EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32019R2026

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2026 van de Raad van 21 november 2019 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wat betreft door elektronische interfaces gefaciliteerde leveringen van goederen of diensten en de bijzondere regelingen voor belastingplichtigen die diensten voor niet-belastingplichtigen, afstandsverkopen van goederen en bepaalde binnenlandse goederenleveringen verrichten

ST/8011/2019/INIT

OJ L 313, 4.12.2019, p. 14–27 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 18/08/2020

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2019/2026/oj

4.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 313/14


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/2026 VAN DE RAAD

van 21 november 2019

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wat betreft door elektronische interfaces gefaciliteerde leveringen van goederen of diensten en de bijzondere regelingen voor belastingplichtigen die diensten voor niet-belastingplichtigen, afstandsverkopen van goederen en bepaalde binnenlandse goederenleveringen verrichten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 397,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2006/112/EG werd gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2017/2455 van de Raad (2), die onder meer de reikwijdte van de bijzondere regelingen voor niet-gevestigde belastingplichtigen die telecommunicatiediensten, omroepdiensten of elektronische diensten verrichten voor niet-belastingplichtigen, heeft uitgebreid tot alle soorten diensten evenals tot intracommunautaire afstandsverkopen van goederen en afstandsverkopen van uit een derdelandsgebied of een derde land ingevoerde goederen. Bij Richtlijn (EU) 2017/2455 zijn eveneens een aantal bepalingen geïntroduceerd die van toepassing zijn op belastingplichtigen die leveringen van goederen of diensten door andere belastingplichtigen via het gebruik van een elektronische interface, zoals een marktplaats, platform, portaal of soortgelijk middel, faciliteren.

(2)

De gedetailleerde bepalingen voor de toepassing van die in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad (3) vastgelegde bijzondere regelingen moeten worden bijgewerkt vanwege de uitbreiding van de reikwijdte ervan.

(3)

De definities van „intracommunautaire afstandsverkopen van goederen” en „afstandsverkopen van uit een derdelandsgebied of een derde land ingevoerde goederen” in Richtlijn 2006/112/EG hebben eveneens betrekking op goederenleveringen waarbij de leverancier indirect intervenieert bij het vervoer of de verzending van de goederen naar de afnemer. Om te waarborgen dat deze definities correct en uniform worden toegepast in de lidstaten, en teneinde de rechtszekerheid te verbeteren voor zowel marktdeelnemers als belastingdiensten, moet derhalve de betekenis van het begrip „indirect” in deze context worden verduidelijkt en gedefinieerd.

(4)

Opdat de bepalingen inzake belastingplichtigen die leveringen van goederen en diensten in de Gemeenschap faciliteren, uniform worden toegepast in de lidstaten en teneinde de rechtszekerheid te verbeteren voor belastingplichtigen onderworpen aan de regels voor belasting over de toegevoegde waarde (btw) en voor belastingdiensten die deze regels handhaven, is het evenzo nodig de betekenis van het begrip „faciliteren” te definiëren en te verduidelijken wanneer een belastingplichtige niet wordt geacht leveringen van goederen en diensten via een elektronische interface te faciliteren.

(5)

Met het oog op een uniforme toepassing van de btw-regels is het nodig duidelijk te bepalen wanneer de door de koper gedane betaling als aanvaard kan worden beschouwd, teneinde te kunnen bepalen in welk belastingtijdvak leveringen die door een belastingplichtige worden gefaciliteerd in de Gemeenschap via een elektronische interface of door een belastingplichtige die gebruik maakt van de bijzondere regeling voor afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde landen ingevoerde goederen, moeten worden aangegeven.

(6)

Bepaald moet worden welke soort gegevens moet worden bewaard in de boekhouding van belastingplichtigen die goederenleveringen en diensten faciliteren in de Gemeenschap via een elektronische interface. Daarbij moet rekening worden gehouden met de aard van de informatie waarover dergelijke belastingplichtigen beschikken, de relevantie ervan voor belastingdiensten en de vereiste dat zulke boekhouding proportioneel moet zijn om te voldoen aan de rechten en verplichtingen die zijn neergelegd in Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (4).

