EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 51997AC0457

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Verslag van de Commissie over het SLIM-proefproject - Eenvoudiger regelgeving voor de interne markt"

OJ C 206, 7.7.1997, p. 14–17 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

51997AC0457

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Verslag van de Commissie over het SLIM-proefproject - Eenvoudiger regelgeving voor de interne markt"

Publicatieblad Nr. C 206 van 07/07/1997 blz. 0014


Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Verslag van de Commissie over het SLIM-proefproject - Eenvoudiger regelgeving voor de interne markt"

(97/C 206/04)

De Commissie heeft op 24 juli 1996 besloten, overeenkomstig de bepalingen van artikel 198 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het "Verslag van de Commissie over het SLIM-proefproject - Eenvoudiger regelgeving voor de interne markt".

De Afdeling voor industrie, handel, ambacht en diensten, die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 4 april 1997 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Noordwal.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 345e Zitting (vergadering van 23 april 1997) het volgende advies uitgebracht, dat met 117 stemmen vóór, één stem tegen, bij 3 onthoudingen is goedgekeurd.

1. Inleiding

Overbodige regulering belet de goede werking van de interne markt. Vermindering van de hiermee samenhangende last staat hoog op de lijst van prioriteiten waarvoor de Gemeenschap zich dient in te zetten. Met het SLIM-initiatief (eenvoudiger regelgeving voor de interne markt) wordt beoogd, manieren te vinden om de regelgeving met betrekking tot de interne markt te vereenvoudigen, zonder daarbij de noodzakelijke bescherming van de burgers uit het oog te verliezen en om in het kader van het "Vertrouwenspact voor werkgelegenheid" de economische groei en het scheppen van banen te stimuleren.

1.1. Omschrijving en reikwijdte van het SLIM-proefproject

1.1.1. De uitgangspunten van het SLIM-project zijn dat

- de vereenvoudiging op een beperkt aantal sectoren moet worden geconcentreerd;

- bedrijfsleven en andere betrokkenen een rechtstreekse bijdrage kunnen leveren.

1.1.2. De volgende vier sectoren werden in het kader van de proefprojecten geselecteerd en onder de loep genomen:

- Intrastat - statistieken over het intracommunautaire handelsverkeer;

- technische regelgeving betreffende voor de bouw bestemde producten;

- wetgeving betreffende de wederzijdse erkenning van diploma's;

- wetgeving inzake siergewassen.

1.2. Werkmethode

1.2.1. Er is gekozen voor een nieuwe werkmethode waarbij deskundigen uit de nationale overheidsdiensten van enkele lid-staten en vertegenwoordigers van de gebruikers van de regelgeving in kleine teams worden bijeengebracht onder voorzitterschap van een afgevaardigde van de Commissie. Besloten is om de inspanningen tijdens de proeffase te richten op de regelgeving in bovengenoemde vier sectoren. De vier SLIM-teams, die voorgezeten werden door een afgevaardigde van het Commissielid dat verantwoordelijk is voor de betrokken sector, hebben de opdracht gekregen om voor de in november te houden Raad "Interne markt" verslag uit te brengen.

1.2.2. De SLIM-teams hebben gewerkt met een beperkt aantal deelnemers die vertrouwd zijn met de materie. In vele gevallen hebben zij suggesties gedaan voor vereenvoudiging of verbetering, die evenwel niet altijd door alle leden werden voorgestaan.

1.2.3. De lid-staten die niet binnen het team vertegenwoordigd waren, zijn - hoewel in een aantal gevallen via een verkorte procedure geraadpleegd en de teams hebben schriftelijke opmerkingen van een aantal belanghebbende partijen ontvangen.

1.3. Aanbevelingen van de SLIM-teams

1) Het Intrastat-team heeft aanbevolen dat met ingang van 1 januari 1998 een aantal gegevens niet langer, dan wel in vereenvoudigde vorm wordt verzameld. Tevens dient er een aanzienlijke beperking van het aantal onderverdelingen in de nomenclatuur te komen van momenteel 10 500 tot minder dan 7 000. Daarnaast dienen de systemen van gegevensverzameling te worden aangepast of zou er een nieuw systeem moeten komen om de last voor het bedrijfsleven te verminderen. Hierbij kan o.m. worden gedacht aan een ruimer gebruik van steekproeven, een tweesporensysteem om de frequentie waarmee bepaalde detailgegevens moeten worden doorgegeven, te verminderen, en/of het gebruik door een groep lid-staten van een eenrichtingssysteem waarbij alleen de exportgegevens worden verzameld.

