Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32023R0195

Verordening (EU) 2023/195 van de Raad van 30 januari 2023 tot vaststelling, voor 2023, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde bestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee en tot wijziging van Verordening (EU) 2022/110 wat betreft de vangstmogelijkheden voor 2022 in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee

ST/16125/2022/INIT

PB L 28 van 31.1.2023, p. 220–248 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2023: This act has been changed. Current consolidated version: 31/01/2023

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/195/oj

31.1.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 28/220


VERORDENING (EU) 2023/195 VAN DE RAAD

van 30 januari 2023

tot vaststelling, voor 2023, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde bestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee en tot wijziging van Verordening (EU) 2022/110 wat betreft de vangstmogelijkheden voor 2022 in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (1) moet bij het aannemen van instandhoudingsmaatregelen rekening worden gehouden met de beschikbare wetenschappelijke, technische en economische adviezen, met inbegrip van, waar relevant, verslagen van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV), met de adviezen van de adviesraden voor de betrokken geografische gebieden of bevoegdheidsgebieden en met de gezamenlijke aanbevelingen van de lidstaten.

(2)

Het is aan de Raad om de maatregelen aan te nemen voor de vaststelling en de verdeling van de vangstmogelijkheden, inclusief, voor zover nodig, bepaalde functioneel daarmee verbonden voorwaarden. In artikel 16, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is bepaald dat de vangstmogelijkheden aan de lidstaten moeten worden toegewezen op een manier die de relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten van iedere lidstaat voor elk visbestand of elke visserij waarborgt.

(3)

In artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is bepaald dat het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) onder meer tot doel heeft het exploitatieniveau dat de maximale duurzame opbrengst (MDO) oplevert, indien mogelijk in 2015 en, geleidelijk toenemend, voor alle bestanden uiterlijk in 2020 te verwezenlijken. De overgangsperiode tot en met 2020 had tot doel een evenwicht te vinden tussen enerzijds het bereiken van de MDO voor alle bestanden en anderzijds de mogelijke sociaal-economische gevolgen van eventuele aanpassingen van de desbetreffende vangstmogelijkheden.

(4)

Daarom moeten de totale toegestane vangsten (TAC’s) overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1380/2013 worden vastgesteld op basis van de beschikbare wetenschappelijke adviezen, met inachtneming van de biologische en sociaal-economische aspecten, waarbij een gelijke behandeling van de visserijsectoren moet worden gegarandeerd, en van de standpunten die tijdens de raadpleging van de belanghebbende partijen naar voren zijn gebracht.

(5)

In artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is bepaald dat de vangstmogelijkheden voor bestanden die onder een specifiek meerjarenplan vallen, in overeenstemming moeten zijn met dat plan.

(6)

Het meerjarenplan voor de visserijen die demersale bestanden in het westelijke deel van de Middellandse Zee exploiteren (het “plan”), werd ingevoerd bij Verordening (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad (2) en is op 16 juli 2019 in werking getreden. Het plan is erop gericht de MDO voor de doelbestanden te bereiken en te behouden en moet ervoor zorgen dat de mariene biologische rijkdommen zodanig worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten zich kunnen herstellen en op een niveau blijven dat hoger is dan het niveau dat de MDO kan opleveren.

(7)

Overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) 2019/1022 moeten de vangstmogelijkheden voor de in artikel 1 van die verordening genoemde bestanden zodanig worden vastgesteld dat een niveau van visserijsterfte wordt bereikt waarmee de maximale duurzame opbrengst in steeds verdere mate en zo mogelijk uiterlijk in 2020, doch uiterlijk op 1 januari 2025 wordt verwezenlijkt. De vangstmogelijkheden moeten worden uitgedrukt als de maximaal toegestane visserijinspanning voor trawlers en beugvisserijvaartuigen en moeten worden vastgesteld overeenkomstig de visserijinspanningsregeling in artikel 7 van het plan, en moeten worden uitgedrukt als de maximale vangstbeperkingen voor blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus) en rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea) in de diepzee overeenkomstig wetenschappelijk advies en artikel 7, lid 3, punt b), van het plan.

(8)

Om de MDO-doelstellingen voor alle visbestanden in het westelijke deel van de Middellandse Zee te halen, luidt het advies van het WTECV dat verdere maatregelen nodig, en een aanzienlijke vermindering van de visserijsterfte voor trawlers noodzakelijk zijn. Op basis van dat advies moet voor 2023 de maximaal toegestane visserijinspanning voor trawlers in het westelijke deel van de Middellandse Zee overeenkomstig artikel 7, lid 3, punt b), van het plan met 7 % worden verlaagd ten opzichte van de uitgangswaarde voor 2015-2017; dit percentage moet in mindering moet worden gebracht op de maximaal toegestane visserijinspanning die voor 2022 is vastgesteld bij Verordening (EU) 2022/110 van de Raad (3).

(9)

In 2021 wees het WTECV er in zijn advies op dat beugvisserijvaartuigen tot 10 % van de visserijsterfte bij heek in de geografische deelgebieden (GDG’s) 1-5-6-7 van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) veroorzaakten en tot 20 % van de in GDG 10 aangelande heek vingen, terwijl met dat vistuig overwegend paaiende dieren gevangen worden. Het WTECV wees er tevens op dat de paaibiomassa van de heekbestanden de afgelopen jaren gestaag is afgenomen en dat het paaibestand van heek in de GDG’s 1-5-6-7 met 66 % is afgenomen, terwijl het in de GDG’s 8-9-10-11 sinds het begin van de beoordelingen met 28 % is gedaald. Op basis van dat advies is in bijlage III bij Verordening (EU) 2022/110 overeenkomstig artikel 7, lid 5, van het plan, een maximaal toegestane visserijinspanning voor beugvisserijvaartuigen vastgesteld op basis van de visserijinspanning, uitgedrukt in aantal visdagen tussen 1 januari 2015 en 31 december 2017. In 2022 oordeelde het WTECV dat de paaibiomassa van heek in de GDG’s 1-5-6-7 en in de GDG’s 8-9-10-11 nog steeds onder het grensreferentiepunt voor biomassa (BLIM) in de zin van artikel 2, punt 10), van het plan ligt en dat de vangsten in de GDG’s 1-5-6-7 met ten minste 57 % en in de GDG’s 8-9-10-11 met ten minste 78 % moeten worden verminderd om in 2023 de FMDO te bereiken. Derhalve is het passend om voor 2023 de maximaal toegestane visserijinspanning van beugvisserijvaartuigen overeenkomstig artikel 7, lid 5, van het plan te handhaven op de niveaus die voor 2022 zijn vastgesteld bij Verordening (EU) 2022/110. Deze maximaal toegestane visserijinspanning voor beugvisserijvaartuigen, uitgedrukt in visdagen, moet de maximaal toegestane visserijinspanning die voor 2024 moet worden vastgesteld, onverlet laten.

(10)

In 2021 luidde het advies van het WTECV dat de visserijsterfte van blauwrode diepzeegarnaal in de GDG’s 1-5-6-7 en 8-9-10-11 aanzienlijk zou moeten dalen om uiterlijk in 2025 de MDO te bereiken. Het wetenschappelijk adviescomité (SAC) van de GFCM heeft een vergelijkbaar advies uitgebracht voor de visserijsterfte van blauwrode diepzeegarnaal in GDG 2. Het WTECV was bovendien van mening dat de biomassa van blauwrode diepzeegarnaal afneemt. Op basis van het ontvangen advies zijn bij Verordening (EU) 2022/110, voor 2022, de maximale vangstbeperkingen voor blauwrode diepzeegarnaal in de GDG’s 1-5-6-7 en 8-9-10-11 vastgesteld.

(11)

In 2022 stond in het advies van het WTECV dat de visserijsterfte bij blauwrode diepzeegarnaal in de GDG’s 1-2-5-6-7 ver verwijderd blijft van de duurzame niveaus en er daarom verdere beheersmaatregelen nodig zijn. Volgens het WTECV moeten de vangsten, om in 2023 FMDO te bereiken, gemiddeld met 53 % worden verminderd, omdat die soort in de GDG’s 1-2 onder BLIM ligt, terwijl die soort in de GDG’s 6-7 onder het voorzorgsniveaureferentiepunt voor biomassa (BPA) ligt in de zin van artikel 2, punt 11), van het plan. Overeenkomstig artikel 7, lid 3, punt b), van het plan moeten daarom opnieuw maximale vangstbeperkingen worden vastgesteld als aanvulling op de inspanningsregeling voor trawlvisserij. Gelet op het wetenschappelijk advies moeten voor 2023 de maximale vangstbeperkingen voor blauwrode diepzeegarnaal in de GDG’s 1-2-5-6-7 worden verlaagd met 5 % ten opzichte van de vangstmogelijkheden die voor 2022 zijn vastgesteld bij Verordening (EU) 2022/110.

(12)

In 2022 stond in het advies van het WTECV dat de visserijsterfte bij blauwrode diepzeegarnaal in de GDG’s 8-9-10-11 boven de duurzame niveaus blijft en er daarom verdere beheersmaatregelen nodig zijn. Volgens het WTECV moeten de vangsten met 30 % worden verminderd om in 2023 FMDO te bereiken. Overeenkomstig artikel 7, lid 3, punt b), van het plan moeten daarom opnieuw maximale vangstbeperkingen worden vastgesteld als aanvulling op de inspanningsregeling voor trawlvisserij. Gelet op het wetenschappelijk advies moeten voor 2023 de maximale vangstbeperkingen voor blauwrode diepzeegarnaal in de GDG’s 8-9-10-11 worden verlaagd met 3 % ten opzichte van de vangstmogelijkheden die voor 2022 zijn vastgesteld bij Verordening (EU) 2022/110.

