EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52000DC0455

Verslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, de Europese rekenkamer, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's - Tempus (PHARE en TACIS) - Jaarverslag 1998

/* COM/2000/0455 def. */

52000DC0455

Verslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, de Europese rekenkamer, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's - Tempus (PHARE en TACIS) - Jaarverslag 1998 /* COM/2000/0455 def. */


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT, DE EUROPESE REKENKAMER, HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S - Tempus (Phare en Tacis) - Jaarverslag 1998

Inhoud

GLOSSARIUM

1 INLEIDING

1.1 Oorsprong van Tempus

1.2 Tempus I en II

2 HOOFDKENMERKEN VAN TEMPUS

2.1 Beleid: bottom-up-strategie met top-down-benadering

2.2 Projecten

2.2.1 Tempus-Phare

2.2.2 Tempus-Tacis

2.3 Programmabeheer

2.4 Controle

2.5 Begroting

3 ONTWIKKELINGEN VAN HET PROGRAMMA IN 1998

3.1 Voorbereidingen voor Tempus III

3.2 Het is belangrijk de resultaten van het Tempus-programma maximaal te benutten

3.3 Beheer van projecten

3.4. Tempus-informatiepunten (TIP's) en nationale Tempus-bureaus (NTO's)

4 DE SELECTIERONDES IN 1998

4.1 De totale Tempus-begroting

4.2 De begroting van Tempus-Phare

4.3 Termijnen in het kader van Tempus-Phare

4.4 Selectieresultaten in het kader van Tempus-Phare

4.4.1 Gezamenlijke Europese projecten

4.4.2 Individuele mobiliteitsbeurzen

4.5 De begroting van Tempus-Tacis

4.6 Termijnen in het kader van Tempus-Tacis

4.7 Selectieprocedure in het kader van Tempus-Tacis

4.8 Selectieresultaten in het kader van Tempus-Tacis

5 LIJST VAN PUBLICATIES

BIJLAGEN

Bijlage 1 - Algemene statistische gegevens

Bijlage 2 - Gegevensbladen: Phare-landen

Bijlage 3 - Gegevensbladen: Tacis-landen

Bijlage 4 - De impact van Tempus, voorbeelden van projecten

GLOSSARIUM

CME // Structurele maatregelen (Tempus-Phare)

CP // Structureel project (Tempus-Tacis)

EC // Europese Commissie

FEF (de Stichting) // de Europese Stichting voor Opleiding (Turijn, Italië)

IMG // Individuele mobiliteitsbeurs (Tempus-Phare)

GEP // Gezamenlijk Europees project (Tempus-Phare en Tempus-Tacis)

NCP // Nationaal contactpunt (in de Europese Unie)

NTO // Nationale Tempus-bureaus (in Phare-partnerlanden)

Partnerlanden // In 1998 de Nieuwe Onafhankelijke Staten en Mongolië, Albanië, Bosnië-Herzegovina, Bulgarije, Tsjechië, Estland, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slowakije, Slovenië

Pre-GEP // Voorbereidende maatregelen voor een gezamenlijk Europees project (Tempus-Tacis)

TIP // Tempus-informatiepunt (in een aantal Tacis-partnerlanden)

1 INLEIDING

1.1 Oorsprong van Tempus

De politieke gebeurtenissen van 1989 en 1990 in Midden- en Oost-Europa hadden dramatische gevolgen voor de Europese Gemeenschap. De lidstaten werden zowel afzonderlijk als collectief geconfronteerd met ongekende uitdagingen met betrekking tot de gevestigde filosofie en bestaande procedures ten aanzien van buitenlandse betrekkingen. Van meet af aan was het duidelijk dat snel en doeltreffend op deze uitdagingen moest worden gereageerd. Er moest snel actie worden ondernomen om de opkomende democratieën te consolideren en munt te slaan uit deze onverwachte mogelijkheid om de toekomst van Europa een nieuwe richting te geven.

Met het oog op een eenduidig algemeen antwoord trachtte de Europese Gemeenschap een uitgebreid kader te scheppen voor het verlenen van praktische hulp en expertise. Doel was de betrokken landen te helpen bij de herstructurering van hun economische en politieke stelsels. In december 1989 werd een algeheel bijstandsprogramma door de Raad van Ministers goedgekeurd. Dit programma, Phare [1] genaamd, verschafte het kader voor communautaire hulp ter ondersteuning van de economische en sociale hervormingsprocessen in de landen van Midden- en Oost-Europa.

[1] Phare stond toen voor "Pologne, Hongrie: Assistance à la Restructuration Economique". De huidige volledige benaming luidt "Phare-Gemeenschapsprogramma voor bijstand aan de economische herstructurering in de landen van Midden- en Oost-Europa".

De partnerlanden zelf wezen hoger onderwijs en opleiding als één van de prioritaire gebieden voor transeuropese samenwerking aan. Reeds in een vroeg stadium omvatte Phare een aantal bijstandsprogramma's op onderwijsgebied. In januari 1990 legde de Commissie de Raad en het Europees Parlement plannen voor om een nieuw programma in het leven te roepen dat met name tot doel had te voorzien in de behoeften van het hoger onderwijs in Midden- en Oost-Europa. Dit was het startsein voor Tempus.

1.2 Tempus I en II

Tempus werd op 7 mei 1990 [2] door de Raad goedgekeurd voor een eerste proefperiode van drie jaar die op 1 juli inging. Door een later besluit van de Raad [3] werd de proefperiode verlengd met één jaar, tot eind juni 1994. Aanvankelijk waren drie landen bij het programma betrokken: Polen, Tsjecho-Slowakije en Hongarije. Met de jaren nam dit aantal toe, zoals figuur 1 laat zien. In 1998 hebben, net als in het voorafgaande jaar, 26 partnerlanden aan het programma deelgenomen.

[2] PB nr. L131/21 van 23 mei 1990.

[3] PB nr. L122/43 van 7 mei 1992.

De tweede fase van het Tempus-programma (Tempus II) werd op 29 april 1993 krachtens een besluit van de Raad [4] goedgekeurd. Dit besluit hield in dat de steun aan de bestaande partnerlanden werd voortgezet en dat de activiteiten van het programma werden uitgebreid tot Mongolië en de nieuwe republieken die ontstaan zijn na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie (de Nieuwe Onafhankelijke Staten). Projecten in deze landen - met uitzondering van de Baltische staten - werden gefinancierd uit hoofde van de algemene begroting voor Tacis, een initiatief van de Europese Unie (EU) om de ontwikkeling van harmonieuze en voorspoedige economische en politieke betrekkingen tussen de Europese Unie en de Nieuwe Onafhankelijke Staten en Mongolië te bevorderen. In 1993 werd reeds van start gegaan met voorbereidende activiteiten in Wit-Rusland, de Russische Federatie en Oekraïne. Waar nodig zal in dit verslag onderscheid worden gemaakt tussen 'Tempus-Phare' en 'Tempus-Tacis'.

[4] PB nr. L112/34 van 6 mei 1993.

Normaal gesproken liep de tweede fase van Tempus II eind juni 1998 af. Krachtens een op 21 november 1996 goedgekeurd besluit van de Raad werd Tempus II echter tot 1 juli 2000 verlengd( [5]).

[5] PB nr. L306/36 van 28 november 1996.

1: Deelname van Phare- en Tacis-landen aan Tempus tussen 1990 en 1998

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(*) De aanvragen werden in 1996 ingediend en geselecteerd, maar de projecten gingen pas in 1999 van start.

2 HOOFDKENMERKEN VAN TEMPUS

2.1 Beleid: bottom-up-strategie met top-down-benadering

Tijdens de eerste twee fasen van het Tempus-programma is hoofdzakelijk voor een zogenaamde bottom-up-strategie geopteerd. Steun richtte zich vooral op innovatie aan de basis van de universitaire piramide, d.w.z. bij afdelingen en faculteiten en niet op het niveau van de centrale planning. Bij deze benadering wordt ervan uitgegaan dat hervormingen minder gemakkelijk worden geaccepteerd wanneer zij via een hiërarchische structuur worden opgelegd. Door projecten op het niveau van afdelingen en faculteiten op te zetten en te beheren is het gevoel van eigendom over de projecten toegenomen. Tot slot zou het programma als geheel waarschijnlijk meer beantwoorden aan de hervormingsbehoeften op de "werkvloer".

De afgelopen jaren is via verschillende speciale activiteiten een top-down-aspect aan het programma toegevoegd op die gebieden waar meer doelgerichte maatregelen bevorderlijk werden geacht. In 1997 behoorden hiertoe de structurele maatregelen in het kader van Tempus-Phare.

Een andere manier om de reikwijdte van het programma in het kader van Tempus II middels een meer top-down gerichte benadering te beheren is projectactiviteiten tot specifieke gebieden te beperken: de zogenaamde 'nationale prioriteiten'. Deze nationale prioriteiten, die jaarlijks worden herzien, weerspiegelen de specifieke behoeften in de huidige fase aan de algehele sociaal-economische ontwikkeling van elk individueel partnerland. De prioriteiten worden gezamenlijk door de nationale autoriteiten en de Commissie vastgesteld en gepubliceerd in de Tempus-Gids voor aanvragers. Door de prioriteiten als een van de selectieparameters te gebruiken is het in het kader van Tempus mogelijk geweest meer nadruk te blijven leggen op de specifieke hervormingsprocessen in elk partnerland en tegelijkertijd aanvragers bij hun inspanningen te begeleiden. De afgelopen jaren richtten de nationale prioriteiten zich minder op academische onderwerpen. Momenteel betreffen zij daarentegen eerder structurele kwesties, zoals hervormingen op het gebied van universitair beheer en de modernisering van administratieve systemen. Zo zijn de nationale prioriteiten een belangrijk instrument geworden voor geleidelijke consolidatie van het top-down-element in het Tempus-programma.

