EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51998AC0443

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad, aan het Europees Parlement, aan het Economisch en Sociaal Comité en aan het Comité van de Regio's: Zorgen voor veiligheid van en vertrouwen in elektronische communicatie - Naar een Europees kader voor digitale handtekeningen en encryptie"

OJ C 157, 25.5.1998, p. 1 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

51998AC0443

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad, aan het Europees Parlement, aan het Economisch en Sociaal Comité en aan het Comité van de Regio's: Zorgen voor veiligheid van en vertrouwen in elektronische communicatie - Naar een Europees kader voor digitale handtekeningen en encryptie"

Publicatieblad Nr. C 157 van 25/05/1998 blz. 0001


Advies van het Economisch en Sociaal Comité over de "Mededeling van de Commissie aan de Raad, aan het Europees Parlement, aan het Economisch en Sociaal Comité en aan het Comité van de Regio's: Zorgen voor veiligheid van en vertrouwen in elektronische communicatie - Naar een Europees kader voor digitale handtekeningen en encryptie"

(98/C 157/01)

De Commissie heeft op 10 oktober 1997 besloten, overeenkomstig de bepalingen van artikel 198 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over de voornoemde mededeling.

De Afdeling voor industrie, handel, ambacht en diensten, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 4 maart 1998 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Burani.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 353e Zitting (vergadering van 25 maart 1998) het volgende advies uitgebracht, dat met 101 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 1 onthouding is goedgekeurd.

1. Algemene opmerkingen

1.1. De Mededeling van de Commissie is een geslaagde poging om voor elektronische communicatie, een uiterst technische en specialistische materie, een gemeenschappelijk kader tot stand te brengen. Het is noodzakelijk dat niet alleen de gebruikers, maar vooral ook de overheden en de wetgevers inzicht krijgen in de technische aspecten.

1.2. De elektronische communicatie via open netwerken, zoals Internet, neemt ongekende dimensies aan die tot tien jaar geleden voor onmogelijk werden gehouden. De verdere uitbreiding hiervan zal waarschijnlijk een van de belangrijkste kenmerken van de maatschappij tijdens de overgang naar de 21e eeuw zijn. De vooruitzichten voor de nabije toekomst wijzen op een exponentiële groei. De praktische toepassingen van de elektronische communicatie op de verschillende activiteiten en met name de elektronische handel () zullen afhangen van de mogelijkheden om de belemmeringen voor een harmonieuze ontwikkeling van de elektronische communicatie, uit de weg te ruimen.

1.3. De Commissie wijst erop dat deze belemmeringen het gevolg zijn van onzekerheden bij het gebruik van open netwerken: boodschappen kunnen worden onderschept en gemanipuleerd, de geldigheid van de documenten kan worden betwist, persoonlijke gegevens kunnen op illegale wijze worden verzameld en de communicatie kan voor illegale doeleinden worden misbruikt. Er is dus een veilige infrastructuur nodig waarmee een informatiemaatschappij tot stand kan worden gebracht die de burgers tegen misbruik beschermt en waarmee een elektronische communicatie wordt ontwikkeld die op zijn minst even veilig is als de uitwisseling van papieren documenten in het zakenleven.

1.4. In het onderhavige document worden twee hulpmiddelen behandeld die van wezenlijk belang zijn voor de veiligheid: de elektronische handtekening en de cryptografie. De eerste garandeert de identiteit van de contractpartijen en de oorsprong van de boodschappen (de authenticiteit); de tweede beschermt tegen onrechtmatige inbreuken (integriteit) en verzekert de vertrouwelijkheid van de communicatie. De Commissie wenst met behulp van alle betrokken sociale partners na te gaan wat de huidige stand van zaken is en welke ontwikkelingen mogelijk zijn. Het ESC juicht dit initiatief toe, en wenst bij volgende initiatieven door de Commissie te worden geraadpleegd.

