EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32021R0697

Verordening (EU) 2021/697 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 tot oprichting van het Europees Defensiefonds en tot intrekking van Verordening (EU) 2018/1092 (Voor de EER relevante tekst)

PE/11/2021/INIT

OJ L 170, 12.5.2021, p. 149–177 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 01/03/2024

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2021/697/oj

12.5.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 170/149


VERORDENING (EU) 2021/697 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 29 april 2021

tot oprichting van het Europees Defensiefonds en tot intrekking van Verordening (EU) 2018/1092

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 173, lid 3, artikel 182, lid 4, artikel 183 en artikel 188, tweede alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De geopolitieke context van de Unie is het afgelopen decennium drastisch veranderd. De situatie in de naburige regio’s van Europa is instabiel en de Unie wordt geconfronteerd met een complexe en veeleisende omgeving waarin nieuwe dreigingen, zoals hybride aanvallen en cyberaanvallen, in opmars zijn en conventionelere uitdagingen terugkeren. Gelet op die context zijn zowel Europese burgers als hun politieke leiders het erover eens dat er meer gezamenlijk moet worden ondernomen op het gebied van defensie.

(2)

De defensiesector kenmerkt zich door toenemende kosten van defensiematerieel en door hoge kosten van onderzoek en ontwikkeling, die de lancering van nieuwe defensieprogramma’s belemmeren en rechtstreekse gevolgen hebben voor het concurrentie- en innovatievermogen van de Europese industriële en technologische defensiebasis. Gelet op die kostenstijging moet de ontwikkeling van een nieuwe generatie grote defensiesystemen en van nieuwe defensietechnologieën op Unieniveau worden ondersteund om de samenwerking tussen de lidstaten met betrekking tot investeringen in defensiematerieel te versterken.

(3)

In haar mededeling van 30 november 2016, getiteld “Europees defensieactieplan”, heeft de Commissie zich ertoe verbonden de samenwerkingsinspanningen van de lidstaten met het oog op de ontwikkeling van technologische en industriële defensievermogens aan te vullen, te bevorderen en te consolideren om een antwoord te bieden op veiligheidsuitdagingen en om het concurrentievermogen, de innovatieve capaciteit en de efficiëntie van de Europese defensie-industrie in de hele Unie en daarbuiten te ondersteunen. De Commissie heeft zich er bovendien toe verbonden, de totstandbrenging van een meer geïntegreerde defensiemarkt in de Unie te ondersteunen en de benutting van Europese defensieproducten en -technologieën op de interne markt te bevorderen, hetgeen op zijn beurt de afhankelijkheid van niet-Uniebronnen zal verminderen. De Commissie stelde met name voor een Europees Defensiefonds op te richten om investeringen in gezamenlijk onderzoek en de gezamenlijke ontwikkeling van defensieproducten en -technologieën te ondersteunen en zodoende synergieën en kosteneffectiviteit te bevorderen, en om de gezamenlijke aankoop en het gezamenlijk onderhoud van defensie-uitrusting door de lidstaten te bevorderen. Het Europees Defensiefonds moet een aanvulling vormen op de nationale financiering die reeds daartoe wordt gebruikt, de lidstaten stimuleren om meer samen te werken en te investeren in defensie en de samenwerking gedurende de gehele levenscyclus van defensieproducten en -technologieën ondersteunen.

(4)

Het Europees Defensiefonds dient bij te dragen tot een sterke, concurrerende en innovatieve Europese industriële en technologische defensiebasis en de initiatieven van de Unie met het oog op een meer geïntegreerde Europese defensiemarkt, met name de in 2009 vastgestelde Richtlijnen 2009/43/EG (3) en 2009/81/EG (4) van het Europees Parlement en van de Raad betreffende overdrachten en overheidsopdrachten in de defensiesector in de Unie, aan te vullen.

(5)

Om bij te dragen aan de versterking van het concurrentievermogen en de innovatiecapaciteit van de defensie-industrie van de Unie, moet een Europees Defensiefonds (het “fonds”) worden opgericht voor een periode van zeven jaar, om de duur ervan gelijk te laten lopen met die van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 (MFK 2021-2027) dat is bepaald bij Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad (5), aan de hand van een geïntegreerde aanpak. Het fonds is gericht op het vergroten van het concurrentievermogen, de innovatie, de efficiëntie en de technologische autonomie van de defensie-industrie van de Unie en daardoor bijdragen tot de strategische autonomie van de Unie door zowel in de onderzoeksfase als in de ontwikkelingsfasen van defensieproducten en -technologieën de grensoverschrijdende samenwerking tussen lidstaten en de samenwerking tussen ondernemingen, onderzoekscentra, nationale overheden, internationale organisaties en universiteiten in de hele Unie te ondersteunen. Om tot meer innovatieve oplossingen en een open interne markt te komen, moet het fonds ondersteuning bieden aan, en de verbreding faciliteren van, de grensoverschrijdende samenwerking van kleine en middelgrote ondernemingen (“kmo’s”) en middelgrote beursgenoteerde ondernemingen (“midcaps”) in de defensiesector. Binnen de Unie worden tekortkomingen in gemeenschappelijke defensievermogens in kaart gebracht in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid, met name door middel van het vermogensontwikkelingsplan, terwijl de overkoepelende strategische onderzoeksagenda tevens gemeenschappelijke defensieonderzoeksdoelstellingen vaststelt.

Andere Unieprocessen, zoals de gecoördineerde jaarlijkse evaluatie inzake defensie en de permanente gestructureerde samenwerking, hebben tot doel de uitvoering van relevante prioriteiten te ondersteunen door kansen voor versterkte samenwerking in kaart te brengen en te benutten, teneinde aldus het ambitieniveau van de Unie op het gebied van veiligheid en defensie te realiseren. In voorkomend geval kunnen ook regionale en internationale prioriteiten, onder meer in de context van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, in aanmerking worden genomen, indien zij stroken met de prioriteiten van de Unie en geen lidstaat of geassocieerd land beletten om deel te nemen, waarbij getracht wordt onnodige overlap te vermijden.

(6)

De aan de ontwikkeling van defensievermogens verbonden onderzoeksfase is cruciaal, omdat zij bepalend is voor zowel de capaciteit als de autonomie van de Europese industrie om defensieproducten te ontwikkelen, en voor de onafhankelijkheid van de lidstaten als eindgebruikers van dergelijke producten. De onderzoeksfase kan aanzienlijke risico’s inhouden, met name als gevolg van lage maturiteit en de disruptieve aard van de technologieën. Ook aan de ontwikkelingsfase, die doorgaans volgt op de onderzoeksfase, zijn aanzienlijke risico’s en kosten verbonden die de verdere benutting van onderzoeksresultaten belemmeren en het concurrentievermogen en de innovatie van de defensie-industrie van de Unie aantasten. Het fonds moet bijgevolg het verband tussen de onderzoeks- en de ontwikkelingsfase versterken.

(7)

Het fonds biedt geen steun aan fundamenteel onderzoek, dat in plaats daarvan door andere financieringsprogramma’s moet worden gesteund, maar de door het fonds verleende steun mag worden aangewend voor defensiegericht fundamenteel onderzoek dat mogelijk als basis kan dienen voor de oplossing van erkende of verwachte problemen of nieuwe mogelijkheden kan creëren.

(8)

Het fonds zou steun kunnen bieden aan zowel acties gericht op nieuwe defensieproducten en -technologieën als acties voor de modernisering van bestaande defensieproducten en -technologieën, met inbegrip van de interoperabiliteit ervan. Acties voor de modernisering van bestaande defensieproducten en -technologieën mogen enkel in aanmerking komen indien het gebruik van reeds bestaande informatie die nodig is voor de uitvoering van de acties, niet onderworpen is aan een zodanige beperking door een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land dat de acties niet kunnen worden uitgevoerd. Juridische entiteiten die een aanvraag tot Uniefinanciering indienen, moeten worden verplicht informatie te verstrekken waaruit blijkt dat geen sprake is van beperkingen. Indien dergelijke informatie ontbreekt, mag geen Uniefinanciering worden verstrekt.

(9)

Het fonds moet steun bieden voor acties die bijdragen tot de ontwikkeling van disruptieve technologieën voor defensie. Aangezien disruptieve technologieën gebaseerd kunnen zijn op concepten of ideeën die afkomstig zijn van niet-traditionele actoren op het gebied van defensie, moet het fonds voldoende flexibiliteit bieden met betrekking tot de raadpleging van belanghebbenden en de uitvoering van dergelijke acties.

(10)

Opdat bij de uitvoering van deze verordening de internationale verplichtingen van de Unie en haar lidstaten worden geëerbiedigd, mag het fonds geen steun verlenen voor acties met betrekking tot producten of technologieën waarvan het gebruik, de ontwikkeling of de productie krachtens internationaal recht verboden is. In dat verband moet de subsidiabiliteit van acties met het oog op nieuwe defensieproducten of -technologieën eveneens worden onderworpen aan ontwikkelingen in het internationaal recht. Acties voor de ontwikkeling van dodelijke autonome wapens die niet de mogelijkheid bieden om een zinvolle menselijke controle uit te oefenen over besluiten in verband met de selectie en inzet ervan bij aanvallen die op mensen gericht zijn, mogen bovendien evenmin in aanmerking komen voor steun uit het fonds, onverminderd de mogelijkheid om financiering te verstrekken voor acties voor de ontwikkeling van systemen voor vroegtijdige waarschuwing en tegenmaatregelen voor defensiedoeleinden.

(11)

Het feit dat het moeilijk is om geharmoniseerde defensievermogensvereisten en gemeenschappelijke technische specificaties of normen overeen te komen, belemmert de grensoverschrijdende samenwerking tussen de lidstaten en tussen in verschillende lidstaten gevestigde juridische entiteiten. Het ontbreken van dergelijke vereisten, specificaties en normen heeft geleid tot meer versnippering van de defensiesector, technische complexiteit, vertragingen, hogere kosten, onnodige overlap en een verminderde interoperabiliteit. Een akkoord over gemeenschappelijke technische specificaties moet een voorwaarde zijn voor acties die een hogere mate van technologische paraatheid vereisen. Activiteiten die gericht zijn op de vaststelling van geharmoniseerde defensievermogensvereisten en activiteiten die erop gericht zijn bij te dragen tot de gezamenlijke vaststelling van technische specificaties of normen, moeten eveneens in aanmerking komen voor financiering uit het fonds, met name indien zij interoperabiliteit stimuleren.

(12)

Aangezien het fonds het concurrentievermogen, de efficiëntie en de innovatie van de defensie-industrie van de Unie beoogt te ondersteunen door gezamenlijk defensieonderzoek en gezamenlijke technologische activiteiten te bevorderen en aan te vullen en de risico’s van de ontwikkelingsfase van samenwerkingsprojecten te ondervangen, moeten acties met het oog op onderzoek naar en de ontwikkelingsfasen van een defensieproduct of -technologie in aanmerking komen voor steun uit het fonds.

(13)

Aangezien het fonds voornamelijk tot doel heeft de samenwerking tussen juridische entiteiten en lidstaten in de hele Unie te versterken, moeten acties enkel in aanmerking komen voor financiering indien zij worden uitgevoerd door juridische entiteiten die samenwerken binnen een consortium van ten minste drie subsidiabele juridische entiteiten die zijn gevestigd in ten minste drie verschillende lidstaten of geassocieerde landen. Ten minste drie van die subsidiabele juridische entiteiten die gevestigd zijn in ten minste twee verschillende lidstaten of geassocieerde landen, mogen gedurende de gehele periode waarin de actie wordt uitgevoerd, niet direct of indirect onder zeggenschap van dezelfde juridische entiteit staan, en mogen niet onder elkaars zeggenschap staan. In die context moet onder “zeggenschap” het vermogen worden verstaan om beslissende invloed op een juridische entiteit uit te oefenen, hetzij direct, hetzij indirect via een of meer intermediaire juridische entiteiten. Rekening houdend met de specifieke kenmerken van disruptieve technologieën voor defensie, en van studies, zouden de acties door één juridische entiteit kunnen worden uitgevoerd. Om samenwerking tussen de lidstaten te stimuleren, dient het voor het fonds ook mogelijk te zijn gezamenlijke precommerciële inkoop te ondersteunen.

(14)

Op grond van Besluit 2013/755/EU van de Raad (6) komen in landen of gebieden overzee gevestigde entiteiten in aanmerking voor financiering, overeenkomstig de voorschriften en doelstellingen van het fonds en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het desbetreffende land of gebied overzee banden heeft.

(15)

Aangezien het fonds tot doel heeft het concurrentievermogen en de efficiëntie van de defensie-industrie van de Unie te versterken, mogen in beginsel alleen in de Unie of in geassocieerde landen gevestigde juridische entiteiten die niet onder zeggenschap van niet-geassocieerde derde landen of entiteiten uit niet-geassocieerde derde landen staan, voor steun in aanmerking komen. In die context moet onder “zeggenschap” het vermogen worden verstaan om beslissende invloed op een juridische entiteit uit te oefenen, hetzij direct, hetzij indirect via een of meer intermediaire juridische entiteiten. Bovendien moeten, teneinde de bescherming van de wezenlijke veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten te waarborgen, de infrastructuur, faciliteiten, activa en middelen van de ontvangers en bij een door het fonds gesteunde actie betrokken subcontractanten zich gedurende de gehele periode van een actie op het grondgebied van een lidstaat of een niet-geassocieerd derde land bevinden, en moeten de uitvoerende bestuursstructuren van de ontvangers en bij een actie betrokken subcontractanten zich in de Unie of in een geassocieerd land bevinden. Bijgevolg mag een juridische entiteit die in een niet-geassocieerd derde land is gevestigd dan wel een juridische entiteit die in de Unie of in een geassocieerd land is gevestigd, maar waarvan de uitvoerende bestuursstructuur zich in een niet-geassocieerd derde land bevindt, niet in aanmerking komen als ontvanger of bij een actie betrokken subcontractant. Om de essentiële veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten te beschermen, moeten die subsidiabiliteitscriteria ook gelden voor financiering die via aanbesteding wordt verstrekt, in afwijking van artikel 176 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (7) (“het Financieel Reglement”).