(7)

Een belastingplichtige die via een elektronische interface bepaalde goederenleveringen in de Gemeenschap faciliteert, wordt geacht die goederen zelf te hebben ontvangen en geleverd en is btw verschuldigd over die leveringen. Het is hierbij belangrijk in aanmerking te nemen dat een dergelijke belastingplichtige, om de verschuldigde btw correct te kunnen aangeven en betalen, afhankelijk is van de juistheid van de informatie verstrekt door de leveranciers die via die elektronische interface goederen verkopen. Het is daarom redelijk dat een dergelijke belastingplichtige wanneer de ontvangen informatie niet correct is niet gehouden is tot voldoening van een bedrag aan btw hoger dan de btw die hij heeft aangegeven en betaald op deze leveringen indien de ontvangen informatie onjuist is en hij kan aantonen dat hij dit niet wist en redelijkerwijs niet kon weten dat de ontvangen informatie onjuist was. Dit moet de lidstaten in staat stellen deze belastingplichtigen vrij te stellen van extra btw-verplichtingen wanneer zij te goeder trouw handelen.

(8)

Om de administratieve lasten te verlichten voor belastingplichtigen die via een elektronische interface bepaalde goederenleveringen in de Gemeenschap faciliteren, verdient het aanbeveling hen vrij te stellen van de taak aan te tonen welke status de verkoper en de afnemer hebben. Daarom moeten bepaalde weerlegbare vermoedens worden geïntroduceerd waarbij ervan wordt uitgegaan dat leveranciers die goederen verkopen via die elektronische interface belastingplichtigen zijn en hun afnemers niet-belastingplichtigen zijn.

(9)

Om twijfel te vermijden, moet worden gespecificeerd dat het identificatienummer dat is toegekend aan een tussenpersoon die handelt in naam en voor rekening van een belastingplichtige die de invoerregeling gebruikt, een machtiging is die hem in staat stelt op te treden als tussenpersoon en niet kan worden gebruikt door de tussenpersoon om btw aan te geven over de belastbare handelingen die hij zelf verricht.

(10)

De bepaling waarbij een belastingplichtige die vrijwillig het gebruik van de bijzondere regeling heeft beëindigd gedurende twee kalenderkwartalen wordt uitgesloten van de regeling, wordt niet nuttig geacht door de lidstaten en kan leiden tot extra lasten voor de betrokken belastingplichtige. Daarom moet die bepaling worden geschrapt.

(11)

Om de IT-gevolgen van de wijziging van de manier waarop correcties moeten worden aangebracht in eerdere aangiften in het kader van een bijzondere regeling te beperken, is het beter te bepalen dat correcties van een btw-aangifte met betrekking tot een belastingtijdvak voorafgaand aan de datum waarop de lidstaten nationale maatregelen moeten toepassen om te voldoen aan de artikelen 2 en 3 van Richtlijn (EU) 2017/2455, moeten worden ingediend door middel van een wijziging van die aangifte. Aangezien correcties van eerdere btw-aangiften moeten worden ingediend in een volgende aangifte voor belastingtijdvakken vanaf 1 januari 2021, zullen belastingplichtigen die zijn uitgesloten van een bijzondere regeling voorts geen correcties meer kunnen aanbrengen in een volgende aangifte. Bijgevolg is het nodig te bepalen dat zulke correcties rechtstreeks bij de belastingdienst van de betrokken lidstaten van verbruik moeten worden ingediend.

(12)

Aangezien de naam van de afnemer alleen moet worden bijgehouden in de boekhouding van een belastingplichtige die van een bijzondere regeling gebruikmaakt indien de belastingplichtige die informatie heeft, niet noodzakelijk is om te bepalen in welke lidstaat de levering belastbaar is en kan leiden tot problemen inzake gegevensbescherming, hoeft de naam van de afnemer niet langer te worden opgenomen in de boekhouding van belastingplichtigen die gebruikmaken van een bijzondere regeling. Om de controle van de leveringen van goederen die onder een bijzondere regeling vallen gemakkelijker te maken, is het echter nodig dat in de boekhouding van belastingplichtigen informatie wordt opgenomen over het retourneren van goederen en verzendings- of transactienummers.