1.5. Het Europees Parlement en de Raad hebben de Commissie gevraagd geschikte maatregelen te nemen om de integriteit en authenticiteit van elektronische documenten te garanderen. Het ESC wijst erop dat daarbij niet voorbij kan worden gegaan aan reeds goedgekeurde of nog te ontplooien initiatieven van derde landen en internationale organisaties (zoals OESO, UNCITRAL, enz.).

1.6. Tevens wijst het ESC erop dat de regelgeving van deze materie op duidelijke en overzichtelijke wijze dient te worden aangepakt: aan de ene kant moet flexibel te werk worden gegaan om de vooruitgang van de technologie en de toepassingen daarvan niet te hinderen; aan de andere kant moeten de fundamentele beginselen van de EU intact worden gelaten. Dit zijn: consumentenbescherming, gelijke concurrentievoorwaarden, vrij verkeer van diensten en wederzijdse erkenning. Elektronische communicatie betekent een revolutie die minstens even belangrijk is als de industriële revolutie van de vorige eeuw. De rechtsgrondslag en het regelgevingskader moeten op innoverende concepten worden gebaseerd, die op hun beurt voortbouwen op eerder geboekte vooruitgang en rationele toekomstvoorspellingen.

1.7. De bestaande wetgeving die is voortgekomen uit het Romeinse recht en die twee millennia lang is geëvolueerd, berust op papieren documenten. Deze laatste zullen in de nabije toekomst - in een nog onvoorspelbare, maar zeker aanzienlijke mate - door elektronische "documenten" worden vervangen. Deze ingrijpende verandering vereist een nieuwe aanpak, om niet alleen de geldigheid van contracten, maar ook de geldigheid van elektronische documenten die tussen particulieren onderling en tussen particulieren en de overheid worden uitgewisseld (t.b.v. belastingen, sociale voorzieningen, registratie van akten, justitie, enz.), in een juridisch kader in te bedden.

1.8. In veel landen gebruikt de overheid nu al elektronische communicatie om informatie en documenten uit te wisselen, zowel voor intern gebruik als in haar contacten met burgers. Bestaat er eenmaal een veilig juridisch kader, dan moet het mogelijk zijn elektronische communicatie toe te passen op juridische en administratieve akten: een revolutie die wellicht nog verder gaat dan de revolutie die het privaatrecht moet ondergaan.

1.9. Het is dus noodzakelijk een nieuw wet- en regelgevingskader te creëren, dat aansluit bij het immateriële karakter van de documenten. Het privaatrecht en het administratief recht behoren grotendeels tot de bevoegdheid van de afzonderlijke lid-staten; tal van initiatieven zijn reeds goedgekeurd of worden nog bestudeerd. Een eerste globale analyse leidt tot de vaststelling dat de gekozen aanpak en oplossingen vaak sterk uiteenlopen. Het ESC vestigt de aandacht van de Commissie en de lid-staten op de dringende noodzaak, onmiddellijk over te gaan tot harmonisatie van de grondbegrippen op Europees niveau. De vereisten in verband met de werking van de interne markt zouden al snel duidelijk maken dat het erg onpraktisch is wanneer de juridische infrastructuren en wetgevingskaders van lid-staat tot lid-staat verschillen; harmonisatie achteraf zal zeer moeilijk blijken.

2. Inleiding: noodzaak van een veilige elektronische communicatie ()

2.1. Het ESC heeft kennisgenomen van de technische aspecten van de elektronische communicatie, de digitale handtekening en de cryptografie; het is een goede zaak dat de Commissie deze ingewikkelde en specialistische materie heeft behandeld en toegankelijker heeft gemaakt voor een groot publiek, dat niet noodzakelijkerwijs over wetenschappelijke kennis beschikt. Het Comité gaat niet in op deze aspecten: de opmerkingen blijven beperkt tot de operationele en functionele bijzonderheden die een regelgevend of wetgevend optreden van de Europese instellingen kunnen vergen.

