EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 51996AG1209(01)
COMMON POSITION (EC) No 61/96 adopted by the Council on 25 October 1996 with a view to adopting Council Regulation (EC) No .../96 of ... amending Regulation (EEC) No 1107/70 on the granting of aids for transport by rail, road and inland waterway
GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 61/96 door de Raad vastgesteld op 25 oktober 1996 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../96 van de Raad van ... tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1107/70 betreffende de steunmaatregelen op het gebied van het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren
GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 61/96 door de Raad vastgesteld op 25 oktober 1996 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../96 van de Raad van ... tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1107/70 betreffende de steunmaatregelen op het gebied van het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren
OJ C 372, 9.12.1996, p. 1–5
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 61/96 door de Raad vastgesteld op 25 oktober 1996 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../96 van de Raad van ... tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1107/70 betreffende de steunmaatregelen op het gebied van het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren
Publicatieblad Nr. C 372 van 09/12/1996 blz. 0001
GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 61/96 door de Raad vastgesteld op 25 oktober 1996 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. . . ./96 van de Raad van . . . tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1107/70 betreffende de steunmaatregelen op het gebied van het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren (96/C 372/01) DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 75 en 94, Gezien het voorstel van de Commissie (1), Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2), Volgens de procedure van artikel 189 C van het Verdrag (3), (1) Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad van 4 juni 1970 betreffende de steunmaatregelen op het gebied van het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren (4) de Lid-Staten de mogelijkheid geeft het gecombineerd vervoer te bevorderen door middel van steunmaatregelen ten behoeve van infrastructuurinvesteringen, investeringen in het voor overslag noodzakelijke vaste en mobiele materieel en in specifiek aan het gecombineerd vervoer aangepast materieel dat uitsluitend in het gecombineerd vervoer gebruikt wordt of door steunverlening voor de exploitatiekosten van een intracommunautaire gecombineerde-vervoersdienst via het grondgebied van derde landen; (2) Overwegende dat, gezien de steeds grotere mobiliteitsbehoeften en de eisen en belastingen die daaruit voortspruiten voor mens en milieu en gezien de buitengewoon onevenwichtige wijze waarop op dit moment de kosten worden toegerekend en tussen de verkeersmiddelen worden verdeeld, de mogelijkheid moet worden geschapen voor milieuvriendelijke middelen van vervoer, steun toe te kennen; (3) Overwegende dat het huidige vervoersbeleid nog niet de voorwaarden heeft kunnen realiseren voor een gezonde concurrentie tussen de verschillende takken van vervoer en dat het financieel evenwicht bij de spoorwegmaatschappijen nog niet is bereikt; (4) Overwegende dat uit de evolutie van het gecombineerd vervoer blijkt dat de aanloopfase voor het gebruik van deze techniek nog niet in alle regio's van de Gemeenschap is afgesloten; dat de steunregeling dientengevolge verlengd moet worden; (5) Overwegende dat het derhalve wenselijk is de huidige steunregeling tot en met 31 december 1997 te continueren; dat de Raad, op de door het Verdrag bepaalde voorwaarden, moet beslissen over de in een later stadium te hanteren regeling dan wel, in voorkomend geval, over de omstandigheden waarin deze steunverlening zal worden beëindigd; (6) Overwegende dat de mogelijkheid van steunverlening voor de exploitatiekosten van gecombineerd transitovervoer over het grondgebied van derde landen slechts voor Zwitserland en het voormalige Joegoslavië moet worden gehandhaafd; (7) Overwegende dat Beschikking 75/327/EEG (1), waarnaar in artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 1107/70 wordt verwezen, bij artikel 13 van Richtlijn 91/440/EEG van 29 juli 1991 betreffende de ontwikkeling van de communautaire spoorwegen (2), is ingetrokken; dat derhalve dit artikel 4 dient te worden geschrapt; (8) Overwegende dat reeds gebleken is dat de toegelaten steunvormen ten behoeve van het gecombineerd vervoer bevredigend functioneren en dat derhalve de controle hierop kan worden vereenvoudigd door deze vrij te stellen van de procedure van artikel 93, lid 3, van het Verdrag; (9) Overwegende dat de vaststelling van voorschriften betreffende door de Lid-Staten verleende steun op vervoersgebied uitsluitend tot de bevoegdheid van de Gemeenschap behoort en in de vorm van een verordening dient te