EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32022R2059

Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/2059 van de Commissie van 14 juni 2022 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de technische details van de vereisten inzake backtesting en toeschrijving van winsten en verliezen op grond van de artikelen 325 novoquinquagies en 325 sexagies van Verordening (EU) nr. 575/2013 (Voor de EER relevante tekst)

C/2022/3800

OJ L 276, 26.10.2022, p. 47–59 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 26/10/2022

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2022/2059/oj

26.10.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 276/47


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2022/2059 VAN DE COMMISSIE

van 14 juni 2022

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de technische details van de vereisten inzake backtesting en toeschrijving van winsten en verliezen op grond van de artikelen 325 novoquinquagies en 325 sexagies van Verordening (EU) nr. 575/2013

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (1), en met name artikel 325 novoquinquagies, lid 9, derde alinea, en artikel 325 sexagies, lid 4, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 325 novoquinquagies, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 schrijft voor dat instellingen dagelijkse overschrijdingen moeten tellen door middel van backtesting op de hypothetische en werkelijke veranderingen in de waarde van hun portefeuille die is samengesteld uit alle aan hun tradingafdelingen toegewezen posities. Een dergelijke backtesting is bedoeld om, afhankelijk van het niveau waarop zij wordt uitgevoerd, te beoordelen of het passend is de eigenvermogensvereisten voor posities in een tradingafdeling te berekenen aan de hand van de alternatieve internemodellenbenadering, en of de eigenvermogensvereisten in verband met modelleerbare risicofactoren toereikend zijn. Artikel 325 novoquinquagies, lid 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013 schrijft voor dat instellingen de eindedagwaarde van de portefeuille moeten gebruiken als uitgangspunt voor een dergelijke backtesting, met inbegrip van alle aanpassingen, zoals reserves of eventuele waarderingscorrecties.

(2)

Bij de backtesting van de VaR-waarde moeten bepaalde marktrisico-effecten die niet in het interne risicometingsmodel worden meegenomen, nog steeds worden opgenomen in de werkelijke veranderingen in de waarde van een portefeuille. Dienovereenkomstig moeten alle aanpassingen in verband met marktrisico, ongeacht de frequentie waarmee zij door instellingen worden geactualiseerd, worden opgenomen in de werkelijke veranderingen in de waarde van een portefeuille. De backtesting van de VaR-waarde met de hypothetische veranderingen in de waarde van een portefeuille moet echter worden uitgevoerd op basis van een statische portefeuille. Daarom moeten instellingen in de berekening van dergelijke hypothetische veranderingen in de waarde van een portefeuille alleen die aanpassingen opnemen die dagelijks worden berekend en die in het interne risicometingsmodel zijn opgenomen.

(3)

In sommige gevallen is het mogelijk dat, vanwege de aard van een aanpassing en vanwege het interne risicobeheer dat op die aanpassing van toepassing is, een dergelijke aanpassing wordt berekend tussen reeksen posities die aan meer dan één tradingafdeling zijn toegewezen. Om harmonisatie in de hele Unie te waarborgen, moet van instellingen worden verlangd dat zij bij de berekening van de werkelijke en hypothetische veranderingen in de waarde van een portefeuille van een tradingafdeling ofwel deze aanpassing voor elke tradingafdeling afzonderlijk herberekenen op basis van de posities die alleen aan de tradingafdeling zijn toegewezen, ofwel, indien aan specifieke voorwaarden is voldaan, de uit een dergelijke aanpassing voortvloeiende veranderingen alleen weergeven in het kader van de in artikel 325 novoquinquagies, lid 6, van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde backtesting. Wanneer instellingen het eindedagwaarderingsproces uitvoeren om de eindedagwaarden van de portefeuille van de tradingafdelingen af te leiden, mag het hun bijgevolg niet worden toegestaan bij de berekening van hypothetische en werkelijke veranderingen op het niveau van de tradingafdelingde aanpassing aan de tradingafdelingen toe te wijzen op een wijze die in verhouding staat tot de bijdrage van elke tradingafdeling aan de waarde van de aanpassing.

(4)

Het vereiste inzake de toeschrijving van winsten en verliezen als bedoeld in artikel 325 sexagies van Verordening (EU) nr. 575/2013 speelt een prominente rol om te waarborgen dat de theoretische veranderingen en de hypothetische veranderingen in de waarde van de portefeuille van de tradingafdeling dicht genoeg bij elkaar liggen. De statistische tests die zijn opgenomen in de door het Bazels Comité voor het bankentoezicht ontwikkelde internationale normen, de Spearman-correlatiecoëfficiënt en de Kolmogorov-Smirnov-testmetriek om het vereiste inzake de toeschrijving van winsten en verliezen operationeel te maken, zijn geschikt voor dat doel en moeten derhalve door instellingen worden gebruikt.

(5)

In de internationale normen is bepaald dat instellingen aan een aanvullend-kapitaalvereiste moeten voldoen wanneer de theoretische en hypothetische veranderingen in de waarde van de portefeuille van tradingafdelingen niet dicht genoeg bij elkaar liggen. In dat geval moet van instellingen worden verlangd dat zij dat aanvullend-kapitaalvereiste voor die tradingafdelingen berekenen en aan de bevoegde autoriteiten rapporteren.

(6)

Bij de rapportage van de resultaten van de toeschrijving van winsten en verliezen overeenkomstig artikel 325 terquinquagies, lid 2, punt d), van Verordening (EU) nr. 575/2013 moeten instellingen ook aangeven waar de hypothetische veranderingen en theoretische veranderingen in de waarde van de portefeuille van een tradingafdeling wezenlijk verschillen. Dit moet instellingen helpen om mogelijke tekortkomingen in de berekening van de theoretische veranderingen vast te stellen.