2) Het SLIM-team inzake "voor de bouw bestemde producten" stelde zich op het standpunt dat de toepassing van de desbetreffende richtlijn deel uitmaakte van zijn mandaat en heeft drie mogelijkheden gesuggereerd om de toepassing ervan efficiënter te maken. De eerste mogelijkheid is dat verbetering wordt gebracht in de bestaande tenuitvoerleggingsprocedures, met name de procedures die moeten leiden tot de afgifte van technische specificaties, in het bijzonder geharmoniseerde normen. De tweede mogelijkheid is dat gekozen wordt voor de formule van de "nieuwe aanpak"-richtlijnen, op basis waarvan producten op de markt mogen worden gebracht zonder dat tevoren overeenstemming is bereikt over geharmoniseerde normen; dit zou echter betekenen dat de Richtlijn "voor bouw bestemde producten" zou moeten worden gewijzigd. De derde optie - waaraan de Commissie de voorkeur geeft - is een twee-fasenmogelijkheid, waarbij de eerste optie wordt gecombineerd met gelijktijdig te nemen maatregelen om de nationale regelgeving inzake bouwwerkzaamheden nader tot elkaar te brengen.

3) De belangrijkste conclusie van het SLIM-team "erkenning van diploma's" was dat de sectoriële richtlijnen niet moeten worden ingetrokken. Ook pleitte het team voor behoud, zij het in gestroomlijnde en efficiëntere vorm, van de raadgevende comités. Wel was het van mening dat de gedetailleerde bepalingen betreffende de studie- en opleidingscycli in de sectoriële richtlijnen vervangen zouden kunnen worden door criteria betreffende de beroepsbekwaamheid waarin de nadruk meer ligt op het resultaat van de studie en opleiding dan op de inhoud daarvan.

4) In het rapport van het SLIM-team "siergewassen" lopen de meningen duidelijk uiteen. Sommigen hebben ernstige twijfels over de noodzaak van communautaire regelgeving voor deze sector. Indien deze toch behouden blijft, dan zou zij moeten worden verduidelijkt en vereenvoudigd.

1.4. Commentaar van de Commissie op het SLIM-project

De Commissie is voornemens, het project voort te zetten en in een tweede fase een uitbreiding van het SLIM-project tot andere sectoren voor te stellen (zie paragraaf 2.8.4). Wel geeft de Commissie aan dat dit zal afhangen van de vraag of Raad en lid-staten instemmen met zowel de gekozen werkmethode als haar voorstellen tot wijziging van de wetgeving op de vier behandelde proefgebieden. Ten aanzien van elk van deze gebieden geeft de Commissie aan hoe haar voorstellen voor de komende jaren er in grote lijnen uit zullen zien.

COMMENTAAR VAN HET ESC OP HET SLIM-INITIATIEF

2. Algemene opmerkingen

2.1. Het Comité is ingenomen met het SLIM-initiatief en is van mening dat het beantwoordt aan een lang gekoesterde wens waaraan nu eindelijk gehoor wordt gegeven. Een kritisch onderzoek van de methoden en werkwijzen - als zodanig een duidelijke verbetering - moet niettemin uitwijzen of de SLIM-aanpak de beste manier is om tot betere regelgeving te komen. De bestaande consultatieprocedures, die hun nut hebben bewezen, dienen bij dit onderzoek te worden betrokken.

2.2. Het Comité deelt het standpunt van de Commissie dat te gecompliceerde regelgeving hoge economische kosten met zich brengt, waardoor het concurrentievermogen en het arbeidsscheppende potentieel van het bedrijfsleven worden aangetast. Alle regelgeving - communautair dan wel nationaal - moet ingegeven zijn door zwaarwegende motieven en moet in verhouding tot de nagestreefde doelstellingen staan. Dit geldt zowel voor nieuwe wetsinitiatieven als voor bestaande wetgeving.

