EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32020R0550

Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/550 van de Commissie van 12 februari 2020 tot wijziging van de bijlagen II en IV bij Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de tijdelijke intrekking van de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) nr. 978/2012 bedoelde regeling voor bepaalde producten van oorsprong uit het Koninkrijk Cambodja

C/2020/673

OJ L 127, 22.4.2020, p. 1–12 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2020/550/oj

22.4.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 127/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2020/550 VAN DE COMMISSIE

van 12 februari 2020

tot wijziging van de bijlagen II en IV bij Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de tijdelijke intrekking van de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) nr. 978/2012 bedoelde regeling voor bepaalde producten van oorsprong uit het Koninkrijk Cambodja

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad (1), en met name artikel 19, lid 10,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

(1)

Het Koninkrijk Cambodja (“Cambodja”) komt in aanmerking voor tariefpreferenties in het kader van de bijzondere regeling voor de minst ontwikkelde landen — “Alles behalve wapens” (“Everything But Arms” of “EBA”) — waarin is voorzien in artikel 1, lid 2, onder c), van Verordening (EU) nr. 978/2012 (de “SAP-verordening”). Het is ook opgenomen in de lijst van begunstigde landen van de algemene regeling van artikel 1, lid 2, onder a), van de SAP-verordening. Overeenkomstig artikel 18, lid 1, van de SAP-verordening bestaat de bijzondere regeling voor de minst ontwikkelde landen uit de schorsing van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor alle producten die zijn opgenomen in de hoofdstukken 1 tot en met 97 van de gecombineerde nomenclatuur en die van oorsprong zijn uit Cambodja, behalve de in hoofdstuk 93 genoemde producten, namelijk wapens en munitie.

(2)

Overeenkomstig artikel 19, lid 1, onder a), van de SAP-verordening kunnen de in artikel 1, lid 2, van de SAP-verordening bedoelde preferentiële regelingen tijdelijk worden ingetrokken ten aanzien van alle, dan wel bepaalde producten van oorsprong uit een begunstigd land, wanneer sprake is van een ernstige en systematische schending van de beginselen die zijn vastgelegd in de in bijlage VIII, deel A, bij de SAP-verordening opgenomen verdragen (“VN/IAO-Verdragen betreffende fundamentele mensen- en arbeidsrechten”).

(3)

Op 11 februari 2019 heeft de Commissie een uitvoeringsbesluit met een bijlage vastgesteld (het “bericht van inleiding”) (2), waarmee overeenkomstig artikel 19, lid 3, van de SAP-verordening de procedure voor de tijdelijke intrekking van de aan Cambodja verleende tariefpreferenties (de “tijdelijke-intrekkingsprocedure”) werd ingeleid. Diezelfde dag heeft de Commissie het Europees Parlement en de Raad van dat uitvoeringsbesluit in kennis gesteld.

(4)

Uit de elementen waarover de Commissie destijds beschikte, bleek dat er voldoende gronden waren om de inleiding van de tijdelijke-intrekkingsprocedure te rechtvaardigen. In overweging 3 van het uitvoeringsbesluit en punt 5 van het bericht van inleiding werden met name elementen genoemd die wijzen op ernstige en systematische schendingen door Cambodja van beginselen die zijn vastgelegd in de volgende vier VN/IAO-Verdragen betreffende fundamentele mensen- en arbeidsrechten:

het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (1966) (“IVBPR”);

het Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht (nr. 87) (1948) (“IAO-Verdrag nr. 87”);

het Verdrag betreffende de toepassing van de beginselen van het recht zich te organiseren en collectief te onderhandelen (nr. 98) (1949) (“IAO-Verdrag nr. 98”), en

het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (1966) (“IVESCR”).

(5)

In het bericht van inleiding heeft de Commissie Cambodja en derde partijen verzocht hun standpunt aan de Commissie kenbaar te maken. Binnen de in het bericht van inleiding gestelde termijn hebben dertien derde partijen zich kenbaar gemaakt en bij de Commissie schriftelijke opmerkingen ingediend.

(6)

Na de inleiding van de tijdelijke-intrekkingsprocedure heeft de Commissie toegezien op de tenuitvoerlegging door Cambodja van de vier in het bericht van inleiding vermelde verdragen en deze geëvalueerd. Overeenkomstig artikel 19, lid 4, onder b), van de SAP-verordening is de periode van toezicht en evaluatie op 12 augustus 2019 verstreken.

(7)

De Commissie heeft overeenkomstig artikel 19, lid 6, van de SAP-verordening alle nodige informatie verzameld, waaronder de beschikbare beoordelingen van de betrokken toezichthoudende instanties en het standpunt van Cambodja. De Commissie heeft in juni 2019 een waarnemingsmissie naar Cambodja gestuurd.

(8)

Tijdens de periode van toezicht en evaluatie heeft de Commissie Cambodja de gelegenheid geboden om mee te werken, standpunten en opmerkingen in te dienen en te worden gehoord. Zo heeft de Commissie Cambodja op 24 juli 2019 verzocht om schriftelijk zijn standpunt kenbaar te maken over de bevindingen die tot de inleiding van de tijdelijke-intrekkingsprocedure hebben geleid. Cambodja heeft de Commissie op 12 augustus 2019 geantwoord, waarbij het de gronden voor het besluit van de Commissie tot inleiding van de tijdelijke-intrekkingsprocedure betwistte. In zijn antwoord wees Cambodja ook op een aantal corrigerende maatregelen die waren gepland of reeds waren uitgevoerd, meestal voordat de tijdelijke-intrekkingsprocedure was ingeleid.

(9)

Op 12 november 2019 heeft de Commissie overeenkomstig artikel 19, lid 7, van de SAP-verordening bij Cambodja een verslag met haar bevindingen en conclusies ingediend (“het verslag”). Het verslag was gebaseerd op de door de Commissie tot en met 31 oktober 2019 verzamelde gegevens over de naleving van de beginselen die zijn vastgelegd in de vier VN/IAO-Verdragen betreffende fundamentele mensen- en arbeidsrechten, waaronder bewijsmateriaal en informatie afkomstig van Cambodja en de derde partijen bij de procedure.

(10)

Cambodja heeft zijn opmerkingen over het verslag ingediend op 12 december 2019.

(11)

Deze gedelegeerde verordening is gebaseerd op de bevindingen in het verslag en de daaraan ten grondslag liggende gegevens, de daaropvolgende evaluaties en beoordelingen in het licht van het antwoord van Cambodja en de feiten en ontwikkelingen die dateren van na 12 december 2019.

2.   ERNSTIGE EN SYSTEMATISCHE SCHENDINGEN VAN DE IN HET IVBPR NEERGELEGDE BEGINSELEN

2.1.    Recht op politieke participatie (artikel 25 van het IVBPR)

(12)

Artikel 25 van het IVBPR bepaalt dat iedere burger het recht heeft en in de gelegenheid moet worden gesteld, zonder dat het in artikel 2 bedoelde onderscheid wordt gemaakt en zonder onredelijke beperkingen:

a)

deel te nemen aan de behandeling van openbare aangelegenheden, hetzij rechtstreeks of door middel van vrijelijk gekozen vertegenwoordigers;

b)

te stemmen en gekozen te worden door middel van betrouwbare periodieke verkiezingen die gehouden worden krachtens algemeen en gelijkwaardig kiesrecht en bij geheime stemming, waardoor het vrijelijk tot uitdrukking brengen van de wil van de kiezers wordt verzekerd;

c)

op algemene voet van gelijkheid te worden toegelaten tot de overheidsdiensten van zijn land.