(7)

Bij de beoordeling van de naleving van het vereiste inzake de toeschrijving van winsten en verliezen worden theoretische veranderingen in de waarde van een portefeuille vergeleken met hypothetische veranderingen die worden berekend uitgaande van een statische portefeuille. Die vergelijking heeft tot doel de materialiteit vast te stellen van de verschillen in de waarderingsprocessen van het risicometingsmodel van de instelling die de theoretische veranderingen opleveren, en in de waarderingsprocessen van de interne systemen van de instelling die de hypothetische veranderingen opleveren. Om ervoor te zorgen dat die vergelijking niet wordt beïnvloed door veranderingen in de samenstelling van de portefeuille, moeten de theoretische veranderingen in de waarde van een portefeuille die in het vereiste inzake de toeschrijving van winsten en verliezen worden gebruikt, ook worden berekend uitgaande van een statische portefeuille.

(8)

Om consistentie met internationale normen te waarborgen, moeten de hypothetische veranderingen in de waarde van een portefeuille die worden berekend om te beoordelen of het vereiste inzake de toeschrijving van winsten en verliezen wordt nageleefd, worden afgestemd op de hypothetische veranderingen in de waarde van de portefeuille die een instelling berekent ten behoeve van de backtesting.

(9)

Verschillen tussen de waarderingsprocessen die de hypothetische en theoretische veranderingen in de waarde van een portefeuille opleveren, kunnen te wijten zijn aan het feit dat bepaalde risicofactoren in het risicometingsmodel zijn weggelaten of dat het risicometingsmodel is vereenvoudigd. Andere verschillen kunnen te wijten zijn aan discrepanties in de gegevens die een instelling als input gebruikt om de waarde van haar portefeuilles te bepalen. Om bijkomende bronnen van discrepantie als gevolg van dergelijke verschillen in inputgegevens te voorkomen, moet het instellingen worden toegestaan de inputgegevens op elkaar af te stemmen, mits aan bepaalde specifieke voorwaarden is voldaan.

(10)

De frequentie waarmee de resultaten van het vereiste inzake de toeschrijving van winsten en verliezen moeten worden gerapporteerd, moet worden afgestemd op de frequentie waarmee de modelleerbaarheid van de risicofactoren wordt beoordeeld en de frequentie waarmee de eigenvermogensvereisten voor marktrisico worden gerapporteerd. Op die manier zullen instellingen in staat zijn de eigenvermogensvereisten voor marktrisico te bepalen op basis van consistente resultaten voor de backtestingvereisten, de vereisten inzake de toeschrijving van winsten en verliezen en de beoordeling van de modelleerbaarheid.

(11)

De wijze waarop instellingen hun totale eigenvermogensvereisten voor marktrisico moeten aggregeren, moet in overeenstemming worden gebracht met de internationale normen. Daarom moet de aggregatieformule de resultaten van het vereiste inzake de toeschrijving van winsten en verliezen weerspiegelen, met inbegrip van het aanvullend-kapitaalvereiste wanneer theoretische en hypothetische veranderingen niet dicht genoeg bij elkaar liggen. Daarnaast moet de aggregatieformule een vermindering van de diversificatievoordelen weerspiegelen wanneer de eigenvermogensvereisten voor een tradingafdeling worden berekend met de alternatieve standaardbenadering en niet met de alternatieve internemodellenbenadering.

(12)

Om de bevoegde autoriteiten te ondersteunen bij de controle van de naleving van deze verordening door instellingen, moeten instellingen ertoe worden verplicht hun uitvoering van deze verordening te documenteren.

(13)

De bepalingen van deze verordening zijn nauw met elkaar verbonden, aangezien zij allemaal betrekking hebben op elementen die ten behoeve van de berekening van de eigenvermogensvereisten voor marktrisico’s met behulp van de alternatieve internemodellenbenadering moeten worden opgenomen in veranderingen in de waarde van de portefeuille van een tradingafdeling. Om de samenhang te garanderen tussen die bepalingen, die op hetzelfde moment in werking moeten treden, en om de personen voor wie de daarin gestelde verplichtingen gelden, een volledig inzicht in en een vlotte toegang tot deze bepalingen te bieden, is het wenselijk alle bij artikel 325 novoquinquagies, lid 9, derde alinea, en artikel 325 sexagies, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 575/2013 vereiste technische reguleringsnormen in één enkele verordening samen te brengen.

(14)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de EBA bij de Commissie heeft ingediend.

(15)

De EBA heeft openbare raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de mogelijke kosten en baten ervan geanalyseerd en het advies van de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (2) opgerichte Stakeholdersgroep bankwezen ingewonnen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

TECHNISCHE ELEMENTEN DIE IN DE WERKELIJKE EN HYPOTHETISCHE VERANDERINGEN IN DE WAARDE VAN EEN PORTEFEUILLE MOETEN WORDEN OPGENOMEN TEN BEHOEVE VAN DE BACKTESTINGVEREISTEN

Afdeling 1

Technische elementen die in de werkelijke veranderingen in de waarde van een portefeuille moeten worden opgenomen

Artikel 1

Technische elementen die in de werkelijke veranderingen in de waarde van een portefeuille van een tradingafdeling moeten worden opgenomen voor de op het niveau van de tradingafdeling uitgevoerde backtestingvereisten

1.   Voor de toepassing van de in artikel 325 novoquinquagies, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde backtesting van de tradingafdeling berekenen instellingen de werkelijke veranderingen in de waarde van een portefeuille van een tradingafdeling met gebruikmaking van dezelfde technieken, met inbegrip van dezelfde prijsstellingsmethoden, modelparameters en marktgegevens, als die welke worden gebruikt in het proces dat wordt gebruikt voor de berekening van de eindedagwaarden (“eindedagwaarderingsproces”), met inbegrip van de resultaten van de in artikel 105, lid 8, van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde onafhankelijke prijsverificatie.

