This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32020R0601
Commission Implementing Regulation (EU) 2020/601 of 30 April 2020 on emergency measures derogating from Articles 62 and 66 of Regulation (EU) No 1308/2013 of the European Parliament and of the Council as regards the validity of vine planting authorisations and the grubbing up in case of anticipated replanting
Uitvoeringsverordening (EU) 2020/601 van de Commissie van 30 april 2020 betreffende noodmaatregelen tot afwijking van de artikelen 62 en 66 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de geldigheidsduur van de vergunningen voor het aanplanten van wijnstokken en het rooien in geval van vervroegde herbeplanting
Uitvoeringsverordening (EU) 2020/601 van de Commissie van 30 april 2020 betreffende noodmaatregelen tot afwijking van de artikelen 62 en 66 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de geldigheidsduur van de vergunningen voor het aanplanten van wijnstokken en het rooien in geval van vervroegde herbeplanting
C/2020/2884
PB L 140 van 4.5.2020, p. 46–49
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
No longer in force, Date of end of validity: 03/05/2021
4.5.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 140/46 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/601 VAN DE COMMISSIE
van 30 april 2020
betreffende noodmaatregelen tot afwijking van de artikelen 62 en 66 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de geldigheidsduur van de vergunningen voor het aanplanten van wijnstokken en het rooien in geval van vervroegde herbeplanting
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 221, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Door de huidige Covid-19-pandemie en de uitgebreide verplaatsingsbeperkingen die in de lidstaten zijn ingevoerd, ondervinden de wijnbouwers in alle lidstaten uitzonderlijke moeilijkheden. De wijnbouwers hebben met name te kampen met logistieke problemen en een tekort aan arbeidskrachten, wat een grote invloed heeft op zeer arbeidsintensieve teelten zoals die van wijnstokken, waarvoor in de wijngaard zeer veel werkzaamheden handmatig moeten worden verricht tijdens het hele groeiseizoen en vooral in het voorjaar, wanneer normaal gesproken de nieuwe wijnstokken worden aangeplant. Door de huidige beperkingen ondervinden de wijnbouwers ongeziene moeilijkheden bij het vinden van de nodige arbeidskrachten voor de dagelijkse werkzaamheden in hun wijngaarden, en de situatie is nog erger als het erom gaat de nodige extra arbeidskrachten in te zetten voor de aanplant van nieuwe wijngaarden. |
(2) |
In artikel 62, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 is bepaald dat de vergunningen voor het aanplanten van wijnstokken drie jaar geldig zijn vanaf de datum waarop zij zijn verleend. Overeenkomstig artikel 7, lid 2, tweede alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274 van de Commissie (2) moeten de aanplantvergunningen uiterlijk op 1 augustus aan de succesvolle aanvragers worden verleend. Hierdoor kunnen de wijnbouwers de grond in het najaar klaarmaken en de nieuwe wijnstokken aanschaffen, die dan normaal gesproken in het voorjaar worden aangeplant. Voor de aanplant van wijnstokken is het voorjaar het gunstigste seizoen want door de stijgende temperatuur en de komst van de zomer droogt de bodem geleidelijk uit, zodat dan aangeplante planten daaronder te lijden hebben en mogelijk geen wortels aanmaken. |
(3) |
Wegens de door de Covid-19-pandemie veroorzaakte crisis worden wijnbouwers die in het bezit zijn van een aanplantvergunning die uiterlijk op 1 augustus 2020 afloopt, momenteel verhinderd om die vergunning, zoals gepland, in het laatste jaar van haar geldigheidsduur te gebruiken. Door de onzekerheid over de duur van de maatregelen om de pandemie te bestrijden, is het niet zeker dat die wijnbouwers de gelegenheid zullen hebben om vóór 1 augustus van hun aanplantvergunning gebruik te maken. Maar zelfs als de Covid-19-pandemie een positieve wending neemt en de beperkingen vóór de zomer worden opgeheven, zullen de wijnbouwers de wijnstokken tijdens het hete seizoen en dus op een minder geschikt moment van de teeltcyclus moeten aanplanten, onder moeilijke omstandigheden en met extra kosten, en dit alles op een ogenblik waarop de wijnsector reeds met ongunstige marktomstandigheden te kampen heeft. |
(4) |
Bijgevolg moet, om het verlies van de aanplantvergunning of een snelle verslechtering van de omstandigheden waaronder de aanplant moet plaatsvinden, te voorkomen, onverwijld worden toegestaan dat de geldigheidsduur van de in het jaar 2020 aflopende aanplantvergunningen wordt verlengd. De geldigheidsduur van alle in 2020 aflopende vergunningen moet dan ook worden verlengd met twaalf maanden met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening, om de wijnbouwers in staat te stellen de wijnstokken in gunstige omstandigheden te planten in het voorjaar 2021. |
(5) |