(16)

In bepaalde omstandigheden moet kunnen worden afgeweken van het beginsel dat ontvangers en hun bij een door het fonds gesteunde actie betrokken subcontractanten niet onder zeggenschap van niet-geassocieerde derde landen of entiteiten uit niet-geassocieerde derde landen staan. In die context moeten in de Unie of in een geassocieerd land gevestigde juridische entiteiten die onder zeggenschap van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land staan, als ontvangers of bij de actie betrokken subcontractanten voor financiering in aanmerking komen, mits aan strenge voorwaarden met betrekking tot de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten is voldaan. De deelname van dergelijke juridische entiteiten mag niet in strijd zijn met de doelstellingen van het fonds. Aanvragers moeten alle relevante informatie over bij de actie te gebruiken infrastructuur, faciliteiten, activa en middelen verstrekken. In dat verband moet tevens rekening worden gehouden met bezwaren van de lidstaten op het gebied van voorzieningszekerheid.

(17)

In het kader van de beperkende maatregelen van de Unie die op grond van artikel 29 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en artikel 215, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) zijn vastgesteld, mogen direct noch indirect fondsen of economische middelen beschikbaar worden gesteld aan of ten behoeve van aangewezen rechtspersonen, entiteiten of organen. Dergelijke aangewezen entiteiten, en entiteiten die eigendom van hen zijn of onder hun zeggenschap staan, kunnen bijgevolg geen steun uit het fonds ontvangen.

(18)

De Uniefinanciering moet worden verstrekt na competitieve oproepen tot het indienen van voorstellen overeenkomstig het Financieel Reglement. In bepaalde terdege onderbouwde uitzonderlijke omstandigheden moet Uniefinanciering echter ook kunnen worden toegekend zonder oproep tot het indienen van voorstellen, overeenkomstig artikel 195, eerste alinea, punt e), van het Financieel Reglement. Aangezien de toekenning van financiering overeenkomstig artikel 195, eerste alinea, punt e), van het Financieel Reglement een afwijking vormt van de algemene regel, dat financiering na competitieve oproepen tot het indienen van voorstellen wordt toegekend, moeten die uitzonderlijke omstandigheden strikt worden uitgelegd. In dat verband moet de Commissie, hierin bijgestaan door het comité van de lidstaten (het “comité”), bij de toekenning van een subsidie zonder oproep tot het indienen van voorstellen bezien in hoeverre de voorgestelde actie beantwoordt aan de doelstellingen van het fonds met betrekking tot grensoverschrijdende industriële samenwerking en mededinging in de gehele toeleveringsketen.

(19)

Indien een consortium wenst deel te nemen aan een actie die in aanmerking komt voor financiering en de steun van de Unie in de vorm van een subsidie zal worden verstrekt, moet het consortium een van zijn leden benoemen tot coördinator. De coördinator dient het voornaamste contactpunt te zijn voor de relaties van het consortium met de Commissie.

(20)

Indien een door het fonds gesteunde actie wordt beheerd door een door de lidstaten of geassocieerde landen benoemde projectbeheerder, moet de Commissie de projectbeheerder over de met betrekking tot de actie gemaakte voortgang raadplegen voordat zij overgaat tot betaling aan de ontvangers, zodat de projectbeheerder kan waarborgen dat de ontvangers zich aan de desbetreffende termijnen houden. De projectbeheerder moet de Commissie opmerkingen over met betrekking tot de actie gemaakte voortgang meedelen, zodat de Commissie kan bepalen of aan de voorwaarden om tot betaling over te gaan is voldaan.

(21)

Het fonds moet in direct beheer worden uitgevoerd om de doeltreffendheid en efficiëntie van de uitvoering te maximaliseren en volledige samenhang met andere initiatieven van de Unie te verzekeren. De Commissie moet dus bevoegd blijven voor de selectie- en toekenningsprocedures, ook wat ethische toetsing en beoordeling betreft. In onderbouwde gevallen moet de Commissie echter begrotingsuitvoeringstaken voor specifieke acties die steun uit het fonds ontvangen, kunnen toevertrouwen aan de in artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt c), van het Financieel Reglement bedoelde organen, bijvoorbeeld wanneer een projectbeheerder is benoemd door de lidstaten die een actie gezamenlijk financieren, mits aan de vereisten van het Financieel Reglement is voldaan. Een dergelijk toevertrouwen van begrotingsuitvoeringstaken zou helpen om het beheer van gezamenlijk gefinancierde acties te stroomlijnen en zorgen voor soepele coördinatie tussen de financieringsovereenkomst en de overeenkomst die wordt ondertekend door het consortium en de projectbeheerder die werd benoemd door de lidstaten die de actie gezamenlijk financieren.

(22)

Om te waarborgen dat de gefinancierde ontwikkelingsacties financieel levensvatbaar zijn, moeten de aanvragers aantonen dat de kosten van de actie die niet in aanmerking komen voor Uniefinanciering, door andere financieringsmiddelen worden gedekt.

(23)

De lidstaten moeten verschillende soorten financiële regelingen tot hun beschikking hebben voor de gezamenlijke ontwikkeling en verwerving van defensievermogens. De Commissie zou kunnen voorzien in verschillende soorten regelingen die de lidstaten vrijwillig zouden kunnen toepassen om het hoofd te bieden aan uitdagingen voor gezamenlijke ontwikkeling en aanbesteding vanuit financieringsoogpunt. De toepassing van dergelijke financiële regelingen zou verder kunnen bijdragen tot het opzetten van gezamenlijke en grensoverschrijdende defensieprojecten en de efficiëntie van defensie-uitgaven kunnen verhogen, onder meer voor projecten die door het fonds worden gesteund.

(24)

Gelet op de specifieke kenmerken van de defensie-industrie, waar de vraag nagenoeg uitsluitend afkomstig is van de lidstaten en de geassocieerde landen, die ook de zeggenschap hebben over alle aanschaf van defensiegerelateerde producten en technologieën, en uitvoer, is de werking van de defensiesector niet onderworpen aan de gebruikelijke regels en bedrijfsmodellen van traditionelere markten. De industrie kan bijgevolg geen omvangrijke zelfgefinancierde onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten voor defensie opzetten, en vaak worden alle kosten van onderzoek en ontwikkeling volledig door de lidstaten en de geassocieerde landen gefinancierd. Ter verwezenlijking van de doelstellingen van het fonds, met name het bevorderen van de samenwerking tussen juridische entiteiten uit verschillende lidstaten en geassocieerde landen, en rekening houdend met de specifieke kenmerken van de defensiesector, moet worden voorzien in een volledige dekking van de subsidiabele kosten voor acties die voorafgaand aan de prototypefase plaatsvinden.

(25)

De prototypefase is een cruciale fase waarin de lidstaten of de geassocieerde landen doorgaans over hun geconsolideerde investering beslissen en het proces voor de aanschaf van hun toekomstige defensieproducten of -technologieën opstarten. Om die reden is het in die specifieke fase dat lidstaten en geassocieerde landen afspraken maken over de nodige toezeggingen, onder meer wat betreft de kostendeling en de eigendom van het project. Om hun toezegging geloofwaardig te maken, mag de steun uit het fonds in normale gevallen niet meer dan 20 % van de subsidiabele kosten bedragen.

(26)

Voor acties na de prototypefase moet in financiering tot 80 % worden voorzien. Dergelijke acties, die dichter bij de voltooiing van het product en de technologie plaatsvinden, kunnen nog steeds aanzienlijke kosten met zich brengen.

(27)

Belanghebbenden in de defensiesector worden geconfronteerd met specifieke indirecte kosten, zoals kosten voor beveiliging. Daarnaast werken die belanghebbenden in een specifieke markt waar ze — bij gebrek aan vraag aan de afnemerszijde — de kosten van onderzoek en ontwikkeling niet op dezelfde manier kunnen terugvorderen als belanghebbenden in de civiele sector. Daarom is het passend te voorzien in een vast percentage van 25 % van de totale directe subsidiabele kosten van de actie, alsook in de mogelijkheid om indirecte subsidiabele kosten in rekening te brengen die overeenkomstig de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van de ontvangers zijn bepaald, indien die methoden door hun nationale autoriteiten zijn aanvaard voor vergelijkbare activiteiten in de defensiesector en indien zij door de ontvanger aan de Commissie zijn meegedeeld.

(28)

Acties met deelname van kmo’s en midcaps die grensoverschrijdende activiteiten verrichten, dragen bij aan het openstellen van toeleveringsketens en aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het fonds. Dergelijke acties moeten daarom in aanmerking komen voor een verhoogd financieringspercentage dat aan alle deelnemende juridische entiteiten ten goede komt.

(29)

Om ervoor te zorgen dat de gefinancierde acties zullen bijdragen tot het concurrentievermogen en de efficiëntie van de Europese defensie-industrie, is het van belang dat de lidstaten voornemens zijn het uiteindelijke product gezamenlijk aan te schaffen of de technologie gezamenlijk te gebruiken, met name via gezamenlijke grensoverschrijdende aanbestedingen, waarbij lidstaten hun aanbestedingsprocedures gezamenlijk opzetten, met name door middel van een aankoopcentrale.

(30)

Om ervoor te zorgen dat de door het fonds gesteunde acties bijdragen tot het concurrentievermogen en de efficiëntie van de Europese defensie-industrie, moeten die acties op de middellange tot lange termijn marktgericht, vraaggestuurd en commercieel levensvatbaar zijn. Daarom moet bij de subsidiabiliteitscriteria voor ontwikkelingsacties in aanmerking worden genomen of de lidstaten het voornemen hebben om, onder meer via een memorandum van overeenstemming of een intentieverklaring, het uiteindelijke product aan te schaffen, of de technologie te gebruiken, op een gecoördineerde manier. Bij de toekenningscriteria voor ontwikkelingsacties moet daarnaast in aanmerking worden genomen of de lidstaten zich er politiek of juridisch toe hebben verbonden het uiteindelijke product of de uiteindelijke technologie gezamenlijk en gecoördineerd te gebruiken, te bezitten of te onderhouden.

(31)

De bevordering van innovatie en technologische ontwikkeling in de defensie-industrie van de Unie moet stroken met de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie. Dienovereenkomstig moeten de bijdragen die acties leveren tot die belangen en tot de gezamenlijk door de lidstaten overeengekomen onderzoeks- en vermogensprioriteiten op defensiegebied, een toekenningscriterium zijn voor financiering.

(32)

Subsidiabele acties die worden ontwikkeld in de context van projecten van de permanente gestructureerde samenwerking in het institutionele kader van de Unie, moeten voortdurend zorgen voor een betere samenwerking tussen juridische entiteiten in de verschillende lidstaten en moeten zodoende rechtstreeks bijdragen aan de doelstellingen van het fonds. Na selectie moeten die acties dus in aanmerking komen voor een verhoogd financieringspercentage.

(33)

De Commissie zal rekening houden met andere activiteiten die worden gefinancierd uit hoofde van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie dat is ingesteld bij Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad (8) — om onnodige overlappingen te vermijden en kruisbestuiving en synergieën tussen civiel en defensieonderzoek te waarborgen.

(34)

Cyberbeveiliging en cyberdefensie vormen steeds grotere uitdagingen en de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid hebben erkend dat het nodig is synergieën tot stand te brengen tussen cyberdefensieacties binnen het toepassingsgebied van deze verordening en initiatieven van de Unie op het gebied van cyberbeveiliging, zoals aangekondigd in de gezamenlijke mededeling van de Commissie van 13 september 2017“Weerbaarheid, afschrikking en defensie: bouwen aan sterke cyberbeveiliging voor de EU”. Met name moeten belanghebbenden streven naar synergieën tussen de civiele en defensiegerelateerde aspecten van cyberbeveiliging, met het oog op het vergroten van de cyberveerkracht.

(35)

Er moet voor een geïntegreerde aanpak worden gezorgd door het samenbrengen van activiteiten in het kader van de door de Commissie opgezette voorbereidende actie inzake defensieonderzoek overeenkomstig artikel 58, lid 2, punt b), van het Financieel Reglement en het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie, dat is ingesteld bij Verordening (EU) 2018/1092 van het Europees Parlement en de Raad (9), alsook door de voorwaarden voor deelname te harmoniseren. Met een dergelijke geïntegreerde aanpak moet een meer coherente reeks instrumenten worden gecreëerd en de impact op innovatie en samenwerking en de economische impact van het fonds worden vergroot, waarbij onnodige overlap en versnippering worden voorkomen. Daarmee zou het fonds ook bijdragen tot een betere benutting van de resultaten van defensieonderzoek en zo de kloof tussen de onderzoeks- en de ontwikkelingsfase dichten, rekening houdend met de specifieke kenmerken van de defensiesector, en alle vormen van innovatie, waaronder disruptieve technologieën voor defensie, bevorderen. Bovendien zijn in voorkomend geval ook positieve overloopeffecten voor de civiele sector te verwachten.