2.   Bij de berekening van de werkelijke veranderingen in de waarde van de portefeuille van een tradingafdeling weerspiegelen instellingen de veranderingen in de waarde van die portefeuille die het gevolg zijn van het verstrijken van de tijd.

3.   Bij de berekening van de werkelijke veranderingen in de waarde van de portefeuille van een tradingafdeling nemen instellingen in die waarde alle aanpassingen op die in aanmerking zijn genomen in het in lid 1 bedoelde eindedagwaarderingsproces en die verband houden met marktrisico, met uitzondering van alle volgende aanpassingen:

a)

aanpassingen van de kredietwaardering die de actuele marktwaarde van het kredietrisico van tegenpartijen bij de instelling weerspiegelen;

b)

aan het eigen kredietrisico van de instelling toegeschreven aanpassingen die overeenkomstig artikel 33, lid 1, punt b) of c), van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het eigen vermogen zijn uitgesloten;

c)

aanvullende waardeaanpassingen die overeenkomstig artikel 34 van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het tier 1-kernkapitaal zijn afgetrokken.

4.   Instellingen berekenen de waarde van een aanpassing als bedoeld in lid 3 op basis van alle posities die aan dezelfde tradingafdeling zijn toegewezen. Instellingen nemen veranderingen in de waarde van de aanpassing alleen op op de datum waarop de aanpassing wordt berekend.

5.   Naast de uitsluitingen als bedoeld in lid 3, punten a), b) en c), kunnen instellingen van de berekening van de werkelijke veranderingen in de waarde van de portefeuille van een tradingafdeling een aanpassing uitsluiten die in het eindedagwaarderingsproces wordt berekend tussen reeksen posities die op nettobasis aan meer dan één tradingafdeling zijn toegewezen, indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a)

die aanpassing wordt, vanwege de aard ervan, op nettobasis berekend tussen reeksen posities die aan meer dan één tradingafdeling zijn toegewezen;

b)

het interne risicobeheer van die aanpassing stemt overeen met het niveau waarop de aanpassing wordt berekend;

c)

de betrokken instelling documenteert alle volgende gegevens:

i)

de reeksen posities waartussen de aanpassing wordt berekend;

ii)

de redenering die ten grondslag ligt aan de berekening van de aanpassing tussen de in punt i) bedoelde reeksen posities;

iii)

de motivering om de aanpassing niet te berekenen op basis van uitsluitend aan die tradingafdeling toegewezen posities.

Artikel 2

Technische elementen die in de werkelijke veranderingen in de waarde van een portefeuille van een tradingafdeling moeten worden opgenomen voor de op het niveau van de instelling uitgevoerde backtestingvereisten

1.   Voor de toepassing van de in artikel 325 novoquinquagies, lid 6, van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde backtesting berekenen instellingen de werkelijke veranderingen in de waarde van een portefeuille met gebruikmaking van dezelfde technieken, met inbegrip van dezelfde prijsstellingsmethoden, modelparameters en marktgegevens, als die welke worden gebruikt in het eindedagwaarderingsproces, inclusief de resultaten van de in artikel 105, lid 8, van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde onafhankelijke prijsverificatie.

2.   Bij de berekening van de werkelijke veranderingen in de waarde van een portefeuille weerspiegelen instellingen de veranderingen in de waarde van die portefeuille die het gevolg zijn van het verstrijken van de tijd.

3.   Bij de berekening van de werkelijke veranderingen in de waarde van een portefeuille nemen instellingen in die waarde alle aanpassingen op die in aanmerking zijn genomen in het in lid 1 bedoelde eindedagwaarderingsproces en die verband houden met marktrisico, met uitzondering van alle volgende aanpassingen:

a)

aanpassingen van de kredietwaardering die de actuele marktwaarde van het kredietrisico van tegenpartijen bij de instelling weerspiegelen;

b)

aan het eigen kredietrisico van de instelling toegeschreven aanpassingen die overeenkomstig artikel 33, lid 1, punt b) of c), van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het eigen vermogen zijn uitgesloten;

c)

aanvullende waardeaanpassingen die overeenkomstig artikel 34 van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het tier 1-kernkapitaal zijn afgetrokken.

4.   Instellingen berekenen de verandering in de waarde van de in lid 3 bedoelde aanpassingen op basis van een van de volgende elementen:

a)

alle posities die zijn toegewezen aan tradingafdelingen waarvoor instellingen de eigenvermogensvereisten voor marktrisico berekenen volgens de alternatieve internemodellenbenadering als beschreven in deel drie, titel IV, hoofdstuk 1 ter, van Verordening (EU) nr. 575/2013.

b)

alle posities die onderworpen zijn aan de eigenvermogensvereisten voor marktrisico.

5.   Instellingen nemen veranderingen in de waarde van de aanpassing alleen op op de datum waarop de aanpassing wordt berekend.

Afdeling 2

Technische elementen die in de hypothetische veranderingen in de waardevereisten van een portefeuille moeten worden opgenomen

Artikel 3

Technische elementen die in de hypothetische veranderingen in de waarde van een portefeuille van een tradingafdeling moeten worden opgenomen voor de op het niveau van de tradingafdeling uitgevoerde backtestingvereisten

1.   Voor de toepassing van de in artikel 325 novoquinquagies, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde backtesting van de tradingafdeling berekenen instellingen de hypothetische veranderingen in de waarde van de portefeuille van een tradingafdeling met gebruikmaking van dezelfde technieken, met inbegrip van dezelfde prijsstellingsmethoden, modelparameters en marktgegevens, als die welke worden gebruikt in het eindedagwaarderingsproces, zonder rekening te houden met vergoedingen en commissies.