2.2. Vooropgesteld dat de elektronische communicatie nooit absoluut en volkomen veilig zal zijn, wijst het Comité erop dat het grootste gevaar schuilt in de verschillende vormen van fraude; de open netwerken als Internet zijn in dit opzicht ongetwijfeld kwetsbaar, althans zolang niet op grote schaal doeltreffende veiligheidsmaatregelen zijn genomen. De Commissie herinnert er in dit verband aan dat de belangrijke documenten via gesloten netwerken worden uitgewisseld, waartoe slechts enkele gebruikers toegang hebben die elkaar kennen en wederzijds vertrouwen in elkaar stellen.

2.3. De gesloten netwerken, die volledig legaal zijn, zijn onafhankelijk van de open netwerken ontwikkeld, met behulp van eigen communicatiesystemen of het Internet. Zij zijn waarschijnlijk duurder in het gebruik dan de open netwerken, maar de relatief grotere veiligheid t.o.v. open netwerken geeft vaak de doorslag. De verdere uitbreiding van gesloten netwerken zal dus afhangen van de betrouwbaarheid van open netwerken: hoe betrouwbaarder deze zullen zijn, des te minder zal de noodzaak worden gevoeld om nieuwe gesloten netwerken op te richten. Uit respect voor de contractvrijheid acht het ESC het niet noodzakelijk deze sector te reguleren; desalniettemin kunnen problemen ontstaan wanneer twijfels rijzen over de geldigheid van het bewijs van transacties ten opzichte van derden wanneer deze niet door een certificatie-instantie (CI) zijn erkend en goedgekeurd (zie paragraaf 5).

2.4. De Mededeling is overigens niet bedoeld om het veiligheidsaspect als zodanig te behandelen; het algemene doel is veel breder en ambitieuzer, namelijk:

- een Europees kader tot stand brengen voor de elektronische handtekening;

- de werking van de interne markt voor cryptografische producten en diensten waarborgen;

- de internationale problemen i.v.m. de universele aard van Internet aanpakken;

- de cryptografie in andere Europese beleidstakken integreren;

- gebruikers in staat stellen de mogelijkheden van de "planetaire" informatiemaatschappij te benutten.

2.5. Hoewel het ESC instemt met dit raamwerk voor actie, wijst het op een aspect dat misschien zonneklaar lijkt, maar dat in de praktijk wel eens uit het oog wordt verloren: dat in ieder Europees initiatief rekening moet worden gehouden met het "planetaire" karakter van elektronische communicatie, aangezien de wens om alles meer en beter te doen dan de concurrenten, tot schadelijke ongelijkheid van criteria kan leiden. De Commissie lijkt dit beginsel wel voor ogen te hebben gehad, maar het Comité benadrukt dat Europa indien mogelijk het voortouw zou moeten nemen bij initiatieven, rekening houdend met datgene wat de anderen doen of al hebben gedaan. De huidige of geplande internationale samenwerking () heeft goede resultaten opgeleverd, maar de besluitvormingsmechanismen nemen veel tijd in beslag, terwijl er juist zo snel mogelijk Europese voorschriften moeten komen. Deze voorschriften moeten dus flexibel genoeg zijn om aan de vereisten van de internationale samenleving te kunnen worden aangepast.

3. Authenticiteit en integriteit: de elektronische handtekening ()

3.1. De elektronische handtekening garandeert dat de boodschap afkomstig is van een geïdentificeerde en geautoriseerde persoon (authenticiteit) en dat de inhoud tijdens de transmissie niet door derden is gewijzigd of per ongeluk is veranderd (integriteit) (). De elektronische handtekening is gebaseerd op de cryptografie en maakt gebruik van een openbare sleutel (die voor alle gebruikers van een bepaald systeem bekend is) en een persoonlijke sleutel (die alleen de afzender kent).

3.2. De toepassing van een veilige elektronische handtekening (of andere systemen waarmee nog wordt geëxperimenteerd) is een absolute voorwaarde voor de geldigheid van de contracten die zijn gesloten op systemen die niet van papieren documenten gebruik maken; dit is dus het sluitstuk van een nieuw juridisch kader voor zaken die d.m.v. elektronische communicatie worden afgehandeld.

