoegde autoriteit en het controleorgaan die in de goedkeuring worden vermeld, zijn verantwoordelijk voor de contacten met de Gemeenschap.

4. De bevoegde autoriteit of de controleorganen van het derde land stellen voor elke, vóór invoer naar een van de in bijlage I bedoelde grondgebieden onderzochte zending een officieel certificaat op, waarvan het model in de in lid 1 genoemde goedkeuring moet zijn vermeld.

5. Wanneer uit de grenscontroles blijkt dat er sprake is van ernstige onregelmatigheden, stellen de lidstaten de Commissie en de andere lidstaten daarvan onmiddellijk in kennis, verhogen zij het aantal zendingen dat overeenkomstig de bepalingen van dit artikel wordt onderzocht, en, waar dit noodzakelijk is voor een gedegen analyse van de toestand, slaan zij een voldoende aantal monsters onder passende opslagvoorwaarden op.

6. Overeenkomstig de in artikel 62, lid 3, bedoelde procedure moet de in lid 1 bedoelde goedkeuring worden opgeschort en uiteindelijk ingetrokken, indien blijkt dat in een belangrijk aantal zendingen de goederen niet beantwoorden aan de gegevens van de certificaten die door de bevoegde autoriteit of de controleorganen van het derde land zijn uitgevaardigd.

Artikel 24 Bevoegde autoriteiten en douanediensten

Voor de organisatie van de in dit artikel bedoelde controles werken de bevoegde autoriteiten en de douanediensten samen.

Met betrekking tot zendingen van diervoeders en levensmiddelen van dierlijke oorsprong en van diervoeders en levensmiddelen als bedoeld in artikel 15, lid 3, staan de douaneautoriteiten het binnenbrengen, of de behandeling in vrije zones of vrije entrepots alleen toe, indien het bewijs is geleverd dat de controles op een bevredigende manier zijn verlopen.

Indien een monstername plaatsvindt, informeert de bevoegde autoriteit de douanediensten en geeft zij aan of de betrokken goederen al dan niet kunnen worden vrijgegeven voor de analyseresultaten van de monsters beschikbaar zijn.

Indien de goederen in het vrije verkeer worden gebracht, werken de bevoegde autoriteiten en de douanediensten samen overeenkomstig de vereisten van de artikelen 2 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 339/93.

Artikel 25 Uitvoeringsmaatregelen

1. Om een uniforme toepassing van de invoercontroles van diervoeders en levensmiddelen te waarborgen, zullen indien nodig maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 62, lid 3.

2. In het bijzonder kunnen gedetailleerde regels worden vastgesteld voor:

a) diervoeders en levensmiddelen die onder een van de douaneregelingen vallen die vermeld worden in artikel 4, lid 16, onder b) tot f), van Verordening (EEG) nr. 2913/92, of die in vrije zones of vrije entrepots worden behandeld;

b) levensmiddelen ten behoeve van de bemanning en de passagiers van internationaal transport, indien deze levensmiddelen niet overeenstemmen met de wetgeving inzake levensmiddelen;

c) levensmiddelen die per post worden besteld en verstuurd of die passagiers en bemanning van internationale vervoermiddelen bij zich hebben;

d) specifieke voorwaarden of uitzonderingen voor bepaalde grondgebieden als bedoeld in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 om rekening te houden met de natuurlijke beperkingen die deze grondgebieden eigen zijn;

e) de verzekering van eenvormigheid van de besluiten die door de bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 19 worden getroffen.

Hoofdstuk VI: Financiering van officiële controles

Artikel 26 Algemeen beginsel

De lidstaten zorgen voor voldoende financiële middelen voor officiële controles.

Artikel 27 Financiering van extra controles

Indien de vaststelling van niet-naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen tot controleactiviteiten aanleiding geeft die verder gaan dan de gewone toezichtsactiviteiten van de bevoegde autoriteit, worden de kosten voor deze controleactiviteiten verhaald op de betrokken exploitanten van diervoeder- of levensmiddelenbedrijven. De gewone toezichtsactiviteiten zijn diegene waarin door de communautaire of de nationale wetgeving is voorzien en in het bijzonder die welke in het plan volgens artikel 42 zijn beschreven. Activiteiten die verder gaan dan de gewone toezichtsactiviteiten omvatten het nemen en de analyse van monsters, alsook andere controles die nodig zijn om de ernst van het probleem vast te stellen en na te gaan of corrigerende actie is ondernomen.

Bij het vaststellen van de hoogte van deze uitgaven wordt rekening gehouden met de beginselen van artikel 28. Naast de publicatie van de methode en de gegevens die gebruikt werden voor het berekenen van de uitgaven, stellen de lidstaten op voorhand de criteria vast voor de controleactiviteiten die verder gaan dan de gewone toezichtsactiviteiten en voor de identificatie van de exploitanten op wie de met deze extra controles gepaard gaande uitgaven worden verhaald, en maken zij deze bekend.

Artikel 28 Hoogte van de vergoedingen

Indien voor de doeleinden van artikel 26 van exploitanten van diervoeder- of levensmiddelenbedrijven een inspectievergoeding wordt gevraagd, moeten daarvoor de volgende beginselen worden toegepast:

a) de volgende uitgaven komen in aanmerking voor het berekenen van de vergoedingen:

i) salarissen van het personeel;

(ii) reis- en verblijfkosten;

(iii) kosten voor bemonsterings- en laboratoriumonderzoek;

b) er wordt rekening gehouden met:

i) de belangen van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven met een kleine omzet;

(ii) het niveau van de vereiste officiële controles in verhouding tot de kwaliteit en de intensiteit van de reeds door de diervoeder- en levensmiddelenbedrijven verrichte eigen controles;

c) indien in een bedrijf diverse officiële controleactiviteiten worden uitgevoerd, moeten deze activiteiten als een enkele activiteit worden beschouwd en kunnen hiervoor niet meerdere vergoedingen worden gevraagd;

d) de methode en de gegevens die voor de berekening van de vergoedingen zijn gebruikt, moeten openbaar worden gemaakt of op een andere manier ter kennis van het publiek worden gebracht;

e) de directe of indirecte terugbetaling van door de lidstaten correct geïnde vergoedingen is verboden; de toepassing van een gemiddelde inspectievergoeding wordt echter niet beschouwd als een indirecte terugbetaling;

f) zonder afbreuk te doen aan de in artikel 27 genoemde kostenheffing, vervangen de vergoedingen alle andere heffingen of vergoedingen die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten voor de in deze verordening vermelde controles worden gevraagd;

g) de diervoeder- en levensmiddelenbedrijven ontvangen een betalingsbewijs voor de vergoedingen.

Artikel 29 Vergoedingen voor invoercontroles

1. De vergoedingen worden door de lidstaten geheven voor de kosten van de bevoegde autoriteit voor het verrichten van controles op ingevoerde diervoeders, levensmiddelen en dieren.

2. De vergoedingen moeten door de importeur of diens douane-expediteur worden betaald en worden geïnd op het douanekantoor dat verantwoordelijk is voor de grensinspectiepost, hetzij rechtstreeks bij die inspectiepost, hetzij bij de bevoegde autoriteit die belast is met de invoercontroles.

3. De hoogte van de vergoedingen voor de activiteiten die worden bestreken door Richtlijn 97/78/EG en Richtlijn 91/496/EEG staan in bijlage IV gedetailleerd.

4. Andere activiteiten waarvoor een vergoeding kan worden verlangd en de hoogte daarvan kunnen worden vastgesteld volgens de in artikel 62, lid 3, bedoelde procedure.

Hoofdstuk VII: Overige bepalingen

Artikel 30 Officiële certificering

1. Zonder afbreuk te doen aan de certificeringsvereisten met betrekking tot diergezondheid of voor fytosanitaire doeleinden, kunnen certificeringsvereisten worden vastgesteld volgens de in artikel 62, lid 3, bedoelde procedure, voor het volgende:

a) de modellen van de certificaten;

b) de kwalificaties van de certificerende ambtenaren;

c) de principes die in acht moeten worden genomen om betrouwbare certificering te waarborgen, met inbegrip van elektronische certificering;

d) de procedures die gevolgd dienen te worden bij het intrekken van certificaten en het afgeven van vervangende certificaten;

e) zendingen die in smallere eenheden worden gesplitst of met andere zendingen worden vermengd;

f) de documenten die de goederen moeten vergezellen na het beëindigen van de officiële controles.

2. Wanneer officiële certificering vereist is, wordt ervoor gezorgd dat:

a) er een verband bestaat tussen het certificaat en de zending;

b) de gegevens op het certificaat juist en authentiek zijn.

3. De certificeringsvereisten voor diervoeders en levensmiddelen worden waar nodig gecombineerd met andere certificeringsvereisten in één enkel certificaatmodel.

Artikel 31 Registratie/goedkeuring van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven

1. De bevoegde autoriteiten stellen de procedures vast die door de exploitanten van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven moeten worden gevolgd voor de registratie van hun bedrijven, overeenkomstig Verordening (EG) nr. .../... (inzake levensmiddelenhygiëne), Verordening (EG) nr. .../... (houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong), of Richtlijn 95/69/EG.

De bevoegde autoriteiten houden een geactualiseerde lijst bij van de bedrijven die een registratie hebben aangevraagd. Indien een dergelijke lijst reeds voor andere doeleinden voorhanden is, kan die ook voor de doeleinden van deze verordening worden gebruikt.

2. De bevoegde autoriteiten stellen procedures vast die door de exploitanten van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven moeten worden gevolgd voor de erkenning van hun bedrijven, overeenkomstig Verordening (EG) nr. .../... (inzake levensmiddelenhygiëne), Verordening (EG) nr. .../... (houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong), of Richtlijn 95/69/EG.

Indien een verzoek tot erkenning van een exploitant van een diervoeder- en levensmiddelenbedrijf wordt ontvangen, dient de bevoegde autoriteit een controle ter plaatse uit te voeren.

De bevoegde autoriteit erkent een bedrijf alleen wanneer is vastgesteld dat de vestigingen aan de relevante eisen van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen voldoen. De erkenning wordt ingetrokken indien het bedrijf niet langer aan de erkenningsvoorwaarden voldoet. In dat geval moet worden gegarandeerd dat de betrokken exploitant van een diervoeder- en levensmiddelenbedrijf zijn werkzaamheden staakt.

Bij inrichtingen die met hun activiteiten beginnen, geeft de bevoegde autoriteit een voorlopige erkenning als bij een controle ter plaatse blijkt dat aan alle eisen inzake infrastructuur en uitrusting is voldaan, en dat operationele procedures zoals het HACCP-systeem functioneren.

Definitieve erkenning kan alleen worden verleend als bij een herhaalde controle binnen drie maanden na de voorlopige erkenning blijkt dat aan alle voorschriften van de relevante wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen is voldaan.

De bevoegde autoriteiten houden een geactualiseerde lijst bij van de bedrijven die zijn erkend en stelt die ter beschikking van de andere lidstaten.

TITEL III REFERENTIELABORATORIA

Artikel 32 Communautaire referentielaboratoria

1. De in bijlage V bedoelde communautaire referentielaboratoria zijn belast met:

a) het verstrekken van inlichtingen over de analysemethoden, met inbegrip van de referentiemethoden, aan de nationale referentielaboratoria;

b) het coördineren van de toepassing door de nationale referentielaboratoria van de onder a) bedoelde methoden, in het bijzonder door het organiseren van vergelijkende tests en door te zorgen voor een passende vervolgcontrole daarvan, zo mogelijk overeenkomstig internationaal erkende protocollen;

c) het coördineren, op hun bevoegdheidsterrein, van praktische regelingen die nodig zijn voor de toepassing van nieuwe analysemethoden en het op de hoogte houden van de nationale referentielaboratoria van de ter zake geboekte vooruitgang;

d) het organiseren van opleidings- en bijscholingscursussen voor het personeel van de nationale referentielaboratoria en voor deskundigen uit ontwikkelingslanden;

e) het verlenen van technische en wetenschappelijke bijstand aan de diensten van de Commissie, met name wanneer er tussen lidstaten onenigheid bestaat over de resultaten van de analysen;

f) de samenwerking met laboratoria die in derde landen belast zijn met de analyse van diervoeders en levensmiddelen.

2. Artikel 12, leden 2 en 3, zijn van toepassing op de communautaire referentielaboratoria.

3. De communautaire referentielaboratoria moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:

a) beschikken over gekwalificeerd personeel met voldoende kennis van de bij de analysen en tests van diervoeders en levensmiddelen toegepaste technieken;

b) beschikken over de apparatuur en stoffen die nodig zijn voor het uitvoeren van de hun toegewezen taken;

c) beschikken over een adequate administratieve infrastructuur;

d) ervoor instaan dat zijn personeel het vertrouwelijk karakter van bepaalde onderwerpen, resultaten of mededelingen eerbiedigt;

e) voldoende kennis bezitten van de internationale normen en gebruiken;

f) indien nodig beschikken over een geactualiseerde lijst van de beschikbare referentiestoffen en reagentia, en een geactualiseerde lijst van de producenten en leveranciers daarvan;

g) rekening houden met de onderzoeksactiviteiten op nationaal en communautair niveau.

4. Andere communautaire referentielaboratoria die van belang zijn voor de in artikel 1 genoemde gebieden kunnen worden opgenomen in bijlage V overeenkomstig de in artikel 62, lid 3, bedoelde procedure.

5. Aanvullende verantwoordelijkheden en taken van de communautaire referentielaboratoria kunnen worden vastgesteld volgens de in artikel 62, lid 3, bedoelde procedure.

6. De communautaire referentielaboratoria kunnen beschikken over een communautaire financiële bijdrage overeenkomstig artikel 28 van Beschikking 90/424/EEG van de Raad [62].

[62] PB L 224 van 18.8.1990, blz. 19.

7. De communautaire referentielaboratoria kunnen worden onderworpen aan communautaire inspecties om na te gaan of voldaan wordt aan de in deze verordening vastgelegde eisen.

8. De leden 1 tot en met 7 zijn van toepassing onverminderd meer specifieke regelingen, en in het bijzonder hoofdstuk VI van Verordening (EG) nr. 999/2001 en artikel 14 van Richtlijn 96/23/EG.

Artikel 33 Nationale referentielaboratoria

1. De lidstaten zorgen ervoor dat voor elk in artikel 32 genoemd communautair referentielaboratorium een of meer nationale referentielaboratoria worden opgericht.

Deze nationale referentielaboratoria moeten:

a) op hun bevoegdheidsterrein samenwerken met het communautaire referentielaboratorium;

b) de werkzaamheden van de officiële laboratoria die overeenkomstig artikel 11 belast zijn met de analyse van monsters binnen hun bevoegdheidsterrein coördineren;

c) indien nodig vergelijkende tests tussen de officiële nationale laboratoria organiseren;

d) ervoor zorgen dat de door het communautaire referentielaboratorium verstrekte informatie wordt verspreid onder de bevoegde autoriteit en de officiële nationale laboratoria;

e) steun verlenen voor de uitvoering van de gecoördineerde controleplannen die overeenkomstig artikel 53 zijn aangenomen;

f) verantwoordelijkheid opnemen voor andere specifieke taken waartoe is besloten overeenkomstig de in artikel 62, lid 3, vastgelegde procedure.

2. Artikel 12, leden 2 en 3, zijn van toepassing op de nationale referentielaboratoria.

3. De lidstaten brengen naam en adres van elk nationaal referentielaboratorium ter kennis van de Commissie, het relevante communautaire referentielaboratorium en de andere lidstaten.

4. Indien meer dan één nationaal referentielaboratorium per communautair referentielaboratorium is aangewezen, moet ervoor worden gezorgd dat deze laboratoria nauw samenwerken met het oog op een doeltreffende coördinatie, zowel onderling als met de andere nationale laboratoria en met het communautaire referentielaboratorium.

5. Aanvullende verantwoordelijkheden en taken van de nationale referentielaboratoria kunnen worden vastgesteld volgens de in artikel 62, lid 3, bedoelde procedure.

