Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32023D0726

Besluit (GBVB) 2023/726 van de Raad van 31 maart 2023 tot wijziging van een aantal besluiten van de Raad betreffende beperkende maatregelen met het oog op de invoeging van bepalingen inzake een humanitaire vrijstelling

ST/6833/2023/INIT

PB L 94 van 3.4.2023, p. 48–55 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2023/726/oj

3.4.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 94/48


BESLUIT (GBVB) 2023/726 VAN DE RAAD

van 31 maart 2023

tot wijziging van een aantal besluiten van de Raad betreffende beperkende maatregelen met het oog op de invoeging van bepalingen inzake een humanitaire vrijstelling

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 9 december 2022 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (de “VN-Veiligheidsraad”) Resolutie 2664 (2022) van de VN-Veiligheidsraad aangenomen. Deze resolutie herinnert aan eerdere resoluties waarin sanctiemaatregelen werden opgelegd als reactie op bedreigingen voor de internationale vrede en veiligheid. Daarnaast wordt erin benadrukt dat de maatregelen die de lidstaten van de Verenigde Naties hebben genomen om de sancties uit te voeren, in overeenstemming zijn met hun verplichtingen krachtens het internationaal recht en dat met deze maatregelen geen nadelige gevolgen op humanitair vlak voor de burgerbevolking worden beoogd, noch voor humanitaire activiteiten of voor degenen die ze uitvoeren.

(2)

De VN-Veiligheidsraad heeft zich bereid verklaard zijn sanctieregelingen, wanneer dat passend is, te herzien, aan te passen en te beëindigen, rekening houdend met de ontwikkeling van situaties ter plaatse en de noodzaak om onbedoelde negatieve humanitaire gevolgen tot een minimum te beperken. In punt 1 van Resolutie 2664 (2022) van de VN-Veiligheidsraad heeft de VN-Veiligheidsraad dan ook bepaald dat de verstrekking, verwerking of betaling van tegoeden, andere financiële activa of economische middelen of de verstrekking van goederen en diensten die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of ter ondersteuning van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften, toegestaan zijn en geen schending vormen van de door de VN-Veiligheidsraad of zijn sanctiecomités opgelegde bevriezing van tegoeden. Voor de toepassing van dit besluit wordt punt 1 van Resolutie 2664 (2022) van de VN-Veiligheidsraad de “humanitaire vrijstelling” genoemd. De humanitaire vrijstelling is van toepassing op bepaalde actoren, zoals aangegeven in die resolutie.

(3)

Resolutie 2664 (2022) van de VN-Veiligheidsraad vereist dat de humanitaire vrijstelling van de maatregelen tot bevriezing van tegoeden op sanctieregeling 1267/1989/2253 voor ISIS (Da'esh) en Al Qaida van toepassing is voor een periode van twee jaar vanaf de datum van aanneming van Resolutie 2664 (2022) van de VN-Veiligheidsraad en stelt dat de VN-Veiligheidsraad voornemens is te besluiten tot verlenging van de toepassing van Resolutie 2664 (2022) van de VN-Veiligheidsraad vóór de datum waarop de toepassing van die vrijstelling anders zou verstrijken.

(4)

In Resolutie 2664 (2022) van de VN-Veiligheidsraad wordt benadrukt dat indien de humanitaire vrijstelling in strijd is met eerdere resoluties, Resolutie 2664 (2022) van de VN-Veiligheidsraad voorrang krijgt boven deze eerdere resoluties in de mate dat er sprake is van een dergelijke strijdigheid. In Resolutie 2664 (2022) van de VN-Veiligheidsraad wordt echter verduidelijkt dat punt 1 van Resolutie 2615 (2021) van de VN-Veiligheidsraad van kracht blijft.

(5)

In Resolutie 2664 (2022) van de VN-Veiligheidsraad wordt verlangd dat aanbieders die een beroep doen op de humanitaire vrijstelling, redelijke inspanningen leveren om ervoor te zorgen dat op de lijst geplaatste personen of entiteiten zo min mogelijk door de sancties verboden voordelen behalen als gevolg van rechtstreekse en onrechtstreekse levering of misbruik van hulp, onder meer door versterking van risicobeheer van de aanbieder en zorgvuldigheidsstrategieën en -processen.