3.3. In gesloten systemen levert de geldigheid van contracten tussen de deelnemers geen problemen op, aangezien deze systemen zijn gebaseerd op wederzijds vertrouwen - op grond van de strenge toegangsvoorwaarden, de doorzichtige veiligheidscriteria en de contractvrijheid. Van alle technieken is het vermeldenswaardig dat op het stuk van financiële transacties i.v.m. de elektronische handel, een SET-protocol in het leven is geroepen (Secure Electronic Transaction) (). Dit protocol is toegankelijk via een elektronisch certificaat (digital certificate) voor houders van betaalkaarten of elektronisch geld en afnemers van goederen of diensten bij op het systeem aangesloten handelaren. Er zij op gewezen dat SET niet kan worden omschreven als een "gesloten systeem", maar als een "open systeem tegen betaling".

3.4. Er moet worden zorg gedragen voor de juridische erkenning van de geldigheid van contracten op open netwerken, zowel tussen de contractpartijen onderling als ten opzichte van derden. Sommige nationale rechtsstelsels erkennen nu reeds de geldigheid van de elektronische handtekening, maar alleen een geharmoniseerde supranationale wetgeving kan ervoor zorgen dat de elektronische handel op mondiaal niveau gedijt.

4. Vertrouwelijke elektronische communicatie: encryptie ()

4.1. Behalve de authenticiteit en de integriteit van de boodschap (zie de paragraaf 1.4 en 3.1) dient net als bij de geschreven communicatie, de vertrouwelijkheid van de elektronische communicatie te worden gegarandeerd; is dit vereiste al belangrijk op gesloten netwerken, op open netwerken is dit van vitaal belang. Dankzij encryptie is de boodschap alleen voor de afzender en de ontvanger begrijpelijk.

4.2. Het cryptografisch systeem is gebaseerd op het beginsel dat alleen de afzender de boodschap kan encrypteren en alleen de ontvanger deze kan decrypteren. Volgens het Commissiedocument zijn er 1 400 kant-en-klare cryptografische producten in de handel. Uiteraard moeten afzender en ontvanger in het bezit zijn van compatibele software willen zij geëncrypteerde en decrypteerbare gegevens kunnen uitwisselen.

4.3. Als gevolg van de proliferatie van encryptiesystemen wordt het voor afzonderlijke gebruikers die met een grote hoeveelheid verschillende gebruikers te maken hebben, moeilijker de software te beheren. Afgezien hiervan zorgt de encryptie op zich voor zeer zwaarwegende fundamentele problemen. In de eerste plaats vereisen het fundamentele recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer (evenals het auteursrecht en de bescherming van het zakengeheim) en de bescherming van het bedrijfsleven tegen onrechtmatige inbreuken, dat de gebruikers van elektronische communicatie de beschikking hebben over een cryptografisch systeem met een hoog niveau van geheimhouding of vertrouwelijkheid. In de tweede plaats moet de samenleving worden beschermd tegen illegaal gebruik van encryptie, zoals voor spionage-, terroristische, criminele of anderszins illegale doeleinden.

4.4. Uit het bovenstaande volgt dat een regelgeving van de materie, volgens gemeenschappelijke beginselen geharmoniseerd op het niveau van de lid-staten, onmisbaar is. Hierbij zouden de ogenschijnlijk tegengestelde belangen zo veel mogelijk op één noemer moeten worden gebracht. Het ESC benadrukt dat toegang tot cryptografische systemen een recht van iedere burger zou moeten zijn, maar geeft toe dat dit recht dient te worden ingeperkt door de behoefte van de samenleving zich te beschermen tegen alle mogelijke soorten criminele of illegale activiteiten. De moeilijkheid schuilt in het vaststellen van een grens, die niet alleen van land tot land kan verschillen, maar ook in de loop der tijd kan veranderen, afhankelijk van de politieke en sociale situatie in een land. Het spreekt voor zich dat dit probleem in iedere lid-staat volgens de beginselen van billijkheid en evenredigheid dient te worden opgelost. Een ander probleem dat oplossing behoeft, is vast te stellen in welke gevallen het recht van de burger moet wijken, en met welke middelen de overheid kan ingrijpen. Dit alles komt de rechtszekerheid ten goede, en het geeft de burgers garanties over het gebruik van de verzamelde gegevens.