6. De leden 1 tot en met 4 zijn van toepassing onverminderd meer specifieke regelingen, en in het bijzonder hoofdstuk VI van Verordening (EG) nr. 999/2001 en artikel 14 van Richtlijn 96/23/EG.

TITEL IV ADMINISTRATIEVE BIJSTAND EN SAMENWERKING

Artikel 34 Algemene beginselen

1. Wanneer op grond van de resultaten van officiële controles actie van meer dan één lidstaat is vereist, verlenen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten elkaar administratieve bijstand.

2. De administratieve bijstand moet tot actieve samenwerking worden uitgebreid wanneer dat in de loop van het onderzoek noodzakelijk blijkt. Deze administratieve bijstand kan indien nodig worden uitgebreid tot deelname aan controles ter plaatse van de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat.

3. De artikelen 35 tot en met 41 doen niets af aan nationale regelingen die van toepassing zijn op de verspreiding van documenten die het voorwerp uitmaken van of verband houden met gerechtelijke procedures, of aan regelingen die de bescherming van de commerciële belangen van natuurlijke of rechtspersonen betreffen.

Artikel 35 Contactinstantie

1. Elke lidstaat wijst één contactinstantie aan om indien nodig contacten te onderhouden met de contactinstanties van de andere lidstaten. De contactinstanties hebben tot taak te assisteren bij en te zorgen voor de coördinatie van de communicatie, en met name ook verzoeken om bijstand te verzenden en in ontvangst te nemen.

2. De lidstaten stellen de Commissie en de andere lidstaten op de hoogte van alle relevante details met betrekking tot hun contactinstantie, en ook van veranderingen.

3. De aanwijzing van contactinstanties betekent niet dat er geen directe contacten, uitwisseling van informatie of samenwerking tussen ambtenaren van de lidstaten kunnen plaatsvinden. Indien een ambtenaar van een lidstaat met een ambtenaar van een andere lidstaat contact opneemt in verband met een in deze titel behandelde aangelegenheid, licht hij tegelijk ook de contactinstanties van beide betrokken lidstaten hierover in. Hij stuurt ook alle informatie over dit bilaterale contact aan de betrokken contactinstanties door.

4. Indien een contactinstantie informatie ontvangt over het bestaan van een ernstig direct of indirect risico voor de menselijke gezondheid voortkomend uit diervoeders en levensmiddelen, wordt deze informatie meteen meegedeeld aan de nationale contactinstantie voor het systeem voor snelle waarschuwingen volgens artikel 50 van Verordening (EG) nr. 178/2002.

Artikel 36 Bijstand op verzoek

1. Na ontvangst van een gemotiveerd verzoek om bijstand moet de betrokken bevoegde autoriteit ervoor zorgen dat de verzoekende bevoegde autoriteit alle noodzakelijke informatie en documenten krijgt die haar in staat stellen na te gaan of de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen binnen haar bevoegdheidsterrein is nageleefd.

Hiertoe verricht de bevoegde autoriteit van de lidstaat waaraan het verzoek is gericht alle nodige administratieve navorsingen om de gevraagde informatie en documenten te verkrijgen.

2. De in lid 1 bedoelde gegevens en documenten worden onverwijld toegezonden. De documenten kunnen als originelen of als kopieën worden toegezonden.

3. In onderling akkoord tussen de verzoekende autoriteit en de autoriteit waaraan het verzoek is gericht kunnen door de verzoekende autoriteit aangewezen ambtenaren aanwezig zijn tijdens administratieve controles.

Deze controles worden steeds verricht door ambtenaren van de autoriteit waaraan het verzoek is gericht. Ambtenaren van de verzoekende autoriteit kunnen niet op eigen initiatief gebruik maken van de controlebevoegdheden van de ambtenaren van de autoriteit waaraan het verzoek is gericht.

Zij moeten echter wel toegang krijgen tot dezelfde plaatsen en kennis krijgen van dezelfde documentatie als de ambtenaren van de autoriteit waaraan het verzoek is gericht, door bemiddeling van deze laatsten, en met als enig doel de te voeren administratieve controle.

4. De ambtenaren van de verzoekende autoriteit die zich overeenkomstig de bepalingen van lid 3 in een andere lidstaat bevinden, moeten op elk ogenblik in staat zijn schriftelijke bewijzen te leveren van hun identiteit en hun officiële bevoegdheid.

Artikel 37 Bijstand op eigen initiatief

1. Wanneer een bevoegde autoriteit kennis neemt van niet-naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen, en wanneer deze niet-naleving ook gevolgen kan hebben voor een of meer andere lidstaten, geeft zij de desbetreffende informatie aan die andere lidstaten onverwijld door en zonder voorafgaand verzoek daartoe.

2. De lidstaten die dergelijke informatie ontvangen moeten de zaak onderzoeken en de eerste lidstaat van de resultaten van dit onderzoek en eventueel van de getroffen maatregelen op de hoogte brengen.

Artikel 38 Bijstand in gevallen van niet- naleving

1. Indien tijdens een officiële controle op de plaats van bestemming van de goederen of tijdens het transport door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming wordt vastgesteld dat de goederen in die mate niet beantwoorden aan de vereisten van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen, dat een risico bestaat voor de gezondheid van mens of dier en dat sprake is van een ernstige inbreuk op de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen, dan moet zij onverwijld contact opnemen met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van oorsprong.

2. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong onderzoekt de aangelegenheid, treft alle nodige maatregelen en stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming in kennis van de aard van het onderzoek en van de verrichte officiële controles, de genomen beslissingen en de redenen daarvoor.

3. Indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming redenen heeft om aan te nemen dat die maatregelen ontoereikend zijn, zoeken de bevoegde autoriteiten van beide lidstaten naar wegen en middelen om de situatie te verhelpen, in voorkomend geval ook door een bezoek ter plaatse.

Artikel 39 Betrekkingen met derde landen

1. Indien de bevoegde autoriteit van een lidstaat informatie ontvangt uit een derde land, brengt de betrokken bevoegde autoriteit de bevoegde autoriteiten van de lidstaten die er belang bij kunnen hebben ervan op de hoogte, en in elk geval alle lidstaten die er om verzoeken.

Dergelijke informatie wordt ook aan de Commissie medegedeeld indien zij op communautair niveau relevant is.

2. Indien het derde land wettelijk kan garanderen dat het de bijstand, die nodig is om bewijsmateriaal te verzamelen inzake klaarblijkelijke of vermeende inbreuken op de relevante wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen, wel degelijk kan bieden, kan informatie die in de context van deze verordening is verzameld aan dat derde land worden medegedeeld, mits de bevoegde autoriteiten die de informatie hebben verstrekt het daarmee eens zijn, en in overeenstemming met de wetgeving in deze landen met betrekking tot de mededeling van persoonlijke gegevens aan derde landen.

Artikel 40 Gecoördineerde bijstand en follow-up door de Commissie

1. De Commissie moet zo snel mogelijk de door de lidstaten getroffen maatregelen coördineren, indien zij, door informatie van de kant van de lidstaten of uit andere bronnen, kennis krijgt van handelingen die strijdig zijn of lijken te zijn met de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en die op communautair niveau van bijzonder belang zijn, en met name:

a) wanneer deze handelingen in andere lidstaten vertakkingen hebben of zouden kunnen hebben, of

b) wanneer soortgelijke handelingen klaarblijkelijk ook in andere lidstaten hebben plaatsgevonden.

2. Wanneer uit de officiële controles op de plaats van bestemming blijkt dat er bij herhaling sprake is van niet-naleving, of van andere risico's voor mens en dier ten gevolge van diervoeders en levensmiddelen, hetzij rechtstreeks of door het milieu veroorzaakt, stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van bestemming de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten daarvan onverwijld in kennis.

3. De Commissie kan bijvoorbeeld:

a) een inspectieteam sturen voor een controlebezoek ter plaatse,

b) de bevoegde autoriteit van de lidstaat van verzending verzoeken haar officiële controles ter zake op te voeren en te rapporteren over de getroffen maatregelen.

4. Indien de maatregelen als bedoeld in de leden 2 en 3 worden getroffen tegen herhaaldelijke onregelmatigheden van een diervoeder- of levensmiddelenbedrijf, verhaalt de bevoegde autoriteit alle kosten in verband met deze maatregelen op het bedrijf in kwestie, met inbegrip van de kosten die door de Commissie voor haar inspectie zijn vastgesteld. In dit laatste geval worden de door de lidstaten geïnde bedragen aan de Commissie teruggestort volgens een procedure die overeenkomstig de in artikel 62, lid 3, bedoelde procedure moet worden vastgesteld.

Artikel 41 Informatieverstrekking

1. In strafzaken kan de uit hoofde van de bepalingen van dit hoofdstuk doorgegeven informatie alleen gebruikt worden met voorafgaande toestemming van de verzendende lidstaat, overeenkomstig - voor die lidstaten die daarbij zijn aangesloten - de geldende internationale verdragen en overeenkomsten betreffende wederzijdse bijstand bij strafzaken.

2. Indien de verzendende lidstaat aangeeft dat de informatie gegevens bevat waarvan de openbaarmaking de bescherming van de commerciële belangen van natuurlijke of rechtspersonen in gevaar zou kunnen brengen, verbindt de ontvangende lidstaat zich ertoe de informatie niet zonder voorafgaande toestemming van de verzendende lidstaat openbaar te maken. Indien de lidstaat van ontvangst zich hiertoe niet kan verbinden, is het inhouden van die gegevens door de lidstaat van verzending niet in strijd met deze verordening.

3. Elke weigering om overeenkomstig de bepalingen van dit artikel informatie te verstrekken, wordt met redenen omkleed.

TITEL V CONTROLEPLANNEN

Artikel 42 Meerjarige nationale controleplannen

1. Voor de uitvoering van artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 178/2002, en van artikel 45 van deze verordening stellen de lidstaten binnen zes maanden na het van kracht worden van deze verordening een geïntegreerd meerjarig nationaal controleplan op. De nationale controleplannen:

a) worden door de lidstaten gehandhaafd en op verzoek aan de Commissie gepresenteerd; en

b) worden uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening voor de eerste maal uitgevoerd.

2. De nationale controleplannen bevatten algemene informatie over de structuur en de organisatie van de controlesystemen voor diervoeders en levensmiddelen, voor diergezondheid en dierenwelzijn in de lidstaten en meer bepaald over:

a) de strategische doeleinden van het plan en de manier waarop deze in de prioriteiten van de controle en de toewijzing van middelen zijn weerspiegeld;

b) de aanwijzing van bevoegde autoriteiten en hun taken op centraal, regionaal en lokaal niveau, en de hun ter beschikking staande middelen;

c) de algemene organisatie en het beheer van de systemen voor officiële controles op nationaal, regionaal en lokaal niveau, met inbegrip van officiële controles in individuele vestigingen;

d) de controlesystemen voor de verschillende sectoren en de coördinatie tussen de verschillende diensten van de bevoegde autoriteiten die belast zijn met de controle van deze sectoren;

e) indien van toepassing, het delegeren van bevoegdheden aan controle-organen;

f) de methoden om te garanderen dat de in artikel 4, lid 2, bedoelde operationale criteria worden gehaald;

g) de opleiding van controleurs als bedoeld in artikel 6;

h) de in de artikelen 8 en 9 bedoelde schriftelijke procedures;

i) de organisatie en de werking van de rampenplannen bij uitbraken van een ziekte, gevallen van verontreiniging van levensmiddelen en andere risico's voor de menselijke gezondheid;

j) de organisatie van samenwerking en wederzijdse bijstand.

3. De nationale controleplannen kunnen worden aangepast in de loop van de tenuitvoerlegging. Dergelijke wijzigingen moeten worden gemotiveerd in het licht van, of om rekening te houden met de volgende factoren:

a) nieuwe wetgeving;

b) het opkomen van nieuwe ziekten en andere risico's voor de gezondheid;

c) belangrijke wijzigingen van de structuur, het beheer of de werking van de nationale bevoegde autoriteiten;

d) de resultaten van door de lidstaten verrichte controles;

e) de resultaten van door de Commissie overeenkomstig artikel 45 verrichte controles;

f) een wijziging van de in artikel 43 bedoelde richtsnoeren;

g) wetenschappelijke bevindingen;

h) de resultaten van audits van een derde land.

Artikel 43 Richtsnoeren voor meerjarige nationale controleplannen

1. De in artikel 42, lid 1, bedoelde nationale controleplannen worden opgezet aan de hand van algemene richtsnoeren die worden vastgesteld in het kader van de in artikel 62, lid 2, bedoelde procedure. Zij dienen met name:

a) te streven naar een geharmoniseerde, alomvattende en geïntegreerde aanpak van officiële controles op de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen, diergezondheid en dierenwelzijn, die alle productiesectoren en alle schakels van de voedingsketen bestrijkt;

b) risicogebaseerde prioriteiten en de meest doeltreffende controleprocedures vast te stellen;

c) andere prioriteiten en de meest doeltreffende controleprocedures vast te stellen;

d) de punten tijdens de productie, verwerking en distributie van levensmiddelen en diervoeders te bepalen die de meest betrouwbare en duidelijke informatie kunnen bieden om na te gaan of de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen wordt nageleefd;

e) de overname van optimale werkwijzen op alle niveaus van het controlesysteem aan te moedigen;

f) de ontwikkeling van doeltreffende systemen voor traceerbaarheid te steunen;

g) advies te verstrekken over de ontwikkeling van systemen om de goede werking te controleren en de resultaten van controleacties op te slaan;

h) uitdrukking te geven aan normen en aanbevelingen van de relevante internationale organen in verband met de organisatie en de werking van officiële diensten;

i) criteria vast te stellen voor het uitvoeren van de audits als bedoeld in artikel 4, lid 5;

j) de structuur en de op te nemen informatie voor de bij artikel 44 vereiste jaarverslagen vast te stellen;

k) aan te geven welke voornaamste prestatie-indicatoren moeten worden toegepast bij het beoordelen van de nationale controleplannen.

2. Indien dat noodzakelijk blijkt in het licht van de analyse van de jaarverslagen van de lidstaten als bedoeld in artikel 44, of van de audits en controles van de Commissie, worden de richtsnoeren aangepast.

Artikel 44 Jaarverslagen

1. Een jaar na het begin van de uitvoering van de nationale controleplannen, en daarna ieder jaar, dienen de lidstaten bij de Commissie een verslag in met:

a) een actualisering van het initiële controleplan rekening houdend met de factoren als beschreven in artikel 42, lid 3;

b) de resultaten van de controles en de audits van het voorgaande jaar overeenkomstig de bepalingen van het nationale controleplan;

c) de typen en het aantal overtredingen die zijn vastgesteld;

d) de maatregelen om te verzekeren dat de nationale controleplannen ook effectief functioneren, met inbegrip van afdwingbaarheidsmaatregelen en hun resultaten.

Om een uniforme presentatie van dit verslag, en met name van de resultaten van de officiële controles, te verzekeren, wordt deze informatie gepresenteerd aan de hand van richtlijnen die zijn goedgekeurd volgens de in artikel 62, lid 2, bedoelde procedure.

Dit verslag wordt opgesteld binnen 4 maanden na afloop van het jaar waarop het betrekking heeft, en aan de Commissie toegezonden.

2. In het licht van de in lid 1 bedoelde verslagen, de resultaten van de controles van de Commissie in de lidstaten en elke andere relevante informatie, stelt de Commissie een verslag op over het algemene functioneren van de officiële controlesystemen in de lidstaten. Het kan indien nodig aanbevelingen bevatten betreffende:

a) mogelijke verbeteringen van de officiële controle- en auditsystemen in de lidstaten, met inbegrip van hun reikwijdte, beheer en uitvoering,

b) specifieke controlemaatregelen met betrekking tot sectoren en activiteiten die door het nationale controleplan al dan niet worden bestreken,

c) gecoördineerde plannen om kwesties van bijzonder belang aan te pakken.

Op basis van de conclusies en aanbevelingen in dit verslag worden de nationale controleplannen en de richtsnoeren waar nodig aangepast.