2.1.1.    Bevindingen

(13)

Cambodja heeft een aantal repressieve acties ondernomen tegen de belangrijkste oppositiepartij, de Cambodjaanse Nationale-Reddingspartij (“CNRP”), waardoor de politieke participatie en het kiesrecht in het land wordt beperkt. Die acties omvatten met name wijzigingen van de Wet inzake politieke partijen (“WPP”), de arrestatie van de voorzitter van de CNRP, Kem Sokha, en de door de rechter bevolen ontbinding van de CNRP.

(14)

In maart en juli 2017 heeft de Nationale Vergadering van Cambodja verschillende wijzigingen van de WPP goedgekeurd die het onwettig maakten dat iemand die strafrechtelijk is veroordeeld een politieke partij leidt. De gewijzigde WPP verleende het ministerie van Binnenlandse Zaken ook een ruime discretionaire bevoegdheid om de activiteiten van politieke partijen op te schorten en bij het Hooggerechtshof verzoeken tot ontbinding van een partij in te dienen. In oktober 2017 heeft de Nationale Vergadering aanvullende wijzigingen aangebracht in een reeks kieswetten die de procedure voor de herverdeling van de zetels van een ontbonden partij regelen.

(15)

Op 3 september 2017 werd de leider van de CNRP, Kem Sokha, gearresteerd op beschuldiging van verraad en samenzwering om de Cambodjaanse regering met de hulp van een vreemde mogendheid omver te werpen (3).

(16)

Na meer dan een jaar in voorlopige hechtenis werd Kem Sokha op 10 september 2018 op borgtocht vrijgelaten en onder gerechtelijk toezicht geplaatst. Op 10 november 2019 werd Kem Sokha van het gerechtelijk toezicht ontslagen. In afwachting van zijn proces was het hem echter nog steeds verboden politieke activiteiten uit te oefenen (4).

(17)

Op 16 november 2017 heeft het Cambodjaanse Hooggerechtshof de ontbinding van de CNRP bevolen en 118 leidinggevenden ervan vijf jaar lang uitgesloten van politieke activiteiten. De uitspraak van het Hooggerechtshof was met name gebaseerd op het gewijzigde artikel 44 van de WPP, op grond waarvan het Hooggerechtshof een politieke partij gedurende vijf jaar op non-actief kan stellen of kan ontbinden indien zij inbreuk maakt op artikel 6, lid 2, en artikel 7 van de WPP. De ontbinding van de CNRP door het Hooggerechtshof was ten dele gebaseerd op dezelfde beweringen als die welke door de onderzoeksrechter werden gebruikt in de aanhangige zaak tegen Kem Sokha (5).

(18)

De ontbinding van de CNRP leidde ook tot de ontzetting uit hun ambt van 5 007 gemeentelijke/plaatselijke raadsleden van de CNRP die in juni 2017 waren verkozen. De CNRP-leden van de Nationale Vergadering werden vervangen door niet-verkozen personen. Bij de daaropvolgende indirecte verkiezingen voor de Senaat van 25 februari 2018 won de regerende partij, de Cambodjaanse Volkspartij (“CPP”) alle zetels (6). Door de ontbinding van de CNRP had het land geen geloofwaardige oppositie in de aanloop naar de nationale verkiezingen van 29 juli 2018, waarbij de CPP alle 125 zetels in de Nationale Vergadering won, waardoor de facto een eenpartijstaat zonder parlementaire oppositie werd gecreëerd.

2.1.2.    Standpunt van Cambodja

(19)

Cambodja stelt dat de gewijzigde WPP zonder onderscheid geldt voor alle politieke partijen, voldoet aan alle basisvereisten waaraan elk democratisch land zich moet houden, en is bedoeld om misbruiken te voorkomen die niet stroken met de fundamentele democratische beginselen.

(20)

Cambodja rechtvaardigt de arrestatie van Kem Sokha met artikel 443 van het Strafwetboek, dat het misdrijf van samenzwering met een vreemde mogendheid bestraft, en verwijst naar vermeende bewijzen van de samenzwering van Kem Sokha om de regering omver te werpen (7). Aangezien hij voorzitter was van de CNRP, treft het verraad van Sokha ook zijn partij, die daarom is ontbonden.

(21)

Voorts stelt Cambodja dat het besluit van het Hooggerechtshof van 16 november 2017 waarbij de ontbinding van de CNRP werd gelast, het besluit van een soevereine staat is, en dat de handhaving van nationale rechterlijke beslissingen een interne aangelegenheid is van een soevereine staat die de rechtsstaat eerbiedigt.

(22)

Wat de verkiezingen van 29 juli 2018 betreft, beklemtoont Cambodja dat de registratie van 20 politieke partijen en de deelname van 6 956 900 kiezers een duidelijk bewijs is dat de wijzigingen van de WPP en de daaropvolgende herverdeling van de zetels de Cambodjanen hun recht om deel te nemen aan de behandeling van politieke aangelegenheden niet heeft ontnomen. Er is dan ook geen sprake van een inbreuk op artikel 25 van het IVBPR.

2.1.3.    Beoordeling

Wijzigingen van de wet inzake politieke partijen (WPP)

(23)

De wijzigingen van de WPP van 2017 betreffen onder meer bepalingen die een ruime discretionaire bevoegdheid verlenen ten aanzien van de ontbinding van politieke partijen en het aan partijleiders voor onbepaalde duur verbieden van politieke activiteiten zonder een eerlijk proces (8).

(24)

Krachtens artikel 38 van de WPP heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken uitgebreide besluitvormingsbevoegdheden met betrekking tot politieke partijen en treedt het de facto op als hun beheerder. Het kan bijvoorbeeld besluiten de activiteiten van politieke partijen op te schorten en kan bij het Hooggerechtshof een verzoek tot ontbinding ervan indienen. Aangezien artikel 38 van de WPP geen duidelijke en transparante criteria voor dergelijke verzoeken bevat, heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken een ruime discretionaire bevoegdheid om de ontbinding van een partij voor te stellen.

(25)

Volgens het Bureau van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de mensenrechten (“OHCHR”) in Cambodja is de aanwijzing van het ministerie van Binnenlandse Zaken als beheerder van politieke partijen “in strijd met de internationale normen die regelgevende instanties vereisen die met het oog op het verzekeren van een gelijk politiek speelveld onafhankelijk zijn van de uitvoerende macht” (9). Zoals de speciale rapporteur van de VN heeft opgemerkt, hebben de wijzigingen van de WPP en de daaropvolgende herverdeling van de zetels bovendien “miljoenen Cambodjanen hun recht op politieke participatie ontnomen. Voor degenen die voor de CNRP hebben gestemd in de kiesdistricten waar de CNRP heeft gewonnen, zijn de kandidaten voor wie zij hebben gestemd in de verkiezingen voor de Nationale Vergadering van 2013 en de gemeenteraadsverkiezingen van 2017 vervangen door anderen die andere politieke partijen vertegenwoordigen, hetgeen weer gevolgen heeft gehad voor de verkiezing van de senatoren. Dit is een duidelijke schending van het recht van de Cambodjanen om deel te nemen aan de behandeling van politieke aangelegenheden, dat het recht impliceert om te worden vertegenwoordigd door gekozen vertegenwoordigers.” (10).