2.   Bij de berekening van de hypothetische veranderingen in de waarde van de portefeuille van een tradingafdeling weerspiegelen instellingen de veranderingen in de waarde van die portefeuille die het gevolg zijn van het verstrijken van de tijd, op dezelfde wijze als deze veranderingen worden weerspiegeld bij de berekening van:

a)

de in artikel 325 quinquinquagies, lid 1, punt a), van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde expected shortfall-risicomaatstaf;

b)

de in artikel 325 quatersexagies van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde stressscenariorisicomaatstaf.

3.   Bij de berekening van de hypothetische veranderingen in de waarde van de portefeuille van een tradingafdeling nemen instellingen in die waarde alle aanpassingen op die in aanmerking zijn genomen in het in lid 1 bedoelde eindedagwaarderingsproces en die verband houden met marktrisico, die op dagbasis zijn berekend en die in het risicometingsmodel van de instelling zijn opgenomen, met uitzondering van alle volgende aanpassingen:

a)

aanpassingen van de kredietwaardering die de actuele marktwaarde van het kredietrisico van tegenpartijen bij de instelling weerspiegelen;

b)

aan het eigen kredietrisico van de instelling toegeschreven aanpassingen die overeenkomstig artikel 33, lid 1, punt b) of c), van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het eigen vermogen zijn uitgesloten;

c)

aanvullende waardeaanpassingen die overeenkomstig artikel 34 van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het tier 1-kernkapitaal zijn afgetrokken.

4.   Instellingen berekenen de waarde van een aanpassing als bedoeld in lid 3 op basis van alle posities die aan die tradingafdeling zijn toegewezen. instellingen nemen veranderingen in de waarde van een aanpassing op op basis van een vergelijking tussen de waarde van de aanpassing aan het einde van de dag en, uitgaande van ongewijzigde posities in de portefeuille van de tradingafdeling, de waarde van de aanpassing aan het einde van de daaropvolgende dag.

5.   Naast de in lid 3, punten a), b) en c), bedoelde uitsluitingen kunnen instellingen van de berekening van de hypothetische veranderingen in de waarde van de portefeuille van een tradingafdeling een aanpassing uitsluiten die op nettobasis in het eindedagwaarderingsproces wordt berekend tussen reeksen posities die aan meer dan één tradingafdeling zijn toegewezen, indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a)

die aanpassing wordt, vanwege de aard ervan, op nettobasis berekend tussen reeksen posities die aan meer dan één tradingafdeling zijn toegewezen;

b)

het interne risicobeheer van die aanpassing stemt overeen met het niveau waarop de aanpassing wordt berekend;

c)

de betrokken instelling documenteert alle volgende gegevens:

i)

de reeksen posities waartussen de aanpassing wordt berekend;

ii)

de redenering die ten grondslag ligt aan de berekening van de aanpassing tussen de in punt i) bedoelde reeksen posities;

iii)

de motivering om de aanpassing niet te berekenen op basis van uitsluitend aan die tradingafdeling toegewezen posities.

Artikel 4

Technische elementen die in de hypothetische veranderingen in de waarde van een portefeuille van een tradingafdeling moeten worden opgenomen voor de op het niveau van de instelling uitgevoerde backtestingvereisten

1.   Voor de toepassing van de in artikel 325 novoquinquagies, lid 6, van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde backtesting berekenen instellingen de hypothetische veranderingen in de waarde van een portefeuille met gebruikmaking van dezelfde technieken, met inbegrip van dezelfde prijsstellingsmethoden, modelparameters en marktgegevens, als die welke worden gebruikt in het eindedagwaarderingsproces, zonder rekening te houden met vergoedingen en commissies.

2.   Bij de berekening van de hypothetische veranderingen in de waarde van de portefeuille weerspiegelen instellingen de veranderingen in de waarde van de portefeuille die het gevolg zijn van het verstrijken van de tijd, op dezelfde wijze als deze veranderingen worden weerspiegeld in de berekening van:

a)

de in artikel 325 quaterquinquagies, lid 1, punt a), van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde expected shortfall-risicomaatstaf;

b)

de in artikel 325 quatersexagies van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde stressscenariorisicomaatstaf.

3.   Bij de berekening van de hypothetische veranderingen in de waarde van de portefeuille nemen instellingen in die waarde alle aanpassingen op die in aanmerking zijn genomen in het in lid 1 bedoelde eindedagwaarderingsproces en die verband houden met marktrisico, die op dagbasis zijn berekend en die in het risicometingsmodel van de instelling zijn opgenomen, met uitzondering van alle volgende aanpassingen:

a)

aanpassingen van de kredietwaardering die de actuele marktwaarde van het kredietrisico van tegenpartijen bij de instelling weerspiegelen;

b)

aan het eigen kredietrisico van de instelling toegeschreven aanpassingen die overeenkomstig artikel 33, lid 1, punt b) of c), van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het eigen vermogen zijn uitgesloten;

c)

aanvullende waarderingsaanpassingen die overeenkomstig artikel 34 van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het tier 1-kernkapitaal zijn afgetrokken.

4.   Instellingen berekenen de verandering in de waarde van de in lid 3 bedoelde aanpassingen op basis van een van de volgende elementen:

a)

alle posities die zijn toegewezen aan tradingafdelingen waarvoor instellingen de eigenvermogensvereisten voor marktrisico berekenen volgens de alternatieve internemodellenbenadering als beschreven in deel drie, titel IV, hoofdstuk 1 ter, van Verordening (EU) nr. 575/2013;

b)

alle posities die onderworpen zijn aan de eigenvermogensvereisten voor marktrisico.