(36)

Wanneer dit, gelet op de specifieke kenmerken van de actie, passend is, moeten de doelstellingen van het fonds ook worden nagestreefd door middel van financiële instrumenten en begrotingsgaranties uit hoofde van het InvestEU-fonds dat is opgericht bij Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad (10).

(37)

Steun uit het fonds moet worden gebruikt voor een proportionele aanpak van tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties, en de acties mogen particuliere financiering niet overlappen of verdringen, noch de concurrentie op de interne markt verstoren. De acties moeten een duidelijke meerwaarde voor de Unie hebben.

(38)

De vormen van Uniefinanciering en de uitvoeringsmethoden van het fonds moeten worden gekozen op basis van de mogelijkheden die zij bieden voor het verwezenlijken van de specifieke doelstellingen van de acties en voor het behalen van resultaten, met name rekening houdend met de kosten van controles, de administratieve lasten en het verwachte risico van niet-naleving. Bij het maken van die keuze moet het gebruik van vaste bedragen, financiering volgens een vast percentage en eenheidskosten worden overwogen, alsook van financiering die niet gekoppeld is aan kosten, zoals bedoeld in artikel 125, lid 1, van het Financieel Reglement.

(39)

De Commissie moet door middel van uitvoeringshandelingen jaarlijkse werkprogramma’s vaststellen die aansluiten op de doelstellingen van het fonds en waarin de initiële lessen van het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie en de voorbereidende actie inzake defensieonderzoek in acht worden genomen. Bij de opstelling van de werkprogramma’s moet de Commissie worden bijgestaan door het comité. De Commissie moet streven naar oplossingen die in het comité zo breed mogelijk worden gesteund. In dat verband moet het comité kunnen bijeenkomen in de samenstelling van deskundigen nationale defensie en veiligheid om specifieke bijstand te verlenen aan de Commissie, met inbegrip van advies met betrekking tot de bescherming van gerubriceerde informatie in het kader van de acties. De lidstaten wijzen hun respectieve vertegenwoordigers in dat comité aan. De leden van het comité moeten in een vroeg stadium daadwerkelijk de gelegenheid krijgen om de ontwerpuitvoeringshandelingen te bestuderen en hun standpunt kenbaar te maken.

(40)

De in de werkprogramma’s opgenomen categorieën moeten waar passend functionele eisen bevatten die voor de industrie verduidelijken welke functies en taken moeten worden uitgevoerd door de te ontwikkelen vermogens. Dergelijke eisen moeten een duidelijke indicatie geven van de verwachte prestaties, maar mogen niet worden gericht op specifieke oplossingen of specifieke juridische entiteiten, en mogen geen concurrentie op het niveau van oproepen tot het indienen van voorstellen verhinderen.

(41)

Tijdens de ontwikkeling van de werkprogramma’s moet de Commissie er, door passende raadpleging van het comité, ook voor zorgen dat de voorgestelde onderzoeksacties of ontwikkelingsacties onnodige overlap vermijden. De Commissie kan in dat verband een voorafgaande beoordeling uitvoeren van mogelijke overlap met bestaande vermogens of reeds gefinancierde onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten binnen de Unie.

(42)

De Commissie moet de samenhang van de werkprogramma’s waarborgen tijdens de volledige industriële levenscyclus van defensieproducten en -technologieën.

(43)

De werkprogramma’s moeten ook waarborgen dat een geloofwaardig aandeel van de totale begroting ten goede komt aan acties die de grensoverschrijdende deelname van kmo’s mogelijk maken.

(44)

Teneinde in de defensiesector gebruik te kunnen maken van de deskundigheid van het Europees Defensieagentschap, dient dat agentschap de status van waarnemer in het comité te hebben. Gezien de specifieke kenmerken van de defensiesector, moet ook de Europese Dienst voor extern optreden aan het comité deelnemen.

(45)

Teneinde de doeltreffendheid van deze verordening te waarborgen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen om de bijlage bij deze verordening te wijzigen ten aanzien van de indicatoren, waar noodzakelijk geacht, alsmede om deze verordening aan te vullen met bepalingen omtrent de instelling van een monitorings- en evaluatiekader. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (11). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(46)

Teneinde uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de vaststelling van werkprogramma’s en de toekenning van financiering aan de geselecteerde onderzoeks- en ontwikkelingsacties. Bij de uitvoering van onderzoeks- en ontwikkelingsacties moeten met name de specifieke kenmerken van de defensiesector, in het bijzonder de verantwoordelijkheid van de lidstaten, de geassocieerde landen of beide voor het plannings- en aanbestedingsproces, in aanmerking worden genomen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (12).

(47)

De Commissie moet een lijst van onafhankelijke deskundigen vaststellen. De veiligheidsreferenties van die onafhankelijke deskundigen moeten door de betrokken lidstaten worden gevalideerd. Die lijst mag niet openbaar worden gemaakt. De onafhankelijke deskundigen moeten worden gekozen op basis van hun vaardigheden, ervaring en kennis, rekening houdend met de taken die hun zullen worden toegewezen. Bij de aanstelling van de onafhankelijke deskundigen moet de Commissie voor zover mogelijk passende maatregelen nemen voor een evenwichtige samenstelling van de onafhankelijke deskundigengroepen en evaluatiepanels wat betreft de verscheidenheid aan vaardigheden, ervaring, kennis, geografische spreiding en geslacht, rekening houdend met de situatie op het gebied van de actie. Er moet tevens worden gestreefd naar een goede rotatie van onafhankelijke deskundigen en een goed evenwicht tussen de particuliere en de publieke sector.

(48)

De onafhankelijke deskundigen mogen niet beoordelen of adviseren noch bijstand verlenen in aangelegenheden met betrekking waartoe zij een belangenconflict hebben, in het bijzonder wat betreft hun positie ten tijde van de beoordeling. Met name mogen zij niet in een positie zijn waarin zij ontvangen informatie kunnen gebruiken ten nadele van het consortium dat zij beoordelen.

(49)

Na beoordeling van de voorstellen met behulp van onafhankelijke deskundigen, moet de Commissie de door het fonds te steunen acties selecteren. De lidstaten moeten worden ingelicht over de beoordelingsresultaten met de ranglijst van geselecteerde acties en over de vorderingen van de gefinancierde acties.

(50)

Aanvragers die nieuwe defensieproducten of -technologieën of de modernisering van bestaande defensieproducten of -technologieën voorstellen, moeten zich ertoe verbinden ethische beginselen na te leven, bijvoorbeeld in verband met het welzijn van de mens en de bescherming van het menselijk genoom, zoals ook weerspiegeld in het toepasselijk Unierecht, nationaal recht en internationaal recht, met inbegrip van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en, waar relevant, de protocollen daarbij. De Commissie moet de voorstellen systematisch toetsen teneinde de voorstellen te identificeren die aanleiding geven tot ernstige ethische kwesties. Waar passend dienen dergelijke voorstellen aan een ethische beoordeling onderworpen te worden.

(51)

Ter ondersteuning van een open interne markt moet de deelname van kmo’s en midcaps die grensoverschrijdende activiteiten verrichten, hetzij als leden van een consortium, subcontractanten of andere juridische entiteiten in de toeleveringsketen, worden aangemoedigd.

(52)

De Commissie moet ernaar streven de dialoog met de lidstaten en de industrie op gang te houden om het welslagen van het fonds te waarborgen. Als medewetgever en belangrijke stakeholder moet ook het Europees Parlement hierbij worden betrokken.

(53)

In deze verordening worden voor het fonds de financiële middelen vastgelegd die voor het Europees Parlement en de Raad in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van punt 18 van het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen (13) (het “Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020”). De Commissie moet ervoor zorgen dat de administratieve procedures zo eenvoudig mogelijk worden gehouden en minimale aanvullende kosten met zich meebrengen.

(54)

Tenzij anders aangegeven, is het Financieel Reglement op het fonds van toepassing. Het Financieel Reglement stelt regels voor de uitvoering van de Uniebegroting vast, waaronder regels voor subsidies, prijzen, aanbestedingen, indirect beheer, financieringsinstrumenten, begrotingsgaranties en financiële bijstand.

(55)

De horizontale financiële regels die het Europees Parlement en de Raad op grond van artikel 322 VWEU hebben vastgesteld, zijn op deze verordening van toepassing. Die regels zijn vastgelegd in het Financieel Reglement en bepalen met name de procedure voor het opstellen en uitvoeren van de begroting door middel van subsidies, prijzen, aanbestedingen en indirecte uitvoering, en voorzien in controles op de verantwoordelijkheid van financiële actoren. De op grond van artikel 322 VWEU vastgestelde voorschriften bevatten tevens een algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming van de Uniebegroting.

(56)

Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (14) en Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/95 (15), (Euratom, EG) nr. 2185/96 (16) en (EU) 2017/1939 (17) van de Raad moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door middel van evenredige maatregelen, onder meer maatregelen met betrekking tot preventie, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden, waaronder fraude, met betrekking tot terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of onjuist bestede financiële middelen, en, waar passend, met betrekking tot het opleggen van administratieve sancties. Met name heeft het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordeningen (Euratom, EG) nr. 2185/96 en (EU, Euratom) nr. 883/2013 de bevoegdheid administratieve onderzoeken uit te voeren, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.

Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) is overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 bevoegd over te gaan tot onderzoek en vervolging van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad als bepaald in Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad (18). Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement volledig meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, de Rekenkamer en, ten aanzien van de lidstaten die deelnemen aan nauwere samenwerking op grond van Verordening (EU) 2017/1939, het EOM, alsmede ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van financiële middelen van de Unie gelijkwaardige rechten verlenen.

(57)

Derde landen die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER) kunnen aan programma’s van de Unie deelnemen in het kader van de samenwerking die is ingesteld uit hoofde van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (19), waarin is bepaald dat de programma’s worden uitgevoerd op basis van een uit hoofde van die overeenkomst vastgesteld besluit. Er moet een specifieke bepaling in deze verordening worden opgenomen die die derde landen verplicht om de verantwoordelijke ordonnateur, OLAF en de Rekenkamer de nodige rechten en toegang te verlenen zodat deze hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen.

(58)

Op grond van de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven moet het fonds worden geëvalueerd op basis van overeenkomstig specifieke monitoringvoorschriften verzamelde informatie, waarbij administratieve last, in het bijzonder voor de lidstaten, en overregulering moeten worden vermeden. Die voorschriften moeten, waar passend, meetbare indicatoren omvatten als maatstaf om de effecten van het fonds in de praktijk te evalueren. De Commissie moet uiterlijk vier jaar na de aanvang van de uitvoeringsperiode van het fonds, onder meer met het oog op de indiening van voorstellen voor eventueel passende wijzigingen van deze verordening, een tussentijdse evaluatie uitvoeren. De Commissie dient aan het einde van de uitvoeringsperiode van het fonds tevens een eindevaluatie uit te voeren waarin zij de financiële activiteiten vanuit het oogpunt van de resultaten van de financiële uitvoering en, voor zover op dat moment mogelijk, de uitvoeringsresultaten en het effect van het fonds onderzoekt. In dat verband moet het definitieve evaluatieverslag ook helpen bepalen op welke gebieden de Unie afhankelijk is van derde landen voor de ontwikkeling van defensieproducten en -technologieën. In het eindverslag moet ook een analyse worden gemaakt van de grensoverschrijdende deelname van kmo’s en midcaps aan projecten die steun uit het fonds ontvangen, van de deelname van kmo’s en midcaps aan de mondiale waardeketen, en van de bijdrage van het fonds aan het wegwerken van de tekortkomingen die in het vermogensontwikkelingsplan in kaart zijn gebracht; het verslag moet tevens informatie bevatten over de herkomstlanden van de ontvangers, het aantal lidstaten en geassocieerde landen betrokken bij individuele acties en de verdeling van de gegenereerde intellectuele-eigendomsrechten. De Commissie kan ook wijzigingen in deze verordening voorstellen om te reageren op mogelijke ontwikkelingen tijdens de uitvoering van het fonds.

(59)

De Commissie moet de uitvoering van het fonds regelmatig monitoren en een jaarverslag indienen bij het Europees Parlement en de Raad over de geboekte voortgang en over de wijze waarop de in het kader van het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie en de voorbereidende actie inzake defensieonderzoek in kaart gebrachte en geleerde lessen in aanmerking worden genomen bij de uitvoering van het fonds. Daartoe moet de Commissie de nodige monitoringregelingen instellen. Het verslag mag geen gevoelige informatie bevatten.

(60)

Gezien het belang van de strijd tegen klimaatverandering en in overeenstemming met de toezeggingen van de Unie om de Overeenkomst van Parijs die is vastgesteld in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (20) en de duurzame-ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties uit te voeren, draagt het fonds bij aan de integratie van klimaatacties in het Uniebeleid alsmede aan het algemene streven dat 30 % van de begrotingsuitgaven van de Unie klimaatdoelen ondersteunen. Bij de voorbereiding en de uitvoering van het fonds zullen relevante acties worden vastgesteld en bij de tussentijdse evaluatie zullen deze opnieuw worden beoordeeld.

(61)

Om recht te doen aan het belang van de strijd tegen het dramatische verlies aan biodiversiteit, draagt deze verordening bij aan de integratie van biodiversiteitsacties in het Uniebeleid en aan de verwezenlijking van de algemene ambitie om in 2024 7,5 % en in 2026 en 2027 10 % van de jaarlijkse uitgaven uit hoofde van het MFK 2021-2027 aan biodiversiteitsdoelstellingen te besteden, en daarbij rekening te houden met de bestaande overlappingen tussen klimaat- en biodiversiteitsdoelstellingen overeenkomstig het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020.