De top-down-benadering is verder geconsolideerd in de loop van 1998. GEP's in het kader van Tempus-Phare (zie hierna) moeten nu in een van de vier in de Gids voor Aanvragers beschreven categorieën worden ondergebracht. Drie van de vier categorieën houden verband met institutionele (in tegenstelling tot academische) hervormingen.

2.2 Projecten

Tempus ondersteunt samenwerkingsprojecten op het gebied van hoger onderwijs tussen lidstaten van de EU en partnerlanden in Midden- en Oost-Europa, de Nieuwe Onafhankelijke Staten en Mongolië. Hiervoor worden in het kader van het programma op gezette tijden oproepen tot het indienen van voorstellen voor allerhande soorten projecten gelanceerd.

2.2.1 Tempus-Phare

In de Phare-landen vinden de meeste Tempus-activiteiten binnen gezamenlijke Europese projecten (GEP's) plaats. Een GEP is een multilateraal samenwerkingsproject tussen erkende instellingen voor hoger onderwijs in minstens twee EU-landen en één partnerland. Universiteiten uit andere G24-landen, Malta en Cyprus alsmede ondernemingen uit alle betrokken landen kunnen eveneens deelnemen als geassocieerde partners. De duur van een GEP is maximaal drie jaar.

Een tweede soort projecten zijn de structurele maatregelen of CME's. Zij hebben tot doel het effect van Tempus op de organisatorische en administratieve aspecten van hoger onderwijs te vergroten. Na 1997 zijn geen nieuwe CME's meer opgestart, maar in 1998 liepen nog steeds 142 tijdens de voorgaande jaren geselecteerde projecten.

Tot slot worden in het kader van Tempus individuele mobiliteitsbeurzen (IMG's) toegekend in de Phare-landen. Via deze beurzen kunnen individuele (ad-hoc) bezoeken van personeel uit het hoger onderwijs, hoge ministeriële ambtenaren en onderwijsplanners van Oost naar West en omgekeerd worden gefinancierd.

Er zijn drie soorten IMG's:

- Ontwikkeling van een institutionele aanpak. Doel is administratief personeel bij te scholen met het oog op een efficiënter universitair beheer.

- Deelname aan "thematische netwerken" in het kader van het Socrates/Erasmus-programma en aan andere academische samenwerkingsprojecten.

- Studiebezoeken en opleiding van onderwijzend personeel.

2.2.2 Tempus-Tacis

In het kader van Tempus-Tacis wordt steun verleend aan gezamenlijke Europese projecten (GEP's) op eenzelfde wijze als dat in het kader van Tempus-Phare gebeurt. Alleen het aantal projectpartners verschilt: bij elk GEP zijn minimaal twee en maximaal drie deelnemende EU-instellingen en maximaal twee partners uit hetzelfde Tacis-land betrokken.

In 1998 konden alleen in de Russische Federatie, Oekraïne en Oezbekistan GEP's op touw worden gezet. Doel van deze driejarige projecten was curricula te ontwikkelen en het beheer van instellingen voor hoger onderwijs in de partnerlanden te vernieuwen.

In 1998 werd het systeem van pre-GEP's (voorbereidende maatregelen) stopgezet. Voor het eerst konden belangstellenden rechtstreeks een aanvraag voor een institutioneel samenwerkingsproject op langere termijn indienen.

Alle landen kwamen in aanmerking voor structurele projecten (CP's): projecten toegespitst op nauwkeurig omschreven doelstellingen op korte termijn. In het kader van deze projecten werd vooral aandacht geschonken aan de ontwikkeling van curricula, universitair beheer en de verspreiding van projectresultaten.

In 1998 konden voor het eerst mobiliteitsprojecten worden opgezet - zij het uitsluitend in de Russische Federatie. Doel van deze projecten is netwerken van instellingen tot stand te brengen om de mobiliteit van studenten tussen EU-landen en partnerlanden te bevorderen. Typisch was dat met het oog op een wijdvertakt netwerk van instellingen consortia van meer dan het minimumaantal leden werden gevormd.

In het kader van Tempus-Tacis worden geen individuele mobiliteitsbeurzen toegekend.

2.3 Programmabeheer

Voor de uitvoering van het programma wordt de Commissie bijgestaan door een beheerscomité dat uit twee door elke lidstaat aangewezen vertegenwoordigers bestaat en dat door een vertegenwoordiger van de Commissie wordt voorgezeten. Het beheerscomité wordt het Tempus-comité genoemd.

Technische bijstand voor de uitvoering van het programma wordt door de Tempus-afdeling van de Europese Stichting voor Opleiding in Turijn verleend overeenkomstig de richtsnoeren van Directoraat-generaal Onderwijs en cultuur van de Europese Commissie in Brussel.

In de Phare-landen wordt de Stichting bijgestaan door nationale Tempus-bureaus (NTO's). Deze bureaus vormen de belangrijkste schakel van het programma met de nationale autoriteiten van Midden- en Oost-Europa en voeren onderdelen van het dagelijks programmabeheer uit.

In de Tacis-partnerlanden is een netwerk van Tempus-informatiepunten (TIP's) opgezet om te zorgen voor adequate ondersteuning ter plaatse. Zij verlenen bijstand bij de uitvoering van het Tempus-programma door informatie over het programma te verspreiden, door informatie over de hoger-onderwijssituatie in de partnerlanden te verstrekken en praktische steun aan projectleiders te verlenen.

De in de lidstaten van de EU aangewezen nationale contactpunten (NCP's) verlenen bijstand bij het verspreiden van informatie over het programma, richtsnoeren voorschriften voor het indienen van projecten en formulieren en bijstand in het algemeen middels, onder meer, het organiseren van workshops en bijeenkomsten van coördinatoren.

2.4 Controle

In het kader van het Tempus-programma worden verschillende soorten controles uitgeoefend : administratieve en preventieve controles en controles ter plekke. De bedoeling is vooral om via interne controles te waarborgen dat de uitvoering van de projecten aan de doelstellingen beantwoordt en de contractuele en financiële Tempus-voorschriften bij de uitvoering van projecten worden nageleefd.

Bij administratieve controles wordt vooral gecontroleerd of aan alle rapportageverplichtingen (tussentijdse verslagen, herziene begrotingen, werkplannen, voortgangsverslagen, uitgavestaten en financiële en jaarverslagen) is voldaan. Aan de hand van deze documenten worden de voortgang en/of de resultaten, de organisatie en het beheer van het project geëvalueerd en het financieel management doorgelicht.

Om de voortgang van projecten van dichtbij te kunnen volgen, worden ter plekke inspectiebezoeken georganiseerd. Jaarlijks wordt in het kader van Tempus-Phare in samenspraak met alle nationale Tempus-bureaus een volledig inspectieprogramma uitgewerkt. Bij inspecties wordt het personeel van de nationale Tempus-bureaus waar mogelijk bijgestaan door personeel van de Europese Stichting voor Opleiding. Tijdens de inspectiebezoeken wordt de aandacht toegespitst op de uitvoering van de projectdoelstellingen in de partnerinstellingen en op de resultaten van het project. Voorts wordt onderzocht welke factoren het welslagen van het project in gevaar zouden kunnen brengen. Na elk inspectiebezoek ontvangen de projectpartners feedback en worden aanbevelingen voor de follow-up geformuleerd. Alles samen werden in 1998 gespreid over alle Phare-landen 95 inspectiebezoeken afgelegd. In het kader van Tempus-Tacis brengt het controle- en evaluatieteam van Tacis inspectiebezoeken aan GEP's. Het team baseert zich daarbij op informatie van medewerkers van de Europese Stichting voor Opleiding die met het beheer van het programma zijn belast. De inspectie van pre-GEP's en structurele projecten berust bij het personeel van de Tempus-informatiepunten. Waar mogelijk worden zij bijgestaan door personeel van de Europese Stichting voor Opleiding. Alles samen werden in 1998 gespreid over alle Tacis-landen 57 inspectiebezoeken afgelegd. De inspectiebezoeken bieden de mogelijkheid om het effect van Tempus-projecten op institutioneel vlak te evalueren en eventueel na te gaan of ten aanzien van de instellingen in de partnerlanden een geëigend beleid is gevoerd.

Preventieve controles (bijvoorbeeld bijeenkomsten van contractanten in de partnerlanden) staan borg voor de transparantie van alle procedures en voor een efficiëntere verspreiding van informatie.

Tijdens het academisch jaar 1998/99 werden in het kader van Tempus voor het eerst projecten opgestart die in het teken staan van de institutionele opbouw. In oktober 1998 hebben de Europese Commissie en het Hongaarse Tempus-bureau in Boedapest een Tempus-seminar georganiseerd dat aan het thema « institutionele opbouw » was gewijd. Tijdens dit seminar werd van gedachten gewisseld over de vraag hoe toezicht kan worden gehouden op Tempus-projecten die in het teken staan van de institutionele opbouw. Bij wijze van preventieve controle werden in januari 1999 in vier partnerlanden vergaderingen belegd voor alle contractanten die in het kader van Tempus betrokken zijn bij gezamenlijke Europese projecten rond het thema « institutionele opbouw ».

2.5 Begroting

Hoeveel begrotingsmiddelen alles bij elkaar aan Tempus-activiteiten kunnen worden besteed, hangt af van twee factoren:

- de nationale Phare- en Tacis-begrotingen, die jaarlijks door de Commissie worden opgesteld;

- het percentage Phare- en Tacis-middelen dat de nationale autoriteiten aan Tempus-activiteiten toewijzen.

Elk partnerland bepaalt jaarlijks welk deel van de totale Phare- of Tacis-begroting voor Tempus-activiteiten bestemd is.