(13)

In 2021 stond in het advies van het WTECV dat de biomassa van rode diepzeegarnaal in de GDG’s 8-9-10-11 afnam en dat de visserijsterfte bij dat bestand aanzienlijk zou moeten dalen om uiterlijk in 2025 de MDO te bereiken. Op basis van het ontvangen advies zijn bij Verordening (EU) 2022/110, voor 2022, de maximale vangstbeperkingen voor rode diepzeegarnaal in GDG’s 8-9-10-11 vastgesteld.

(14)

In 2022 stond in het advies van het WTECV dat de biomassa van rode diepzeegarnaal in de GDG’s 8-9-10-11 afneemt en dat de visserijsterfte boven de duurzame niveaus blijft, zodat verdere beheersmaatregelen nodig zijn. Het WTECV wees erop dat de vangsten met 27 % moeten worden verminderd om in 2023 FMDO te bereiken, omdat die soort in de GDG’s 8-9-10-11 groter is dan BPA. Overeenkomstig artikel 7, lid 3, punt b), van het plan moeten daarom opnieuw maximale vangstbeperkingen worden vastgesteld als aanvulling op de inspanningsregeling voor trawlvisserij. Gelet op het wetenschappelijk advies moeten voor 2023 de maximale vangstbeperkingen voor rode diepzeegarnaal in de GDG’s 8-9-10-11 worden verlaagd met 3 % ten opzichte van de vangstmogelijkheden die voor 2022 zijn vastgesteld bij Verordening (EU) 2022/110.

(15)

In 2022 schatte het WTECV dat de paaibiomassa van blauwrode diepzeegarnaal in de GDG’s 1-2, van heek in de GDG’s 1-5-6-7 en van heek in de GDG’s 8-9-10-11 onder het BLIM ligt, hetgeen op een mogelijk verminderde voortplantingscapaciteit wijst. De combinatie van alle ten aanzien van die bestanden genomen maatregelen omvat de verdere herstelmaatregelen die uit hoofde van artikel 6, lid 2, van het plan vereist zijn.

(16)

Tijdens haar 43e jaarvergadering in 2019 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/43/2019/5 inzake een meerjarig beheersplan voor duurzame demersale visserij in de Adriatische Zee (geografische deelgebieden 17 en 18) aangenomen waarbij een visserijinspanningsregeling en een vlootcapaciteitsmaximum voor bepaalde demersale bestanden werden ingevoerd. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

(17)

Tijdens haar 44e jaarvergadering in 2021 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/44/2021/1 inzake de vaststelling van een visserijinspanningsregeling voor de belangrijkste demersale bestanden in de Adriatische Zee (geografische deelgebieden 17 en 18) aangenomen, waarbij voor bepaalde demersale bestanden een maximaal toegestaan aantal visdagen per type trawl en per vlootsegment werden ingevoerd. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

(18)

Tijdens haar 45e jaarvergadering in 2022 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/45/2022/8 inzake de uitvoering van een visserijinspanningsregeling voor de belangrijkste demersale bestanden in de Adriatische Zee in 2023 (geografische deelgebieden 17 en 18) aangenomen, die voortvloeit uit Aanbeveling GFCM/43/2019/5, waarbij een visserijinspanningsregeling werd ingevoerd. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

(19)

Tijdens haar 44e jaarvergadering in 2021 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/44/2021/20 inzake een meerjarig beheersplan voor de duurzame exploitatie van kleine pelagische bestanden in de Adriatische Zee (geografische deelgebieden 17 en 18) aangenomen, waarbij een maximumniveau voor de vangsten en een hiermee verband houdend vlootcapaciteitsmaximum voor ringzegenvaartuigen en pelagische trawlers die vissen op kleine pelagische bestanden werden ingevoerd, met een afwijking voor nationale vloten met minder dan tien ringzegenvaartuigen en/of pelagische trawlers die actief op kleine pelagische soorten vissen. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

(20)

Rekening houdend met de specifieke kenmerken van de Sloveense vloot en de marginale impact ervan op de kleine pelagische bestanden en demersale bestanden, is het wenselijk de bestaande visserijpatronen aan te houden en de toegang van de Sloveense vloot tot een minimumhoeveelheid kleine pelagische soorten en een minimale toewijzing van de inspanning voor demersale bestanden te waarborgen.

(21)

Tijdens haar 43e jaarvergadering in 2019 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/43/2019/4 inzake een beheersplan voor de duurzame exploitatie van rood koraal in de Middellandse Zee (geografische deelgebieden 1 tot en met 27) aangenomen, waarbij een bevriezing van de visserijinspanning in de vorm van een maximum voor het aantal vismachtigingen en oogstbeperkingen voor rood koraal werden ingevoerd. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

(22)

Tijdens haar 44e jaarvergadering in 2021 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/44/2021/11 inzake beheersmaatregelen voor het gebruik van verankerde visaantrekkende voorzieningen in de visserij op goudmakreel in de Middellandse Zee (geografische deelgebieden 1 tot en met 27) aangenomen, waarbij Aanbeveling GFCM/43/2019/1 werd gewijzigd. Bij Aanbeveling GFCM/43/2019/1 werd een bevriezing van de visserijinspanning in de vorm van een maximumaantal voor vissersvaartuigen dat op goudmakreel mocht vissen, ingevoerd en bij Aanbeveling GFCM/44/2021/11 werden die maatregelen verlengd tot eind 2023. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

(23)

Tijdens haar 45e jaarvergadering in 2022 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/45/2022/4 inzake een meerjarig beheersplan voor de duurzame exploitatie van demersale bestanden in het Kanaal van Sicilië (geografische deelgebieden 12 tot en met 16), tot intrekking van de Aanbevelingen GFCM/44/2021/12 en GFCM/42/2018/5 aangenomen. Bij die aanbeveling zijn een inspanningsregeling voor heek, vangstbeperkingen voor roze diepzeegarnaal en een bevriezing van de vangstcapaciteit ingevoerd. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

(24)

Tijdens haar 45e jaarvergadering in 2022 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/45/2022/5 inzake een meerjarig beheersplan voor de duurzame exploitatie van bestanden van rode diepzeegarnaal en blauwrode diepzeegarnaal in het Kanaal van Sicilië (geografische deelgebieden 12 tot en met 16), tot intrekking van de Aanbevelingen GFCM/44/2021/7 en GFCM/43/2019/6 aangenomen. Bij die aanbeveling zijn een vangstbeperking en een bevriezing van de vangstcapaciteit ingevoerd. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

(25)

Tijdens haar 45e jaarvergadering in 2022 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/45/2022/6 inzake een meerjarig beheersplan voor de duurzame exploitatie van bestanden van rode diepzeegarnaal en blauwrode diepzeegarnaal in de Ionische Zee (geografische deelgebieden 19, 20 en 21), tot intrekking van de Aanbevelingen GFCM/44/2021/8 en GFCM/42/2018/4 aangenomen. Bij die aanbeveling zijn een vangstbeperking en een bevriezing van de vangstcapaciteit ingevoerd. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

(26)

Tijdens haar 45e jaarvergadering in 2022 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/45/2022/7 inzake een meerjarig beheersplan voor de duurzame exploitatie van bestanden van rode diepzeegarnaal en blauwrode diepzeegarnaal in de Levantijnse Zee (geografische deelgebieden 24 tot en met 27), tot intrekking van de Aanbevelingen GFCM/44/2021/8 en GFCM/42/2018/4 aangenomen. Bij die aanbeveling zijn een vangstbeperking en een bevriezing van de vangstcapaciteit ingevoerd. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

(27)

Tijdens haar 45e jaarvergadering in 2022 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/45/2022/3 inzake een meerjarig beheersplan voor de duurzame exploitatie van zeebrasem in de Zee van Alborán (geografische deelgebieden 1, 2 en 3), tot intrekking van de Aanbevelingen GFCM/44/2021/4, GFCM/43/2019/2 en GFCM/41/2017/2 aangenomen. Bij die aanbeveling zijn maximale vangstniveaus voor 2023, 2024 en 2025, een maximumaantal toegestane beuglijnen en handlijnen en nieuwe maatregelen voor de recreatievisserij ingevoerd. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

(28)

Tijdens haar 43e jaarvergadering in 2019 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/43/2019/3 tot wijziging van Aanbeveling GFCM/41/2017/4 inzake een meerjarig beheersplan voor de tarbotvisserij in de Zwarte Zee (geografisch deelgebied 29) aangenomen. Aanbeveling GFCM/43/2019/3 bevatte een bijgewerkte regionale TAC en een regeling voor de toewijzing van quota voor tarbot, evenals verdere instandhoudingsmaatregelen, en met name een sluitingsperiode van twee maanden en een beperking tot 180 visdagen per jaar. Die verdere instandhoudingsmaatregelen zijn functioneel verbonden met de vangstmogelijkheden omdat het TAC-niveau voor tarbot zonder die maatregelen zou moeten worden verlaagd om het herstel van het bestand te waarborgen. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

(29)

Tijdens haar 45e jaarvergadering in 2022 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/45/2022/9 inzake een meerjarig beheersplan voor de tarbotvisserij in de Zwarte Zee (geografisch deelgebied 29), tot wijziging van Aanbeveling GFCM/43/2019/3 aangenomen. Bij die aanbeveling werd de bestaande TAC met één jaar verlengd. Die maatregelen moeten in Unierecht worden geïmplementeerd.

