This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 51995IP0080
Resolution on the communication from the Commission to the Council ' Towards a new Asia strategy' (COM(94)0314 - C4- 0092/94)
Resolutie over de mededeling van de Commissie aan de Raad "Naar een nieuwe Azië-strategie" (COM(94)0314 - C4-0092/94)
Resolutie over de mededeling van de Commissie aan de Raad "Naar een nieuwe Azië-strategie" (COM(94)0314 - C4-0092/94)
PB C 166 van 3.7.1995, p. 64
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Resolutie over de mededeling van de Commissie aan de Raad "Naar een nieuwe Azië-strategie" (COM(94)0314 - C4-0092/94)
Publicatieblad Nr. C 166 van 03/07/1995 blz. 0064
A4-0080/95 Resolutie over de mededeling van de Commissie aan de Raad "Naar een nieuwe Azië-strategie" (COM(94)0314 - C4-0092/94) Het Europees Parlement, - gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad "Naar een nieuwe Azië-strategie" (COM(94)0314 - C4-0092/94), - gezien het verslag van de Raad over de Azië-strategie van de Europese Unie, aangenomen op 28 november 1994, - gezien de conclusies van het voorzitterschap na de Europese Raad van Essen van 9 en 10 december 1994, - gezien de verklaringen van voorzitter Santer voor het Europees Parlement van 17 januari 1995, - gezien de resolutie van de Europese Raad van 29 mei 1995 over een algemene mensenrechtenclausule, - gezien zijn eerdere resoluties over verscheidene landen in Azië, - gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken, veiligheids- en defensiebeleid en de adviezen van de Commissie externe economische betrekkingen, de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbescherming en de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A4-0080/95), A. overwegende dat meer dan de helft van de wereldbevolking in Azië leeft, waarbij in de landen van Zuid-Azië 20% van deze bevolking woont en in China ongeveer hetzelfde aantal, B. overwegende dat de economische macht van Azië in haar geheel van groot belang is en zich snel ontwikkelt, C. overwegende dat volgens ramingen van de Wereldbank in het begin van het volgende millennium de helft van economische groei in de wereld uit de landen van Oost- en Zuidoost-Azië zal komen, D. overwegende dat de weg van liberalisatie van de economie die onlangs door het merendeel van de regeringen in Zuid-Azië is ingeslagen, positieve resultaten te zien geeft, terwijl deze regio eveneens een belangrijke economische groei vertoont, E. overwegende dat deze economische groei het gevolg was van overheidsinvesteringen, stimulansen voor het aantrekken van buitenlands kapitaal en, in vele landen, betrekkelijk lage lonen; dat deze snelle groei thans vergezeld moet gaan van een gestage verbetering van de sociaal- economische waarborgen, arbeidsomstandigheden en milieubescherming, F. overwegende dat de groeiende economische macht van dit continent als geheel voor zijn belangrijkste landen tot gevolg zal hebben dat zij ook een gewichtiger politieke rol zullen spelen, G. derhalve overwegende dat de Verenigde Naties en de andere grote internationale organisaties, met inbegrip van de regionale veiligheidsorganisaties en -structuren, meer rekening zouden moeten houden met de groeiende macht van Azië, H. overwegende dat de Europese Unie zou moeten zorgen voor een ontplooiing van deze belangrijke rol door een betere vertegenwoordiging van Azië in de internationale fora, door een diepgaander politieke dialoog en meer steun voor de regionale samenwerkingsorganisaties, en dat dit beleid en deze maatregelen tot uitvoering zouden moeten komen in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, I. overwegende dat de macht van diverse Aziatische landen op militair gebied en de mogelijkheid van ernstige conflicten in deze regio toeneemt, J. overwegende dat de politieke dialoog met de Aziatische landen derhalve onderwerpen moet inhouden zoals de handel en sluikhandel in wapens, de uitbreiding van het non-proliferatieverdrag, met name in de richting van een uitgebreide