(13)

Om te zorgen voor consistentie tussen de bijzondere regeling voor de aangifte en de betaling van btw bij invoer, enerzijds, en de douanebepalingen betreffende uitstel van betaling van douanerechten en verplichtingen van de persoon die de goederen bij de douane aanbiedt, anderzijds, en om de correcte betaling van btw bij invoer te garanderen indien gebruik wordt gemaakt van deze regeling, moet worden gespecificeerd dat de maandelijkse betaling van btw bij invoer in het kader van de bijzondere regeling onderworpen moeten kunnen worden aan de normale voorwaarden die op grond van de douanewetgeving worden toegepast om uitstel van betaling van invoerrechten toe te staan. Voorts moet worden bepaald dat de toepassing van de bijzondere regeling de lidstaten niet verplicht te eisen dat de persoon die de goederen bij de douane aanbiedt door de persoon voor wie de goederen zijn bestemd wordt gemachtigd de goederen namens hem bij de douane aan te bieden.

(14)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Hoofdstuk IV wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel van hoofdstuk IV wordt vervangen door:

„BELASTBARE HANDELINGEN

(TITEL IV VAN RICHTLIJN 2006/112/EG)

Afdeling 1

Levering van goederen

(Artikelen 14 tot en met 19 van Richtlijn 2006/112/EG)”;

b)

de volgende artikelen worden ingevoegd:

„Artikel 5 bis

Voor de toepassing van artikel 14, lid 4, van Richtlijn 2006/112/EG worden goederen geacht te zijn verzonden of vervoerd door of voor rekening van de leverancier, inclusief wanneer de leverancier indirect een rol speelt in de verzending of het vervoer van de goederen, met name in de volgende gevallen:

a)

wanneer de verzending of het vervoer van de goederen door de leverancier wordt uitbesteed aan een derde die de goederen aflevert bij de afnemer;

b)

wanneer de verzending of het vervoer van de goederen door een derde wordt verricht, maar de leverancier hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk verantwoordelijk is voor de aflevering van de goederen bij de afnemer;

c)

wanneer de leverancier de vervoerskosten factureert en int bij de afnemer en de afnemer voorts doorverwijst naar een derde die de verzending of het vervoer van de goederen zal uitvoeren;

d)

wanneer de leverancier op welke manier ook de leveringsdiensten van een derde promoot, de afnemer en een derde met elkaar in contact brengt of anderszins de informatie die nodig is voor de aflevering van de goederen aan de afnemer verstrekt aan een derde.

De goederen worden echter niet beschouwd als verzonden of vervoerd door of voor rekening van de leverancier indien de afnemer de goederen zelf vervoert of indien de afnemer de aflevering van de goederen regelt met een derde en de leverancier niet direct of indirect intervenieert om de verzending of het vervoer van die goederen te verrichten of te helpen organiseren.

Artikel 5 ter

Voor de toepassing van artikel 14 bis van Richtlijn 2006/112/EG wordt onder „faciliteren” verstaan het gebruik van een elektronische interface om een afnemer en een leverancier die goederen te koop aanbiedt via de elektronische interface met elkaar in contact te brengen, resulterend in een goederenlevering via die elektronische interface.

Een belastingplichtige faciliteert een goederenlevering echter niet wanneer alle volgende voorwaarden vervuld zijn:

a)

de belastingplichtige bepaalt noch direct, noch indirect een van de algemene voorwaarden waaronder de goederenlevering wordt verricht;

b)

die belastingplichtige is noch direct, noch indirect betrokken bij het verlenen van goedkeuring om de afnemer te factureren voor de gedane betaling;

c)

de belastingplichtige is noch direct, noch indirect betrokken bij de bestelling of de aflevering van de goederen.

Artikel 14 bis van Richtlijn 2006/112/EG is niet van toepassing op een belastingplichtige die slechts de volgende taken vervult:

a)

de verwerking van betalingen met betrekking tot de levering van goederen;

b)

het aanbieden van of het reclame maken voor goederen;

c)

het doorgeleiden of overbrengen van afnemers naar andere elektronische interfaces waar goederen worden aangeboden voor verkoop, zonder verdere tussenkomst bij de levering.

Artikel 5 quater

Voor de toepassing van artikel 14 bis van Richtlijn 2006/112/EG is een belastingplichtige die geacht wordt de goederen zelf te hebben ontvangen en geleverd, niet gehouden meer btw te betalen dan de btw die hij heeft aangegeven en betaald op deze leveringen wanneer alle volgende voorwaarden vervuld zijn:

a)

de belastingplichtige is afhankelijk van informatie verstrekt door leveranciers die goederen verkopen via een elektronische interface of door andere derden om de over die leveringen verschuldigde btw correct te kunnen aangeven en betalen;

b)

de in punt a) bedoelde informatie is onjuist;

c)

de belastingplichtige kan aantonen dat hij niet wist en redelijkerwijs niet kon weten dat deze informatie onjuist was.