5. De certificatie-instanties (CI's) en Trusted Third Parties (TTP's) ()

5.1. De hierboven beschreven problemen maken dat er systemen moeten zijn die garant kunnen staan voor de grootst mogelijke betrouwbaarheid van elektronische handtekeningen en cryptografische systemen, evenals de uitwisseling van sleutels, de certificatie ervan, de vertrouwelijkheid van de boodschappen en de bescherming van de maatschappij tegen criminaliteit.

5.2. Op communautair niveau is nog altijd geen oplossing gevonden voor de verwezenlijking van een juridisch kader t.b.v. de erkenning ten opzichte van derden van documenten die voorzien van elektronische handtekeningen (en eventueel geëncrypteerd) over open netwerken worden verzonden. De Commissie neigt ertoe, in iedere EU-lid-staat één of meer wettelijk erkende certificatie-instanties (CI's) in het leven te roepen, die als "notaris" zouden functioneren en als zodanig de openbare sleutels zouden bewaren.

5.3. Een wettelijk erkende CI zou dus publiekrechtelijke taken hebben; bovendien zou zo'n CI geen aanvullende functies en diensten mogen of kunnen uitoefenen die typerend zijn voor de privaatrechtelijke TTP's. Ook de Commissie is van mening dat er een duidelijk onderscheid tussen de twee soorten instanties dient te worden gemaakt. Het ESC is het hiermee eens; wel moet nog worden vastgesteld of de CI's openbare instanties zijn dan wel door de overheid gemachtigde particuliere instanties. Aangezien het erom gaat dat hun functie wordt erkend en wettelijk wordt geregeld, is het ESC van mening dat iedere lid-staat in zijn keuze kan worden vrijgelaten.

5.4. Het ESC vraagt zich bovendien af of er altijd en in alle gevallen een CI moet worden opgericht, en of hun bevoegdheden tot alle bestaande systemen moeten worden uitgebreid. Sommige systemen (zoals SET) tellen honderdduizenden deelnemers, en dat aantal zal al snel oplopen tot enkele miljoenen. Het bewaren en beheren van losse sleutels wordt op die manier enorm ingewikkeld en duur. De eenvoudigste en goedkoopste oplossing is waarschijnlijk, TTP's die garanties kunnen bieden voor hun integriteit en ervaring, wettelijk te erkennen als "particuliere" CI's.

6. Slotopmerkingen

6.1. Het tamelijk ingewikkelde programma van de Commissie is goed doortimmerd, en het ESC keurt het in principe goed. Om datgene waar toch al eensgezindheid over bestaat, niet te hoeven herhalen, voegt het slechts enkele kritische opmerkingen toe die aan de discussie kunnen bijdragen.

6.2. Op het stuk van de interoperabiliteit () moedigt de Commissie de industrie en de internationale normalisatie-organisaties aan, technische en infrastructuurnormen te ontwikkelen om voor een veilig gebruik van de netwerken te zorgen. Zij bestudeert of het mogelijk is maatregelen te nemen die de werkzaamheden van Europese ondernemingen op dit gebied ondersteunen. Het ESC wijst erop dat de vaststelling van normen gevolgen heeft voor het concurrentievermogen van de Europese industrie ten opzichte van derde landen, en stelt derhalve voor dat de activiteiten van de Commissie worden ondergebracht bij de maatregelen die de Commissie zelf heeft voorgesteld in haar "Mededeling over het concurrentievermogen van de Europese informatie- en communicatietechnologie (ICT-industrie)" ().