Wegens de onvoorziene praktische en economische moeilijkheden die wijnbouwers als gevolg van de Covid-19-pandemie ondervinden, moet het hun, als zij hun wijnbouwareaal niet langer willen uitbreiden, worden toegestaan om afstand van hun in het jaar 2020 aflopende aanplantvergunning te doen zonder dat hun een administratieve sanctie als bedoeld in artikel 89, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3), wordt opgelegd. |
(6) |
Voor wijnbouwers die in het bezit zijn van een door de lidstaten verleende herbeplantingsvergunning omdat zij overeenkomstig artikel 66, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 een overeenkomstig wijnbouwareaal hebben gerooid, dient de bij deze verordening verleende afwijking op dezelfde wijze te worden toegepast als voor telers die een vergunning voor nieuwe aanplant hebben gekregen. Dit zou garanderen dat de wijnbouwers geen vermindering van hun wijnbouwareaal opgelegd krijgen, aangezien zij het gerooide areaal niet opnieuw kunnen aanplanten door onvoorziene omstandigheden en een tekort aan arbeidskrachten als gevolg van de verplaatsingsbeperkingen in het kader van de door de Covid-19-pandemie veroorzaakte crisis. |
(7) |
In die gevallen waarin de lidstaten een herbeplantingsvergunning hebben verleend aan wijnbouwers die zich ertoe verbonden hadden een met wijnstokken beplante oppervlakte uiterlijk aan het einde van het vierde jaar vanaf de datum waarop de nieuwe wijnstokken waren aangeplant, te rooien, kunnen de wijnbouwers in het jaar 2020 wegens de verplaatsingsbeperkingen en een tekort aan arbeidskrachten specifieke problemen ondervinden om die rooiing uit te voeren. Als die wijnbouwers dan ook kunnen aantonen dat zij in het jaar 2020 niet konden rooien om redenen die met de Covid-19-pandemie verband houden, moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om hun meer tijd voor de rooiing te geven door de termijn daarvoor te verlengen met hoogstens twaalf maanden na de inwerkingtreding van deze verordening. De lidstaten moeten binnen twee maanden na de indiening van een aanvraag besluiten of de verlenging wordt toegekend en voor welke duur of, in geval van afwijzing, de aanvrager in kennis stellen van de redenen daarvoor. Als de rooiing aan het einde van de toegekende verlenging niet is verricht, moeten voor de wijnbouwer de respectieve sancties gelden die van toepassing zijn op grond van artikel 5, tweede alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2018/273 van de Commissie (4). |
(8) |
Wanneer wijnbouwers het rooien van een wijngaard waarvoor lidstaten vervroegde herbeplanting hadden toegestaan, mogen uitstellen, mogen zowel de oude te rooien wijngaard als de nieuw aangeplante wijngaard niet voor steun voor groen oogsten in aanmerking komen om dubbele financiering te voorkomen. |
(9) |
De ingestelde verplaatsingsbeperkingen en, als gevolg daarvan, de logistieke problemen en het tekort aan arbeidskrachten voor het verrichten van handmatige werkzaamheden in de wijngaard, in het bijzonder voor het aanplanten van wijnstokken en het rooien, vormen een specifiek probleem in de zin van artikel 221 van Verordening (EU) nr. 1308/2013. Dit specifieke probleem kan niet worden opgelost door maatregelen te nemen op grond van artikel 219 of 220 van die verordening. Enerzijds is het niet gekoppeld aan een reeds bestaande marktverstoring of aan een voldoende specifieke dreiging van marktverstoring. Anderzijds houdt dit specifieke probleem evenmin verband met maatregelen ter bestrijding van de verspreiding van dierziekten of met verlies van vertrouwen bij de consument als gevolg van risico’s voor de gezondheid van mensen, dieren of planten, zoals vereist in artikel 220 van de verordening. |
(10) |
De maatregel moet strikt worden beperkt tot wat nodig is om de huidige moeilijkheden als gevolg van de Covid-19-pandemie te verhelpen, zowel wat het toepassingsgebied als de toepassingsperiode betreft. |
(11) |
De maatregelen moeten dringend worden genomen om te voorkomen dat wijnproducenten hun aanplantvergunningen worden ontnomen of worden bestraft omdat zij hun verplichting tot het rooien van het toegezegde areaal niet zijn nagekomen wegens de onvoorziene logistieke problemen en het tekort aan arbeidskrachten. |
(12) |
De in deze verordening vervatte noodmaatregelen moeten worden beperkt tot een periode van hoogstens twaalf maanden, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening. Deze periode is nodig om de wijnbouwers voldoende tijd te geven voor de aanplant van nieuwe wijnstokken in het geschikte seizoen en om de lidstaten enige flexibiliteit te bieden in de gevallen waarin rooiing niet mogelijk is door de Covid-19-pandemie. |
(13) |
Aangezien het noodzakelijk is onmiddellijk actie te ondernemen, moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
(14) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verlenging van de geldigheidsduur van de aanplant‐ en herbeplantingsvergunningen die in het jaar 2020 aflopen
1. In afwijking van artikel 62, lid 3, eerste zin, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 loopt de geldigheidsduur van de overeenkomstig de artikelen 62 en 64 van die verordening verleende vergunningen voor nieuwe aanplant die in het jaar 2020 zijn verstreken of zullen verstrijken, slechts af twaalf maanden na de inwerkingtreding van deze verordening.