Artikel 5 quinquies

Een belastingplichtige die geacht wordt de goederen te hebben ontvangen en geleverd overeenkomstig artikel 14 bis van Richtlijn 2006/112/EG, beschouwt, tenzij hij over tegengestelde informatie beschikt:

a)

de persoon die goederen verkoopt via een elektronische interface als een belastingplichtige;

b)

de persoon die deze goederen koopt als een niet-belastingplichtige.”;

c)

vóór artikel 6 wordt het volgende opschrift ingevoegd:

„Afdeling 2

Dienstverlening

(Artikelen 24 tot en met 29 van Richtlijn 2006/112/EG)”;

2)

Artikel 14 wordt geschrapt;

3)

Het volgende hoofdstuk wordt ingevoegd:

„HOOFDSTUK V BIS

BELASTBAAR FEIT EN VERSCHULDIGDHEID VAN DE BELASTING

(TITEL VI VAN RICHTLIJN 2006/112/EG)

Artikel 41 bis

Voor de toepassing van artikel 66 bis van Richtlijn 2006/112/EG is het tijdstip waarop de betaling aanvaard is het tijdstip waarop de betalingsbevestiging, het bericht van goedkeuring van betaling of de betalingstoezegging van de afnemer wordt ontvangen door of namens de leverancier die goederen verkoopt via de elektronische interface, ongeacht wanneer de werkelijke betaling wordt uitgevoerd, afhankelijk van wat het eerst gebeurt.”;

4)

In hoofdstuk X wordt de volgende afdeling ingevoegd:

„Afdeling 1 ter

Boekhouding

(Artikelen 241 tot en met 249 van Richtlijn 2006/112/EG)

Artikel 54 ter

1.   Voor de toepassing van artikel 242 bis van Richtlijn 2006/112/EG wordt onder „faciliteren” verstaan het gebruik van een elektronische interface om een afnemer en een leverancier die diensten of goederen te koop aanbiedt via de elektronische interface met elkaar in contact te brengen, resulterend in een levering van goederen of diensten via die elektronische interface.

De term „faciliteren” heeft echter geen betrekking op een goederenlevering of dienst wanneer alle volgende voorwaarden vervuld zijn:

a)

de belastingplichtige bepaalt noch direct, noch indirect een van de algemene voorwaarden waaronder de levering wordt verricht;

b)

de belastingplichtige is noch direct, noch indirect betrokken bij het verlenen van goedkeuring om de afnemer te factureren voor de gedane betaling;

c)

de belastingplichtige is noch direct, noch indirect betrokken bij de bestelling of de aflevering van de goederen of bij het verlenen van de diensten.

2.   Voor de toepassing van artikel 242 bis van Richtlijn 2006/112/EG heeft de term „faciliteren” geen betrekking op gevallen waarin een belastingplichtige slechts een van de volgende taken vervult:

a)

de verwerking van betalingen met betrekking tot de levering van goederen of diensten;

b)

het aanbieden van of het maken van reclame voor de goederen of diensten;

c)

het doorgeleiden of overbrengen van afnemers naar andere elektronische interfaces waar goederen of diensten worden aangeboden, zonder verdere tussenkomst bij de levering.

Artikel 54 quater

1.   De belastingplichtige als bedoeld in artikel 242 bis van Richtlijn 2006/112/EG voert de volgende boekhouding met betrekking tot leveringen wanneer hij geacht wordt goederen zelf te hebben ontvangen en geleverd overeenkomstig artikel 14 bis van Richtlijn 2006/112/EG of wanneer hij intervenieert bij het verrichten van een dienst langs elektronische weg waarbij hij verondersteld wordt in eigen naam te handelen overeenkomst artikel 9 bis van deze verordening:

a)

de in artikel 63 quater van deze verordening bedoelde boekhouding, indien de belastingplichtige ervoor gekozen heeft een van de bijzondere regelingen van titel XII, hoofdstuk 6, van Richtlijn 2006/112/EG toe te passen;

b)

de in artikel 242 van Richtlijn 2006/112/EG bedoelde boekhouding, indien de belastingplichtige er niet voor gekozen heeft een van de bijzondere regelingen van titel XII, hoofdstuk 6, van Richtlijn 2006/112/EG toe te passen.