(26)

In januari 2019 heeft Cambodja artikel 45 van de WPP gewijzigd en de mogelijkheid gecreëerd dat personen die geen politieke activiteiten mogen uitoefenen, met een verzoek aan de premier vragen dat de koning hun politieke rechten herstelt. Deze wijziging maakt het echter niet mogelijk de politieke rechten van de betrokkenen volledig te herstellen, aangezien zij hun politieke activiteiten niet daadwerkelijk kunnen hervatten zolang de CNRP als zodanig ontbonden is. Bovendien berust het besluit om hun politieke rechten te herstellen niet bij een onafhankelijk orgaan, maar bij hun politieke tegenstanders. Tot slot biedt de wijziging van artikel 45 van de WPP geen oplossing voor de ontzetting van de 5 007 gekozen CNRP-gemeenteraadsleden uit hun ambt (11).

(27)

Op grond van een en ander meent de Commissie dat de WPP, zoals gewijzigd in 2017, bepalingen bevat die een schending van de beginselen van artikel 25 van het IVBPR inhouden.

Ontbinding van de CNRP en arrestatie van Kem Sokha

(28)

Cambodja stelt dat de CNRP is ontbonden omdat de leider ervan, Kem Sokha, schuldig was aan samenzwering met een vreemde mogendheid. De Commissie merkt echter op dat de CNRP werd ontbonden voordat het proces tegen Kem Sokha was begonnen. Er zij op gewezen dat de speciale rapporteur van de VN ernstige bezorgdheid heeft geuit over de bewijzen die ten grondslag lagen aan het besluit van het Hooggerechtshof om de CNRP te ontbinden (12) en over de ernst van de op die bewijzen gebaseerde beschuldiging (13).

(29)

Volgens de VN-werkgroep inzake willekeurige detentie was de vrijheidsbeneming van Kem Sokha politiek gemotiveerd (14) en het gevolg van de uitoefening van zijn recht op vrijheid van mening en meningsuiting en van het recht om deel te nemen aan het bestuur van zijn land en de behandeling van openbare aangelegenheden. Deze vrijheidsbeneming was dan ook in strijd met onder meer de artikelen 19 en 25 van het IVBPR (15). Ook de speciale rapporteur van de VN vreesde dat de arrestatie van Kem Sokha politiek gemotiveerd was in de aanloop naar de geplande verkiezingen van 2018 (16).

(30)

Door de ontbinding van de CNRP werd het recht van 118 van haar leden, 55 leden van de Nationale Vergadering en 5 007 lokale en gemeentelijke verkozenen die uit hun ambt zijn ontzet, om deel te nemen aan het openbaar bestuur beperkt. Zoals de speciale rapporteur van de VN heeft opgemerkt, roept de ontbinding van de CNPR en het verbod van politieke activiteiten door haar leden de vraag op of de verkiezingen van 29 juli 2018 wel eerlijk waren (17).

(31)

De waarnemingsinstanties van de VN hebben zich unaniem bezorgd getoond over deze situatie en hebben opgemerkt dat de herverdeling van de zetels van de CNRP aan andere partijen, met name op gemeentelijk niveau, de Cambodjanen hun rechten op politieke participatie ontneemt (18). In het verslag van de speciale rapporteur van de VN van 2018 wordt ook geconcludeerd dat de achteruitgang van de politieke rechten in Cambodja, met inbegrip van de wijzigingen van de grondwet waardoor een wet inzake majesteitsschennis is ingevoerd, een ernstige ontwikkeling is die ertoe strekt afwijkende stemmen te onderdrukken en de fundamentele vrijheden te beknotten (19).

(32)

Sinds de tijdelijke-intrekkingsprocedure in februari 2019 is ingeleid, is met betrekking tot de situatie van de politieke rechten in Cambodja weinig vooruitgang geboekt. Het politieke landschap in Cambodja wordt nog steeds gekenmerkt door de onderdrukking van politieke rechten. De CNRP is nog steeds verboden, de aanhangers en leden van de CNRP wordt nog steeds hun politieke rechten ontzegd, en de CPP heeft haar overweldigende machtspositie in de overheidsinstellingen geconsolideerd (20). De ambten van de burgemeesters en de gemeenteraadsleden die tot de CNRP behoren, zijn vrijwel volledig overgedragen aan niet-verkozen leden van de CPP (21). Hoewel oppositieleider Kem Sokha sinds 10 november 2019 niet langer onder gerechtelijk toezicht staat, is zijn zaak niet afgesloten en wordt hij nog steeds strafrechtelijk vervolgd. Bovendien mag hij geen politieke activiteiten uitoefenen.

2.1.4.    Conclusies over artikel 25 van het IVBPR

(33)

In het licht van alle bovenstaande overwegingen is de Commissie van oordeel dat de maatregelen die Cambodja sinds 2017 heeft genomen, met name de wijzigingen van de WPP, de ontbinding van de CNRP en de daaropvolgende herverdeling van de zetels van de CNRP in de Nationale Vergadering en in de lokale raden, een sterk negatief effect hebben op de democratie, de politieke participatie en het pluralisme in Cambodja. Die maatregelen wijzen op een politiek gemotiveerd programma van wetgevende, gerechtelijke en administratieve maatregelen om de politieke participatie en het kiesrecht te beperken, met name in de aanloop naar de verkiezingen van juli 2018. Die maatregelen hebben de volledige uitoefening van de politieke rechten door de Cambodjanen beperkt, inclusief het recht om deel te nemen aan de behandeling van openbare aangelegenheden, om te stemmen en gekozen te worden tijdens betrouwbare periodieke verkiezingen, en om op algemene voet van gelijkheid te worden toegelaten tot de overheidsdiensten van hun land, zoals bepaald in artikel 25 van het IVBPR.

(34)

De Commissie concludeert dat de aard van de geschonden rechten, de duur, de omvang en de gevolgen van de schendingen aantonen dat Cambodja zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige en systematische schendingen van de beginselen die zijn vastgelegd in artikel 25 van het IVBPR in de zin van artikel 19, lid 1, onder a), van de SAP-verordening.

2.2.    Recht op vrijheid van meningsuiting (artikel 19 van het IVBPR)

(35)

Artikel 19 van het IVBPR luidt:

“1.

Een ieder heeft het recht zonder inmenging een mening te koesteren.

2.

Een ieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting; dit recht omvat mede de vrijheid inlichtingen en denkbeelden van welke aard ook te garen, te ontvangen en door te geven, ongeacht grenzen, hetzij mondeling, hetzij in geschreven of gedrukte vorm, in de vorm van kunst, of met behulp van andere media naar zijn keuze.

3.

Aan de uitoefening van de in het tweede lid van dit artikel bedoelde rechten zijn bijzondere plichten en verantwoordelijkheden verbonden. Deze kan derhalve aan bepaalde beperkingen worden gebonden, doch alleen beperkingen die bij de wet worden voorzien en nodig zijn:

a)

in het belang van de rechten of de goede naam van anderen;

b)

in het belang van de nationale veiligheid of ter bescherming van de openbare orde, de volksgezondheid of de goede zeden.”.