(6)

De Raad is van oordeel dat de humanitaire vrijstelling van de maatregelen tot bevriezing van tegoeden overeenkomstig Resolutie 2664 (2022) van de VN-Veiligheidsraad ook van toepassing moet zijn in gevallen waarin de Unie besluit aanvullende maatregelen vast te stellen met betrekking tot de bevriezing van tegoeden en economische middelen naast die waartoe door de VN-Veiligheidsraad of zijn sanctiecomités is besloten.

(7)

Het is derhalve noodzakelijk Besluiten 2010/413/GBVB (1), 2010/788/GBVB (2), 2014/450/GBVB (3), (GBVB) 2015/740 (4), (GBVB) 2015/1333 (5), (GBVB) 2016/849 (6), (GBVB) 2016/1693 (7) en (GBVB) 2017/1775 (8) van de Raad dienovereenkomstig te wijzigen.

(8)

Er is verdere actie van de Unie nodig om bepaalde in dit besluit vastgestelde maatregelen uit te voeren,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit (GBVB) 2016/849 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 27 wordt lid 7 vervangen door:

“7.   Onverminderd lid 8 is het verbod in lid 1, onder a), en lid 2 niet van toepassing:

a)

wanneer het Sanctiecomité per geval heeft bepaald dat een vrijstelling nodig is ter facilitering van de werkzaamheden van internationale en niet-gouvernementele organisaties die bijstand en noodhulp verlenen aan de burgerbevolking in de DVK;

b)

met betrekking tot financiële transacties met de Foreign Trade Bank van de DVK of de Korea National Insurance Corporation (KNIC) indien dergelijke transacties uitsluitend bedoeld zijn voor het werk van diplomatieke missies in de DVK of humanitaire activiteiten die worden verricht door, of in coördinatie met, de Verenigde Naties.”

.

2)

Aan artikel 27 wordt het volgende lid toegevoegd:

“8.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op de verstrekking, verwerking of betaling van tegoeden, andere financiële activa of economische middelen of op de verstrekking van goederen of diensten die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor het steunen van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

a)

de Verenigde Naties, met inbegrip van hun programma's, fondsen en andere entiteiten en organen, alsmede hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

b)

internationale organisaties;

c)

humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en leden van die humanitaire organisaties;

d)

bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de Verenigde Naties, de responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de Verenigde Naties of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA);

e)

de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de onder a) tot en met d) genoemde entiteiten terwijl en in de mate waarin zij in die hoedanigheid handelen, of door

f)

passende andere actoren, zoals bepaald door het Sanctiecomité wat betreft lid 1, onder a), en lid 2, voor zover daarin wordt verwezen naar personen en entiteiten bedoeld in lid 1, onder a), en door de Raad wat betreft lid 1, onder b), c) en d), en lid 2, voor zover daarin wordt verwezen naar personen en entiteiten bedoeld in lid 1, onder b), c) en d).”

.

3)

Artikel 28 wordt vervangen door:

“Artikel 28

Onverminderd artikel 27, lid 8, zijn artikel 27, lid 1, onder d), en artikel 27, lid 2, voor zover daarin wordt verwezen naar de personen en entiteiten die onder artikel 27, lid 1, onder d), vallen, niet van toepassing op tegoeden, andere financiële activa of economische middelen die nodig zijn voor het uitvoeren van activiteiten van missies van de DVK bij de VN en gespecialiseerde instanties daarvan of aanverwante organisaties en van andere diplomatieke en consulaire missies van de DVK, noch op tegoeden, andere financiële activa of economische middelen waarvoor het Sanctiecomité vooraf per geval vaststelt dat deze nodig zijn voor het verlenen van humanitaire bijstand, voor denuclearisatie of voor een ander doel dat verenigbaar is met de doelstellingen van UNSCR 2270 (2016).”

.