(62)

Aangezien het fonds enkel de onderzoeks- en de ontwikkelingsfase van defensieproducten en -technologieën moet ondersteunen, mag de Unie in beginsel niet over eigendomsrechten of intellectuele-eigendomsrechten beschikken op defensieproducten of -technologieën die uit de gefinancierde acties voortkomen, tenzij de steun van de Unie wordt verstrekt via een overheidsopdracht. In het geval van onderzoeksacties moeten belanghebbende lidstaten en geassocieerde landen echter de mogelijkheid hebben om de resultaten van gefinancierde acties te gebruiken om deel te nemen aan verdere gezamenlijke ontwikkeling.

(63)

De steun van de Unie mag geen invloed hebben op de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Unie overeenkomstig Richtlijn 2009/43/EG, noch op de uitvoer van producten, apparatuur of technologieën. De uitvoer van militaire goederen en technologieën door de lidstaten wordt geregeld door Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad (21).

(64)

Het gebruik van gevoelige achtergrondinformatie, met inbegrip van gegevens, knowhow of informatie, die is gegeneerd vóór het fonds bestond of buiten het fonds om, of toegang door onbevoegden tot resultaten die zijn gegenereerd in verband met door het fonds gesteunde acties, zouden een negatief effect kunnen hebben op de belangen van de Unie of van één of meer van haar lidstaten. De behandeling van gevoelige informatie moet derhalve worden geregeld door het desbetreffende Unierecht en nationaal recht.

(65)

Om de beveiliging van gerubriceerde gegevens op het vereiste niveau te waarborgen, moet aan de minimumnormen voor industriële veiligheid zijn voldaan bij de ondertekening van gerubriceerde financieringsovereenkomsten. Daartoe moet de Commissie overeenkomstig Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie (22) de programmabeveiligingsinstructies, waaronder de rubriceringsgids, ter advies aan de door de lidstaten aangewezen onafhankelijke deskundigen voorleggen.

(66)

Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(67)

De Commissie moet het fonds beheren met inachtneming van de vereisten inzake geheimhouding en beveiliging, met name de vereisten inzake gevoelige informatie met inbegrip van gerubriceerde informatie.

(68)

Om ervoor te zorgen dat de steun voor het betrokken beleidsgebied ononderbroken doorloopt en de uitvoering van het fonds van start kan gaan vanaf het begin van het MFK 2021-2027, moet deze verordening met spoed in werking treden, en met terugwerkende kracht van toepassing zijn vanaf 1 januari 2021.

(69)

Verordening (EU) 2018/1092 moet daarom worden ingetrokken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN VAN TOEPASSING OP ONDERZOEK EN ONTWIKKELING

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening wordt het Europees Defensiefonds (“het fonds”) opgericht, als bepaald in artikel 1, lid 2, punt c), van Verordening (EU) 2021/695 voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027. De looptijd van het fonds wordt afgestemd op de looptijd van het MFK 2021-2027.

In deze verordening worden de doelstellingen van het fonds, de begroting van het fonds voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027, de vormen van financiering door de Unie en de regels voor het verstrekken van die financiering vastgelegd.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

“juridische entiteit”: een uit hoofde van het Unierecht, nationaal recht of internationaal recht opgerichte en erkende rechtspersoon, die rechtspersoonlijkheid bezit en de bekwaamheid bezit in eigen naam te handelen, rechten uit te oefenen en verplichtingen te hebben, dan wel een entiteit zonder rechtspersoonlijkheid als bedoeld in artikel 197, lid 2, punt c), van het Financieel Reglement;

2)

“aanvrager”: een juridische entiteit die een aanvraag indient voor steun uit het fonds na een oproep tot het indienen van voorstellen, dan wel overeenkomstig artikel 195, eerste alinea, punt e), van het Financieel Reglement;

3)

“ontvanger”: een juridische entiteit waarmee een financieringsovereenkomst is ondertekend of waaraan kennis van een financieringsbesluit is gegeven;

4)

“consortium”: een samenwerkingsverband van aanvragers of ontvangers dat gebonden is door een overeenkomst en dat is opgezet teneinde een actie uit hoofde van het fonds uit te voeren;

5)

“coördinator”: een juridische entiteit die lid is van een consortium en door alle leden van het consortium is aangewezen als het voornaamste contactpunt voor de relaties van het consortium met de Commissie;

6)

“zeggenschap”: het vermogen om via een of meer intermediaire juridische entiteiten direct of indirect beslissende invloed uit te oefenen op een juridische entiteit;

7)

“uitvoerende bestuursstructuur”: een overeenkomstig nationaal recht aangewezen orgaan van een juridische entiteit dat in voorkomend geval aan de bestuursvoorzitter rapporteert en gemachtigd is om de strategie, doelstellingen en algemene richting van de juridische entiteit te bepalen, en dat belast is met het toezicht op en de monitoring van de bestuurlijke besluitvorming;

8)

“systeemprototype”: een model van een product of technologie waarmee de prestaties van dat product of die technologie in een operationele omgeving kunnen worden aangetoond;

9)

“kwalificering”: het gehele proces waarin wordt aangetoond dat het ontwerp van een defensieproduct, van een tastbaar of niet-tastbaar defensieonderdeel of defensietechnologie aan de desbetreffende vereisten voldoet en waarin objectief bewijs wordt geleverd waarmee wordt aangetoond dat aan bepaalde vereisten van een ontwerp is voldaan;

10)

“certificering”: het proces waarbij een nationale autoriteit certificeert dat het defensieproduct, het tastbare of niet-tastbare defensieonderdeel of de defensietechnologie aan de toepasselijke regelgeving voldoet;

11)

“onderzoeksactie”: een actie die hoofdzakelijk bestaat uit onderzoeksactiviteiten, met name toegepast onderzoek en zo nodig fundamenteel onderzoek, met als doel nieuwe kennis te verkrijgen en met exclusieve focus op defensietoepassingen;

12)

“ontwikkelingsactie”: een actie die bestaat uit defensiegerichte activiteiten die voornamelijk in de ontwikkelingsfase plaatsvinden, met betrekking tot nieuwe defensieproducten of -technologieën of de modernisering van bestaande defensieproducten of -technologieën, met uitzondering van de productie of het gebruik van wapens;

13)

“disruptieve technologie voor defensie”: een verbeterde of geheel nieuwe technologie die radicale veranderingen teweegbrengt, met inbegrip van een paradigmaverschuiving in het concept en de behandeling van defensiezaken, zoals door bestaande defensietechnologieën te vervangen of achterhaald te maken;

14)

“kleine of middelgrote ondernemingen” of “kmo’s”: kleine of middelgrote ondernemingen, als gedefinieerd in artikel 2 van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie (23);

15)

“middelgrote beursgenoteerde onderneming” of “midcap”: onderneming die geen kleine of middelgrote onderneming (kmo) is en die ten hoogste 3 000 werknemers tewerkstelt, waarvan het aantal werkzame personen wordt berekend overeenkomstig de artikelen 3 tot en met 6 van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG;

16)

“blendingverrichtingen”: een door de Uniebegroting ondersteunde actie, onder meer in het kader van een blendingfaciliteit of -platform als gedefinieerd in artikel 2, punt 6, van het Financieel Reglement, waarbij niet-terugbetaalbare vormen van steun of financieringsinstrumenten uit de Uniebegroting worden gecombineerd met terugbetaalbare vormen van steun van instellingen voor ontwikkelingsfinanciering of andere openbare financiële instellingen, alsmede van commerciële financiële instellingen en investeerders;

17)

“precommerciële inkoop”: de inkoop van onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten waarbij onder de marktvoorwaarden sprake is van een deling van de risico’s en voordelen, van een competitieve ontwikkeling in fasen en van een duidelijke scheiding tussen de ingekochte onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten en het gebruik van commerciële hoeveelheden eindproducten;

18)

“projectbeheerder”: een aanbestedende dienst die in een lidstaat of een geassocieerd land is gevestigd en die door een lidstaat of een geassocieerd land of door een groep lidstaten of geassocieerde landen is aangewezen om op een continue of ad-hocbasis multinationale bewapeningsprojecten te beheren;

19)

“resultaten”: een materieel of immaterieel gevolg van een gegeven actie, zoals gegevens, knowhow of informatie in welke vorm en van welke aard dan ook en ongeacht of deze kunnen worden beschermd, alsook alle daaraan verbonden rechten, met inbegrip van intellectuele-eigendomsrechten;

20)

“nieuwe informatie”: gegevens, knowhow of informatie die, ongeacht de vorm of aard ervan, worden gegenereerd bij de werking van het fonds;

21)

“gerubriceerde informatie”: informatie of materiaal in ongeacht welke vorm waarvan openbaarmaking zonder machtiging de belangen van de Unie of van een of meer van haar lidstaten in meerdere of mindere mate kan schaden en die/dat een EU-rubricering of een overeenkomstige rubricering draagt die strookt met de Overeenkomst tussen de lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de bescherming van in het belang van de Europese Unie uitgewisselde gerubriceerde informatie (24);

22)

“gevoelige informatie”: informatie en gegevens, met inbegrip van gerubriceerde informatie, die moeten worden beschermd tegen ongeoorloofde toegang of openbaarmaking op grond van in Unierecht of nationaal recht vastgelegde verplichtingen, dan wel om de bescherming van de persoonlijke levenssfeer of veiligheid van een natuurlijke persoon of rechtspersoon te waarborgen;

23)

“speciaal verslag”: specifieke prestatie in het kader van een onderzoeksactie, waarin de resultaten van die actie worden opgesomd en uitgebreide informatie wordt verstrekt over de basisbeginselen, de doelstellingen, de uitkomsten, de basiseigenschappen, de verrichte tests, de mogelijke voordelen, de mogelijke defensietoepassingen en het verwachte exploitatietraject van het onderzoek richting ontwikkeling, met inbegrip van informatie over de eigendom van intellectuele-eigendomsrechten, maar zonder de eis om informatie over intellectuele-eigendomsrechten te verstrekken;

24)

“entiteit uit een niet-geassocieerd derde land”: een juridische entiteit die in een niet-geassocieerd derde land is gevestigd of, indien het gaat om een juridische entiteit die in de Unie of een geassocieerd land is gevestigd, waarvan de uitvoerende bestuursstructuur zich in een niet-geassocieerd derde land bevindt.

Artikel 3

Doelstellingen

1.   De algemene doelstelling van het fonds bestaat in de bevordering van het concurrentievermogen, de efficiëntie en het innovatievermogen van de Europese industriële en technologische defensiebasis in de hele Unie, hetgeen bijdraagt aan de strategische autonomie en de vrijheid van handelen van de Unie, door ondersteuning te bieden aan gezamenlijke acties en grensoverschrijdende samenwerking tussen juridische entiteiten in de hele Unie, met name kmo’s en midcaps, alsmede door de flexibiliteit van zowel de toeleverings- als de waardeketens voor defensie te versterken en te verbeteren, door de grensoverschrijdende samenwerking tussen juridische entiteiten uit te breiden en door een betere benutting van het industriële potentieel voor innovatie, onderzoek en technologische ontwikkeling te bevorderen in elke fase van de industriële levenscyclus van defensieproducten en -technologieën.

2.   De specifieke doelstellingen van het fonds zijn:

a)

gezamenlijk onderzoek ondersteunen dat de prestaties van toekomstige vermogens in de hele Unie aanzienlijk kan stimuleren, met het oog op de maximalisering van de innovatie en de invoering van nieuwe defensieproducten en -technologieën, waaronder disruptieve technologieën voor defensie, en met het oog op het meest efficiënte gebruik van uitgaven voor defensieonderzoek in de Unie;

b)

de gezamenlijke ontwikkeling van defensieproducten en -technologieën ondersteunen, en zo bijdragen tot efficiëntere defensie-uitgaven in de Unie, grotere schaalvoordelen creëren, het risico op onnodige overlap verminderen en daarmee de benutting van Europese defensieproducten en -technologieën op de markt bevorderen en de versnippering van defensieproducten en -technologieën in de hele Unie verminderen, hetgeen uiteindelijk zal leiden tot meer standaardisering van defensiesystemen en een grotere interoperabiliteit tussen de vermogens van de lidstaten.

Dergelijke samenwerking strookt met de prioriteiten op het gebied van defensievermogens die gezamenlijk door de lidstaten zijn overeengekomen in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (“GBVB”) en met name in het kader van het vermogensontwikkelingsplan.

Rekening houdend met de noodzaak onnodige overlap te vermijden, kunnen in dat verband, in voorkomend geval, tevens regionale en internationale prioriteiten die de uit hoofde van het GBVB bepaalde veiligheids- en defensiebelangen van de Unie dienen, in aanmerking worden genomen indien zij de mogelijke deelname van ongeacht welke lidstaat of welk geassocieerd land niet uitsluiten.

Artikel 4

Begroting

1.   Overeenkomstig artikel 12, lid 1, van Verordening (EU) 2021/695 bedragen de financiële middelen voor de uitvoering van het fonds voor de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 20277 953 000 000 EUR in lopende prijzen.

2.   Het in lid 1 bedoelde bedrag is als volgt verdeeld:

a)

2 651 000 000 EUR voor onderzoeksacties;

b)

5 302 000 000 EUR voor ontwikkelingsacties.