(36)

In haar algemene commentaar nr. 34 bij het IVBPR stelde het Comité voor de rechten van de mens dat de vrijheid van mening en die van meningsuiting nauw met elkaar verbonden rechten zijn, dat zij essentieel zijn voor elke samenleving en de fundamenten van een democratische en vrije samenleving vormen (22). Zij impliceren ook dat er een vrije pers bestaat en dat andere media zonder censuur of terughoudendheid commentaar kunnen leveren op publieke aangelegenheden en de publieke opinie kunnen informeren.

2.2.1.    Bevindingen

(37)

De Cambodjaanse wetgeving bevat een aantal bepalingen die in strijd zijn met de verplichtingen van Cambodja uit hoofde van artikel 19 van het IVBPR, met name veelomvattende en vage bepalingen die de Cambodjaanse autoriteiten in staat stellen om bij de uitvoering van die wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen een ruime discretionaire bevoegdheid uit te oefenen en om aanklachten in te dienen betreffende strafbare feiten in verband met de uitoefening van de vrijheid van meningsuiting. Die wetgeving omvat: de wijzigingen van de Cambodjaanse grondwet van 2018, de clausule inzake majesteitsschennis in het Strafwetboek, de Perswet, de Kieswet, de Telecommunicatiewet, de Wet inzake verenigingen en niet-gouvernementele organisaties (“ngo-wet”), de Wet inzake politieke partijen, de Wet op de vakbonden en Prakas nr. 170 inzake de controle op de publicatie van websites en het gebruik van sociale media via het internet in het Koninkrijk Cambodja.

(38)

Daarnaast wijst de Commissie op de situatie dat journalisten kunnen worden gearresteerd, vastgehouden, aangeklaagd en veroordeeld, de sluiting van de krant The Cambodia Daily naar aanleiding van een belastingcontrole, de sluiting van de plaatselijke takken van Radio Free Asia en Voice of America, en de sluiting van andere radiozenders. Journalisten zijn in beschuldiging gesteld of worden vastgehouden om de enkele reden dat zij zich zouden hebben uitgesproken tegen de Cambodjaanse regering of dat zij zich bezighielden met lobbywerk.

(39)

Ook verschillende internationale waarnemingsinstanties hebben hun bezorgdheid over deze situatie uitgesproken. De speciale rapporteur van de VN riep Cambodja in haar verklaring bij de beëindiging van haar opdracht van 5 mei 2019 over de mensenrechtensituatie in Cambodja op om “meer ruimte te creëren voor een vrije pers, inclusief een ruimte waarin onafhankelijke journalisten kunnen werken”. In het verslag van de VN-werkgroep inzake de universele periodieke doorlichting van 2019 werd Cambodja opgeroepen om de personen die worden vastgehouden wegens de vreedzame uitoefening van hun recht op meningsuiting en vergadering, onmiddellijk vrij te laten; journalisten, verdedigers van de mensenrechten, leden van de politieke oppositie en vakbondsleden te beschermen tegen intimidatie, willekeurige arrestatie en fysieke aanvallen; zowel online als offline een vrije ruimte voor het maatschappelijk middenveld te waarborgen, waar vrij meningen kunnen worden geuit zonder dat behoeft te worden gevreesd voor vervolging op grond van het Strafwetboek of de Telecommunicatiewet (23). Op 18 april 2019 heeft Cambodja de meeste van deze aanbevelingen aanvaard.

(40)

De grote toename van het aantal gerechtelijke acties tegen voormalige leden van de CNRP in 2019 illustreert het ernstige en systematische gebruik en misbruik van wetten om personen tot mikpunt te maken, te intimideren en lastig te vallen omdat zij hun fundamentele vrijheden uitoefenen, met name het recht om zonder inmenging een mening te koesteren en het recht op vrijheid van meningsuiting. Cambodjaanse burgers die afwijkende stemmen laten horen, worden monddood gemaakt en beroofd van hun recht op vrije meningsuiting, in toenemende mate ook op sociale media en onlineplatforms. Zij worden bedreigd, geïntimideerd of strafrechtelijk vervolgd omdat zij een afwijkende mening uiten, onder meer door het gebruik van de bepaling inzake majesteitsschennis die meer dan een jaar geleden in het Strafwetboek is opgenomen (24).

2.2.2.    Standpunt van Cambodja

(41)

Cambodja stelt dat de hierboven beschreven maatregelen tegen journalisten en media gerechtvaardigd zijn door de toepassing van de nationale wet- en regelgeving inzake belastingen en omroepvergunningen. Het benadrukt het grote aantal mediaorganisaties dat momenteel in Cambodja is geregistreerd en actief is. Het merkt ook op dat het verschillende radiostations heeft toegestaan om hun activiteiten te hervatten en dat het radio-omroepen vergunningen heeft verleend om zendtijd ter beschikking te stellen.

(42)

Daarnaast verwijst Cambodja naar recente ontwikkelingen inzake de wetgeving, waaronder de instelling van een commissie die mogelijke wijzigingen van de Perswet moet onderzoeken en de lopende werkzaamheden op interministerieel niveau over een ontwerp van wet inzake toegang tot informatie.

2.2.3.    Beoordeling

(43)

Het gebruik van wetten ter beperking van de vrijheid van meningsuiting is een punt van grote zorg. Op 19 juni 2019 hebben VN-deskundigen, waaronder de speciale rapporteur voor de bevordering en bescherming van de vrijheid van mening en meningsuiting, hun bezorgdheid geuit over het gebruik van het strafrecht om zowel offline als online de vrije meningsuiting in te perken, en Cambodja eraan herinnerd dat de vrijheid van meningsuiting een van de essentiële fundamenten is van een democratische en rechtvaardige samenleving en dat beperkingen van de vrijheid van meningsuiting beperkt moeten zijn en strikt moeten worden gedefinieerd. Bovendien zijn de gerechtelijke stappen van de Cambodjaanse autoriteiten tegen personen die niets anders hebben gedaan dan steun betuigen aan politieke leiders, niet toegestaan op grond van artikel 19, lid 3, van het IVBPR en zijn het dus ongerechtvaardigde beperkingen. Het standpunt van Cambodja, met name de beschrijving van het medialandschap in het land, staat in schril contrast met zijn 143ste plaats op de wereldindex voor persvrijheid. Op 8 november 2019 heeft de speciale rapporteur van de VN voor de mensenrechtensituatie in Cambodja het land eraan herinnerd dat arrestaties wegens de uitoefening van de vrijheid van mening en van meningsuiting via het politieke debat en het reageren op openbare aangelegenheden niet zijn toegestaan.

(44)

In overeenstemming met talrijke beschikbare verslagen van het maatschappelijk middenveld en internationale mensenrechtenorganisaties stelt de Commissie ook vast dat Cambodja de vrijheid van meningsuiting heeft ingeperkt door gebruik te maken van wetgeving en gerechtelijke en administratieve maatregelen, met name maatregelen tegen journalisten, de pers en andere media, ngo’s en particulieren, waaronder verdedigers van de mensenrechten. Cambodja heeft niets gedaan om deze tekortkomingen te verhelpen, en heeft evenmin stappen ondernomen om daadwerkelijk uitvoering te geven aan de aanbevelingen van de universele periodieke doorlichting betreffende de onafhankelijkheid van de media en de vrijheid van meningsuiting van journalisten (25), die het nochtans heeft aanvaard.