overeenkomst om een einde te maken aan atoomproeven, en de produktie en het bezit van chemische en biologische wapens, alsmede de strijd tegen de internationale misdaad en de produktie van en de handel in drugs, K. overwegende dat het in het belang is van zowel de Europese Unie als van de Aziatische landen hun relaties op zowel economisch als politiek gebied te versterken, met name door een uitbreiding van het handelsverkeer en van de investeringen, L. overwegende dat, hoewel het interessant kan zijn Azië in zijn geheel te zien of de landen ervan in drie groepen te verdelen (Oost-Azië, Zuidoost-Azië en Zuid-Azië), zoals de Commissie dat in haar mededeling doet, men niet uit het oog mag verliezen dat er zeer grote verschillen tussen deze landen bestaan - op geografisch, politiek, cultureel en economisch gebied - en dat sommige van hen rijk zijn en sommige andere op weg zijn dat te worden, maar dat andere landen arm zijn en sommige daarvan een levensstandaard hebben die tot de laagste ter wereld behoort, M. overwegende dat het in dit verband geboden is dat de Europese Unie haar inspanningen op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking vergroot en haar hulpbeleid coördineert met de meest ontwikkelde landen in deze regio, N. overwegende dat zowel de landen van Azië als de Europese Unie baat zullen hebben bij tezamen ondernomen pogingen om de democratische vrijheden, de rechten van minderheden en de rechten van de mens, de sociale rechten en de regelgeving in verband met de volksgezondheid te verbeteren, het milieu - vooral in de tropische wouden - te beschermen, de rechten van de vrouw te eerbiedigen en de handel in vrouwen en kinderen te bestrijden, waarbij de migratieproblemen, met inbegrip van het vluchtelingenvraagstuk, en de samenwerking in de strijd tegen de misdaad en het terrorisme, met inbegrip van de drugssmokkel, niet mogen worden vergeten, O. overwegende dat, wil deze samenwerking werkelijk op een hoger plan komen, dit bijzondere inspanningen zal vereisen om verandering te brengen in mentaliteit en opvattingen, misverstanden uit de weg te ruimen en betrekkingen te grondvesten op de beginselen van gelijkheid en wederzijds respect voor elkaars waarden en culturen evenals voor universeel erkende waarden, 1. staat positief tegenover de mededeling van de Commissie aan de Raad en wijst met klem op de noodzaak dat de Europese Unie Azië een grotere prioriteit verleent, maar benadrukt dat hiermee slechts een eerste stap in de goede richting is gezet en dat dit eerste kader moet worden aangevuld met versterkte en gedifferentieerde strategieën voor de verschillende delen van Azië; 2. is voorstander van een mentaliteitswijziging ten opzichte van Azië die uitgaat van het besef dat wij tot een op wederzijds respect gebaseerd partnerschap met de Aziatische landen moeten komen; 3. pleit voor een betere informatie over Azië en voor een beter beeld van Europa in Azië, en vraagt de Commissie in dit verband een gedetailleerd programma uit te werken; 4. verzoekt de Commissie voor dit beleid de nodige begrotingsposten op te nemen in de voorontwerpen van begroting voor de komende jaren, waarbij moet worden gezorgd voor een adequaat evenwicht bij de geografische verdeling van de verplichtingen van de Gemeenschap; 5. wenst dat de Commissie opleidingsprogramma's in sectoren als bestuurskunde en menswetenschappen opstelt, uitwisselingsprogramma's voor studenten en onderwijzend personeel creëert en de ontwikkeling van in-service opleidingen bevordert; 6. benadrukt dat dit impliceert dat meer financiële steun beschikbaar moet worden gesteld voor een echt EU-onderzoeksinstituut voor Azië dat moet worden opgezet in navolging van het Instituut voor de betrekkingen tussen Europa en Latijns-Amerika (IRELA) en dat over soortgelijke middelen moet kunnen beschikken, dat meer middelen moeten worden uitgetrokken voor hedendaagse Aziëkunde en dat eindelijk steun wordt verleend voor het opbouwen van verbindingen tussen de bestaande