Dit verslag wordt voorgelegd aan het Europees Parlement en de Raad.

TITEL VI ACTIVITEITEN VAN DE GEMEENSCHAP

Hoofdstuk I: Communautaire controles

Artikel 45 Communautaire controles in de lidstaten

1. Deskundigen van de Commissie, eventueel bijgestaan door de Commissie aangewezen deskundigen van de lidstaten, verrichten algemene en specifieke audits in de lidstaten. De algemene audits moeten regelmatig worden georganiseerd in samenwerking met de bevoegde autoriteiten in de lidstaten. De voornaamste doelstelling is na te gaan of de algemene officiële controleactiviteiten in de lidstaten overeenstemmen met de in artikel 42 bedoelde nationale controleplannen en met de communautaire wetgeving. Hiertoe stellen de lidstaten op verzoek onmiddellijk een geactualiseerd exemplaar van de nationale controleplannen ter beschikking van de Commissie.

2. De algemene audits kunnen worden aangevuld met specifieke audits en inspecties die een of meer terreinen bestrijken. Deze specifieke audits en inspecties beogen met name:

a) de uitvoering na te gaan van het nationale controleplan, van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen, en van de wetgeving inzake diergezondheid en dierenwelzijn, en zij kunnen eventueel inspectiebezoeken ter plaatse van de officiële diensten en van de voorzieningen die met de sector in kwestie verband houden omvatten;

b) het functioneren en de organisatie van de bevoegde autoriteiten te controleren;

c) ernstige of herhaaldelijk optredende problemen in de lidstaten te onderzoeken;

d) noodsituaties, nieuw optredende problemen of nieuwe ontwikkelingen in de lidstaten te onderzoeken.

3. De Commissie stelt voor elke verrichte controle een verslag op met haar bevindingen. Indien nodig bevat dit verslag bepaalde aanbevelingen voor de lidstaten voor een betere naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen. Deze verslagen worden openbaar gemaakt.

4. De Commissie stelt jaarlijks een controleprogramma op, brengt de lidstaten ervan van tevoren in kennis en brengt verslag uit over de resultaten. Dit programma kan worden aangepast om rekening te houden met de ontwikkelingen inzake diervoeder- en voedselveiligheid, de situatie op het gebied van de gezondheid van dieren en planten.

5. De lidstaten:

a) zorgen voor een passende follow-up van de aanbevelingen die voortkomen uit de communautaire controles;

b) verstrekken de nodige bijstand en alle documentatie en technische hulp waarom de deskundigen van de Commissie verzoeken om de controles doeltreffend te kunnen uitvoeren;

c) zien erop toe dat de deskundigen van de Commissie toegang hebben tot alle gebouwen of delen van gebouwen en tot alle informatie, met inbegrip van informaticasystemen, die relevant is voor het uitvoeren van hun taken.

6. Gedetailleerde regels betreffende de communautaire controles in de lidstaten kunnen worden vastgesteld of gewijzigd volgens de in artikel 62, lid 3, bedoelde procedure.

Artikel 46 Communautaire controles in derde landen

1. Deskundigen van de Commissie, eventueel bijgestaan door door de Commissie aangewezen deskundigen van de lidstaten, kunnen controles in derde landen verrichten, om de naleving van de communautaire wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen, en van de communautaire wetgeving inzake diergezondheid, dan wel de gelijkwaardigheid daaraan van de nationale regels en systemen te controleren, op basis van de in artikel 47, lid 1, bedoelde controleplannen. Daarbij wordt in het bijzonder rekening gehouden met:

a) de wetgeving van het derde land;

b) de organisatie van de bevoegde autoriteit/autoriteiten van het derde land, en van de controlediensten, de bevoegdheden en onafhankelijkheid van deze diensten, het toezicht dat erop wordt uitgeoefend, en de mogelijkheden die zij hebben om de nationale wetgeving effectief af te dwingen;

c) de opleiding van het personeel bij het bekleden van controlefuncties;

d) de middelen waarover deze controlediensten beschikken, met inbegrip van keuringsinstallaties;

e) het bestaan en het functioneren van schriftelijke controleprocedures en op prioriteiten gebaseerde controlesystemen;

f) indien van toepassing, de situatie inzake diergezondheid, zoönosen en plantengezondheid, en de procedures voor kennisgeving aan de diensten van de Commissie en aan relevante internationale organen van uitbraken van dieren- en plantenziekten;

g) de reikwijdte en de werking van controles op de invoer van dieren, planten en daarvan afgeleide producten;

h) de garanties die het derde land kan geven ten aanzien van naleving of gelijkwaardigheid met de communautaire vereisten.

2. Om efficiënte en doeltreffende controles in derde landen mogelijk te maken, kan de Commissie de derde landen vooraf verzoeken om het in artikel 47, lid 1, bedoelde controleplan in te dienen, en waar nodig schriftelijke documentatie over de uitvoering ervan zoals bedoeld in artikel 47, lid 3.

3. De frequentie van de controles van de Commissie in derde landen wordt bepaald op basis van het volgende:

a) een risico-evaluatie van de producten die naar de Gemeenschap worden uitgevoerd;

b) de bepalingen van de communautaire wetgeving;

c) het volume en de aard van de invoer uit het betrokken derde land;

d) de resultaten van door de Commissie of andere inspectieorganen reeds verrichte controles;

e) de resultaten van door de lidstaten verrichte invoercontroles of andere controles;

f) informatie verstrekt door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid of vergelijkbare organen;

g) informatie verkregen van internationaal erkende organen zoals de Wereldgezondheidsorganisatie, Codex Alimentarius en het Internationaal Bureau voor besmettelijke veeziekten, of van andere bronnen;

h) aanwijzingen van nieuw optredende ziekten of andere gezondheidsrisico's die gevolgen kunnen hebben voor de invoer van levende dieren, levende planten en daarvan afgeleide producten;

i) de noodzaak om onderzoek te verrichten of te antwoorden op een noodsituatie in bepaalde derde landen.

De criteria voor het bepalen van risico's met het oog op de risico-evaluatie waarnaar is verwezen in punt a) worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 62, lid 3, bedoelde procedure.

4. De procedures en richtsnoeren voor de controles in derde landen kunnen worden vastgesteld of gewijzigd volgens de in artikel 62, lid 3, bedoelde procedure.

Deze omvatten in het bijzonder procedures en richtsnoeren inzake:

a) controles in derde landen in het kader van een bilaterale overeenkomst;

b) controles in andere derde landen.

5. Indien naar aanleiding van een communautaire controle een ernstig risico voor de gezondheid van mens en dier wordt vastgesteld, neemt de Commissie onverwijld de noodzakelijk geachte noodmaatregelen en licht zij de lidstaten hier onmiddellijk over in.

6. De Commissie stelt de lidstaten van tevoren in kennis van haar controleprogramma in derde landen en brengt verslag uit over de resultaten. Dit programma kan worden aangepast om rekening te houden met de ontwikkelingen inzake diervoeder- en voedselveiligheid, de situatie op het gebied van de gezondheid van dieren en planten.

Hoofdstuk II Invoervoorwaarden

Artikel 47 Algemene invoervoorwaarden

1. De invoer van diervoeders en levensmiddelen, van dieren of dierlijke producten uit een derde land in een van de in bijlage I bedoelde grondgebieden wordt toegestaan op de volgende voorwaarden: het derde land moet aan de Commissie melden dat er een controleplan functioneert dat op verzoek kan worden medegedeeld; het moet de volgende accurate en geactualiseerde informatie verstrekken over de algemene organisatie en het beheer van de door de bevoegde autoriteit van het derde land bestuurde sanitaire controlesystemen:

a) alle sanitaire en fytosanitaire maatregelen die op het grondgebied van het derde land worden toegepast of voorgesteld;

b) alle controle en inspectieprocedures, productie- en quarantainebehandeling, tolerantie van verontreinigende stoffen, procedures voor de goedkeuring van voedseladditieven die op het grondgebied van het derde land gelden;

c) procedures voor risico-evaluatie, factoren waarmee rekening wordt gehouden, alsook de vaststelling van het passende niveau van sanitaire of fytosanitaire bescherming;

d) waar nodig, follow-up van de aanbevelingen naar aanleiding van de in artikel 46 genoemde controles.

2. Het in lid 1 bedoelde controleplan moet proportioneel en vanuit technisch en economisch standpunt uitvoerbaar zijn, rekening houdend met de specifieke situatie en structuur van het derde land en de aard van de geëxporteerde producten. Het plan moet ten minste die producten bestrijken welke voor uitvoer naar de Gemeenschap zijn bedoeld.

3. De invoer van diervoeders en levensmiddelen, van dieren en dierlijke producten uit een derde land in de Gemeenschap wordt toegestaan indien het derde land schriftelijke documentatie bijhoudt over de uitvoering van het in lid 1 bedoelde controleplan.

De documentatie over de uitvoering van het controleplan moet de volgende elementen bevatten:

a) de resultaten van de in het kader van het controleplan verrichte interne controles;

b) belangrijke wijzigingen die zijn aangebracht aan het originele plan of aan de structuur en de werking van de relevante controlesystemen, in het bijzonder om tegemoet te komen aan de communautaire vereisten of aanbevelingen;

4. Richtsnoeren voor het opstellen en presenteren aan de Commissie van het controleplan en de in lid 3 vermelde documentatie, alsook overgangsmaatregelen die derde landen in staat moeten stellen het controleplan voor te bereiden en uit te voeren, moeten worden opgesteld overeenkomstig de in artikel 62, lid 2, vermelde procedure.

Artikel 48 Specifieke invoervoorschriften

1. Voorwaarden en gedetailleerde procedures die bij de invoer van diervoeders en levensmiddelen uit derde landen of derde regio's moeten worden gerespecteerd, moeten worden opgesteld overeenkomstig de in artikel 62, lid 3, bedoelde procedure.

2. De in lid 1 bedoelde voorwaarden en gedetailleerde procedures kunnen omvatten:

a) het opstellen van een lijst van derde landen van waar uit diervoeders en levensmiddelen kunnen worden ingevoerd in een van de in de Bijlage I bedoelde grondgebieden;

b) het opstellen van modellen van certificaten om de zendingen te vergezellen;

c) speciale invoervoorwaarden naar gelang van het product en de mogelijk daarmee verbonden risico's.

3. Derde landen kunnen alleen op de in punt a) van lid 2 genoemde lijst voorkomen indien de bevoegde autoriteiten in die landen afdoende garanties bieden voor een naleving van of gelijkwaardigheid met de communautaire wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen.

Bij de vaststelling of de actualisering van de lijsten wordt met name rekening gehouden met:

a) de wetgeving van het betrokken derde land in de relevante sector;

b) de structuur en de organisatie van de bevoegde autoriteit in het derde land en van de controlediensten, alsook de bevoegdheden die zij hebben en de garantie die zij bieden in verband met de toepassing van de betrokken wetgeving;

c) het bestaan van doeltreffende controles van diervoeders en levensmiddelen;

d) de regelmaat en spoed waarmee het derde land informatie verstrekt over risico's met diervoeders en levensmiddelen;

e) de waarborgen die het derde land biedt dat:

i) de voorwaarden waaronder de bedrijven die diervoeders en levensmiddelen naar de Gemeenschap mogen invoeren de communautaire of althans daaraan gelijkwaardige normen van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen naleven;

(ii) een lijst van dergelijke bedrijven bestaat en regelmatig wordt bijgewerkt;

(iii) dergelijke geactualiseerde lijsten van bedrijven aan de Commissie onverwijld worden medegedeeld;

(iv) de bedrijven regelmatig en doeltreffend worden gecontroleerd door de bevoegde autoriteit van het derde land.

4. Bij het treffen van een besluit over de invoervoorwaarden waarnaar is verwezen in punt c) van lid 1, wordt rekening gehouden met de informatie uit derde landen en indien nodig met de bevindingen van communautaire controles in derde landen.

Deze invoervoorwaarden kunnen worden vastgesteld per product of per productgroep en per derde land of per regio van een derde land, of per groep derde landen.

Artikel 49 Gelijkwaardigheid

1. Ingevolge de uitvoering van een gelijkwaardigheidsovereenkomst of ingevolge een gunstige audit kan overeenkomstig de in artikel 62, lid 3, vermelde procedure in een besluit worden erkend dat de maatregelen die door een derde land of een regio van een derde land op het gebied van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen worden toegepast, waarborgen bieden die gelijkwaardig zijn aan de normen die de Gemeenschap hanteert, indien het derde land hiervan het objectieve bewijs levert.

2. In het in lid 1 bedoelde besluit worden de voorwaarden gespecificeerd voor de invoer van diervoeders en levensmiddelen uit dat derde land of die regio van een derde land.

Dit kunnen bijvoorbeeld zijn:

a) de aard en inhoud van de certificaten waarvan de producten vergezeld moeten gaan;

b) specifieke vereisten die gelden voor invoer naar de Gemeenschap;

c) indien nodig, de procedures voor de vaststelling en de aanpassing van de lijsten van regio's of inrichtingen waaruit invoer is toegestaan.

3. Het in lid 1 bedoelde besluit wordt ingetrokken overeenkomstig dezelfde procedure en zonder verwijl, indien om het even welke voorwaarde voor erkenning van de gelijkwaardigheid, zoals initieel vastgesteld, niet langer is vervuld.

Artikel 50 Steun voor ontwikkelingslanden

Overeenkomstig de in artikel 62, lid 3, vermelde procedure kan tot de volgende maatregel worden besloten om te garanderen dat de ontwikkelingslanden in staat worden gesteld de bepalingen van deze verordening na te leven:

a) een geleidelijke invoering van de eis om een controleplan in te dienen voor producten die naar de Gemeenschap worden uitgevoerd, alsook van de eis om een verslag over de resultaten van dit plan in te dienen;

b) bijstand voor het opzetten van een controleplan, indien nodig door deskundigen van de Gemeenschap;

c) de bevordering van tweelingprojecten tussen een ontwikkelingsland en een lidstaat;

d) de ontwikkeling van richtsnoeren om de ontwikkelingslanden te helpen bij het organiseren van officiële controles van de producten die naar de Gemeenschap worden uitgevoerd;

e) het sturen van deskundigen van de Gemeenschap naar de ontwikkelingslanden om aldaar te assisteren bij de organisatie van officiële controles;

f) deelname van controlepersoneel van ontwikkelingslanden aan de opleidingen als bedoeld in artikel 51.

Hoofdstuk III Opleiding van controleurs

Artikel 51 Opleiding van controleurs

1. De Commissie kan opleidingen organiseren voor het personeel van de bevoegde autoriteiten in de lidstaten dat verantwoordelijk is voor de in deze verordening bedoelde controles. Deze opleidingen dragen bij tot een geharmoniseerde aanpak van de officiële controles in de lidstaten. Zij omvatten met name opleiding over:

a) de communautaire wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen;

b) controlemethoden en technieken zoals de beoordeling van systemen van de exploitanten van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven die bedoeld zijn om aan de voorschriften van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen te voldoen;

c) controles van diervoeders en levensmiddelen die naar de Gemeenschap worden ingevoerd;

d) de productie, verwerking en afzet van diervoeders en levensmiddelen.

2. De in lid 1 bedoelde opleidingen kunnen openstaan voor deelnemers uit derde landen, meer bepaald uit ontwikkelingslanden.

3. De uitvoeringsbepalingen betreffende de organisatie van opleidingen kunnen worden vastgesteld volgens de in artikel 62, lid 3, bedoelde procedure.

Hoofdstuk IV Andere activiteiten van de Gemeenschap

Artikel 52 Controles door derde landen in de lidstaten

1. Deskundigen van de Commissie kunnen de lidstaten bijstaan gedurende controles door derde landen, op verzoek en in samenwerking met de autoriteiten van die lidstaten.

2. De lidstaten op het grondgebied waarvan een controle zoals bedoeld in lid 1 door een derde land wordt verricht, stellen de Commissie op de hoogte van de planning, de omvang, de documentatie en alle andere relevante informatie die de Commissie nodig heeft om doelmatig aan de controle mee te kunnen werken.