Overzicht van de Phare-begroting (in miljoen ecu)

Overzicht van de voor Tempus bestemde middelen en van het voor Tempus bestemde percentage van de totale Phare-begroting

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Overzicht van de Tacis-begroting (in miljoen ecu)

Overzicht van de voor Tempus bestemde middelen en van het voor Tempus bestemde percentage van de Tacis-begroting (nationale programma's)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

* De middelen voor deze vier landen worden over de periode 1999-2000 gespreid.

3 ONTWIKKELINGEN VAN HET PROGRAMMA IN 1998

3.1 Voorbereidingen voor Tempus III

In 1998 stond het Tempus II bis-programma in de geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa in het teken van de nieuwe Phare-richtsnoeren. In die richtsnoeren wordt beklemtoond dat in het kader van de pretoetredingsstrategie institutionele structuren moeten worden opgezet. Gevolg was dat GEP's vooral werden opgezet om het hoger onderwijs in de geassocieerde landen beter uit te rusten met het oog op de goedkeuring en de uitvoering van het 'acquis communautaire'. De werkingssfeer van het Tempus-programma is daarom verruimd. Steeds vaker wordt het belang beklemtoond van Tempus-netwerken waarbij onder meer nationale, regionale en plaatselijke autoriteiten, sociale partners en partners uit het bedrijfsleven betrokken zijn.

Zoals voorheen stonden in de niet-geassocieerde Phare-landen en de Tacis-landen twee thema's centraal : de ontwikkeling van curricula en het universitair beheer. In de Russische Federatie is een aantal nieuwe projecten op touw gezet : projecten ter bevordering van de mobiliteit van studenten en structurele projecten voor de verspreiding van projectresultaten.

In 1998 heeft de Commissie gevraagd de uitvoering en de resultaten van Tempus II aan een tussentijdse evaluatie te onderwerpen. Tegelijkertijd heeft de Commissie met het Tempus-comité en de belangrijkste bij het programma betrokken partijen overleg gepleegd over de vooruitzichten van het Tempus-programma met het oog op een mogelijke verlenging ervan. Op grond van de conclusies van het overleg en het tussentijds verslag heeft de Commissie een voorstel ingediend voor een besluit van de Raad tot goedkeuring van de derde fase van het Tempus-programma (2000-2006).

3.2 Het is belangrijk de resultaten van het Tempus-programma maximaal te benutten

Sinds 1995 spant de Commissie zich in om met hulp van de Europese Stichting voor Opleiding de resultaten van het Tempus-programma te analyseren en te verspreiden. Doel is maximaal munt uit het programma te slaan.

In deze context werd in 1998 een aantal publicaties aan de reeks 'Tempus at Work' - een reeks die bedoeld is om informatie over het Tempus-programma te verspreiden -toegevoegd. Zo werden brochures gepubliceerd waarin telkens een EU-lidstaat of een partnerland aan bod komt. De brochures vormen een waardevolle bron van actuele informatie over de projecten die sinds het begin van het Tempus-programma in een bepaald partnerland zijn gefinancierd. Voorts verschaffen deze brochures informatie over de mate waarin de EU-lidstaten op de verschillende gebieden actief zijn.

In 1998 werden in de reeks 'Tempus at Work' de volgende documenten gepubliceerd:

- algemene brochures over Tempus, Tempus-Phare en Tempus-Tacis;

- een algemeen overzicht van de resultaten die het Tempus-programma heeft opgeleverd;

- afzonderlijke brochures over de betrokkenheid van elk land (EU- en partnerlanden) bij het Tempus-programma.

In het kader van het programma voor de evaluatie van projectresultaten (Output Evaluation Scheme) is in de Russische Federatie en Oekraïne een beperkt aantal Tacis-GEP's in verband met economische thema's geëvalueerd. Meer bepaald is nagegaan of het zinvol zou zijn de resultaten van de projecten in kwestie te verspreiden. In het verlengde van deze evaluatie heeft het Nederlands Economisch Instituut een compendium samengesteld met een bondige beschrijving van 34 projecten waarvan de resultaten volgens Russische, Oekraïense en EU-deskundigen bevredigend zijn. Het compendium vermeldt duidelijk waar meer informatie over elk project kan worden ingewonnen. Hopelijk overtuigt het compendium belangstellenden ervan dat Tempus bruikbare resultaten voor het economieonderwijs heeft opgeleverd en zullen ook andere instellingen voor hoger onderwijs baat vinden bij de publicatie ervan.

In 1997 werd in Moskou en Kiev een aantal studiedagen voor plaatselijke projectcoördinatoren en projectleiders georganiseerd. In het verlengde van deze studiedagen werd in 1998 een Tempus-handboek (« Objective Oriented Project Design and Management ») gepubliceerd. Het handboek is voornamelijk geschreven om iedereen die bij de organisatie van Tempus-projecten betrokken is, duidelijk te informeren over de wijze waarop de methode van het logisch kader op alle niveaus moet worden toegepast (van het ontwerp van projecten tot de uitvoering ervan). Het handboek schenkt ook aandacht aan een aantal thema's die met het beheer van projecten samenhangen (tijdsbeheer, financieel beheer, teamwork, vergaderingen, rapportage, enzovoort).

3.3 Beheer van projecten

In 1998 kon de Russische Federatie in het kader van Tempus-Tacis voor het eerst zelf GEP's coördineren.

3.4. Tempus-informatiepunten (TIP's) en nationale Tempus-bureaus (NTO's)

Zoals voorheen verleenden de nationale Tempus-bureaus in Midden- en Oost-Europa en de Tempus-informatiepunten in de Nieuwe Onafhankelijke Staten en Mongolië ook in 1998 informatie aan belangstellende instellingen en bijstand aan lopende projecten.

In alle Phare-partnerlanden is een nationaal Tempus-bureau gevestigd. In Armenië, Azerbeidzjan, Wit-Rusland, Georgië, Kirgizië, Moldavië, Mongolië, Oekraïne en Oezbekistan zijn er bemande Tempus-informatiepunten.

In december 1997 werden alle Tacis-activiteiten in Tadzjikistan opgeschort. Gevolg was dat het Tadzjiekse Tempus-informatiepunt in 1998 niet langer operationeel was.

4 DE SELECTIERONDES IN 1998

4.1 De totale Tempus-begroting

In 1998 hebben de Phare-partnerlanden een totaal bedrag van 38,95 miljoen ecu toegekend aan activiteiten in het kader van Tempus-Phare. In hetzelfde jaar hebben de Tacis-partnerlanden in het totaal 21,06 ecu miljoen besteed aan activiteiten in het kader van Tempus-Tacis [6]. In de onderstaande tabel (figuur 2) worden beide bedragen vergeleken met de bedragen die de afgelopen jaren aan Tempus-activiteiten zijn besteed.

[6] Met inbegrip van a) het bedrag dat in 1997 aan Wit-Rusland is toegekend voor projecten die pas in 1998 zijn goedgekeurd, en b) de bedragen die in 1998 zijn toegekend aan landen waarvan de begrotingsmiddelen gespreid over een periode van twee jaar (1998-1999) worden toegewezen.

Figuur 2: Tempus-toewijzingen tussen 1990 en 1998 in miljoen ecu.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

4.2 De begroting van Tempus-Phare

In 1998 konden de Phare-landen beschikken over een totaal bedrag van 38,95 miljoen ecu beschikken voor Tempus-activiteiten. Figuur 3 toont hoe dit bedrag in 1998 over de verschillende landen is verdeeld. Ter vergelijking laat de tabel zien welk bedrag elk land tot nu toe gemiddeld jaarlijks voor Tempus-activiteiten heeft gekregen.

Figuur 3: Tempus-middelen (in miljoen ecu) per Phare-partnerland in 1998. Ter vergelijking het gemiddelde bedrag dat elk land tot nu toe jaarlijks voor Tempus-activiteiten heeft gekregen

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Opmerking: De cijfers voor Slovenië, Slowakije en Tsjechië verwijzen naar het gemiddelde bedrag dat deze landen sinds hun onafhankelijkheid jaarlijks voor Tempus-activiteiten hebben gekregen.

4.3 Termijnen in het kader van Tempus-Phare

De uiterste datum voor het indienen van aanvragen voor gezamenlijke Europese projecten was 31 maart 1998. Zoals voorheen golden ook in 1998 twee termijnen voor het indienen van aanvragen voor individuele mobiliteitsbeurzen: 13 maart en 26 juni.

4.4 Selectieresultaten in het kader van Tempus-Phare

4.4.1 Gezamenlijke Europese projecten

Om uit te maken of aanvragen voor gezamenlijke Europese projecten in aanmerking komen voor steun, wordt een gefaseerde besluitvormingsprocedure gevolgd. Evenals in 1997 werden ook in 1998 bij de selectie van GEP's ruime bevoegdheden aan de nationale Tempus-bureaus verleend. De achterliggende gedachte was dat de geassocieerde landen zich zo beter kunnen voorbereiden op deelname aan de onderwijsprogramma's van de EU. Tijdens de selectieprocedure zorgden de nationale Tempus-bureaus voor de technische evaluatie van de projecten, terwijl een gemengd team deskundigen uit EU-lidstaten en partnerlanden de projecten vanuit wetenschappelijk oogpunt evalueerde. Stroomdiagram 1 op de volgende bladzijde toont hoe de selectieprocedure is verlopen.

Resultaten van de Tempus-Phare-selectieronde in 1998

De selectie vond tijdens het tweede kwartaal van 1998 plaats. De onderstaande tabel toont de selectieresultaten. Ter vergelijking worden ook de cijfers voor 1997 vermeld.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Van de 579 ingediende aanvragen beantwoordden 536 aanvragen aan de nationale prioriteiten. Van deze 536 aanvragen werden er 185 voor financiering voorgesteld.