(45)

Dat Cambodja zich ertoe verbonden heeft sommige wetten te herzien en/of te wijzigen, onder meer naar aanleiding van de universele periodieke doorlichting van 2019, en sinds de aanvang van de tijdelijke-intrekkingsprocedure een aantal administratieve stappen daartoe heeft genomen, heeft tot dusver niet geleid tot tastbare vooruitgang om de wetgeving van Cambodja in overeenstemming te brengen met zijn internationale verplichtingen op het gebied van de mensenrechten, met name artikel 19 van het IVBPR.

(46)

De Commissie herinnert eraan dat hoewel de vrijheid van meningsuiting aan bepaalde beperkingen kan worden onderworpen, die beperkingen moeten voldoen aan de voorwaarden van artikel 19, lid 3, van het IVBPR, waaronder de voorwaarde dat elke beperking noodzakelijk is in een democratische samenleving en evenredig is. De Commissie stelt echter vast dat Cambodja onvoldoende heeft aangetoond dat de beperkingen van de vrijheid van meningsuiting in zijn rechtsstelsel en de toepassing ervan voldoen aan de voorwaarden van artikel 19 van het IVBPR.

2.2.4.    Conclusies over artikel 19 van het IVBPR

(47)

Gezien de aard van de geschonden rechten, de duur, de omvang en de gevolgen van de schendingen, is de Commissie van oordeel dat het gebruik door Cambodja van zijn wetten en zijn gerechtelijke en administratieve maatregelen om de vrijheid van meningsuiting te beknotten en het feit dat het niet de nodige stappen heeft ondernomen om een vrije ruimte voor de burger te waarborgen, neerkomen op een ernstige en systematische schending van de beginselen die zijn vastgelegd in artikel 19 van het IVBPR in de zin van artikel 19, lid 1, onder a), van de SAP-verordening.

2.3.    Recht op vrijheid van vereniging en vreedzame vergadering (artikelen 21 en 22 van het IVBPR)

(48)

Artikel 21 van het IVBPR bepaalt dat het recht van vreedzame vergadering wordt erkend. De uitoefening van dit recht kan aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die welke in overeenstemming met de wet worden opgelegd en die in een democratische samenleving geboden zijn in het belang van de nationale veiligheid of de openbare veiligheid, de openbare orde, de bescherming van de volksgezondheid of de goede zeden of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.

(49)

Artikel 22 van het IVBPR luidt:

“1.

Een ieder heeft het recht op vrijheid van vereniging, met inbegrip van het recht vakverenigingen op te richten en zich bij vakverenigingen aan te sluiten voor de bescherming van zijn belangen.

2.

De uitoefening van dit recht kan aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die, welke bij de wet zijn voorgeschreven en die in een democratische samenleving geboden zijn in het belang van de nationale veiligheid of de openbare veiligheid, de openbare orde, de bescherming van de volksgezondheid of de goede zeden of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Dit artikel belet niet het opleggen van wettige beperkingen aan leden van de strijdmacht en van de politie in de uitoefening van dit recht.

3.

Geen bepaling in dit artikel geeft de Staten die partij zijn bij het Verdrag van 1948 van de Internationale Arbeidsorganisatie betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht de bevoegdheid wettelijke maatregelen te treffen, die de in dat Verdrag voorziene waarborgen in gevaar zouden brengen, of de wet zodanig toe te passen dat deze in gevaar zouden worden gebracht.”.

2.3.1.    Bevindingen

(50)

In Cambodja geldt een wet inzake niet-gouvernementele organisaties (“ngo-wet”), die de registratie van verenigingen en hun activiteiten beperkt en hun uitgebreide rapportageverplichtingen oplegt. Meer in het bijzonder noemt artikel 8 van de ngo-wet een groot aantal gronden waarop de registratie van maatschappelijke organisaties kan worden beperkt. Artikel 9 van de ngo-wet vereist dat zij zich inschrijven alvorens zij enige activiteit mogen verrichten. Artikel 25 van de ngo-wet legt in combinatie met artikel 30 rapportageverplichtingen op, waarvan sommige onduidelijk zijn, waardoor maatschappelijke organisaties beperkingen ondervinden die verder gaan dan die welke op grond van artikel 22, lid 2, van het IVBPR zijn toegestaan. Bovendien is het neutraliteitsvereiste (26) van artikel 24 van de ngo-wet niet gedefinieerd en is de toepassing ervan onduidelijk. Ten slotte maakt de ngo-wet het mogelijk dat de registratie van een maatschappelijke organisatie wordt geschorst of geschrapt omdat de organisatie haar eigen statuten schendt, ook al levert dit naar Cambodjaans recht geen misdrijf op.

(51)

Naast de vaagheid en het gebrek aan duidelijkheid van zijn rechtskader op grond van de ngo-wet heeft Cambodja een aantal maatregelen genomen om de uitoefening van de vrijheid van vereniging te beknotten. Met name is de ruimte voor het maatschappelijk middenveld ten gevolge van arrestaties en detentie van belangrijke activisten van maatschappelijke organisaties, voor landrechten en het milieu, ondanks voorwaardelijke veroordelingen of koninklijke gratieverlening, ingeperkt (27). Hoewel de verplichting om drie dagen vooraf aanzegging te doen van evenementen van maatschappelijke organisaties in november 2018 is afgeschaft, heeft de Commissie, onder meer tijdens een missie naar Cambodja in juni 2019, van maatschappelijke organisaties vernomen dat zij nog steeds door de lokale politie, het leger en de rechterlijke macht in het oog worden gehouden en worden lastiggevallen. Sommige maatschappelijke organisaties hebben gemeld dat de overheid familieleden van hun leden controleert.

(52)

Dit wordt bevestigd door de conclusies en aanbevelingen van het verslag over de rol en de verwezenlijkingen van het OHCHR in Cambodja van juli 2019 (28), waarin het OHCHR bevestigt dat de politie nauwlettend toezicht houdt op de activiteiten van de maatschappelijke organisaties en Cambodja oproept de ruimte voor maatschappelijke organisaties uit te breiden. Ook in het verslag over de universele periodieke doorlichting van 2019 wordt bezorgdheid geuit. Cambodja heeft de aanbevelingen van de universele periodieke doorlichting, waarin het land wordt aangemoedigd te stoppen met alle vormen van lastigvallen, intimidatie, gebruik van geweld en willekeurige inmenging in de vrijheid van vereniging en vreedzame vergadering, aanvaard (29).

2.3.2.    Standpunt van Cambodja

(53)

Cambodja rechtvaardigt zijn optreden met het argument dat de lokale autoriteiten de veiligheid en de openbare orde moeten garanderen, en dat de betrokken maatschappelijke organisaties hun bevoegdheden te buiten gingen of boodschappen verspreidden die de wet overtraden.