2.   De belastingplichtige als bedoeld in artikel 242 bis van Richtlijn 2006/112/EG bewaart de volgende gegevens met betrekking tot andere dan de in lid 1 bedoelde leveringen:

a)

de naam, postadres en elektronisch adres of website van de leverancier wiens leveringen worden gefaciliteerd via het gebruik van de elektronische interface en indien beschikbaar:

i)

het btw-identificatienummer of nationaal belastingnummer van de leverancier;

ii)

het bankrekeningnummer of het virtuele rekeningnummer van de leverancier;

b)

een beschrijving van de goederen, de waarde ervan, de plaats waar de verzending of het vervoer van de goederen eindigt, samen met het tijdstip van de levering en, indien beschikbaar, het ordernummer of het uniek transactienummer;

c)

een beschrijving van de diensten, de waarde ervan, informatie voor de vaststelling van de plaats en het tijdstip van de dienstverrichting en, indien beschikbaar, het ordernummer of het uniek transactienummer.”;

5)

Hoofdstuk XI, afdeling 2, wordt vervangen door:

„Afdeling 2

Bijzondere regelingen voor belastingplichtigen die diensten voor niet-belastingplichtigen, afstandsverkopen van goederen of bepaalde binnenlandse goederenleveringen verrichten

(Artikelen 358 tot en met 369 quinvicies van Richtlijn 2006/112/EG)

Onderafdeling 1

Definities

Artikel 57 bis

Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:

1.

„niet-Unieregeling”: de bijzondere regeling voor diensten verricht door niet in de Gemeenschap gevestigde belastingplichtigen, overeenkomstig titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 2, van Richtlijn 2006/112/EG;

2.

„Unieregeling”: de bijzondere regeling voor intracommunautaire afstandsverkopen van goederen, voor leveringen van goederen binnen een lidstaat door elektronische interfaces die die leveringen faciliteren, en voor diensten verricht door in de Gemeenschap doch niet in de lidstaat van verbruik gevestigde belastingplichtigen, overeenkomstig titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 3, van Richtlijn 2006/112/EG;

3.

“invoerregeling”: de bijzondere regeling voor afstandsverkopen van uit een derdelandsgebied of een derde land ingevoerde goederen, overeenkomstig titel XII, hoofdstuk 6, afdeling 4, van Richtlijn 2006/112/EG;

4.

„bijzondere regelingen”: de „niet-Unieregeling”, de „Unieregeling”, of de „invoerregeling” al naargelang de context;

5.

„belastingplichtige”: een belastingplichtige als bedoeld in artikel 359 van Richtlijn 2006/112/EG die de niet-Unieregeling mag gebruiken, een belastingplichtige als bedoeld in artikel 369 ter van die richtlijn die de Unieregeling mag gebruiken, of een belastingplichtige als bedoeld in artikel 369 quaterdecies van die richtlijn die de invoerregeling mag gebruiken;

6.

„tussenpersoon”: een persoon als gedefinieerd in artikel 369 terdecies, tweede alinea, punt 2, van Richtlijn 2006/112/EG.

Onderafdeling 2

Toepassing van de Unieregeling

Artikel 57 ter

(geschrapt)

Onderafdeling 3

Werkingssfeer van de Unieregeling

Artikel 57 quater

De Unieregeling geldt niet voor diensten die worden verricht in een lidstaat waar de belastingplichtige de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd of over een vaste inrichting beschikt. De btw-aangifte betreffende deze diensten wordt overeenkomstig artikel 250 van Richtlijn 2006/112/EG ingediend bij de bevoegde belastingdienst van die lidstaat.

Onderafdeling 4

Identificatie

Artikel 57 quinquies

1.   Wanneer een belastingplichtige de lidstaat van identificatie in kennis stelt van zijn voornemen om van de niet-Unie- of de Unieregeling gebruik te maken, is die bijzondere regeling vanaf de eerste dag van het daaropvolgende kalenderkwartaal van toepassing.