Vergeleken met 1997 werd in 1998 3% meer aanvragen ingediend. In tegenstelling tot de voorbije jaren daalde het percentage geselecteerde voorstellen in 1998 met 2%. In 1998 werden 185 aanvragen goedgekeurd oftewel 32% van het totale aantal ingediende aanvragen. In 1997 bedroeg dit percentage nog 34%, wat toen een stijging betekende van 4% in vergelijking met 1995. Toch waren de begrotingsmiddelen voor de meeste partnerlanden in 1997 teruggeschroefd, waardoor het in de lijn der verwachting lag dat het aantal financierbare projecten zou dalen.

De bijlagen bij dit verslag bevatten statistische gegevens over de mate waarin elk land bij het Tempus-programma betrokken is en over de vakgebieden die in 1998/99 in nieuwe GEP's aan bod zijn gekomen. Verder is een aantal bijzonderheden over elk land in de bijlagen opgenomen.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Stroomdiagram nr. 1

4.4.2 Individuele mobiliteitsbeurzen

In Phare-partnerlanden ingediende aanvragen voor individuele mobiliteitsbeurzen werden door de nationale Tempus-bureaus geselecteerd. Aanvragen uit EU-lidstaten en Bosnië-Herzegovina werden door de Europese Stichting voor Opleiding geëvalueerd. Zowel de nationale Tempus-bureaus als de Europese Stichting voor Opleiding pasten dezelfde evaluatieprocedure toe op basis van met de Europese Commissie overeengekomen richtsnoeren. In tegenstelling tot voorgaande jaren werden in 1998 geen nationale voorwaarden of prioriteiten vastgesteld. De bedoeling was het programma voor individuele mobiliteitsbeurzen (Individual Mobility Grant Scheme) meer flexibiliteit te verlenen.

Doordat Tsjechië, Hongarije, Polen en Roemenië in 1998 aan het Socrates/Erasmus-programma konden deelnemen, kwamen ze niet meer in aanmerking voor individuele mobiliteitsbeurzen. Slowakije kwam in 1998 nog wel in aanmerking voor de eerste selectieronde, maar niet meer voor de tweede selectieronde.

Resultaten van de selectie van IMG's in 1998

Eerste selectieronde (maart 1998, 9 partnerlanden) //

Aantal aanvragen // 366

Aantal geselecteerde aanvragen // 136

Percentage geselecteerde aanvragen // 37,2%

Totale begroting // 293 950 euro

Gemiddeld bedrag per beurs // 2161 euro

Tweede selectieronde (juni 1998, 8 partnerlanden) //

Aantal aanvragen // 180

Aantal geselecteerde aanvragen // 102

Percentage geselecteerde aanvragen // 56,7%

Totale begroting // 235 810 euro

Gemiddeld bedrag per beurs // 2311 euro

In vergelijking met 1997 is het aantal aanvragen in 1998 scherp gedaald (in 1997 werden 1802 aanvragen ingediend waarvan er 1120 werden geselecteerd). De verklaring hiervoor is dat in 1997 de meeste aanvragen afkomstig waren uit partnerlanden die in 1998 niet langer in aanmerking kwamen voor individuele mobiliteitsbeurzen. Doordat deze landen meer universitair personeel tellen en over meer begrotingsmiddelen beschikken, dienen juist zij een groot aantal aanvragen in.

De bijlagen bij dit verslag bevatten gedetailleerde statistische gegevens over de individuele mobiliteitsbeurzen die in 1997 zijn toegekend.

4.5 De begroting van Tempus-Tacis

In 1998 hebben de volgende Tacis-landen in het kader van Tempus-Tacis projecten ingediend (openbare oproep tot het indienen van voorstellen) : Armenië, Azerbeidzjan, Wit-Rusland, Georgië, Mongolië, de Russische Federatie, Oekraïne en Oezbekistan. Alleen de Russische Federatie en Oekraïne konden beschikken over specifieke middelen voor 1998. De middelen voor de overige landen werden over een periode van twee jaar (1998/99) gespreid. De onderstaande tabel toont aan welk bedrag aan elk land is toegekend.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tot dit jaar kon de ontwikkeling van curricula uitsluitend aan bod komen in het kader van gezamenlijke Europese projecten met een looptijd van drie jaar. Om alle betrokken landen de kans te geven een project rond dit thema in te dienen, werd echter een nieuw soort structureel project met een looptijd van twee jaar geïntroduceerd : structurele projecten in verband met de ontwikkeling van curricula. (Tot dan toe werden structurele projecten gewoonlijk uitsluitend rond het thema « universitair beheer » opgezet.) Voorts kregen alle betrokken landen in 1998 de kans om de resultaten te verspreiden van projecten die in 1994 of 1995 waren opgestart en zich nu in het eindstadium bevonden. Ten slotte zag een nieuw GEP ter bevordering van de mobiliteit het levenslicht. Voor dit laatste soort GEP kwam echter alleen de Russische Federatie in aanmerking.

De verschillende soorten projecten werden als volgt over de verschillende landen verdeeld:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

4.6 Termijnen in het kader van Tempus-Tacis

Uiterste datum voor het indienen van aanvragen voor GEP's en CP's was 8 april 1998.

4.7 Selectieprocedure in het kader van Tempus-Tacis

In het kader van Tempus-Tacis worden consortia van instellingen uit de partnerlanden (de Nieuwe Onafhankelijke Staten en Mongolië), de lidstaten van de Europese Unie en eventuele andere landen van de G24, Cyprus en Malta via gezamenlijke Europese projecten en structurele projecten gestimuleerd om samenwerkingsverbanden te sluiten. Doel is de herstructurering van het hoger onderwijs in de Nieuwe Onafhankelijke Staten en Mongolië te bevorderen.

Om de in Tempus-Tacis geïnvesteerde middelen maximaal te laten renderen, wordt groot belang gehecht aan de nationale prioriteiten van elk partnerland ( de volledige lijst van nationale prioriteiten is opgenomen in de Tempus-Tacis gids voor aanvragers 1998/99). Jaarlijks stelt de Commissie in samenspraak met de nationale autoriteiten van de partnerlanden voor elk partnerland een lijst van nationale prioriteiten op. Dit jaar werd meer aandacht geschonken aan rechten en milieuwetenschappen en minder aan talen en Europese studies.

In 1998 zorgde de Europese Commissie in het kader van Tempus-Tacis voor de selectie van projecten. De Commissie kreeg daarbij technische bijstand van de Europese Stichting voor Opleiding. Alle projecten werden vanuit technisch en wetenschappelijk oogpunt geëvalueerd. De wetenschappelijke evaluatie werd uitgevoerd door een team universitaire deskundigen uit de partnerlanden en de EU-lidstaten.

Om aanvragen te bespreken die geen eenduidige evaluatieresultaten hadden opgeleverd en waarover nader advies moest worden ingewonnen, werd een comité van deskundigen opgericht. Het comité bestond uit deskundigen uit de EU en de partnerlanden en werd voorgezeten door DG EAC. Na afloop van de besprekingen stelde het comité een voorlopige ranglijst op van alle aanvragen die in het kader van Tempus-Tacis waren ingediend.

Dit jaar werd onder het voorzitterschap van de Commissie een aantal afzonderlijke slotvergaderingen van deskundigen georganiseerd. Op 14 en 15 september kwamen de deskundigen van de EU samen in Turijn. Op 29 september werd in Kiev een vergadering voor Oekraïense deskundigen belegd. De Armeense, Azerbeidzjaanse, Georgische en Oezbeekse deskundigen kwamen op 12 en 13 oktober bijeen in Tbilisi en de deskundigen van de Russische Federatie en Mongolië vergaderden op 19 en 20 oktober in Turijn.

Uiteindelijk werd aan de Commissie een definitieve lijst voorgelegd van voor financiering in aanmerking komende projecten in de acht betrokken landen (Armenië, Azerbeidzjan, Wit-Rusland, Georgië, Mongolië, de Russische Federatie, Oekraïne en Oezbekistan). Bij het opstellen van deze lijst werd rekening gehouden met de volgende factoren : de intrinsieke waarde van de projecten, de samenhang met andere Tacis-hulpprogramma's, een evenwichtige verdeling van de projecten over de verschillende prioritaire beleidsterreinen en een evenwichtige geografische spreiding van de projecten.

Stroomdiagram 2 op de volgende bladzijde toont hoe de selectieprocedure is verlopen.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Stroomdiagram nr.2

4.8 Selectieresultaten in het kader van Tempus-Tacis

// 1998

Aantal ingediende projectvoorstellen // 254

Aantal voor financiering voorgestelde projecten // 69

Percentage geselecteerde voorstellen // 26%

Gemiddelde subsidie per project // 344 440 ecu

In 1998/99 werden in het kader van de Tempus-Tacis-selectieronde in totaal 254 aanvragen voor projecten in de acht betrokken landen ingediend. De aanvragen waren als volgt over de verschillende soorten projecten verdeeld:

- GEP's: 95

- GEP's ter bevordering van de mobiliteit: 22

- CP's: 137

Vergeleken met de openbare selectieronde in 1996 - toen in totaal 299 aanvragen voor projecten in de acht betrokken landen werden ingediend - is het aantal aanvragen met 23% gedaald. De procentuele daling van het aantal aanvragen was niet in alle landen gelijk: 17% in Armenië, 18% in Oekraïne, 20% in de Russische Federatie, 25% in Georgië, 40% in Azerbeidzjan en Oezbekistan en 53% in Mongolië.

De daling van het aantal aanvragen is vooral te wijten aan het feit dat universitaire consortia dit jaar voor het eerst rechtstreeks een aanvraag voor een driejarig GEP konden indienen, zonder dat eerst de eenjarige voorbereidende fase (pre-GEP) moest worden doorlopen. Deze nieuwe aanpak is niet zonder gevolgen gebleven (internationale contacten zijn reeds gelegd, men heeft een duidelijk beeld van de doelstellingen en de plaatselijke behoeften, enzovoort).