(54)

Cambodja bevestigt zijn toezegging om de ngo-wet te herzien, en verklaart dat het overleg pleegt met de maatschappelijke organisaties en dat een dergelijk proces in elk democratisch land tijd vergt.

(55)

Cambodja voegt daaraan toe dat bij de voorbereidende werkzaamheden voor een ontwerp van wet inzake toegang tot informatie wordt samengewerkt met VN-organisaties zoals het OHCHR en het Unescokantoor in Phnom Penh. Voorts heeft Cambodja de termijnen voor de fiscale registratie en de fiscale verplichtingen voor maatschappelijke organisaties verlengd.

2.3.3.    Beoordeling

(56)

Bezorgdheid over de ngo-wet en de gevolgen ervan voor het vermogen van maatschappelijke organisaties en particulieren om de mensenrechten te verdedigen en om transparantie en verantwoordingsplicht te bevorderen, werd door het OHCHR reeds geuit in 2015 en door de woordvoerder van het OHCHR in augustus 2017. De tekortkomingen van de ngo-wet werden aan de orde gesteld door de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO), onder meer tijdens de waarnemingsmissie van 2018, en door de internationale gemeenschap, bijvoorbeeld in de universele periodieke doorlichting van 2019 en door de secretaris-generaal van de VN en de speciale rapporteur van de VN.

(57)

Hoewel Cambodja sommige positieve stappen heeft gezet, zoals het opstarten van een proces voor de herziening van de ngo-wet, het organiseren van dialogen met maatschappelijke organisaties en de afschaffing van de verplichting om drie dagen vooraf aanzegging te doen van evenementen van maatschappelijke organisaties, is de Commissie op basis van haar bevindingen van mening dat deze stappen ontoereikend zijn om de bestaande tekortkomingen te verhelpen. Met name is het Cambodjaanse rechtskader niet gewijzigd en is geen concrete uitvoering gegeven aan het beleid en de verklaringen betreffende de bevordering en bescherming van de ruimte voor het maatschappelijk middenveld. Bovendien zijn er nog steeds berichten over het in de gaten houden, surveilleren, intimideren, arresteren en vasthouden van vertegenwoordigers en activisten van maatschappelijke organisaties (30).

(58)

Op 3 december 2018 heeft Cambodja een verklaring gepubliceerd waarin het zich ertoe verbindt een echt partnerschap met de maatschappelijke organisaties te bevorderen. In juli 2019 heeft de secretaris-generaal van de VN er nogmaals bij Cambodja op aangedrongen de garanties met betrekking tot het ongehinderd functioneren van de maatschappelijke organisaties te versterken en de speelruimte voor deze organisaties te consolideren en te vergroten. De secretaris-generaal van de VN wees in dat verband ook op het belang van de herziening van de ngo-wet (31).

(59)

Op basis van het internationaal mensenrechtenrecht en de jurisprudentie van het Comité voor de rechten van de mens stelt de Commissie vast dat de artikelen 8 en 25, samen met artikel 30 van de ngo-wet artikel 22, lid 2, van het IVBPR schenden. Ook de artikelen 9, 20 en 24 van de ngo-wet schenden artikel 22, lid 2, van het IVBPR, gezien de ernstige bezorgdheid over de toepassing ervan (32).

(60)

Meer in het bijzonder meent de Commissie dat de gronden voor het beperken van de registratie van verenigingen uit hoofde van artikel 8 van de ngo-wet verder gaan dan krachtens artikel 22, lid 2, van het IVBPR is toegestaan. De Commissie stelt ook vast dat artikel 25 van de ngo-wet in combinatie met artikel 30 de maatschappelijke organisaties rapportageverplichtingen oplegt die verder gaan dan krachtens artikel 22, lid 2, van het IVBPR is toegestaan. Bovendien voldoen de vage formulering en de onduidelijke toepassing van de in artikel 24 van de ngo-wet gestelde eis van neutraliteit niet aan de vereisten van artikel 22, lid 2, van het IVBPR.

2.3.4.    Conclusies over de artikelen 21 en 22 van het IVBPR

(61)

Gezien de aard van de geschonden rechten, de duur, de omvang en de gevolgen van de schendingen, is de Commissie van oordeel dat het gebruik door Cambodja van zijn wetten en zijn gerechtelijke en administratieve maatregelen om de vrijheid van vereniging en vreedzame vergadering te beknotten en het feit dat het geen doeltreffende stappen heeft ondernomen om een vrije ruimte voor de burger te waarborgen, een ernstige en systematische schending opleveren van de beginselen die zijn vastgelegd in de artikelen 21 en 22 van het IVBPR in de zin van artikel 19, lid 1, onder a), van de SAP-verordening.

(62)

De Commissie herinnert eraan dat hoewel de vrijheid van vereniging en vreedzame vergadering aan bepaalde beperkingen kan worden onderworpen, die beperkingen moeten voldoen aan de voorwaarden van artikel 22, lid 2, van het IVBPR, waaronder de voorwaarde dat elke beperking noodzakelijk is in een democratische samenleving en evenredig is. De Commissie stelt echter vast dat Cambodja onvoldoende heeft aangetoond dat de beperkingen van de vrijheid van vereniging en vreedzame vergadering waarin zijn wetgeving voorziet of die worden opgelegd, voldoen aan de voorwaarden van artikel 22 van het IVBPR (33).

3.   RESTERENDE KWESTIES IN HET KADER VAN DE IAO-VERDRAGEN Nr. 87 EN Nr. 98 EN HET IVESCR

3.1.    Arbeidsrechten — vrijheid van vereniging, recht om zich te organiseren en collectieve onderhandelingen te voeren (artikelen 2, 3, 4 en 7 van IAO-Verdrag nr. 87; artikelen 1 en 3 van IAO-Verdrag nr. 98; artikelen 19, 21 en 22 van het IVBPR; artikelen 7 en 8 van het IVESCR)

(63)

De Commissie neemt nota van de informatie en de bijwerking ervan die Cambodja heeft verstrekt over de in het bericht van inleiding vermelde problemen op het gebied van de arbeidsrechten.

(64)

De Commissie merkt op dat uit de maatregelen die Cambodja sinds de start van de tijdelijke-intrekkingsprocedure in februari 2019 heeft genomen, blijkt dat op het gebied van de arbeidsrechten enige vooruitgang is geboekt. Er blijven echter ernstige tekortkomingen en schendingen bestaan op twee gebieden, namelijk de beëindiging van de civiele en strafprocedures tegen vakbondsleiders en het onderzoek naar de moorden op vakbondsleiders, zoals aanbevolen door de IAO.

(65)

Volgens de Commissie moeten, ongeacht de aanzienlijke vooruitgang die is geboekt bij de schikking van de talrijke strafrechtelijke, civiele en niet opgeloste arbeidsgeschillen betreffende vakbondsleiders, activisten en werknemers, alle nog aanhangige zaken onverwijld worden opgelost. De schikking van veel zaken is weliswaar prijzenswaardig, maar doet niet af aan het feit dat arbitraire arrestaties hebben plaatsgevonden, ook al waren zij van korte duur.