2. In afwijking van artikel 62, lid 3, tweede zin, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 wordt aan wijnbouwers die in het bezit zijn van aanplantvergunningen die in het jaar 2020 zijn verstreken of zullen verstrijken, geen administratieve sanctie als bedoeld in artikel 89, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 opgelegd, op voorwaarde dat zij de bevoegde autoriteiten uiterlijk op 31 december 2020 ervan in kennis stellen dat zij niet van plan zijn om hun vergunning te gebruiken en dat zij geen gebruik wensen te maken van de in lid 1 van dit artikel bedoelde verlenging van de geldigheidsduur ervan.
3. In afwijking van artikel 62, lid 3, eerste zin, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 loopt de geldigheidsduur van de overeenkomstig artikel 62 en artikel 66, lid 1, van die verordening verleende herbeplantingsvergunningen die in het jaar 2020 zijn verstreken of zullen verstrijken, slechts af twaalf maanden na de inwerkingtreding van deze verordening.
4. In afwijking van artikel 62, lid 3, tweede zin, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 wordt aan wijnbouwers die in het bezit zijn van herbeplantingsvergunningen die in het jaar 2020 zijn verstreken of zullen verstrijken, geen administratieve sanctie als bedoeld in artikel 89, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 opgelegd, op voorwaarde dat zij de bevoegde autoriteiten uiterlijk op 31 december 2020 ervan in kennis stellen dat zij niet van plan zijn om hun vergunning te gebruiken en dat zij geen gebruik wensen te maken van de in lid 3 van dit artikel bedoelde verlenging van de geldigheidsduur ervan.
Artikel 2
Verlenging van de termijn voor het rooien in geval van vervroegde herbeplanting van wijngaarden
1. In afwijking van artikel 66, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 kunnen lidstaten, wanneer zij wijnbouwers vergunningen voor vervroegde herbeplanting hebben verleend en de rooiing uiterlijk in het jaar 2020 moet plaatsvinden, in de gevallen waarin niet kon worden gerooid als gevolg van de Covid-19-pandemie, op naar behoren gemotiveerde aanvraag van de wijnbouwer de termijn voor het rooien verlengen met hoogstens twaalf maanden na de inwerkingtreding van deze verordening.
2. De lidstaten stellen de aanvrager in kennis binnen twee maanden na de indiening van de aanvraag voor de in lid 1 bedoelde verlenging van de termijn voor het rooien en, wanneer aanvragen worden geweigerd, worden de aanvragers in kennis gesteld van de redenen daarvoor.
3. Artikel 5, tweede alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/273 is van toepassing indien de wijnbouwer niet heeft gerooid aan het einde van de overeenkomstig de leden 1 en 2 toegekende verlenging.
4. Wijnbouwers die gebruikmaken van de in lid 1 bedoelde verlenging, komen niet voor de in artikel 47 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde steun voor groen oogsten in aanmerking, noch op het nieuw aangeplante areaal, noch op het te rooien areaal.
Artikel 3
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is van toepassing gedurende een periode van twaalf maanden vanaf de datum van inwerkingtreding.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 april 2020.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274 van de Commissie van 11 december 2017 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het vergunningenstelsel voor het aanplanten van wijnstokken, certificering, het in- en uitslagregister, verplichte opgaven en meldingen, en voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de toepasselijke controles, en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/561 van de Commissie (PB L 58 van 28.2.2018, blz. 60).
(3) Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549).
(4) Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/273 van de Commissie van 11 december 2017 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het vergunningenstelsel voor het aanplanten van wijnstokken, het wijnbouwkadaster, begeleidende documenten en certificering, het in- en uitslagregister, de verplichte opgaven, meldingen en de bekendmaking van meegedeelde informatie, tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de toepasselijke controles en sancties, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 555/2008, (EG) nr. 606/2009 en (EG) nr. 607/2009 van de Commissie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 436/2009 van de Commissie en Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/560 van de Commissie (PB L 58 van 28.2.2018, blz. 1).