(30)

Tijdens haar 45e jaarvergadering in 2022 heeft de GFCM een besluit genomen waarin is geconstateerd dat de Unie haar tarbotquotum in 2021 niet volledig heeft opgebruikt en waarbij een overdracht van het ongebruikte quotum is goedgekeurd in het licht van de uitzonderlijke situatie als gevolg van de COVID-19-pandemie. Dat GFCM-besluit moet in Unierecht worden geïmplementeerd. De uit de onderbenutting voortvloeiende vangstmogelijkheden moeten worden verdeeld op basis van de respectieve bijdrage van elke lidstaat aan de onderbenutting, zonder dat de in Verordening (EU) 2022/110 vastgelegde verdeelsleutel voor de jaarlijkse toewijzing van de TAC’s wordt gewijzigd.

(31)

Op basis van het wetenschappelijk advies van de GFCM-werkgroep voor de Zwarte Zee moet de visserijsterfte op het huidige niveau worden gehouden om de duurzaamheid van het sprotbestand in de Zwarte Zee te waarborgen. Daarom moet voor dat bestand opnieuw een autonoom quotum worden vastgesteld.

(32)

De in deze verordening bepaalde vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Unie moeten worden gebruikt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (4), en met name de artikelen 33 en 34 van die verordening betreffende de registratie van de vangsten en de visserijinspanning, respectievelijk de melding van gegevens over de uitputting van de vangstmogelijkheden. Derhalve dient te worden gepreciseerd welke codes de lidstaten moeten gebruiken wanneer zij gegevens over aanlandingen van onder deze verordening vallende bestanden indienen bij de Commissie.

(33)

Om een onderbreking van de visserijactiviteiten te voorkomen en om het inkomen van de vissers van de Unie veilig te stellen, moet deze verordening van toepassing zijn vanaf 1 januari 2023. Met het oog op de snelle implementatie van deze verordening dient zij onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking te treden.

(34)

Om het gebruik van selectief vistuig te bevorderen en om efficiënte sluitingen van gebieden vast te stellen ter bescherming van jonge vissen en paaiende vissen, is in Verordening (EU) 2022/110 een compensatiemechanisme vastgesteld voor de inspanningsregeling voor trawlers. Op basis van de ervaring in het eerste toepassingsjaar en met het oog op een optimale doeltreffendheid van het compensatiemechanisme moet worden verduidelijkt hoe dat mechanisme, ook met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2022, toen Verordening (EU) 2022/110 in werking trad, moet worden toegepast. Verordening (EU) 2022/110 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. Voorts moet dat mechanisme, aangezien in het wetenschappelijke advies nog steeds wordt aanbevolen verder verbetering te brengen in de selectiviteit van het vistuig en in de efficiëntie van de sluiting van gebieden ter bescherming van jonge vissen, in 2023 worden voortgezet. Op basis van wetenschappelijk advies voor 2023 moet 3,5 % van de visdagen voor trawlers worden toegewezen, berekend op basis van de uitgangswaarde tussen 2015 en 2017.

(35)

De vangstmogelijkheden moeten in volledige overeenstemming met het Unierecht worden gebruikt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden voor 2023 de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee vastgesteld. Ook wordt de toepassing, in 2022, van het bij Verordening (EU) 2022/110 ingestelde compensatiemechanisme voor de inspanningsregeling voor trawlers verduidelijkt.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Deze verordening is van toepassing op vissersvaartuigen van de Unie die in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee opereren en de volgende visbestanden exploiteren:

a)

rood koraal (Corallium rubrum) en goudmakreel (Coryphaena hippurus) in de Middellandse Zee, zoals afgebakend in artikel 4, punt b);

b)

blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus), roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris), rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea), heek (Merluccius merluccius), langoustine (Nephrops norvegicus) en zeebarbeel (Mullus barbatus) in het westelijke deel van de Middellandse Zee, zoals afgebakend in artikel 4, punt c);

c)

ansjovis (Engraulis encrasicolus) en sardine (Sardina pilchardus) in de Adriatische Zee, zoals afgebakend in artikel 4, punt d);

d)

heek (Merluccius merluccius), langoustine (Nephrops norvegicus), tong (Solea solea), roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris) en zeebarbeel (Mullus barbatus) in de Adriatische Zee, zoals afgebakend in artikel 4, punt d);

e)

rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea) en blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus) in het Kanaal van Sicilië, zoals afgebakend in artikel 4, punt e), in de Ionische Zee, zoals afgebakend in artikel 4, punt f), en in de Levantijnse zee, zoals afgebakend in artikel 4, punt g);

f)

zeebrasem (Pagellus bogaraveo) in de Zee van Alborán, zoals afgebakend in artikel 4, punt h);

g)

sprot (Sprattus sprattus) en tarbot (Scophthalmus maximus) in de Zwarte Zee, zoals afgebakend in artikel 4, punt i).

2.   Deze verordening is tevens van toepassing op andere visserijactiviteiten van de Unie, zoals de recreatievisserij, wanneer in de desbetreffende bepalingen uitdrukkelijk naar die visserijen wordt verwezen.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1380/2013. Daarnaast gelden de volgende definities:

a)

“internationale wateren”: wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van een staat vallen;

b)

“recreatievisserij”: niet-commerciële visserijactiviteiten waarmee de mariene levende aquatische hulpbronnen worden geëxploiteerd voor vrijetijdsbesteding, toerisme of sport;

c)

“totale toegestane vangst” (TAC):

i)

in visserijen die vallen onder de in artikel 15, leden 4 tot en met 7, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde vrijstelling van de aanlandingsverplichting: de hoeveelheid vis die jaarlijks van elk bestand mag worden aangeland;

ii)

in de overige visserijen: de hoeveelheid vis die van elk bestand mag worden gevangen over een periode van een jaar;

d)

“quotum”: een aan de Unie of aan een lidstaat toegewezen aandeel in de TAC;

e)

“autonoom quotum van de Unie”: vangstbeperking die bij gebrek aan een overeengekomen TAC autonoom aan vissersvaartuigen van de Unie wordt toegewezen;

f)

“analytisch quotum”: een autonoom quotum van de Unie waarvoor een analytische evaluatie beschikbaar is;

g)

“analytische evaluatie”: een kwantitatieve evaluatie van trends voor een bepaald bestand op basis van gegevens over de biologie en de exploitatie van dat bestand die blijkens wetenschappelijke toetsing van toereikende kwaliteit zijn om de basis te vormen voor wetenschappelijke adviezen over opties voor toekomstige vangsten;

h)

“visaantrekkende voorziening” (fish aggregating device — FAD): op zee drijvende verankerde uitrusting waarmee wordt beoogd vis aan te trekken.

Artikel 4

Visserijzones

Voor de toepassing van deze verordening geldt de volgende afbakening van visserijzones:

a)

voor de geografische deelgebieden van de GFCM: de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad (5) omschreven gebieden;

b)

voor de Middellandse Zee: de wateren in de geografische deelgebieden 1 tot en met 27 van de GFCM zoals omschreven in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011;

c)

voor het westelijke deel van de Middellandse Zee: de wateren in de geografische deelgebieden 1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 van de GFCM zoals omschreven in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011;

d)

voor de Adriatische Zee: de wateren in de geografische deelgebieden 17 en 18 van de GFCM zoals omschreven in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011;

e)

voor het Kanaal van Sicilië: de wateren in de geografische deelgebieden 12, 13, 14, 15 en 16 van de GFCM zoals omschreven in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011;

f)

voor de Ionische Zee: de wateren in de geografische deelgebieden 19, 20 en 21 van de GFCM zoals omschreven in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011;

g)

voor de Levantijnse zee: de wateren in de geografische deelgebieden 24, 25, 26 en 27 van de GFCM zoals omschreven in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011;

h)

voor de Zee van Alborán: de wateren in de geografische deelgebieden 1, 2 en 3 van de GFCM zoals omschreven in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011;

i)

voor de Zwarte Zee: de wateren in geografisch deelgebied 29 van de GFCM zoals omschreven in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011.

TITEL II

VANGSTMOGELIJKHEDEN

HOOFDSTUK I

Middellandse Zee

Artikel 5

Rood koraal

1.   Dit artikel is van toepassing op alle activiteiten van vissersvaartuigen van de Unie en andere visserijactiviteiten van de Unie waarbij rood koraal (Corallium rubrum) wordt geoogst, namelijk de gerichte en recreatievisserij in de Middellandse Zee.

2.   Voor de gerichte visserij mogen het maximumaantal vismachtigingen en de maximale oogst uit bestanden van rood koraal door vissersvaartuigen van de Unie en door andere visserijactiviteiten van de Unie de in bijlage I vermelde niveaus niet overschrijden.

