Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32025R1739

Uitvoeringsverordening (EU) 2025/1739 van de Commissie van 14 augustus 2025 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op acrylonitril-butadieen-styreenharsen van oorsprong uit de Republiek Korea en Taiwan

C/2025/5622

PB L, 2025/1739, 18.8.2025, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2025/1739/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2025/1739/oj

European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

L-serie


2025/1739

18.8.2025

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2025/1739 VAN DE COMMISSIE

van 14 augustus 2025

tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op acrylonitril-butadieen-styreenharsen van oorsprong uit de Republiek Korea en Taiwan

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (“de basisverordening”), en met name artikel 7,

Na raadpleging van de lidstaten,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Opening van het onderzoek

(1)

Op 19 december 2024 heeft de Europese Commissie (“de Commissie”) op grond van artikel 5 van de basisverordening een antidumpingonderzoek geopend met betrekking tot de invoer van acrylonitril-butadieen-styreenharsen van oorsprong uit de Republiek Korea en Taiwan (“de betrokken landen”). Zij heeft daartoe een bericht van inleiding gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (2) (“het bericht van inleiding”).

(2)

De Commissie heeft het onderzoek geopend naar aanleiding van een klacht die op 4 november 2024 werd ingediend door INEOS Styrolution Switzerland SA, Versalis SpA en Trinseo Europe GmbH (“de klagers”). De klacht is ingediend door de bedrijfstak van de Unie voor acrylonitril-butadieen-styreenharsen in de zin van artikel 5, lid 4, van de basisverordening. Het bij de klacht gevoegde bewijsmateriaal over dumping en de aanmerkelijke schade als gevolg daarvan werd voldoende geacht om een onderzoek te openen.

1.2.   Registratie

(3)

De Commissie heeft de invoer van het betrokken product bij Uitvoeringsverordening (EU) 2025/412 (3) (“de registratieverordening”) aan registratie onderworpen.

1.3.   Belanghebbenden

(4)

In het bericht van inleiding heeft de Commissie belanghebbenden uitgenodigd contact met haar op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. Daarnaast heeft de Commissie de klagers, andere haar bekende producenten in de Unie, de haar bekende producenten-exporteurs, de Taiwanese en Koreaanse autoriteiten, alsmede de haar bekende importeurs en gebruikers specifiek in kennis gesteld van de opening van het onderzoek en hen uitgenodigd mee te werken.

(5)

De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld hun opmerkingen over de opening van het onderzoek kenbaar te maken en een aanvraag in te dienen voor een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures.

1.4.   Opmerkingen over de opening van het onderzoek

(6)

De Commissie ontving van de Koreaanse overheid en LG Chem opmerkingen over de opening van het onderzoek.

(7)

LG Chem stelde in zijn opmerkingen bij de opening van het onderzoek (4) dat de mate van vertrouwelijkheid die de klagers in de klacht werd verleend, niet strookte met artikel 6.5.1 van de antidumpingovereenkomst van de WTO (“ADA”) en de bijbehorende jurisprudentie. Het feit dat de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie op de vrije markt van de Unie waren geredigeerd, was volgens de onderneming een inbreuk op zijn recht om zichzelf te verdedigen, aangezien het daardoor niet mogelijk was om die prijzen af te zetten tegen de Koreaanse prijzen en de onderneming zich dus niet afdoende kon verweren tegen de aantijging van schade.

(8)

Na de opmerkingen van LG Chem verzocht de Commissie de bedrijfstak van de Unie om de ontbrekende informatie in de niet-vertrouwelijke versie van de klacht alsnog te verstrekken. De bedrijfstak van de Unie verstrekte de gevraagde informatie.

(9)

LG Chem was het niet eens met de aantijging van dumping in de klacht, op grond van het argument dat de aangevoerde onrendabele verkoop van acrylonitril-butadieen-styreenharsen (ABS) op de binnenlandse Koreaanse markt op onnauwkeurige financiële informatie berustte en geen weerspiegeling was van het positieve bedrijfsresultaat en de positieve nettowinst van de onderneming. LG Chem voerde tevens aan dat de berekening van de kosten en winstmarges door de klager evenmin klopte, aangezien deze op gegevens van niet-verbonden ondernemingen en producten berustte en geen rekening hield met kostenstructuur- en prijsverschillen tussen reguliere ABS-producten en ABS-producten van hoge kwaliteit. LG Chem voerde aan dat de gegevens van de klager over de prijzen van grondstoffen onbetrouwbaar waren, aangezien deze geen afspiegeling vormden van de daadwerkelijke kwaliteit en kosten van de grondstoffen die Koreaanse ABS-producenten gebruiken. De producenten-exporteurs leverden geen bewijsmateriaal aan dat de nauwkeurigheid van de door de klager verstrekte informatie in twijfel trok. De Commissie oordeelde dat er geen reden was om deze af te wijzen als zijnde voldoende om de opening van een onderzoek te rechtvaardigen. De argumenten werden derhalve afgewezen.

(10)

LG Chem voerde aan dat de klacht geen bewijsmateriaal bevatte dat aantoonde dat er sprake is van aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie, en wel om de volgende redenen:

(a)

het productievolume van de bedrijfstak van de Unie nam van 2021 op 2022 af, terwijl de invoerprijzen van ABS uit Korea stegen; evenzo namen de productievolumes van de bedrijfstak van de Unie tussen 2023 en het onderzoektijdvak van de klacht toe;

(b)

de werkgelegenheid is stabiel, met onbeduidende schommelingen;

(c)

de stijging van de productiekosten was geen mondiaal fenomeen, aangezien deze de partij niet in dezelfde mate trof als de producenten in de Unie.

(11)

De Commissie herinnerde eraan dat de voorlopige vaststelling van aanmerkelijke schade onder meer een onderzoek van de in artikel 5, lid 2, punt d), van de basisverordening genoemde relevante factoren vereist. In artikel 5 van de basisverordening wordt niet specifiek vereist dat alle in artikel 3, lid 5, vermelde schadefactoren een verslechtering moeten vertonen om van aanmerkelijke schade te kunnen spreken. Artikel 5, lid 2, van de basisverordening bepaalt immers dat de klacht gegevens moet bevatten omtrent veranderingen in de omvang van de beweerde invoer met dumping, de weerslag van deze invoer op de prijzen van het soortgelijke product op de markt van de Unie en de daaruit voortvloeiende weerslag daarvan op de bedrijfstak van de Unie, zoals blijkt uit relevante (niet noodzakelijk alle) factoren en indicatoren met betrekking tot de situatie van de bedrijfstak van de Unie, waaronder die welke zijn genoemd in artikel 3, leden 3 en 5.

(12)

Daaruit vloeit voort dat niet alle factoren een verslechtering hoeven te vertonen om van aanmerkelijke schade te kunnen spreken. Verder impliceert het bestaan van andere factoren die gevolgen kunnen hebben voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie niet noodzakelijk dat de gevolgen van de invoer met dumping voor die bedrijfstak niet aanmerkelijk zijn.

(13)

De Commissie oordeelde dat de klacht voldoende bewijsmateriaal voor aanmerkelijke schade bevatte toen bleek dat bij een dalend verbruik in de Unie de invoer uit de betrokken landen zowel absoluut als relatief toenam terwijl daarentegen de productie, het verkoopvolume en de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode afnamen.

(14)

Verder voerden de Koreaanse overheid en LG Chem aan dat de piek in de invoer van ABS uit Korea werd veroorzaakt door de productkwaliteit, niet door dumping. In dit verband voerde de Koreaanse overheid aan dat de invoer van ABS vanuit Korea ook toenam vanwege het tekort op de markt van de Unie door overmacht in 2021. Daarnaast voerden beide partijen aan dat de vermeende schade werd veroorzaakt door de stijgende energieprijzen in de Unie.

(15)

De Commissie oordeelde dat de partijen geen enkel bewijsmateriaal hadden geleverd voor hun argument dat de toename van de invoer van ABS uit Korea werd veroorzaakt door de productkwaliteit en de kortstondige overmacht in 2021. De Commissie constateerde voorts dat in de klacht voldoende rekening was gehouden met de stijgende energiekosten ten tijde van de klacht.

(16)

De in overweging 10 en 14 aangevoerde argumenten betreffende de schade en de analyse van het oorzakelijk verband in de klacht werden derhalve afgewezen.

1.5.   Samenstelling van de steekproef

(17)

In het bericht van inleiding deelde de Commissie mee dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zou samenstellen in overeenstemming met artikel 17 van de basisverordening.

Steekproef van producenten in de Unie

(18)

In het bericht van inleiding kondigde de Commissie aan dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld. Bij het samenstellen van de steekproef ging de Commissie uit van de verkoop- en productmix. Deze steekproef bestond uit twee producenten in de Unie. De in de steekproef opgenomen producenten in de Unie maakten [38-48] % van het verkoopvolume van het soortgelijke product in de Unie uit. De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd om opmerkingen over de voorlopige steekproef in te dienen. Er werd hierover geen reactie ontvangen. De steekproef is representatief voor de bedrijfstak van de Unie.

Steekproef van niet-verbonden importeurs

(19)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie niet-verbonden importeurs verzocht de in het bericht van inleiding gevraagde informatie te verstrekken.

(20)

Zes niet-verbonden importeurs hebben in verband met de steekproef contact met de Commissie gezocht. Slechts vier daarvan hebben echter de gevraagde informatie verstrekt. Deze hebben er ook mee ingestemd om in de steekproef te worden opgenomen. Gezien het geringe aantal reacties heeft de Commissie besloten dat een steekproef niet noodzakelijk was.

Steekproef van producenten-exporteurs in Korea

(21)

Om te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, heeft de Commissie alle producenten-exporteurs in de Republiek Korea verzocht de in het bericht van inleiding gevraagde informatie te verstrekken. Bovendien heeft de Commissie de vertegenwoordiging van de Republiek Korea bij de Europese Unie gevraagd eventuele andere producenten-exporteurs die in deelname aan het onderzoek geïnteresseerd konden zijn, op te sporen en/of contact met hen op te nemen.

(22)

Drie producenten-exporteurs in Korea hebben de gevraagde informatie verstrekt en ermee ingestemd om in de steekproef te worden opgenomen. Deze producenten-exporteurs maakten in het onderzoektijdvak in ton uitgedrukt meer dan 90 % van de Koreaanse invoer uit. Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening heeft de Commissie een steekproef van twee geselecteerd, samengesteld op basis van het grootste representatieve volume van uitvoer naar de Unie dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht. Deze ondernemingen maken in het onderzoektijdvak in ton uitgedrukt [75-85] % van het totale uitvoervolume van Korea naar de Unie uit. Geen van de belanghebbenden heeft opmerkingen over de steekproef ingediend.

Steekproef van producenten-exporteurs in Taiwan

(23)

Om te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, heeft de Commissie alle producenten-exporteurs in Taiwan verzocht de in het bericht van inleiding gevraagde informatie te verstrekken. Daarnaast verzocht de Commissie het Taipei Representative Office in de Europese Unie eventuele andere producenten-exporteurs die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in medewerking aan het onderzoek, te identificeren en/of contact met hen op te nemen.

(24)

Drie Taiwanese producenten-exporteurs in Taiwan leverden de gevraagde informatie en stemden ermee in om in de steekproef te worden opgenomen. Deze partijen maakten in de beoordelingsperiode 100 % van de Taiwanese invoer uit. De Commissie oordeelde dat twee van de drie producenten-exporteurs met elkaar verbonden waren en tot dezelfde groep behoorden. De Commissie besloot deze groep (de Chimei Corporation/Grand Pacific Petrochemical Corporation Group) en de andere producent-exporteur te onderzoeken, die samen 100 % van de invoer uit Taiwan uitmaakten.

(25)

De Taiwanese producenten-exporteurs Chimei Corporation en Grand Pacific Petrochemical Corporation betwistten de beslissing voor zover beide partijen daarin als verbonden werden beschouwd. Chimei Corporation en Grand Pacific Petrochemical Corporation voerden aan dat zij met betrekking tot het onderzochte, in Taiwan geproduceerde product onafhankelijke partijen waren, aangezien er geen sprake was van wederzijdse deelneming of gemeenschappelijke bestuursleden, managers of werknemers.

(26)

De Commissie vond niet dat de partijen in het kader van dit onderzoek als niet-verbonden konden worden gezien. Chimei Corporation en Grand Pacific Petrochemical Corporation hebben zelf bevestigd dat ze samen een joint venture in de VRC hebben en zijn daarmee dus verbonden partijen in de zin van artikel 127, lid 1, punt g), van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie (5). Het feit dat hun joint venture in de VRC gevestigd is of dat die joint venture het onderzochte product niet in de Unie verkocht, is irrelevant in het licht van artikel 127, lid 1, punt g). De Commissie bleef dus bij haar oorspronkelijke beslissing.

(27)

Niettegenstaande het bovenstaande en gelet op het grote verschil in volume van het onderzochte product dat Chimei Corporation en Grand Pacific Petrochemical Corporation in de beoordelingsperiode naar de Unie exporteerden, stelde de Commissie Grand Pacific Petrochemical Corporation op diens verzoek vrij van het indienen van een antwoord op de vragenlijst en informeerde zij de partij dat de voor Chimei Corporation berekende dumpingmarge ook voor Grand Pacific Petrochemical Corporation zou worden gehanteerd. Grand Pacific Petrochemical Corporation stemde met dit voorstel in.

1.6.   Individueel onderzoek

(28)

Eén producent-exporteur in Korea heeft op grond van artikel 17, lid 3, van de basisverordening om een individueel onderzoek verzocht. In dit stadium van het onderzoek heeft de Commissie nog geen besluit genomen over de verzoeken om een individueel onderzoek. De Commissie zal in het definitieve stadium van het onderzoek beslissen of zij al dan niet een individuele behandeling toekent.

1.7.   Antwoorden op de vragenlijst en controlebezoeken

(29)

De Commissie heeft vragenlijsten gestuurd naar de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs, de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en alle meewerkende niet-verbonden importeurs. Die vragenlijsten, met inbegrip van vragenlijsten voor gebruikers, werden op de dag van de opening van het onderzoek ook online (6) beschikbaar gesteld. De Commissie heeft ook een vragenlijst verzonden waarin om de macro-indicatoren van de bedrijfstak van de Unie werd verzocht.

(30)

De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de voorlopige vaststelling van dumping, de schade als gevolg daarvan en het belang van de Unie nodig achtte, verzameld en gecontroleerd. Krachtens artikel 16 van de basisverordening zijn controlebezoeken verricht bij de volgende ondernemingen:

 

Producenten in de Unie

INEOS Styrolution Europe GmbH, Frankfurt am Main, Duitsland (“Ineos”).

Trinseo Netherlands BV, ter plaatse gecontroleerd bij Trinseo Europe GmbH, Pfäffikon, Zwitserland (“Trinseo”).

 

Gebruikers

LEGO Systems A/S, Billund, Denemarken (“LEGO”).

 

Producenten-exporteurs in Korea

LG Chem, LTD., Seoul, Korea (“LG Chem”)

Lotte Chemical Corporation, Seoul, Korea (“Lotte”).

 

Verbonden importeurs van de Koreaanse producenten-exporteurs

LG Chem Europe GmbH, Frankfurt am Main, Duitsland.

LOTTE Chemical Hungary Ltd., Kornye, Hongarije.

 

Producenten-exporteurs in Taiwan

Chimei Corporation en zijn verbonden toller/handelaar, Tainan City, Taiwan.

Grand Pacific Petrochemical Corporation, hoofdkantoor in Taipei, Taiwan.

Formosa Chemicals & Fibre Corporation, fabriek in Hsinkang, fabriek in Mailiao en hoofdkantoor in Taipei, Taiwan.