Bovendien genoten tijdens deze selectieronde minder vakgebieden prioriteit.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Voorts werd in 1998 een niet-openbare oproep tot het indienen van pre-GEP's gepubliceerd waarvoor alleen Kazachstan, Kirgizië, de Russische Federatie en Turkmenistan in aanmerking kwamen. Alles bij elkaar werden tien aanvragen ingediend waarvan er zes zijn geselecteerd.

5 LIJST VAN PUBLICATIES

1. Tempus-Phare: Gids voor aanvragers - Academische jaren 1998/99 en 1999/2000, in 11 talen

2. Tempus-Tacis: Gids voor aanvragers - Academisch jaar 1998/99, in 12 talen

3. Tempus at Work (landenbrochures over alle Phare-, Tacis- en EU-landen met informatie over de betrokkenheid van elk land bij het Tempus-programma), 1997/98 in EN, FR, DE, RU

4. Tempus Conference Report 14-15.11.1997/Slovenia, meertalig document (EN, FR, DE)

5. Tempus Tacis Compendium 1998, meertalig document (EN, FR, DE)

6. Tempus Tacis Output Compendium of selected projects in economics, 1998, meertalig document (EN, FR, DE, RU).

7. Tempus Tacis guide: Working and living in Armenia, 1998, in EN

Opgemerkt zij dat alle bovenstaande publicaties uit 1998 - evenals alle andere Tempus-documenten - te vinden zijn op de internetsite van de Europese Stichting voor Opleiding: http://www.etf.eu.int/

Tempus-Phare

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Tempus-Tacis

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Betrokkenheid van EU-lidstaten bij GEP's in het kader van Tempus-Phare 1998/99

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(*) De cijfers in deze kolom verwijzen naar het percentage projecten waarbij het land in kwestie betrokken is (opgemerkt zij dat bij elk project minstens twee EU-landen betrokken zijn en de som van de percentages dus meer dan 100 bedraagt).

Betrokkenheid van EU-lidstaten bij GEP's en CP's in het kader van Tempus-Tacis 1998/99

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(*) De cijfers in deze kolom verwijzen naar het percentage projecten waarbij het land in kwestie betrokken is (opgemerkt zij dat bij elk project minstens twee EU-landen betrokken zijn en de som van de percentages dus meer dan 100 bedraagt).

Spreiding van de in 1998/99 in het kader van Tempus-Phare opgestarte GEP's over de verschillende vakgebieden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Spreiding van de in 1998/99 in het kader van Tempus-Tacis opgestarte GEP's over de verschillende prioritaire vakgebieden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Spreiding van de in 1998/99 in het kader van Tempus-Tacis opgestarte CP's over de verschillende prioritaire vakgebieden

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Albanië

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Vakgebieden die in 1998/99 in het kader van nieuwe GEP's aan bod zijn gekomen

* Sociale wetenschappen // 33,3%

* Toegepaste wetenschappen en technologie // 16,7%

* Universitair beheer // 50%

Bulgarije

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Vakgebieden die in 1998/99 in het kader van nieuwe GEP's aan bod zijn gekomen

* Natuurwetenschappen en wiskunde // 5%

* Toegepaste wetenschappen en technologie // 15%

* Talen // 10%

* Institutionele opbouw // 40%

* Universitair beheer // 30%

Bosnië-Herzegovina

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Vakgebieden die in 1998/99 in het kader van nieuwe GEP's aan bod zijn gekomen

* Geesteswetenschappen // 14,3%

* Beheer en bedrijfskunde // 14,3%

* Toegepaste wetenschappen en technologie // 57,1%

* Talen // 14,3%

Tsjecho-Slowakije [7]

[7] De gegevens hebben uitsluitend betrekking op de periode 1990-1992, d. w. z. de periode vóór de onafhankelijkheid van Tsjechië en Slowakije.

// Tempus I

//

// 1990-1992

1. Begroting: //

Totale Tempus-begroting (in miljoen ecu) // 34,96

Nationaal indicatief programma // 27,70

Regionale middelen // 7,26

Andere Phare-middelen //

//

2. Projecten: //

Aantal gesubsidieerde GEP's // 145

waarvan nieuw //

//

Aantal gesubsidieerde GEN's // -

//

Aantal nieuwe structurele maatregelen per jaar // 53

//

Aantal toegekende IMG's // 1008

uit Tsjecho-Slowakije // 785

naar Tsjecho-Slowakije // 223

Tsjechië [8]

[8] Voor de periode 1990-1992: zie het gegevensblad voor Tsjecho-Slowakije.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Vakgebieden die in 1998/99 in het kader van nieuwe GEP's aan bod zijn gekomen

* Sociale wetenschappen // 9,1%

* Beheer en bedrijfskunde // 9,1%

* Institutionele opbouw // 63,6%

* Universitair beheer // 18,2%

Estland

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Vakgebieden die in 1998/99 in het kader van nieuwe GEP's aan bod zijn gekomen

* Institutionele opbouw // 40%

* Universitair beheer // 60%

Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Vakgebieden die in 1998/99 in het kader van nieuwe GEP's aan bod zijn gekomen

* Sociale wetenschappen // 16,7%

* Beheer en bedrijfskunde // 16,7%

* Natuurwetenschappen en wiskunde // 16,7%

* Toegepaste wetenschappen en technologie // 8,3%

* Kunst en vormgeving // 8,3%

* Universitair beheer // 25%

* Andere vakgebieden // 8,3%

Hongarije

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Vakgebieden die in 1998/99 in het kader van nieuwe GEP's aan bod zijn gekomen

* Geesteswetenschappen // 4,55%

* Beheer en bedrijfskunde // 4,55%

* Institutionele opbouw // 63,6%

* Universitair beheer // 27,3%

Letland

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Vakgebieden die in 1998/99 in het kader van nieuwe GEP's aan bod zijn gekomen

* Toegepaste wetenschappen en technologie // 33,3%

* Institutionele opbouw // 33,3%

* Universitair beheer // 33,3%

Litouwen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Vakgebieden die in 1998/99 in het kader van nieuwe GEP's aan bod zijn gekomen

* Toegepaste wetenschappen en technologie // 40%

* Institutionele opbouw // 20%

* Universitair beheer // 20%

* Andere vakgebieden // 20%

Polen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Vakgebieden die in 1998/99 in het kader van nieuwe GEP's aan bod zijn gekomen

* Sociale wetenschappen // 15%

* Toegepaste wetenschappen en technologie // 5%

* Institutionele opbouw // 32,5%

* Universitair beheer // 47,5%

Roemenië

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Vakgebieden die in 1998/99 in het kader van nieuwe GEP's aan bod zijn gekomen

* Toegepaste wetenschappen en technologie // 17,4%

* Talen // 4,4%

* Institutionele opbouw // 30,4%

* Universitair beheer // 34,8%

* Andere vakgebieden // 13%

Slowakije [9]

[9] Voor de periode 1990-1992: zie het gegevensblad voor Tsjecho-Slowakije.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Vakgebieden die in 1998/99 in het kader van nieuwe GEP's aan bod zijn gekomen

* Institutionele opbouw // 50%

* Universitair beheer // 37,5%

* Andere vakgebieden // 12,5%

Slovenië [10]

[10] Gegevens over projecten (IMG's) die zijn uitgevoerd vóór Slovenië in 1992 onafhankelijk van Joegoslavië werd, zijn niet in het gegevensblad opgenomen. Vierentwintig van de vermelde GEP's waren oorspronkelijk Joegoslavische projecten, maar zijn in 1992 omgedoopt tot Sloveense projecten.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Vakgebieden die in 1998/99 in het kader van nieuwe GEP's aan bod zijn gekomen

* Beheer en bedrijfskunde // 20%

* Toegepaste wetenschappen en technologie // 20%

* Institutionele opbouw // 20%

* Universitair beheer // 40%

Armenië

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(1) Financiering gespreid over twee jaar (1996 en 1997).

(2) Financiering gespreid over twee jaar (1998 en 1999).

(3) Pre-GEP's zijn in 1997 stopgezet.

Vakgebieden die in 1998 in het kader van nieuwe GEP's en CP's aan bod zijn gekomen

* Economische wetenschappen // 33,33%

* Universitair beheer // 33,33%

* Toegepaste economische wetenschappen // 33,33%

Azerbeidzjan

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(1) Financiering gespreid over twee jaar (1996 en 1997).

(2) Financiering gespreid over twee jaar (1998 en 1999).

(3) Pre-GEP's zijn in 1997 stopgezet.

(4) Alle financiële middelen voor 1996-1997 zijn in 1996 toegewezen.

Vakgebieden die in 1998 in het kader van nieuwe GEP's en CP's aan bod zijn gekomen

* Universitair beheer // 66,67%

* Milieuwetenschappen // 33,33%

Wit-Rusland

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(1) Financiering gespreid over twee jaar (1996 en 1997).

(2) Financiering gespreid over twee jaar (1998 en 1999).

(3) Pre-GEP's zijn in 1997 stopgezet.

(4) Twee projecten zijn in 1997 geselecteerd, maar pas in 1998 van start gegaan.

Vakgebieden die in 1998 in het kader van nieuwe GEP's en CP's aan bod zijn gekomen

* Rechten // 33,33%

* Economische wetenschappen // 33,33%

* Europese studies en internationale betrekkingen // 33,33%

Georgië

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(1) Financiering gespreid over twee jaar (1996 en 1997).

(2) Financiering gespreid over twee jaar (1998 en 1999).

(3) Pre-GEP's zijn in 1997 stopgezet.

(4) Alle financiële middelen voor 1996-1997 zijn in 1996 toegewezen.

Vakgebieden die in 1998 in het kader van nieuwe GEP's en CP's aan bod zijn gekomen

* Psychologie en gedragswetenschappen // 20%

* Universitair beheer // 60%

* Onderwijs en lerarenopleiding // 20%

Kazachstan

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(1) Financiering gespreid over twee jaar (1996 en 1997).