3.   Het is voor vissersvaartuigen van de Unie die onder lid 2 vallen, verboden rood koraal op zee over te laden.

4.   Voor de recreatievisserij nemen de lidstaten de nodige maatregelen om het oogsten, aan boord houden of overladen of aanlanden van rood koraal te verbieden.

Artikel 6

Goudmakreel

1.   Dit artikel is van toepassing op alle commerciële activiteiten van vissersvaartuigen van de Unie en andere visserijactiviteiten van de Unie waarbij visaantrekkende voorzieningen worden gebruikt voor de vangst van goudmakreel (Coryphaena hippurus) in de internationale wateren van de Middellandse Zee.

2.   Het maximumaantal vissersvaartuigen dat op goudmakreel mag vissen, is vermeld in bijlage II.

HOOFDSTUK II

Westelijk deel van de Middellandse Zee

Artikel 7

Demersale bestanden

1.   Dit artikel is van toepassing op alle activiteiten van vissersvaartuigen van de Unie en andere visserijactiviteiten van de Unie waarbij de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) 2019/1022 genoemde demersale bestanden worden bevist in het westelijke deel van de Middellandse Zee.

2.   De maximaal toegestane visserijinspanning voor trawlers en beugvisserijvaartuigen is vastgelegd in bijlage III bij deze verordening. De lidstaten beheren de maximaal toegestane visserijinspanning overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) 2019/1022 en de artikelen 26 tot en met 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

3.   De toewijzing van maximale vangstbeperkingen aan lidstaten voor vissersvaartuigen van de Unie in de Uniewateren van het westelijke deel van de Middellandse Zee is eveneens vastgelegd in bijlage III.

4.   De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig dit artikel en bijlage III aan de lidstaten toegewezen:

a)

in overeenstemming met de criteria in artikel 17 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, en

b)

onverminderd:

i)

uitwisselingen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

ii)

kortingen en nieuwe toewijzingen op grond van artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1224/2009;

iii)

aanlandingen van extra hoeveelheden uit hoofde van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 of uit hoofde van artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

iv)

hoeveelheden die worden ingehouden overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 of overgedragen uit hoofde van artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

v)

verlagingen op grond van de artikelen 105, 106 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

Artikel 8

Coördinatiemechanisme

1.   Een lidstaat kan vaartuigen die zijn vlag voeren, in 2023 voor het betrokken vlootsegment extra visdagen toekennen van 3,5 %, berekend op basis van de uitgangswaarde voor 2015-2017 van die lidstaat, zoals vastgelegd in lid 4.

2.   De betrokken lidstaat verstrekt de Commissie de lijst van vissersvaartuigen waaraan extra visdagen worden toegekend, met opgave van het desbetreffende aantal extra visdagen en de bij de visserij in acht te nemen voorschriften.

3.   De extra visdagen worden berekend op basis van de toegewezen maximale toegestane visserijinspanning vanaf 1 januari 2023 bij de uitgangswaarde voor 2015-2017 voor het desbetreffende vlootsegment van de lidstaat in kwestie.

4.   Een lidstaat kan de in lid 1 bedoelde extra visdagen toekennen op voorwaarde dat een vaartuig aan één van de volgende voorwaarden voldoet:

a)

het vaartuig maakt gebruik van een trawlnet met een kuil met vierkante mazen van 45 mm, teneinde de vangsten van jonge heek met ten minste 25 % te verminderen;

b)

het vaartuig maakt gebruik van een trawlnet met een kuil met vierkante mazen van 50 mm voor diepzeevisserij, teneinde de vangsten van blauwrode diepzeegarnaal met een lengte van het kopborststuk (carapace length — CL) van minder dan 25 mm in de geografische deelgebieden 1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 en de vangsten van rode diepzeegarnaal met een CL van minder dan 35 mm in de geografische deelgebieden 8, 9, 10 en 11 met ten minste 25 % te verminderen;

c)

het vaartuig maakt gebruik van een gereglementeerd hoogselectief vistuig dat door zijn technische specificaties, volgens de wetenschappelijke studie van het WTECV, de vangsten van jonge vissen van alle demersale soorten met ten minste 25 % en van paaiende vissen van alle demersale soorten met ten minste 20 % vermindert ten opzichte van 2020, zoals een sorteerrooster met tussenruimtes van 20 mm;

d)

de betrokken lidstaat heeft gebieden tijdelijk gesloten teneinde de vangst van jonge exemplaren van alle demersale soorten met ten minste 25 %, of van paaiende vissen van alle demersale soorten met ten minste 20 %, te verminderen;

e)

de betrokken lidstaat heeft een nieuwe minimuminstandhoudingsreferentiegrootte voor heek van ten minste 26 cm vastgesteld, opdat geleidelijk de lengte bij geslachtsrijpheid wordt bereikt, of

f)

de betrokken lidstaat heeft een sluiting van ten minste vier aaneensluitende weken vastgesteld voor visserijactiviteiten met trawlers in de gebieden en de perioden die op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies als belangrijk worden beschouwd voor de bescherming van paaiende vissen van heekbestanden. In verband met die gebieden wordt ook rekening gehouden met ruimtelijke verspreidingspatronen van paaiende vissen, en met diepten van 150 m tot 500 m. De perioden van tijdelijke sluiting van de visserij lopen van februari tot en met maart en van oktober tot en met november.

5.   Daarnaast stelt de betrokken lidstaat de Commissie elke maand afzonderlijk in kennis van de geleverde visserijinspanning, die in mindering moet worden gebracht op de in lid 4 bedoelde extra toewijzing, aan de hand van de specifieke rapporteringscodes voor die extra toewijzing.

6.   De betrokken lidstaat verstrekt de Commissie uiterlijk op 15 oktober alle beschikbare informatie met betrekking tot de uitvoering van de in lid 4, punten a) tot en met f), bedoelde maatregelen.

Artikel 9

Registratie en transmissie van gegevens

1.   De lidstaten registreren de visserijinspanningsgegevens en zenden deze aan de Commissie toe overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) 2019/1022.

2.   Wanneer de lidstaten inspanningsgegevens overeenkomstig dit artikel bij de Commissie indienen, gebruiken zij de codes van de visserijinspanningsgroepen van bijlage III.

HOOFDSTUK III

Adriatische Zee

Artikel 10

Kleine pelagische soorten

1.   Dit artikel is van toepassing op alle activiteiten van vissersvaartuigen van de Unie en andere visserijactiviteiten van de Unie waarbij sardine (Sardina pilchardus) en ansjovis (Engraulis encrasicolus) worden gevangen in de Adriatische Zee.

2.   Het maximumniveau van de vangsten mag de in bijlage IV vastgelegde niveaus niet overschrijden.

3.   Het vlootcapaciteitsmaximum van de vissersvaartuigen van de Unie die op kleine pelagische bestanden mogen vissen, uitgedrukt in aantal vaartuigen, kW en GT, is vastgelegd in bijlage IV.

Artikel 11

Demersale bestanden

1.   Dit artikel is van toepassing op alle activiteiten van vissersvaartuigen van de Unie en andere visserijactiviteiten van de Unie waarbij heek (Merluccius merluccius), langoustine (Nephrops norvegicus), tong (Solea solea), roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris) en zeebarbeel (Mullus barbatus) worden gevangen in de Adriatische Zee.

2.   De maximaal toegestane visserijinspanning voor demersale bestanden en het vlootcapaciteitsmaximum die onder dit artikel vallen, zijn vermeld in bijlage IV.

3.   Een lidstaat mag de hem toegewezen visserijinspanning als bedoeld in bijlage IV wijzigen door visdagen over te dragen tussen visserijinspanningsgroepen van hetzelfde geografische gebied en/of vistuig, op voorwaarde dat de lidstaat een nationale omrekeningsfactor hanteert die wordt geschraagd door het beste beschikbare wetenschappelijke advies.

4.   De lidstaten beheren de maximaal toegestane visserijinspanning overeenkomstig de artikelen 26 tot en met 35 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

Artikel 12

Toezending van gegevens

Wanneer de lidstaten op grond van de artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 gegevens over aanlandingen van hoeveelheden gevangen vis bij de Commissie indienen, gebruiken zij daarvoor de bestandscodes van bijlage IV.

HOOFDSTUK IV

Kanaal van Sicilië

Artikel 13

Demersale bestanden

1.   Dit artikel is van toepassing op alle activiteiten van vissersvaartuigen van de Unie en andere visserijactiviteiten van de Unie waarbij heek (Merluccius merluccius) en roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris) worden gevangen in het Kanaal van Sicilië.

2.   Het maximumniveau van de vangsten van roze diepzeegarnaal mag de in bijlage V vermelde niveaus niet overschrijden.

3.   De maximaal toegestane visserijinspanning voor heek en het vlootcapaciteitsmaximum, uitgedrukt in aantal vaartuigen, kW en GT, van bodemtrawlers die op demersale bestanden mogen vissen, zijn vermeld in bijlage V.

4.   De lidstaten beheren de maximaal toegestane visserijinspanning overeenkomstig de artikelen 26 tot en met 35 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

Artikel 14

Diepzeegarnalen

1.   Dit artikel is van toepassing op alle activiteiten van vissersvaartuigen van de Unie en andere visserijactiviteiten van de Unie waarbij rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea) en blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus) worden gevangen in het Kanaal van Sicilië.