Om in te spelen op onvoorziene situaties of op nieuwe ontwikkelingen en behoeften kan de Commissie tot maximaal 20 % van de aan onderzoeks- of ontwikkelingsacties toegekende bedragen herverdelen.

3.   Het in lid 1 bedoelde bedrag kan tevens worden gebruikt voor technische en administratieve bijstand bij de uitvoering van het fonds, zoals activiteiten op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie, met inbegrip van het ontwerp, de opstelling, de werking en het onderhoud van institutionele informatietechnologiesystemen.

4.   Minimaal 4 % en maximaal 8 % van de in lid 1 bedoelde financiële middelen wordt uitgetrokken voor oproepen tot het indienen van voorstellen of voor het toekennen van financiering ter ondersteuning van disruptieve technologieën voor defensie.

Artikel 5

Geassocieerde landen

Het fonds staat open voor deelname van leden van de Europese Vrijhandelsassociatie die lid zijn van de EER, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (“geassocieerde landen”).

Artikel 6

Ondersteuning voor disruptieve technologieën voor defensie

1.   De Commissie kent bij wege van uitvoeringshandelingen financiering toe na openbare raadplegingen over disruptieve technologieën voor defensie op de actiegebieden die in de in artikel 24 bedoelde werkprogramma’s zijn omschreven. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 34, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

2.   In de werkprogramma’s worden de meest geschikte financieringsvormen voor disruptieve technologieën voor defensie vastgelegd.

Artikel 7

Ethiek

1.   Uit hoofde van het fonds verrichte acties stroken met het toepasselijk Unierecht, nationaal recht en internationaal recht, waaronder het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Bovendien zijn die acties in overeenstemming met de eveneens in toepasselijk Unierecht, nationaal recht en internationaal recht neergelegde ethische beginselen.

2.   Voordat een financieringsovereenkomst wordt ondertekend, worden voorstellen door de Commissie doorgelicht op basis van een door het consortium voorbereide ethische zelfbeoordeling, teneinde de voorstellen te identificeren die aanleiding geven tot ernstige ethische kwesties, ook met betrekking tot de voorwaarden waaronder de activiteiten moeten worden uitgevoerd. Waar passend, worden dergelijke voorstellen aan een ethische beoordeling onderworpen.

Ethische toetsing en beoordeling wordt uitgevoerd door de Commissie met ondersteuning van overeenkomstig artikel 26 aangestelde onafhankelijke deskundigen. Die onafhankelijke deskundigen hebben verschillende achtergronden, in het bijzonder met erkende deskundigheid op het gebied van ethiek in defensieaangelegenheden en zijn burgers van een zo groot mogelijk aantal lidstaten.

De voorwaarden waaronder de activiteiten met ethisch gevoelige kwesties moeten worden uitgevoerd, worden nader bepaald in de financieringsovereenkomst.

De Commissie zorgt ervoor dat de ethische procedures zo transparant mogelijk zijn en brengt hier overeenkomstig artikel 29 in haar tussentijds evaluatie verslag over uit.

3.   Juridische entiteiten die aan de actie deelnemen, verkrijgen vóór de aanvang van de betrokken activiteiten alle desbetreffende goedkeuringen of andere documenten die worden verlangd door nationale of lokale ethische commissies en andere organen, zoals gegevensbeschermingsautoriteiten. Die goedkeuringen en andere documenten worden bewaard en op verzoek aan de Commissie overgelegd.

4.   Voorstellen die ethisch niet aanvaardbaar worden geacht, worden verworpen.

Artikel 8

Uitvoering en vormen van Uniefinanciering

1.   Het fonds wordt uitgevoerd in direct beheer overeenkomstig het Financieel Reglement.

2.   In afwijking van lid 1 van dit artikel kunnen, in onderbouwde gevallen, specifieke acties in indirect beheer worden uitgevoerd door organen als bedoeld in artikel 62, lid 1, punt c), van het Financieel Reglement. Dit geldt niet voor de in artikel 11 van deze verordening bedoelde selectie- en toekenningsprocedure.

3.   In het kader van het fonds kan, overeenkomstig het Financieel Reglement, financiering worden verstrekt door middel van subsidies, prijzen en aanbestedingen, en waar dat, gezien de specifieke kenmerken van de actie, passend is, financieringsinstrumenten in het kader van blendingverrichtingen.

4.   Blendingverrichtingen worden uitgevoerd overeenkomstig titel X van het Financieel Reglement en Verordening (EU) 2021/523.

5.   Financieringsinstrumenten worden uitsluitend tot de ontvangers gericht.

Artikel 9

Subsidiabele juridische entiteiten

1.   De ontvangers en de bij een actie betrokken subcontractanten, zijn gevestigd in de Unie of een geassocieerd land.

2.   De infrastructuur, faciliteiten, activa en middelen van de ontvangers en de bij een actie betrokken subcontractanten, die worden gebruikt voor de doeleinden van een door het fonds gesteunde actie, bevinden zich tijdens de gehele duur van de actie op het grondgebied van een lidstaat of een geassocieerd land, en hun uitvoerende bestuursstructuur is gevestigd in de Unie of een geassocieerd land.

3.   Voor de doeleinden van een door het fonds gesteunde actie staan de ontvangers en de bij een actie betrokken subcontractanten niet onder zeggenschap van een niet-geassocieerd derde land of van een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land.

4.   In afwijking van lid 3 is een in de Unie of in een geassocieerd land gevestigde juridische entiteit die onder zeggenschap van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land staat, als ontvanger of bij een actie betrokken subcontractant uitsluitend subsidiabel indien de garanties die zijn goedgekeurd door de lidstaat of het geassocieerde land waar zij overeenkomstig de nationale procedures is gevestigd, ter beschikking worden gesteld van de Commissie. Die garanties kunnen betrekking hebben op de in de Unie of in een geassocieerd land gevestigde uitvoerende bestuursstructuur van de juridische entiteit. Indien de lidstaat of het geassocieerde land van vestiging van de juridische entiteit dit passend acht, kunnen die garanties ook betrekking hebben op specifieke rechten van de overheid in het kader van de zeggenschap over de juridische entiteit.

De garanties bieden de waarborg dat de betrokkenheid bij een actie van een dergelijke juridische entiteit niet in strijd is met de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten die zijn bepaald in het kader van het GBVB op grond van titel V van het VEU, noch met de in artikel 3 van deze verordening vastgestelde doelstellingen. De garanties moeten tevens stroken met de artikelen 20 en 23 van deze verordening. De garanties moeten met name aantonen dat er voor de uitvoering van een actie maatregelen zijn getroffen die ervoor zorgen dat:

a)

de zeggenschap over de juridische entiteit niet zodanig wordt uitgeoefend dat het vermogen ervan om de actie uit te voeren en resultaten te boeken wordt belemmerd of beperkt, dat er beperkingen worden opgelegd met betrekking tot de infrastructuur, faciliteiten, activa, middelen, intellectuele eigendom of knowhow die nodig zijn voor de actie, of dat de vermogens en normen die nodig zijn voor de uitvoering van de actie, worden ondermijnd;

b)

de toegang van een niet-geassocieerd derde land of van een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land tot gevoelige informatie met betrekking tot de actie wordt voorkomen, en de werknemers of andere personen die bij de actie zijn betrokken, in voorkomend geval beschikken over een door een lidstaat of geassocieerd land afgegeven nationale veiligheidsmachtiging;

c)

de uit de actie voortgekomen intellectuele eigendom, evenals de resultaten van de actie, zowel gedurende de actie als na de voltooiing ervan in handen blijven van de ontvanger, niet onder zeggenschap staan van, of onderworpen zijn aan een beperking door, een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land, en noch naar landen buiten de Unie of naar niet-geassocieerde landen worden uitgevoerd, noch van buiten de Unie of van buiten geassocieerde landen toegankelijk zijn zonder toestemming van de lidstaat of het geassocieerde land van vestiging van de juridische entiteit en overeenkomstig de in artikel 3 vastgestelde doelstellingen.

Indien de lidstaat of het geassocieerde land van vestiging van de juridische entiteit dit passend acht, kunnen aanvullende garanties worden verstrekt.

De Commissie informeert het in artikel 34 bedoelde comité over juridische entiteiten die overeenkomstig dit lid in aanmerking komen voor steun.

5.   Indien er in de Unie of in een geassocieerd land geen concurrerende alternatieven voorhanden zijn, mogen de ontvangers en de bij een actie betrokken subcontractanten hun activa, infrastructuur, faciliteiten en middelen gebruiken die zich buiten het grondgebied van de lidstaten of van de geassocieerde landen bevinden of aldaar worden gehouden, mits dergelijk gebruik niet in strijd is met de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten, strookt met de in artikel 3 vastgestelde doelstellingen en voldoet aan de artikelen 20 en 23.

De kosten in verband met die activiteiten komen niet in aanmerking voor steun uit het fonds.

6.   Bij het uitvoeren van een subsidiabele actie kunnen de ontvangers en de bij een actie betrokken subcontractanten ook samenwerken met juridische entiteiten die buiten het grondgebied van de lidstaten of van geassocieerde landen zijn gevestigd of onder zeggenschap staan van een niet-geassocieerd derde land of van een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land, onder meer door gebruik te maken van de activa, infrastructuur, faciliteiten en middelen van deze juridische entiteiten, mits dit niet in strijd is met de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten. Dergelijke samenwerking moet stroken met de in artikel 3 vastgestelde doelstellingen en voldoen aan de artikelen 20 en 23.

Een niet-geassocieerd derde land of een andere entiteit uit een niet-geassocieerd derde land krijgt niet zonder toestemming toegang tot gerubriceerde informatie in verband met de uitvoering van de actie, en mogelijke negatieve effecten op het gebied van de voorzieningszekerheid van inputs die essentieel zijn voor de actie, worden vermeden.

De kosten in verband met die activiteiten komen niet in aanmerking voor steun uit het fonds.

7.   Aanvragers verstrekken alle relevante informatie die nodig is voor de beoordeling van de subsidiabiliteitscriteria. Indien zich tijdens de uitvoering van een actie een verandering voordoet waardoor de vraag kan rijzen of nog steeds aan de subsidiabiliteitscriteria wordt voldaan, brengt de betrokken juridische entiteit dit ter kennis van de Commissie, die vervolgens beoordeelt of nog steeds aan die subsidiabiliteitscriteria wordt voldaan, en de mogelijke gevolgen van die verandering voor de financiering van de actie nagaat.

8.   Voor de toepassing van dit artikel wordt onder “bij een actie betrokken subcontractanten” verstaan: subcontractanten met een directe contractuele relatie met een ontvanger, andere subcontractanten aan wie ten minste 10 % van de totale subsidiabele kosten van de actie wordt toegewezen, en subcontractanten die mogelijk toegang tot gerubriceerde informatie nodig hebben om de actie te kunnen uitvoeren. Bij een actie betrokken subcontractanten mogen geen lid van het consortium zijn.

Artikel 10

Subsidiabele acties

1.   Alleen acties voor de verwezenlijking van de in artikel 3 vastgestelde doelstellingen komen in aanmerking voor financiering.

2.   Het fonds biedt steun aan acties voor nieuwe defensieproducten en -technologieën en acties voor de modernisering van bestaande defensieproducten en -technologieën, mits het gebruik van reeds bestaande informatie die nodig is om die moderniseringsactie te kunnen uitvoeren, niet is onderworpen aan een beperking door een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land, hetzij direct, hetzij indirect via een of meer intermediaire juridische entiteiten, en wel zodanig dat de actie niet kan worden uitgevoerd.

3.   Een subsidiabele actie houdt verband met een of meer van de volgende activiteiten:

a)

activiteiten gericht op het creëren, onderbouwen en verbeteren van kennis, producten en -technologieën, waaronder disruptieve technologieën voor defensie, die aanzienlijke gevolgen kunnen hebben op defensiegebied;

b)

activiteiten gericht op het verhogen van de interoperabiliteit en de weerbaarheid, waaronder de beveiligde productie en uitwisseling van gegevens, op het beheersen van cruciale defensietechnologieën, op het versterken van de voorzieningszekerheid of op het mogelijk maken van een doeltreffende benutting van resultaten voor defensieproducten en -technologieën;

c)

studies, zoals haalbaarheidsstudies om de haalbaarheid van nieuwe of gemoderniseerde producten, technologieën, processen, diensten en oplossingen te onderzoeken;

d)

het ontwerp van een defensieproduct, van een tastbaar of niet-tastbaar defensieonderdeel of van defensietechnologie, alsook de vaststelling van de technische specificaties op basis waarvan een dergelijk ontwerp is ontwikkeld, waaronder eventuele deeltests met het oog op risicobeperking in een industriële of representatieve omgeving;

e)

systeemprototyping van een defensieproduct, tastbaar of niet-tastbaar defensieonderdeel of defensietechnologie;

f)

het testen van een defensieproduct, een tastbaar of niet-tastbaar defensieonderdeel of defensietechnologie;

g)

de kwalificering van een defensieproduct, een tastbaar of niet-tastbaar defensieonderdeel of defensietechnologie;

h)

de certificering van een defensieproduct, een tastbaar of niet-tastbaar defensieonderdeel of defensietechnologie;

i)

de ontwikkeling van technologieën of middelen die de efficiëntie van defensieproducten en -technologieën gedurende hun gehele levenscyclus verhogen;

4.   De actie wordt uitgevoerd door juridische entiteiten die samenwerken binnen een consortium waarvan ten minste drie subsidiabele juridische entiteiten die gevestigd zijn in ten minste drie verschillende lidstaten of geassocieerde landen. Ten minste drie van die subsidiabele juridische entiteiten die gevestigd zijn in ten minste twee verschillende lidstaten of geassocieerde landen, staan gedurende de gehele periode waarin de actie wordt uitgevoerd niet direct of indirect onder zeggenschap van dezelfde juridische entiteit, noch mogen zij onder elkaars zeggenschap staan.