1.8.   Onderzoektijdvak en beoordelingsperiode

(31)

Het onderzoek naar de dumping en de schade had betrekking op de periode van 1 oktober 2023 tot en met 30 september 2024 (“het onderzoektijdvak”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2020 tot het einde van het onderzoektijdvak (“de beoordelingsperiode”).

2.   ONDERZOCHT PRODUCT, BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

2.1.   Onderzocht product

(32)

In het bericht van opening is het onderzochte product gedefinieerd als acrylonitril-butadieen-styreenharsen, een thermoplastisch copolymeer bestaande uit acrylonitril, butadieen en styreen in verschillende verhoudingen, ongeacht de kleur of andere fysische of mechanische eigenschappen, al dan niet verder bewerkt of behandeld om specifieke aanvullende fysische eigenschappen te verkrijgen, met nummer 9003-56-9 van de Chemical Abstracts Service (CAS-nummer).

(33)

ABS kan door middel van twee polymerisatieprocessen worden geproduceerd: het emulsieproces en het massaproductieproces. Bij elk proces worden andere grondstoffen en technologieën gebruikt. Het eindproduct heeft meestal de vorm van pellets en is (zonder toegevoegde kleurstoffen) gebroken wit/gelig van kleur.

(34)

Bij het emulsieproces worden styreen, acrylonitril en butadieen als grondstof gebruikt. Het butadieen wordt eerst in water gepolymeriseerd. Hierdoor ontstaat een rubberlatex, dat wil zeggen in water opgeloste rubberdeeltjes. In de tweede stap worden styreen en acrylonitril in de rubberlatexoplossing gepolymeriseerd. Het product dat hieruit ontstaat, wordt niet als een eindproduct beschouwd. Het butadieengehalte is namelijk erg hoog, waardoor het niet geschikt is voor industrieel gebruik. In vaste vorm wordt het beschreven als droog poeder, rubberpoeder of samengesteld rubberconcentraat. Net als bij de productie van droog poeder worden styreen en acrylonitril gepolymeriseerd om een copolymeer van styreen-acrylonitril (“SAN”) te verkrijgen. Om het eindproduct ABS te verkrijgen, worden het droge poeder en de copolymeer van styreen-acrylonitril bij elkaar gevoegd. In deze laatste stap kunnen nog kleurstoffen, additieven of andere (co)polymeren worden toegevoegd om de eigenschappen aan te passen. De verbinding wordt tot slot gedroogd en tot pellets verwerkt.

(35)

Het massaproductieproces is van recentere datum en houdt in dat ABS aan de lopende band in bulk wordt geproduceerd. De gebruikte grondstoffen zijn styreen, acrylonitril en polybutadieenrubber. Polybutadieenrubber wordt eerst vermalen en daarna opgelost in styreen. Vervolgens wordt het gemengd met chemicaliën en acrylonitril. De massapolymerisatiereactie vindt plaats met behulp van een oplosmiddel. Aan het einde van de reactieketen worden de monomeren die niet zijn gepolymeriseerd, en laagkokende stoffen uit het polymeer verwijderd. Voordat ABS tot pellets wordt verwerkt, kunnen er nog kleurstoffen, additieven of andere (co)polymeren doorheen worden gemengd.

(36)

(ABS kent allerlei toepassingen, bijvoorbeeld in de auto-industrie (bumpers, sierelementen enz.), huishoudelijke apparaten (wasmachines, vaatwassers enz.), elektronica (toetsenborden, muizen, afstandsbedieningen, telefoonhoesjes enz.), meubilair, de bouw (pijpen en buizen), medische apparatuur en speelgoed (legosteentjes enz.).

(37)

Afhankelijk van de toepassing en van het gekozen proces om de downstreamproducten te vervaardigen, kunnen gebruikers een voorkeur hebben voor ABS dat met het emulsieproces dan wel met het massaproductieproces is geproduceerd. ABS dat door middel van het emulsieproces is gemaakt, geeft downstreamproducten een hogere glans. ABS dat door middel van het massaproductieproces is gemaakt, bevat grotere rubberdeeltjes en geeft daardoor een mattere uitstraling. Downstreamproducten worden meestal door extrusie of spuitgieten vervaardigd. Bij het extrusieproces hangt de glans af van de ABS-productiemethode: hoogglans bij emulsie-ABS en mat bij massaproductie-ABS. Bij spuitgieten hangt de glans af van de matrijs, dat wil zeggen dat ook massaproductie-ABS een hoogglans kan geven.

(38)

In de loop van het onderzoek merkte de Commissie op dat de producenten (zowel in de Unie als de betrokken landen) verschillend omgingen met het CAS-nummer (7). ABS dat als een verbinding tussen droog poeder en SAN was geproduceerd, werd door sommige producenten onder één CAS-nummer gepresenteerd, te weten 9003-56-9, terwijl andere producenten twee CAS-nummers gebruikten, te weten 9003-56-9 voor droog poeder en 9003-54-7 voor SAN. Om eventuele misverstanden door dergelijke afwijkende praktijken te voorkomen, besloot de Commissie om de verwijzing naar een CAS-nummer weg te laten uit de definitie van het onderzochte product.

(39)

Het onderzochte product is acrylonitril-butadieen-styreenharsen, een thermoplastisch copolymeer bestaande uit acrylonitril, butadieen en styreen in verschillende verhoudingen, ongeacht de kleur of andere fysische of mechanische eigenschappen, al dan niet verder bewerkt of behandeld om specifieke aanvullende fysische eigenschappen te verkrijgen (“het onderzochte product” of “ABS”).

2.2.   Betrokken product

(40)

Het betrokken product is het onderzochte product van oorsprong uit de Republiek Korea en Taiwan, momenteel ingedeeld onder GN-code 3903 30 00 (“het betrokken product”).

2.3.   Soortgelijk product

(41)

Uit het onderzoek is gebleken dat de volgende producten dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde basisdoeleinden worden gebruikt:

het betrokken product bij uitvoer naar de Unie;

het onderzochte product dat in de betrokken landen wordt geproduceerd en aldaar op de binnenlandse markt wordt verkocht, en

het onderzochte product dat in de Unie door de bedrijfstak van de Unie wordt geproduceerd en aldaar wordt verkocht.

(42)

De Commissie heeft in dit stadium geconcludeerd dat die producten derhalve soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

2.4.   Argumenten betreffende de productomschrijving

2.4.1.   Verduidelijking van de productomschrijving

(43)

Diverse producenten-exporteurs vroegen om verduidelijking; zij wilden weten of de volgende producten binnen het toepassingsgebied van dit onderzoek vallen:

droog poeder;

ABS-verbindingen (ook wel mengsels genoemd);

brandwerend ABS;

doorzichtig ABS;

met glas versterkt ABS.

(44)

In dit verband wil de Commissie verduidelijken dat copolymeren of verbindingen die alleen uit acrylonitril, butadieen en styreen bestaan binnen het toepassingsgebied van dit onderzoek vallen, vooropgesteld dat styreen het dominante bestanddeel is in dergelijke copolymeren of mengsels. Dergelijke copolymeren of verbindingen worden in dit onderzoek aangeduid als “ABS”.

(45)

Zoals in overweging 34 uitgelegd, is droog poeder een halffabricaat. Het bevat weliswaar al alle drie de comonomeren, maar butadieen is het dominante bestanddeel. Het voldoet dan ook niet aan het criterium aangaande het styreengehalte zoals aangegeven in overweging 44. Droog poeder valt derhalve niet binnen het toepassingsgebied van dit onderzoek.

(46)

Verder vallen ABS-verbindingen (zoals gedefinieerd in overweging 44) met andere (co)polymeren en/of additieven (zoals kleurstoffen, antistatische middelen, UV-stabilisatoren, brandwerende substanties of glasvezel) binnen het toepassingsgebied van dit onderzoek, zolang ABS maar het dominante bestanddeel in de verbinding is.

(47)

Brandwerend ABS en met glas versterkt ABS vallen dan ook binnen het toepassingsgebied van dit onderzoek, aangezien die productsoorten worden gemaakt als verbindingen waarin ABS het dominante bestanddeel is. Doorzichtig ABS daarentegen valt niet binnen het toepassingsgebied van dit onderzoek. Doorzichtig ABS wordt als een verbinding van ABS en methylmethacrylaat (MABS) geproduceerd. ABS is niet het dominante bestanddeel in die verbinding en daarom valt die niet binnen het toepassingsgebied van dit onderzoek.

(48)

Tot slot vallen copolymeren bestaande uit acrylonitril, butadieen, styreen en andere comonomeren binnen het toepassingsgebied van dit onderzoek, vooropgesteld dat acrylonitril, butadieen en styreen dominante bestanddelen in het copolymeer zijn.

2.4.2.   Verzoeken om producten uit het toepassingsgebied te sluiten

(49)

Chimei gaf in zijn antwoord op de vragenlijst aan dat brandwerend ABS van het toepassingsgebied van dit onderzoek moest worden uitgesloten, aangezien het volgens die onderneming niet in de Unie werd geproduceerd.

(50)

In tegenstelling tot de bewering van de onderneming wordt brandwerend ABS wel degelijk door producenten in de Unie geproduceerd. Daarom wees de Commissie het argument af.

(51)

Chimei en LEGO voerden aan dat ABS met massagebalanceerde bestanddelen moest worden uitgesloten. De partijen betoogden dat massagebalanceerd ABS aanzienlijk duurder is vanwege de groene toeslag die afnemers moeten betalen. Als alternatief stelde LEGO voor geen antidumpingrechten te heffen op de massagebalanceerde bestanddelen of dat massagebalanceerd ABS op zijn minst met het oog op een eerlijke vergelijking apart moet worden erkend.

(52)

Massagebalanceerd ABS is ABS dat wordt gemaakt van circulaire (mechanisch of chemisch gerecyclede) basisproducten of van biologische grondstoffen (bijvoorbeeld afgewerkte bak- en braadolie). Het is inderdaad duurder dan ABS dat van niet-circulaire of fossiele basisproducten is gemaakt. De groene toeslag kan oplopen tot 100 % van de prijs voor niet-circulaire of fossiele ABS. Massagebalanceerd ABS heeft echter in de basis dezelfde fysische, chemische en technische eigenschappen én dezelfde basistoepassingen als ABS dat van niet-circulaire of fossiele basisproducten wordt gemaakt, en concurreert dan ook met standaard-ABS. Chimei noch LEGO heeft bewijs van het tegendeel geleverd. De Commissie wees dit verzoek tot uitsluiting derhalve af.

(53)

De heffing van antidumpingrechten op ABS-bestanddelen van niet-circulaire of fossiele oorsprong is in de praktijk niet haalbaar. De groene toeslag wordt door de ABS-producent en de afnemer overeengekomen en zit in de prijs verwerkt. Deze wordt niet apart op de factuur vermeld en ook niet in andere bij de invoertransactie behorende documenten. De waarde van de groene toeslag kan derhalve niet worden bepaald en daarmee de douanewaarde ook niet. De Commissie wees het verzoek van LEGO om de antidumpingrechten alleen op de niet-circulaire of fossiele ABS-bestanddelen te heffen, derhalve af.

(54)

Met het oog op een eerlijke vergelijking bij het vaststellen van de dumping- en schademarges heeft de Commissie echter wel rekening gehouden met het feit dat bepaalde productsoorten massagebalanceerd ABS bevatten.

3.   DUMPING

3.1.   Republiek Korea

3.1.1.   Normale waarde

(55)

Eerst heeft de Commissie onderzocht of de totale binnenlandse verkoop van iedere in de steekproef opgenomen meewerkende producent-exporteur representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop is representatief als het totale volume van de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt per producent-exporteur tijdens het onderzoektijdvak ten minste 5 % bedroeg van het totale volume van zijn uitvoer van het betrokken product naar de Unie. Op basis hiervan was de totale verkoop op de binnenlandse markt van het soortgelijke product door elke in de steekproef opgenomen producent-exporteur representatief.

(56)

Vervolgens is de Commissie voor de producenten-exporteurs met een representatieve binnenlandse verkoop nagegaan welke productsoorten die op de binnenlandse markt werden verkocht, identiek waren aan of vergelijkbaar waren met de naar de Unie uitgevoerde productsoorten.

(57)

Daarna heeft de Commissie onderzocht of de binnenlandse verkoop door iedere in de steekproef opgenomen producent-exporteur op zijn binnenlandse markt voor elke productsoort die identiek is aan of vergelijkbaar is met een productsoort die wordt uitgevoerd naar de Unie, representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop van een productsoort is representatief als de totale binnenlandse verkoop van die productsoort aan onafhankelijke afnemers in het onderzoektijdvak ten minste 5 % bedraagt van de totale verkoop ten uitvoer van de identieke of vergelijkbare productsoort naar de Unie. De Commissie stelde vast dat maximaal een derde van de productsoorten niet representatief was voor de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs.

(58)

Verder heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening voor elke productsoort het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt in het onderzoektijdvak bepaald om uit te maken of zij de werkelijke binnenlandse verkoop kon gebruiken voor de berekening van de normale waarde.

(59)

De normale waarde wordt gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs per productsoort, ongeacht of die verkoop winstgevend is, indien:

(a)

het verkoopvolume van de productsoort tegen netto verkoopprijzen die ten minste gelijk zijn aan de berekende productiekosten, meer dan 80 % van het totale verkoopvolume van deze productsoort vertegenwoordigde, en

(b)

de gewogen gemiddelde verkoopprijs van die productsoort ten minste gelijk is aan de productiekosten per eenheid.

(60)

In dit geval is de normale waarde het gewogen gemiddelde van de prijzen van alle binnenlandse verkopen van die productsoort in het onderzoektijdvak.

(61)

De normale waarde is gelijk aan de werkelijke binnenlandse prijs per productsoort van uitsluitend de winstgevende binnenlandse verkopen van de productsoorten tijdens het onderzoektijdvak indien:

(a)

de winstgevende verkoop van de productsoort 80 % of minder van de totale verkoop van die productsoort bedraagt, of

(b)

de gewogen gemiddelde prijs van die productsoort lager ligt dan de productiekosten per eenheid.

(62)

Uit de analyse van de binnenlandse verkoop bleek dat 64 % van alle binnenlandse verkopen winstgevend was en dat de gewogen gemiddelde verkoopprijs hoger was dan de productiekosten. Dienovereenkomstig werd voor het merendeel van de transacties de normale waarde berekend als het gewogen gemiddelde van de prijzen van de totale binnenlandse verkoop in het onderzoektijdvak en voor een deel als het gewogen gemiddelde van uitsluitend de winstgevende verkoop.

(63)

Voor productsoorten van het soortgelijke product waarvan in het kader van normale handelstransacties onvoldoende hoeveelheden werden verkocht of voor productsoorten waarvan op de binnenlandse markt geen representatieve hoeveelheden werden verkocht, stelde de Commissie de normale waarde vast. Voor productsoorten van het soortgelijke product waarvan in het kader van normale handelstransacties geen verkoop had plaatsgevonden, keek de Commissie of er alternatieve bronnen voor prijzen in het kader van normale handelstransacties beschikbaar waren. Aangezien er bij de andere in de steekproef opgenomen producent geen binnenlandse verkoop had plaatsgevonden of de binnenlandse verkoopprijs van de andere in de steekproef opgenomen producent voor die productsoort niet op zinvolle wijze kon worden bekendgemaakt zonder afbreuk te doen aan de vertrouwelijkheid van de gegevens van die producent, en aangezien er geen andere bronnen voor de prijzen van de desbetreffende productsoorten beschikbaar waren, stelde de Commissie de normale waarde vast overeenkomstig artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening.