2.   Het vlootcapaciteitsmaximum, uitgedrukt in aantal vaartuigen, kW en GT, van bodemtrawlers die op demersale bestanden mogen vissen, is vermeld in bijlage V.

3.   Het maximumniveau van de vangsten mag de in bijlage V vastgelegde niveaus niet overschrijden.

Artikel 15

Toezending van gegevens

Wanneer de lidstaten op grond van de artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 gegevens over aanlandingen van hoeveelheden gevangen vis bij de Commissie indienen, gebruiken zij daarvoor de bestandscodes van bijlage V.

HOOFDSTUK V

Ionische Zee en Levantijnse Zee

Artikel 16

Diepzeegarnalen

1.   Dit artikel is van toepassing op alle activiteiten van vissersvaartuigen van de Unie en andere visserijactiviteiten van de Unie waarbij rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea) en blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus) worden gevangen in de Ionische Zee en de Levantijnse Zee.

2.   Het vlootcapaciteitsmaximum, uitgedrukt in aantal vaartuigen, kW en GT van bodemtrawlers die op demersale bestanden mogen vissen, is vermeld in bijlage VI.

3.   Het maximumniveau van de vangsten mag de in bijlage VI vastgelegde niveaus niet overschrijden.

HOOFDSTUK VI

Zee van Alborán

Artikel 17

Zeebrasem

1.   Dit artikel is van toepassing op de commerciële visserij en de recreatievisserij met beuglijnen en handlijnen door vissersvaartuigen van de Unie waarbij zeebrasem (Pagellus bogaraveo) wordt gevangen in de Zee van Alborán.

2.   Het maximumniveau van de vangsten mag de in bijlage VII vermelde niveaus niet overschrijden.

3.   Het maximumaantal beuglijnen en handlijnen dat op zeebrasem mag vissen, is vermeld in bijlage VII.

4.   Voor recreatievisserijactiviteiten is het maximale aantal vangsten beperkt tot één vis per visser per dag. De minimuminstandhoudingsreferentiegrootte van 40 cm voor zeebrasem (Pagellus bogaraveo) is van toepassing op de recreatievisserij in de Zee van Alborán. De recreatievisserij op deze soort is verboden tijdens de op nationaal niveau vastgestelde sluitingsperiode van de commerciële visserij.

HOOFDSTUK VII

Zwarte Zee

Artikel 18

Verdeling van de vangstmogelijkheden voor sprot

1.   Dit artikel is van toepassing op alle activiteiten van vissersvaartuigen van de Unie en andere visserijactiviteiten van de Unie waarbij sprot (Sprattus sprattus) wordt gevangen in de Zwarte Zee.

2.   Het autonoom quotum van de Unie voor sprot, de verdeling van dat quotum over de lidstaten en, in voorkomend geval, de functioneel daarmee verbonden voorwaarden zijn vermeld in bijlage VIII.

Artikel 19

Verdeling van de vangstmogelijkheden voor tarbot

1.   Dit artikel is van toepassing op alle activiteiten van vissersvaartuigen van de Unie en andere visserijactiviteiten van de Unie waarbij tarbot (Scophthalmus maximus) wordt gevangen in de Zwarte Zee.

2.   De TAC voor tarbot die in de wateren van de Unie in de Zwarte Zee van toepassing is, en de verdeling van die TAC over de lidstaten en, in voorkomend geval, de functioneel daarmee verbonden voorwaarden zijn vermeld in bijlage VIII.

Artikel 20

Beheer van de visserijinspanning voor tarbot

Het aantal visdagen voor vissersvaartuigen van de Unie die binnen de werkingssfeer van artikel 19 op tarbot mogen vissen, bedraagt, ongeacht de algehele lengte van de vaartuigen, niet meer dan 180 per jaar.

Artikel 21

Sluitingsperiode voor tarbot

Het is voor vissersvaartuigen van de Unie verboden om in de wateren van de Unie in de Zwarte Zee van 15 april tot en met 15 juni visserijactiviteiten te verrichten, met inbegrip van het aan boord houden, overladen, aanlanden en voor eerste verkoop aanbieden van tarbot.

Artikel 22

Bijzondere bepalingen inzake de toewijzing van vangstmogelijkheden in de Zwarte Zee

1.   De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig de artikelen 18 en 19 over de lidstaten verdeeld onverminderd:

a)

uitwisselingen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

b)

kortingen en nieuwe toewijzingen op grond van artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1224/2009, en

c)

verlagingen op grond van de artikelen 105 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

2.   De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing wanneer een lidstaat gebruikmaakt van de jaarflexibiliteit waarin artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 voorziet.

Artikel 23

Toezending van gegevens

Wanneer de lidstaten op grond van de artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 gegevens over aanlandingen van hoeveelheden in de wateren van de Unie in de Zwarte Zee gevangen sprot en tarbot bij de Commissie indienen, gebruiken zij daarvoor de bestandscodes van bijlage VIII bij deze verordening.

TITEL III

SLOTBEPALINGEN

Artikel 24

Wijziging van Verordening (EU) 2022/110

Bijlage III bij Verordening (EU) 2022/110 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage IX bij deze verordening.

Artikel 25

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2023.

Artikel 24 is evenwel van toepassing met ingang van 1 januari 2022.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 januari 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

P. KULLGREN


(1)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

(2)  Verordening (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de visserijen die demersale bestanden exploiteren in het westelijke deel van de Middellandse Zee en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 508/2014 (PB L 172 van 26.6.2019, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) 2022/110 van de Raad van 27 januari 2022 tot vaststelling, voor 2022, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee (PB L 21 van 31.1.2022, blz. 165).

(4)  Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 tot vaststelling van een aantal bepalingen voor de visserij in het GFCM-overeenkomstgebied (General Fisheries Commission for the Mediterranean — Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee) en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee (PB L 347 van 30.12.2011, blz. 44).


BIJLAGE I

VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE IN HET KADER VAN HET MEERJARIG GFCM-BEHEERSPLAN VOOR ROOD KORAAL IN DE MIDDELLANDSE ZEE

De tabellen van deze bijlage vermelden de maximaal toegestane aantallen vismachtigingen en het maximumniveau van de geoogste hoeveelheden van rood koraal in de Middellandse Zee.

Verwijzingen naar de visserijzones moeten worden gelezen als verwijzingen naar de GDG’s van de GFCM.

Voor de toepassing van deze bijlage geldt de volgende vergelijkende tabel van Latijnse en gewone namen van de visbestanden:

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gewone naam

Corallium rubrum

COL

Rood koraal


Tabel 1.

Maximumaantal vismachtigingen  (*1)

Lidstaten

Rood koraal COL

Griekenland

12

Spanje

0  (*2)

Frankrijk

32

Kroatië

28

Italië

40


Tabel 2.

Maximumniveau van de geoogste hoeveelheden (in ton levend gewicht)

Soort:

Rood koraal

Corallium rubrum

Gebied:

Wateren van de Unie in de Middellandse Zee — GDG’s 1 tot en met 27

COL/GF 1-27

Griekenland

1,844

 

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Spanje

0  ((**))

 

Frankrijk

1,400

 

Kroatië

1,226

 

Italië

1,378

 

Unie

5,848

 

TAC

Niet van toepassing/niet overeengekomen


(*1)  Aantal vaartuigen en/of duikers, of paren van één duiker en één vaartuig, dat rood koraal mag oogsten.

(*2)  Overeenkomstig het tijdelijke verbod op het oogsten van rood koraal in de Spaanse wateren.

((**))  Overeenkomstig het tijdelijke verbod op het oogsten van rood koraal in de Spaanse wateren.


BIJLAGE II

VISSERIJINSPANNING VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE IN HET KADER VAN HET BEHEER VAN GOUDMAKREEL IN DE MIDDELLANDSE ZEE

De tabel van deze bijlage vermeldt het maximumaantal vissersvaartuigen van de Unie dat op goudmakreel mag vissen in de internationale wateren van de Middellandse Zee.

Verwijzingen naar de visserijzones moeten worden gelezen als verwijzingen naar de internationale wateren van de Middellandse Zee.

Voor de toepassing van deze bijlage geldt de volgende vergelijkende tabel van Latijnse en gewone namen van de visbestanden:

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gewone naam

Coryphaena hippurus

DOL

Goudmakreel


Maximumaantal vismachtigingen voor vaartuigen actief in internationale wateren (*1)

Lidstaat

Goudmakreel DOL

Italië

797

Malta

130


(*1)  Dit quotum mag overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1343/2011 alleen worden gevangen van 15 augustus tot en met 31 december 2023.


BIJLAGE III

VISSERIJINSPANNING VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE IN HET KADER VAN HET BEHEER VAN DEMERSALE BESTANDEN IN HET WESTELIJKE DEEL VAN DE MIDDELLANDSE ZEE

De tabellen van deze bijlage vermelden de maximaal toegestane visserijinspanning (in visdagen) per bestandsgroep, zoals omschreven in artikel 1 van Verordening (EU) 2019/1022, de maximale vangstbeperkingen en lengte over alles van de vaartuigen voor alle soorten trawls (1) en vaartuigen voor de beugvisserij op demersale bestanden.

Alle in deze bijlage vermelde vangstmogelijkheden vallen onder de voorschriften van Verordening (EU) 2019/1022 en de artikelen 26 tot en met 35 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

Verwijzingen naar de visserijzones moeten worden gelezen als verwijzingen naar de GDG’s van de GFCM.