5.   Lid 4 is niet van toepassing op acties met betrekking tot disruptieve technologieën voor defensie noch op de activiteiten bedoeld in lid 3, punt c).

6.   Acties met het oog op de ontwikkeling van producten en -technologieën waarvan het gebruik, de ontwikkeling of de productie op grond van het toepasselijke internationaal recht verboden is, komen niet in aanmerking voor steun uit het fonds.

Bovendien komen acties voor de ontwikkeling van dodelijke autonome wapens die niet de mogelijkheid bieden om een zinvolle menselijke controle uit te oefenen over besluiten in verband met de selectie en inzet ervan bij aanvallen op mensen, niet in aanmerking voor steun uit het fonds, zulks onverminderd de mogelijkheid om financiering te verstrekken voor acties voor de ontwikkeling van systemen voor vroegtijdige waarschuwing en tegenmaatregelen voor defensiedoeleinden.

Artikel 11

Selectie- en toekenningsprocedure

1.   Uniefinanciering wordt verstrekt naar aanleiding van competitieve oproepen tot het indienen van voorstellen overeenkomstig het Financieel Reglement.

In bepaalde terdege onderbouwde en uitzonderlijke omstandigheden kan Uniefinanciering ook zonder een oproep tot het indienen van voorstellen worden toegekend overeenkomstig artikel 195, eerste alinea, punt e), van het Financieel Reglement.

2.   De Commissie kent de in lid 1 van dit artikel bedoelde financiering door middel van uitvoeringshandelingen toe. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 34, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 12

Toekenningscriteria

Elk voorstel wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

a)

de bijdrage ervan tot excellentie of disruptiepotentieel op defensiegebied, waarbij in het bijzonder wordt aangetoond dat de verwachte resultaten van de voorgestelde actie aanzienlijke voordelen bieden vergeleken met bestaande defensieproducten of -technologieën;

b)

de bijdrage ervan tot de innovatie en technologische ontwikkeling van de Europese defensie-industrie, waarbij in het bijzonder wordt aangetoond dat de voorgestelde actie onder meer betrekking heeft op baanbrekende of vernieuwende concepten en benaderingen, nieuwe veelbelovende technologische verbeteringen of de toepassing van technologieën of concepten die voorheen niet in de defensiesector werden gebruikt, waarbij onnodige overlap wordt vermeden;

c)

de bijdrage ervan tot het concurrentievermogen van de Europese defensie-industrie, waarbij wordt aangetoond dat de voorgestelde actie een positieve balans qua kostenefficiëntie en -effectiviteit met zich meebrengt, waardoor er in de hele Unie en wereldwijd nieuwe marktkansen worden gecreëerd en in de hele Unie de groei van bedrijven wordt versneld;

d)

de bijdrage ervan tot de autonomie van de Europese industriële en technologische defensiebasis, onder meer door de onafhankelijkheid van niet-EU-bronnen te vergroten en de voorzieningszekerheid te versterken, en tot de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie in overeenstemming met de in artikel 3 bedoelde prioriteiten;

e)

de bijdrage ervan aan de totstandbrenging van nieuwe grensoverschrijdende samenwerking tussen in lidstaten of geassocieerde landen gevestigde juridische entiteiten, met name voor kmo’s en midcaps die in aanzienlijke mate aan de actie deelnemen als ontvanger, als subcontractant of als andere juridische entiteit in de toeleveringsketen, en die zijn gevestigd in andere lidstaten of geassocieerde landen dan die waar de binnen een consortium samenwerkende juridische entiteiten die geen kmo’s of midcaps zijn, zijn gevestigd;

f)

de kwaliteit en efficiëntie van de uitvoering van de actie.

Artikel 13

Medefinancieringspercentage

1.   Onverminderd artikel 190 van het Financieel Reglement financiert het fonds tot 100 % van de subsidiabele kosten van een in artikel 10, lid 3, van deze verordening bedoelde activiteit.

2.   In afwijking van lid 1 van dit artikel geldt het volgende:

a)

voor activiteiten als bedoeld in artikel 10, lid 3, punt e), bedraagt de steun uit het fonds niet meer dan 20 % van de subsidiabele kosten daarvan;

b)

voor activiteiten als bedoeld in artikel 10, lid 3, punten f), g) en h), bedraagt de steun uit het fonds niet meer dan 80 % van de subsidiabele kosten.

3.   Voor ontwikkelingsacties worden de financieringspercentages verhoogd in de volgende gevallen:

a)

een actie die wordt ontwikkeld in het kader van een project van de permanente gestructureerde samenwerking zoals ingesteld bij Besluit (GBVB) 2017/2315 van de Raad (25) kan een met 10 procentpunten verhoogd percentage genieten;

b)

een activiteit kan een verhoogd financieringspercentage als onder dit punt bedoeld genieten indien ten minste 10 % van de totale subsidiabele kosten van de activiteit wordt toegewezen aan kmo’s die in een lidstaat of in een geassocieerd land zijn gevestigd en die als ontvanger, subcontractant of andere juridische entiteit in de toeleveringsketen aan de activiteit deelnemen.

Het financieringspercentage kan, met inachtneming van een maximum van vijf procentpunten, worden verhoogd met het aantal procentpunten dat overeenstemt met het percentage van de totale subsidiabele kosten van de activiteit dat wordt toegewezen aan kmo’s die zijn gevestigd in lidstaten of in geassocieerde landen waar andere ontvangers dan kmo’s zijn gevestigd en die als ontvanger, subcontractant of andere juridische entiteit in de toeleveringsketen aan de activiteit deelnemen.

Het financieringspercentage kan worden verhoogd met het aantal procentpunten dat overeenstemt met het tweevoud van het percentage van de totale subsidiabele kosten van de activiteit dat wordt toegewezen aan kmo’s die zijn gevestigd in andere lidstaten of geassocieerde landen dan die waar andere ontvangers dan kmo’s zijn gevestigd en die als ontvanger, subcontractant of andere juridische entiteit in de toeleveringsketen aan de activiteit deelnemen;

c)

een activiteit kan een met 10 procentpunten verhoogd financieringspercentage genieten indien ten minste 15 % van de totale subsidiabele kosten van de activiteit wordt toegewezen aan in een lidstaat of een geassocieerd land gevestigde midcaps.

De totale verhoging van het financieringspercentage van een activiteit mag na toepassing van de punten a), b) en c), niet meer dan 35 procentpunten bedragen.

Steun uit het fonds, verhoogde financieringspercentages inbegrepen, bedraagt maximaal 100 % van de subsidiabele kosten van de actie.

Artikel 14

Financiële draagkracht

1.   Niettegenstaande artikel 198, lid 5, van het Financieel Reglement, wordt enkel de financiële draagkracht van de coördinator geverifieerd en enkel indien de aangevraagde Uniefinanciering ten minste 500 000 EUR bedraagt.

Indien echter redenen bestaan om aan de financiële draagkracht van een van de aanvragers of van de coördinator te twijfelen, verifieert de Commissie tevens de financiële draagkracht van alle aanvragers en van de coördinator, indien de aangevraagde Uniefinanciering minder dan 500 000 EUR bedraagt.

2.   De financiële draagkracht wordt niet geverifieerd ten aanzien van juridische entiteiten waarvan de levensvatbaarheid door de betrokken instanties van de lidstaten wordt gegarandeerd.

3.   Indien de financiële draagkracht structureel wordt gegarandeerd door een andere juridische entiteit, wordt de financiële draagkracht van die andere juridische entiteit geverifieerd.

Artikel 15

Indirecte kosten

1.   In afwijking van artikel 181, lid 6, van het Financieel Reglement worden indirecte subsidiabele kosten bepaald door een vast percentage van 25 % toe te passen op de totale directe subsidiabele kosten van de actie, met uitzondering van directe subsidiabele kosten aan subcontractanten en steun aan derden, en van eenheidskosten of vaste bedragen die indirecte kosten omvatten.

2.   Als alternatief kunnen indirecte subsidiabele kosten worden bepaald volgens de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van de ontvanger op basis van werkelijke indirecte kosten, voor zover die kostenberekeningsmethoden door de nationale autoriteiten overeenkomstig artikel 185 van het Financieel Reglement zijn aanvaard voor vergelijkbare activiteiten op defensiegebied en voor zover zij door de ontvanger aan de Commissie zijn meegedeeld.

Artikel 16

Gebruik van niet aan kosten gekoppelde bijdragen of eenmalige vaste bedragen

Indien met de Uniesubsidie minder dan 50 % van de totale kosten van de actie wordt medegefinancierd, kan de Commissie gebruikmaken van:

a)

een niet aan kosten gekoppelde bijdrage als bedoeld in artikel 180, lid 3, van het Financieel Reglement die gebaseerd is op het bereiken van resultaten, gemeten ten aanzien van eerder vastgestelde mijlpalen of aan de hand van prestatie-indicatoren, of

b)

een eenmalig vast bedrag als bedoeld in artikel 182 van het Financieel Reglement dat gebaseerd is op de voorlopige begroting van de actie die reeds door de nationale autoriteiten van de medefinancierende lidstaten en geassocieerde landen is goedgekeurd.

Indirecte kosten worden opgenomen in het in de eerste alinea, punt b), bedoelde vaste bedrag.

Artikel 17

Precommerciële inkoop

1.   De Unie kan precommerciële inkoop ondersteunen door een subsidie toe te kennen aan aanbestedende diensten of aanbestedende instanties als gedefinieerd in de Richtlijnen 2014/24/EU (26) en 2014/25/EU (27) van het Europees Parlement en de Raad die onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten op defensiegebied gezamenlijk aanbesteden of hun aanbestedingsprocedures coördineren.

2.   De in lid 1 bedoelde aanbestedingsprocedures:

a)

voldoen aan deze verordening;

b)

kunnen voorzien in de gunning van meerdere overeenkomsten binnen dezelfde procedure (“multiple sourcing”);

c)

voorzien in de gunning van overeenkomsten aan de inschrijvingen die de beste prijs-kwaliteitverhouding bieden, waarbij de afwezigheid van belangenconflicten wordt gewaarborgd.

Artikel 18

Garantiefonds

Bijdragen aan een systeem voor onderlinge verzekeringen kunnen dienen ter dekking van het risico dat verbonden is aan de terugvordering van door de ontvangers verschuldigde bedragen en worden beschouwd als een toereikende garantie uit hoofde van het Financieel Reglement. Artikel 37 van Verordening (EU) 2021/695 is van toepassing.

Artikel 19

Subsidiabiliteitscriteria voor aanbesteding en prijzen

1.   De artikelen 9 en 10 zijn van overeenkomstige toepassing op prijzen.

2.   In afwijking van artikel 176 van het Financieel Reglement, zijn de artikelen 9 en 10 van deze verordening van overeenkomstige toepassing op de aanbesteding van studies als bedoeld in artikel 10, lid 3, punt c), van deze verordening.

TITEL II

SPECIFIEKE BEPALINGEN VAN TOEPASSING OP ONDERZOEKSACTIES

Artikel 20

Eigendom van resultaten van onderzoeksacties

1.   De resultaten van door het fonds gesteunde onderzoeksacties zijn eigendom van de ontvangers die de resultaten genereren. Indien juridische entiteiten resultaten gezamenlijk genereren, en indien hun respectieve bijdragen niet kunnen worden geverifieerd of indien het niet mogelijk is dergelijke gezamenlijke resultaten op te splitsen, houden de juridische entiteiten de resultaten gezamenlijk in eigendom. Gezamenlijke eigenaren gaan een overeenkomst aan betreffende de verdeling en de voorwaarden voor de uitoefening van hun gezamenlijke eigendom overeenkomstig hun verplichtingen uit hoofde van de subsidieovereenkomst.

2.   In afwijking van lid 1 geldt dat, indien de steun van de Unie wordt verleend in de vorm van een overheidsopdracht, de resultaten van door het fonds gesteunde onderzoeksacties eigendom van de Unie zijn. De lidstaten en de geassocieerde landen hebben kosteloos toegangsrecht tot de resultaten na schriftelijk verzoek daartoe.

3.   De resultaten van onderzoeksacties die door het fonds worden gesteund, mogen direct noch indirect via een of meer intermediaire juridische entiteiten, aan de zeggenschap van of beperkingen door een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land worden onderworpen, ook wat de overdracht van technologie betreft.

4.   Wat de resultaten betreft die door ontvangers door middel van door het fonds gesteunde onderzoeksacties zijn gegenereerd, wordt de Commissie, onverminderd lid 9, vooraf in kennis gesteld van elke overdracht van eigendom of toekenning van een exclusieve licentie aan een niet-geassocieerd derde land of aan een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land. Indien een dergelijke overdracht van eigendom of toekenning van een exclusieve licentie ingaat tegen de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten of tegen de in artikel 3 vastgestelde doelstellingen, wordt de uit hoofde van het fonds verstrekte steun terugbetaald.

5.   De nationale autoriteiten van de lidstaten en van de geassocieerde landen hebben toegangsrechten tot de speciale verslagen. Dergelijke toegangsrechten worden vrij van royalty’s verleend en door de Commissie aan de lidstaten en de geassocieerde landen overgedragen nadat de Commissie ervoor heeft gezorgd dat in passende geheimhoudingsverplichtingen is voorzien.