(64)

De normale waarde werd door berekening vastgesteld door de gemiddelde productiekosten van het soortgelijke product van de in de steekproef opgenomen meewerkende producenten-exporteurs in het onderzoektijdvak te vermeerderen met:

(a)

het gewogen gemiddelde van de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (“VAA-kosten”) die in het OT zijn gemaakt door de in de steekproef opgenomen meewerkende producenten-exporteurs in verband met de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties, en

(b)

de gewogen gemiddelde winst die in het OT door de meewerkende in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs is gemaakt op de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties.

(65)

Voor de productsoorten waarvan de op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheden niet representatief waren, zijn de gemiddelde VAA-kosten en de gemiddelde winst op transacties in het kader van normale handelstransacties op de binnenlandse markt bijgeteld. Voor productsoorten die in het geheel niet waren verkocht op de binnenlandse markt, zijn de gewogen gemiddelde VAA-kosten en de winst op alle transacties in het kader van normale handelstransacties op de binnenlandse markt bijgeteld.

3.1.2.   Uitvoerprijs

(66)

De uitvoer naar de Unie door de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs vond plaats hetzij rechtstreeks naar onafhankelijke afnemers, hetzij via verbonden ondernemingen die optraden als importeur.

(67)

In de gevallen waarin de producenten-exporteurs het betrokken product rechtstreeks naar onafhankelijke afnemers in de Unie hadden uitgevoerd, was de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening de voor het betrokken product met het oog op uitvoer naar de Unie werkelijk betaalde of te betalen prijs.

(68)

Voor de producenten-exporteurs die het betrokken product via als importeur optredende verbonden ondernemingen naar de Unie hadden uitgevoerd, werd de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening vastgesteld op basis van de prijs waartegen het ingevoerde product voor het eerst aan onafhankelijke afnemers in de Unie was doorverkocht. In dit geval werden correcties op de prijs toegepast voor alle kosten tussen invoer en wederverkoop, met inbegrip van de VAA-kosten en een winst (van [9-12] %) die werd verkregen van twee meewerkende niet-verbonden importeurs die de vereiste informatie verstrekten.

3.1.3.   Vergelijking

(69)

Artikel 2, lid 10, van de basisverordening verplicht de Commissie een billijke vergelijking te maken tussen de normale waarde en de uitvoerprijs in hetzelfde handelsstadium en om correcties toe te passen voor verschillen tussen factoren die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. In het onderhavige geval heeft de Commissie ervoor gekozen om de normale waarde en de uitvoerprijs van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs te vergelijken in het handelsstadium af fabriek. Zoals hieronder verder wordt toegelicht, werden de normale waarde en de uitvoerprijs waar nodig aangepast om: i) ze terug te rekenen tot het stadium af fabriek, en ii) correcties toe te passen voor verschillen tussen factoren waarvan werd beweerd en aangetoond dat zij van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen.

3.1.3.1.   Correcties op de normale waarde

(70)

Voor de verkoop van productsoorten waarvoor de normale waarde is vastgesteld, werd, zoals uiteengezet in overweging 64, de normale waarde in het handelsstadium af fabriek vastgesteld door gebruik te maken van de productiekosten, samen met de bedragen voor de VAA-kosten en de winst, die voor dat handelsstadium redelijk werden geacht. Daarom waren er geen correcties nodig om de normale waarde terug te rekenen tot het stadium af fabriek.

(71)

Voor de verkoop van productsoorten waarvoor in het kader van normale handelstransacties verkoop had plaatsgevonden, zijn er correcties voor vervoers- en verpakkingskosten toegepast om de normale waarde te corrigeren tot het handelsstadium af fabriek. Bovendien werd rekening gehouden met kredietkosten. De Commissie zag verder geen redenen om nog meer correcties op de normale waarde toe te passen.

(72)

LG Chem stelde een correctie voor vanwege het productieproces en verschillen in producteigenschappen. LG Chem stelde tevens een correctie voor vanwege technische bijstand. De Commissie wees de door LG Chem gewenste correcties af. Wat een correctie vanwege de verschillen in het productieproces betreft, leverde de onderneming geen bewijsmateriaal dat aantoonde dat het verschil in productieproces enige gevolgen had voor de prijzen of de vergelijkbaarheid daarvan. Na de aanpassing van een productcontrolenummer (PCN) worden alle verschillen met significante gevolgen voor de prijs weerspiegeld in het aangepaste productcontrolenummer; correcties vanwege verschillen in fysieke kenmerken zijn dan ook irrelevant, aangezien die verschillen die de prijzen en de vergelijkbaarheid daarvan beïnvloeden, al in het productcontrolenummer zijn verwerkt. Tot slot werden ook de gewenste correcties vanwege technische-bijstandsdiensten afgewezen, aangezien de onderneming geen bewijsmateriaal leverde dat aantoonde dat dergelijke diensten deel uitmaken van het contract en in de verkoopprijs zijn inbegrepen.

(73)

Lotte stelde een correctie voor vanwege de terugbetaling van de rechten. De onderneming kon echter geen specifieke hoeveelheden van de ingevoerde grondstoffen toekennen aan het onderzochte product en derhalve werd dit argument afgewezen.

3.1.3.2.   Correcties op de uitvoerprijs

(74)

Om de uitvoerprijs terug te rekenen tot het handelsstadium af fabriek, zijn er correcties toegepast voor: vervoer, verzekering, laden en lossen en aanverwante kosten.

(75)

Er werden correcties toegepast voor de volgende factoren die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen: kredietkosten en bankkosten.

(76)

Eén producent-exporteur stelde een correctie voor vanwege verkopen die via een verbonden importeur plaatsvonden en die vanuit Korea rechtstreeks aan de onafhankelijke afnemer in de Unie werden geleverd, omdat de verkoopafdeling in Korea alle verkooptaken verricht. Op grond daarvan betoogde de onderneming dat deze kosten niet door de verbonden importeur worden gedragen en dat de prijs dienovereenkomstig moet worden gecorrigeerd. Dit argument werd niet met bewijsmateriaal gestaafd en werd derhalve afgewezen.

(77)

Een klein deel van de uitvoer van een producent-exporteur werd aan een verbonden gebruiker in de Unie verkocht om andere goederen te produceren waarbij het betrokken product een klein deel van de productiekosten uitmaakt. Voor die hoeveelheden is het onmogelijk om een betrouwbare uitvoerprijs te bepalen op grond van de verkoop van het eindproduct aan de eerste onafhankelijke koper. Deze hoeveelheden werden derhalve op basis van de vastgestelde uitvoerprijs voor de directe verkoop van soortgelijke productsoorten in de berekeningen meegenomen.

(78)

Eén producent-exporteur voert het onderzochte product uit naar zijn verbonden onderneming in de Unie waar het verder wordt verwerkt en aan onafhankelijke afnemers wordt verkocht. Voor deze verkoop is een extra bedrag in mindering gebracht op de prijs voor de eerste niet-verbonden afnemer. De Commissie bracht de kosten in mindering voor het verwerken/samenstellen van ingevoerd ABS dat in de faciliteiten van de onderneming in de Unie plaatsvond. Deze gecorrigeerde prijs werd gebruikt voor de vergelijking van soortgelijke producten met het ABS-basisproduct dat door de verbonden onderneming uit Korea werd ingevoerd.

3.1.4.   Dumpingmarges

(79)

Voor de in de steekproef opgenomen meewerkende producenten-exporteurs heeft de Commissie de gewogen gemiddelde normale waarde van elke soort van het soortgelijke product vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product, zoals bepaald in artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening.

(80)

Op grond hiervan zijn de voorlopige gewogen gemiddelde dumpingmarges, uitgedrukt in procenten van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring:

Onderneming

Voorlopige dumpingmarge (%)

LG Chem

3,7

Lotte Chemical Corporation

5,8

(81)

Voor de meewerkende producenten-exporteurs die niet in de steekproef zijn opgenomen, heeft de Commissie de gewogen gemiddelde dumpingmarge berekend overeenkomstig artikel 9, lid 6, van de basisverordening. Die marge werd dus vastgesteld op basis van de dumpingmarges die waren vastgesteld voor de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs.

(82)

Dit leidt voor de meewerkende producenten-exporteurs die geen deel uitmaken van de steekproef tot een voorlopige dumpingmarge van 4,3 %.

(83)

Voor alle andere producenten-exporteurs in Korea heeft de Commissie de dumpingmarge overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening vastgesteld aan de hand van de beschikbare gegevens. Daartoe heeft de Commissie de mate van medewerking van de producenten-exporteurs bepaald. De mate van medewerking komt overeen met het volume van de uitvoer naar de Unie van de meewerkende producenten-exporteurs, uitgedrukt als percentage van de totale invoer – volgens de invoergegevens van Eurostat – uit het betrokken land naar de Unie tijdens het OT.

(84)

In dit geval is er een hoge mate van medewerking, aangezien de uitvoer van de medewerkende producenten-exporteurs ongeveer [75-85] % van de totale invoer in het onderzoektijdvak uitmaakte. Op basis hiervan achtte de Commissie het passend de dumpingmarge voor niet-medewerkende producenten-exporteurs vast te stellen op het niveau van de medewerkende individueel onderzochte onderneming met de hoogste dumpingmarge.

(85)

De volgende tabel bevat de voorlopige dumpingmarges, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring:

Onderneming

Voorlopige dumpingmarge (%)

LG Chem

3,7

Lotte Chemical Corporation

5,8

Andere meewerkende ondernemingen

4,3

Alle overige invoer van oorsprong uit het betrokken land

5,8

3.2.   Taiwan

3.2.1.   Normale waarde

(86)

Eerst heeft de Commissie onderzocht of de totale binnenlandse verkoop van elke meewerkende producent-exporteur representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop is representatief als het totale volume van de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt per producent-exporteur tijdens het onderzoektijdvak ten minste 5 % bedroeg van het totale volume van zijn uitvoer van het betrokken product naar de Unie. Op basis hiervan was de totale verkoop door elke medewerkende producent-exporteur van het soortgelijke product op de binnenlandse markt representatief.

(87)

Vervolgens is de Commissie nagegaan welke productsoorten die op de binnenlandse markt waren verkocht, identiek waren aan of vergelijkbaar waren met de naar de Unie uitgevoerde soorten.

(88)

Daarna heeft de Commissie onderzocht of de binnenlandse verkoop door iedere meewerkende producent-exporteur op zijn binnenlandse markt voor elke productsoort die identiek is aan of vergelijkbaar is met een productsoort die wordt uitgevoerd naar de Unie, representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop van een productsoort is representatief als de totale binnenlandse verkoop van die productsoort aan onafhankelijke afnemers in het onderzoektijdvak ten minste 5 % bedraagt van de totale verkoop ten uitvoer van de identieke of vergelijkbare productsoort naar de Unie. De Commissie stelde vast dat de binnenlandse verkoop van enkele productsoorten niet representatief was voor de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs.

(89)

Verder heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening voor elke productsoort het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt in het onderzoektijdvak bepaald om uit te maken of zij de werkelijke binnenlandse verkoop kon gebruiken voor de berekening van de normale waarde.

(90)

De normale waarde wordt gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs per productsoort, ongeacht of die verkoop winstgevend is, indien:

(a)

het verkoopvolume van de productsoort tegen netto verkoopprijzen die ten minste gelijk zijn aan de berekende productiekosten, meer dan 80 % van het totale verkoopvolume van deze productsoort vertegenwoordigde, en

(b)

de gewogen gemiddelde verkoopprijs van die productsoort ten minste gelijk is aan de productiekosten per eenheid.

(91)

In dit geval is de normale waarde het gewogen gemiddelde van de prijzen van alle binnenlandse verkopen van die productsoort in het onderzoektijdvak.

(92)

De normale waarde is gelijk aan de werkelijke binnenlandse prijs per productsoort van uitsluitend de winstgevende binnenlandse verkopen van de productsoorten tijdens het onderzoektijdvak indien:

(a)

de winstgevende verkoop van de productsoort 80 % of minder van de totale verkoop van die productsoort bedraagt, of

(b)

de gewogen gemiddelde prijs van die productsoort lager ligt dan de productiekosten per eenheid.

(93)

Uit de analyse van de binnenlandse verkoop bleek dat meer dan 99 % van alle binnenlandse verkopen winstgevend was en dat de gewogen gemiddelde verkoopprijs hoger was dan de productiekosten. Dienovereenkomstig werd de normale waarde berekend als het gewogen gemiddelde van de prijzen van de totale binnenlandse verkoop in het onderzoektijdvak (in het algemeen) of als een gewogen gemiddelde van uitsluitend de winstgevende verkoop (in enkele gevallen).

(94)

De in de voorgaande overweging uitgelegde methodologie werd ook gevolgd voor de binnenlandse verkoop door de meewerkende producent-exporteur bij wie enkele verkopen via een verbonden verwerkingsentiteit plaatsvonden.

(95)

Voor een productsoort van het soortgelijke product waarvan in het kader van normale handelstransacties onvoldoende hoeveelheden werden verkocht of voor een productsoort waarvan op de binnenlandse markt geen representatieve hoeveelheden werden verkocht, heeft de Commissie de normale waarde berekend overeenkomstig artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening. Voor productsoorten van het soortgelijke product waarvan geen binnenlandse verkoop had plaatsgevonden, keek de Commissie of er alternatieve bronnen voor prijzen in het kader van normale handelstransacties beschikbaar waren. Uiteindelijk werd de normale waarde door berekening vastgesteld omdat de binnenlandse verkoopprijs van de andere in de steekproef opgenomen producent voor die productsoort niet op zinvolle wijze kon worden bekendgemaakt zonder afbreuk te doen aan de vertrouwelijkheid van de gegevens van die producent. Bij de Commissie waren geen andere potentiële alternatieve bronnen voor prijzen van de relevante productsoorten in het kader van normale handelstransacties bekend.

(96)

De normale waarde werd door berekening vastgesteld door de gemiddelde productiekosten van het soortgelijke product van de meewerkende producenten-exporteurs in het onderzoektijdvak te vermeerderen met:

(a)

het gewogen gemiddelde van de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (“VAA-kosten”) die in het OT zijn gemaakt door de meewerkende producenten-exporteurs in verband met de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties, en

(b)

de gewogen gemiddelde winst die in het OT door de meewerkende producenten-exporteurs is gemaakt op de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties.

(97)

Voor productsoorten die in het binnenland werden verwerkt en verkocht door een partij die aan een van de meewerkende producenten-exporteurs was verbonden, werd bij de toetsing in het kader van normale handelstransacties gekeken naar de productiekosten, de VAA-kosten en de winst van de verbonden entiteit.

(98)

Voor de productsoorten waarvan de op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheden niet representatief waren, zijn de gemiddelde VAA-kosten en de gemiddelde winst op transacties in het kader van normale handelstransacties op de binnenlandse markt bijgeteld. Voor productsoorten die in het geheel niet waren verkocht op de binnenlandse markt, zijn de gewogen gemiddelde VAA-kosten en de winst op alle transacties in het kader van normale handelstransacties op de binnenlandse markt bijgeteld.

3.2.2.   Uitvoerprijs

(99)

De in de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs voerden rechtstreeks naar onafhankelijke afnemers in de Unie uit. Overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening was de uitvoerprijs de werkelijk betaalde of te betalen prijs van het betrokken product dat met het oog op uitvoer naar de Unie werd verkocht.

3.2.3.   Vergelijking

(100)

Artikel 2, lid 10, van de basisverordening verplicht de Commissie een billijke vergelijking te maken tussen de normale waarde en de uitvoerprijs in hetzelfde handelsstadium en om correcties toe te passen voor verschillen tussen factoren die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. In het onderhavige geval heeft de Commissie ervoor gekozen om de normale waarde en de uitvoerprijs van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs te vergelijken in het handelsstadium af fabriek. Zoals hieronder verder wordt toegelicht, werden de normale waarde en de uitvoerprijs waar nodig aangepast om: i) ze terug te rekenen tot het stadium af fabriek, en ii) correcties toe te passen voor verschillen tussen factoren waarvan werd beweerd en aangetoond dat zij van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen.