Voor de toepassing van deze bijlage geldt de volgende vergelijkende tabel van Latijnse en gewone namen van de visbestanden:

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gewone naam

Aristaeomorpha foliacea

ARS

Rode diepzeegarnaal

Aristeus antennatus

ARA

Blauwrode diepzeegarnaal

Merluccius merluccius

HKE

Heek

Mullus barbatus

MUT

Zeebarbeel

Nephrops norvegicus

NEP

Langoustine

Parapenaeus longirostris

DPS

Roze diepzeegarnaal

1.   Maximaal toegestane visserijinspanning in visdagen

a)

Aantal visdagen voor trawlers in de Zee van Alborán, Balearen, Noord-Spanje en Golfe du Lion (GDG’s 1-2-5-6-7)

Bestandsgroep

Lengte over alles van de vaartuigen

Spanje

Frankrijk

Italië

Code visserijinspanningsgroep

Code voor de extra toewijzing

Zeebarbeel in GDG’s 1, 5, 6 en 7; heek in GDG’s 1, 5, 6 en 7; roze diepzeegarnaal in GDG’s 1, 5 en 6; langoustine in GDG’s 5 en 6

< 12 m

1 745

0

0

EFF1/MED1_TR1

EFF1/MED1_TR1_AA

≥ 12 m en < 18 m

18 752

0

0

EFF1/MED1_TR2

EFF1/MED1_TR2_AA

≥ 18 m en < 24 m

35 184

3 972

0

EFF1/MED1_TR3

EFF1/MED1_TR3_AA

≥ 24 m

12 392

4 833

0

EFF1/MED1_TR4

EFF1/MED1_TR4_AA

Blauwrode diepzeegarnaal in GDG’s 1, 2, 5, 6 en 7

< 12 m

0

0

0

EFF2/MED1_TR1

EFF2/MED1_TR1_AA

≥ 12 m en < 18 m

879

0

0

EFF2/MED1_TR2

EFF2/MED1_TR2_AA

≥ 18 m en < 24 m

8 908

0

0

EFF2/MED1_TR3

EFF2/MED1_TR3_AA

≥ 24 m

7 151

0

0

EFF2/MED1_TR4

EFF2/MED1_TR4_AA

b)

Aantal visdagen voor trawlers in Corsica, Ligurische Zee, Tyrreense Zee en Sardinië (GDG’s 8-9-10-11)

Bestandsgroep

Lengte over alles van de vaartuigen

Spanje

Frankrijk

Italië

Code visserijinspanningsgroep

Code voor de extra toewijzing

Zeebarbeel in GDG’s 8, 9, 10 en 11; heek in GDG’s 8, 9, 10 en 11; roze diepzeegarnaal in GDG’s 9, 10 en 11; langoustine in GDG’s 9 en 10

< 12 m

0

161

2 294

EFF1/MED2_TR1

EFF1/MED2_TR1_AA

≥ 12 m en < 18 m

0

644

34 505

EFF1/MED2_TR2

EFF1/MED2_TR2_AA

≥ 18 m en < 24 m

0

161

23 205

EFF1/MED2_TR3

EFF1/MED2_TR3_AA

≥ 24 m

0

161

3 097

EFF1/MED2_TR4

EFF1/MED2_TR4_AA

Rode diepzeegarnaal in GDG’s 8, 9, 10 en 11

< 12 m

0

0

379

EFF2/MED2_TR1

EFF2/MED2_TR1_AA

≥ 12 m en < 18 m

0

0

2 799

EFF2/MED2_TR2

EFF2/MED2_TR2_AA

≥ 18 m en < 24 m

0

0

2 253

EFF2/MED2_TR3

EFF2/MED2_TR3_AA

≥ 24 m

0

0

302

EFF2/MED2_TR4

EFF2/MED2_TR4_AA

c)

Aantal visdagen voor demersale beugvisserijvaartuigen in de Zee van Alborán, Balearen, Noord-Spanje en Golfe du Lion (GDG’s 1-2-5-6-7)

Bestandsgroep

Lengte over alles van de vaartuigen

Spanje

Frankrijk

Italië

Code visserijinspanningsgroep

Heek in GDG’s 1, 2, 5, 6 en 7

< 12 m

9 433

6 432

0

EFF1/MED1_LL1

≥ 12 m en < 18 m

2 148

93

0

EFF1/MED1_LL2

≥ 18 m en < 24 m

74

0

0

EFF1/MED1_LL3

≥ 24 m

29

0

0

EFF1/MED1_LL4

d)

Aantal visdagen voor demersale beugvisserijvaartuigen in Corsica, Ligurische Zee, Tyrreense Zee en Sardinië (GDG’s 8-9-10-11)

Bestandsgroep

Lengte over alles van de vaartuigen

Spanje

Frankrijk

Italië

Code visserijinspanningsgroep

Heek in GDG’s 8, 9, 10 en 11

< 12 m

0

1 650

33 187

EFF1/MED2_LL1

≥ 12 m en < 18 m

0

51

4 748

EFF1/MED2_LL2

≥ 18 m en < 24 m

0

0

26

EFF1/MED2_LL3

≥ 24 m

0

0

0

EFF1/MED2_LL4

2.   Maximale vangstbeperkingen voor diepzeegarnalen

a)

Vangstmogelijkheden voor blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus) in de Zee van Alborán, Balearen, Noord-Spanje en Golfe du Lion (GDG’s 1-2-5-6-7), uitgedrukt in maximumniveau van de vangsten in ton levend gewicht

Soort:

Blauwrode diepzeegarnaal

Aristeus antennatus

Gebied:

GDG’s 1-2-5-6-7

(ARA/GF 1-7))

Spanje

828

 

Maximumniveau van de vangsten

Frankrijk

53

 

Italië

0

 

Unie

881

 

TAC

Niet van toepassing

 

b)

Vangstmogelijkheden voor blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus) en rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea) in Corsica, Ligurische Zee, Tyrreense Zee en Sardinië (GDG’s 8-9-10-11), uitgedrukt in maximumniveau van de vangsten in ton levend gewicht

Soort:

Blauwrode diepzeegarnaal

Aristeus antennatus

Gebied:

GDG’s 8-9-10-11

(ARA/GF 8-11)

Spanje

0

 

Maximumniveau van de vangsten

Frankrijk

9

 

Italië

243

 

Unie

252

 

TAC

Niet van toepassing

 

Soort:

Rode diepzeegarnaal

Aristaeomorpha foliacea

Gebied:

GDG’s 8-9-10-11

(ARS/GF 8-11)

Spanje

0

 

Maximumniveau van de vangsten

Frankrijk

5

 

Italië

354

 

Unie

359

 

TAC

Niet van toepassing

 


(1)  TBB, OTB, PTB, TBN, TBS, TB, OTM, PTM, TMS, TM, OTT, OT, PT, TX, OTP, TSP.


BIJLAGE IV

VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE IN DE ADRIATISCHE ZEE

De tabellen in deze bijlage bevatten de vangstmogelijkheden per bestands- of inspanningsgroep en, in voorkomend geval, de functioneel daarmee verbonden voorwaarden, waaronder het maximumaantal vissersvaartuigen van de Unie dat op kleine pelagische bestanden mag vissen.

Alle vangstmogelijkheden in deze bijlage vallen onder de artikelen 26 tot en met 35 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

Verwijzingen naar de visserijzones moeten worden gelezen als verwijzingen naar de GDG’s van de GFCM.

Voor de toepassing van deze bijlage geldt de volgende vergelijkende tabel van Latijnse en gewone namen:

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gewone naam

Engraulis encrasicolus

ANE

Ansjovis

Merluccius merluccius

HKE

Heek

Mullus barbatus

MUT

Zeebarbeel

Nephrops norvegicus

NEP

Langoustine

Parapenaeus longirostris

DPS

Roze diepzeegarnaal

Sardina pilchardus

PIL

Sardine

Solea solea

SOL

Tong

1.   Kleine pelagische bestanden — GDG’s 17 en 18

Maximumniveau van de vangsten (in ton levend gewicht)

Soort:

Kleine pelagische soorten (ansjovis en sardine)

Engraulis encrasicolus en Sardina pilchardus

Gebied:

Wateren van de Unie en internationale wateren van de GFCM — GDG’s 17 en 18

(SP1/GF 17-18)

Italië

32 941

 (*1)

Maximumniveau van de vangsten

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Kroatië

51 735

TAC

Niet van toepassing

 

Vlootcapaciteitsmaximum voor trawlers en ringzegenvaartuigen die actief op kleine pelagische bestanden vissen

Lidstaat

Vistuig

Aantal vaartuigen

kW

BT

Kroatië

PS

249

77 145,52

18 537,72

Italië

PTM-OTM-PS

685

134 556,7

25 852

Slovenië (*2)

PS

4

433,7

38,5

2.   Demersale bestanden — GDG’s 17 en 18

Maximaal toegestane visserijinspanning (in visdagen) per soort trawl en vlootsegment voor de visserij op demersale bestanden in GDG’s 17 en 18 (Adriatische Zee)

 

 

 

 

 

Visdagen 2023

Vistuigtype

Geografisch gebied

Betrokken bestanden

Lengte over alles van de vaartuigen

Code inspanningsgroep

ITALIË

KROATIË

SLOVENIË

Trawls (OTB)

GFCM-deelgebieden 17 en 18

Zeebarbeel; heek; roze diepzeegarnaal, en langoustine

< 12 m

EFF/MED3_OTB_TR1

3 275

10 097

 (*3)

≥ 12 m and < 24 m

EFF/MED3_OTB_TR2

73 599

23 524

 (*3)

≥ 24 m

EFF/MED3_OTB_TR3

6 449

2 112

 (*3)

Boomkorren (TBB)

GFCM-deelgebied 17

Tong

< 12 m

EFF/MED3_TBB_TR1

194

0

0

≥ 12 m and < 24 m

EFF/MED3_TBB_TR2

3 635

0

0

≥ 24 m

EFF/MED3_TBB_TR3

3 614

0

0

Vlootcapaciteitsmaximum voor bodemtrawlers en boomkorvaartuigen die op demersale bestanden mogen vissen

Lidstaat

Vistuig

Aantal vaartuigen

kW

BT

Kroatië

OTB

495

79 867,99

13 267,99

Italië

OTB-TBB

1 363

260 618,37

47 148

Slovenië  (*4)

OTB

11

1 813,00

168,67


(*1)  Voor Slovenië zijn de hoeveelheden gebaseerd op de vangstniveaus van 2014, tot een totale hoeveelheid van maximaal 300 ton.