4)

In artikel 36 wordt het volgende lid toegevoegd:

“3.   De in artikel 27, lid 8, bedoelde uitzondering ten aanzien van artikel 27, lid 1, punten b), c) en d), en van artikel 27, lid 2, wordt, voor zover zij betrekking heeft op personen en entiteiten die onder punten b), c) en d) van artikel 27, lid 1, vallen, op geregelde tijdstippen en ten minste om de 12 maanden herzien.”

.

Artikel 2

Besluit 2010/788/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 5 wordt het volgende lid toegevoegd:

“10.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op de verstrekking, verwerking of betaling van tegoeden, andere financiële activa of economische middelen of op de verstrekking van goederen of diensten die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor het steunen van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

a)

de Verenigde Naties, met inbegrip van hun programma's, fondsen en andere entiteiten en organen, alsmede hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

b)

internationale organisaties;

c)

humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en leden van die humanitaire organisaties;

d)

bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de Verenigde Naties, de responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de Verenigde Naties of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA);

e)

de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de onder a) tot en met d) genoemde entiteiten terwijl en in de mate waarin zij in die hoedanigheid handelen, of door

f)

passende andere actoren, zoals bepaald door het Sanctiecomité wat betreft personen en entiteiten bedoeld in artikel 3, lid 1, en door de Raad wat betreft personen en entiteiten bedoeld in artikel 3, lid 2.”

.

2)

In artikel 5 wordt lid 7 vervangen door:

“7.   Onverminderd artikel 5, lid 10, kunnen er ten aanzien van op de lijst in bijlage II geplaatste personen en entiteiten ook uitzonderingen worden gemaakt voor tegoeden en economische middelen die noodzakelijk zijn voor humanitaire doeleinden, zoals de verlening of het vergemakkelijken van de verlening van hulp, met inbegrip van medicijnen en levensmiddelen, of de overbrenging van humanitaire werkers en daarmee verband houdende hulp, of voor evacuatie uit de DRC.”

.

Artikel 3

Besluit 2010/413/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 20 wordt het volgende lid toegevoegd:

“15.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op de verstrekking, verwerking of betaling van tegoeden, andere financiële activa of economische middelen of op de verstrekking van goederen of diensten die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor andere activiteiten ter ondersteuning van elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

a)

de Verenigde Naties, met inbegrip van hun programma's, fondsen en andere entiteiten en organen, alsmede hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

b)

internationale organisaties;

c)

humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en leden van die humanitaire organisaties;

d)

bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de Verenigde Naties, de responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de Verenigde Naties of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA);

e)

de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de onder a) tot en met d) genoemde entiteiten terwijl en in de mate waarin zij in die hoedanigheid handelen, of door

f)

passende andere actoren, zoals bepaald door het Sanctiecomité wat betreft lid 1, onder a) en d), en lid 2, voor zover daarin wordt verwezen naar personen en entiteiten bedoeld in lid 1, onder a) en d), en door de Raad wat betreft lid 1, onder b), c) en e), en lid 2, voor zover daarin wordt verwezen naar personen en entiteiten bedoeld in lid 1, onder b), c) en e).”

.

2)

In artikel 26 wordt het volgende lid toegevoegd:

“6.   De in artikel 20, lid 15, bedoelde uitzondering ten aanzien van artikel 20, lid 1, punten b), c) en e), en van artikel 20, lid 2, wordt, voor zover zij betrekking heeft op personen en entiteiten die onder punten b), c) en e) van artikel 20, lid 1, vallen, op geregelde tijdstippen en ten minste om de 12 maanden herzien.”

.

Artikel 4

Besluit (GBVB) 2016/1693 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 3 wordt het volgende lid toegevoegd:

“10.   De leden 1, 2, 3 en 4 zijn niet van toepassing op de verstrekking, verwerking of betaling van tegoeden, andere financiële activa of economische middelen of op de verstrekking van goederen of diensten die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor het steunen van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

a)

de Verenigde Naties, met inbegrip van hun programma's, fondsen en andere entiteiten en organen, alsmede hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

b)

internationale organisaties;

c)

humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en leden van die humanitaire organisaties;

d)

bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de Verenigde Naties, de responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de Verenigde Naties of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA);

e)

de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de onder a) tot en met d) genoemde entiteiten terwijl en in de mate waarin zij in die hoedanigheid handelen, of door

f)

passende andere actoren, zoals bepaald door het Sanctiecomité wat betreft de leden 1 en 2, en door de Raad wat betreft de leden 3 en 4.”