3.2.3.1.   Correcties op de normale waarde

(101)

Om de normale waarde te corrigeren tot het handelsstadium af fabriek, werden er, na een naar behoren gemotiveerd verzoek van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs, correcties toegepast voor vervoers- en verpakkingskosten.

(102)

Wanneer de normale waarde was vastgesteld op grond van de productiekosten plus de bedragen voor de VAA-kosten en de winst die voor dat handelsstadium redelijk werden geacht, waren er geen correcties nodig om de normale waarde te corrigeren tot het stadium af fabriek.

(103)

Eén van de meewerkende producenten-exporteurs bij wie enkele verkopen via een verbonden partij plaatsvonden, stelde een correctie voor vanwege de VAA-kosten en winst voor die verbonden partij en de bijbehorende transacties In het licht van de verstrekte informatie kan van de aan de meewerkende producent-exporteur verbonden Taiwanese toller/handelaar echter niet worden gezegd dat deze soortgelijke werkzaamheden verricht als een op commissiebasis werkende agent in de zin van artikel 2, lid 10, punt i), van de basisverordening. Het argument wordt derhalve afgewezen.

3.2.3.2.   Correcties op de uitvoerprijs

(104)

Om de uitvoerprijs te corrigeren tot het handelsstadium af fabriek, werden er, na een naar behoren gemotiveerd verzoek van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs, correcties toegepast voor vervoers-, verzekerings-, verpakkings-, ladings- en overladingskosten.

(105)

Er werden correcties toegepast voor de volgende factoren die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen: kredietkosten en bankkosten.

3.2.4.   Dumpingmarges

(106)

Voor de in de steekproef opgenomen meewerkende producenten-exporteurs heeft de Commissie de gewogen gemiddelde normale waarde van elke soort van het soortgelijke product vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product, zoals bepaald in artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening.

(107)

Op grond hiervan zijn de voorlopige gewogen gemiddelde dumpingmarges, uitgedrukt in procenten van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring:

Onderneming

Voorlopige dumpingmarge (%)

Chimei Corporation

Grand Pacific Petrochemical Corporation

10,8

Formosa Chemicals & Fibre Corporation

21,7

(108)

Aangezien de medewerking 100 % bedroeg, was het niet nodig om een gewogen gemiddelde dumpingmarge te berekenen die anders voor niet in de steekproef opgenomen medewerkende ondernemingen zou worden toegepast.

(109)

Voor alle andere producenten-exporteurs in Taiwan heeft de Commissie de dumpingmarge overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening vastgesteld aan de hand van de beschikbare gegevens. Daartoe heeft de Commissie de mate van medewerking van de producenten-exporteurs bepaald.

(110)

In dit geval is er een hoge mate van medewerking, aangezien de uitvoer van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs de volledige totale invoer in het onderzoektijdvak uitmaakte. Op basis hiervan achtte de Commissie het passend de dumpingmarge voor niet-meewerkende producenten-exporteurs vast te stellen op het niveau van de individueel onderzochte onderneming met de hoogste dumpingmarge.

Onderneming

Voorlopige dumpingmarge (%)

Chimei Corporation

Grand Pacific Petrochemical Corporation

10,8

Formosa Chemicals & Fibre Corporation

21,7

Alle overige invoer van oorsprong uit Taiwan

21,7

4.   SCHADE

4.1.   Omschrijving van de bedrijfstak van de Unie en de productie in de Unie

(111)

Het soortgelijke product werd in het onderzoektijdvak vervaardigd door vier producenten in de Unie. Daarnaast maakten zich tijdens het onderzoek vijf producenten van gerecycled ABS kenbaar via hun vereniging Plastics Recyclers Europe. Zij vormen de “bedrijfstak van de Unie” in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

(112)

De informatie die de producenten van gerecycled ABS verstrekten, was beperkt tot productievolumes in 2022, 2023 en in het onderzoektijdvak. Gezien hun niet-significante aandeel in de totale productie van ABS in de Unie (ongeveer 1,5 %), oordeelde de Commissie dat de onvolledige informatie van recyclers geen invloed had op de bevindingen aangaande de schade.

(113)

De totale productie in de Unie tijdens het onderzoektijdvak werd vastgesteld op ongeveer 500 000 ton. De Commissie stelde dit cijfer vast op basis van alle beschikbare informatie over de bedrijfstak van de Unie, zoals de gecontroleerde productievolumes van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, de gecontroleerde productievolumes van de niet in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en de productievolumes van recyclers. Zoals in overweging 18 is vermeld, vertegenwoordigden twee in de steekproef opgenomen producenten in de Unie [38-48] % van de totale productie van het soortgelijke product in de Unie.

(114)

Naast ABS-producenten en -recyclers werd in de klacht ook de rol van ABS-verwerkers geanalyseerd. ABS-verwerkers kochten producten bij producenten in de Unie en de betrokken landen in en ofwel voegden additieven toe om bepaalde ABS-eigenschappen te verbeteren ofwel maakten daar producten van die niet binnen het toepassingsgebied van dit onderzoek vallen.

(115)

Voor de opening benaderde de Commissie alle bekende verwerkers. Geen enkele bekende verwerker reageerde echter op het verzoek om inlichtingen van de Commissie. In een later onderzoeksstadium registreerde één verwerker, Romira GmbH, zich als belanghebbende bij het onderzoek. De onderneming verklaarde een ABS-producent te zijn en verstrekte enkele eerste toelichtingen. De onderneming diende echter verder geen opmerkingen in en verstrekte geen gegevens waaruit de Commissie de aard van de activiteiten van Romira in verband met dit onderzoek kon opmaken.

(116)

De Commissie constateerde dat vanuit chemisch en technisch oogpunt de laatste belangrijke stap bij de productie van ABS bestaat uit de voltooiing van het polymerisatieproces. De toegevoegde waarde van de verwerkingsstap, die 7 %-10 % van de productiekosten uitmaakt, is vrij beperkt. De Commissie oordeelde derhalve in dit stadium dat verwerkers geen deel uitmaken van de bedrijfstak van de Unie.

4.2.   Verbruik in de Unie

(117)

De Commissie heeft het verbruik in de Unie vastgesteld op basis van

de gecontroleerde verkoopvolumes van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie;

de gecontroleerde verkoopvolumes van de niet in de steekproef opgenomen producenten in de Unie;

de invoervolumes uit de betrokken landen en uit alle andere derde landen, zoals geregistreerd in de Comext-databank van Eurostat.

(118)

Het verbruik in de Unie heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 1

Verbruik in de Unie (ton)

 

2020

2021

2022

2023

OT

Totaal verbruik in de Unie

650 396

769 005

685 536

612 054

608 440

Index (2020=100)

100

118

105

94

94

Bron:

in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, niet in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, Eurostat (Comext-databank).

(119)

Het verbruik in de Unie vertoonde in 2021 een tijdelijke stijging, maar bleef de rest van de beoordelingsperiode dalen. Tegen het einde van het onderzoektijdvak was het 16 % lager dan aan het begin van de beoordelingsperiode.

4.3.   Invoer uit de betrokken landen

4.3.1.   Cumulatieve beoordeling van de gevolgen van de invoer uit de betrokken landen

(120)

De Commissie heeft onderzocht of de invoer van [product] uit de betrokken landen cumulatief moest worden beoordeeld overeenkomstig artikel 3, lid 4, van de basisverordening.

(121)

De dumpingmarge die werd vastgesteld ten aanzien van de invoer uit Korea en Taiwan lag boven de de-minimisdrempel die in artikel 9, lid 3, van de basisverordening is vastgelegd. De invoer uit elk van de betrokken landen was niet te verwaarlozen in de zin van artikel 5, lid 7, van de basisverordening. Het marktaandeel in het onderzoektijdvak bedroeg respectievelijk 25,2 % en 5,9 %.

(122)

De voorwaarden voor concurrentie tussen de met dumping ingevoerde producten uit Korea en Taiwan en tussen de met dumping ingevoerde producten uit de betrokken landen en het soortgelijke product waren vergelijkbaar. Meer specifiek concurreerden de ingevoerde producten met elkaar en met het in de Unie geproduceerde ABS, aangezien ze via dezelfde verkoopkanalen worden verkocht aan vergelijkbare categorieën afnemers.

(123)

Aan alle criteria van artikel 3, lid 4, van de basisverordening was dus voldaan en de invoer uit Korea en Taiwan werd voor de schadevaststelling cumulatief beoordeeld.

4.3.2.   Volume en marktaandeel van de invoer uit de betrokken landen

(124)

De Commissie heeft het invoervolume vastgesteld op basis van gegevens in de Comext-databank van Eurostat. Het marktaandeel van de invoer is vastgesteld door vergelijking van de invoervolumes met het verbruik in de Unie als vermeld in punt 4.2.

(125)

De invoer in de Unie uit de betrokken landen heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 2

Invoervolume (ton) en marktaandeel

 

2020

2021

2022

2023

OT

Korea

Invoervolume

96 913

113 173

139 473

139 494

153 608

Index (2020=100)

100

117

144

144

159

Marktaandeel (%)

14,9

14,7

20,3

22,8

25,2

Index (2020=100)

100

99

137

153

169

Taiwan

Invoervolume

27 118

59 010

60 996

42 046

36 071

Index (2020=100)

100

218

225

155

133

Marktaandeel (%)

4,2

7,7

8,9

6,9

5,9

Index (2020=100)

100

184

213

165

142

Betrokken landen

Invoervolume

124 031

172 183

200 469

181 540

189 680

Index (2020=100)

100

139

162

146

153

Marktaandeel (%)

19,1

22,4

29,2

29,7

31,2

Index (2020=100)

100

117

153

156

163

Bron:

Eurostat.

(126)

De cumulatieve invoer uit de landen vertoonde in de beoordelingsperiode een aanhoudend sterke groei van 124 000 ton naar bijna 190 000 ton. Hoewel de invoer in 2022 met 200 000 ton op zijn hoogst was, was deze aan het einde van de beoordelingsperiode nog steeds 53 % hoger dan in het begin.

(127)

Het marktaandeel van de invoer uit de betrokken landen nam in de beoordelingsperiode geleidelijk toe van 19 % naar 31 %. De invoer steeg tussen 2020 en het onderzoektijdvak met 12 procentpunten ofwel 63 % van het marktaandeel.

4.4.   Prijzen van de invoer uit de betrokken landen: prijsonderbieding en verhindering van een prijsverhoging

(128)

De Commissie heeft de prijzen van de invoer vastgesteld aan de hand van gegevens van Eurostat. Op basis van de gecontroleerde informatie die door de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in de betrokken landen en in de steekproef opgenomen producenten in de Unie is verstrekt, is prijsonderbieding vastgesteld.

(129)

De gewogen gemiddelde prijs van de invoer in de Unie uit de betrokken landen heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 3

Invoerprijzen (EUR/ton)

 

2020

2021

2022

2023

OT

Korea

Gemiddelde prijs

1 483

2 195

2 641

1 976

1 946

Index (2020=100)

100

148

178

133

131

Taiwan

Gemiddelde prijs

1 503

2 322

2 463

1 732

1 716

Index (2020=100)

100

155

164

115

114

Betrokken landen

Gemiddelde prijs

1 488

2 239

2 587

1 920

1 903

Index (2020=100)

100

151

174

129

128

Bron:

Eurostat.

(130)

De invoerprijzen van producten uit de betrokken landen zijn in de beoordelingsperiode gemiddeld met 28 % gestegen. Dit kwam vooral door de stijging van de Koreaanse invoerprijzen (+31 %). De invoerprijzen van producten uit Taiwan stegen met slechts 14 %. De uitzonderlijk sterke prijsstijging in 2021 en 2022 was het gevolg van gebeurtenissen in de wereldeconomie. In 2021 leefde de economie na de pandemie weer op: de internationale handelsstromen kwamen weer op gang en er was een alsmaar grotere vraag naar het vervoer van producten, waardoor de kosten voor vervoer over zee stegen. Deze situatie zette begin 2022 nog door (8). Eind 2021 en in heel 2022 kwam boven op de gevolgen van de gestegen vervoerskosten nog eens de mondiale energiecrisis, die deels werd veroorzaakt door de stijgende vraag naar brandstof in de periode van economisch herstel na de pandemie, maar vooral door de gevolgen van de militaire agressie van Rusland tegen Oekraïne die begon met de Russische invasie van Oekraïne in februari 2022 (9).

(131)

De Commissie heeft de prijsonderbieding tijdens het onderzoektijdvak vastgesteld aan de hand van een vergelijking van:

(a)

de gewogen gemiddelde invoerprijzen per productsoort die door de in de steekproef opgenomen meewerkende Koreaanse en Taiwanese producenten-exporteurs aan de eerste onafhankelijke afnemer op de markt van de Unie werden berekend, op cif-basis, met de nodige correcties voor douanerechten en kosten na invoer, en

(b)

de overeenkomstige gewogen gemiddelde verkoopprijs per productsoort die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in rekening brachten aan niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie, gecorrigeerd tot het niveau af fabriek.

(132)

De prijzen werden vergeleken per productsoort voor transacties in hetzelfde handelsstadium, zo nodig na correctie, en met aftrek van kortingen en rabatten. Het resultaat van de vergelijking werd uitgedrukt als een percentage van de theoretische omzet in het onderzoektijdvak van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(133)

De voorgaande vergelijking resulteerde in een gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarge op de markt van de Unie van 30,4 %- 30,9 % voor Korea en 20,9 %- 29,9 % voor Taiwan.

(134)

Daarnaast en ongeacht de bevindingen inzake aanzienlijke prijsonderbieding heeft de Commissie vastgesteld dat de bedrijfstak van de Unie vanwege de prijsdruk als gevolg van de volumes en de prijzen van de invoer uit Korea en Taiwan niet in staat was zijn prijzen te verhogen tot een niveau dat een redelijke winst zou opleveren. Vanaf 2022 en gedurende de rest van de beoordelingsperiode lag de gemiddelde prijs van de ingevoerde producten uit de betrokken landen onder de productiekosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie (zie tabel 7).

(135)

De op macroniveau vastgestelde verhindering van een prijsverhoging werd op ondernemingsniveau verder bevestigd. De schademarges werden per productsoort vastgesteld, zodat rekening werd gehouden met eventuele verschillen tussen de productmix van de invoer en de binnenlandse verkoop van de bedrijfstak van de Unie. In het onderzoektijdvak onderbood de invoer van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs de binnenlandse verkoopprijzen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie met 62,9 % tot 66,6 % voor Korea en 51,7 % tot 67,8 % voor Taiwan (voor nadere details zie punt 6.1).

4.5.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

4.5.1.   Algemene opmerkingen

(136)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de bedrijfstak van de Unie een beoordeling van alle economische indicatoren die tijdens de beoordelingsperiode van invloed waren op de situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(137)

Zoals vermeld in overweging 18, werd voor de vaststelling van de mogelijke door de bedrijfstak van de Unie geleden schade gebruikgemaakt van een steekproef.

(138)

Voor de schadevaststelling heeft de Commissie onderscheid gemaakt tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren. De Commissie evalueerde de macro-economische indicatoren op basis van de gegevens in de antwoorden op de macro-economische vragenlijsten die enerzijds door de vier ABS-producenten in de Unie en anderzijds namens de producenten van gerecycled ABS in de Unie door Plastics Recyclers Europe waren verstrekt. De gegevens hadden betrekking op alle producenten in de Unie. De Commissie heeft de micro-economische indicatoren beoordeeld op basis van de gegevens die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in de gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst hadden verstrekt. De gegevens hadden betrekking op de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Beide gegevensreeksen bleken representatief te zijn voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(139)

De macro-economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping.