(*2)  De bepaling van punt 28 van GFCM/44/2021/20 is niet van toepassing op nationale vloten van minder dan tien ringzegenvaartuigen en/of pelagische trawlers die actief op kleine pelagische bestanden vissen, zoals geregistreerd in het nationale en het GFCM-register in 2014. In dat geval mag de capaciteit van de actieve vloot, wat betreft het aantal vaartuigen en uitgedrukt in bruto ton (BT) en/of bruto registerton (BRT) en in kW, met niet meer dan 50 % toenemen.

(*3)  Slovenië mag de inspanningsbeperking van 3 000 visdagen per jaar overeenkomstig punt 13 van GFCM/43/2019/5 niet overschrijden.

(*4)  De bepalingen van punt 9, c), en punt 28 van GFCM/43/2019/5 zijn niet van toepassing op nationale vloten die met OTB-vistuig en gedurende minder dan 1 000 dagen vissen tijdens de in punt 9, c), genoemde referentieperiode. De vangstcapaciteit van de actieve vloot die met OTB-vistuig vist, mag ten opzichte van de referentieperiode met niet meer dan 50 % toenemen.


BIJLAGE V

VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE IN HET KANAAL VAN SICILIË

De tabellen in deze bijlage bevatten de vangstmogelijkheden per bestands- of inspanningsgroep en, in voorkomend geval, de functioneel daarmee verbonden voorwaarden, waaronder het maximumaantal Unievissersvaartuigen dat op demersale soorten en diepzeegarnalen mag vissen.

Alle vangstmogelijkheden in deze bijlage vallen onder de artikelen 26 tot en met 35 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

Verwijzingen naar de visserijzones moeten worden gelezen als verwijzingen naar de GDG’s van de GFCM.

Voor de toepassing van deze bijlage geldt de volgende vergelijkende tabel van Latijnse en gewone namen:

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gewone naam

Merluccius merluccius

HKE

Heek

Parapenaeus longirostris

DPS

Roze diepzeegarnaal

Aristaeomorpha foliacea

ARS

Rode diepzeegarnaal

Aristeus antennatus

ARA

Blauwrode diepzeegarnaal

1.   Demersale bestanden

a)

vlootcapaciteitsmaximum uitgedrukt in aantal vaartuigen, kW en GT van bodemtrawlers die in het Kanaal van Sicilië (GDG’s 12-13-14-15-16) op demersale bestanden mogen vissen

Lidstaat

Vistuig

Aantal vaartuigen

kW

BT

Cyprus

OTB

1

265

105

Spanje

OTB

1

100

118

Italië

OTB

594

144 175

36 856

Malta

OTB

15

5 562

2 007

b)

Maximumniveau van de visserijinspanning, uitgedrukt in aantal visdagen, voor bodemtrawlers die in het Kanaal van Sicilië (GDG’s 12-13-14-15-16) op heek (Merluccius merluccius) vissen

Lidstaat

Vistuig

Lengte van het vaartuig

Code inspanningsgroep

Visdagen 2023

CYP

OTB

T-12

EFF4/MED4_OTB4

51

ITA

OTB

T-07

EFF4/MED4_OTB1

90

ITA

OTB

T-10

EFF4/MED4_OTB2

188

ITA

OTB

T-11

EFF4/MED4_OTB3

19 366

ITA

OTB

T-12

EFF4/MED4_OTB4

3 657

MLT

OTB

T-11

EFF4/MED4_OTB4

338

MLT

OTB

T-12

EFF4/MED4_OTB4

165

c)

Maximumniveau van de vangsten van roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris) in het Kanaal van Sicilië (GDG’s 12-13-14-15-16), uitgedrukt in ton levend gewicht

Soort

Roze diepzeegarnaal

Parapenaeus longirostris

Gebied:

GDG’s 12-13-14-15-16

(DPS/GF 12-16)

Italië

2 147

 

Maximumniveau van de vangsten

Cyprus

1

 

Malta

6

 

Unie

2 154

 

TAC

Niet van toepassing

 

2.   Diepzeegarnalen

a)

Vlootcapaciteitsmaximum, uitgedrukt in aantal vaartuigen, kW en GT van bodemtrawlers die in het Kanaal van Sicilië (GDG’s 12-13-14-15-16) op diepzeegarnalen mogen vissen

Lidstaat

Vistuig

Aantal vaartuigen

kW

BT

Cyprus

OTB

1

105

265

Spanje

OTB

2

440,56

218,78

Italië

OTB

320

93 756

26 076

Malta

OTB

15

2 007

5 562

b)

Maximumniveau van de vangsten van rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea) in het Kanaal van Sicilië (GDG’s 12-13-14-15-16), uitgedrukt in ton levend gewicht

Soort

Rode diepzeegarnaal

Aristaeomorpha foliacea

Gebied:

GDG’s 12-13-14-15-16

(ARS/GF 12-16)

Spanje

1

 

Maximumniveau van de vangsten

Italië

870

 

Cyprus

0

 

Malta

37

 

Unie

908

 

TAC

Niet van toepassing

 

c)

Maximumniveau van de vangsten van blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus) in het Kanaal van Sicilië (GDG’s 12-13-14-15-16), uitgedrukt in ton levend gewicht

Soort

Blauwrode diepzeegarnaal

Aristeus antennatus

Gebied:

GDG’s 12-13-14-15-16

(ARA/GF 12-16)

Spanje

1

 

Maximumniveau van de vangsten

Italië

101

 

Cyprus

0

 

Malta

2

 

Unie

104

 

TAC

Niet van toepassing

 


BIJLAGE VI

VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE IN DE IONISCHE ZEE EN DE LEVANTIJNSE ZEE

De tabellen van deze bijlage vermelden het maximumaantal vissersvaartuigen van de Unie dat op demersale bestanden mag vissen in de Ionische Zee en de Levantijnse Zee.

Verwijzingen naar de visserijzones moeten worden gelezen als verwijzingen naar de GDG’s van de GFCM.

Voor de toepassing van deze bijlage geldt de volgende vergelijkende tabel van Latijnse en gewone namen van de visbestanden:

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gewone naam

Aristaeomorpha foliacea

ARS

Rode diepzeegarnaal

Aristeus antennatus

ARA

Blauwrode diepzeegarnaal

1.   Ionische Zee

a)

Vlootcapaciteitsmaximum uitgedrukt in aantal vaartuigen, kW en GT van bodemtrawlervaartuigen die in de Ionische Zee (GDG’s 19, 20 en 21) op diepzeegarnalen mogen vissen

Lidstaat

Vistuig

Aantal vaartuigen

kW

BT

Griekenland

OTB

240

69 281

23 101

Italië

OTB

410

95 996

22 252

Malta

OTB

15

5 562

2 007

b)

Maximumniveau van de vangsten van rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea) in de Ionische Zee (GDG’s 19, 20 en 21), uitgedrukt in ton levend gewicht

Soort

Rode diepzeegarnaal

Aristaeomorpha foliacea

Gebied:

GDG’s 19-20-21

(ARS/GF 19-21)

Griekenland

34

 

Maximumniveau van de vangsten

Italië

313

 

Malta

46

 

Unie

393

 

TAC

Niet van toepassing

 

c)

Maximumniveau van de vangsten van blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus) in de Ionische Zee (GDG’s 19, 20 en 21), uitgedrukt in ton levend gewicht

Soort

Blauwrode diepzeegarnaal

Aristeus antennatus

Gebied:

GDG’s 19-20-21

(ARA/GF 19-21)

Griekenland

15

 

Maximumniveau van de vangsten

Italië

250

 

Malta

0

 

Unie

265

 

TAC

Niet van toepassing

 

2.   Levantijnse Zee

a)

Vlootcapaciteitsmaximum uitgedrukt in aantal vaartuigen, kW en GT van bodemtrawlers die in de Levantijnse Zee (GDG’s 24, 25, 26 en 27) op diepzeegarnalen mogen vissen

Lidstaat

Vistuig

Aantal vaartuigen

kW

BT

Cyprus

OTB

6

2 048

618

Italië

OTB

80

37 192

13 199

b)