.

2)

Artikel 6 wordt vervangen door:

“Artikel 6

1.   Dit besluit wordt, in het bijzonder in het licht van de toepasselijke besluiten van de VN-Veiligheidsraad of het comité, naargelang het geval herzien, gewijzigd of ingetrokken.

2.   Artikel 3, lid 10, is van toepassing tot en met 9 december 2024, tenzij de VNVR besluit de toepassing van Resolutie 2664 (2022) na die datum te verlengen.

3.   De in artikel 2, lid 2, en artikel 3, leden 3 en 4, bedoelde maatregelen worden op gezette tijden en ten minste om de twaalf maanden opnieuw bezien.

4.   Wanneer opmerkingen worden ingediend door een overeenkomstig artikel 2, lid 2, of artikel 3, leden 3 en 4, aangewezen persoon of entiteit, beziet de Raad de aanwijzing in het licht van die opmerkingen, en zijn de maatregelen niet meer van toepassing indien de Raad volgens de procedure van artikel 5 vaststelt dat niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor de toepassing ervan.

5.   Indien op basis van substantieel nieuw bewijsmateriaal een nader verzoek wordt gedaan om een persoon uit de bijlage te schrappen, voert de Raad overeenkomstig lid 3 een nadere toetsing uit.

6.   De in artikel 2, lid 2, en artikel 3, leden 3 en 4, bedoelde maatregelen gelden tot en met 31 oktober 2023.”.

Artikel 5

Besluit (GBVB) 2015/1333 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 9 wordt het volgende lid toegevoegd:

“14.   De leden 1, 2 en 4 zijn niet van toepassing op de verstrekking, verwerking of betaling van tegoeden, andere financiële activa of economische middelen of op de verstrekking van goederen of diensten die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor het steunen van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

a)

de Verenigde Naties, met inbegrip van hun programma's, fondsen en andere entiteiten en organen, alsmede hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

b)

internationale organisaties;

c)

humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en leden van die humanitaire organisaties;

d)

bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de Verenigde Naties, de responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de Verenigde Naties of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA);

e)

de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de onder a) tot en met d) genoemde entiteiten terwijl en in de mate waarin zij in die hoedanigheid handelen, of door

f)

passende andere actoren, zoals bepaald door het Sanctiecomité wat betreft lid 1, en lid 4, voor zover daarin wordt verwezen naar personen en entiteiten bedoeld in lid 1, en door de Raad wat betreft lid 2, en lid 4, voor zover daarin wordt verwezen naar personen en entiteiten bedoeld in lid 2.”

.

2)

In artikel 9 wordt lid 8 vervangen door:

“8.   Onverminderd artikel 9, lid 14, kunnen met betrekking tot de op de lijst in bijlage IV geplaatste personen en entiteiten tevens ontheffingen worden verleend voor tegoeden en economische middelen die noodzakelijk zijn voor humanitaire doeleinden, zoals het verlenen van bijstand of het faciliteren van de verlening van bijstand, mede omvattende medische benodigdheden, voedsel, elektriciteitsvoorziening, humanitaire hulpverleners en gerelateerde hulp, of het evacueren van onderdanen van derde landen uit Libië.”

.