geschieden; (10) Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 1107/70 dienovereenkomstig dient te worden gewijzigd, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 Verordening (EEG) nr. 1107/70 wordt als volgt gewijzigd: 1. artikel 3, punt 1, onder e), wordt als volgt gewijzigd: - in de eerste en de derde alinea wordt de datum "31 december 1995" vervangen door "31 december 1997"; - in de eerste alinea, derde streepje, wordt de verwijzing naar Oostenrijk geschrapt; 2. artikel 4 wordt geschrapt; 3. artikel 5, lid 2, wordt vervangen door: "2. De in artikel 3, punt 1, onder e), bedoelde steunmaatregelen zijn vrijgesteld van de procedure van artikel 93, lid 3, van het Verdrag; aan het begin van elk jaar worden zij aan de Commissie in een raming meegedeeld; naderhand, na het einde van het begrotingsjaar, wordt haar hierover verslag uitgebracht.". Artikel 2 Deze verordening treedt in werking op de dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Deze verordening is van toepassing met ingang van 1 januari 1996. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat. Gedaan te . . . Voor de Raad De Voorzitter (1) PB nr. C 253 van 29. 9. 1995, blz. 22. (2) PB nr. C 39 van 12. 2. 1996, blz. 102. (3) Advies van het Europees Parlement van 29 februari 1996 (PB nr. C 78 van 18. 3. 1996, blz. 25), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 25 oktober 1996 (nog niet verschenen in het Publikatieblad) en besluit van het Europees Parlement van . . . (nog niet verschenen in het Publikatieblad). (4) PB nr. L 130 van 15. 6. 1970, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3578/92 (PB nr. L 364 van 12. 12. 1992, blz. 11). (1) Beschikking 75/327/EEG van de Raad van 20 mei 1975 betreffende de sanering van de toestand bij de spoorwegondernemingen en de harmonisatie van de voorschriften voor de financiële betrekkingen tussen deze ondernemingen en de Staten (PB nr. L 152 van 12. 6. 1975, blz. 3). (2) PB nr. L 237 van 24. 8. 1991, blz. 25. MOTIVERING VAN DE RAAD I. INLEIDING Op 19 juli 1995 heeft de Commissie de Raad een op de artikelen 74 en 75 van het EG-Verdrag gebaseerd voorstel voor een verordening doen toekomen tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1107/70 betreffende de steunmaatregelen op het gebied van het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren (1). Het Europees Parlement heeft op 29 februari 1996 advies uitgebracht over dit voorstel (2) en op 23 november 1995 heeft het Economisch en Sociaal Comité dat gedaan (3). In het licht van het advies van het Europees Parlement heeft de Commissie op 17 juli 1996 een gewijzigd voorstel toegezonden (4). Op 25 oktober 1996 heeft de Raad zijn gemeenschappelijk standpunt vastgesteld overeenkomstig artikel 189 C van het EG-Verdrag. II. DOEL VAN HET VOORSTEL Hoofddoel van dit gewijzigde voorstel, waarin twee van de zes door het Europees Parlement voorgestelde amendementen zijn verwerkt, is een verlenging met twee jaar (1996 en 1997) van de huidige, tot en met 31 december 1995 geldende regeling van tijdelijke steunmaatregelen voor het gecombineerd vervoer, zoals vastgelegd in Verordening (EEG) nr. 3578/92 van de Raad van 7 december 1992 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1107/70 betreffende de steunmaatregelen op het gebied van het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren (5). Bovendien bevat het voorstel drie wijzigingen van Verordening (EEG) nr. 1107/70. Voor een eerlijke concurrentie met het modaal vervoer acht de Commissie het namelijk noodzakelijk om ook in de toekomst steun voor het gecombineerd vervoer toe te staan, aangezien de infrastructuurkosten ongelijk verdeeld zijn over de vervoerswijzen en de externe kosten onvoldoende in aanmerking worden genomen, waardoor het vervoer per spoor en over de binnenwateren, en dus het gecombineerd vervoer, benadeeld wordt. III. ANALYSE VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VAN DE RAAD Het door de Raad vastgestelde gemeenschappelijk standpunt komt overeen met het voorstel van de Commissie. 1. Continuering van de huidige regeling (artikel 1, lid 1, eerste streepje) Volgens het gemeenschappelijk standpunt van de Raad wordt de huidige regeling van Verordening (EEG) nr. 3578/92 tot en met 31 december 1997 gecontinueerd. De Lid-Staten kunnen zodoende blijven bijdragen aan de ontwikkeling van het gecombineerd vervoer door steun toe te kennen voor: - investeringen in de infrastructuur, - investeringen in het voor overslag noodzakelijke vaste en mobiele materieel, - investeringen in specifiek aan gecombineerd vervoer aangepast en uitsluitend daarvoor gebruikt vervoermaterieel, - de exploitatiekosten van gecombineerd-vervoerdiensten via het grondgebied van bepaalde derde landen. 