(1)

De Autoriteit voor Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen (de “Autoriteit”) heeft op 12 en 26 augustus 2020 van Alliance for Peace and Freedom ASBL (“APF”) documenten ontvangen in verband met registratie als Europese politieke partij.

(2)

Deze ingediende documenten leken gebaseerd te zijn op de eerdere registratie van APF als Europese politieke partij op grond van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 (2).

(3)

Op 27 augustus 2020 heeft de Autoriteit eraan herinnerd dat bij besluit van 13 september 2018 (3) APF uit het Register is geschrapt en derhalve ingevolge Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 een verzoek tot registratie moest indienen om een nieuwe registratie te verkrijgen.

(4)

Op 4 september 2020 heeft APF een reeks documenten ingediend die dezelfde lijken te zijn als die op 12 en 26 augustus reeds waren verstrekt.

(5)

Op 8 september 2020 heeft de Autoriteit een lidmaatschapsformulier ontvangen dat afkomstig was van de Nationaldemokratische Partei Deutschlands (Duitsland).

(6)

Op 10 september 2020 heeft de Autoriteit wederom meegedeeld dat APF een verzoek moest indienen om registratie als Europese politieke partij te verkrijgen.

(7)

Op 18 september 2020 heeft APF nogmaals documenten ingediend (samen met de eerder ingediende documenten hierna ”registratieverzoek” genoemd), waaronder onder meer lidmaatschapsformulieren van Falange Española de las JONS (Spanje) en E.LA.SYN. (Griekenland).

(8)

Op 19 oktober 2020 stelde de Autoriteit APF ervan in kennis dat het registratieverzoek onvolledig was en merkte voorts op dat verstrekking van lidmaatschapsformulieren uit slechts drie lidstaten manifest onvoldoende was om registratie te verkrijgen.

(9)

Op 26 oktober 2020 stelde de Autoriteit APF in het kader van een voorlopige beoordeling in kennis van haar voorlopige standpunt dat het registratieverzoek niet voldeed aan ten minste een van de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 genoemde voorwaarden.

(10)

Meer bepaald heeft APF niet bewezen dat zij voldoet aan de in artikel 3, lid 1, onder b), van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 genoemde voorwaarde (de “minimale vertegenwoordigingsvereisten”).

(11)

Op grond van die bepaling is registratie van een politieke alliantie als Europese politieke partij alleen mogelijk als zij aantoont dat de bij haar aangesloten partijen in ten minste een vierde van de lidstaten vertegenwoordigd worden door leden van het Europees Parlement, of leden van nationale dan wel regionale parlementen, of leden van regionale assemblees, of aantoont dat zij of de bij haar aangesloten partijen in ten minste een vierde van de lidstaten bij de laatste verkiezingen voor het Europees Parlement ten minste drie procent van de in ieder van die lidstaten uitgebrachte stemmen hebben behaald.

(12)

Wat betreft de vertegenwoordiging van aangesloten partijen kan slechts de documentatie van het verzoek van APF met betrekking tot drie lidstaten standhouden: (i) Duitsland, (ii) Griekenland en (iii) Spanje. Dit is onvoldoende om te voldoen aan de minimale vertegenwoordigingsvereisten op grond waarvan er sprake moet zijn van vertegenwoordiging in ten minste zeven lidstaten.

(13)

Voorts heeft APF geen documentatie ingediend waaruit zou blijken dat zij of de bij haar aangesloten partijen in ten minste zeven lidstaten bij de laatste verkiezingen voor het Europees Parlement ten minste drie procent van de in ieder van die lidstaten uitgebrachte stemmen behaald hebben, waarbij de in overweging(12) gevolgde gedachtegang van overeenkomstige toepassing is.

(14)

Naar aanleiding van haar voorlopige beoordeling stelde de Autoriteit APF in de gelegenheid om, indien zij dit wenste, uiterlijk op 10 november 2020 schriftelijke opmerkingen in te dienen, waarbij zij nogmaals meedeelde dat het registratieverzoek incompleet was.

(15)

APF heeft geen opmerkingen ingediend in antwoord op de voorlopige beoordeling.

(16)

Gelet hierop bestaat er geen noodzaak voor de Autoriteit om de rest van het registratieverzoek te beoordelen,