(2) De projecten zijn in 1997 van start gegaan.

(3) Pre-GEP's zijn in 1997 stopgezet.

(4) Niet-openbare oproep tot het indienen van aanvragen, begrotingsmiddelen ontleend aan de middelen voor 1996-1997.

(5) De projecten zijn in 1996 ingediend, maar pas eind 1997 van start gegaan.

Vakgebieden die in 1998 in het kader van nieuwe GEP's en CP's aan bod zijn gekomen

* Universitair beheer // 50%

* Milieuwetenschappen // 50%

Kirgizië

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(1) Financiering gespreid over twee jaar (1996 en 1997).

(2) De projecten zijn in 1997 van start gegaan.

(3) Pre-GEP's zijn in 1997 stopgezet.

(4) Niet-openbare oproep tot het indienen van aanvragen, begrotingsmiddelen ontleend aan de middelen voor 1996-1997.

(5) Het project is in 1996 ingediend, maar pas eind 1997 van start gegaan.

Vakgebieden die in 1998 in het kader van nieuwe GEP's en CP's aan bod zijn gekomen

* Economische wetenschappen // 100%

Moldavië

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(1) Financiering gespreid over twee jaar (1996 en 1997).

(2) Pre-GEP's zijn in 1997 stopgezet.

(3) De projecten zijn in 1997 van start gegaan.

(4) Alle financiële middelen voor 1996-1997 zijn in 1996 toegewezen.

(5) De projecten zijn in 1996 ingediend, maar pas eind 1997 van start gegaan.

Vakgebieden die in 1998 in het kader van lopende GEP's aan bod zijn gekomen

* Economische wetenschappen // 50%

* Universitair beheer // 50%

Mongolië

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(1) Financiering gespreid over twee jaar (1996 en 1997).

(2) Financiering gespreid over twee jaar (1998 en 1999).

(3) Pre-GEP's zijn in 1997 stopgezet.

Vakgebieden die in 1998 in het kader van nieuwe GEP's en CP's aan bod zijn gekomen

* Universitair beheer // 25%

* Toegepaste economische wetenschappen // 25%

* Landbouw- en voedingswetenschappen // 25%

* Onderwijs en lerarenopleiding // 25%

Russische Federatie

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(1). Pre-GEP's zijn in 1997 stopgezet.

Vakgebieden die in 1998 in het kader van nieuwe GEP's en CP's aan bod zijn gekomen

* Geschiedenis // 3,13%

* Rechten // 12,5%

* Economische wetenschappen // 28,13%

* Universitair beheer // 34,38%

* Toegepaste economische wetenschappen // 3,13%

* Medische wetenschappen // 6,25%

* Technische wetenschappen en technologie // 3,13%

* Milieuwetenschappen // 9,38%

Turkmenistan

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(1) Financiering gespreid over twee jaar (1996 en 1997).

(2) De projecten zijn in 1997 van start gegaan.

(3) Pre-GEP's zijn in 1997 stopgezet.

(4) Niet-openbare oproep tot het indienen van aanvragen, begrotingsmiddelen ontleend aan de middelen voor 1996-1997.

Vakgebieden die in 1998 in het kader van nieuwe GEP's en CP's aan bod zijn gekomen

* Toegepaste economische wetenschappen // 33,33%

* Toerisme en vrijetijdsbesteding // 33,33%

* Milieuwetenschappen // 33,33%

Oekraïne

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(1) Pre-GEP's zijn in 1997 stopgezet.

Vakgebieden die in 1998 in het kader van nieuwe GEP's en CP's aan bod zijn gekomen

* Rechten // 18,18%

* Sociale wetenschappen // 18,18%

* Economische wetenschappen // 9,09%

* Europese studies en internationale betrekkingen // 9,09%

* Universitair beheer // 18,18%

* Milieuwetenschappen // 18,18%

* Moderne Europese talen // 9,09%

Oezbekistan

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(1) Financiering gespreid over twee jaar (1996 en 1997).

(2) Financiering gespreid over twee jaar (1998 en 1999).

(3) Pre-GEP's zijn in 1997 stopgezet.

Vakgebieden die in 1998 in het kader van nieuwe GEP's en CP's aan bod zijn gekomen

* Universitair beheer // 50%

* Technische wetenschappen en technologie // 25%

* Onderwijs en lerarenopleiding // 25%

De Tempus-projecten in deze bijlage zijn representatief voor de kwantitatieve en kwalitatieve impact van het Tempus-programma in de partnerlanden. Opgemerkt zij dat de beschrijvingen van de projecten uit het academisch jaar 1998/99 dateren.

Tempus-Phare

Gezamenlijk Europees project 9532 - 95

(Bulgarije)

Projectgegevens:

Benaming: BULGAMIN

Doelstelling: Doel van het project is het 'programma ter bevordering van de interculturele dialoog' te herstructureren en een 'programma in verband met geopolitieke en etnische vraagstukken' te ontwikkelen. Beide programma's zijn specialisaties op doctoraal niveau aan de Universiteit van Sofia. Voorts beoogt het project interdisciplinaire cursussen op doctoraal en kandidaatsniveau te ontwikkelen voor het Centrum voor interetnische betrekkingen van het Hoger Pedagogisch Instituut 'Konstantin Preslavski' in Shoumen. Ten slotte is het de bedoeling cursussen te ontwikkelen voor de bijscholing van ambtenaren en vertegenwoordigers van minderhedenorganisaties aan het Internationaal Centrum voor minderhedenstudies en interculturele betrekkingen in Sofia.

Partners:

* Universiteit van Sofia ('St. Kliment Ohridski'), BG (coördinerende instelling)

* Universiteit van Amsterdam, Amsterdam, NL (contracterende instelling)

* Internationaal Centrum voor minderhedenstudies en interculturele betrekkingen, Sofia, BG

* Universiteit van Shoumen ('Konstantin Preslavski'), Shoumen, BG

* Università degli Studi di Bologna, Bologna, I

* Ecole Normale Supérieure de Fontenay aux Roses, Fontenay-aux-Roses, F

Bij het project betrokken landen:

* Bulgarije

* Nederland

* Italië

* Frankrijk

Duur:

3 jaar (1/9/1995 - 31/08/1998)

Beschrijving van het project:

Kwalitatieve impact:

Resultaten: In het kader van het interculturele programma zijn interdisciplinaire cursussen ontwikkeld. Een aantal van deze cursussen is in het Frans en het Engels geschreven. Een aantal studenten heeft enige tijd in EU-landen doorgebracht en is nu klaar om de cursussen te doceren. Om de docenten te helpen is in de Universiteit van Sofia een computernetwerk geïnstalleerd.

Vernieuwende aspecten: Aandacht wordt geschonken aan de minderhedenproblematiek. Bulgaarse docenten hebben in Parijs en Bologna lezingen gegeven. Er worden cursussen ontwikkeld in andere talen dan het Bulgaars. Het feit dat sommige studenten in het buitenland hebben gestudeerd, is bij de ontwikkeling van didactisch materiaal van pas gekomen (vertaling en aanpassing aan EU-normen).

Kwantitatieve aspecten:

Om de resultaten van het project te verspreiden zijn besprekingen gevoerd met een aantal Bulgaarse deskundigen (verbonden aan organisaties als de Vereniging voor regionale ontwikkeling in Smolian en het Centrum voor ruimtelijke ordening in Sofia).

Informatiemateriaal:

Didactisch materiaal.

Gezamenlijk Europees project 11503-96

(Polen)

Projectgegevens:

Benaming: Ontwikkeling van een systeem voor de overdracht van studiepunten ten behoeve van Poolse universiteiten

Doelstelling: Doel van het ACT-project (Academic Credit Transfer for Polish Universities) is een systeem voor de overdracht van studiepunten te ontwikkelen ten behoeve van de 22 bij het project betrokken universiteiten. Het ECTS dient daarbij als basis. Het is de bedoeling het systeem vanaf het derde projectjaar in de meeste faculteiten van de Technische Universiteit van Wroclaw operationaal te maken.

Partners:

* Technische Universiteit van Wroclaw, PL (coördinerende en contracterende instelling)

* Universidad de Granada, E

* Vrije Universiteit Amsterdam, NL

* Technische Universiteit Delft, NL

* Katholieke Hogeschool Kempen Geel, B

* Karel de Grote-Hogeschool - Katholieke Hogeschool Antwerpen, B

* Horsens Tekniske Skole, DK

* Københavns Universitet, DK

* Université des Sciences et Technologies de Lille I, F

* Ecole Nationale Supérieure des Mines de Nancy, F

* University of Oulu, SF

* Fachhochschule Wiesbaden, D

* Technische Universität München, D

* National University of Ireland, Galway, IRL

* University of Bristol, UK

* Kingston University, UK

* University of Greenwich, UK

* Nottingham Trent University, UK

* University of Humberside, Grimsby, UK

* Staffordshire University, Stoke-on-Trent, UK

* University of Paisley, UK

* Glasgow Caledonian University, UK

* University of Glamorgan, UK

Bij het project betrokken landen:

* Polen

* Spanje

* Nederland

* België

* Denemarken

* Frankrijk

* Finland

* Duitsland

* Ierland

* Verenigd Koninkrijk

Duur:

3 jaar (1/9/1996 - 31/08/1999)

Beschrijving van het project:

Kwalitatieve impact:

Tijdens het lopende (derde) projectjaar zal het systeem voor de overdracht van studiepunten - een systeem dat tijdens de eerste twee projectjaren is ontwikkeld - voor het eerst operationaal worden.

Een aantal cursussen heeft een internationale dimensie gekregen en kan nu in het Engels of het Duits worden gedoceerd. De cursussen in kwestie maken deel uit van de studieprogramma's en zijn volledig gelijkwaardig aan de cursussen die aan universiteiten in de EU worden gedoceerd.