(140)

De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde prijzen per eenheid, kosten per eenheid, loonkosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken.

4.5.2.   Macro-economische indicatoren

4.5.2.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(141)

De totale productie in de Unie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 4

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

2020

2021

2022

2023

OT

Productie (ton)

612 662

699 863

559 573

484 265

516 576

Index (2020=100)

100

114

91

79

84

Productiecapaciteit (ton)

938 836

988 768

1 018 768

1 018 768

1 018 768

Index (2020=100)

100

105

109

109

109

Bezettingsgraad (%)

65

71

54

47

50

Index (2020=100)

100

108

83

72

76

Bron:

Producenten in de Unie, Plastics Recyclers Europe.

(142)

Het productievolume van de bedrijfstak van de Unie is in 2021 met 14 % gestegen. Daarna daalde het tussen 2021 en 2023, terwijl in het onderzoektijdvak sprake was van een licht herstel. Aan het einde van de beoordelingsperiode waren de productievolumes gezakt tot 16 % onder het niveau van 2020.

(143)

De productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie steeg in 2021 en 2022 licht dankzij de voltooiing van investeringsprojecten die ruim voor de beoordelingsperiode waren ingezet. In de beoordelingsperiode is de productiecapaciteit in totaal met 9 % gestegen.

(144)

Gezien de extra capaciteit en de afnemende productie nam de bezettingsgraad ook af: van 65 % in 2020 naar 50 % in het onderzoektijdvak, met een tijdelijke toename naar 71 % in 2021.

4.5.2.2.   Verkoopvolume en marktaandeel

(145)

De verkoop en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 5

Verkoopvolume en marktaandeel

 

2020

2021

2022

2023

OT

Totaal verkoopvolume op de markt van de Unie (ton)

470 601

543 562

444 662

389 192

381 884

Index (2020=100)

100

116

94

83

81

Marktaandeel (%)

72,4

70,7

64,9

63,6

62,8

Index (2020=100)

100

98

90

88

87

Bron:

Producenten in de Unie.

(146)

Het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie is in 2021 met 16 % gestegen. Daarna zette echter een aanhoudende daling in en aan het eind van de beoordelingsperiode had de bedrijfstak van de Unie 19 % van het verkoopvolume in 2020 verloren.

(147)

Het verkoopvolume daalde sterker dan het verbruik (19 % versus 6 %). Bijgevolg zakte het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie van 72 % in 2020 tot onder de 63 % in het onderzoektijdvak.

4.5.2.3.   Groei

(148)

2021 was wereldwijd het jaar van economisch herstel na de pandemie. Dit was ook zo op de markt van de Unie, waar het verbruik van ABS tijdelijk steeg en de bedrijfstak van de Unie qua productie en verkoop groeide. Daarna deed zich echter het omgekeerde voor.

(149)

In de beoordelingsperiode nam het verbruik sterk af. Het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie daalde echter meer dan tweemaal zo sterk als het verbruik. Het marktaandeel daalde dan ook met bijna 10 procentpunten.

4.5.2.4.   Werkgelegenheid en productiviteit

(150)

De werkgelegenheid en de productiviteit hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 6

Werkgelegenheid en productiviteit

 

2020

2021

2022

2023

OT

Aantal werknemers

908

927

942

930

920

Index (2020=100)

100

102

104

102

101

Productiviteit (ton/werknemer)

675

755

586

513

553

Index (2020=100)

100

112

87

76

82

Bron:

Producenten in de Unie.

(151)

De werkgelegenheid in de ABS-bedrijfstak in de Unie bleef in de beoordelingsperiode vrij stabiel, met slechts een lichte stijging van 2 % in 2021 en van 4 % in 2022. Deze groei van de werkgelegenheid kan worden toegeschreven aan de extra productiecapaciteit die in 2021 en 2022 werd ingezet.

(152)

De tijdelijke toename van de productievolumes in 2021 vertaalde zich in een toename van de productiviteit: met 12 % in dezelfde periode. De productievolumes begonnen na 2021 echter terug te lopen, wat zich vertaalde in een dalende productiviteit vanaf 2022 tot het einde van de beoordelingsperiode, toen die daalde tot 18 % onder het niveau van 2020.

(153)

Vanwege de teruglopende markt begon de bedrijfstak van de Unie de werkgelegenheid vanaf 2023 terug te schroeven. In het onderzoektijdvak was de werkgelegenheid iets hoger (+1 %) dan in 2020.

4.5.2.5.   Hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping

(154)

Alle dumpingmarges lagen boven de de-minimisdrempel. De gevolgen van de hoogte van de werkelijke dumpingmarges voor de bedrijfstak van de Unie waren niet verwaarloosbaar, gezien het volume en de prijzen van de invoer uit de betrokken landen.

(155)

Dit is het eerste antidumpingonderzoek ten aanzien van het betrokken product. Daarom waren er geen gegevens beschikbaar om de gevolgen van mogelijke dumping in het verleden vast te stellen.

4.5.3.   Micro-economische indicatoren

4.5.3.1.   Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden

(156)

De gewogen gemiddelde verkoopprijs per eenheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie voor verkoop aan niet-verbonden afnemers in de Unie heeft zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 7

Verkoopprijzen in de Unie

 

2020

2021

2022

2023

OT

Gemiddelde verkoopprijs per eenheid in de Unie op de totale markt (EUR/ton)

[1 433 -1 587 ]

[2 230 -2 470 ]

[2 754 -3 050 ]

[2 167 -2 400 ]

[2 132 -2 361 ]

Index (2020=100)

100

156

192

151

149

Productiekosten per eenheid (EUR/ton)

[1 307 -1 447 ]

[1 725 -1 911 ]

[2 485 -2 753 ]

[2 102 -2 328 ]

[2 089 -2 314 ]

Index (2020=100)

100

132

190

161

160

Bron:

in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(157)

Van 2020 tot 2022 stegen de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie met 92 %. Daarna daalden de verkoopprijzen. In het onderzoektijdvak was de gemiddelde verkoopprijs per eenheid echter nog steeds bijna 50 % hoger dan bij aanvang van de beoordelingsperiode.

(158)

De productiekosten lieten een soortgelijke trend zien. Ze stegen met 90 % tussen 2020 en 2022 en daarna daalden ze weer, maar minder sterk dan de gemiddelde verkoopprijs per eenheid. In het onderzoektijdvak waren de productiekosten 60 % hoger dan in 2020.

(159)

In 2021 steeg de verkoopprijs van ABS in de bedrijfstak van de Unie veel sterker dan de kosten. Het verschil tussen de verkoopprijs en de productiekosten liep in die periode op tot bijna 550 EUR/ton. Daarna stegen de productiekosten exponentieel en in het onderzoektijdvak was de gemiddelde verkoopprijs slechts ongeveer 50 EUR/ton hoger dan de gemiddelde kosten.

4.5.3.2.   Loonkosten

(160)

De gemiddelde loonkosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 8

Gemiddelde loonkosten per werknemer

 

2020

2021

2022

2023

OT

Gemiddelde loonkosten per werknemer (EUR)

[120 424 - 133 373 ]

[133 411 - 147 756 ]

[132 245 - 146 465 ]

[120 676 - 133 652 ]

[117 673 -130 326 ]

Index

100

111

110

100

98

Bron:

in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(161)

De gemiddelde loonkosten per werknemer stegen tijdelijk in 2021 en 2022 met respectievelijk 11 % en 10 %. Deze bleven echter de rest of de beoordelingsperiode stabiel, met een kleine daling in het onderzoektijdvak.

4.5.3.3.   Voorraden

(162)

De voorraden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 9

Voorraden

 

2020

2021

2022

2023

OT

Eindvoorraad (ton)

[21 435 - 23 740 ]

[22 626 - 25 059 ]

[17 778 - 19 690 ]

[14 771 - 16 359 ]

[17 696 -19 598 ]

Index (2020=100)

100

106

83

69

83

Eindvoorraad als percentage van de productie

9,1

8,2

8,6

7,5

8,7

Index (2020=100)

100

90

94

82

96

Bron:

in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(163)

De omvang van de eindvoorraad volgde dezelfde trend als de productie. Deze steeg in 2021, maar daalde de rest van de beoordelingsperiode.

(164)

De bedrijfstak van de Unie reageerde op het gedaalde verkoopvolume door het productievolume te verlagen. Het aandeel van de eindvoorraad in het productievolume bleef op die manier in de hele beoordelingsperiode vrij stabiel (7,5 %-9 %).

4.5.3.4.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(165)

De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van de investeringen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 10

Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen

 

2020

2021

2022

2023

OT

Winstgevendheid van de verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers (% van omzet)

[8,8 -9,8 ]

[21,4 -23,7 ]

[9,5 -10,5 ]

[3,2 -3,5 ]

[2,0 -2,2 ]

Index (2020=100)

100

242

107

36

22

Kasstroom (EUR)

[57 906 617 - 64 133 135 ]

[116 728 213 - 129 279 633 ]

[56 910 215 - 63 029 593 ]

[28 405 472 - 31 459 823 ]

[8 229 799 - 9 114 724 ]

Index (2020=100)

100

202

98

49

14

Investeringen (EUR)

[4 441 317 - 4 918 878 ]

[6 604 016 - 7 314 125 ]

[11 057 695 - 12 246 694 ]

[5 366 849 - 5 943 929 ]

[4 855 409 - 5 377 496 ]

Index (2020=100)

100

149

249

121

109

Rendement van investeringen (%)

29

92

40

13

4,0

Index (2020=100)

100

311

136

45

13

Bron:

in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(166)

De Commissie heeft de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen op de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als een percentage van de aldus gerealiseerde omzet. De winstgevendheid steeg in 2021, toen de economische omstandigheden voor de sector in de Unie uitzonderlijk gunstig waren. Door de grote vraag en de invloed die de hoge prijzen voor vervoer over zee in 2021 op de invoerprijzen hadden (zie overweging 131), kon de bedrijfstak van de Unie zijn eigen verkoopprijzen op de markt van de Unie verhogen en een winst van [21,4-23,7] % genereren. Hoewel de kosten voor vervoer over zee in de eerste helft van 2022 bleven stijgen, ging dat gepaard met stijgende energiekosten, met inbegrip van de kosten voor olie en gas (zie overweging 131), essentiële grondstoffen voor de productie van de monomeren waaruit ABS is opgebouwd. In 2022 viel de winstgevendheid dan ook meer dan de helft lager uit dan in 2021, hoewel de verkoopprijs nog steeds vrij hoog was. De winstgevendheid bleef daarna steeds verder dalen en kwam in 2023 uit op [3,2-3,5] % en op [2,0-2,2] % in het onderzoektijdvak.

(167)

De nettokasstroom is het vermogen van de producenten in de Unie om hun activiteiten zelf te financieren. De nettokasstroom volgde dezelfde trend als de winstgevendheid. De nettokasstroom steeg tijdelijk in 2021. In de rest van de beoordelingsperiode nam de nettokasstroom af en in het onderzoektijdvak kwam de nettokasstroom uit op slechts 14 % van het niveau in 2020.

(168)

De investeringen van de bedrijfstak van de Unie schommelden tussen de 4,4 miljoen EUR en 5,9 miljoen EUR in 2020, 2023 en het onderzoektijdvak. Deze namen in 2022 significant toe (meer dan [6,6-7,3] miljoen EUR) en met name in 2022 ([11-12,2] miljoen EUR).

(169)

Het rendement van investeringen is de winst uitgedrukt als percentage van de nettoboekwaarde van de investeringen. De significante afname van de winstgevendheid vertaalde zich ook in een afname van het rendement van investeringen. Dat steeg in 2021 tijdelijk naar 92 %. In het onderzoektijdvak echter kwam het niet hoger uit dan 4 %.

(170)

Uit het bovenstaande volgt dat het vermogen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie om kapitaal aan te trekken negatief werd beïnvloed door de dalende winstgevendheid en nettokasstroom.

4.6.   Conclusie over schade

(171)

De markt van de Unie maakte in 2021 een sterk herstel van de COVID-19-pandemie door, maar krimpt sinds 2022 sterk. In de beoordelingsperiode zag de bedrijfstak van de Unie echter de verkoop dalen in een tempo dat aanzienlijk hoger lag dan de afname van het verbruik in de Unie. Hierdoor werd het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk kleiner: van 72,4 % naar 62,8 %. De productievolumes van de bedrijfstak van de Unie (-16 %) daalden mee met de verkoopvolumes (-19 %).

(172)

Afgezien van de schade qua volume, stelde de Commissie ook vast dat er sprake was van schade qua prijs. De bedrijfstak van de Unie kon in de eerste drie jaar van de beoordelingsperiode weliswaar nog een gezonde winst behalen, maar dit was in 2023 en in het onderzoektijdvak niet meer het geval, toen de winstgevendheid tot een zeer laag niveau was gezakt. Andere financiële indicatoren (kasstroom, investeringen, rendement van investeringen) vertoonden vanaf 2022 of 2023 een soortgelijke negatieve trend.

(173)

Op basis van het bovenstaande is de Commissie in dit stadium tot de conclusie gekomen dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening.

5.   OORZAKELIJK VERBAND

(174)

Overeenkomstig artikel 3, lid 6, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of de bedrijfstak van de Unie door de invoer met dumping uit de betrokken landen aanmerkelijke schade heeft geleden. Overeenkomstig artikel 3, lid 7, van de basisverordening heeft de Commissie ook onderzocht of de bedrijfstak van de Unie in dezelfde periode door andere bekende factoren schade kon hebben geleden. De Commissie heeft zich ervan verzekerd dat eventuele schade die werd veroorzaakt door andere factoren dan de invoer met dumping uit de betrokken landen, niet aan de invoer met dumping werd toegeschreven. Die factoren zijn: invoer uit derde landen, uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie, het verbruik, de productiekosten, de productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie, te weinig aanbod op de markt van de Unie en de voorkeuren van gebruikers, de productkwaliteit en aftersales.

5.1.   Gevolgen van de invoer met dumping

(175)

De cumulatieve invoervolumes uit de betrokken landen stegen met 53 % (zie tabel 2), terwijl het verbruik in de Unie met 6 % daalde (zie tabel 1). Dit resulteerde in een stijging van het marktaandeel van de betrokken landen met 12 procentpunten, van 19 % tot 31 %. Tegelijkertijd daalde het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie met bijna 10 procentpunten, van 72 % tot 63 %.

(176)

De gemiddelde prijzen van de invoer uit Taiwan lagen gedurende de hele beoordelingsperiode onder de gemiddelde prijzen van de bedrijfstak van de Unie. In het onderzoektijdvak onderboden zij de prijzen van de bedrijfstak van de Unie met 20,9 % tot 30,9 %. Die lage prijzen stonden prijsverhogingen op de markt van de Unie in de weg, waardoor de bedrijfstak van de Unie niet in staat was gezonde winsten te maken. In het onderzoektijdvak lagen de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie slechts marginaal boven de productiekosten.

(177)

Lotte voerde aan dat de ABS-invoer uit Korea alleen was gestegen omdat 2020 (een jaar waarin de COVID-19-pandemie heerste) als basisjaar voor de evaluatie van de trends was gebruikt. De onderneming betoogde dat de invoer uit Korea zich in de beoordelingsperiode slechts herstelde naar het niveau van voor de pandemie.

(178)

LEGO voerde evenzo aan dat de toename van de invoer uit Taiwan alleen waarneembaar is omdat de beoordelingsperiode in 2020 begint, een jaar waarin de economie door de pandemie op een lager pitje stond. De partij stond erop dat 2021 het begin van de beoordelingsperiode had moeten zijn.