Artikel 5

Documentatievereisten

Instellingen beschikken over gedragslijnen en procedures waarin wordt uiteengezet hoe zij de werkelijke en hypothetische veranderingen in de waarde van een portefeuille van een tradingafdeling of in de waarde van een portefeuille berekenen overeenkomstig de artikelen 1 tot en met 4 van deze verordening. Die gedragslijnen en procedures omvatten alle volgende elementen:

a)

bij de beschrijving van de wijze waarop de werkelijke veranderingen in de waarde van de betrokken portefeuille worden berekend, een overzicht van de verschillen tussen de veranderingen in de eindedagwaarden van de portefeuille ten gevolge van het eindedagwaarderingsproces en de werkelijke veranderingen in de waarde van de betrokken portefeuille;

b)

de vergoedingen en commissies en de wijze waarop de in artikel 325 novoquinquagies, lid 4, punt b), van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde uitsluiting wordt toegepast;

c)

een lijst van alle aanpassingen, met voor elke aanpassing alle volgende gegevens:

i)

een beschrijving van de aanpassing en het doel daarvan;

ii)

de methode en het proces die voor de berekening van de aanpassing worden gebruikt;

iii)

de frequentie van de berekening van de aanpassing en, indien de frequentie lager is dan dagelijks, de motivering van die frequentie;

iv)

of de aanpassing gevoelig is voor marktrisico;

v)

de reeksen posities waartussen de aanpassing wordt berekend en de redenen voor het uitvoeren van de berekening voor die reeksen;

vi)

of en hoe het uit de veranderingen voortvloeiende risico in de aanpassing actief wordt afgedekt en welke tradingafdeling of -afdelingen verantwoordelijk zijn voor deze afdekking;

vii)

of en hoe de aanpassing in aanmerking wordt genomen in de werkelijke veranderingen in de waarde van de betrokken portefeuille ten behoeve van de in artikel 325 novoquinquagies, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde backtesting en de in artikel 325 novoquinquagies, lid 6, van die verordening bedoelde backtesting;

viii)

of en hoe de aanpassing in aanmerking wordt genomen bij de hypothetische veranderingen in de waarde van de betrokken portefeuille voor de toepassing van de artikelen 325 novoquinquagies en 325 sexagies van Verordening (EU) nr. 575/2013, en een overzicht van de wijze waarop de verandering in de aanpassing wordt berekend indien wordt uitgegaan van ongewijzigde posities in de portefeuille.

HOOFDSTUK 2

TECHNISCHE SPECIFICATIE VAN HET VEREISTE INZAKE DE TOESCHRIJVING VAN WINSTEN EN VERLIEZEN

Afdeling 1

Criteria die nodig zijn om ervoor te zorgen dat de theoretische veranderingen en de hypothetische veranderingen in de waarde van een portefeuille van een tradingafdeling dicht genoeg bij elkaar liggen en gevolgen voor tradingafdelingen die niet aan die voorwaarde voldoen

Artikel 6

Algemene vereisten

1.   Voor de toepassing van artikel 325 novoquinquagies, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 berekenen instellingen voor de portefeuille van een bepaalde tradingafdeling de in artikel 7 van deze verordening vastgestelde Spearman-correlatiecoëfficiënt en de in artikel 8 van deze verordening vastgestelde Kolmogorov-Smirnov-testmetriek en passen zij op basis van de resultaten van die berekeningen de in artikel 9 van deze verordening bedoelde criteria toe. Indien, volgens die criteria, de theoretische veranderingen en de hypothetische veranderingen in de waarde van de portefeuille van een tradingafdeling niet dicht genoeg bij elkaar liggen, geldt voor instellingen het in artikel 10 van deze verordening bedoelde gevolg.

2.   Voor de toepassing van lid 1 kunnen instellingen het tijdstip (snapshot time) waarvoor zij de theoretische veranderingen in de waarde van de portefeuille van de tradingafdeling berekenen, afstemmen op de snapshot time waarvoor zij de hypothetische veranderingen in die waarde berekenen.

Artikel 7

Berekening van de Spearman-correlatiecoëfficiënt

1.   Instellingen berekenen de in artikel 6, lid 1, van deze verordening bedoelde Spearman-correlatiecoëfficiënt door de volgende stappen in de onderstaande volgorde uit te voeren:

a)

zij bepalen de tijdreeks van waarnemingen van de hypothetische en theoretische veranderingen in de waarde van de portefeuille van de tradingafdeling gedurende de meest recente 250 werkdagen;

b)

uit de tijdreeksen van de in punt a) bedoelde hypothetische en theoretische wijzigingen produceren instellingen de overeenkomstige tijdreeksen van rangen overeenkomstig lid 2, waarbij zij de tijdreeksen van de hypothetische en theoretische veranderingen als de oorspronkelijke tijdreeks behandelen;

c)

zij berekenen de Spearman-correlatiecoëfficiënt volgens de volgende formule:

Formula

waarbij

R HPL

=

de tijdreeks van rangen die zijn geproduceerd uit de tijdreeksen van hypothetische veranderingen als bedoeld in punt b);

R RTPL

=

de tijdreeks van rangen die zijn geproduceerd uit de tijdreeksen van theoretische veranderingen als bedoeld in punt b);

Formula

=

de standaardafwijking van de tijdreeks van rangen RHPL berekend overeenkomstig lid 3, punt a);

Formula

=

de standaardafwijking van de tijdreeks van rangen RRTPL berekend overeenkomstig lid 3, punt b);

cov (RHPL , RRTPL )

=

de covariantie berekend overeenkomstig lid 3, punt c), tussen de tijdreeksen van rangen RHPL en RRTPL .