3)

In artikel 9 wordt lid 9 vervangen door:

“9.   Onverminderd artikel 9, lid 14, kunnen met betrekking tot de in lid 3 bedoelde entiteiten tevens ontheffingen worden verleend voor tegoeden, financiële activa en economische middelen, mits:

a)

de betrokken lidstaat het Comité kennis heeft gegeven van zijn voornemen om de toegang tot de tegoeden, andere financiële activa of economische middelen toe te staan voor een of meer van de onderstaande doeleinden, en het Comité niet binnen vijf werkdagen na de kennisgeving een negatief besluit heeft genomen:

i)

humanitaire behoeften;

ii)

brandstof, elektriciteit en water, uitsluitend voor civiel gebruik;

iii)

de hervatting van de productie en verkoop van olie en gas door Libië;

iv)

de oprichting, werking of versterking van civiele bestuursinstellingen of civiele openbare infrastructuur, of

v)

de hervatting van de werkzaamheden van de bancaire sector, onder andere ter bevordering of facilitering van de internationale handel met Libië;

b)

de betrokken lidstaat bevestigt aan het Comité dat de betrokken tegoeden, andere financiële activa of economische middelen niet ter beschikking mogen worden gesteld van of ten goede mogen komen aan de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde personen;

c)

de betrokken lidstaat heeft vooraf de Libische autoriteiten geraadpleegd over het gebruik van de tegoeden, andere financiële activa of economische middelen, en

d)

de betrokken lidstaat heeft de Libische autoriteiten in kennis gesteld van het voornemen tot vrijgave van de tegoeden, andere financiële activa of economische middelen en de Libische autoriteiten hebben niet binnen vijf werkdagen na die kennisgeving bezwaar geuit.”.

Artikel 6

Besluit (GBVB) 2017/1775 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 2 wordt het volgende lid toegevoegd:

“8.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op de verstrekking, verwerking of betaling van tegoeden, andere financiële activa of economische middelen of op de verstrekking van goederen of diensten die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor het steunen van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

a)

de Verenigde Naties, met inbegrip van hun programma's, fondsen en andere entiteiten en organen, alsmede hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

b)

internationale organisaties;

c)

humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en leden van die humanitaire organisaties;

d)

bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de Verenigde Naties, de responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de Verenigde Naties of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA);

e)

de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de onder a) tot en met d) genoemde entiteiten terwijl en in de mate waarin zij in die hoedanigheid handelen, of door

f)

passende andere actoren, zoals bepaald door het Sanctiecomité.”

.

2)

Aan artikel 2 bis wordt het volgende lid toegevoegd:

“8.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op de verstrekking, verwerking of betaling van tegoeden, andere financiële activa of economische middelen of op de verstrekking van goederen of diensten die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor het steunen van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

a)

de Verenigde Naties, met inbegrip van hun programma's, fondsen en andere entiteiten en organen, alsmede hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

b)

internationale organisaties;

c)

humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en leden van die humanitaire organisaties;

d)

bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de Verenigde Naties, de responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de Verenigde Naties of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA);

e)

de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de onder a) tot en met d) genoemde entiteiten terwijl en in de mate waarin zij in die hoedanigheid handelen, of door

f)

passende andere actoren zoals bepaald door de Raad.”

.

3)

In artikel 2 bis wordt lid 7 vervangen door:

“7.   Onverminderd lid 8 kunnen, in afwijking van de leden 1 en 2, de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, onder door hen geschikt geachte voorwaarden, toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, of voor de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, nadat zij hebben vastgesteld dat het verstrekken van die tegoeden of economische middelen noodzakelijk is voor humanitaire doeleinden, zoals het verlenen of vergemakkelijken van hulp, met inbegrip van medische benodigdheden, levensmiddelen, of de overbrenging van humanitaire hulpverleners en daarmee verband houdende hulp, of bijstand voor evacuaties uit Mali. De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke toestemming die overeenkomstig dit artikel is verleend, binnen twee weken na de verlening van de toestemming.”

.

Artikel 7

Besluit (GBVB) 2015/740 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 7 wordt het volgende lid toegevoegd:

“7.   Artikel 6 is niet van toepassing op de verstrekking, verwerking of betaling van tegoeden, andere financiële activa of economische middelen of op de verstrekking van goederen of diensten die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor het steunen van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

a)

de Verenigde Naties, met inbegrip van hun programma's, fondsen en andere entiteiten en organen, alsmede hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

b)

internationale organisaties;

c)

humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en leden van die humanitaire organisaties;

d)

bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de Verenigde Naties, de responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de Verenigde Naties of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA);

e)

de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de onder a) tot en met d) genoemde entiteiten terwijl en in de mate waarin zij in die hoedanigheid handelen, of door

f)

passende andere actoren, zoals bepaald door het Sanctiecomité.”