2.3. Daarom moeten de EU en de lid-staten een gemeenschappelijke strategie ontwikkelen om de kwaliteit van de wetgeving te verbeteren. Dit proces moet al beginnen bij de voorstellen voor nieuwe wetgeving. Het is altijd beter om al van start te gaan met eenvoudige, transparante en doeltreffende wetgeving dan om wetgeving achteraf te vereenvoudigen.

2.4. De behoefte aan en reikwijdte van voorstellen voor nieuwe wetgeving moeten grondig worden getoetst. Willen Raad, Parlement en ESC met kennis van zaken een uitspraak kunnen doen, dan dient ieder wetsvoorstel van de EU, met name wanneer het waarschijnlijk significante effecten op het bedrijfsleven zal hebben, vergezeld te gaan van een objectieve analyse van de relevante feiten, een soort "effectrapportage", zodat er een verantwoorde basis is op grond waarvan een politieke beslissing kan worden genomen.

2.5. Wat de bestaande wetgeving betreft, zullen de te hanteren methoden, en in het bijzonder de samenstelling van de teams, moeten worden afgestemd op de te behandelen materie. Daarbij mag geen enkel onderwerp a priori worden uitgesloten, maar er moeten steeds adequate voorzieningen worden getroffen om grondige raadpleging te garanderen, terwijl tevens moet worden voorkomen dat het bestaande beschermingsniveau wordt aangetast.

2.6. De lid-staten zouden, gelijke tred houdend met de Gemeenschap, moeten overgaan tot vereenvoudiging van hun wetgeving op alle niveaus (nationaal en lokaal), in het bijzonder van de wetgeving die het uitvloeisel is van de omzetting van EU-teksten.

2.7. Het wijdverbreide gebruik van richtlijnen heeft ertoe geleid dat de lid-staten meer en meer nationale wetgeving zijn gaan maken. Daarom is het Comité ervoor dat meer gebruik wordt gemaakt van verordeningen als EU-wetgevingsinstrument.

2.8. De Commissie zou zich actief en energiek moeten bezighouden met het controleren van de omzetting en naleving van EG-wetgeving op nationaal niveau, met name om te voorkomen dat de eenheid van de interne markt door onvolledige omzetting in de nationale wetgeving of andere praktijken wordt verstoord.

2.9. Methodologie

2.9.1. Nieuw aan het SLIM-initiatief is dat deskundigen van de autoriteiten van enkele lid-staten en een gelijk aantal "gebruikers" van de wetgeving worden bijeengebracht in door afgevaardigden van de Commissie voorgezeten teams. Deze samenstelling lijkt adequaat en evenwichtig, vooral omdat hierdoor een objectieve en niet door politieke belangen beheerste benadering kan worden gegarandeerd. Officiële voorstellen van de kant van de lid-staten zijn in dit stadium ongewenst, omdat zoiets vaak zal worden aangegrepen om al bekende standpunten opnieuw te berde te brengen en daardoor zeer waarschijnlijk geen nieuwe ideeën in de discussie worden ingebracht.

2.9.2. Wanneer de teams hun verslag hebben voorgelegd, is de taak nog niet voltooid. Dan moeten de bevindingen van de teams besproken en uitgewerkt worden zodat de aanbevelingen uitmonden in praktische voorstellen tot vereenvoudiging van de relevante wetgeving - met bijzondere aandacht voor de administratieve procedures - zowel op het niveau van de EU als op dat van de lid-staten. De aandacht dient in het bijzonder uit te gaan naar mogelijkheden om de bestuurlijke elementen van de relevante wetgeving te vereenvoudigen. Vereenvoudiging mag evenwel in geen geval tot gevolg hebben dat goed functionerende bestuurlijke mechanismen in gevaar worden gebracht, aangezien dit in verminderde efficiency en hogere kosten zal resulteren.