instellingen in deze sector; 7. pleit ervoor steun beschikbaar te stellen voor regionale instituten in Azië die zich bezighouden met hedendaagse Europakunde; 8. wenst van ganser harte bij deze initiatieven een actieve rol te spelen en verzoekt de Commissie en de Raad regelmatig te worden geraadpleegd over alle aspecten van de betrekkingen tussen Europa en Azië en jaarlijks verslagen voorgelegd te krijgen; 9. pleit voor uitbreiding van de vertegenwoordiging van de Europese Unie in Azië en verzoekt de Commissie in dit verband voorstellen in te dienen voor de opening van nieuwe kantoren en hiervoor een werkbaar en nauwgezet tijdschema op te stellen; 10. is ingenomen met het besluit van de Raad in de eerste helft van 1996 een Euro-Aziatische topontmoeting in Thailand te houden, doch onderstreept nadrukkelijk dat dit initiatief in samenwerking met ASEAN geenszins mag leiden tot een eenzijdige bevoordeling van de betrekkingen met de Aziatische landen met de grootste economische groei; 11. doet een beroep op de Europese Unie met haar Aziatische partners een constructieve gedachtenwisseling te beginnen over de structuur en de werking van de internationale organisaties (VN, WHO, enz.); 12. herinnert eraan dat de EG bij haar eigen programma van 1992 de standpunten van de Aziatische landen in aanmerking heeft genomen en hoopt dat met deze open houding bij de ontwikkeling van de ASEAN Pacific Economic Cooperation (APEC) rekening zal worden gehouden; 13. verzoekt de Raad in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid een bijzonder gewicht toe te kennen aan de veiligheids- en vredesdossiers waarmee landen in Azië gemoeid zijn en hoopt in deze context dat de Europese Unie ook in de toekomst op constructieve wijze zal bijdragen tot de samenwerking en de discussies betreffende de regionale veiligheid binnen het onlangs opgerichte Regionale Forum van de ASEAN, waarvan het de doelstellingen volledig onderschrijft; 14. is van mening dat versterking van het beleid tot ontwikkelingssamenwerking met de landen en regio's in Azië die vooralsnog minder ontwikkeld zijn evenals met de armste bevolkingsgroepen in Azië, zal bijdragen tot betere betrekkingen en tegelijkertijd de ongelijkheden zal wegnemen; 15. hoopt dat de Europese Unie zich sterker zal profileren als donor van ontwikkelingshulp uit eigen middelen; 16. is van mening dat het buitenlands en handelsbeleid zowel op de bilaterale betrekkingen als op de samenwerking met de regionale organisaties (ASEAN, SAARC, ECO, enz.) gericht zal moeten zijn; 17. herhaalt als zijn overtuiging dat alle overeenkomsten tussen de Europese Unie en derde landen rekening moeten houden met wederzijds respect voor de mensenrechten en de democratische beginselen, met vrede en veiligheid, met duurzame ontwikkeling voor alle partijen, een beter milieu, verbetering van de situatie van werknemers, vrouwen en kinderen, waarbij met name stappen moeten worden ondernomen om kinderarbeid terug te dringen en de gezondheid en het welzijn van kinderen te beschermen, met een betere volksgezondheid en met de strijd tegen drugs, de internationale georganiseerde misdaad, de sluikhandel in wapens en het terrorisme; 18. roept de politieke kringen en het bedrijfsleven op een gezamenlijke strategie te ontwikkelen om de Europese handelsbelangen intensiever te ondersteunen; 19. is van mening dat de Europese Unie de prioritaire sectoren voor de economische samenwerking moet vaststellen, waarbij rekening wordt gehouden met de comparatieve voordelen ervan; 20. is van oordeel dat de toenemende liberalisering van de handelsbetrekkingen met deze landen gebaseerd dient te zijn op een geleidelijke invoering van milieubepalingen en sociale bepalingen (toepassing van de IAO-verdragen), vooral ten aanzien van het recht van vereniging en het recht van collectief onderhandelen, discriminatie op de arbeidsmarkt en dwangarbeid, met name wat betreft de arbeidsbescherming van kinderen, vrouwen en gedetineerden; 21. is van oordeel dat in de