6.   De nationale autoriteiten van de lidstaten en van de geassocieerde landen gebruiken het speciaal verslag uitsluitend voor doeleinden met betrekking tot het gebruik door of voor hun strijdkrachten of veiligheids- of inlichtingendiensten, onder meer in het kader van hun samenwerkingsprogramma’s. Dergelijk gebruik omvat studie, evaluatie, beoordeling, onderzoek, ontwerp, productaanvaarding en -certificering, bediening, opleiding en verwijdering, evenals de beoordeling en opstelling van technische voorschriften voor aanbesteding.

7.   De ontvangers verlenen de instellingen, organen en instanties van de Unie vrij van royalty’s toegangsrechten tot de resultaten van door het fonds gesteunde onderzoeksacties, voor zover dit terdege onderbouwd is voor de ontwikkeling, uitvoering en monitoring van bestaande beleidsmaatregelen of programma’s van de Unie op haar bevoegdheidsterreinen. Dergelijke toegangsrechten hebben enkel betrekking op niet-commercieel en niet-competitief gebruik.

8.   Met betrekking tot precommerciële inkoop worden in de financieringsovereenkomsten en de contracten specifieke bepalingen inzake de eigendom, de toegangsrechten en de licentieverlening vastgesteld om een maximaal effect van de resultaten te bewerkstelligen en oneerlijke voordelen te voorkomen. De aanbestedende dienst heeft minimaal, vrij van royalty’s, recht op toegang tot die resultaten voor eigen gebruik en heeft het recht om niet-exclusieve licenties aan derden te verlenen of door de ontvangers aan derden te doen verlenen, teneinde de resultaten onder eerlijke en redelijke voorwaarden te exploiteren, evenwel zonder sublicentierecht. Alle lidstaten en geassocieerde landen hebben vrij van royalty’s toegang tot het speciaal verslag. Indien een contractant er niet in slaagt de resultaten binnen een bepaalde periode na de precommerciële inkoop zoals vastgesteld in het contract, commercieel te exploiteren, draagt hij de eigendom van de resultaten over aan de aanbestedende diensten.

9.   Deze verordening heeft geen invloed op de uitvoer van producten, apparatuur of technologieën die de resultaten van door het fonds gesteunde onderzoeksacties integreren en laat de beslissingsvrijheid van de lidstaten in hun uitvoerbeleid voor defensiegerelateerde producten onverlet.

10.   Indien twee of meer lidstaten of geassocieerde landen, multilateraal of in het kader van de Unie, gezamenlijk één of meer contracten hebben gesloten met een of meer ontvangers om de resultaten van door het fonds gesteunde onderzoeksacties samen verder te ontwikkelen, genieten zij toegangsrechten tot die resultaten voor zover zij eigendom zijn van die ontvangers en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het contract of de contracten. Deze toegangsrechten worden vrij van royalty’s verleend, en onder specifieke voorwaarden die ervoor moeten zorgen dat die rechten uitsluitend voor het doel van het contract of de contracten worden gebruikt en dat in passende geheimhoudingsverplichtingen is voorzien.

TITEL III

SPECIFIEKE BEPALINGEN VAN TOEPASSING OP ONTWIKKELINGSACTIES

Artikel 21

Aanvullende subsidiabiliteitscriteria voor ontwikkelingsacties

1.   Het consortium toont aan dat de kosten van een actie die niet door de Unie worden gefinancierd, worden gedekt door andere financieringsmiddelen, zoals bijdragen van lidstaten of geassocieerde landen, of medefinanciering door juridische entiteiten.

2.   In artikel 10, lid 3, punt d), bedoelde activiteiten zijn gebaseerd op geharmoniseerde defensievermogensvereisten die gezamenlijk door ten minste twee lidstaten of geassocieerde landen zijn overeengekomen.

3.   Wat in artikel 10, lid 3, punten e) tot en met h), bedoelde activiteiten betreft, toont het consortium middels door nationale autoriteiten afgegeven documenten aan dat:

a)

ten minste twee lidstaten of geassocieerde landen voornemens zijn het uiteindelijke product aan te schaffen of de technologie op gecoördineerde wijze te gebruiken, onder meer door middel van gezamenlijke aanbestedingen indien van toepassing;

b)

de activiteiten gebaseerd zijn op gemeenschappelijke technische specificaties die gezamenlijk zijn overeengekomen door de lidstaten of de geassocieerde landen die de actie moeten medefinancieren of die voornemens zijn het uiteindelijke product gezamenlijk aan te schaffen of de technologie gezamenlijk te gebruiken.

Artikel 22

Aanvullende toekenningscriteria voor ontwikkelingsacties

Naast de toekenningscriteria als bedoeld in artikel 12 wordt voor het werkprogramma ook rekening gehouden met:

a)

de bijdrage aan het verhogen van de efficiëntie in de gehele levenscyclus van defensieproducten en -technologieën, met inbegrip van kosteneffectiviteit en het potentieel voor synergieën in de aanbestedings-, onderhouds- en de verwijderingsprocessen;

b)

de bijdrage aan de verdere integratie van de Europese defensie-industrie in de hele Unie, waarbij de ontvangers aantonen dat de lidstaten zich ertoe hebben verbonden het uiteindelijk product of de uiteindelijke technologie op gecoördineerde wijze gezamenlijk te gebruiken, bezitten of onderhouden.

Artikel 23

Eigendom van resultaten van ontwikkelingsacties

1.   De Unie is geen eigenaar van de defensieproducten of -technologieën die voortkomen uit door het fonds gesteunde ontwikkelingsacties, noch maakt zij aanspraak op enig intellectueel-eigendomsrecht ten aanzien van de resultaten van die acties.

2.   De resultaten van door het fonds gesteunde ontwikkelingsacties mogen direct noch indirect via een of meer intermediaire juridische entiteiten, aan de zeggenschap van of beperkingen door niet-geassocieerde derde landen of entiteiten uit niet-geassocieerde derde landen worden onderworpen, ook wat de overdracht van technologie betreft.

3.   Deze verordening laat de beslissingsvrijheid van de lidstaten in hun uitvoerbeleid voor defensiegerelateerde producten onverlet.

4.   Wat de resultaten betreft die door ontvangers via door het fonds gesteunde ontwikkelingsacties zijn gegenereerd, wordt de Commissie, onverminderd lid 3 van dit artikel, vooraf in kennis gesteld van elke overdracht van eigendom aan een niet-geassocieerd derde land of aan een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land. Indien een dergelijke overdracht van eigendom ingaat tegen de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten of tegen de in artikel 3 vermelde doelstellingen, wordt de uit hoofde van het fonds verstrekte steun terugbetaald.

5.   Indien de steun van de Unie wordt verstrekt in de vorm van een overheidsopdracht voor het verrichten van een studie, hebben de lidstaten en de geassocieerde landen, na schriftelijk verzoek daartoe, recht op een kosteloze, niet-exclusieve licentie voor het gebruik van de studie.

TITEL IV

BEHEER, MONITORING, EVALUATIE EN CONTROLE

Artikel 24

Werkprogramma’s

1.   Het fonds wordt uitgevoerd door middel van jaarlijkse werkprogramma’s zoals bedoeld in artikel 110, lid 2, van het Financieel Reglement. In de werkprogramma’s wordt in voorkomend geval het voor blendingverrichtingen gereserveerde totaalbedrag opgenomen. In de werkprogramma’s wordt de algemene begroting ten gunste van de grensoverschrijdende deelname van kmo’s vastgesteld.

2.   De Commissie stelt de in lid 1 van dit artikel bedoelde werkprogramma’s vast door middel van uitvoeringshandelingen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 34, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

3.   In de werkprogramma’s worden de onderzoeksonderwerpen en de categorieën door het fonds gesteunde acties in detail vermeld. Die categorieën moeten stroken met de in artikel 3 bedoelde prioriteiten op defensiegebied.

Uitgezonderd voor het deel van het werkprogramma dat gewijd is aan disruptieve technologieën voor defensie, betreffen de in de eerste alinea onderzoeksonderwerpen en categorieën van acties defensieproducten en -technologieën op het gebied van:

a)

voorbereiding, bescherming, uitrol en duurzaamheid;

b)

informatiemanagement en -superioriteit en commando, controle, communicatie, computers, inlichtingen, surveillance en verkenning (“C4ISR”), cyberdefensie en cyberbeveiliging, en

c)

inzet en effectoren.

4.   De werkprogramma’s bevatten in voorkomend geval functionele vereisten en een specificatie van de vorm van Uniefinanciering uit hoofde van artikel 8, en beletten de mededinging op het niveau van de oproepen tot het indienen van voorstellen niet.

De transitie van resultaten van reeds door het fonds gesteunde onderzoeksacties met duidelijke meerwaarde naar de ontwikkelingsfase kan eveneens in aanmerking worden genomen in de werkprogramma’s.

Artikel 25

Raadpleging van de projectbeheerder

Ingeval een projectbeheerder is aangewezen, raadpleegt de Commissie de projectbeheerder over de vorderingen met betrekking tot de actie alvorens de betaling wordt verricht.

Artikel 26

Onafhankelijke deskundigen

1.   De Commissie stelt op grond artikel 237 van het Financieel Reglement onafhankelijke deskundigen aan om haar bij te staan bij de ethische toetsing en beoordeling als bedoeld in artikel 7 van deze verordening en bij de evaluatie van voorstellen.

2.   De in lid 1 van dit artikel bedoelde onafhankelijke deskundigen zijn onderdanen van een zo groot mogelijk aantal lidstaten, en worden geselecteerd op basis van oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling die met het oog op het vaststellen van een lijst met onafhankelijke deskundigen worden gericht aan ministeries van Defensie en ondergeschikte agentschappen, andere relevante overheidsinstanties, onderzoeksinstituten, universiteiten, bedrijfsverenigingen of ondernemingen in de defensiesector. In afwijking van artikel 237 van het Financieel Reglement wordt de lijst van onafhankelijke deskundigen niet bekendgemaakt.

3.   De veiligheidsreferenties van benoemde onafhankelijke deskundigen moeten door de betrokken lidstaten worden gevalideerd.

4.   Het in artikel 34 bedoelde comité wordt jaarlijks in kennis gesteld van de lijst van onafhankelijke deskundigen, om transparant te zijn wat betreft hun veiligheidsreferenties. De Commissie zorgt er voor dat onafhankelijke deskundigen niet evalueren, adviseren noch bijstand verlenen met betrekking tot aangelegenheden in verband waarmee zij een belangenconflict hebben.

5.   De onafhankelijke deskundigen worden gekozen op basis van hun vaardigheden, ervaring en kennis die relevant zijn voor de aan hen op te dragen taken.

Artikel 27

Toepassing van de regelgeving inzake gerubriceerde informatie

1.   Binnen het toepassingsgebied van deze verordening:

a)

zorgt elke lidstaat ervoor dat hij eenzelfde mate van bescherming van gerubriceerde EU-informatie biedt als de beveiligingsvoorschriften van de Raad die zijn vervat in Besluit 2013/488/EU van de Raad (28);

b)

beschermt de Commissie gerubriceerde informatie overeenkomstig de in Besluit (EU, Euratom) 2015/444 vastgestelde veiligheidsvoorschriften;

c)

mogen in derde landen verblijvende natuurlijke personen en aldaar gevestigde rechtspersonen enkel gerubriceerde EU-informatie over het fonds behandelen indien in die landen voor hen beveiligingsvoorschriften gelden die ten minste eenzelfde mate van bescherming bieden als de in Besluit (EU, Euratom) 2015/444 vastgestelde veiligheidsvoorschriften van de Commissie respectievelijk de in Besluit 2013/488/EU vastgestelde beveiligingsvoorschriften van de Raad;

d)

wordt de gelijkwaardigheid van de in een derde land of door een internationale organisatie toegepaste beveiligingsvoorschriften vastgelegd in een informatiebeveiligingsovereenkomst, waar relevant met inbegrip van kwesties inzake industriële beveiliging, gesloten of te sluiten tussen de Unie en dat derde land of die internationale organisatie volgens de procedure van artikel 218 VWEU en met inachtneming van artikel 13 van Besluit 2013/488/EU, en

e)

kan, onverminderd artikel 13 van Besluit 2013/488/EU en de in Besluit (EU, Euratom) 2015/444 vastgestelde voorschriften inzake industriële beveiliging, aan een natuurlijk of rechtspersoon, derde land of internationale organisatie toegang worden verleend tot gerubriceerde EU-informatie indien dat nodig wordt geacht en per geval, afhankelijk van de aard en de inhoud van die informatie, de noodzaak dat de ontvanger er kennis van neemt en het voordeel daarvan voor de Unie.

2.   Bij acties waarvoor gerubriceerde informatie nodig is of die dergelijke informatie vereisen of bevatten, vermeldt het betrokken financieringsorgaan in de documenten met betrekking tot de oproep tot het indienen van voorstellen of in de aanbestedingsdocumenten de maatregelen en voorschriften die noodzakelijk zijn om het vereiste beveiligingsniveau van dergelijke informatie te waarborgen.

3.   De Commissie zet een beveiligd uitwisselingssysteem op om de uitwisseling van gevoelige informatie, waaronder gerubriceerde informatie, tussen de Commissie en de lidstaten en de geassocieerde landen en, in voorkomend geval, met de aanvragers en de ontvangers, te vergemakkelijken. Dat systeem neemt de nationale beveiligingsvoorschriften van de lidstaten in acht.