3. De bijstand van de Commissie is met name gericht op:

a) het verduidelijken van de communautaire wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen;

b) het verstrekken van op communautair niveau beschikbare informatie en gegevens die nuttig kunnen zijn voor de door het derde land verrichte controle;

c) het verzekeren van uniformiteit ten aanzien van controles door derde landen.

Artikel 53 Gecoördineerde controleactiviteiten

Communautaire gecoördineerde plannen kunnen worden opgesteld overeenkomstig de in artikel 62, lid 2, bedoelde procedure. Deze plannen worden:

a) jaarlijks georganiseerd overeenkomstig een programma; en

b) indien nodig, op een ad-hoc-basis georganiseerd in het bijzonder om de prevalentie van gevaren in diervoeders en levensmiddelen vast te stellen.

TITEL VII HANDHAVINGSMAATREGELEN

Hoofdstuk I: Nationale handhavingsmaatregelen

Artikel 54 Actie bij gevallen van niet- naleving

1. Waar niet-naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen wordt vastgesteld, en afhankelijk van de aard van de niet-naleving, treft de bevoegde autoriteit maatregelen om ervoor te zorgen dat de exploitant van het diervoeder- of levensmiddelenbedrijf de situatie weer regulariseert.

2. Indien nodig behelzen deze maatregelen het volgende:

a) het voorschrijven van hygiëneprocedures of andere noodzakelijk geachte corrigerende actie om de veiligheid van diervoeders en levensmiddelen, of de naleving van de desbetreffende wetgeving, te garanderen;

b) het beperken of verbieden van het op de markt brengen, invoeren of uitvoeren van diervoeders en levensmiddelen;

c) het bevel geven tot het terugroepen, uit de handel nemen, en/of vernietigen van diervoeders en levensmiddelen;

d) de toelating om de diervoeders en levensmiddelen voor andere doeleinden aan te wenden;

e) het schorsen of sluiten, in zijn geheel of gedeeltelijk, van het betrokken bedrijf voor een bepaalde periode;

f) het opschorten of intrekken van de goedkeuring van vestigingen;

g) de maatregelen vermeld in artikel 19 inzake zendingen uit derde landen;

h) andere door de bevoegde autoriteit noodzakelijk geachte maatregelen.

Bij het vaststellen van de maatregelen die overeenkomstig de eerste alinea moeten worden getroffen, moet rekening worden gehouden met de staat van dienst van het betreffende diervoeder- of levensmiddelenbedrijf ten aanzien van het al dan niet naleven van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen.

3. De door de bevoegde autoriteit met betrekking tot de maatregelen genomen besluiten overeenkomstig lid 1, en de redenen daarvoor, worden schriftelijk meegedeeld aan de betrokken bedrijfsexploitant of zijn vertegenwoordiger en, in voorkomend geval, ook aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van verzending. De exploitant van het diervoeder- of levensmiddelenbedrijf moet worden geïnformeerd over de rechtsmiddelen die voor hem openstaan en van de vormen waarin en de termijnen waarbinnen van deze rechtsmiddelen gebruik moet worden gemaakt.

Artikel 55 Sancties

1. De lidstaten stellen de regels vast inzake sancties in geval van overtredingen van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen, en nemen alle nodige maatregelen om de uitvoering daarvan te waarborgen. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten brengen over deze voorzieningen en eventueel daaraan aangebrachte wijzigingen zonder verwijl verslag uit bij de Commissie.

2. Voor de doelstelling van lid 1 moeten de activiteiten waarnaar in bijlage VI is verwezen als strafrechtelijke overtredingen worden beschouwd indien zij bewust of door grove nalatigheid geschieden, en voor zover zij een inbreuk vormen op de communautaire wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen of op regels die door de lidstaten ter omzetting van deze communautaire wetgeving zijn goedgekeurd.

3. De in lid 2 genoemde overtredingen, en de aansporing daartoe of deelname daaraan, worden voor natuurlijke personen bestraft met strafrechtelijke maatregelen, met inbegrip indien nodig van vrijheidsberoving; voor rechtspersonen, met sancties die strafrechtelijke of niet-strafrechtelijke boeten omvatten, en eventueel andere straffen, zoals de uitsluiting van het recht op openbare voordelen of steun, tijdelijke of blijvende ongeschiktverklaring om aan een handelsactiviteit te doen, gerechtelijke controle of het opleggen van een gerechtelijk akkoord.

Hoofdstuk II : Communautaire handhavingsmaatregelen

Artikel 56 Vrijwaringsmaatregelen

Indien de Commissie over bewijzen beschikt van een ernstige tekortkoming in de controlesystemen van de lidstaten en deze tekortkomingen een mogelijk en verspreid risico impliceren voor de gezondheid van mens en dier en voor het dierenwelzijn, hetzij rechtstreeks of door het milieu, kunnen de noodmaatregelen worden getroffen die genoemd zijn in artikel 53 van Verordening (EG) nr. 178/2002.

Deze maatregelen kunnen alleen worden getroffen nadat:

a) uit communautaire controles is gebleken en is gerapporteerd dat de communautaire wetgeving niet is nageleefd; en

b) de betrokken lidstaat na een verzoek daartoe en binnen de door de Commissie gestelde termijn de situatie niet heeft geregulariseerd.

TITEL VIII AANPASSING VAN DE COMMUNAUTAIRE WETGEVING

Artikel 57 Wijziging van Richtlijn 89/662/EEG

Hoofdstuk I van bijlage A van Richtlijn 89/662/EEG van de Raad wordt vervangen door:

"BIJLAGE A

HOOFDSTUK I

Verordening (EG) nr. .../... van de Raad tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het produceren, op de markt brengen en importeren van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong.

Artikel 58 Wijziging van Richtlijn 96/23/EG

In artikel 30 van Richtlijn 96/23/EG wordt het deel van de eerste alinea dat begint met de woorden: "Wanneer uit deze nieuwe controles ..." en eindigt met de woorden: "of gebruik ervan voor andere, door de communautaire wetgeving toegestane doeleinden, en dit zonder enige vergoeding of compensatie", vervangen door de volgende tekst:

"Wanneer uit controles de aanwezigheid van niet-toegestane stoffen of producten blijkt, of wanneer de maximale grenswaarden zijn overschreden, zijn de bepalingen van de artikelen 18 tot en met 22 van Verordening (EG) nr. .../... (inzake officiële controles van diervoeders en levensmiddelen) van toepassing. "

Artikel 59 Wijziging van Richtlijn 97/78/EG

1. In Richtlijn 97/78/EEG wordt artikel 1 vervangen door:

"Veterinaire controles voor producten die uit derde landen in een van de in bijlage I opgesomde grondgebieden worden binnengebracht, worden door de lidstaten overeenkomstig de bepalingen van deze Richtlijn en Verordening (EG) nr. .../... inzake officiële controles van diervoeders en levensmiddelen uitgevoerd."

2. Artikel 2, lid 2, onder a), wordt vervangen door de volgende tekst:

"(a) "producten": producten van dierlijke oorsprong zoals bedoeld in de Richtlijnen 89/662/EEG en 90/425/EEG, en in Verordening (EG) nr. 1774/2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten [63]; eronder vallen ook plantaardige producten als bedoeld in artikel 19;"

[63] PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1.

3. In artikel 7 worden de woorden: "de in Richtlijn 85/73/EEG van de Raad van 29 januari 1985 inzake de financiering van de keuringen en veterinaire controles van dierlijke producten zoals bedoeld in de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG, 90/675/EEG en 91/496/EEG (gewijzigd en gecodificeerd) bedoelde inspectiekosten" vervangen door: "de inspectiekosten zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. .../... inzake officiële controles van diervoeders en levensmiddelen".

4. In artikel 10, lid 1, onder b), worden de volgende woorden geschrapt: "of, in geval van overeenkomstig Beschikking 95/408/EG van de Raad van 22 juni 1995 tot vaststelling van voorschriften voor het opstellen, voor een overgangsperiode, van voorlopige lijsten van inrichtingen in derde landen waaruit de lidstaten bepaalde producten van dierlijke oorsprong, visserijproducten en levende tweekleppige weekdieren mogen invoeren goedgekeurde inrichtingen, uit een inrichting die een nationale of communautaire inspectie heeft ondergaan".

5. In artikel 12 wordt lid 9 geschrapt.

6. In artikel 15 wordt lid 5 geschrapt.

7. Artikel 16 wordt vervangen door de volgende tekst:

"Gedetailleerde regelgeving voor het binnenbrengen van producten van dierlijke oorsprong die per post worden verstuurd of die passagiers en bemanning van internationale vervoermiddelen bij zich hebben, wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EG) nr. .../... inzake officiële controles van diervoeders en levensmiddelen".

8. Artikel 17 wordt vervangen door de volgende tekst:

"Zendingen die in een van de grondgebieden van de Gemeenschap zijn binnengebracht zonder voor een veterinaire controle te zijn aangeboden overeenkomstig de vereisten van de artikelen 3 en 4, moeten in beslag worden genomen of verbeurd verklaard, en overeenkomstig de artikelen 18 tot en met 22 van Verordening (EG) nr. .../... inzake officiële controles van diervoeders en levensmiddelen, behandeld."

9. Artikel 21 wordt geschrapt.

10. Artikel 23 wordt geschrapt.

11. In artikel 24, lid 1, tweede streepje, worden de woorden: "overeenkomstig artikel 17, lid 2, onder a) en b)" vervangen door: "overeenkomstig artikel 17".

Artikel 60 Wijziging van Richtlijn 2000/29/EG

In Richtlijn 2000/29/EG wordt een artikel 27bis toegevoegd:

"Artikel 27bis

Voor de doeleinden van deze richtlijn zijn de artikelen 42 tot en met 46 van Verordening (EG) nr. .../... (inzake officiële controles van diervoeders en levensmiddelen) van toepassing".

Artikel 61 Intrekking van communautaire wetgeving

De Richtlijnen 70/373/EEG, 85/591/EEG, 89/397/EEG, 93/99/EEG, 95/53/EG en 96/43/EG en Beschikking 98/728/EG worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2005.

De uitvoeringsbepalingen op basis van deze wetgeving zoals opgesomd in bijlage VII blijven echter van kracht voorzover zij niet in strijd zijn met de bepalingen van deze verordening, en totdat zij worden ingetrokken of indien nodig vervangen door op basis van deze verordening goedgekeurde regels met hetzelfde effect.

Verwijzingen naar de ingetrokken wetgeving worden beschouwd als verwijzingen naat deze verordening.

TITEL IX ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 62 Procedure Permanent Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid dat is opgericht bij artikel 58 van Verordening (EG) nr. 178/2002, of, indien nodig voor de doeleinden van deze verordening, door het Permanent Planteziektenkundig Comité opgericht bij Besluit 76/894/EEG van de Raad [64].

[64] PB L 340 van 9.12.1976, blz. 25.

2. Indien naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van de bepalingen van artikel 8.

3. Indien naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van de bepalingen van artikel 8.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG vastgestelde termijn bedraagt drie maanden.

4. Het Comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 63 Uitvoeringsbesluiten en overgangsmaatregelen

1. Om een uniforme toepassing van deze verordening te waarborgen, kunnen indien nodig uitvoeringsbesluiten en overgangsmaatregelen worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 62, lid 3.

2. Om rekening te houden met de specifieke aard van de Verordeningen (EEG) nr. 2092/91, (EEG) nr. 2081/92 en (EEG) nr. 2082/92, kan de regelgeving van deze Verordening worden aangepast overeenkomstig de procedure van artikel 62, lid 3.

Artikel 64 Wijziging van bijlagen en van verwijzingen naar Europese normen

Volgens de in artikel 62, lid 3, bedoelde procedure kunnen wijzigingen worden aangebracht aan:

a) de bijlagen bij deze verordening, met uitzondering van bijlage VI, om rekening te houden met wetenschappelijke en technische vooruitgang;

b) de verwijzingen naar de Europese normen in deze verordening indien deze door de CEN worden gewijzigd.

Artikel 65 Communautaire financiële steun

1. De vereiste kredieten voor:

a) de reis- en verblijfskosten van de door de Commissie aangewezen deskundigen van de lidstaten als bedoeld in artikel 45, lid 1, en artikel 46, lid 1;

b) de opleiding van controleurs als bedoeld in artikel 51;

c) de financiering van andere maatregelen om de toepassing van deze verordening te garanderen,

worden jaarlijks in het kader van de begrotingsprocedure vastgesteld.

2. De in lid 1, onder c), genoemde maatregelen omvatten in het bijzonder de organisatie van conferenties, het opzetten van gegevensbanken, de publicatie van informatie, het verrichten van onderzoek, het organiseren van vergaderingen om de zittingen van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid voor te bereiden.

3. Binnen de perken van de personele en financiële middelen van de Commissie kan communautaire technische en financiële steun worden verleend voor de organisatie van de in artikel 50 bedoelde activiteiten.

TITEL X SLOTBEPALING

Artikel 66 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij wordt van toepassing op 1 januari 2005.

Artikel 55, leden 2 en 3, wordt evenwel van toepassing op 1 juli 2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitter De Voorzitter

BIJLAGE I

TERRITORIA BEDOELD IN ARTIKEL 2, LID 9

1. Het grondgebied van het Koninkrijk België.

2. Het grondgebied van het Koninkrijk Denemarken met uitzondering van de Faeröer-eilanden en Groenland.

3. Het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland.

4. Het grondgebied van het Koninkrijk Spanje met uitzondering van Ceuta en Melilla.

5. Het grondgebied van de Helleense Republiek.

6. Het grondgebied van de Franse Republiek.

7. Het grondgebied van Ierland.

8. Het grondgebied van de Italiaanse Republiek.

9. Het grondgebied van het Groothertogdom Luxemburg.

10. Het Europese grondgebied van het Koninkrijk der Nederlanden.

11. Het grondgebied van de Portugese Republiek.

12. Het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

13. Het grondgebied van de Republiek Oostenrijk.

14. Het grondgebied van de Republiek Finland.

15. Het grondgebied van het Koninkrijk Zweden.

BIJLAGE II

DE BEVOEGDE AUTORITEITEN

Hoofdstuk I: Onderwerpen voor de opleiding van personeel dat officiële controles verricht

1. De diverse controletechnieken, bijvoorbeeld auditing, bemonstering, inspectie.

2. De controleprocedures.

3. De communautaire wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen.

4. De verschillende stadia van de productie, verwerking en distributie, en de mogelijke risico's voor de menselijke gezondheid, en, waar van toepassing, voor de gezondheid van dieren, planten en het milieu.

5. Evaluatie van de niet-naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen.

6. Gevaren bij het fokken van dieren en de productie van diervoeders en levensmiddelen.

7. De HACCP-procedures en de technieken voor een evaluatie van de HACCP-procedures.

8. Bestuurssystemen zoals kwaliteitsborgingsprogramma's van de diervoeder- en levensmiddelenbedrijven en de beoordeling daarvan, voor zover deze programma's relevant zijn in verband met de eisen van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen.

9. Officiële certificeringssystemen.

10. Noodplannen voor noodsituaties.

11. Wettelijke procedures en implicaties van de officiële controle.

12. Onderzoek van schriftelijk bewijsmateriaal en andere documentatie, met inbegrip van documentatie inzake het testen van de deskundigheid, de accreditering en de risico-evaluatie, die van belang kunnen zijn om na te gaan of de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen is nageleefd; hieronder kunnen financiële en commerciële aspecten vallen.

13. Ieder ander thema, inclusief diergezondheid en dierenwelzijn, dat noodzakelijk wordt geacht om ervoor te zorgen dat de officiële controles worden uitgevoerd overeenkomstig deze verordening.

Hoofdstuk II: Onderwerpen voor controleprocedures en richtsnoeren

1. De organisatie van de bevoegde autoriteit en de verhouding tussen de centrale bevoegde autoriteiten en de autoriteiten waaraan de bevoegdheid voor het verrichten van officiële controles is overgedragen.