2.   Instellingen produceren de tijdreeks van rangen als bedoeld in lid 1, punt b), uit een oorspronkelijke tijdreeks door de volgende stappen in de onderstaande volgorde uit te voeren:

a)

voor elke waarneming binnen de oorspronkelijke tijdreeks tellen instellingen het aantal waarnemingen met een lagere waarde dan die waarneming binnen die tijdreeks;

b)

instellingen labelen elke waarneming met het nummer dat resulteert uit de in punt a) bedoelde berekening vermeerderd met één;

c)

indien ten gevolge van de labeling overeenkomstig punt b) twee of meer waarnemingen met hetzelfde nummer zijn gelabeld, verhogen de instellingen verder de nummers van die labels met de volgende breuk;

Formula

waarbij N gelijk is aan het aantal labels met hetzelfde nummer;

d)

instellingen beschouwen de tijdreeksen van de overeenkomstig de punten b) en c) verkregen labels als tijdreeksen van rangen.

3.   Instellingen berekenen de standaardafwijking van de tijdreeks van rangen RHPL overeenkomstig de in punt a) bedoelde formule, de standaardafwijking van de tijdreeksen van rangen RRTPL overeenkomstig de in punt b) bedoelde formule en de covariantie tussen die tijdreeksen overeenkomstig de in punt c) bedoelde formule, op de volgende wijze;

a)

Formula

;

b)

Formula

;

c)

Formula

;

waarbij

i

=

de index die de waarneming in de tijdreeks van rangen aangeeft;

Formula

=

de “i-de” waarneming van de tijdreeks van rangen R HPL ;

Formula

=

het gemiddelde van de tijdreeks van rangen RHPL ;

Formula

=

de “i-de” waarneming van de tijdreeks van rangen RRTPL ;

Formula

=

het gemiddelde van de tijdreeks van rangen RRTPL .

Artikel 8

Berekening van de Kolmogorov-Smirnovtoetsmetriek

1.   Instellingen berekenen de in artikel 6, lid 1, van deze verordening bedoelde Kolmogorov-Smirnovtestmetriek door de volgende stappen in de onderstaande volgorde uit te voeren:

a)

zij bepalen de tijdreeks van de meest recente 250 werkdagen van waarnemingen van de hypothetische en theoretische veranderingen in de waarde van de portefeuille van de tradingafdeling;

b)

zij berekenen de empirische cumulatieve distributiefunctie van de hypothetische veranderingen in de waarde van de portefeuille van de tradingafdeling uit de in punt a) bedoelde tijdreeks van de hypothetische veranderingen;

c)

zij berekenen de empirische cumulatieve verdelingsfunctie van de theoretische veranderingen in de waarde van de portefeuille van de tradingafdeling uit de in punt a) bedoelde tijdreeks van de hypothetische veranderingen;

d)

zij verkrijgen de Kolmogorov-Smirnov-toetsmetriek door het maximale verschil te berekenen tussen de twee empirische cumulatieve verdelingen berekend overeenkomstig de punten b) en c) tegen elke mogelijke waarde van winsten en verliezen.

2.   Voor de toepassing van lid 1 wordt onder de empirische verdelingsfunctie die uit een tijdreeks wordt verkregen, de functie begrepen die, bij elk nummer als input, resulteert in de ratio tussen het aantal waarnemingen binnen de tijdreeks met een lagere of gelijke waarde dan het inputnummer en het totale aantal waarnemingen binnen de tijdreeks.

Artikel 9

Specificatie van de criteria die noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat de theoretische veranderingen en de hypothetische veranderingen in de waarde van de portefeuille van een tradingafdeling dicht genoeg bij elkaar liggen

1.   Voor de toepassing van artikel 325 sexagies, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 classificeren instellingen elk van de tradingafdelingen als een afdeling in een groene, oranje, gele of rode zone overeenkomstig de leden 2 tot en met 5.

Wanneer een tradingafdeling als een afdeling in de groene zone is geclassificeerd, worden de theoretische veranderingen en de hypothetische veranderingen in de waarde van de portefeuille van die tradingafdeling geacht dicht genoeg bij elkaar te liggen.

Wanneer een tradingafdeling als een afdeling in de oranje, gele of rode zone is geclassificeerd, worden de theoretische veranderingen en de hypothetische veranderingen in de waarde van de portefeuille van die tradingafdeling niet geacht dicht genoeg bij elkaar te liggen.

2.   Een tradingafdeling wordt geclassificeerd als een afdeling in de groene zone indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de Spearman-correlatiecoëfficiënt voor de tradingafdeling, berekend overeenkomstig artikel 7 van deze verordening, is hoger dan 0,8;

b)

de Kolmogorov-Smirnov-testmetriek voor de tradingafdeling, berekend overeenkomstig artikel 8 van deze verordening, is lager dan 0,09.

3.   Een tradingafdeling wordt geclassificeerd als een afdeling in de rode zone indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de Spearman-correlatiecoëfficiënt voor de tradingafdeling, berekend overeenkomstig artikel 7 van deze verordening, is lager dan 0,7;

b)

de Kolmogorov-Smirnov-testmetriekvoor de tradingafdeling, berekend overeenkomstig artikel 8 van deze verordening, is hoger dan 0,12.

4.   Een tradingafdeling wordt geclassificeerd als een afdeling in de oranje zone indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de tradingafdeling is niet als afdeling in de groene of niet als afdeling in de rode zone geclassificeerd;

b)

de eigenvermogensvereisten voor alle aan die tradingafdeling toegewezen posities zijn in het voorgaande kwartaal berekend op basis van de alternatieve standaardbenadering als bedoeld in deel drie, titel IV, hoofdstuk 1 bis, van Verordening (EU) nr. 575/2013.

5.   Een tradingafdeling die niet als afdeling in de groene, oranje of rode zone wordt geclassificeerd, wordt geclassificeerd als een afdeling in de gele zone.