2. Gecombineerd-vervoerdiensten via Oostenrijk (artikel 1, lid 1, tweede streepje) Aangezien Oostenrijk sinds 1 januari 1995 geen derde transitoland meer is maar een Lid-Staat van de Europese Unie, wordt volgens het gemeenschappelijk standpunt van de Raad het toepassingsgebied van de steunmaatregelen voor de exploitatiekosten van gecombineerd-vervoerroutes via het grondgebied van derde landen beperkt tot de diensten via Zwitserland (met inachtneming van de transito-overeenkomst tussen de Gemeenschap en dit land waarin in het kader van begeleidende maatregelen de mogelijkheid van dergelijke steunmaatregelen wordt geboden) en via de Staten van het voormalige Joegoslavië (waarbij rekening wordt gehouden met de bijzondere ligging van Griekenland). 3. Schrapping van artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 1107/70 (artikel 1, lid 2) Bij artikel 13 van Richtlijn 91/440/EEG (1) wordt Beschikking 75/327/EEG (2) per 1 januari 1993 ingetrokken. Aangezien in artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 1107/70 wordt verwezen naar de ingetrokken beschikking, voorziet het gemeenschappelijk standpunt van de Raad in schrapping van artikel 4. 4. Toezicht op de steunmaatregelen (artikel 1, lid 3) Het gemeenschappelijk standpunt voorziet in een vereenvoudiging van het toezicht op de categorieën steunmaatregelen van artikel 3, lid 1, onder e), van Verordening (EEG) nr. 1107/70 middels een vrijstelling van de procedure van artikel 93, lid 3, van het Verdrag. Deze steunmaatregelen worden aan het begin van elk jaar in een raming aan de Commissie meegedeeld, na het begrotingsjaar wordt haar hierover verslag uitgebracht. IV. AMENDEMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT 1. Door de Commissie goedgekeurde en door de Raad overgenomen amendementen van het Europees Parlement De Raad heeft zich bij het Commissievoorstel aangesloten en zo niet de formulering dan toch de teneur van de volgende amendementen van het Europees Parlement overgenomen: - de tweede overweging wordt gewijzigd overeenkomstig amendement 1 waarin wordt voorgesteld een nieuwe overweging toe te voegen teneinde te benadrukken dat voor milieuvriendelijke middelen van vervoer steun moet worden toegekend, - de derde overweging wordt gewijzigd overeenkomstig amendement 2 waarin wordt voorgesteld in de verordening een nieuwe overweging op te nemen ter rechtvaardiging van de handhaving van de huidige regeling, zulks aangezien de voorwaarden voor een gezonde concurrentie tussen de verschillende takken van vervoer nog niet zijn gerealiseerd in het kader van het gemeenschappelijk vervoerbeleid en er nog geen financieel evenwicht is bereikt bij de spoorwegmaatschappijen. 2. Niet door de Commissie goedgekeurde noch door de Raad overgenomen amendementen van het Europees Parlement De Raad heeft de volgende amendementen niet overgenomen: - amendement 3 waarin wordt voorgesteld in de verordening een overweging op te nemen die voorziet in de mogelijkheid niet alleen aan bepaalde derde landen maar ook aan de Lid-Staten steun te verlenen voor de exploitatie van gecombineerd-vervoerdiensten en waarin derhalve wordt onderstreept dat er een nieuw concept moet worden ontwikkeld voor gecombineerd vervoer in de berggebieden in de Gemeenschap; en - amendement 4 waarin wordt voorgesteld in de verordening een overweging op te nemen waarin wordt aangegeven dat er bijzondere aandacht moet worden geschonken aan steun die voor het gecombineerd vervoer moet worden verleend aan de nieuwe Lid-Staten van de Gemeenschap, te weten Oostenrijk, Finland en Zweden. Nu de Commissie bezig blijkt te zijn met een nieuwe versie van Verordening (EEG) nr. 1107/70, geeft de Raad te kennen dat de in de amendementen 3 en 4 genoemde maatregelen eerder thuishoren in de algemene herziening van de verordening dan in deze wijziging, die meer betrekking heeft op de feiten. De Raad verklaart zich derhalve bereid ieder voorstel van de Commissie op dit gebied te bestuderen. De Raad heeft evenmin de amendementen 5 en 6 overgenomen waarin wordt voorgesteld in de verordening een overweging en een bepaling op te nemen om artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 1107/70 te handhaven, terwijl volgens artikel 1, lid 2, van het gemeenschappelijk standpunt, overeenkomstig het Commissievoorstel, dit artikel nu juist geschrapt moet worden. Zoals hierboven in punt III.3 is aangegeven, is het artikel 4 in kwestie sinds 1 januari 1993 niet meer van kracht. Mocht de Commissie in het kader van bovengenoemde herziening van Verordening (EEG) nr. 1107/70 de in het ingetrokken artikel 4 bedoelde maatregelen weer in overweging willen nemen, verklaart de Raad zich bereid eventuele voorstellen op dat gebied te bestuderen. (1) PB nr. C 253 van 29. 9. 1995, blz. 22. (2) PB nr. C 78 van 18. 3. 1996, blz. 25. (3) PB nr. C 39 van 12. 2. 1996, blz. 100. (4) PB nr. C 273 van 19. 9. 1996, blz. 9. (5) PB nr. L 364 van 12. 12. 1992, blz. 11. (1) Richtlijn van de Raad van 29 juli 1991 betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap (PB nr. L 237 van 24. 8. 1991, blz. 25). (2) Beschikking van de Raad van 20 mei 1975 betreffende de sanering van de toestand bij de spoorwegondernemingen en de harmonisatie van de voorschriften voor de financiële betrekkingen tussen deze ondernemingen en de Lid-Staten (PB nr. L 152 van 12. 6. 1975, blz. 3).