(66)

De Commissie stelt vast dat er geen concrete resultaten zijn in de onderzoeken betreffende de moorden op vakbondsleiders in 2004 en 2007. Bovendien zijn die onderzoeken, ondanks de toezegging van Cambodja om de daders zo snel mogelijk voor de rechter te brengen en de door de Nationale Commissie voor de evaluatie van de toepassing van de door Cambodja geratificeerde internationale arbeidsverdragen in januari 2019 bijeengeroepen tripartiete ad-hocvergadering en de interministeriële vergadering van februari 2019, nog niet afgerond.

(67)

Volgens de Commissie leveren de onopgeloste civiele en strafzaken tegen vakbondsleiders en het niet beëindigen van het onafhankelijke onderzoek naar de moorden op vakbondsleiders een ernstige schending op van de beginselen van de vrijheid van vereniging die zijn verankerd in de fundamentele IAO-Verdragen nr. 87 en nr. 98 en van de artikelen 19, 21 en 22 van het IVBPR.

(68)

De Commissie is voorts van mening dat onverwijld een nieuwe onderhandelingsronde met de sociale partners moet worden geopend om de herziening van de Wet op de vakbonden voort te zetten. Bij de herziening moet prioriteit worden gegeven aan de uitbreiding van de werkingssfeer van de wet tot alle werknemers en ambtenaren, de aanvullende bepalingen om de registratie van vakbonden en werkgeversorganisaties te vergemakkelijken, en de bescherming tegen alle vormen van discriminatie van vakbondsleden, teneinde te zorgen voor de volledige overeenstemming van de wet met de IAO-Verdragen nr. 87 en nr. 98.

3.2.    Non-discriminatie, rechten inzake grond en huisvesting (artikel 2, lid 2, en artikel 11, lid 1, van het IVESCR)

(69)

De Commissie neemt nota van de informatie en de bijwerking ervan die Cambodja heeft verstrekt met betrekking tot eigendomsakten, waaronder de erkenning van de situatie van de inheemse volken in het land. De Commissie neemt er nota van dat Cambodja sinds de inleiding van de tijdelijke-intrekkingsprocedure tastbare vooruitgang heeft geboekt bij het oplossen van geschillen over economische grondconcessies in de suikersector. Er zijn echter nog tekortkomingen op het gebied van de registratie van gronden, de bepalingen inzake toewijzing van rechten en het gebrek aan een passende en onpartijdige toetsing, en van de aanpak van kwesties in verband met de rechten van inheemse gemeenschappen. Er zijn verdere inspanningen nodig om een passend rechtskader tot stand te brengen om te zorgen voor transparante en inclusieve mechanismen voor de beslechting van geschillen over gronden.

4.   CONCLUSIES

(70)

Overeenkomstig artikel 19, lid 1, onder a), van de SAP-verordening kunnen tariefpreferenties in het kader van de in artikel 1, lid 2, van die verordening bedoelde preferentiële regelingen tijdelijk worden ingetrokken wegens ernstige en systematische schending van beginselen die zijn vastgelegd in de VN/IAO-Verdragen betreffende fundamentele mensen- en arbeidsrechten.

(71)

Gezien de in de punten 2.1, 2.2 en 2.3 genoemde feiten en overwegingen, de aard van de geschonden rechten en de duur, de omvang en de gevolgen van het optreden en het verzuim van Cambodja, stelt de Commissie vast dat er sprake is van ernstige en systematische schendingen van de in de artikelen 19, 21, 22 en 25 van het IVBPR vastgelegde beginselen door Cambodja.

(72)

Bijgevolg is de Commissie, na de opmerkingen en standpunten van Cambodja in overweging te hebben genomen, van mening dat de aan Cambodja toegekende preferentiële regeling tijdelijk moet worden ingetrokken, totdat wordt besloten dat de redenen voor de intrekking niet langer gelden.

(73)

Bij de keuze van de producten die moeten worden getroffen, houdt de Commissie rekening met de economische ontwikkelingsbehoeften van Cambodja en met de doelstellingen van de SAP-verordening, met inbegrip van de noodzaak dat Cambodja zijn uitvoerbasis diversifieert. De Commissie houdt bovendien rekening met de sociaaleconomische gevolgen van de intrekking, onder meer voor werknemers en bedrijfstakken.

(74)

De Commissie houdt ook rekening met de vooruitgang die Cambodja sinds de inleiding van de tijdelijke-intrekkingsprocedure heeft geboekt. Ten slotte wijst de Commissie op de positieve samenwerking met Cambodja gedurende de hele procedure.

(75)

De Commissie concludeert derhalve dat de tariefpreferenties in het kader van de SAP-verordening moeten worden ingetrokken ten aanzien van bepaalde producten van oorsprong uit Cambodja. Deze producten vallen onder de volgende codes van het geharmoniseerd systeem (“GS”): 1212 93, 4201 00, 4202, 4203, 4205 00, 4206 00, 6103 41, 6103 43, 6103 49, 6105, 6107, 6109, 6115 10, 6115 21, 6115 22, 6115 29, 6115 95, 6115 96, 6115 99, 6203 41, 6203 43, 6203 49, 6205, 6207, 6211 32, 6211 33, 6211 39, 6211 42, 6211 43, 6211 49, 6212, 6403 19, 6403 20, 6403 40, 6403 51, 6403 59, 6403 91, 6403 99, 6405 en 6406.

(76)

De Commissie zal de situatie in Cambodja blijven volgen, onder meer wat de burgerrechten en politieke rechten, arbeidsrechten en rechten inzake grond en huisvesting betreft. De Commissie kan de intrekking van de tariefpreferenties wijzigen. Als Cambodja de in deze gedelegeerde verordening aan de orde gestelde kwesties tot tevredenheid behandelt, kan de Commissie overeenkomstig artikel 20 van de SAP-verordening de tariefpreferenties opnieuw invoeren,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 978/2012 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In bijlage II worden in de rubriek “Begunstigde landen van de algemene regeling, zoals bedoeld in artikel 1, lid 2, onder a), die tijdelijk van de lijst van begunstigden van dit stelsel zijn geschrapt voor alle of voor bepaalde producten van oorsprong uit deze landen” de tekst en de tabel vervangen door:

“Kolom A: lettercode volgens de nomenclatuur van landen en gebieden voor de statistiek van de buitenlandse handel van de Unie

Kolom B: naam

Kolom C: GS-codes van de producten ten aanzien waarvan de tariefpreferenties zoals bedoeld in artikel 1, lid 2, onder a), tijdelijk zijn ingetrokken

A

B

C

KH

Cambodja

4201 00 , 4202, 4203, 4205 00 , 4206 00 , 6103 41 , 6103 43 , 6103 49 , 6105, 6107, 6109, 6115 10 , 6115 21 , 6115 22 , 6115 29 , 6115 95 , 6115 96 , 6115 99 , 6203 41 , 6203 43 , 6203 49 , 6205, 6207, 6211 32 , 6211 33 , 6211 39 , 6211 42 , 6211 43 , 6211 49 , 6212, 6403 19 , 6403 20 , 6403 40 , 6403 51 , 6403 59 , 6403 91 , 6403 99 , 6405, 6406”

2)

In bijlage IV worden na de eerste tabel in de rubriek “Begunstigde landen van de bijzondere regeling voor de minst ontwikkelde landen als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder c)” de tekst en de tabel vervangen door:

“Begunstigde landen van de bijzondere regeling voor de minst ontwikkelde landen als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder c), die tijdelijk van de lijst van begunstigden van dit stelsel zijn geschrapt voor alle of voor bepaalde producten van oorsprong uit deze landen

Kolom A: lettercode volgens de nomenclatuur van landen en gebieden voor de statistiek van de buitenlandse handel van de Unie

Kolom B: naam

Kolom C: GS-codes van de producten ten aanzien waarvan de tariefpreferenties zoals bedoeld in artikel 1, lid 2, onder c), tijdelijk zijn ingetrokken:

A

B

C

KH

Cambodja

1212 93 , 4201 00 , 4202, 4203, 4205 00 , 4206 00 , 6103 41 , 6103 43 , 6103 49 , 6105, 6107, 6109, 6115 10 , 6115 21 , 6115 22 , 6115 29 , 6115 95 , 6115 96 , 6115 99 , 6203 41 , 6203 43 , 6203 49 , 6205, 6207, 6211 32 , 6211 33 , 6211 39 , 6211 42 , 6211 43 , 6211 49 , 6212, 6403 19 , 6403 20 , 6403 40 , 6403 51 , 6403 59 , 6403 91 , 6403 99 , 6405, 6406”

Artikel 2

De in artikel 1, punten 1 en 2, bedoelde tijdelijke intrekking is niet van toepassing op de invoer van producten die op 12 augustus 2020 reeds op weg zijn naar de Unie, mits de bestemming van die producten niet kan worden gewijzigd. In dat geval is een geldig bewijsstuk in de vorm van een cognossement vereist.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 12 augustus 2020.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 februari 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 303 van 31.10.2012, blz. 1.

(2)  PB C 55 van 12.2.2019, blz. 11.

(3)  Deze beschuldiging was gebaseerd op een video-opname uit 2013, waarin Kem Sokha een strategie besprak om met de hulp van buitenlandse deskundigen stemmen te winnen. Zie UA KHM 5/2017, 8 september 2017. Zie ook A/HRC/39/73/Add.1, 7 september 2018.

(4)  Op 9 december 2019 kondigde een Cambodjaanse rechtbank aan dat het proces van Kem Sokha op 15 januari 2020 zou beginnen.

(5)  A/HRC/39/73/Add.1, punt 20.

(6)  58 van de 62 zetels in de Senaat worden indirect gekozen door leden van de gemeenteraden. De vier resterende zetels in de Senaat worden vergeven door een benoeming door de koning en de Nationale Vergadering.

(7)  Cambodja stelt dat de handelingen van Kem Sokha blijken uit een video waarin hij zou hebben toegegeven dat hij had gehandeld in opdracht van een vreemde mogendheid en dat het zijn ultieme doel was om de leider van de regering te vervangen.

(8)  Zie Joint UNCT Cambodia Report in the context of Cambodia’s third UPR cycle, punt 11.

(9)  OHCHR, A human rights analysis of the amended law on political parties, 28 maart 2017.

(10)  Mensenrechtenraad, Report of the Special Rapporteur on the situation of human rights in Cambodia, A/HRC/39/73, punt 76 (2018).

(11)  A/HRC/42/60, punt 7.

(12)  A/HRC/39/73/Add.1, punt 20.

(13)  UA KHM 5/2017, 8 september 2017.

(14)  Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties, Adviezen van de werkgroep inzake willekeurige detentie tijdens zijn eenentachtigste zitting, 17-26 april 2018, A/HRC/WGAD/2018/9, punt 57.

(15)  A/HRC/WGAD/2018/9, punten 47 en 61.

(16)  UA KHM 5/2017, 8 september 2018.

(17)  A/HRC/39/73/Add.1, 15 augustus 2018, punt 87.

(18)  Id., punt 23 en punt 87.

(19)  A/HRC/39/73, punt 89.

(20)  Zie ook A/HRC/42/60, 27 augustus 2019, punt 71.

(21)  Id., punt 5.

(22)  VN-Comité voor de rechten van de mens, General Comment No. 34, Article 19, Freedoms of opinion and expression, CCPR/C/GC/34, 11 (12 september 2011).

(23)  Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties, Report of the Working Group on the Universal Periodic Review: Cambodia, A/HRC/41/17, blz. 11 e.v. onder meer aanbevelingen 110.12, 110.27, 110.29, 110.81, 110.83, 110.85, 110.87, 110.91, 110.93, 110.94, 110.96, 110.98 en 110.99 (5 april 2019).

(24)  Zie in dit verband de verklaring van de speciale rapporteur van de VN van 8 november 2019.

(25)  A/HRC/41/17/Add. 1.

(26)  Artikel 24 van de ngo-wet bepaalt dat maatschappelijke organisaties zich ten aanzien van de politieke partijen in het Koninkrijk Cambodja neutraal opstellen.

(27)  A/HRC/39/73/Add.1, blz. 9.

(28)  OHCHR (31 juli 2019) — Jaarverslag van het OHCHR betreffende zijn werkzaamheden in Cambodja.

(29)  Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties, Report of the Working Group on the Universal Periodic Review: Cambodia, A/HRC/41/17, acroniemen toegevoegd. In de universele periodieke doorlichting wordt met name aanbevolen de ngo-wet te wijzigen om haar in overeenstemming te brengen met de verplichtingen van de staten uit hoofde van het IVBPR, en een veilige en gunstige omgeving tot stand te brengen voor het maatschappelijk middenveld en de vakbonden (onder meer: aanbevelingen 110.12, 110.25 en 110.102); ngo’s te beschermen en ervoor te zorgen dat de administratieve bepalingen van de ngo-wet niet worden gebruikt om ngo’s te ontbinden, hun activiteiten op te schorten of hen op andere wijze te benadelen (aanbeveling 110.28); alle maatregelen te nemen om journalisten, mensenrechtenverdedigers, vakbondsleden, land- en milieuactivisten en andere activisten van het maatschappelijk middenveld te beschermen en te ondersteunen (aanbeveling 110.85), en de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de vrijheid van vergadering en vereniging niet wordt belemmerd door willekeurige beperkingen en/of buitensporig gebruik van geweld (aanbeveling 110.107).

(30)  Zie dienaangaande de verklaring van de speciale rapporteur van de VN van 8 november 2019 waarin de regering wordt opgeroepen de vrijheid van mening, meningsuiting en vergadering te eerbiedigen. Zie ook de brief van de gezamenlijke maatschappelijke organisaties aan de premier van Cambodja van 8 december 2019, waarin zij alarm slaan over de repressie die leidt tot het monddood maken van onafhankelijke en kritische stemmen en over het huidige klimaat voor pleitbezorgers van de rechten van werknemers, vakbondsleiders en activisten van maatschappelijke organisaties.

(31)  A/HRC/42/31 van 31 juli 2019.

(32)  Een analyse van de ngo-wet in het licht van de mensenrechtennormen is sinds 2015 beschikbaar op de website van het Bureau van het OHCHR in Cambodja. Zie bijvoorbeeld de conclusies van het OHCHR op bladzijde 17 en 18 dat artikel 24 de vrijheid van meningsuiting en andere mensenrechten schendt en dat artikel 25 in combinatie met artikel 30 de vrijheid van vereniging meer beperkt dan krachtens artikel 22, lid 2, van het IVBPR is toegestaan.

(33)  Id.


Top