Artikel 10

Gevolgen voor tradingafdelingen die zijn geclassificeerd als afdeling in de gele, oranje of rode zone

1.   Instellingen die de eigenvermogensvereisten berekenen overeenkomstig de alternatieve internemodellenbenadering als bedoeld in deel drie, titel IV, hoofdstuk 1 ter, van Verordening (EU) nr. 575/2013 voor posities die zijn toegewezen aan tradingafdelingen die overeenkomstig artikel 9 van deze verordening als afdelingen in de rode, oranje of gele zone zijn geclassificeerd, berekenen met betrekking tot die posities een kapitaalopslag overeenkomstig de volgende formule:

Formula

waarbij

k

=

zoals gespecificeerd in lid 2;

SAima

=

de eigenvermogensvereisten voor marktrisico’s berekend volgens de alternatieve standaardbenadering als bedoeld in deel drie, titel IV, hoofdstuk 1 bis, van Verordening (EU) nr. 575/2013 voor de portefeuille van alle posities die zijn toegewezen aan de tradingafdelingen waarvoor de instelling de eigenvermogensvereisten voor marktrisico’s berekent overeenkomstig de alternatieve internemodellenbenadering als bedoeld in deel drie, titel IV, hoofdstuk 1 ter, van Verordening (EU) nr. 575/2013;

IMAima

=

de eigenvermogensvereisten voor marktrisico’s berekend overeenkomstig de alternatieve internemodellenbenadering als bedoeld in deel drie, titel IV, hoofdstuk 1 ter, van Verordening (EU) nr. 575/2013 voor de portefeuille van alle posities die zijn toegewezen aan de tradingafdelingen waarvoor de instelling overeenkomstig deel drie, titel IV, hoofdstuk 1 ter, van Verordening (EU) nr. 575/2013 de eigenvermogensvereisten voor marktrisico’s berekent;

2.   Voor de toepassing van lid 1 wordt de coëfficient k berekend overeenkomstig de volgende formule:

Formula

waarbij

SA i

=

de eigenvermogensvereisten voor marktrisico’s berekend overeenkomstig de alternatieve standaardbenadering als bedoeld in deel drie, titel IV, hoofdstuk 1 bis, van Verordening (EU) nr. 575/2013 voor alle aan tradingafdeling “i” toegeschreven posities;

Formula

=

de indices van alle tradingafdelingen die overeenkomstig artikel 9 van deze verordening als afdelingen in de rode, oranje of gele zone zijn geclassificeerd, waaronder die waarvoor de eigenvermogensvereisten voor marktrisico’s worden berekend overeenkomstig de alternatieve internemodellenbenadering als bedoeld in deel drie, titel IV, hoofdstuk 1 ter, van Verordening (EU) nr. 575/2013;

Formula

=

de indices van alle tradingafdelingen waarvoor de eigenvermogensvereisten zijn berekend overeenkomstig de alternatieve internemodellenbenadering als bedoeld in deel drie, titel IV, hoofdstuk 1 ter, van Verordening (EU) nr. 575/2013;

3.   Instellingen die de eigenvermogensvereisten voor marktrisico’s berekenen overeenkomstig de alternatieve internemodellenbenadering als bedoeld in deel drie, titel IV, hoofdstuk 1 ter, van Verordening (EU) nr. 575/2013 voor posities toegewezen aan tradingafdelingen die overeenkomstig artikel 9 van deze verordening als afdelingen in de rode of oranje zone zijn geclassificeerd, stellen de bevoegde autoriteit daarvan in kennis wanneer zij de resultaten van het vereiste inzake de toeschrijving van winsten en verliezen overeenkomstig artikel 325 terquinquagies, lid 2, punt d), van Verordening (EU) nr. 2013/575 rapporteren.

Artikel 11

Frequentie van beoordeling van de naleving van het vereiste inzake de toeschrijving van winsten en verliezen

Instellingen beoordelen de naleving van het vereiste inzake de toeschrijving van winsten en verliezen op kwartaalbasis voor alle tradingafdelingen waarvoor die instellingen de in artikel 325 terquinquagies, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde toestemming hebben om de eigenvermogensvereisten met behulp van interne modellen te berekenen.

Afdeling 2

Technische elementen die in de werkelijke en hypothetische veranderingen in de waarde van de portefeuille van een tradingafdeling moeten worden opgenomen ten behoeve van de vereisten inzake toeschrijving van winsten en verliezen

Artikel 12

Technische elementen die in de theoretische veranderingen in de waarde van de portefeuille van een tradingafdeling moeten worden opgenomen

1.   Voor de toepassing van artikel 325 sexagies van Verordening (EU) nr. 575/2013 berekenen instellingen de theoretische veranderingen in de waarde van de portefeuille van een tradingafdeling op basis van een vergelijking tussen de eindedagportefeuillewaarde en, uitgaande van ongewijzigde posities in de portefeuille van de tradingafdeling, de waarde van die portefeuille aan het einde van de daaropvolgende dag.

2.   Instellingen berekenen de theoretische veranderingen in de portefeuille van een tradingafdeling met gebruikmaking van dezelfde technieken, met inbegrip van dezelfde prijsstellingsmethoden, modelparameters en marktgegevens als die welke in het risicometingsmodel worden gebruikt.

3.   Theoretische veranderingen in de waarde van de portefeuille van een tradingafdeling omvatten alleen de veranderingen in de waarde van alle risicofactoren die zijn opgenomen in het risicometingsmodel waarop instellingen de scenario’s van toekomstige schokken toepassen.

Artikel 13

Technische elementen die in de hypothetische veranderingen in de waarde van de portefeuille van een tradingafdeling moeten worden opgenomen ten behoeve van de vereisten inzake toeschrijving van winsten en verliezen

Voor de toepassing van artikel 325 sexagies van Verordening (EU) nr. 575/2013 berekenen instellingen de hypothetische veranderingen in de waarde van de portefeuille van een tradingafdeling overeenkomstig artikel 3 van deze verordening.