Wanneer de eerste goederenlevering of dienstverrichting die onder die bijzondere regeling valt, echter plaatsvindt vóór die datum, is de bijzondere regeling van toepassing vanaf de datum van die eerste dienstverrichting, mits de belastingplichtige de lidstaat van identificatie uiterlijk op de tiende dag van de maand volgende op die eerste dienstverrichting op de hoogte brengt van de gegevens betreffende de aanvang van de activiteiten die onder de regeling vallen.

2.   Wanneer een belastingplichtige of een voor zijn rekening handelende tussenpersoon de lidstaat van identificatie in kennis stelt van zijn voornemen om de invoerregeling te gebruiken, is die bijzondere regeling van toepassing vanaf de dag waarop aan de belastingplichtige of de tussenpersoon het individuele btw-identificatienummer voor de invoerregeling is toegekend, zoals bepaald in artikel 369 octodecies, leden 1 en 3, van Richtlijn 2006/112/EG.

Artikel 57 sexies

De lidstaat van identificatie identificeert de belastingplichtige die van de Unieregeling gebruikmaakt door middel van zijn btw-identificatienummer bedoeld in de artikelen 214 en 215 van Richtlijn 2006/112/EG.

Het individuele identificatienummer dat overeenkomstig artikel 369 octodecies, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG aan een tussenpersoon wordt toegekend, stelt hem in staat om op te treden als tussenpersoon voor rekening van belastingplichtigen die gebruikmaken van de invoerregeling. Het nummer kan door de tussenpersoon echter niet worden gebruikt om btw over belastbare handelingen aan te geven.

Artikel 57 septies

1.   Wanneer een belastingplichtige die van de Unieregeling gebruikmaakt, niet langer voldoet aan de voorwaarden in de definitie van artikel 369 bis, punt 2, van Richtlijn 2006/112/EG, is de lidstaat waar hij voor btw-doeleinden geïdentificeerd is, niet langer de lidstaat van identificatie.

Indien deze belastingplichtige echter nog steeds voldoet aan de noodzakelijke voorwaarden om van die bijzondere regeling gebruik te maken, duidt hij, om van de regeling gebruik te blijven maken, een lidstaat aan waar hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, of, indien hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet in de Gemeenschap heeft gevestigd, een andere lidstaat waar hij een vaste inrichting heeft, als de nieuwe lidstaat van identificatie. Indien de belastingplichtige die gebruik maakt van de Unieregeling voor de levering van goederen niet in de Gemeenschap is gevestigd, duidt hij een lidstaat aan van waaruit hij goederen verzendt of vervoert, als de nieuwe lidstaat van identificatie.

Indien een belastingplichtige overeenkomstig de tweede alinea van lidstaat van identificatie verandert, is die verandering van toepassing vanaf de datum waarop de belastingplichtige niet langer de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft in de lidstaat die voorheen de lidstaat van identificatie was, of vanaf de datum waarop die belastingplichtige niet langer goederen verzendt of vervoert vanuit die lidstaat.

2.   Wanneer een belastingplichtige die van de invoerregeling gebruik maakt of een voor zijn rekening handelende tussenpersoon niet langer voldoet aan de voorwaarden vastgelegd in artikel 369 terdecies, tweede alinea, punt 3, subpunten b) tot en met e), van Richtlijn 2006/112/EG, is de lidstaat waar de belastingplichtige of zijn tussenpersoon voor btw-doeleinden geïdentificeerd is, niet langer de lidstaat van identificatie.

Indien deze belastingplichtige of zijn tussenpersoon echter nog steeds voldoet aan de noodzakelijke voorwaarden om van die bijzondere regeling gebruik te maken, duidt hij, om van de regeling gebruik te blijven maken, een lidstaat aan waar hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening heeft gevestigd, of, indien hij de zetel van zijn bedrijfsuitoefening niet in de Gemeenschap heeft gevestigd, een andere lidstaat waar hij een vaste inrichting heeft, als de nieuwe lidstaat van identificatie.

Indien een belastingplichtige overeenkomstig de tweede alinea van lidstaat van identificatie verandert, is die verandering van toepassing vanaf de datum waarop de belastingplichtige of zijn tussenpersoon niet langer de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting heeft in de lidstaat die voorheen de lidstaat van identificatie was.