2. De verhouding tussen de bevoegde autoriteiten en de niet-gouvernementele instanties waaraan de bevoegdheid voor het verrichten van officiële controles is gedelegeerd.

3. Een verklaring over de te bereiken doelstellingen.

4. De taken, verantwoordelijkheden en plichten van het personeel.

5. Controlemethoden en -technieken.

6. Monitorings- en bewakingsprogramma's.

7. Wederzijdse bijstand ingeval voor de controles maatregelen van meer dan één lidstaat zijn vereist.

8. Naar aanleiding van officiële controles te ondernemen actie.

9. Samenwerking met andere diensten of departementen die bepaalde verantwoordelijkheden op het betreffende terrein hebben.

10. Verificatie van de geschiktheid van analysemethoden en detectietests.

11. Enige andere activiteit of informatie die nodig is voor het goede functioneren van de officiële controles.

BIJLAGE III

CRITERIA VOOR ANALYSEMETHODEN

1. Bij analysemethoden moeten de volgende criteria in aanmerking genomen worden:

a) nauwkeurigheid;

b) toepasbaarheid (matrix en concentratiebereik);

c) aantoonbaarheidsgrens;

d) bepaalbaarheidsgrens;

e) precisie; herhaalbaarheid in hetzelfde laboratorium en de reproduceerbaarheid in hetzelfde of in verschillende laboratoria, op basis van gegevens van gemeenschappelijke proeven en, waar voor analysemethoden criteria voor de prestaties zijn vastgesteld, op basis van proeven op het naleven van de criteria, niet op basis van overwegingen met betrekking tot onzekerheid van metingen;

f) terugvinding;

g) selectiviteit;

h) gevoeligheid;

i) lineariteit;

j) andere criteria die naar gelang van de behoefte kunnen worden bepaald.

2. De in lid 1, onder e), bedoelde precisiewaarden worden ofwel verkregen aan de hand van een ringonderzoek, uitgevoerd volgens een internationaal erkend protocol inzake ringonderzoeken (b.v. ISO 5725:1994 of het International Harmonised Protocol van de IUPAC [Internationale Unie voor zuivere en toegepaste chemie]), ofwel, indien voor analysemethoden criteria voor de prestaties zijn vastgesteld, op basis van proeven op het naleven van de criteria. De waarden voor de herhaalbaarheid en de reproduceerbaarheid worden uitgedrukt in een internationaal erkende vorm (b.v. 95%-betrouwbaarheidsintervallen, als gedefinieerd in ISO 5725:1994 of de IUPAC). De resultaten van het ringonderzoek worden gepubliceerd en zijn voor iedereen vrij toegankelijk.

3. Aan analysemethoden die uniform van toepassing zijn op verschillende groepen producten, wordt de voorkeur gegeven boven methoden die slechts op individuele producten kunnen worden toegepast.

4. In situaties waar analysemethoden in slechts één laboratorium gevalideerd kunnen worden, dient dat te gebeuren overeenkomstig de geharmoniseerde richtsnoeren van de IUPAC, ofwel, indien voor analysemethoden criteria voor de prestaties zijn vastgesteld, op basis van proeven op het naleven van de criteria.

5. De op grond van deze verordening vastgestelde analysemethoden moeten worden geformuleerd conform de genormaliseerde presentatie van analysemethoden die is aanbevolen door de Internationale Organisatie voor Normalisatie.

BIJLAGE IV

VERGOEDINGEN IN VERBAND MET DE CONTROLE VAN GOEDEREN DIE IN DE GEMEENSCHAP WORDEN INGEVOERD

Hoofdstuk I Vergoedingen voor ingevoerd vlees

De vergoeding voor de officiële controle van ingevoerd vlees is vastgesteld op EUR 5 per ton, met een minimumbedrag van EUR 30 per zending.

Hoofdstuk II Vergoedingen voor ingevoerde visserijproducten

De vergoeding voor de officiële controle van ingevoerde visserijproducten is vastgesteld op EUR 5 per ton, met een minimumbedrag van EUR 30 per zending. Boven 100 ton wordt het minimale standaardbedrag van EUR 5 teruggebracht tot:

- EUR 1,5 per bijkomende ton voor visserijproducten die alleen zijn ontweid;

- EUR 2,5 per bijkomende ton van andere visserijproducten.

Hoofdstuk III Vergoedingen voor ingevoerde levende dieren die vallen onder Richtlijn 91/496/EEG

In verband met dieren die vallen onder Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG [65], gelden de volgende bepalingen:

[65] PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56.

1. De vergoeding voor de controle van de hierna genoemde diersoorten is vastgesteld op EUR 5 per ton levend gewicht, met een minimumbedrag van EUR 30 per zending: runderen, varkens, schapen, eenhoevigen, gevogelte, konijnen. Dit omvat zowel wilde als gekweekte dieren.

2. De vergoeding voor de controle van andere diersoorten is vastgesteld op de eigenlijke kosten van de inspectie, uitgedrukt per geïmporteerd dier of per ton, met een minimumbedrag van EUR 30 per zending; dit minimumbedrag is echter niet van toepassing op ingevoerde diersoorten die vallen onder Beschikking 97/794/EG van de Commissie van 12 november 1997 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Richtlijn 91/496/EEG van de Raad met betrekking tot de veterinaire controles van uit derde landen in te voeren levende dieren [66].

[66] PB L 323 van 26.11.1997, blz. 31.

BIJLAGE V

COMMUNAUTAIRE REFERENTIELABORATORIA

1. Communautair referentielaboratorium voor melk en producten op basis van melk

AFSSA-LERHQA 41, rue du 11 Novembre 1918 94700 Maison Alfort Frankrijk

2. Communautaire referentielaboratoria voor de analyse en de controle op zoönosen

De laboratoria, aangewezen overeenkomstig

- Richtlijn .../... inzake de bewaking van zoönosen en zoönoseverwekkers en houdende wijziging van Beschikking 90/424/EEG van de Raad en intrekking van Richtlijn 92/117/EEG van de Raad [67], en

[67] COM (2001) 452, doc. 2001/0176 (COD).

- Verordening .../... inzake de bestrijding van salmonella en andere door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers en houdende wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG, 72/462/EEG en 90/539/EEG van de Raad [68].

[68] COM (2001) 452, doc. 2001/0177 (COD).

3. Communautair referentielaboratorium voor de controle op mariene biotoxinen

Het laboratorium waarnaar is verwezen in Beschikking 93/383/EEG van de Raad van 14 juni 1993 met betrekking tot de referentielaboratoria voor de controle op mariene biotoxines [69], als gewijzigd bij Beschikking 1999/312/EG [70].

[69] PB L 166 van 8.7.1993, blz. 31.

[70] PB L 120 van 8.5.1999, blz. 37.

4. Communautair referentielaboratorium voor virussen in weekdieren

Het laboratorium waarnaar is verwezen in Beschikking 1999/313/EG van de Raad van 29 april 1999 met betrekking tot de referentielaboratoria voor de controle op bacteriologische en virale besmettingen bij tweekleppige weekdieren [71].

[71] PB L 120 van 8.5.1999, blz. 40.

5. Communautaire referentielaboratoria voor residuen

De laboratoria waarnaar is verwezen in bijlage V, hoofdstuk I, van Richtlijn 96/23/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in producten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG [72].

[72] PB L 125 van 23.5.1996, blz. 10.

6. Communautair referentielaboratorium voor overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE's)

Het laboratorium bedoeld in bijlage X, hoofdstuk B, van Verordening (EG) nr. 999/2001.

BIJLAGE VI

STRAFRECHTELIJKE OVERTREDINGEN

1. Diervoeders

a) Het gebruik van materialen waarvan de verspreiding of het gebruik als diervoeder aan banden gelegd of verboden is, in overtreding van artikel 1 van Beschikking 91/516/EEG van de Commissie van 9 september 1991 tot vaststelling van een lijst van voor gebruik in mengvoeders verboden ingrediënten [73], en van de artikelen 3 en 11, onder b), van Richtlijn 96/25/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verkeer van voedermiddelen [74], of waarvan het gebruik als diervoederingrediënt in mengvoeders is verboden, in overtreding van de artikelen 3 en 10, onder a)bis, van Richtlijn 79/373/EEG van de Raad van 2 april 1979 betreffende de handel in mengvoeders [75].

[73] PB L 281 van 9.10.1991, blz. 23.

[74] PB L 125 van 23.5.1996, blz. 35.

[75] PB L 86 van 6.4.1979, blz. 30.

b) De verontreiniging van diervoeders met ongewenste stoffen en producten, in strijd met de artikelen 3 en 4 van Richtlijn 1999/29/EG van de Raad van 22 april 1999 inzake ongewenste stoffen en producten in diervoeding [76] en/of de door de lidstaten ter omzetting daarvan goedgekeurde regelgeving.

[76] PB L 115 van 4.5.1999, blz. 32.

c) Het gebruik van ongeoorloofde of verboden toevoegingsmiddelen in diervoeders in overtreding van artikel 3 van Richtlijn 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de veevoeding [77] en/of de door de lidstaten ter omzetting daarvan goedgekeurde regelgeving.

[77] PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1.

2. BSE/TSE

a) De illegale verwerking en het op de markt brengen van gespecificeerd risicomateriaal in overtreding van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 999/2001.

b) Het vervoederen van dieren met verboden producten in overtreding van het verbod van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 999/2001.

c) Het gebruik van materiaal van herkauwers voor de productie van bepaalde producten van dierlijke oorsprong, in strijd met artikel 9, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 999/2001.

d) Het op de markt brengen van een van besmetting met een TSE verdacht dier of een daarvan afgeleid product, in strijd met artikel 12 van Verordening (EG) nr. 999/2001.

e) Het op de markt brengen van een product of dier waarvoor aanwezigheid van een TSE is bevestigd, in strijd met artikel 13 van Verordening (EG) nr. 999/2001.

3. Levensmiddelen

a) De verontreiniging en het op de markt brengen van levensmiddelen met stoffen die de menselijke gezondheid ernstig kunnen aantasten, in strijd met de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 315/93 van de Raad van 8 februari 1993 tot vaststelling van communautaire procedures inzake verontreinigingen in levensmiddelen [78].

[78] PB L 37 van 13.2.1993, blz. 1.

b) Het onwettige verwerken, het onwettige op de markt brengen, en het onwettige gebruik van verboden stoffen in dieren in overtreding van de bepalingen van Richtlijn 96/22/EG en/of de door de lidstaten ter omzetting daarvan goedgekeurde regelgeving.

c) Het gebruik van ongeoorloofde of verboden toevoegingsmiddelen in levensmiddelen in overtreding van artikel 2 van Richtlijn 95/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 1995 betreffende levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen [79] en/of de door de lidstaten ter omzetting daarvan goedgekeurde regelgeving.

[79] PB L 91 van 18.3.1995, blz. 1.

d) Het op de markt brengen van vlees dat niet officieel gecontroleerd is, in overtreding van Verordening (EG) nr. .../... tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van officiële controles op voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong.

e) Het op de markt brengen van vlees dat na post-mortem inspectie als ongeschikt voor menselijke consumptie is verklaard, in strijd met Verordening (EG) nr. .../... tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong.

f) Het slachten voor menselijke consumptie van dieren die na ante-mortem inspectie als ongeschikt voor menselijke consumptie zijn verklaard, in strijd met Verordening (EG) nr. .../... tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong.

4. Bestrijdingsmiddelen

a) Het gebruik van verboden bestrijdingsmiddelen in overtreding van artikel 3 van Richtlijn 79/117/EEG van de Raad van 21 december 1978 houdende verbod van het op de markt brengen en het gebruik van bestrijdingsmiddelen bevattende bepaalde actieve stoffen [80].

[80] PB L 33 van 8.2.1979, blz. 36.

b) Het gebruik van ongeoorloofde bestrijdingsmiddelen in overtreding van de artikelen 3 en 4 van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen [81].

[81] PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

c) Het onjuiste gebruik van toegelaten gewasbeschermingsmiddelen, in strijd met de artikelen 3, 4 en 9 van Richtlijn 91/414/EEG.

d) Het onjuiste gebruik van materialen die bestrijdingsmiddelen bevatten in diervoeders en levensmiddelen, in overtreding van respectievelijk de artikelen 3, 4, 3, en 3 van Richtlijn 76/895/EEG van de Raad van 23 november 1976 betreffende de vaststelling van de maximale hoeveelheden residuen van bestrijdingsmiddelen in en op groenten en fruit [82], Richtlijn 86/362/EEG van de Raad van 24 juli 1986 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op granen [83], Richtlijn 86/363/EEG van de Raad van 24 juli 1986 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op levensmiddelen van dierlijke oorsprong [84], en Richtlijn 90/642/EEG van de Raad van 27 november 1990 tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op bepaalde producten van plantaardige oorsprong, met inbegrip van groenten en fruit [85].

[82] PB L 340 van 9.12.1976, blz. 26.

[83] PB L 221 van 7.8.1986, blz. 37.

[84] PB L 221 van 7.8.1986, blz. 43.

[85] PB L 350 van 14.12.1990, blz. 71.

5. Vrijwaringsmaatregelen

- De schending van het verbod tot invoer, uitvoer, op de markt brengen, gebruik of vervoer van dieren, diervoeders of levensmiddelen, afgekondigd overeenkomstig de bepalingen van artikel 53 van Verordening (EG) nr. 178/2002.

- De schending van het verbod tot invoer, uitvoer, op de markt brengen, gebruik of vervoer van dieren, diervoeders of levensmiddelen, afgekondigd overeenkomstig de bepalingen van de relevante communautaire wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen.

6. Dierlijke bijproducten

Het onwettige op de markt brengen, de uitvoer of het gebruik als diervoeder van verwerkte dierlijke eiwitten en andere verwerkte producten, in overtreding van de bepalingen van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor bijproducten van dieren die niet voor menselijke consumptie zijn bestemd.

7. Diergezondheid

a) Nalatigheid bij het melden van de vermoede aanwezigheid van epizoötische veeziekten, in strijd met:

i) Artikel 3 van Richtlijn 85/511/EEG van de Raad van 18 november 1985 tot vaststelling van gemeenschappelijke maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer [86] en/of de door de lidstaten ter omzetting daarvan goedgekeurde regelgeving;

[86] PB L 315 van 26.11.1985, blz. 11.

(ii) Artikel 3, lid 1, van Richtlijn 2001/89/EG van de Raad van 23 oktober 2001 betreffende maatregelen van de Gemeenschap ter bestrijding van klassieke varkenspest [87] en/of de door de lidstaten ter omzetting daarvan goedgekeurde regelgeving;

[87] PB L 316 van 1.12.2001, blz. 5.

(iii) Artikel 3 van Richtlijn 92/40/EEG van de Raad van 19 mei 1992 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van aviaire influenza [88] en/of de door de lidstaten ter omzetting daarvan goedgekeurde regelgeving;

[88] PB L 167 van 22.6.1992, blz. 1.

(iv) Artikel 3 van Richtlijn 92/66/EEG van de Raad van 14 juli 1992 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van de ziekte van Newcastle [89] en/of de door de lidstaten ter omzetting daarvan goedgekeurde regelgeving;

[89] PB L 260 van 5.9.1992, blz. 1.

(v) Artikel 3 van Richtlijn 92/119/EEG van de Raad van 17 december 1992 tot vaststelling van algemene communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde dierziekten en van specifieke maatregelen ten aanzien van de vesiculaire varkensziekte [90] en/of de door de lidstaten ter omzetting daarvan goedgekeurde regelgeving;

[90] PB L 62 van 11.2.1993, blz. 69.

(vi) Artikel 4 van Richtlijn 93/53/EEG van de Raad van 24 juni 1993 tot vaststelling van minimale communautaire maatregelen voor de bestrijding van bepaalde visziekten [91] en/of de door de lidstaten ter omzetting daarvan goedgekeurde regelgeving;

[91] PB L 175 van 19.7.1993, blz. 23.