(179)

2020 was inderdaad een jaar waarin de economische activiteit vanwege de COVID-19-pandemie over de hele linie minder was. Dit gold niet alleen voor de bedrijfstak van de Unie, maar ook voor de invoer. Aan de andere kant kan 2021 qua economische activiteit voor ABS op de markt van de Unie ook niet als een representatief jaar worden beschouwd, aangezien dit jaar in het teken stond van het economisch herstel na de pandemie. Zelfs al zou in dit verband de absolute stijging van de invoer buiten beschouwing blijven, dan nog laat de ontwikkeling van het marktaandeel van de invoer uit de betrokken landen duidelijk zien dat de invoer onevenredig snel groeide in verhouding tot de omvang van de markt van de Unie. Daarnaast blijkt uit diverse schade-indicatoren (productie- en verkoopvolumes, marktaandeel, winstgevendheid, kasstroom, rendement van investeringen) een negatieve trend in het onderzoektijdvak, zelfs in vergelijking met het pandemiejaar 2020. Dit bevestigt alleen maar de schadelijke gevolgen van invoer met dumping uit Korea en Taiwan. Het argument dat 2020 niet geschikt is als basisjaar voor de analyseperiode is derhalve afgewezen.

(180)

LG Chem voerde aan dat de schade voor de bedrijfstak van de Unie niet door de invoer uit Korea werd veroorzaakt, en wel om de volgende redenen:

(a)

het productievolume van de bedrijfstak van de Unie vertoonde de grootste daling van 2021 op 2022, toen de invoerprijzen van ABS uit Korea stegen;

(b)

ondanks een lichte daling van de Koreaanse invoerprijzen tussen 2023 en het onderzoektijdvak (van de klacht) nam het productievolume van de bedrijfstak van de Unie daarentegen toe;

(c)

de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie bleef dalen van 2022 op 2023, toen de invoer van ABS uit Korea stabiel was.

(181)

De bevindingen van de Commissie over de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade zijn gebaseerd op de analyse van trends die in de hele beoordelingsperiode zijn waargenomen. Incidentele veranderingen van economische indicatoren in een specifiek jaar geven een onvolledig beeld van de gevolgen van de invoer uit de betrokken landen voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie. De Commissie betwist niet dat de invoerprijzen uit de betrokken landen in de beoordelingsperiode stegen. Het is echter wel zo dat die altijd en steeds verder onder het prijsniveau lagen dat de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie kon realiseren. In combinatie met de hoge invoervolumes uit Korea en Taiwan verhinderden deze lage prijzen een prijsverhoging op de markt van de Unie en was het voor de bedrijfstak van de Unie niet meer mogelijk om in 2023 en het onderzoektijdvak een gezonde winst te behalen. Wat de productievolumes in het onderzoektijdvak betreft constateerde de Commissie dat de productievolumes in tegenstelling tot de gegevens voor het onderzoektijdvak in de klacht licht daalden. Het argument van LG Chem werd daarom afgewezen.

(182)

Op basis van het bovenstaande is de Commissie tot de voorlopige conclusie gekomen dat de bedrijfstak van de Unie door de invoer uit de VRC aanmerkelijke schade heeft geleden. Deze schade had gevolgen voor zowel volume als prijs.

5.2.   Gevolgen van andere factoren

5.2.1.   Invoer uit derde landen

(183)

De invoer uit andere derde landen heeft zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 11

Invoer uit derde landen

Land

Indicator

2020

2021

2022

2023

OT

Verenigde Staten

Volume (ton)

11 180

14 715

6 952

11 191

11 758

Index (2020=100)

100

132

62

100

105

Marktaandeel (%)

1,7

1,9

1,0

1,8

1,9

Gemiddelde prijs

2 006

2 103

3 492

2 862

2 434

Index (2020=100)

100

105

174

143

121

China

Volume (ton)

862

2 156

1 967

4 565

7 109

Index (2020=100)

100

250

228

529

824

Marktaandeel (%)

0,1

0,3

0,3

0,7

1,2

Gemiddelde prijs

2 224

3 366

3 226

1 965

1 893

Index (2020=100)

100

151

145

88

85

Saudi-Arabië

Volume (ton)

4 481

4 950

4 965

6 341

5 704

Index (2020=100)

100

110

111

141

127

Marktaandeel (%)

0,7

0,6

0,7

1,0

0,9

Gemiddelde prijs

1 024

1 966

1 996

1 342

1 421

Index (2020=100)

100

192

195

131

139

Andere derde landen

Volume (ton)

39 240

31 439

26 521

19 225

12 305

Index (2020=100)

100

80

68

49

31

Marktaandeel (%)

6,0

4,1

3,9

3,1

2,0

Gemiddelde prijs

1 424

2 269

2 512

2 084

2 258

Index (2020=100)

100

159

176

146

159

Totaal van alle derde landen behalve de betrokken landen

Volume (ton)

55 764

53 260

40 405

41 322

36 876

Index (2020=100)

100

96

72

74

66

Marktaandeel (%)

8,6

6,9

5,9

6,8

6,1

Gemiddelde prijs

1 498

2 239

2 598

1 965

1 937

Index (2020=100)

100

149

173

131

129

Bron:

Eurostat (Comext-databank).

(184)

De invoer uit de VS en Saudi-Arabië bleef het grootste deel van de beoordelingsperiode stabiel met een marktaandeel dat varieerde van 1,0 % tot 1,9 % voor de VS en van 0,6 % tot 1,0 % voor Saudi-Arabië, maar zonder significante schommelingen tussen het begin en einde van de beoordelingsperiode. De invoer uit de VRC steeg significant in de beoordelingsperiode: het marktaandeel ging van 0,1 % naar 1,2 %. De invoerprijzen uit de VRC daalden met 15 % in de beoordelingsperiode en bedroegen 1 893 EUR/ton in het onderzoektijdvak.

(185)

De totale invoer uit derde landen (inclusief de hiervoor apart genoemde landen) nam echter met bijna 20 000 ton af, waardoor hun marktaandeel met 2,5 procentpunten daalde van 8,6 % in 2020 naar 6,1 % in het onderzoektijdvak.

(186)

Daaruit concludeerde de Commissie dat de bedrijfstak van de Unie weliswaar geen schade heeft geleden door de invoer uit andere derde landen (gezien de volumes en prijzen daarvan), maar dat de invoer uit de VRC wellicht wel in kleine mate aan de schade heeft bijgedragen. Deze invoer deed evenwel geen afbreuk aan het oorzakelijk verband tussen de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade en de invoer met dumping uit de betrokken landen.

5.2.2.   Uitvoerprestatie van de bedrijfstak van de Unie

(187)

De uitvoer van de producenten in de Unie heeft zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 12

Uitvoerprestaties van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie

 

2020

2021

2022

2023

OT

Uitvoervolume van producenten in de Unie (ton)

123 832

147 064

116 518

93 235

123 558

Index (2020=100)

100

119

94

75

100

Gemiddelde prijs van producenten in de Unie (EUR/ton)

1 666

2 276

2 922

2 357

2 325

Index (2020=100)

100

137

175

142

140

Bron:

in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(188)

De exportvolumes van de bedrijfstak van de Unie schommelden in de beoordelingsperiode, maar in het onderzoektijdvak lagen ze op een soortgelijk niveau als in het eerste jaar van de beoordelingsperiode. De exportvolumes waren in 2023 het laagst, toen ze 25 % onder de exportvolumes van 2020 en het onderzoektijdvak lagen.

(189)

Relatief gezien namen de exportvolumes van de bedrijfstak van de Unie echter toe. De exportvolumes maakten in 2020 weliswaar slechts een kwart van de verkoopvolumes van de Unie uit, maar in het onderzoektijdvak zaten ze tegen een derde van het verkoopvolume van de Unie aan.

(190)

Bovendien lagen de gemiddelde uitvoerprijzen in de beoordelingsperiode zeer dicht bij de verkoopprijzen van de Unie en in de meeste jaren zelfs iets hoger.

(191)

Op grond daarvan concludeerde de Commissie dat de uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie geen afbreuk deden aan het oorzakelijke verband tussen de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade en de invoer met dumping uit de betrokken landen.

5.2.3.   Verbruik

(192)

Het verbruik in de Unie liep in de beoordelingsperiode terug, behalve in 2021, het jaar van economisch herstel na COVID-19. Het verbruik zakte in de beoordelingsperiode weliswaar met 40 000 ton, maar de verkoop door de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie daalde twee keer zoveel. Tegelijkertijd nam de invoer uit de betrokken landen met 65 000 ton toe, zelfs op een krimpende markt.

(193)

Het teruggelopen verbruik kan dan ook aan de schade hebben bijgedragen, maar slechts in beperkte mate aangezien de aan de betrokken landen kwijtgeraakte verkoopvolumes hoger zijn dan de afname van het verbruik. Ook verhinderden de prijzen van die extra ingevoerde producten een verhoging van de prijzen die de bedrijfstak van de Unie kon realiseren.

5.2.4.   Productiekosten

(194)

De Koreaanse overheid, LG Chem en Lotte voerden aan dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade moest worden toegeschreven aan de gestegen productiekosten en in het bijzonder aan de hoge energiekosten op de markt van de Unie. Daarnaast voerde Lotte aan dat de stijging van de productiekosten ook werd veroorzaakt door de ongebruikelijk hoge kosten voor vervoer over zee die de bedrijfstak van de Unie bij de invoer van grondstoffen moest dragen.

(195)

De productiekosten van de bedrijfstak van de Unie namen in de beoordelingsperiode inderdaad toe, met het hoogste peil in 2022. Dat ligt in het verlengde van de internationale energiecrisis die ontstond door het economisch herstel na de pandemie en de gevolgen van de militaire agressie van Rusland tegen Oekraïne (10). De internationale stijging van de energiekosten en de kosten voor olie en aardgas (essentiële grondstoffen voor de productie van acrylonitril-, butadieen- en styreenmonomeren) trof echter niet alleen de producenten in de Unie maar ook de producenten in de betrokken landen.

(196)

De veranderingen in de energievoorzieningsmix na de economische sancties tegen Rusland kunnen de stijging van de energiekosten voor producenten in de Unie inderdaad hebben versneld en daarmee hebben bijgedragen aan de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade. Bij eerlijke mededingingsvoorwaarden hadden de producenten in de Unie de hogere kosten echter in hun verkoopprijzen kunnen doorberekenen. Dit was niet mogelijk door de prijsdruk van de invoer met dumping uit de betrokken landen.

(197)

De kosten voor vervoer over zee vanuit Azië waren alleen in 2021 en 2022 ongebruikelijk hoog (11). Dit had echter niet alleen gevolgen voor de prijzen van de geïmporteerde grondstoffen maar ook voor de prijzen van de ABS-invoer uit de betrokken landen. Daar komt nog bij dat de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, in tegenstelling tot wat de partij (Lotte) aanvoert, de belangrijkste grondstoffen grotendeels in Europa inkochten.

(198)

Overwegende dat a) de energiecrisis van 2022 over de hele wereld gevolgen had voor de energiekosten; b) de gestegen kosten voor vervoer over zee in 2021 en 2022 de kosten van de door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie gebruikte grondstoffen waarschijnlijk slechts marginaal beïnvloedden, en c) de bedrijfstak van de Unie de productiekosten had kunnen terugverdienen en een redelijke winst had kunnen behalen als er geen sprake van oneerlijke concurrentie was geweest, concludeerde de Commissie dat de gevolgen van de gestegen productiekosten niet zodanig groot waren dat ze afbreuk deden aan het oorzakelijk verband tussen de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade en de invoer met dumping uit de betrokken landen.

5.2.5.   Gestegen productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie

(199)

LG Chem voerde aan dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade door diens inefficiëntie is veroorzaakt. De partij wees met name op het feit dat de producenten in de Unie hun productiecapaciteit in weerwil van het dalende verbruik in de Unie verhoogden.

(200)

Dat de capaciteit in 2021 en 2022 met 9 % steeg, had te maken met projecten die allang waren ingezet voordat het verbruik in de Unie ging dalen. Deze projecten werden niet door in de steekproef opgenomen ondernemingen uitgevoerd, dat wil zeggen dat de relevante micro-indicatoren (productiekosten, winstgevendheid, rendement van investeringen) niet door de gestegen productiecapaciteit werden beïnvloed. De enige schade-indicator die wel werd beïnvloed, was de bezettingsgraad, die van 65 % in 2020 naar 50 % in het onderzoektijdvak daalde (met een tijdelijke stijging naar 71 % in 2021). De bezettingsgraad was zelfs met dezelfde productiecapaciteit (op het niveau van 2020) wel gedaald. In plaats van de 50 % in het onderzoektijdvak zou deze tot 54 % zijn afgenomen (met een tijdelijke stijging naar 75 % in 2021).

(201)

De gestegen productiecapaciteit had derhalve geen invloed op de bevindingen van schade zoals vermeld in punt 4. Op grond hiervan concludeerde de Commissie dat de toename van de productiecapaciteit geen afbreuk deed aan het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping uit de betrokken landen en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade.

5.2.6.   Te weinig aanbod op de markt van de Unie

(202)

De Koreaanse overheid, LG Chem en Lotte voerden aan dat de bedrijfstak van de Unie geen schade heeft geleden door de toename van de invoer uit Korea. Die was eerder een reactie op het te kleine aanbod op de markt van de Unie. De partijen gaven in dit verband aan dat twee producenten in de Unie in 2021 meldden dat zij te maken hadden met overmacht.

(203)

De Commissie bevestigde dat twee producenten in de Unie inderdaad in 2021 hadden gemeld dat zij te maken hadden met overmacht. In februari 2021 had Ineos (de in de steekproef opgenomen entiteit in Duitsland) te kampen met een acrylonitriltekort (12). In september 2021 ging bij Versalis een oven kapot (13). Dientengevolge verlaagden deze ondernemingen hun output zolang deze situatie van overmacht duurde, die in beide gevallen na 2-5 maanden voorbij was.

(204)

Deze situaties hadden een negatief effect op de productie- en verkoopvolumes kunnen hebben (en mogelijk ook op de winstgevendheid) van de getroffen producenten in de Unie. Ze deden zich echter alleen voor bij twee ondernemingen en ook niet tegelijkertijd. Voor producenten in de Unie die geen last hadden van deze situaties, was dit dan ook een kans om hun productie en verkoop op te schroeven. Aangezien de betrokken perioden (2021, mogelijk ook begin 2022) in economische zin uitzonderlijk positief waren voor de bedrijfstak van de Unie, is het hoogst onwaarschijnlijk dat de situaties van overmacht een negatief effect hadden op de prestaties van de bedrijfstak van de Unie in zijn geheel. Tot slot duurde de overmacht te kort om de langetermijntrend van een stijgende invoer uit de betrokken landen te kunnen verklaren.

(205)

De Commissie concludeerde derhalve dat de situaties van overmacht geen afbreuk deden aan het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping uit de betrokken landen en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade. de betrokken landen en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade.

5.2.7.   Voorkeuren van gebruikers, productkwaliteit en aftersales

(206)

De Koreaanse overheid, LG Chem en Lotte voerden aan dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade te wijten was aan het feit dat deze niet aan de voorkeuren van gebruikers en hun behoefte aan specifieke soorten ABS (zoals emulsie-ABS en brandwerend ABS) kon voldoen en dat de productkwaliteit en aftersales ondermaats waren, zeker in het geval van emulsie-ABS waarbij de productkwaliteit en aftersales de doorslag geven in plaats van de prijs.

(207)

De Commissie constateerde dat zowel emulsie-ABS als brandwerend ABS door de bedrijfstak van de Unie wordt geproduceerd, zij het brandwerend ABS in kleinere hoeveelheden.