dialoog met onze partners in Azië eveneens zou moeten worden ingegaan op onderwerpen die betrekking hebben op de migranten en de politieke vluchtelingen; 22. verklaart zich een overtuigd voorstander van intensivering van de betrekkingen met de Aziatische landen, hetgeen op zijn beurt zal bepalen welke invloed de Europese Unie zal kunnen uitoefenen op de bevordering van de mensenrechten en de veiligheid, op de duurzame ontwikkeling en op een beter milieu, op de bescherming van de sociale rechten en op de oplossing van de problematiek betreffende de migratie; 23. spoort de Commissie aan met een werkprogramma te komen dat passende aandacht besteedt aan de verschillende gebieden en economieën in Azië; 24. bepleit een onderzoek naar de mogelijkheden van uitbreiding van financiële middelen voor nauwere samenwerking op gebieden als technologie, innovatie, milieu en diverse vormen van uitwisseling van met name kennis/bezoekprogramma's; 25. spoort de Europese Unie aan zich in Azië op commercieel gebied duidelijker te profileren; 26. beklemtoont het belang van een betere profilering op commercieel gebied in Azië en dringt er daarom bij de Commissie op aan na te gaan of middelen kunnen worden vrijgemaakt om de totstandkoming van platforms voor het bedrijfsleven te bevorderen, deze in de aanloopjaren mede te financieren en er voorts aan mee te werken dat platforms voor gemeenschappelijk onderzoek op ruimere schaal mogelijk worden; 27. is van oordeel dat de EU veeleer commerciële samenwerking met Azië dan mededinging prioritair moet stellen; 28. is van oordeel dat de regionale samenwerkings- en/of integratieprocessen zoals ASEAN of SAARC geenszins een bedreiging inhouden voor de economische en handelsbelangen van de EU in Azië, doch daarentegen zullen bijdragen tot de economische ontwikkeling van dit werelddeel; moedigt daarom de oprichting van de ASEAN Vrijhandelsruimte (AFTA) aan; verzoekt derhalve de Commissie met deze organisaties rekening te houden bij het uitstippelen van haar nieuwe strategie voor Azië en de regionale organisaties haar volledige steun aan te bieden; 29. erkent dat het opnemen van een sociale clausule in handelsovereenkomsten, een concept dat het Parlement altijd heeft gehuldigd, tot misverstanden en verkeerde interpretaties in de betrekkingen tussen Europa en Azië kan leiden; 30. beveelt derhalve aan dergelijke clausules slechts in handelsovereenkomsten op te nemen nadat de betrokken instanties met respect voor elkaars opvattingen uitvoerig over de sociale aspecten van gedachten hebben gewisseld; 31. beveelt een open, eerlijke en aanhoudende dialoog over sociale clausules aan om passende platforms te vinden teneinde zulke aangelegenheden in wederzijds respect op te lossen; 32. is van mening dat Japan de belangrijkste economische en handelspartner van de EU in Azië zal blijven en verzoekt de Commissie haar inspanningen voor het openstellen van de markt voort te zetten en te intensiveren, met name in de context van de jaarlijkse ministeriële bijeenkomsten, het evaluatiemechanisme voor de handel en het Young Executive Training Programme, en regelmatig verslag uit te brengen aan zijn commissie die verantwoordelijk is voor de betrekkingen tussen de EU en Japan; 33. wijst op het toenemende economische en politieke belang van de recentelijk geïndustrialiseerde landen en spoort hen aan hun verantwoordelijkheid in de internationale economie overeenkomstig hun groeiend economisch potentieel op te nemen; 34. verlangt een permanente dialoog Europa/Azië, zowel bilateraal als in het kader van de WHO, ten behoeve van duurzame groei, een duurzaam economisch beleid en milieuvriendelijke handel en met de bedoeling in de wereldhandelsovereenkomst milieuclausules op te nemen; 35. hoopt dat een uitgebreide samenwerkingsovereenkomst met de ASEAN-landen kan worden gesloten, mits de huidige politieke hindernissen worden weggewerkt, waardoor onder andere de voorwaarden worden verbeterd voor rechtstreekse investeringen van EU-ondernemingen