2.9.3. Vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven in de EU hebben dikwijls de mening te kennen gegeven dat de regelgevingslast op nationaal niveau veel zwaarder is dan op communautair niveau. De communautaire wetgeving wordt op nationaal niveau dikwijls sterk gecompliceerd door onnodige "verfraaiing" door de lid-staten. Het gebrek aan samenhang tussen nationale en communautaire wetsteksten veroorzaakt ook problemen voor het bedrijfsleven en het publiek. Commissie en Parlement blijven streven naar eenvoudigere communautaire wetgeving, maar optreden op het niveau van de lid-staten is ook geboden. Om het functioneren van de interne markt te verbeteren moeten de lid-staten ten aanzien van hun regelgeving en de omzetting van communautaire regels dezelfde discipline aan de dag leggen die zij van de Unie ook verlangen. De Raad van zijn kant zou van realiteitszin getuigende methoden moeten voorstellen om de lid-staten ertoe aan te moedigen, de vereenvoudigde, reeds goedgekeurde communautaire wetgeving te implementeren. Maar dat betekent niet dat het minimum ook altijd het maximum behoeft te zijn.

2.9.4. Hoe urgent deze gewenste vereenvoudiging op het niveau van de lid-staten ook is, een en ander moet in ieder geval zeer grondig worden besproken alvorens tot implementatie wordt overgegaan. Voorkomen moet namelijk worden dat er resultaten uit de bus komen die wellicht een andere strekking hebben dan de oorspronkelijke wetgeving. Aan de andere kant kan hierdoor kostbare tijd verloren gaan en verwarring ontstaan. Om tot een efficiënte vereenvoudiging te komen, zijn scherp omlijnde aanbevelingen nodig en niet alleen maar wijzigingen die weinig of geen effect sorteren.

2.10. Follow-up van het SLIM-initiatief

2.10.1. Of SLIM een succes zal worden, hangt af van de concrete maatregelen die de Commissie naar aanleiding van de SLIM-aanbevelingen zal initiëren. Het ESC verzoekt de Commissie daarom dringend, hem te gelegener tijd te raadplegen over de follow-up van de vier proefprojecten en hem op de hoogte te houden van de vooruitgang die door de volgende groep wordt gemaakt.

2.10.2. Het is de bedoeling dat SLIM nu een volgende fase ingaat, waarbij andere sectoren tegen het licht zullen worden gehouden. Ten einde een objectieve selectie van nieuwe terreinen te waarborgen, zou de Commissie formele criteria moeten hanteren. Niet alleen de lid-staten zouden moeten worden geraadpleegd, ook vertegenwoordigers van de gebruikers van wetgeving zou moeten worden gevraagd, hun standpunten naar voren te brengen. Het ESC dringt er daarom bij de Commissie op aan alle betrokkenen te vragen, met sectoren en suggesties te komen voor de latere stadia van SLIM.

2.10.3. Een selectie door de Commissie zou op de volgende criteria moeten zijn gebaseerd:

- de sociale en economische betekenis van de sector (met inbegrip van de betekenis ervan voor consument en bedrijfsleven) of zijn bijdrage tot verbetering van de kwaliteit van de wetgeving; voorop moet staan dat de resultaten van werkelijk profijt zijn voor de interne markt;

- de vraag of de sector zich leent voor vermindering van het volume regelgeving, hetgeen economie en werkgelegenheid ten goede zou komen;

- de vraag in hoeverre een SLIM-onderzoek van een bepaalde sector nog toegevoegde waarde kan opleveren, met name tegen de achtergrond van andere vereenvoudigingsprogramma's;

- praktische overwegingen, o.m. de vraag of het project binnen een jaar kan worden afgerond;

- de vraag of een en ander compatibel is met de op handen zijnde invoering van de euro;

- de vraag of het voor mannen en vrouwen verschillend uitwerkt.

2.10.4. Gelet op het voorgaande zouden de volgende suggesties voor SLIM-onderwerpen kunnen worden gedaan:

- Fytosanitaire vraagstukken,

- Kunstmest,

- Landbouwproducten,

- Levensmiddelen,

- Gunning van overheidsopdrachten,

waarbij voor ogen moet worden gehouden dat de Commissie inmiddels de volgende sectoren van de interne-marktwetgeving voor een toekomstig SLIM-onderzoek heeft geselecteerd:

- BTW,

- Extra-communautaire statistieken,

- Bankwezen,

- Een (nog te bepalen) sector of productengroep.

Brussel, 23 april 1997.

De voorzitter van het Economisch en Sociaal Comité

T. JENKINS

Top