.

2)

Aan artikel 8 wordt het volgende lid toegevoegd:

“6.   Artikel 6 is niet van toepassing op de verstrekking, verwerking of betaling van tegoeden, andere financiële activa of economische middelen of op de verstrekking van goederen of diensten die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor het steunen van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

a)

de Verenigde Naties, met inbegrip van hun programma's, fondsen en andere entiteiten en organen, alsmede hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

b)

internationale organisaties;

c)

humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en leden van die humanitaire organisaties;

d)

bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de Verenigde Naties, de responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de Verenigde Naties of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA);

e)

de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de onder a) tot en met d) genoemde entiteiten terwijl en in de mate waarin zij in die hoedanigheid handelen.”, of door

f)

passende andere actoren zoals bepaald door de Raad.”.

Artikel 8

Aan artikel 5 van Besluit 2014/450/GBVB wordt het volgende lid toegevoegd:

“5.   De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op de verstrekking, verwerking of betaling van tegoeden, andere financiële activa of economische middelen of op de verstrekking van goederen of diensten die noodzakelijk zijn voor de tijdige verstrekking van humanitaire bijstand of voor het steunen van andere activiteiten die beantwoorden aan elementaire menselijke behoeften wanneer dergelijke bijstand en andere activiteiten worden uitgevoerd door:

a)

de Verenigde Naties, met inbegrip van hun programma's, fondsen en andere entiteiten en organen, alsmede hun gespecialiseerde agentschappen en aanverwante organisaties;

b)

internationale organisaties;

c)

humanitaire organisaties met de status van waarnemer bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en leden van die humanitaire organisaties;

d)

bilateraal of multilateraal gefinancierde niet-gouvernementele organisaties die deelnemen aan de humanitaire responsplannen van de Verenigde Naties, de responsplannen voor vluchtelingen, andere oproepen van de Verenigde Naties of humanitaire clusters die worden gecoördineerd door het Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden van de Verenigde Naties (OCHA);

e)

de werknemers, begunstigden, ondergeschikte organen of uitvoerende partners van de onder a) tot en met d) genoemde entiteiten terwijl en in de mate waarin zij in die hoedanigheid handelen, of door

f)

passende andere actoren, zoals bepaald door het Sanctiecomité.”.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 31 maart 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

J. ROSWALL


(1)  Besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2007/140/GBVB (PB L 195 van 27.7.2010, blz. 39).

(2)  Besluit 2010/788/GBVB van de Raad van 20 december 2010 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in de Democratische Republiek Congo (PB L 336 van 21.12.2010, blz. 30).

(3)  Besluit 2014/450/GBVB van de Raad van 10 juli 2014 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Sudan en tot intrekking van Besluit 2011/423/GBVB (PB L 203 van 11.7.2014, blz. 106).

(4)  Besluit (GBVB) 2015/740 van de Raad van 7 mei 2015 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Zuid-Sudan en tot intrekking van Besluit 2014/449/GBVB (PB L 117 van 8.5.2015, blz. 52).

(5)  Besluit (GBVB) 2015/1333 van de Raad van 31 juli 2015 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië en tot intrekking van Besluit 2011/137/GBVB (PB L 206 van 1.8.2015, blz. 34).

(6)  Besluit (GBVB) 2016/849 van de Raad van 27 mei 2016 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea en tot intrekking van Besluit 2013/183/GBVB (PB L 141 van 28.5.2016, blz. 79).

(7)  Besluit (GBVB) 2016/1693 van de Raad van 20 september 2016 betreffende beperkende maatregelen tegen ISIS (Da'esh) en Al Qaida en daarmee verbonden personen, groepen, ondernemingen en entiteiten, en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2002/402/GBVB (PB L 255 van 21.9.2016, blz. 25).

(8)  Besluit (GBVB) 2017/1775 van de Raad van 28 september 2017 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Mali (PB L 251 van 29.9.2017, blz. 23).


Top