in deze landen en spreekt tevens de hoop uit dat ASEAN een positieve houding zal aannemen tegenover de opneming van de mensenrechtenclausules in een dergelijke overeenkomst, die een standaardclausule vormt in alle recente EU-samenwerkingsovereenkomsten met derde landen; 36. acht het met het oog op investeringen gewenst dat regionale overeenkomsten zoals ASEAN beschikken over een behoorlijke procedure voor het beslechten van geschillen en roept de betrokken landen ertoe op hun investeringsregels bindend te maken; 37. is van oordeel dat een dergelijke overeenkomst bepalingen dient te omvatten inzake de bescherming van investeringen, die deel zouden moeten uitmaken van het gemeenschappelijk handelsbeleid van de EU, gezien de onlosmakelijke band tussen handel en investeringen bij de totstandbrenging van een wereldwijde economie; 38. roept alle Aziatische landen die toegang hebben tot de open zee en die dit nog niet hebben gedaan ertoe op het Verdrag inzake het Internationale Zeerecht te ondertekenen en te ratificeren; 39. dringt er in deze context bij alle landen die partij zijn bij genoemd verdrag op aan dit volledig ten uitvoer te leggen zodat bestaande of toekomstige geschillen in overeenstemming hiermee kunnen worden bijgelegd; 40. dringt er bij alle landen die partij zijn bij de in 1992 afgelegde ASEAN Verklaring over de Zuidchinese Zee op aan zich hieraan te houden en appelleert aan ieder ander land in het algemeen territoriale onenigheden of geschillen door middel van open en eerlijke vreedzame onderhandelingen bij te leggen; 41. erkent de belangrijke rol die India bij de Uruguay-onderhandelingen heeft gespeeld als vooraanstaand ontwikkelingsland en spreekt zijn waardering uit voor de tot dusver door India ondernomen stappen om te handelen naar de verbintenissen van Marrakech, met name wat de bescherming van de intellectuele eigendom betreft; is in het bijzonder verheugd over de sluiting van een bilaterale overeenkomst tussen de EU en India waardoor de toegang tot de markt voor textielprodukten uit de EU wordt vergemakkelijkt; 42. is van oordeel dat de economische en handelsbetrekkingen met Pakistan kunnen worden verbeterd door het sluiten van een bijgewerkte en uitgebreidere samenwerkingsovereenkomst ter vervanging van de huidige overeenkomst, die in 1986 werd gesloten; 43. wenst dat China in de toekomst lid wordt van de Wereldhandelsorganisatie, mits dit land bereid is te voldoen aan alle verplichtingen van het WHO-lidmaatschap en aanzienlijke concessies te doen op het gebied van de toegang tot de markt, zulks met inachtneming van zijn economisch ontwikkelingspeil en de aan de gang zijnde hervormingen; 44. steunt ook het verzoek van Taiwan om lid te worden van de WHO, hetgeen in het belang zal zijn van alle andere WHO-leden, inclusief China, en dringt er met klem op aan dat de EU bijzondere aandacht besteedt aan de politiek zeer gevoelig liggende timing van de toetreding van deze landen tot de Wereldhandelsorganisatie; 45. is van mening dat de ontwikkeling van de economische en handelsbetrekkingen met Indonesië afhankelijk is van de vraag of de democratische beginselen beter worden nageleefd en de VN-resoluties over de rechten van de bevolking van Oost-Timor ten uitvoer worden gelegd; 46. wenst dat op basis van het herziene mandaat dat de Raad op 25 januari 1995 heeft verstrekt snel een handels- en samenwerkingsovereenkomst met Vietnam wordt gesloten, teneinde de economische ontwikkeling van dit land - dat nog steeds de sporen van dertig jaar oorlog draagt - te steunen; 47. hoopt dat spoedig een handels- en samenwerkingsovereenkomst met Nepal wordt gesloten; 48. is zich ervan bewust dat de EU op het ogenblik geen contractuele betrekkingen onderhoudt met Iran, doch hoopt dat in de nabije toekomst wellicht wordt voldaan aan de noodzakelijke voorwaarden om zulke betrekkingen aan te gaan; 49. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en aan de ambassadeurs van de Aziatische landen bij de Europese Unie.