(vii) Artikel 5, lid 1, van Richtlijn 95/70/EG van de Raad van 22 december 1995 tot vaststelling van minimale communautaire maatregelen ter bestrijding van bepaalde ziekten van tweekleppige weekdieren [92] en/of de door de lidstaten ter omzetting daarvan goedgekeurde regelgeving;

[92] PB L 332 van 30.12.1995, blz. 33.

(viii) Artikel 3 van Richtlijn 2000/75/EG van de Raad van 20 november 2000 tot vaststelling van specifieke bepalingen inzake de bestrijding en uitroeiing van bluetongue [93] en/of de door de lidstaten ter omzetting daarvan goedgekeurde regelgeving;

[93] PB L 327 van 22.12.2000, blz. 74.

(ix) Artikel 3, lid 1, van Richtlijn 2002/60/EG van de Raad van 27 juni 2002 houdende vaststelling van specifieke bepalingen voor de bestrijding van Afrikaanse varkenspest [94] en/of de door de lidstaten ter omzetting daarvan goedgekeurde regelgeving;

[94] PB L 192 van 20.7.2002, blz. 27.

(x) Artikel 3 van Richtlijn 92/35/EEG van de Raad van 29 april 1992 tot vaststelling van controlevoorschriften en van maatregelen ter bestrijding van paardenpest [95] en/of de door de lidstaten ter omzetting daarvan goedgekeurde regelgeving.

[95] PB L 157 van 10.6.1992, blz. 19.

b) Niet-naleving van de instructies van de bevoegde autoriteit bij een vermoede of bevestigde uitbraak van een van de ziekten die worden genoemd in Richtlijn 82/894/EEG van de Raad van 21 december 1982 inzake de melding van dierziekten in de Gemeenschap [96] en/of de door de lidstaten ter omzetting daarvan goedgekeurde regelgeving.

[96] PB L 378 van 31.12.1982, blz. 58.

8. Dierenwelzijn

Het veroorzaken van onnodige en ernstige pijn, lijden of verwondingen aan dieren in overtreding van

a) de artikelen 3 en 4 van Richtlijn 98/58/EG van de Raad van 20 juli 1998 inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren [97];

[97] PB L 221 van 8.8.1998, blz. 23.

b) artikel 3 of 4 van Richtlijn 91/629/EEG van de Raad van 19 november 1991 tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van kalveren [98], laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 97/182/EG van de Commissie [99];

[98] PB L 340 van 11.12.1991, blz. 28.

[99] PB L 76 van 24.02.1997, blz. 30.

c) artikel 3 of 4, lid 1, van Richtlijn 91/630/EEG van de Raad van 19 november 1991 tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van varkens [100], laatstelijk gewijzigd bij Verordening 2001/93/EG van de Commissie [101];

[100] PB L 340 van 11.12.1991, blz. 33.

[101] PB L 316 van 1.12.2001, blz. 36.

d) artikel 3 van Richtlijn 1999/74/EG van de Raad van 19 juli 1999 tot vaststelling van minimumnormen voor de bescherming van legkippen [102];

[102] PB L 203 van 3.8.1999, blz. 53.

e) artikel 3, lid 1, van Richtlijn 91/628/EEG van de Raad van 19 november 1991 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en tot wijziging van de Richtlijnen 90/425/EEG en 91/496/EEG [103], laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 95/29/EG van de Raad [104];

[103] PB L 340 van 11.12.1991, blz. 17.

[104] PB L 148 van 30.6.1995, blz. 52.

f) de artikelen 3 en 5, lid 1, van Richtlijn 93/119/EG van de Raad van 22 december 1993 inzake de bescherming van dieren bij het slachten of doden [105].

[105] PB L 340 van 31.12.1993, blz. 21.

9. Diervoeders en levensmiddelen uit derde landen

Het illegale binnenbrengen in het grondgebied van de Gemeenschap van diervoeders en levensmiddelen in overtreding van de artikel 14, 15 en 16 van deze verordening.

BIJLAGE VII

INVENTARIS VAN DE UITVOERINGSBEPALINGEN DIE ZIJN VASTGESTELD OP GROND VAN DE INGETROKKEN RICHTLIJNEN

1. Uitvoeringsbepalingen gebaseerd op Richtlijn 70/373/EEG betreffende de invoering van gemeenschappelijke bemonsterings- en analysemethoden voor de officiële controle van veevoeders.

a) Eerste Richtlijn 71/250/EEG van de Commissie van 15 juni 1971 betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke analysemethoden voor de officiële controle van veevoeders [106]

[106] PB L 155 van 12.7.1971, blz. 13. Richtlijn, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 1999/27/EG (PB L 118 van 6.5.1999, blz. 36).

b) Tweede Richtlijn 71/393/EEG van de Commissie van 18 november 1971 betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke analysemethoden voor officiële controle van veevoeders [107]

[107] PB L 279 van 20.12.1971, blz. 7. Richtlijn, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/64/EG (PB L 257 van 19.9.1998, blz. 14).

c) Derde Richtlijn 72/199/EEG van de Commissie van 27 april 1972 betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke analysemethoden voor de officiële controle van veevoeders [108]

[108] PB L 123 van 29.05.1972, blz. 6. Richtlijn, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 1999/79/EG (PB L 209 van 7.8.1999, blz. 23).

d) Vierde Richtlijn 73/46/EEG van de Commissie van 5 december 1972 houdende vaststelling van gemeenschappelijke analysemethoden voor de officiële controle van veevoeders [109]

[109] PB L 83 van 30.3.1973, blz. 21. Richtlijn, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 1999/27/EG (PB L 118 van 6.5.1999, blz. 36).

e) Eerste Richtlijn 76/371/EEG van de Commissie van 1 maart 1976 houdende vaststelling van gemeenschappelijke bemonsteringsmethoden voor de officiële controle van diervoeders [110]

[110] PB L 102 van 15.4.1976, blz. 1. Richtlijn, laatstelijk gewijzigd bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (PB L 1 van 3.1.1994, blz. 220).

f) Zevende Richtlijn 76/372/EEG van de Commissie van 1 maart 1976 houdende vaststelling van gemeenschappelijke analysemethoden voor de officiële controle van diervoeders [111]

[111] PB L 102 van 15.4.1976. Richtlijn, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 94/14/EG (PB L 94 van 13.4.1994, blz. 30).

g) Achtste Richtlijn 78/663/EEG van de Commissie van 15 juni 1978 houdende vaststelling van gemeenschappelijke analysemethoden voor de officiële controle van diervoeders [112]

[112] PB L 206 van 29.7.1978. Richtlijn, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 84/4/EEG (PB L 15 van 18.1.1984, blz. 28).

h) Tiende Richtlijn 81/715/EEG van de Commissie van 31 juli 1981 houdende vaststelling van gemeenschappelijke analysemethoden voor de officiële controle van diervoeders [113]

[113] PB L 257 van 10.9.1981, blz. 38. Richtlijn, laatstelijk gewijzigd bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

i) Tiende Richtlijn 84/425/EEG van de Commissie van 25 juli 1984 houdende vaststelling van gemeenschappelijke analysemethoden voor de officiële controle van diervoeders [114]

[114] PB L 238 van 6.9.1984, blz. 34.

j) Elfde richtlijn 93/70/EEG van de Commissie van 28 juli 1993 tot vaststelling van gemeenschappelijke analysemethoden voor de officiële controle van diervoeders [115]

[115] PB L 234 van 17.9.1993, blz. 17.

k) Twaalfde richtlijn 93/117/EG van de Commissie van 17 december 1993 tot vaststelling van gemeenschappelijke analysemethoden voor de officiële controle van diervoeders [116]

[116] PB L 329 van 30.12.1993, blz. 54.

l) Richtlijn 98/64/EG van de Commissie van 3 september 1998 tot vaststelling van communautaire analysemethoden voor de bepaling van aminozuren, ruwvet en olaquindox in diervoeders en houdende wijziging van Richtlijn 71/393/EEG [117]

[117] PB L 257 van 19.9.1998, blz. 14.

m) Richtlijn 98/88/EG van de Commissie van 13 november 1998 tot vaststelling van richtsnoeren voor de microscopische identificatie en de schatting van het gehalte aan bestanddelen van dierlijke oorsprong in het kader van de officiële controle van dierenvoeders [118]

[118] PB L 318 van 27.11.1998, blz. 45.

n) Richtlijn 1999/27/EG van de Commissie van 20 april 1999 tot vaststelling van communautaire analysemethoden voor de bepaling van amprolium, diclazuril en carbadox in dierenvoeders, houdende wijziging van de Richtlijnen 71/250/EEG en 73/46/EEG en houdende intrekking van Richtlijn 74/203/EEG [119]

[119] PB L 118 van 6.5.1999, blz. 36.

o) Richtlijn 1999/76/EG van de Commissie van 23 juli 1999 tot vaststelling van gemeenschappelijke analysemethoden voor de bepaling van het gehalte aan lasalocide-natrium van diervoeders [120]

[120] PB L 207 van 6.8.1999, blz. 13.

p) Richtlijn 2000/45/EG van de Commissie van 6 juli 2000 tot vaststelling van communautaire analysemethoden voor de bepaling van vitamine A, vitamine E en tryptofaan in diervoeders [121]

[121] PB L 174 van 13.7.2000, blz. 32.

q) Richtlijn 2002/70/EG van de Commissie van 26 juli 2002 tot vaststelling van voorschriften voor de gehaltebepaling van dioxinen en dioxineachtige PCB's in diervoeders [122]

[122] PB L 209 van 6.8.2002, blz. 15.

2. Uitvoeringsbepalingen gebaseerd op Richtlijn 95/53/EG van de Raad van 25 oktober 1995 tot vaststelling van de beginselen inzake de organisatie van de officiële controles op het gebied van diervoeding

a) Richtlijn 98/68/EG van de Commissie van 10 september 1998 tot vaststelling van het in artikel 9, lid 1, van Richtlijn 95/53/EG van de Raad bedoelde modeldocument en van controlevoorschriften bij de invoer van diervoeder uit derde landen in de Gemeenschap [123]

[123] PB L 261 van 24.9.1998, blz. 32.

b) Aanbeveling van de Commissie 2002/214/EG van 12 maart 2002 inzake de gecoördineerde controleprogramma's op het gebied van diervoeding voor het jaar 2002 krachtens Richtlijn 95/53/EG van de Raad [124]

[124] PB L 70 van 13.3.2002, blz. 20.

WETGEVEND FINANCIEEL MEMORANDUM

Beleidsgebied(en): Gezondheid en consumentenbescherming

Activiteit(en): Voedselveiligheid, diergezondheid, dierenwelzijn en plantengezondheid

Benaming van de activiteit: Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake officiële controles van diervoeders en levensmiddelen

1. BEGROTINGSLIJN(EN) + BENAMING(EN)

* B1-331: Andere maatregelen op het gebied van diergezondheid, dierenwelzijn en volksgezondheid (ABB code: 170402)

* B1-334 (nieuw): veiligheid van diervoeders en levensmiddelen en verwante activiteiten (nieuwe ABB code: 170407)

* B1-334A (nieuw): veiligheid van diervoeders en levensmiddelen en verwante activiteiten - administratieve uitgaven (ABB code: 17010404)

* B5-3130B: Normalisatie en aanpassing van de wetgeving (ENTR) (ABB code: 020403)

* Steun voor ontwikkelingslanden in het kader van de bestaande geografische programma's (DEV/AIDCO)

2. ALGEMENE BEGROTE GEGEVENS

2.1. Totaalbudget van de activiteit (deel B): EUR 94,736 miljoen voor vastleggingen

2.2. Toepassingsperiode: onbeperkt

2.3. Algemene meerjarenraming van de totale uitgaven:

a) Schema voor vastleggingskredieten/betalingskredieten (financiële tussenkomst) (zie punt 6.1.1)

miljoenen euro (tot drie cijfers na de komma)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

b) Uitgaven voor technische en administratieve steun en bijstand (zie punt 6.1.2)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

c) Globale financiële impact van de personeelskosten en andere administratieve uitgaven (zie punten 7.2 en 7.3)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

* waarvan een indicatief bedrag van 16,2 miljoen euro verbonden is met externe steunprogramma's

2.4. Verenigbaarheid met de financiële programmering en financieel perspectief

(x) Het voorstel is verenigbaar met de bestaande financiële programmering.

[...] Het voorstel vereist een herziening van de relevante benaming in het financiële perspectief.

[...] Het voorstel kan de toepassing van de bepalingen van het Interinstitutioneel Akkoord noodzakelijk maken.

2.5. Financiële impact op de ontvangsten: [125]

[125] Voor meer informatie zie de aangehechte verklarende nota.

(x) Het voorstel heeft geen financiële implicaties (heeft betrekking op technische aspecten inzake de uitvoering van de maatregel)**

** indien noodzakelijk kan de financiële impact op de ontvangsten het voorwerp uitmaken van een verdere analyse, in het bijzonder wat het opleidingscentrum betreft.

OF

[...] Het voorstel heeft een financiële impact - het effect op de ontvangsten is als volgt:

(NB Alle details en opmerkingen met betrekking tot de methode voor het berekenen van het effect op de ontvangsten moeten op een afzonderlijke bijlage worden vermeld)

(miljoenen euro tot één cijfer na de komma)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(Geef elke betrokken begrotingslijn aan, en voeg het noodzakelijke aantal rijen aan de tabel toe indien er een effect is op meer dan één begrotingslijn)

3. BEGROTINGSKENMERKEN

Begrotingslijn: B1-331 (ABB 170402)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Begrotingslijn: B1-334 (ABB 170407)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Begrotingslijn: B1-334A (ABB 17010404)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Begrotingslijn: B5-313 (ABB 020403)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

4. RECHTSGRONDSLAG

De artikelen 37, 95 en 152, lid 4, van het Verdrag

5. BESCHRIJVING EN GRONDEN

5.1. Noodzaak voor communautaire steun [126]

[126] Voor meer informatie zie de aangehechte verklarende nota.

5.1.1. Beoogde doelen

De recente diervoeder- en levensmiddelenschandalen hebben tekortkomingen in de nationale controlesystemen in het licht gesteld. Het fundamentele probleem is het ontbreken van een geharmoniseerde communautaire aanpak voor het opzetten en de ontwikkeling van nationale controlesystemen. Het witboek over voedselveiligheid legt in het bijzonder de nadruk op dit probleem en geeft duidelijk aan dat dit voorstel als een van de belangrijkste maatregelen beoogt een hoog niveau van consumentenbescherming in de EU te bereiken.

Dit voorstel is het resultaat van een herziening van de communautaire voorschriften hieromtrent, die afzonderlijk voor de diervoedersector, de levensmiddelensector en de veterinaire sector waren goedgekeurd. In dit voorstel worden uniforme procedures vastgesteld die de bevoegde autoriteiten bij het verrichten van officiële controles moeten volgen, alsook de taken van de Commissie in verband met het toezicht op deze controleactiviteiten. Overeenkomstig zijn alomvattende aanpak heeft het voorstel betrekking op het hele bereik van activiteiten binnen de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen, waaronder de veiligheid van diervoeders en levensmiddelen en andere aspecten die in het algemeen verband houden met consumentenbescherming. Er worden ook uniforme en in sommige gevallen verscherpte procedures voorgesteld voor de controle van diervoeder- en levensmiddelenimporten uit derde landen.

Om in deze context de beste resultaten te verkrijgen, omvat het voorstel ook handhavingsmaatregelen die ook sancties omvatten op nationaal en communautair niveau overeenkomstig de respectieve nationale en de communautaire wetgeving.

5.1.2. Maatregelen die met betrekking tot de voorafgaande evaluatie worden getroffen

De Commissie hechtte op 12 januari 2000 haar goedkeuring aan het witboek over voedselveiligheid (COM (1999) 719 def.). Dit document vormt een alles omvattende evaluatie van het communautaire beleid inzake voedselveiligheid.