Artikel 14

Afstemming van gegevens voor de vereisten inzake de toeschrijving van winsten en verliezen

1.   Voor de toepassing van artikel 325 sexagies van Verordening (EU) nr. 575/2013 kunnen instellingen de waarde van inputgegevens voor een bepaalde risicofactor die bij de berekening van de theoretische veranderingen in de waarde van de portefeuille van de tradingafdeling wordt gebruikt, vervangen door de waarde van de inputgegevens van dezelfde aard voor dezelfde risicofactor gebruikt bij de berekening van de hypothetische veranderingen in de waarde van de portefeuille van de tradingafdeling, mits aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de verschillen in de inputgegevens zijn te wijten aan het feit dat de gegevens afkomstig zijn van verschillende gegevensverstrekkers;

b)

de verschillen in de inputgegevens zijn te wijten aan het feit dat de inputgegevens op verschillende tijdstippen tijdens dezelfde werkdag uit de marktgegevensbron worden gehaald.

2.   Voor de toepassing van artikel 325 sexagies van Verordening (EU) nr. 575/2013 kunnen instellingen de waarde van een risicofactor die bij de berekening van de theoretische veranderingen in de waarde van de portefeuille van de tradingafdeling wordt gebruikt, vervangen door de waarde van dezelfde risicofactor die bij de berekening van de hypothetische veranderingen in de waarde van de portefeuille van de tradingafdeling wordt gebruikt, mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de risicofactor die bij de berekening van de hypothetische veranderingen in de waarde van de portefeuille van de tradingafdeling wordt gebruikt, stemt niet rechtstreeks overeen met de inputgegevens;

b)

de risicofactor is afgeleid van de inputgegevens met behulp van technieken van de waarderingssystemen die voor de hypothetische veranderingen in de waarde van de portefeuille van de tradingafdeling worden gebruikt;

c)

geen enkele van de in punt b) bedoelde technieken van de waarderingssystemen is heropgebouwd in de waarderingssystemen die in het risicometingsmodel worden gebruikt om de waarde af te leiden van de risicofactor die bij de berekening van de theoretische veranderingen in de waarde van de portefeuille van de tradingafdeling wordt gebruikt.

Artikel 15

Documentatievereisten

1.   Instellingen beschikken over gedragslijnen en procedures waarin wordt uiteengezet hoe zij de theoretische veranderingen berekenen overeenkomstig de artikelen 12 en 14 van deze verordening, die een toelichting bevatten over de wijze waarop de theoretische veranderingen in de waarde van de portefeuille van de tradingafdeling worden berekend voor modelleerbare en niet-modelleerbare risicofactoren.

2.   Bij het ontwerpen van de procedures voor de afstemming van de gegevens als bedoeld in artikel 14 van deze verordening, passen de instellingen het volgende toe:

a)

zij vergelijken de theoretische veranderingen in de waarde van de portefeuille van de tradingafdeling zonder de in artikel 14 van deze verordening bedoelde afstemming met de theoretische veranderingen in de waarde van de portefeuille van de tradingafdeling met de in artikel 14 van deze verordening bedoelde aanpassingen, en zij documenteren die vergelijking;

b)

zij beoordelen het effect van de afstemming op de maatstaven van de tests gebruikt voor de beoordeling van de naleving van het in de artikelen 7 en 8 van deze verordening bedoelde vereiste inzake de toeschrijving van winsten en verliezen, en documenteren die beoordeling.

3.   Instellingen documenteren alle aanpassingen van de inputgegevens voor de risicofactoren in de berekening van de theoretische veranderingen in de portefeuille van de tradingafdeling overeenkomstig artikel 14 van deze verordening, alsmede de beweegredenen voor deze aanpassingen.

Afdeling 3

Eigenvermogensvereisten berekend overeenkomstig de alternatieve internemodellenbenadering

Artikel 16

Berekening van de eigenvermogensvereisten voor marktrisico overeenkomstig de alternatieve internemodellenbenadering voor instellingen met tradingafdelingen

Instellingen die overeenkomstig de alternatieve internemodellenbenadering als bedoeld in deel drie, titel IV, hoofdstuk 1 ter, van Verordening (EU) nr. 575/2013 de eigenvermogensvereisten voor marktrisico’s berekenen voor de posities die aan sommige van hun tradingafdelingen zijn toegewezen, berekenen de eigenvermogensvereisten voor al hun posities in de handelsportefeuille en al hun posities in de niet-handelsportefeuille die wisselkoers- of grondstoffenrisico’s genereren als de som van de resultaten van de in de punten a) en b) bedoelde formules, op de volgende wijze:

a)

Formula

b)

Formula

waarbij

IMAima

=

IMAima als gespecificeerd in artikel 10 van deze verordening;

SAima

=

SAima als gespecificeerd in artikel 10 van deze verordening;

Kapitaalopslag

=

de kapitaalopslag berekend overeenkomstig artikel 10 van deze verordening;

C U

=

de eigenvermogensvereisten berekend overeenkomstig deel drie, titel IV, hoofdstuk 1 bis, van Verordening (EU) nr. 575/2013 voor de portefeuille van niet aan tradingafdelingen toegewezen posities, waarvoor instellingen overeenkomstig de alternatieve internemodellenbenadering als bedoeld in deel drie, titel IV, hoofdstuk 1 ter, van Verordening (EU) nr. 575/2013 de eigenvermogensvereisten voor marktrisico’s berekenen;

SAall desks

=

de eigenvermogensvereisten voor marktrisico’s van alle posities in de handelsportefeuille en alle posities in de niet-handelsportefeuille die wisselkoers- of grondstoffenrisico’s genereren overeenkomstig de alternatieve internemodellenbenadering als bedoeld in deel drie, titel IV, hoofdstuk 1 bis, van Verordening (EU) nr. 575/2013.

Artikel 17

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 juni 2022.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).


Top