6.3. Daarnaast moet een strategie worden ontwikkeld om het gebruik van elektronische communicatie door het MKB te stimuleren. Behalve de verschillende maatregelen die het Comité in zijn advies over "Elektronische handel" () heeft voorgesteld, zou het nuttig zijn het MKB kant-en-klare oplossingen aan te reiken, op dezelfde manier als met TEDIS is gedaan. De Kamers van Koophandel en andere bedrijfstakorganisaties zouden van grote hulp kunnen zijn bij de penetratie van de nieuwe technologieën in de sector. Tegelijkertijd vestigt het ESC de aandacht op het feit dat de verspreiding van elektronische communicatie vergezeld moet gaan van een bewustmakingscampagne t.b.v. het MKB, over de risico's en kosten die aan de nieuwe technieken zijn verbonden. Zoals altijd bij innovatie moeten ook op dit gebied de besluiten op een verantwoorde manier worden genomen, en moeten alle voor- en nadelen van de keuzen tegen elkaar worden afgewogen.

6.4. Een aspect dat impliciet aanwezig is in de Mededeling, maar dat niet expliciet wordt behandeld, is de bescherming van de consumenten, en meer in het algemeen van alle deelnemers aan de elektronische communicatie. Dit is een prioritair probleem, dat vanuit een internationaal-rechtelijk oogpunt tamelijk gecompliceerd is. De relatieve veiligheid van elektronische handtekeningen zorgt ervoor dat meer contracten op afstand worden gesloten. Terwijl de Europese en nationale voorschriften zonder interpretatieproblemen op contracten tussen kopers en verkopers van één en hetzelfde land kunnen worden toegepast, rijzen er mogelijk toch enige twijfels wanneer de contractpartijen uit verschillende EU-lid-staten afkomstig zijn, en het beschermingsniveau in deze landen verschilt. De situatie wordt pas echt ingewikkeld wanneer de koper of verkoper in een derde land is gevestigd. Het Comité is van mening dat de voorschriften m.b.t. de geldigheid van elektronisch tot stand gekomen contracten in een Europees juridisch kader moeten worden opgenomen. Er moet niet worden geprobeerd extraterritoriale werking aan de voorschriften toe te kennen, en het ESC keurt de vele pogingen in die richting door instanties uit derde landen dan ook af.

6.5. Er zal niet snel verbetering optreden in de uiteenlopende mate van bescherming van de consument (zowel in de wereld als tussen EU-lid-staten onderling): tot die tijd moet de consument, net als iedere gebruiker, worden geïnformeerd over het feit dat de "Europese" of "nationale bescherming" soms niet geldt voor contracten met leveranciers uit derde landen of andere EU-lid-staten. Hetzelfde kan worden opgemerkt m.b.t. de bepalingen inzake auteursrecht, burgerlijke vrijheden, vrijheid van meningsuiting en zedelijk gehalte (pornografie, enz.).

6.6. Een lastig probleem wordt gevormd door de belastingwetgeving, vooral op het gebied van de BTW. In principe valt te verwachten dat iedere regering zich met kracht zal verzetten tegen overeenkomsten of wetten die zich vertalen in derving van belastingopbrengst, evenals tegen systemen die belastingontduiking makkelijker maken. Het ESC vraagt zich af of de geplande Europese harmonisatie (), waarbij de BTW afhankelijk van het hoofdverblijf van de koper wordt geïnd, ook op de elektronische handel kan worden toegepast, in het bijzonder ten opzichte van derde landen.

6.7. Het internationale karakter van Internet voegt een nieuwe dimensie toe aan het fraudeprobleem en de strijd tegen de georganiseerde misdaad. Het strafrecht van de lid-staten loopt op dit gebied sterk uiteen, en is soms zelfs afwezig. Naast de reeds geplande activiteiten () zou de EU zich moeten inzetten voor een overtuigende harmonisatie en internationale samenwerking, die niet tot de belangrijkste landen beperkt mag blijven. Verder zou er in de EU voor moeten worden gezorgd dat instanties die met de bestrijding van criminaliteit zijn belast - met name Europol - adequate steun op het gebied van opleiding krijgen.