Het witboek beklemtoont in het bijzonder de noodzaak van een omvattende wetgeving ter vervanging van de verschillende bestaande controlevereisten, rekening houdend met het algemene principe dat alle onderdelen van de productieketen van diervoeders en levensmiddelen onderworpen moeten zijn aan officiële controles. Het witboek wijst ook op de duidelijke behoefte aan een communautair kader voor nationale controlesystemen ter verbetering van de kwaliteit van de diervoeder- en levensmiddelencontroles in de Europese Unie. In antwoord op deze probleemstelling biedt het witboek een plan voor een radicale hervorming van de levensmiddelenwetgeving gebaseerd op een alomvattende en geïntegreerde aanpak ("van boer tot bord") en de oprichting van de Europese Voedselautoriteit.

5.1.3. Maatregelen naar aanleiding van de navolgende evaluatie

Niet van toepassing, aangezien het een nieuwe maatregel betreft.

5.2. Geplande maatregelen en budgettaire regelingen

De uitvoering van de verordening inzake diervoeder- en levensmiddelencontroles omvat zeven (7) belangrijke maatregelen die hieronder nader worden beschreven. Deze maatregelen betreffen in het bijzonder een nieuwe aanpak door de Commissie van het toezicht op de uitvoering van de betrokken communautaire wetgeving en acties tot ondersteuning van deze nieuwe aanpak. Er is een duidelijke behoefte aan deze maatregelen die de kwaliteit van de controles op communautair niveau zullen verbeteren en zo in de hele Europese Unie de veiligheidsnormen voor levensmiddelen verhogen en een hoog niveau van consumentenbescherming verzekeren. Daarnaast zal de uitvoering van deze maatregelen het mogelijk maken om op een meer gecoördineerde en geïntegreerde manier de voedselveiligheid te verzekeren met het oog op een beter functioneren van de interne markt.

1. Momenteel worden de communautaire controles in de lidstaten en in derde landen grotendeels op sectorniveau georganiseerd en hangen zij af van de mandaten waarover de Commissie beschikt op grond van de verschillende sectorale of thematische wetgeving. De ontwerp-verordening bepleit een nieuwe aanpak voor de manier waarop de Commissie, en in het bijzonder het Voedsel- en Veterinair Bureau (VVB), toezicht houden op de uitvoering, door de lidstaten en door derde landen die diervoeders, levensmiddelen, planten of dieren naar de EU exporteren, van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen, met inbegrip van de regelgeving inzake diergezondheid en de gezondheid van planten.

Een centraal gegeven in deze nieuwe aanpak is de vereiste dat alle lidstaten en derde landen (voor de producten die zij naar de EU exporteren) bij de Commissie een algemeen meerjarig controleplan moeten indienen, waarin beschreven wordt hoe de nationale autoriteiten de naleving van de communautaire wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen "van boer tot bord" verzekeren. Voor de derde landen moet het algemene controleplan de basis vormen van de waarborg dat naar de Gemeenschap geëxporteerde producten aan de vereisten beantwoorden. In bepaalde gevallen zullen deze controleplannen van derde landen eerder bescheiden uitvallen, aangezien slechts een gering aantal producten naar de EU wordt uitgevoerd. Gebaseerd op deze algemene meerjarige controleplannen zal de Commissie regelmatig algemene audits verrichten van de controleactiviteiten van de lidstaten en derde landen. Deze algemene audits van de globale controlesystemen, aangevuld door inspecties van specifieke sectoren of indien nodig bijzondere controlepunten, zullen de bestaande sectorale/thematische aanpak in de lidstaten en derde landen grotendeels vervangen.

Momenteel kunnen ten gevolge van een gebrek aan middelen vele van de controleverplichtingen die overeenkomstig de bestaande wetgeving op de Commissie rusten niet volledig worden nagekomen in het kader van de bestaande sectorale/thematische controleaanpak. In de nieuwe aanpak is er echter geen behoefte aan aanvullend personeel; het is immers de bedoeling dat de Commissie met de bestaande personele middelen op een meer doeltreffende en efficiënte manier haar diverse controleactiviteiten in één omvattend geïntegreerd proces samenvat. Met deze aanpak moet ook worden gegarandeerd dat regelmatig wordt getoetst of alle belangrijke vereisten van de communautaire wetgeving door de nationale autoriteiten worden nageleefd en dat het controleproces geen belangrijke lacunes vertoont.

In de nieuwe aanpak zal verder gebruik worden gemaakt van de diensten van nationale deskundigen om de expertise van de Commissie te ondersteunen. Aangezien de algemene audits een groter bereik zullen hebben en een breder spectrum van communautaire wetgeving zullen controleren, is het waarschijnlijk dat op jaarbasis een groter aantal nationale deskundigen bij de controles zal worden betrokken.

2. Om de doelstellingen van dit voorstel te bereiken zal het eveneens noodzakelijk zijn om het bestaande netwerk van communautaire referentielaboratoria dat met financiële steun van de Gemeenschap opereert, uit te breiden (zie lijst in bijlage V bij het voorstel). De ervaring heeft duidelijk uitgewezen dat deze laboratoria een belangrijke rol vervullen bij het verlenen van wetenschappelijke en technische steun op het gebied van de voedselveiligheid en het verzekeren van een hoog niveau van consumentenbescherming. Hun taak bestaat er onder meer in de nationale referentielaboratoria te voorzien van details over analysemethoden, vergelijkende tests te organiseren, onderzoek naar nieuwe analysemethoden te coördineren, gespecialiseerde opleidingscursussen op te zetten en de Commissie technische bijstand te verlenen.

De aanwijzing van zes nieuwe communautaire referentielaboratoria is vooral nodig op het gebied van de microbiologische risico's (met betrekking tot sommige nieuwe problemen met ziekteverwekkers zoals Listeria, E.coli en Campylobacter), diervoeders, verontreinigende stoffen in levensmiddelen, materialen en producten die met levensmiddelen in aanraking kunnen komen, en voedseladditieven.

Listeria, E. coli (verotoxigeen) en Campylobacter zijn verantwoordelijk voor belangrijke door levensmiddelen veroorzaakte ziekten met een relatief hoge mortaliteit bij mensen en moeten bijgevolg voor de nieuwe communautaire referentielaboratoria als prioritair worden beschouwd. De analysemethoden zijn vrij ingewikkeld en ringtests zouden noodzakelijk zijn vooral wanneer er problemen optreden voor de intracommunautaire handel. Er dient ook rekening te worden gehouden met het feit dat deze zoönoseverwekkers zijn opgenomen in de lijst van ziekteverwekkers en ziekten die overeenkomstig het nieuwe voorstel voor een richtlijn inzake de bewaking van zoönosen en zoönoseverwekkers moeten worden gecontroleerd (COM (2001) 452 def.). Ook voor verontreinigende stoffen in levensmiddelen, voedseladditieven, en materialen en producten die met levensmiddelen in aanraking kunnen komen is het van belang om communautaire referentielaboratoria in te stellen. In deze sectoren, die erg complex zijn, is er nog steeds een tekort aan analysemethoden voor alle stoffen waarvoor regelgeving bestaat. Van het communautaire referentielaboratorium zal in het bijzonder worden verlangd om de nationale referentielaboratoria te voorzien van geactualiseerde informatie over analysemethoden, hen bij te staan bij de validering van analysemethoden, hun personeel op te leiden in nieuwe methoden, te zorgen voor een geharmoniseerde toepassing van de analysemethoden, referentiemateriaal te verzekeren en nieuw onderzoek op dit gebied te coördineren.

Wat de diervoedersector betreft, en in het bijzonder de diervoederadditieven en verontreinigende stoffen in diervoeders, is er ook een behoefte aan gespecialiseerde expertise op communautair niveau en wordt de oprichting van een communautair referentielaboratorium zoals voor de hoger genoemde sectoren als noodzakelijk beschouwd.

3. De harmonisering van de diervoeder- en levensmiddelencontroles leidt tot een grotere behoefte aan uniformisering, in het bijzonder voor de ontwikkeling van algemeen gevalideerde analysemethoden voor de vergelijking van de beste resultaten; methoden voor bemonstering; methoden voor de bevestiging van testresultaten en richtsnoeren gebaseerd op nieuwe regelgeving voor de diervoeder- en levensmiddelenveiligheid, in het bijzonder HACCP ("Hazard Analysis and Critical Control Points").

De betrokkenheid van normalisatieorganen zoals CEN moet daarom worden beschouwd als een ander belangrijk punt in het kader van dit ontwerp-voorstel. De Europese normen dragen reeds vandaag bij tot de kwaliteit en de veiligheid van levensmiddelen doordat zij het Europese levensmiddelenbeleid en de Europese wetgeving inzake levensmiddelen versterken (vb. voor bestraling van levensmiddelen, producten die in contact komen met levensmiddelen, aflatoxinen, genetisch gemodificeerde organismen, Listeria monocytogenes, enz.). De CEN heeft met de financiële steun van de Gemeenschap reeds meer dan 100 Europese normen voor de levensmiddelensector vastgesteld. Hiervoor heeft de CEN diverse technische comités opgericht die een actieve band hebben met de Europese handelsfederaties en professionele instituten.

4. Er is behoefte aan een gegevensbank met landenprofielen, waarin alle communautaire controleactiviteiten, met inbegrip van de controleplannen, verslagen over de toepassing, resultaten van algemene audits, andere inspecties en follow-up procedures moeten worden gerepertorieerd. Dit zou de integratie van de communautaire controleactiviteiten vergemakkelijken en een omvattend overzicht van de stand van de omzetting van de EU-wetgeving mogelijk maken. De ontwikkeling van dit instrument zal de Commissie ook in staat stellen om toe te zien op de goede werking van de controlesystemen en prioritaire maatregelen vast te stellen.

5. In de context van dit voorstel ligt een strategische nadruk op de opleiding. De oprichting van een communautair opleidingscentrum en de organisatie van opleidingsprogramma's voor ambtenaren uit de lidstaten zijn vooral nodig om veilig te stellen dat de controles op een uniforme manier geschieden en een geharmoniseerde aanpak van de veiligheid van diervoeders en levensmiddelen in heel de EU wordt bevorderd. De communautaire opleidingsprogramma's zullen ook een belangrijke bijdrage leveren voor de eenvormigheid van vonnissen bij overtredingen. De nieuwe voorzieningen van de Commissie in Grange/Ierland die tot dit doel zijn uitgerust, alsook andere voorzieningen die in Brussel beschikbaar zijn, kunnen goede diensten doen voor de coördinatie en de afwikkeling van de opleidingsprogramma's.

Toch moet de ontwikkeling en het beheer van het opleidingsprogramma een afzonderlijke en onderscheiden opdracht zijn die geen integraal deel uitmaakt van de activiteiten van de Commissie. Er wordt aan gedacht om voor het opzetten en het beheer van de algemene opleidingactiviteit een beroep te doen op de particuliere sector.

Voor de kostenberekening van het opleidingscentrum wordt voorlopig uitgegaan van een totaal van 300 deelnemers per jaar uit de lidstaten en uit derde landen (in het bijzonder ontwikkelingslanden). In dit verband moeten per jaar rond 15 cursussen van elk 2 weken worden gepland.

Voorts moet het mogelijk zijn om, naarmate het programma zich ontwikkelt, te voorzien in aanvullende opleidingsdagen of hoorcolleges met grotere leerlingenaantallen, binnen de grenzen van de beschikbare begroting of voor relatief lage meerkosten.

Er wordt voorgesteld dat de te contracteren opleider het programma ontwikkelt volgens de richtsnoeren van de Commissie. Dit betekent dat de geplande opleiding, die erg gespecialiseerd is, gericht moet zijn op de werking van de officiële controles in de context van de tenuitvoerlegging van de EU-wetgeving. Voor derde landen die ontwikkelingslanden zijn, zal een specifiek opleidingsformaat worden ontwikkeld om rekening te houden met specifieke opleidingsbehoeften.

Afhankelijk van de breedte van het opleidingsspectrum zullen hiervoor naar schatting 6 tot 8 voltijdse personeelsleden nodig zijn die als opleiders zullen fungeren, gesteund door advies van deskundigen op alle gebieden. De contractanten voor de opleiding moeten ondersteunende diensten leveren voor taaldiensten, en voor de administratie en het beheer van het programma.

De globale kostenraming voor deelname, de opleidingscursussen en het opleidingsmateriaal, taaldiensten (met inbegrip van tolken- en vertaaldiensten), alsook de administratie en het beheer van het programma bedraagt ongeveer 7,5 miljoen euro per jaar. Volgens de planning zal het programma progressief worden ontwikkeld over een periode van zes jaar in de veronderstelling dat de opleiding alle domeinen van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen, diergezondheid en dierenwelzijn zal bestrijken.

Aangezien de programma's ook zullen moeten worden geactualiseerd en aangepast na evaluatie, wordt de ontwikkeling gepland als een doorlopend proces.

6. De ontwerp-verordening voorziet ook in de mogelijkheid om steun te verlenen aan ontwikkelingslanden door in het bijzonder technische assistentie in de landen zelf, de promotie van jumelageprojecten en de aanbieding van opleidingscursussen in de EU voor ambtenaren uit derde landen (deze opleiding zou ten dele kunnen worden verbonden met die voor ambtenaren uit de lidstaten).

Voorts stemt de ontwerp-verordening overeen met de doelstellingen als geformuleerd in de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Handel en ontwikkeling - Hulp aan ontwikkelingslanden om de voordelen van handel te benutten (COM (2002) 513 def.) waarin de nadruk wordt gelegd op de internationale dimensie van de normen voor de veiligheid van diervoeders en levensmiddelen. Deze mededeling, zoals duidelijk is gesteld op blz. 25, wijst op de noodzaak om "de huidige inspanningen om de capaciteit van de ontwikkelingslanden op sanitair en fytosanitair gebied te versterken, [aangezien] onvoldoende naleving van sanitaire en fytosanitaire normen een van de grootste struikelblokken voor stijging van de export van de ontwikkelingslanden naar de geïndustrialiseerde landen [blijkt]. Met name wordt een actieprogramma opgezet voor sanitaire en fytosanitaire normen. Dit omvat een standaardaanpak voor de beoordeling van de inspanningen van een land, een pakket van maatregelen voor technische bijstand bij gemeenschappelijke problemen, opleidingsprogramma's en identificatie van bronnen van aanvullende financiering en relevante expertise."

Tot deze activiteiten zal bijgevolg worden besloten in het kader van externe steunprogramma's en daarbij zal de nadruk liggen op die landen welke zijn opgesomd door het Comité voor ontwikkelingshulp van de OESO.

Die hieronder aangegeven bedragen zijn slechts indicatief aangezien zij betrekking hebben op kredieten voor externe steun.

7. Voor het technische en wetgevende proces zal in grote mate gesteund worden op het bestaande personeel (in het bijzonder door het grote aantal uitvoeringsmaatregelen dat moet worden voorbereid en uitgevoerd na de goedkeuring van het voorstel).

Er moet echter in ruimte worden voorzien voor de kosten van een vergadering met de relevante deskundigen uit de lidstaten en waar nodig met externe deskundigen. De reiskosten voor dergelijke vergaderingen worden vergoed voor één deskundige per lidstaat.

Per jaar zijn in totaal vijf vergaderingen van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid gepland (reeds gefinancierd uit deel A van de begroting).

Daarnaast zijn per jaar twintig vergaderingen van de werkgroepen van deskundigen gepland (sectoren: diervoedercontrole, levensmiddelencontrole, gecoördineerde controleprogramma's, controle van residuen en verontreinigende stoffen, controle op de invoer en de lijst van derde landen). Deze vergaderingen worden thans reeds gefinancierd uit deel A van de begroting; na de inwerkingtreding van deze ontwerp-verordening moeten zij uit deel B (begrotingslijn B1-334A, administratieve uitgaven) worden gefinancierd.

Het totale aantal van de hiervoor geplande vergaderingen mag echter in vergelijking met de huidige situatie niet in grote mate toenemen.

Voor de controle van de resultaten van de algemene audits, de richtsnoeren voor de algemene controleplannen en het jaarverslag over de resultaten van de controles, zal een aantal vergaderingen moeten worden belegd. Het is ook de bedoeling tussen de Commissie, de lidstaten en derde landen een meer actieve dialoog te houden over de resultaten van de controleactiviteiten in het algemeen. Naar schatting zullen voor dit doel zes aanvullende vergaderingen per jaar nodig zijn (te financieren binnen de administratieve uitgaven uit de begrotingslijn B1-334A).