Maximumniveau van de vangsten van rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea) in de Levantijnse Zee (GDG’s 24, 25, 26 en 27), uitgedrukt in ton levend gewicht

Soort

Rode diepzeegarnaal

Aristaeomorpha foliacea

Gebied:

GDG’s 24-25-26-27

(ARS/GF 24-27)

Italië

48

 

Maximumniveau van de vangsten

Cyprus

12

 

Unie

60

 

TAC

Niet van toepassing

 

c)

Maximumniveau van de vangsten van blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus) in de Levantijnse Zee (GDG’s 24, 25, 26 en 27), uitgedrukt in ton levend gewicht

Soort

Blauwrode diepzeegarnaal

Aristeus antennatus

Gebied:

GDG’s 24-25-26-27

(ARA/GF 24-27)

Italië

10

 

Maximumniveau van de vangsten

Cyprus

6

 

Unie

16

 

TAC

Niet van toepassing

 


BIJLAGE VII

VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE IN DE ZEE VAN ALBORÁN

a)

Maximumniveau van de vangsten met beuglijnen en handlijnen, uitgedrukt in ton levend gewicht

Soort

Zeebrasem

Pagellus boraraveo

Gebied:

Wateren van de Unie in de Zee van Alborán — GDG’s 1, 2 en 3

(SBR/GF 1-3)

Spanje

32

 

Maximumniveau van de vangsten

Unie

32

 

TAC

Niet van toepassing

 

b)

Maximumaantal beuglijnen en handlijnen die in de Zee van Alborán mogen vissen (GDG’s 1-2-3)

Lidstaat

Zeebrasem in GDG’s 1-2-3

Spanje

82


BIJLAGE VIII

VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE IN DE ZWARTE ZEE

De tabellen van deze bijlage vermelden de TAC’s en quota in ton levend gewicht per bestand en, in voorkomend geval, de functioneel daarmee verbonden voorwaarden.

Alle vangstmogelijkheden in deze bijlage vallen onder de artikelen 26 tot en met 35 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

Verwijzingen naar de visserijzones moeten worden gelezen als verwijzingen naar de GDG’s van de GFCM.

Voor de toepassing van deze bijlage geldt de volgende vergelijkende tabel van Latijnse en gewone namen:

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gewone naam

Sprattus sprattus

SPR

Sprot

Scophthalmus maximus

TUR

Tarbot


Soort:

Sprot

(Sprattus sprattus)

Gebied:

Wateren van de Unie in de Zwarte Zee — GDG 29

(SPR/F3742C)

Bulgarije

8 032,50

 

Analytisch quotum

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Roemenië

3 442,50

 

Unie

11 475

 

TAC

Niet van toepassing/niet overeengekomen

 


Soort:

Tarbot

(Scophthalmus maximus)

Gebied:

Wateren van de Unie in de Zwarte Zee — GDG 29

(SPR/F3742C)

Bulgarije

92,143

 

Analytische TAC

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Roemenië

80,357

 

Unie

172,5

 (*1)

TAC

857

 


(*1)  Van 15 april tot en met 15 juni 2023 zijn visserijactiviteiten, met inbegrip van het aan boord houden, overladen, aanlanden en voor eerste verkoop aanbieden van vis, verboden.


BIJLAGE IX

WIJZIGING VAN VERORDENING (EU) 2022/110

Bijlage III bij Verordening (EU) 2022/110 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In punt a) (de tabel met betrekking tot trawlers in de Zee van Alborán, Balearen, Noord-Spanje en Golfe du Lion (GDG’s 1-2-5-6-7)) wordt voetnoot 2 vervangen door:

“(2)

Een lidstaat kan vaartuigen die zijn vlag voeren bovenop bovengenoemde maximaal toegestane visserijinspanning voor trawlers extra visdagen toekennen, tot maximaal 2 % van de visserijinspanning van die lidstaat voor het betrokken vlootsegment, op voorwaarde dat:

a)

de vaartuigen maken gebruik van een trawlnet met een kuil met vierkante mazen van 45 mm, teneinde de vangsten van jonge heek met ten minste 25 % te verminderen, of

b)

die vaartuigen gebruikmaken van een trawlnet met een kuil met vierkante mazen van 50 mm voor diepzeevisserij, teneinde de vangsten van blauwrode diepzeegarnaal met een CL van minder dan 25 mm in de geografische deelgebieden 1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 en de vangsten van rode diepzeegarnaal met een CL van minder dan 35 mm in de geografische deelgebieden 8, 9, 10 en 11 met ten minste 25 % te verminderen, of

c)

die vaartuigen gebruikmaken van een gereglementeerd hoogselectief vistuig dat door zijn technische specificaties, volgens de wetenschappelijke studie van het WTECV, de vangsten van jonge vissen van alle demersale soorten met ten minste 25 % en van paaiende vissen van alle demersale soorten met ten minste 20 % vermindert ten opzichte van 2020, of

d)

de betrokken lidstaat heeft gebieden tijdelijk gesloten teneinde de vangst van jonge exemplaren van alle demersale soorten met ten minste 25 %, of van paaiende vissen van alle demersale soorten met ten minste 20 %, te verminderen.

De betrokken lidstaat verstrekt de Commissie de lijst van vissersvaartuigen waaraan extra visdagen worden toegekend, met opgave van het desbetreffende aantal extra visdagen.

Daarnaast stelt de betrokken lidstaat de Commissie elke maand afzonderlijk in kennis van de geleverde visserijinspanning, die in mindering moet worden gebracht op die extra toewijzing, aan de hand van de specifieke rapporteringscodes voor die toewijzing (EFF1/MED1_TR1_AA, EFF1/MED1_TR2_AA, EFF1/MED1_TR3_AA, EFF1/MED1_TR4_AA en EFF2/MED1_TR1_AA, EFF2/MED1_TR2_AA, EFF2/MED1_TR3_AA, EFF2/MED1_TR4_AA).

De betrokken lidstaat verstrekt de Commissie uiterlijk op 15 oktober alle beschikbare informatie met betrekking tot de uitvoering van de in de punten a), b), c) en d) genoemde maatregelen.

Met ingang van 1 januari 2022 wordt de totale 2 % van de visserijinspanning berekend op basis van de toegewezen maximale toegestane visserijinspanning voor het betrokken vlootsegment van de betrokken lidstaat.”.

2)

In punt b) (de tabel met betrekking tot trawlers in Corsica, Ligurische Zee, Tyrreense Zee en Sardinië (GDG’s 8-9-10-11)) wordt voetnoot 3 vervangen door:

“(3)

Een lidstaat kan vaartuigen die zijn vlag voeren bovenop bovengenoemde maximaal toegestane visserijinspanning voor trawlers extra visdagen toekennen, tot maximaal 2 % van de visserijinspanning van die lidstaat voor het betrokken vlootsegment.

Een lidstaat kan hiertoe besluiten, mits:

a)

de vaartuigen maken gebruik van een trawlnet met een kuil met vierkante mazen van 45 mm, teneinde de vangsten van jonge heek met ten minste 25 % te verminderen, of

b)

die vaartuigen gebruikmaken van een trawlnet met een kuil met vierkante mazen van 50 mm voor diepzeevisserij, teneinde de vangsten van blauwrode diepzeegarnaal met een CL van minder dan 25 mm in de geografische deelgebieden 1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 en de vangsten van rode diepzeegarnaal met een CL van minder dan 35 mm in de geografische deelgebieden 8, 9, 10 en 11 met ten minste 25 % te verminderen, of

c)

die vaartuigen gebruikmaken van een gereglementeerd hoogselectief vistuig dat door zijn technische specificaties, volgens de wetenschappelijke studie van het WTECV, de vangsten van jonge vissen van alle demersale soorten met ten minste 25 % en van paaiende vissen van alle demersale soorten met ten minste 20 % vermindert ten opzichte van 2020, of

d)

de betrokken lidstaat heeft gebieden tijdelijk gesloten teneinde de vangst van jonge exemplaren van alle demersale soorten met ten minste 25 %, of van paaiende vissen van alle demersale soorten met ten minste 20 %, te verminderen.

De betrokken lidstaat verstrekt de Commissie de lijst van vissersvaartuigen waaraan extra visdagen worden toegekend, met opgave van het desbetreffende aantal extra visdagen.

Daarnaast stelt de betrokken lidstaat de Commissie elke maand afzonderlijk in kennis van de geleverde visserijinspanning, die in mindering moet worden gebracht op die extra toewijzing, aan de hand van de specifieke rapporteringscodes voor die toewijzing (EFF1/MED2_TR1_AA, EFF1/MED2_TR2_AA, EFF1/MED2_TR3_AA, EFF1/MED2_TR4_AA en EFF2/MED2_TR1_AA, EFF2/MED2_TR2_AA, EFF2/MED2_TR3_AA, EFF2/MED2_TR4_AA).

De betrokken lidstaat verstrekt de Commissie uiterlijk op 15 oktober alle beschikbare informatie met betrekking tot de uitvoering van de in de punten a), b), c) en d) genoemde maatregelen.

Met ingang van 1 januari 2022 wordt de totale 2 % van de visserijinspanning berekend op basis van de toegewezen maximale toegestane visserijinspanning voor het betrokken vlootsegment van de betrokken lidstaat.”.


Top