4.   Over de herkomst van nieuwe gerubriceerde informatie die bij de uitvoering van een onderzoeks- of ontwikkelingsactie wordt gegenereerd, wordt beslist door de lidstaten op wier grondgebied de ontvangers zijn gevestigd. Daartoe kunnen de lidstaten voorzien in een specifiek beveiligingskader voor de bescherming en verwerking van gerubriceerde informatie in verband met de actie en brengen zij de Commissie daarvan op de hoogte. Een dergelijk beveiligingskader laat onverlet dat de Commissie toegang kan verkrijgen tot de nodige informatie voor de uitvoering van de onderzoeks- of ontwikkelingsactie.

Indien die lidstaten geen specifiek beveiligingskader opzetten, zet de Commissie het beveiligingskader voor de actie op overeenkomstig Besluit (EU, Euratom) 2015/444.

Het toepasselijke beveiligingskader voor de actie wordt in ieder geval opgezet voordat de financieringsovereenkomst of het akkoord wordt ondertekend.

Artikel 28

Monitoring en verslaglegging

1.   De indicatoren voor de verslaglegging over de voortgang van het fonds bij de verwezenlijking van de in artikel 3, lid 2, vastgelegde specifieke doelstellingen zijn in de bijlage opgenomen.

2.   Om ervoor te zorgen dat de voortgang van het fonds bij de verwezenlijking van de doelstellingen ervan doeltreffend wordt beoordeeld, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 33 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de bijlage te wijzigen met betrekking tot de indicatoren, waar noodzakelijk geacht, alsmede deze verordening aan te vullen met bepalingen betreffende de vaststelling van een monitoring- en evaluatiekader.

3.   De Commissie monitort de uitvoering van het fonds regelmatig, en brengt aan het Europees Parlement en de Raad jaarlijks verslag uit over de geboekte voortgang en over de wijze waarop de in het kader van het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie en de voorbereidende actie inzake defensieonderzoek in kaart gebrachte en geleerde lessen in aanmerking worden genomen bij de uitvoering van het fonds. Daartoe voorziet de Commissie in de nodige monitoringregelingen.

4.   Het prestatieverslagleggingssysteem waarborgt dat de gegevens voor het toezicht op de uitvoering en de resultaten van het fonds efficiënt, doeltreffend en tijdig worden verzameld.

Daartoe worden evenredige verslagleggingsvereisten opgelegd aan de ontvangers van financiële middelen van de Unie alsmede, waar passend, aan de lidstaten.

Artikel 29

Evaluatie van het fonds

1.   Evaluaties van het fonds worden aldus uitgevoerd dat zij tijdig in de besluitvorming kunnen worden meegenomen.

2.   De tussentijdse evaluatie van het fonds wordt uitgevoerd zodra er voldoende informatie over de uitvoering ervan beschikbaar is, doch uiterlijk vier jaar na de aanvang van de uitvoeringsperiode van het fonds.

Het verslag van de tussentijdse evaluatie, dat betrekking heeft op de periode tot en met 31 juli 2024, omvat in het bijzonder:

a)

een beoordeling van het beheer van het fonds, onder meer wat betreft:

i)

de bepalingen met betrekking tot onafhankelijke deskundigen;

ii)

de uitvoering van de in artikel 7 van deze verordening bepaalde ethische procedures;

b)

de uit het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie en de voorbereidende actie inzake defensieonderzoek geleerde lessen;

c)

de uitvoeringspercentages;

d)

de projecttoekenningsresultaten, met inbegrip van de mate van betrokkenheid van kmo’s en midcaps en de mate van hun grensoverschrijdende deelname;

e)

de in artikel 15 van deze verordening bepaalde vergoedingspercentages van indirecte kosten;

f)

de aan disruptieve technologieën voor defensie toegewezen bedragen in oproepen tot het indienen van voorstellen, en

g)

de overeenkomstig artikel 195 van het Financieel Reglement verstrekte financiering.

De tussentijdse evaluatie bevat tevens informatie over de landen van herkomst van de ontvangers, het aantal landen betrokken bij afzonderlijke projecten en, indien mogelijk, de verdeling van de gegenereerde intellectuele-eigendomsrechten. De Commissie kan voorstellen voor passende wijzigingen van deze verordening indienen.

3.   Aan het einde van de uitvoeringsperiode, doch uiterlijk op 31 december 2031, verricht de Commissie een eindevaluatie en bereidt zij een verslag voor over de uitvoering van het fonds.

Het eindevaluatieverslag:

a)

omvat de resultaten van de uitvoering van en, voor zover dit gezien het tijdstip mogelijk is, de effecten van het fonds;

b)

bouwt voort op de relevante raadplegingen van de lidstaten en geassocieerde landen en de belangrijkste belanghebbenden en beoordeelt in het bijzonder de voortgang bij de verwezenlijking van de in artikel 3 vastgestelde doelstellingen;

c)

helpt bepalen op welke gebieden de Unie voor de ontwikkeling van defensieproducten en -technologieën afhankelijk is van derde landen;

d)

analyseert de grensoverschrijdende deelname, mede van kmo’s en midcaps, aan de in het kader van het fonds uitgevoerde acties, alsmede van de integratie van kmo’s en midcaps in de mondiale waardeketen, en van de bijdrage van het fonds aan het wegwerken van de in het vermogensontwikkelingsplan geconstateerde tekortkomingen, en

e)

bevat informatie over de landen van herkomst van de ontvangers en, indien mogelijk, over de verdeling van de gegenereerde intellectuele-eigendomsrechten.

4.   De Commissie deelt de conclusies van de evaluaties samen met haar opmerkingen mee aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s.

Artikel 30

Audits

Audits naar het gebruik van de bijdrage van de Unie door personen of entiteiten, met inbegrip van andere personen of entiteiten dan die welke door de instellingen, organen en instanties van de Unie zijn gemachtigd, vormen de basis van de algemene zekerheid in de zin van artikel 127 van het Financieel Reglement. Overeenkomstig artikel 287 VWEU onderzoekt de Europese Rekenkamer de rekeningen van alle ontvangsten en uitgaven van de Unie.

Artikel 31

Bescherming van de financiële belangen van de Unie

Indien een derde land aan het fonds deelneemt door middel van een op grond van een internationale overeenkomst of op basis van een ander rechtsinstrument vastgesteld besluit, verleent het derde land de nodige rechten en toegang aan de verantwoordelijke ordonnateur, OLAF en de Rekenkamer, zodat deze hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen. In het geval van OLAF omvatten dergelijke rechten het recht om onderzoeken, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, uit te voeren als bepaald in Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013.

Artikel 32

Informatie, communicatie en publiciteit

1.   De ontvangers van Uniefinanciering erkennen de oorsprong van die middelen en geven zichtbaarheid aan de Uniefinanciering, met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten, door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, op samenhangende, doeltreffende en proportionele wijze te informeren. De financieringsovereenkomst bevat bepalingen die de mogelijkheid regelen om wetenschappelijke artikelen op basis van de resultaten van onderzoeksacties te publiceren.

2.   De Commissie voert informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot het fonds, de op grond van het fonds ondernomen acties en de resultaten ervan.

De aan het fonds toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover die prioriteiten verband houden met de in artikel 3 bedoelde doelstellingen.

3.   De aan het fonds toegewezen financiële middelen kunnen ook bijdragen aan de organisatie van verspreidingsactiviteiten, netwerkevenementen en bewustmakingsactiviteiten, met name om de toeleveringsketens open te stellen teneinde de grensoverschrijdende deelname van kmo’s te bevorderen.

TITEL V

GEDELEGEERDE HANDELINGEN, UITVOERINGSHANDELINGEN EN OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 33

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 28 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van 12 mei 2021.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 28 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   Een overeenkomstig artikel 28 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 34

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

Het Europees Defensieagentschap wordt uitgenodigd om de vergaderingen van het comité bij te wonen als waarnemer, teneinde zijn standpunten kenbaar te maken en zijn deskundigheid te delen. De Europese Dienst voor extern optreden wordt eveneens uitgenodigd om de vergaderingen van het comité bij te wonen.

Het comité komt tevens bijeen in speciale samenstellingen, onder meer om veiligheids- en defensieaspecten te bespreken, in verband met acties uit hoofde van het fonds.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Indien door het comité geen advies wordt uitgebracht, neemt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet aan en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 35

Intrekking

Verordening (EU) 2018/1092 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2021.

Artikel 36

Overgangsbepalingen

1.   Deze verordening doet geen afbreuk aan de voortzetting of wijziging van acties die geïnitieerd zijn op grond van Verordening (EU) 2018/1092 of de voorbereidende actie inzake defensieonderzoek, die van toepassing blijven op die acties tot die acties worden afgesloten, alsmede op de resultaten ervan.

2.   De financiële middelen voor het fonds kunnen tevens de uitgaven dekken voor de technische en administratieve bijstand die noodzakelijk zijn om de overgang te waarborgen tussen het fonds en de maatregelen die zijn vastgesteld op grond van Verordening (EU) 2018/1092 en de voorbereidende actie inzake defensieonderzoek.

3.   Zo nodig kunnen voor het beheer van acties die aan het einde van de looptijd van het fonds nog niet zijn voltooid, ook na 31 december 2027 kredieten ter dekking van de in artikel 4, lid 4, bedoelde uitgaven in de Uniebegroting worden opgenomen.

Artikel 37

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 april 2021.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

D. M. SASSOLI

Voor de Raad

De voorzitter

A.P. ZACARIAS


(1)  PB C 110 van 22.3.2019, blz. 75.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 18 april 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en standpunt van de Raad in eerste lezing van 16 maart 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Standpunt van het Europees Parlement van 29 april 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  Richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap (PB L 146 van 10.6.2009, blz. 1).

(4)  Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging van Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG (PB L 216 van 20.8.2009, blz. 76).

(5)  Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 (PB L 433 I van 22.12.2020. blz. 11).

(6)  Besluit 2013/755/EU van de Raad van 25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie (“LGO-besluit”) (PB L 344 van 19.12.2013, blz. 1).

(7)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1)

(8)  Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van Horizon Europe — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013 (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad).

(9)  Verordening (EU) 2018/1092 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot instelling van het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie ter ondersteuning van het concurrentievermogen en de innovatieve capaciteit van de defensie-industrie van de Unie (PB L 200 van 7.8.2018, blz. 30)

(10)  Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad van 24 maart 2021 tot vaststelling van het InvestEU-programma en tot wijziging van Verordening (EU) 2015/1017 (PB L 107 van 26.3.2021, blz. 30).

(11)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(12)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(13)  PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 28.

(14)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).

(15)  Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).

(16)  Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).

(17)  Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (“EOM”) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).

(18)  Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).

(19)  PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3.

(20)  PB L 282 van 19.10.2016, blz. 4.

(21)  Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van 8 december 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie (PB L 335 van 13.12.2008, blz. 99)

(22)  Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).

(23)  Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).

(24)  Overeenkomst tussen de lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de bescherming van in het belang van de Europese Unie uitgewisselde gerubriceerde informatie (PB C 202 van 8.7.2011, blz. 13).

(25)  Besluit (GBVB) 2017/2315 van de Raad van 11 december 2017 tot instelling van de permanente gestructureerde samenwerking (PESCO) en tot opstelling van de lijst van deelnemende lidstaten (PB L 331 van 14.12.2017, blz. 57).

(26)  Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG. (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).

(27)  Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).

(28)  Besluit 2013/488/EU van de Raad van 23 september 2013 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 274 van 15.10.2013, blz. 1).


BIJLAGE

INDICATOREN VOOR DE VERSLAGLEGGING OVER DE VOORTGANG VAN HET FONDS BIJ DE VERWEZENLIJKING VAN DE SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN ERVAN

In artikel 3, lid 2, punt a), vastgestelde specifieke doelstelling:

Indicator 1:

deelnemers

Gemeten aan de hand van:

aantal betrokken juridische entiteiten (onderverdeeld naar omvang, soort en land van vestiging)

Indicator 2:

gezamenlijk onderzoek

Gemeten aan de hand van:

2.1.

aantal en waarde van gefinancierde projecten

2.2.

grensoverschrijdende samenwerking: aandeel van de contracten die zijn gegund aan kmo’s en midcaps, met waarde van contracten voor grensoverschrijdende samenwerking

2.3.

aandeel van de ontvangers die vóór 12 mei 2021 geen onderzoeksactiviteiten met defensietoepassingen verrichtten

Indicator 3:

innovatieve producten

Gemeten aan de hand van:

3.1.

aantal nieuwe octrooien afkomstig van door het fonds gesteunde projecten

3.2.

geaggregeerde verdeling van octrooien onder kmo’s, midcaps en juridische entiteiten die kmo noch midcap zijn

3.3.

geaggregeerde verdeling van octrooien per lidstaat

In artikel 3, lid 2, punt b), vastgestelde specifieke doelstelling:

Indicator 4:

gezamenlijke vermogensontwikkeling

Gemeten aan de hand van:

aantal en waarde van gefinancierde acties waarmee de in het vermogensontwikkelingsplan geconstateerde tekortkomingen worden weggewerkt

Indicator 5:

doorlopende steun gedurende de volledige onderzoeks- en ontwikkelingscyclus

Gemeten aan de hand van:

de aanwezigheid op de achtergrond van intellectuele-eigendomsrechten of resultaten die bij eerder gesteunde acties zijn gegenereerd

Indicator 6:

werkgelegenheidscreatie/-ondersteuning

Gemeten aan de hand van:

aantal gesteunde werknemers in onderzoek en ontwikkeling voor defensie per lidstaat


Top