Daarnaast zullen aanvullende uitgaven nodig zijn voor bepaalde begeleidende maatregelen, zoals meer bepaald de organisatie van conferenties, het opzetten van de noodzakelijke gegevensbanken en de publicatie van informatie over diervoeders en levensmiddelen, diergezondheid, dierenwelzijn en de gezondheid van planten.

5.3. Methoden voor de uitvoering

Direct beheer (technische en financiële goedkeuring) door personeel van de Commissie.

6. FINANCIËLE IMPACT

6.1. Totale financiële impact op deel B - (over de hele looptijd van het programma)

(De methode voor de berekening van de totale bedragen in de tabel hieronder moet worden uitgesplitst in tabel 6.2)

6.1.1. Financiële tussenkomst

Vastleggingen (in miljoenen euro tot drie cijfers na de komma)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

6.2. Berekening van de kosten per maatregel gepland in deel B (over de hele looptijd van het programma) [127]

[127] Voor meer informatie zie de aangehechte verklarende nota.

(Waar er meer dan één activiteit is, detailleer voldoende de specifieke voor elke activiteit te treffen maatregelen, om de hoogte van de kosten voor de outputs te kunnen ramen)

Vastleggingen (in miljoenen euro tot drie cijfers na de komma)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

7. IMPACT OP DE PERSONELE EN ADMINISTRATIEVE KOSTEN

7.1. Impact op het personeel

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

* waarvan personeel voor het VVB: 107A , 6B, 36C (in totaal 149)

7.2. Globale financiële impact op het personeel

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De bedragen zijn de totale kosten voor twaalf maanden.

De behoeften aan personele en administratieve hulpmiddelen worden gedekt binnen de door het beherende DG toegewezen middelen in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure.

7.3. Andere administratieve kosten die uit de activiteit voortvloeien

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De bedragen zijn de totale kosten voor twaalf maanden.

1 regelgevend comité (Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

8. FOLLOW-UP EN EVALUATIE

8.1. Follow-up-regelingen

De Commissie zal voortdurend toezicht houden op de uitvoering van deze maatregel. Overeenkomstig artikel 44 van het voorstel moeten de lidstaten elk jaar een verslag indienen met de voornaamste informatie over de uitvoering van de nationale controleplannen. De Commissie evalueert de gegevens die zij van de lidstaten ontvangt, alsook de bevindingen van de controles van de Commissie in de lidstaten en stelt een verslag op over het algemene functioneren van de officiële controlesystemen in de lidstaten. Dit verslag wordt voorgelegd aan het Europees Parlement en de Raad.

De Commissie zal ook de resultaten van de communautaire controles in derde landen evalueren en erover rapporteren (artikel 46).

Er bestaan reeds passende procedures voor de evaluatie van de jaarlijkse technische werkprogramma's van de bestaande communautaire referentielaboratoria. De kostenraming wordt normaal gesproken geëvalueerd tussen de diensten van de Commissie en de betrokken communautaire referentielaboratoria; indien nodig wordt de raming herzien voor het jaarlijks te treffen besluit van de Commissie. Voor nieuwe aangewezen communautaire referentielaboratoria worden dezelfde procedures gevolgd.

Er zullen ook passende procedures worden ingesteld voor de evaluatie van communautaire programma's die verband houden met opleiding en steun aan de ontwikkelingslanden. Het VVB zal een belangrijke rol krijgen toebedeeld bij de organisatie, het beheer en de passende follow-up-informatie over de inputs, outputs en resultaten van deze programma's.

8.2. Regelingen en tijdschema voor de geplande evaluatie

De Commissie moet elk jaar de doeltreffendheid van het controlesysteem voor diervoeders en levensmiddelen nagaan door een zo ruim mogelijk informatienetwerk, in het bijzonder door verslagen en controle van de documenten zoals hierboven in punt 8.1 aangegeven.

9. FRAUDEBESTRIJDINGSMAATREGELEN

DG SANCO handhaaft momenteel passende maatregelen, waaronder controles en inspecties, om het risico van fraude of onregelmatigheden met betrekking tot communautaire uitgaven te voorkomen.

In dit verband kan het Europees Bureau voor fraudebestrijding OLAF ook op eigen initiatief interveniëren of na informatie uit verschillende bronnen te hebben gekregen.

FORMULIER VOOR DE IMPACTEVALUATIE IMPACT VAN HET VOORSTEL OP HET BEDRIJFSLEVEN MET SPECIALE AANDACHT VOOR KLEINE EN MIDDELGROTE ONDERNEMINGEN

Titel van het voorstel

Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake officiële controles van diervoeders en levensmiddelen

Referentienummer van het document

SANCO/1420/2002 REV 1 - COM (2002) ... def.

Het voorstel

1. Rekening houdend met het subsidiariteitsbeginsel stelt zich de vraag waarom communautaire wetgeving op dit gebied noodzakelijk is en welke de voornaamste doelstellingen ervan zijn.

Het voorstel is opgenomen in het actieprogramma van de bijlage bij het witboek van de Commissie over voedselveiligheid. Het voorstel beoogt een communautair kader voor nationale en communautaire controlesystemen op te zetten door de bestaande communautaire regelgeving voor nationale en communautaire controles binnen de EU, aan de grenzen en in derde landen samen te voegen en te vervolledigen.

Dit voorstel stelt op communautair niveau de algemene beginselen vast die door de bevoegde autoriteiten in de lidstaten bij het verrichten van officiële controles van diervoeders en levensmiddelen en de follow-up daarvan moeten worden nageleefd, alsook de taken van de Commissie. Het nieuwe systeem van officiële controles omvat, overeenkomstig de aanpak "van boer tot bord", alle sectoren van de voedselketen, waaronder de diervoederproductie en de diervoeding, de primaire productie, de be- en verwerking van voedsel, de opslag en de distributie. Diervoeders en levensmiddelen die uit een derde land in de Europese Unie worden ingevoerd, moeten aan een officiële controle worden onderworpen, alvorens zij in het vrije verkeer worden gebracht.

De harmonisering van de controlesystemen op communautair niveau is een waarborg voor een betere en gelijke bescherming van de consumenten in heel Europa, en leidt daarnaast tot een vlot functioneren van de interne markt. Alle betrokkenen zijn het over de noodzaak van deze harmonisering eens.

Impact op de bedrijven

2. Wie wordt door het voorstel geraakt?

- welke bedrijfssectoren?

Alle diervoeder- en levensmiddelenbedrijven langs de hele voedselketen, met inbegrip van bedrijven die zich bezig houden met de productie van diervoeders, primaire productie, verwerking van levensmiddelen, opslag, transport, distributie, verkoop, importeurs en exporteurs, zullen door dit voorstel worden geraakt, aangezien zij aan officiële controles zullen worden onderworpen.

- welk type bedrijven (hoeveel kleine en middelgrote bedrijven zijn erbij betrokken?)

Alle typen bedrijven zijn erbij betrokken, waaronder een groot aantal kleine en middelgrote bedrijven.

- zijn er specifieke gebieden in de Gemeenschap waar deze bedrijven te situeren zijn?

Diervoeder- en levensmiddelenbedrijven zijn ruim over alle lidstaten verdeeld; het voorstel heeft daarom een vergelijkbare impact in heel de Gemeenschap en is niet specifiek op bepaalde gebieden gericht.

3. Wat moeten de bedrijven doen om het voorstel na te leven?

Het voorstel richt zich in de eerste plaats tot de bevoegde autoriteiten in de lidstaten. Het is hun taak officiële controles te organiseren om na te gaan of de diervoeder- en levensmiddelenbedrijven hun verantwoordelijkheid nakomen, en om de correcte toepassing door deze bedrijven van de communautaire wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen in alle stadia van de diervoeder- en levensmiddelenketen te controleren.

Dit betekent dat de diervoeder- en levensmiddelenbedrijven onderworpen zullen worden aan regelmatige controles door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. Daardoor moeten de exploitanten van diervoeder- en levensmiddelenbedrijven hun verantwoordelijkheid opnemen voor de uitvoering en handhaving van de vereisten van de levensmiddelenwetgeving en moeten zij de veiligheid en gezondheid van de producten die zij aanbieden garanderen.

Indien niet-naleving wordt vastgesteld, inclusief fraude, inbreuken, onregelmatigheden of elke andere fout, wordt, afhankelijk van de aard van het vastgestelde euvel, door de bevoegde autoriteiten in de lidstaten van de exploitant verlangd de situatie te verhelpen. Naar gelang van de resultaten van de controleactiviteiten wordt een diervoeder- of levensmiddelenbedrijf indien nodig onderworpen aan passende maatregelen en sancties.

De bevoegde autoriteiten in de lidstaten kunnen de kosten voor bepaalde controleactiviteiten op de diervoeder- en levensmiddelenbedrijven verhalen. Hiermee dient gezorgd te worden voor voldoende financiële middelen voor het organiseren van nationale officiële controles van diervoeders en levensmiddelen. In het kader van de subsidiariteit wordt het aan de lidstaten overgelaten om te bepalen welke activiteiten voor vergoeding in aanmerking komen.

4. Wat voor economische gevolgen kan dit voorstel hebben?

- voor de werkgelegenheid

Het effect van het voorstel op de werkgelegenheid zal naar verwachting min of meer neutraal zijn.

- voor investeringen en het oprichten van nieuwe bedrijven

Momenteel zijn reeds regels voor de organisatie van officiële controles van diervoeders en levensmiddelen van toepassing. Dit voorstel streeft naar een betere harmonisering en een doeltreffend en consistent communautair kader van nationale controlesystemen ter verzekering van de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de consument en gelijkwaardige vereisten voor diervoeder- en levensmiddelenbedrijven. Er wordt niet verwacht dat de voorgestelde regelgeving extra investeringen of de oprichting van nieuwe bedrijven zal opleveren.

- voor de concurrentiekracht van de bedrijven

Naast een hoger niveau van consumentenbescherming zullen goed functionerende officiële controlesystemen effectief bijdragen tot het functioneren van de interne markt en een verbetering van het concurrentievermogen van de bedrijven. Momenteel kunnen bedrijven die niet voldoen aan de normen voor de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de consument een onbillijk voordeel hebben op bedrijven die dat wel doen.

Dergelijke concurrentievervalsing tussen bedrijven zowel op de interne markt als in de context van de internationale handel zal worden verminderd indien de officiële controlesystemen op nationaal en communautair niveau effectief worden toegepast. Een groter vertrouwen van de consument door een verbetering van de officiële controleactiviteiten kan overigens ook een marktvoordeel voor heel de bedrijfssector opleveren.

5. Bevat het voorstel maatregelen om rekening te houden met de specifieke situatie van kleine en middelgrote bedrijven (gereduceerde of verschillende vereisten, enz.) ?

Dit voorstel volgt een horizontale aanpak en zijn bepalingen zijn derhalve algemeen van toepassing. Om die reden bevat het geen specifiek voor kleine en middelgrote ondernemingen bedoelde of daarop toegesneden maatregelen.

Het voorstel richt zich in de eerste plaats tot de lidstaten die de opdracht hebben officiële controles in te stellen om na te gaan en te controleren of de bedrijven in alle stadia van de diervoeder- en levensmiddelenketen de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen correct toepassen.

Raadpleging

6. Opsomming van de over dit voorstel geraadpleegde organisaties en hun belangrijkste opmerkingen.

Er is breed overleg geweest met de lidstaten en de relevante organisaties die de sociale en economische belanghebbenden vertegenwoordigen. Met de meeste opmerkingen die in het kader van deze raadpleging zijn ontvangen, is bij het opstellen van dit voorstel rekening gehouden.

Er heeft een ad-hocvergadering plaatsgevonden met het Raadgevend Comité om de belangrijkste kwesties inzake het nieuwe officiële controlesysteem voor diervoeders en levensmiddelen te bespreken. Vele van de organisaties die binnen het Raadgevend Comité zijn geraadpleegd, hebben hun opvattingen schriftelijk neergelegd.

Lijst van organisaties die aan de vergadering hebben deelgenomen:

- Europees bureau van de consumentenverenigingen-BEUC

- Europese gemeenschap van verbruikerscoöperaties-EUROCOOP;

- Federation of Veterinarians in Europe (FVE)

- Committee of Agricultural Co-operation in the European Union (COPE/COGECA)

- EUROCOMMERCE

- European Livestock and Meat Trading Union (UECBV)

- Vereniging van pluimveeslachterijen en van de in- en uitvoerhandel in pluimvee in de EEG-landen-AVEC

- Confédération Internationale de la Boucherie et de la Charcuterie (CIBS)

- European Association of Craft, Small and Medium Sized Enterprises (EUAPME)

- European Dairy Association (EDA)

- Confédération des Industries Agroalimentaires de la CEE (CIAA)

- Europese federatie van mengvoederfabrikanten-FEFAC

- Union Européenne du Commerce de Gros des Produits Laitiers et Dérivés (EUCOLAIT)

- Europese organisatie van fabrikanten van huisdierenvoer-FEDIAF

- Fédération Européenne de l'Industrie de la Santé Animale (FEDESA)

- Europese federatie van fabrikanten van veevoedersupplementen-FEFANA

- Verbindingscentrum van vleesverwerkende industrieën van de Europese Economische Gemeenschap-CLITRAVI

- Comité van de graan- en veevoederhandel in de Europese Economische Gemeenschap-COCERAL

- Eurogroup for animal welfare.

De voornaamste conclusies van deze raadpleging zijn de volgende:

- Het voorstel en de eraan ten grondslag liggende beginselen worden in het algemeen door alle organisaties aanvaard. In het bijzonder is het nieuwe concept van nationale controleplannen positief onthaald.

- De vertegenwoordigers van de diervoeder- en levensmiddelenproducenten en van de verwerkende en distributiesector wezen erop dat bij het uitvoeren van officiële controles rekening dient te worden gehouden met de resultaten van de eigen controles die reeds door de diervoeder- en levensmiddelenbedrijven zijn uitgevoerd.

- Wat import betreft, spraken de vertegenwoordigers van de diervoeder- en levensmiddelenproducenten en van de verwerkende en distributiesector hun bezorgdheid uit over de financiële implicaties van de vernietiging, wederuitvoer of opslag van zendingen indien bij import niet-naleving van de wetgeving wordt vastgesteld.

- Met betrekking tot de laboratoriumtests verzochten sommige organisaties om toegang te kunnen krijgen tot hetzelfde laboratorium, dezelfde testmethoden en referentiematerialen als de bevoegde autoriteiten. Zij verlangen ook dat hun voor de contra-expertise een monster ter beschikking wordt gesteld om hun belangen te vrijwaren.

- Wat de inspectievergoedingen betreft, wezen sommige groepen erop dat officiële controles uit de nationale begroting zouden moeten worden gefinancierd en niet uit vergoedingen die aan de diervoeder- en levensmiddelenbedrijven worden opgelegd. Anderen merkten op dat de hun opgelegde vergoedingen evenwichtig moeten zijn zodat kleine bedrijven geen te zware lasten worden opgelegd. Één consumentenorganisatie vreest dat de consument uiteindelijk meer zal moeten betalen voor levensmiddelen indien een stelsel van vergoedingen wordt opgelegd.

- Sommige organisaties uitten de vrees voor gevolgen voor derde landen, in het bijzonder in verband met de verplichting om een controleplan in te dienen. Van hun kant hebben de consumenten het voorstel om ontwikkelingslanden bij te staan positief onthaald.

- Sommige organisaties wezen op de noodzaak tot transparantie met betrekking tot de door derde landen bij de uitvoer van diervoeders en levensmiddelen naar de Gemeenschap te respecteren normen.

- De vertegenwoordigers van de diervoeder- en levensmiddelenproducenten en van de verwerkende en distributiesector wezen op de noodzaak om over de resultaten van de nationale en communautaire controles geïnformeerd te blijven.

Top