(208)

De partijen die aanvoerden dat de productkwaliteit en aftersales van de bedrijfstak van de Unie ondermaats waren, leverden hier geen bewijs van. De Commissie constateerde juist dat de bedrijfstak van de Unie de hoofdleverancier van ABS bleef voor gebruikers van emulsie-ABS met hoge kwaliteitseisen. De productkwaliteit en aftersales van de bedrijfstak van de Unie konden derhalve niet de reden voor het verlies aan marktaandeel zijn.

(209)

Op grond hiervan concludeerde de Commissie dat de in overweging 206 genoemde factoren op geen enkele manier hebben bijgedragen aan de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade.

5.3.   Conclusie inzake het oorzakelijk verband

(210)

De Commissie heeft onderscheid gemaakt tussen en afzonderlijk gekeken naar de gevolgen van alle bekende factoren voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie en de schadelijke effecten van de invoer met dumping. De Commissie constateerde dat de invoer uit derde landen (anders dan uit de VRC), de uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie, het verbruik, de productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie, het te kleine aanbod op de markt van de Unie en de voorkeuren van gebruikers, productkwaliteit en aftersales niet bijdroegen aan de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade. Aan de andere kant constateerde zij dat de gevolgen van de invoer uit de VRC en de gestegen productiekosten van de bedrijfstak van de Unie (elk voor zich of samen) niet meer dan beperkt waren voor de negatieve ontwikkelingen van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(211)

Op basis van het voorgaande heeft de Commissie in dit stadium geconcludeerd dat de invoer met dumping uit de betrokken landen de bedrijfstak van de Unie materiële schade heeft berokkend en dat de andere factoren, ongeacht of ze individueel dan wel collectief werden beschouwd, geen afbreuk deden aan het causale verband tussen de invoer met dumping en de materiële schade. De schade is duidelijk, met name wat betreft de productie- en verkoopvolumes, het marktaandeel, de winstgevendheid, de kasstroom en het rendement van investeringen.

6.   NIVEAU VAN DE MAATREGELEN

(212)

Om het niveau van de maatregelen te bepalen, heeft de Commissie beoordeeld of een recht lager dan de dumpingmarge toereikend zou zijn om de door de invoer met dumping aan de bedrijfstak van de Unie berokkende schade op te heffen.

6.1.   Schademarge

(213)

De schade zou worden opgeheven indien de bedrijfstak van de Unie een nagestreefde winst zou kunnen behalen door te verkopen tegen een richtprijs in de zin van artikel 7, lid 2 quater en lid 2 quinquies, van de basisverordening.

(214)

Overeenkomstig artikel 7, lid 2 quater, van de basisverordening hield de Commissie bij de bepaling van de nagestreefde winst rekening met de volgende factoren: de mate van winstgevendheid vóór de toename van de invoer uit de betrokken landen, de mate van winstgevendheid die vereist was ter dekking van alle kosten en investeringen, onderzoek en ontwikkeling (O&O) en innovatie, alsmede de onder normale mededingingsomstandigheden te verwachten mate van winstgevendheid. Die winstmarge mag niet lager zijn dan 6 %.

(215)

In eerste instantie heeft de Commissie een basiswinst vastgesteld die alle kosten onder normale mededingingsvoorwaarden dekt. De twee in de steekproef opgenomen producenten in de Unie verstrekten een berekening van de winstgevendheid van het onderzochte product voor de tien jaar voorafgaande aan de opening van dit onderzoek. De Commissie controleerde die gegevens en stelde de basiswinst vast als een gewogen gemiddelde winst die door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie werd behaald vóór de toegenomen invoer uit de onderzochte landen, te weten de periode 2017-2019. Deze winstmarge werd vastgesteld op [12,0-12,8] %.

(216)

Eén in de steekproef opgenomen producent in de Unie verstrekte bewijsmateriaal waaruit bleek dat zijn niveau van investeringen, onderzoek en ontwikkeling (O&O) en innovatie in de beoordelingsperiode onder normale mededingingsomstandigheden hoger zou zijn geweest. De Commissie controleerde deze informatie en concludeerde dat de verstrekte interne documentatie en berichten aantoonden dat de onderneming bepaalde investeringen niet had uitgevoerd vanwege de situatie op de markt van de Unie. Om hier rekening mee te houden in de nagestreefde winst, heeft de Commissie het verschil berekend tussen de uitgaven voor investeringen, O&O en innovatie onder normale mededingingsvoorwaarden zoals verstrekt door de in de steekproef opgenomen producent in de Unie en gecontroleerd door de Commissie, enerzijds, en de daadwerkelijke desbetreffende uitgaven tijdens de beoordelingsperiode, anderzijds. Dat verschil, uitgedrukt als percentage van de omzet, bedroeg [0,1-0,5] %.

(217)

Dit percentage werd opgeteld bij de in overweging 216 vermelde basiswinst, wat resulteerde in een nagestreefde winst van [12,1-13,3] % voor de productsoorten die door de in de steekproef opgenomen producent in de Unie worden geproduceerd.

(218)

Overeenkomstig artikel 7, lid 2 quinquies, van de basisverordening beoordeelde de Commissie als laatste stap de toekomstige kosten voortvloeiend uit multilaterale milieuovereenkomsten en de bijbehorende protocollen waarbij de Unie partij is, en uit de in bijlage I bis vermelde Verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), die de bedrijfstak van de Unie tijdens de periode van toepassing van de maatregel uit hoofde van artikel 11, lid 2, zal maken. Slechts één in de steekproef opgenomen producent in de Unie verstrekte bewijsmateriaal waaruit bleek dat hij nalevingskosten had gemaakt, waaronder interne gegevens en een auditverslag van de nalevingskosten. Op grond van het beschikbare bewijsmateriaal, dat door rapportagetools en prognoses van de ondernemingen werd gestaafd, stelde de Commissie een extra bedrag aan kosten van [12-15] EUR/ton vast dat is meegenomen in de in overweging 220 genoemde geen schade veroorzakende prijs voor de productsoorten die door de in de steekproef opgenomen producent in de Unie worden geproduceerd.

(219)

Op basis hiervan berekende de Commissie een geen schadeveroorzakende prijs van gemiddeld 2 502 EUR/ton voor het soortgelijke product van de bedrijfstak van de Unie door de bovengenoemde streefwinstmarge (zie overweging 218) toe te passen op de productiekosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie tijdens het onderzoektijdvak, en vervolgens per productsoort de correcties op grond van artikel 7, lid 2 quinquies, toe te passen.

(220)

De Commissie heeft vervolgens het niveau van de schademarge bepaald door de gewogen gemiddelde invoerprijs van de in de steekproef opgenomen meewerkende producenten-exporteurs in de betrokken landen, zoals vastgesteld voor de berekeningen van de prijsonderbieding, te vergelijken met de gewogen gemiddelde, geen schade veroorzakende prijs van het soortgelijke product dat in het onderzoektijdvak door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de markt van de Unie werd verkocht. Als uit deze vergelijking een verschil naar voren kwam, werd dit uitgedrukt als percentage van de gewogen gemiddelde cif-waarde bij invoer.

(221)

De schademarge voor “andere meewerkende ondernemingen” en voor “alle overige invoer van oorsprong uit het betrokken land” wordt op dezelfde manier vastgesteld als de dumpingmarge voor deze ondernemingen en invoer (zie de overwegingen 82-84 voor Korea en 109 en 110 voor Taiwan).

Land

Onderneming

Dumpingmarge (%)

Schademarge (%)

Korea

LG Chem

3,7

66,6

Korea

Lotte Chemical Corporation

5,8

62,9

Korea

Andere meewerkende ondernemingen

4,3

64,8

Korea

Alle andere ondernemingen

5,8

66,6

Taiwan

Chimei Corporation

Grand Pacific Petrochemical Corporation

10,8

51,7

Taiwan

Formosa Chemicals & Fibre Corporation

21,7

67,8

Taiwan

Alle andere ondernemingen

21,7

67,8

6.2.   Conclusie inzake het niveau van de maatregelen

(222)

Na bovenstaande beoordeling moeten de voorlopige antidumpingrechten overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening als volgt worden vastgesteld:

Land

Onderneming

Voorlopig antidumpingrecht (%)

Korea

LG Chem

3,7

Korea

Lotte Chemical Corporation

5,8

Korea

Andere meewerkende ondernemingen

4,3

Korea

Alle andere ondernemingen

5,8

Taiwan

Chimei Corporation

Grand Pacific Petrochemical Corporation

10,8

Taiwan

Formosa Chemicals & Fibre Corporation

21,7

Taiwan

Alle andere ondernemingen

21,7

7.   BELANG VAN DE UNIE

(223)

Gezien de beslissing van de Commissie om artikel 7, lid 2, van de basisverordening toe te passen, heeft zij onderzocht of zij duidelijk kon concluderen dat het niet in het belang van de Unie was om in dit geval maatregelen te nemen, ondanks de vaststelling van schadeveroorzakende dumping, overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening. Het belang van de Unie werd vastgesteld op basis van een afweging van alle betrokken belangen, met inbegrip van die van de bedrijfstak van de Unie, importeurs, gebruikers en consumenten.

7.1.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(224)

Uit het onderzoek is gebleken dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden als gevolg van de stijgende invoer met dumping uit Korea en Taiwan. De schade uitte zich met name in een sterke daling van de productie- en verkoopvolumes en een aanhoudende uitholling van de winstmarge omdat deze invoer een prijsverhoging verhinderde. Als er geen antidumpingmaatregelen worden genomen, zou de bedrijfstak van de Unie verlies gaan leiden en zou zijn levensvatbaarheid nog meer in het geding komen. Als er daarentegen wel maatregelen worden opgelegd, zal dat bijdragen tot het herstel van de eerlijke concurrentie op de markt van de Unie en kan de bedrijfstak van de Unie in zijn geheel weer herstellen.

(225)

Derhalve is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de instelling van de maatregelen in het belang van de bedrijfstak van de Unie zou zijn.

7.2.   Belang van niet-verbonden importeurs

(226)

In eerste instantie hebben vier van de twintig bekende niet-verbonden importeurs hun medewerking aan het onderzoek verleend door een antwoord op de vragenlijst te verstrekken. Uiteindelijk hebben echter slechts twee van hen voldoende medewerking verleend. De andere twee konden bepaalde gevraagde informatie en/of bewijsmateriaal niet verstrekken of reageerden niet op verzoeken om correcties en aanvullende vragen en/of antwoordden pas ver na de gestelde termijnen. Hun gegevens zijn dan ook alleen in aanmerking genomen voor zover deze betrouwbaar werden geacht.

(227)

Nog drie andere importeurs registreerden zich als belanghebbenden en verstrekten informatie die voornamelijk het belang van hun afnemers betrof, dat wil zeggen gebruikers van het onderzochte product. In punt 7.3 werd nader op deze opmerkingen ingegaan.

(228)

Tot slot richtten diverse importeurs ad hoc de Coalition for an Open and Competitive EU ABS Market op, die ook namens hen opmerkingen over het belang van de Unie indiende. Die opmerkingen kwamen in de desbetreffende punten van deze verordening aan bod.

(229)

De vier (deels) meewerkende niet-verbonden importeurs maakten 28 % van de invoer van ABS uit de betrokken landen uit. Enkelen van hen importeerden niet alleen ABS uit de betrokken landen, maar maakten ook deel uit van de verkoopkanalen van de bedrijfstak van de Unie.

(230)

De niet-verbonden importeurs gaven aan dat de winstgevendheid van hun handel in ABS hoog was (meer dan 10 %). De handel in ABS was voor hen maar een klein onderdeel van hun algehele portefeuille; zij haalden nog geen 10 % van hun omzet uit de verkoop van ABS (ongeacht de oorsprong daarvan).

(231)

Verder zal de invoer uit de betrokken landen, gelet op de hoogte van de maatregelen, waarschijnlijk nooit helemaal verdwijnen. Tot slot zijn er nog andere ABS-bronnen beschikbaar op de markt van de Unie, namelijk invoer uit derde landen als de VS, de VRC en Saudi-Arabië.

(232)

Gezien het voorgaande concludeerde de Commissie dat de maatregelen geen onevenredig negatief effect op niet-verbonden importeurs en handelaren zullen hebben.

7.3.   Belang van de gebruiker en de consument

(233)

ABS wordt in allerlei toepassingen gebruikt (zie overweging 36). Desondanks hebben slechts twee gebruikers hun medewerking aan het onderzoek verleend: LEGO, een speelgoedfabrikant in Denemarken, en Valeo Vision, een leverancier van auto-onderdelen in Frankrijk. LEGO is een van de grootste individuele gebruikers van ABS op de markt van de Unie met een aandeel van [5-10] % in het verbruik in de Unie in het onderzoektijdvak.

(234)

Beide ondernemingen kochten aanzienlijke hoeveelheden ABS in bij de bedrijfstak van de Unie, aangevuld met uit de betrokken landen invoerde producten. Het aandeel van ABS in de totale kosten van de producten waarin ABS wordt gebruikt, was minder dan 4 %. Tot slot behaalden beide gebruikers een gezonde winst. De winst van LEGO bijvoorbeeld kwam wereldwijd op de lange termijn boven de 25 % uit (14).

(235)

Gezien de voorgaande bevindingen en de hoogte van de voorgestelde maatregelen concludeerde de Commissie dat het opleggen van antidumpingmaatregelen geen onevenredig negatief effect op de gebruikers zal hebben.

(236)

De Koreaanse overheid, LG Chem, Lotte, de Coalition for an Open and Competitive EU ABS Market en vijf importeurs (15) plus twee gebruikers (16) hebben opmerkingen over het belang van de gebruikers in de Unie ingediend. Ze voerden aan dat het opleggen van maatregelen de productiekosten van gebruikers zou verhogen, de beschikbaarheid van ABS op de markt van de Unie in het algemeen zou beperken, de beschikbaarheid voor gebruikers van specifieke soorten ABS (bijvoorbeeld emulsie-ABS of brandwerend ABS) en van voorgekeurd ABS dat aan specifieke eisen van gebruikers voldoet zou verlagen en tot slot gebruikers zou beletten om van technische ondersteuning en aftersales van hoge kwaliteit te profiteren.

(237)

Wat de productiekosten van gebruikers betreft merkte de Commissie op dat het, gezien de bevindingen voor de twee meewerkende gebruikers en de hoogte van de maatregelen, onwaarschijnlijk is dat de maatregelen een onevenredig negatief effect op de gebruikers zullen hebben. De huidige capaciteit van de producenten in de Unie is groter dan de vraag in de Unie. Mocht de vraag in de toekomst sterk toenemen, dan kan invoer uit derde landen ook uitkomst bieden, zij het slechts in beperkte mate. Verder hebben de producenten in de Unie een breed aanbod aan soorten ABS, waaronder ook emulsie-ABS en brandwerend ABS. Het dossier bevat geen bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de door de bedrijfstak van de Unie geboden productkwaliteit, technische ondersteuning en aftersales in enig opzicht ondermaats zouden zijn. Tot slot is het oogmerk van de maatregelen niet om de invoer van ABS uit de betrokken landen te voorkomen, maar om de eerlijke concurrentie op de markt van de Unie te herstellen. In dit verband en gezien het niveau van de maatregelen is het onwaarschijnlijk dat de antidumpingrechten gebruikers de toegang tot ABS uit de betrokken landen zullen ontzeggen. Bijgevolg heeft de Commissie de argumenten afgewezen.

(238)

Gezien het beperkte aandeel van ABS in de totale kosten van eindproducten in de speelgoed- en automobielindustrie, zal het effect op de verkoopprijs van de consumentenproducten (speelgoed, auto’s) te verwaarlozen zijn.