Op basis van het ECTS is een uniform systeem voor de overdracht van studiepunten ontwikkeld, waarbij aan alle vakken en cursussen die aan de faculteiten van de Technische Universiteit van Wroclaw worden gedoceerd, studiepunten zijn toegekend. Als het systeem bruikbaar blijkt, kan het in de toekomst ook aan andere technische universiteiten in Polen worden toegepast.

Dankzij het nieuwe systeem voor de overdracht van studiepunten kunnen studenten interfacultair (d.w.z. tussen de verschillende faculteiten van de Technische Universiteit van Wroclaw) en interuniversitair (d.w.z. tussen de 22 universiteiten die bij het ACT-project betrokken zijn) worden uitgewisseld.

Beslissingen in verband met het beheer van het project worden in Wroclaw genomen. Jaarlijks wordt een algemene vergadering voor alle projectpartners belegd. Met de verlangens van de partners wordt steeds rekening gehouden en hun verzoeken worden altijd ingewilligd.

Kwantitatieve aspecten:

Om een idee van de omvang van het project te geven, kan worden vermeld dat tijdens het tweede projectjaar (academisch jaar 1997/98) 72 studenten van universiteiten die bij het project betrokken zijn, een ACT-studiebeurs hebben gekregen om aan een andere partneruniversiteit cursussen te volgen. Verwacht wordt dat tijdens het derde projectjaar nog meer studenten aan uitwisselingsprogramma's zullen deelnemen.

Informatiemateriaal:

Gezorgd is voor informatiemateriaal over het project en over de Technische Universiteit van Wroclaw en voor een definitieve versie van het informatiepakket voor alle faculteiten. Voorts is de brochure "Credits at the Faculties" gepubliceerd. Uitgebreide informatie over het project is ook op de internetsite van de Technische Universiteit van Wroclaw te vinden.

Gezamenlijk Europees project 11144-96

(Estland, Letland, Litouwen)

Projectgegevens:

Benaming: Internationalisering van studieprogramma's aan de vier technische universiteiten in de Baltische staten.

Doelstelling: Doel van het project is voor elk van de vier deelnemende Baltische universiteiten een specifiek technisch studieprogramma op kandidaatsniveau te ontwikkelen of bestaande studieprogramma's te herstructureren (chemische technologie in Tallinn, energetica in Riga, elektromechanica in Kaunas en weg- en waterbouwkunde in Vilnius). 50% van de cursussen zal in een vreemde taal worden gedoceerd, zodat in contacten tussen onderwijsinstellingen in de EU en de Baltische staten een systeem voor de overdracht van studiepunten kan worden gehanteerd, vooral nu ook Oost-Europese landen aan het Socrates-programma kunnen deelnemen. Voorts beoogt het project in elk van de vier Baltische universiteiten een dienst voor talenonderwijs en een dienst voor internationale betrekkingen op te zetten.

Partners:

* Technische Universiteit van Tallinn, Tallinn, EE

* Technische Universiteit van Riga, Riga, LV

* Universiteit voor technologie van Kaunas, Kaunas, LT

* Technische Universiteit van Vilnius ('Gediminas-universiteit'), Vilnius, LT

* Dublin Institute of Technology, Dublin, IRL

* Helsinki Institute of Technology, Helsinki, SF

* Odense Tekniske Skole, Odense, DK

* Fachhochschule Kiel, Kiel, D

* IUT de Béthune, F (coördinerende en contracterende instelling)

* Royal Institute of Technology, Stockholm, S

Bij het project betrokken landen:

* Estland

* Letland

* Litouwen

* Ierland

* Finland

* Denemarken

* Duitsland

* Zweden

Duur:

3 jaar (1/9/1996 - 31/08/1999)

Beschrijving van het project:

Kwalitatieve impact:

Resultaten: Aan de Technische Universiteit van Vilnius kan een kandidaatsopleiding (Bachelor of Science) weg- en waterbouwkunde in het Engels worden gevolgd. Een aantal cursussen van het tweede jaar kan in het Frans worden gevolgd. Vanaf het academisch jaar 1998/99 kunnen studenten uit andere faculteiten de cursussen als keuzevak volgen. De bedoeling was om in het academisch jaar 1998/99 de Engelse en de Franse module door respectievelijk 20 en 10 studenten te laten volgen.

Aan de Universiteit voor Technologie van Kaunas kan een kandidaatsopleiding (Bachelor of Science) elektromechanica in het Engels, Frans, Duits en Russisch worden gevolgd.

In Riga wordt gewerkt aan een kandidaatsopleiding (Bachelor of Science) energetica in het Engels. Doel is minstens 20 van de 40 cursussen in het kader van deze opleiding in het Engels te doceren. Aangezien alle studenten die een ingenieursopleiding volgen, tijdens het eerste jaar eenzelfde pakket basisvakken krijgen, kunnen alle studenten de Engelse cursussen volgen.

In Tallinn kan een opleiding chemische en milieutechnologie worden gevolgd. 31 van de 58 vakken worden in het Engels gedoceerd.

De vier universiteiten beschikken elk over een talenlaboratorium met plaats voor twaalf studenten. In alle universiteiten worden lessen Engels voor speciale doelgroepen georganiseerd.

Vernieuwende aspecten: Op de arbeidsmarkt is grote vraag naar studenten die hun opleiding in een vreemde taal hebben voltooid.

Met het oog op de overdracht van studiepunten zijn vergelijkingstabellen van de opleidingen aan alle deelnemende universiteiten opgesteld. Voor de uitwisseling van studenten staat het Socrates/Erasmus-programma model. Opgemerkt zij dat met het oog op de overdracht van studiepunten de opleidingen aan de verschillende Baltische universiteiten met elkaar zijn vergeleken. Doel is het ECTS toe te passen op de uitwisseling van studenten tussen de universiteiten van Tallinn, Riga, Vilnius en Kaunas.

Samenwerking: De samenwerking tussen de vier universiteiten berust op het bestaande samenwerkingsnetwerk tussen de technische universiteiten van de Baltische staten. In het kader van dit project worden didactisch materiaal en syllabussen uitgewisseld om de actieve samenwerking op de respectieve vakgebieden te intensiveren. Aangezien elk van de vier universiteiten een autoriteit op haar specifieke vakgebied is, levert de interuniversitaire samenwerking alle betrokken partijen voordeel op.

Kwantitatieve aspecten - Verspreiding van de resultaten:

Om de ontwikkeling van cursussen in vreemde talen te ondersteunen is het belangrijk de resultaten van het project te verspreiden.

De rectoren van de universiteiten van Vilnius, Kaunas en Riga hebben elk een comité ingesteld om de resultaten van het project te verspreiden. Gevolg is dat de Technische Universiteit van Vilnius 12 500 USD heeft uitgetrokken om nog meer doctorale cursussen in vreemde talen te ontwikkelen. Aan de Universiteit voor Technologie van Kaunas zijn 60 studenten uit de faculteit letteren en wijsbegeerte ingeschakeld om aan het Centrum voor internationale studies te doceren. De universiteit voert ook een actief beleid om geëmigreerde Litouwers aan te moedigen naar hun vaderland terug te keren. De bedoeling is deze mensen in te zetten bij het doceren van cursussen in vreemde talen.

Informatiemateriaal:

Er is een informatiefolder gepubliceerd en aan de Universiteit voor Technologie van Kaunas is een homepage ontwikkeld waarop het volledige studieprogramma en alle cursussen in vijf talen worden beschreven.

Tempus-Tacis

Gezamenlijk Europees project 10028 - 95

(Kazachstan)

Projectgegevens:

Benaming: KAZTOUR

Doelstelling: Doel van het project is de studierichting 'internationaal toerisme' aan de faculteit internationale betrekkingen van de Kazachse Staatsuniversiteit voor wereldtalen in Alma-Ata te herstructureren en tot een multidisciplinaire doctorale en postdoctorale studierichting ('internationaal toeristisch beheer') om te vormen.

Partners:

* Kazachse Staatsuniversiteit voor wereldtalen, Alma-Ata, KAZ

* Vrije Universiteit Brussel, B (coördinerende en contracterende instelling)

* Universidad de las Islas Baleares, Palma de Mallorca, E

Bij het project betrokken landen:

* Kazachstan

* België

* Spanje

Duur:

01/09/1995 - 31/08/1998

Beschrijving van het project:

Doel van het project is:

* bestaande cursussen te moderniseren en nieuwe, aan internationale normen beantwoordende cursussen voor het toerismeonderwijs te ontwikkelen;

* een onderwijsstelsel op te bouwen dat verschillende niveaus omvat (cursussen op doctoraal en kandidaatsniveau);

* informatietechnologieën en nieuwe onderwijsmethoden te introduceren;

* zowel op micro- als op macroniveau deskundigen inzake toerisme op te leiden;

* samenwerkingsverbanden te sluiten met andere instellingen en overheidsdiensten in Kazachstan en elders.

Kwalitatieve impact:

Resultaten

* 18 nieuwe cursussen zijn ontwikkeld: toeristische geografie, grondbeginselen van het toerisme, wetgeving in verband met toerisme, grondbeginselen van een dynamisch ondernemerschap, boekhoudkundige grondbeginselen, bedrijfskunde, gedrag van toeristen, algemene economie, bedrijfsonderzoek en methodologie, richtsnoeren voor het opstarten van een onderneming, inleiding in bedrijfsbeheer, marketingtechnieken, bedrijfswiskunde en handelsrecht en vergunningen. Het nieuwe cursuspakket omvat ook vreemde talen en computertoepassingen voor de toeristische sector.

* Het studiepakket voor het eerste jaar omvat nu zes basiscursussen en zeven verplichte hoofdvakken. Het studiepakket voor het tweede jaar omvat zes basiscursussen en negen verplichte hoofdvakken.