6.8. De vervanging van geschreven communicatie door elektronische communicatie vereist tot slot een zeer complex juridisch kader, dat een uitgebreid scala aan activiteiten omvat. Behalve een programma met initiatieven heeft de Commissie een tijdschema voor de werkzaamheden opgesteld: het ESC is uiteraard zeer verheugd over de goede voornemens van de Commissie, maar vraagt zich wel af of alle termijnen - vooral die verband houden met internationale afspraken - haalbaar zijn.

6.9. Nu moet eerst worden vastgesteld wat de grenzen zijn van de wetgevende bevoegdheden van de Europese Unie en de lid-staten. Het ESC is van mening dat niet alleen voorschriften nodig zijn om contracten rechtszekerheid te geven en om nationale wetten die de interoperabiliteit verhinderen ongeldig te verklaren, maar dat tevens ruim baan moet worden gegeven aan zelfregulering (via gedragscodes). Deze moet met name betrekking hebben op de compatibiliteit van de nieuwe systemen met de oude systemen, de zekerheid dat gesloten en open systemen aan dezelfde veiligheidsvoorschriften voldoen en dat deelnemers uit verschillende landen dezelfde voorwaarden genieten. Het optreden van de overheid moet beperkt blijven tot de controle op de functionering van de systemen en hun overeenstemming met de algemene beginselen van de interne markt.

6.10. Met betrekking tot de praktische uitvoering doet het Comité de volgende suggesties, als richtsnoeren voor de toekomstige - en in sommige gevallen zelfs dringende - initiatieven van de Commissie:

- de huidige definitie van het begrip "handtekening" die in wetten, regelingen en procedures wordt gebruikt zou moeten worden uitgebreid tot het begrip elektronische handtekening;

- het zetten van een elektronische handtekening moet een spontane, expliciete en controleerbare handeling zijn, waarop de ondertekenaar een volledige visuele en operationele controle heeft. Dit vereist een duidelijke en uniforme definitie, die echter voldoende flexibel moet zijn zodat ook handtekeningen die m.b.v. de bestaande en toekomstige technologie worden geplaatst, zijn inbegrepen;

- op redelijk korte termijn zouden alle burgers moeten kunnen beschikken over een instrument (bankpas, sociale zekerheidskaart, enz.) waarmee zij een elektronische handtekening kunnen zetten. Hiervoor is een systeem van persoonlijke nationale registratienummers nodig, en uiteraard een centrale gegevensbank;

- de overheid moet zo snel mogelijk over de mogelijkheid beschikken om elektronische documenten uit te geven en te accepteren. De toegang zou, zeker in het begin, d.m.v. terminals kunnen geschieden die bij overheidsinstellingen worden geïnstalleerd;

- het is zaak, wereldwijd te zorgen voor de wederzijdse erkenning van de certificatie-instanties;

- in de grondwetten van bijna alle geciviliseerde landen wordt de vertrouwelijkheid van de correspondentie (het briefgeheim) gewaarborgd; uitzonderingen op deze regel zijn opgenomen in wetten. De elektronische communicatie zou op dezelfde wijze en volgens dezelfde criteria moeten worden beschermd.

Brussel, 25 maart 1998.

De voorzitter van het Economisch en Sociaal Comité

T. JENKINS

() PB C 19 van 21.1.1998, blz. 72.

() Zie de Mededeling, hoofdstuk I, blz. 7-8.

() Zie de Mededeling, hoofdstuk IV, 1.2 (iii), blz. 26.

() Zie de Mededeling, hoofdstuk II, blz. 9-10.

() Zie voor de - tamelijk ingewikkelde - technische aspecten de Mededeling zelf en met name bijlagen 1 en 2.

() SET heeft niet alleen betrekking op de integriteit van de boodschap en de authenticiteit van de handtekening, maar ook op de encryptie van de communicatie (zie paragraaf 5.2).

() Zie de Mededeling, hoofdstuk III, blz. 17-24.

() Zie de Mededeling, hoofdstuk II, 2, blz. 10 e.v.

() Zie de Mededeling, hoofdstuk IV, 3, blz. 27-28.

() PB C 73 van 9.3.1998, blz. 1.

() PB C 296 van 29.9.1997.

() PB C 251 van 15.8.1997.

Top