7.4.   Andere factoren

(239)

De Koreaanse overheid wees op de investeringen van de Koreaanse ABS-producenten in de Unie en voerde aan dat de ruim 80 miljoen EUR aan investeringen in fabrieken en O&O (met meer investeringen in de pijplijn), de meer dan 300 in de Unie gecreëerde banen en de meer dan 80 miljoen EUR aan weer in lokale faciliteiten geïnvesteerde winst door de maatregelen in het geding zouden komen.

(240)

De Commissie op haar beurt achtte dat de opgelegde maatregelen producenten-exporteurs met faciliteiten in de Unie wellicht juist zullen stimuleren om hun aanwezigheid op de markt van de Unie via lokale verkoopvestigingen uit te breiden.

(241)

De Koreaanse overheid, LG Chem, Lotte, de Coalition for an Open and Competitive EU ABS Market en drie importeurs (17) wezen erop dat de Koreaanse producenten-exporteurs zwaar hadden geïnvesteerd in de productie van duurzame producten, dat wil zeggen massagebalanceerd ABS. Als deze producten minder goed verkrijgbaar zouden zijn, zouden gebruikers eerder geneigd zijn om op alternatieven met een grotere CO2-voetafdruk over te stappen, zoals polyamide of polycarbonaat. Dat zou het de Unie lastiger kunnen maken om de doelen van de Europese Green Deal te behalen en om de transitie naar een circulaire economie te maken.

(242)

De Commissie bevestigde dat de transitie naar een circulaire economie en de groene doelen belangrijk zijn. Ten eerste was de Commissie zonder verdere gegevens over de bijdrage van massagebalanceerd ABS in het algemeen en van massagebalanceerd ABS uit de betrokken landen in het bijzonder aan het terugdringen van CO2-emissies (ook afgezet tegen alternatieve producten) niet in staat om de gevolgen van de maatregelen voor de groene doelen van de Unie te onderzoeken. Ten tweede heeft de bedrijfstak van de Unie ook in duurzame oplossingen geïnvesteerd en biedt deze momenteel diverse soorten massagebalanceerd ABS aan, ofwel gemaakt van mechanisch of chemisch gerecyclede basisproducten ofwel van biologische grondstoffen. Tot slot, en zoals eerder opgemerkt, is het belangrijkste oogmerk van de maatregelen niet om de invoer uit de betrokken landen helemaal te voorkomen, maar om een gelijk speelveld op de markt van de Unie te herstellen.

(243)

De Commissie concludeerde derhalve dat de maatregelen geen onevenredig negatief effect zullen hebben op de investeringen van de producenten-exporteurs in de Unie en de groene doelen van de Unie zoals te berde gebracht door de partijen en beschreven in overwegingen 240 en 242.

7.5.   Conclusie betreffende het belang van de Unie

(244)

Op basis van het bovenstaande is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er geen dwingende redenen zijn om te besluiten dat het niet in het belang van de Unie zou zijn om in dit stadium van het onderzoek maatregelen in te stellen op de invoer van ABS van oorsprong uit Korea en Taiwan.

8.   VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(245)

Op basis van de conclusies van de Commissie inzake dumping, schade, het oorzakelijk verband, de hoogte van de maatregelen en het belang van de Unie moeten voorlopige maatregelen worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Unie nog meer schade lijdt door de invoer met dumping.

(246)

Er moeten voorlopige antidumpingmaatregelen worden ingesteld op de invoer van ABS van oorsprong uit de betrokken landen, en daarbij moet de regel van het laagste recht uit artikel 7, lid 2, van de basisverordening worden gevolgd. De Commissie heeft de schademarges en de dumpingmarges vergeleken (overweging 222). Het bedrag van de rechten werd vastgesteld op het niveau van de dumpingmarge, of van de schademarge indien deze lager is.

(247)

Op basis van het voorgaande moeten de voorlopige antidumpingrechten, uitgedrukt in cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, als volgt worden vastgesteld:

Land

Onderneming

Voorlopig antidumpingrecht (%)

Korea

LG Chem

3,7

Korea

Lotte Chemical Corporation

5,8

Korea

Andere meewerkende ondernemingen

4,3

Korea

Alle overige invoer van oorsprong uit het betrokken land

5,8

Taiwan

Chimei Corporation

Grand Pacific Petrochemical Corporation

10,8

Taiwan

Formosa Chemicals & Fibre Corporation

21,7

Taiwan

Alle overige invoer van oorsprong uit het betrokken land

21,7

(248)

De bij deze verordening voor bepaalde ondernemingen vastgestelde individuele antidumpingrechten zijn vastgesteld op basis van de bevindingen van dit onderzoek. Daarin wordt derhalve de situatie weerspiegeld die bij het onderzoek voor die ondernemingen werd geconstateerd. Deze rechten zijn uitsluitend van toepassing op het betrokken product van oorsprong uit de betrokken landen en geproduceerd door de genoemde juridische entiteiten. Op de invoer van het betrokken product dat is geproduceerd door andere ondernemingen die in het dispositief van deze verordening niet uitdrukkelijk worden genoemd, met inbegrip van entiteiten die aan de specifiek genoemde ondernemingen zijn verbonden, is het recht van toepassing dat geldt voor “alle overige invoer van oorsprong uit het betrokken land”. Die invoer mag niet worden onderworpen aan de individuele antidumpingrechten.

(249)

Om het risico op ontwijking als gevolg van het verschil in rechten zo veel mogelijk te beperken, zijn speciale maatregelen nodig om de toepassing van de individuele antidumpingrechten te garanderen. De heffing van individuele antidumpingrechten is enkel van toepassing wanneer aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur wordt overgelegd. Deze factuur moet voldoen aan de in artikel 1, lid 3, van deze verordening vastgestelde vereisten. Tot een dergelijke factuur wordt overgelegd, moet de invoer worden onderworpen aan het antidumpingrecht dat van toepassing is op “alle overige invoer van oorsprong uit het betrokken land”.

(250)

Hoewel de douaneautoriteiten van de lidstaten over deze factuur moeten beschikken om ten aanzien van de invoer de individuele antidumpingrechten te kunnen toepassen, is overlegging van die factuur niet de enige factor waarmee de douaneautoriteiten rekening moeten houden. Zelfs als aan hen een factuur wordt overgelegd die voldoet aan alle vereisten van artikel 1, lid 3, van deze verordening, moeten de douaneautoriteiten van de lidstaten namelijk hun gebruikelijke controles uitvoeren en kunnen zij, net als in alle andere gevallen, aanvullende documenten (vervoersdocumenten enz.) verlangen om de juistheid van de gegevens in de aangifte te controleren en te waarborgen dat het lagere recht vervolgens terecht wordt toegepast, in overeenstemming met de douanewetgeving.

(251)

Indien de uitvoer door een van de ondernemingen waarvoor een lager individueel recht geldt, na de instelling van de maatregelen in kwestie aanzienlijk toeneemt, kan dit op zich worden beschouwd als een verandering in de structuur van het handelsverkeer als gevolg van de instelling van maatregelen in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening. In dergelijke omstandigheden kan, mits aan de voorwaarden is voldaan, een onderzoek naar ontwijking van de maatregelen worden geopend. Hierbij kan onder meer worden onderzocht of het nodig is de individuele rechten in te trekken en een voor het gehele land geldend recht in te stellen.

9.   REGISTRATIE

(252)

Zoals vermeld in overweging 3, heeft de Commissie de invoer van het betrokken product aan registratie onderworpen. De registratie vond plaats om het mogelijk te maken met terugwerkende kracht rechten te innen overeenkomstig artikel 10, lid 4, van de basisverordening.

(253)

In het licht van de voorlopige bevindingen moet de registratie van de invoer worden beëindigd.

(254)

In dit stadium van de procedure is geen besluit genomen over een mogelijke toepassing van antidumpingmaatregelen met terugwerkende kracht.

10.   INFORMATIE OVER VOORLOPIGE MAATREGELEN

(255)

Overeenkomstig artikel 19 bis van de basisverordening heeft de Commissie de belanghebbenden op de hoogte gebracht van de beoogde instelling van voorlopige rechten. Deze informatie is ook openbaar gemaakt op de website van DG Handel. Belanghebbenden hebben drie werkdagen de tijd gekregen om opmerkingen in te dienen over de juistheid van de berekeningen die specifiek aan hen zijn meegedeeld.

(256)

Chimei, LG Chem en Lotte hebben opmerkingen over de voorafgaande kennisgeving ingediend waarin werd verwezen naar de methode die werd gebruikt om de dumpingmarge te berekenen. Aangezien deze opmerkingen niet rechtstreeks betrekking hadden op de juistheid van de berekening, zullen zij in voorkomend geval in het definitieve stadium van het onderzoek worden behandeld.

11.   SLOTBEPALINGEN

(257)

Met het oog op een behoorlijk bestuur nodigt de Commissie de belanghebbenden uit schriftelijk te reageren en/of binnen een vaste termijn een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen.

(258)

De bevindingen betreffende de instelling van voorlopige rechten zijn voorlopig en kunnen in het definitieve stadium van het onderzoek worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op acrylonitril-butadieen-styreenharsen, een thermoplastisch copolymeer bestaande uit acrylonitril, butadieen en styreen in verschillende verhoudingen, ongeacht de kleur of andere fysische of mechanische eigenschappen, al dan niet verder bewerkt of behandeld om specifieke aanvullende fysische eigenschappen te verkrijgen, momenteel ingedeeld onder de GN-code 3903 30 00 en van oorsprong uit de Republiek Korea en Taiwan.

2.   Het voorlopige antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van de in lid 1 genoemde en door de hieronder vermelde ondernemingen vervaardigde producten is als volgt:

Land van oorsprong

Onderneming

Voorlopig antidumpingrecht (%)

Aanvullende Taric-code

Republiek Korea

LG Chem

3,7

89UC

Republiek Korea

Lotte Chemical Corporation

5,8

89UD

Republiek Korea

Andere meewerkende ondernemingen opgenomen in de bijlage

4,3

Zie bijlage

Republiek Korea

Alle overige invoer van oorsprong uit het betrokken land

5,8

8999

Taiwan

Chimei Corporation

Grand Pacific Petrochemical Corporation

10,8

89UE

Taiwan

Formosa Chemicals & Fibre Corporation

21,7

89UF

Taiwan

Alle overige invoer van oorsprong uit het betrokken land

21,7

8999

3.   De individuele rechten die zijn vastgesteld voor de in lid 2 vermelde ondernemingen zijn uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur wordt overgelegd die een verklaring bevat die is gedateerd en ondertekend door een met naam en functie geïdentificeerde medewerker van de entiteit die deze factuur heeft opgesteld, en die als volgt luidt: “Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid in de eenheid die wij gebruiken) (betrokken product) die naar de Europese Unie wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in (betrokken land). Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.” Totdat een dergelijke factuur wordt overgelegd, is het recht van toepassing dat voor alle overige invoer van oorsprong uit het betrokken land geldt.

4.   Bij het in het vrije verkeer brengen in de Unie van het in lid 1 genoemde product wordt een zekerheid gesteld die gelijk is aan het bedrag van het voorlopige recht.

5.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

1.   Belanghebbenden moeten hun schriftelijke opmerkingen inzake deze verordening binnen 15 kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie indienen.

2.   Belanghebbenden die om een hoorzitting bij de Commissie willen verzoeken, moeten dit binnen vijf kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening doen.

3.   Belanghebbenden die willen worden gehoord door de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures, kunnen binnen vijf kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening hiertoe een verzoek indienen. De raadadviseur-auditeur kan buiten deze termijn ingediende verzoeken beoordelen en kan in voorkomend geval besluiten die verzoeken te aanvaarden.

Artikel 3

1.   De douaneautoriteiten wordt opgedragen de bij artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) 2025/412 ingestelde registratie van de invoer te beëindigen.

2.   Gegevens die zijn verzameld met betrekking tot producten die ten hoogste 90 dagen vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening voor invoer ten verbruik in de Europese Unie zijn aangegeven, worden bewaard tot eventuele definitieve maatregelen in werking treden of tot deze procedure is beëindigd.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 augustus 2025.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2016/1036/oj.

(2)   PB C, C/2024/7490, 19.12.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2024/7490/oj.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2025/412 van de Commissie van 3 maart 2025 tot onderwerping van de invoer van acrylonitril-butadieen-styreenharsen van oorsprong uit de Republiek Korea en Taiwan aan registratie (PB L, 2025/412, 4.3.2025, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2025/412/oj).

(4)  Save nr. t25.001753.

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558. ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2015/2447/oj).

(6)   https://tron.trade.ec.europa.eu/investigations/case-history?caseId=2768.

(7)  CAS staat voor Chemical Abstracts Service. Het CAS-register is een databank van openbare chemische stoffen. Een CAS-nummer is een unieke numerieke code die aan alle chemische stoffen in het CAS-register wordt toegekend. Zo kunnen chemische stoffen nauwkeurig worden benoemd, in het bijzonder voor wetenschappelijke doeleinden.

(8)  Europese Centrale Bank. “What is driving the recent surge in shipping cost?”. Beschikbaar op https://www.ecb.europa.eu/press/economic-bulletin/focus/2021/html/ecb.ebbox202103_01~8ecbf2b17c.en.html (laatst bekeken op 5 juli 2025).

(9)  Internationaal Energieagentschap. “Record prices, fuel shortages, rising poverty, slowing economies: the first energy crisis that’s truly global.” Beschikbaar op https://www.iea.org/topics/global-energy-crisis (laatst bekeken op 5 juli 2025).

(10)  Internationaal Energieagentschap. “Record prices, fuel shortages, rising poverty, slowing economies: the first energy crisis that’s truly global.” Beschikbaar op https://www.iea.org/topics/global-energy-crisis (laatst bekeken op 5 juli 2025).

(11)  Europese Centrale Bank. “What is driving the recent surge in shipping cost?”. Beschikbaar op: https://www.ecb.europa.eu/press/economic-bulletin/focus/2021/html/ecb.ebbox202103_01~8ecbf2b17c.en.html (laatst bekeken op 5 juli 2025).

(12)  GC Intelligence. “Ineos Styrolution declares FM on ABS”. Beschikbaar op https://gc-intelligence.com/2021/02/22/ineos-styrolution-declares-fm-on-abs/ (laatst bekeken op 7 juli 2025).

(13)  GC Intelligence. “Versalis declared force majeure on ABS”. Beschikbaar op https://gc-intelligence.com/2021/09/23/versalis-declared-force-majeure-on-abs/ (laatst bekeken op 7 juli 2025).

(14)  Zie de “Operating margin” onder het kopje “Financial highlights”/“Financial highlights of the LEGO Group”. Jaarverslag 2024, blz. 18. Beschikbaar op https://www.lego.com/cdn/cs/aboutus/assets/blt1cdf90a38318ef56/the_LEGO_Group_Annual_Report_2024.pdf (laatst bekeken op 5 juli 2025). Jaarverslag 2019, blz. 10. Beschikbaar op https://www.lego.com/cdn/cs/aboutus/assets/blt55a9aaa4253b2fa5/Annual_Report_2019_ENG.pdf.pdf (laatst bekeken op 5 juli 2025).

(15)  ALPHA MATIERES PLASTIQUES, Biesterfeld Group, De Monchy International BV, HROMATKA GROUP MANAGEMENT AG, Interpolimeri SpA.

(16)  LEGO, BSH Hausgeräte GmbH.

(17)  ALPHA MATIERES PLASTIQUES, Biesterfeld Group, HROMATKA GROUP MANAGEMENT AG.


BIJLAGE

Andere niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs:

Land

Naam

Aanvullende Taric-code

Korea

KUMHO PETROCHEMICAL Co., Ltd.

89UG

INEOS Styrolution Korea Ltd.

89UH


ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2025/1739/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)


Top