* In het kader van de nieuwe studierichting wordt gebruik gemaakt van specifiek voor de toeristische sector bestemde software.

* Er wordt een nieuwe methode toegepast voor de evaluatie van cursussen die in de vorm van modules worden aangeboden.

* Overeenkomstig de nieuwe nationale wet op het hoger onderwijs is overgeschakeld op een onderwijsstelsel dat verschillende niveaus omvat (een vierjarige kandidaatsopleiding gevolgd door een tweejarige doctorale opleiding).

* Het Kazachs Educatief Centrum voor wereldtalen is opgericht. Het centrum is een vereniging zonder winstoogmerk waar toerismeopleidingen voor het bedrijfsleven worden georganiseerd en belangstellenden lessen (marketing, toerisme, reclametechnieken, enz.) in een vreemde taal kunnen volgen.

Vernieuwende aspecten

* Naast het vaste onderwijspersoneel van de Kazachse Staatsuniversiteit voor wereldtalen worden vertegenwoordigers van het Ministerie van Toerisme ingeschakeld om een aantal nieuwe cursussen te doceren. Hun praktijkervaring verleent de cursussen een meerwaarde.

* Bestaande en nieuwe cursussen worden in de vorm van modules aangeboden. Daarbij sluit een nieuwe evaluatiemethode aan.

Samenwerking

* Het Ministerie van Onderwijs heeft het project aanzienlijke steun verleend en alle instellingen in Kazachstan die bij de ontwikkeling van cursussen voor het toerismeonderwijs betrokken zijn, opgeroepen nauw met elkaar samen te werken.

* De rector van de Kazachse Staatsuniversiteit voor wereldtalen is een invloedrijk man die erin geslaagd is tussen alle projectpartners hechte banden te smeden.

Kwantitatieve aspecten:

Verspreiding

* Nog drie andere instellingen voor hoger onderwijs (de Internationale Universiteit van Kazachstan, de Staatsuniversiteit van Alma-Ata en de Academie voor bedrijfsbeheer) zijn in het kader van het project bij toerismeopleidingen betrokken.

* Het nieuwe Kazachse Educatieve Centrum voor wereldtalen verspreidt informatie over toerisme en toerismeopleidingen in meer dan 19 regio's in Kazachstan.

Gezamenlijk Europees project 10216-96

(Russische Federatie)

Projectgegevens:

Benaming: Het Pedagogisch Instituut van Perm wordt beter uitgerust om leerkrachten voor het buitengewoon onderwijs op te leiden.

Doelstelling: Doel van het project is het Pedagogisch Instituut van Perm beter uit te rusten om leerkrachten voor het buitengewoon onderwijs in de regio Perm op te leiden.

Partners:

* Pedagogisch Instituut van Perm, RF

* University of Oxford, UK (coördinerende en contracterende instelling)

* Universiteit van Amsterdam, NL

Bij het project betrokken landen:

* Russische Federatie

* Verenigd Koninkrijk

* Nederland

Duur:

3 jaar (1/01/97 - 31/12/99)

Beschrijving van het project:

Kwalitatieve impact:

Resultaten

* Geanalyseerd is welke maatregelen moeten worden genomen om het Pedagogisch Instituut van Perm naar behoren uit te rusten. Voorts is nagegaan in hoeverre het instituut in staat is cursussen te ontwikkelen, opleidingen te organiseren en herstructureringen door te voeren.

* Bij wijze van proef is een aantal scholen geselecteerd die het buitengewoon onderwijs elk vanuit een andere invalshoek benaderen en samen representatief zijn voor de behoeften die op plaatselijk vlak bestaan. Deze scholen zouden kunnen uitgroeien tot een voorbeeld voor andere scholen.

* Een nieuwe groep van 12 universiteitsdocenten (uit verschillende faculteiten) en 30 leerkrachten heeft een opleiding gevolgd. Zij hebben cursussen en seminars over de volgende onderwerpen gevolgd: "De leerkracht als therapeut", "De opleiding van logopedisten", "Logopedisten", "Het verhelpen van problemen ten gevolge van een slechte lichaamshouding en platvoeten" en "De complexe revalidatie van kinderen in het buitengewoon onderwijs".

* Het Pedagogisch Instituut van Perm is geherstructureerd en het in buitengewoon onderwijs gespecialiseerde docentenkorps is vernieuwd. Het Instituut voor bijscholingen, dat in het Pedagogisch Instituut van Perm is ondergebracht, werkt met het stadsbestuur en de regionale autoriteiten samen om leerkrachten bij te scholen. De bijscholingsprogramma's worden door de plaatselijke autoriteiten gefinancierd.

* Er is een nieuw, goed uitgerust ontwikkelingscentrum opgericht dat over een actief netwerk beschikt.

* Er wordt een aantal geactualiseerde programma's in verband met buitengewoon onderwijs gedoceerd en deze programma's zijn positief geëvalueerd. Om door de federale autoriteiten te worden erkend, moet het postdoctorale diploma aan alle Russische normen voldoen.

Vernieuwende aspecten:

* Het project levert fundamenteel nieuwe inzichten op in verband met de pedagogische benadering van kinderen in het buitengewoon onderwijs. Concreet komt het erop neer dat de medisch isolationistische benadering van het onderwijs en de lerarenopleiding plaatsmaakt voor een psychologische en pedagogische aanpak die ernaar streeft de kinderen maatschappelijk te integreren. Deze nieuwe inzichten, die gebaseerd zijn op opvattingen die in de EU reeds lang gangbaar zijn, zijn gegroeid in het kader van academische uitwisselingen die in de aanloop naar het project werden georganiseerd. Gevolg was dat er vanaf het begin een goede verstandhouding tussen alle betrokken partijen heerste en er vlot konden worden samengewerkt.

Samenwerking

* Het Pedagogisch Instituut van Perm en stedelijke en regionale onderwijs- en vrijwilligersorganisaties zijn op gepaste wijze vertegenwoordigd in een gezamenlijk managementteam en in een aantal verruimde werkgroepen.

Kwantitatieve aspecten:

Verspreiding

* Het stadsbestuur is nauw bij het project betrokken. Zo heeft het stadsbestuur de bijscholing gefinancierd van 22 leerkrachten die nu dankzij een spoedcursus van negen maanden in het buitengewoon onderwijs kunnen worden ingezet. Ook in de toekomst wil het stadsbestuur het project blijven steunen. Voorts zijn in het kader van het project contacten gelegd met scholen, vrijwilligersorganisaties en regionale onderwijsorganisaties en sociale diensten.

Structureel project CP-20096-98

(Oekraïne)

Projectgegevens:

Benaming: Verspreiding van informatie over de sociale dienstverlening en het sociaal beleid in Oekraïne

Doelstelling: Doel van het project is nationale opleidingsprogramma's te ontwikkelen voor pedagogen en onderzoekers op het vlak van sociale dienstverlening en sociaal beleid. Voorts wil het project bij de organisatie van opleidingen gebruik maken van afstandsonderwijs.

Partners

* Nationale Universiteit van Kiev ("Mohyla-academie van Kiev"), UKR

* Anglia Polytechnic University, UK (coördinerende en contracterende instelling)

* Universidaded do Porto, P

Bij het project betrokken landen

* Oekraïne

* Groot-Brittannië

* Portugal

Duur

3 jaar (01/01/1997 - 31/12/1999)

Beschrijving van het project:

Algemene doelstelling:

In het verlengde van project T-JEP 8562-94 - een project dat positieve resultaten heeft opgeleverd, zoals een doctorale opleiding (Master of Science) sociale dienstverlening en een getuigschrift sociale dienstverlening - wordt ernaar gestreefd informatie te verspreiden over de sociale dienstverlening en het sociaal beleid in Oekraïne.

Kwalitatieve en kwantitatieve impact:

* Opleiders (pedagogen en onderzoekers) worden opgeleid. Doel is een autonoom netwerk van Oekraïense pedagogen tot stand te brengen.

* Ontwikkeling van een eenjarige modulaire cursus sociale dienstverlening voor pedagogen.

* Ontwikkeling van een eenjarige modulaire cursus sociale dienstverlening voor onderzoekers.

* Organisatie van een driedaagse conferentie voor directeuren van Oekraïense onderwijsprogramma's in verband met sociale dienstverlening.

* Eind 1998 is een nationale conferentie georganiseerd om informatie te verspreiden over de sociale dienstverlening en het sociaal beleid in Oekraïne.

* Voorbereiding en publicatie van cursussen (geschikt voor afstandsonderwijs). Deze cursussen zullen ook op internet beschikbaar zijn.

* Op gezette tijden wordt in verschillende Oekraïense regio's (Kiev, Chenigiv, Dnipropetrovsk) informatie over het project verspreid.

* Oprichting van een centrum voor educatieve hulpmiddelen. Doel is informatie over sociale dienstverlening op nationale schaal te verspreiden.

Vernieuwende aspecten

* De Oekraïense partneruniversiteit heeft met middelen van het Tacis-programma een gegevensbestand helpen creëren waarin informatie over het thema sociale dienstverlening is opgeslagen.

* Cursussen voor afstandsonderwijs zullen op internet beschikbaar zijn.

Samenwerking

* Bij dit structurele project zijn dezelfde partners betrokken als bij het reeds voltooide project T-JEP 8562. Alle leden van het consortium werken nauw en efficiënt met elkaar samen. De EU-partners beschikken op dit vlak over een schat aan ervaring. Bovendien weten zij uit ervaring precies waaraan Oekraïne behoefte heeft.

* Dankzij project T-JEP 8562 is aan de Mohyla-academie van Kiev (KMA) een instituut voor sociale dienstverlening en sociaal beleid opgericht.

* Het Ministerie van Sociale Bescherming verleent actieve steun aan het project. Zo heeft het ministerie gezorgd voor een leerstoel sociaal beleid aan de KMA.

Top