Artikel 57 octies

1.   Een belastingplichtige die van de niet-Unie- of de Unieregeling gebruik maakt, kan het gebruik van die bijzondere regelingen beëindigen, ook indien hij goederenleveringen of diensten die onder die bijzondere regelingen kunnen vallen, blijft verrichten. De belastingplichtige stelt de lidstaat van identificatie hiervan in kennis ten minste 15 dagen voor het einde van het kalenderkwartaal voorafgaand aan dat waarin hij het gebruik van de regeling wenst te beëindigen. De beëindiging wordt van kracht op de eerste dag van het volgende kalenderkwartaal.

Btw-verplichtingen met betrekking tot goederenleveringen of diensten die ontstaan na de datum waarop de beëindiging van kracht is geworden, worden rechtstreeks bij de belastingdienst van de betrokken lidstaat van verbruik vervuld.

2.   Een belastingplichtige die gebruik maakt van het éénloketsysteem mag het gebruik ervan beëindigen, ongeacht of hij afstandsverkopen van uit derdelandsgebieden of derde landen ingevoerde goederen blijft verrichten. De belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon stelt de lidstaat van identificatie hiervan in kennis ten minste 15 dagen voor het einde van de maand voorafgaand aan de maand waarin hij het gebruik van de regeling wenst te beëindigen. De beëindiging wordt van kracht op de eerste dag van de volgende maand en het is de belastingplichtige niet langer toegestaan gebruik te maken van de regeling voor vanaf die dag verrichte leveringen.

Onderafdeling 5

Rapportageverplichtingen

Artikel 57 nonies

1.   Een belastingplichtige of een voor zijn rekening handelende tussenpersoon stelt de lidstaat van identificatie uiterlijk de tiende dag van de maand volgend op de beëindiging of wijziging langs elektronische weg in kennis van het volgende:

a)

de beëindiging van zijn onder een bijzondere regeling vallende activiteiten;

b)

enige wijziging in zijn activiteiten die onder een bijzondere regeling vallen waardoor hij niet langer in aanmerking komt voor die bijzondere regeling;

c)

enige wijziging in de aan de lidstaat van identificatie verstrekte gegevens.

2.   Een belastingplichtige die overeenkomstig artikel 57 septies van lidstaat van identificatie verandert of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon stelt beide betrokken lidstaten uiterlijk de tiende dag van de maand volgend op die verandering daarvan in kennis. Hij verstrekt aan de nieuwe lidstaat van identificatie de registratiegegevens die worden verlangd wanneer een belastingplichtige voor het eerst van een bijzondere regeling gebruikmaakt.

Onderafdeling 6

Uitsluiting

Artikel 58

1.   Wanneer een belastingplichtige die gebruikmaakt van een van de bijzondere regelingen, voldoet aan ten minste een van de criteria voor uitsluiting uit het identificatieregister in artikel 369 sexies van Richtlijn 2006/112/EG of voor verwijdering uit het register in artikel 363 of in artikel 369 novodecies, leden 1 en 3, van Richtlijn 2006/112/EG, wordt die belastingplichtige door de lidstaat van identificatie van die regeling uitgesloten.

Alleen de lidstaat van identificatie is gemachtigd om een belastingplichtige van een bijzondere regeling uit te sluiten.

De lidstaat van identificatie baseert zijn besluit inzake uitsluiting of verwijdering op alle beschikbare inlichtingen, inclusief door enige andere lidstaat verstrekte inlichtingen.

2.   De uitsluiting van een belastingplichtige uit de niet-Unie- of Unieregeling wordt van kracht op de eerste dag van het kalenderkwartaal volgende op de dag waarop het besluit inzake uitsluiting langs elektronische weg aan de belastingplichtige is medegedeeld. Indien de uitsluiting echter het gevolg is van een verandering van zetel of vaste inrichting of van de plaats waar de verzending of het vervoer van de goederen begint, wordt de uitsluiting van kracht op de datum van die verandering.

3.   De uitsluiting van een belastingplichtige uit de invoerregeling wordt van kracht op de eerste dag van de maand volgend op de dag waarop het besluit inzake uitsluiting langs elektronische weg aan de belastingplichtige is medegedeeld, behalve in de volgende situaties:

a)

als de uitsluiting het gevolg is van een verandering van zetel of vaste inrichting van de belastingplichtige; in dat geval wordt de uitsluiting van kracht op de datum van die verandering;

b)

als de uitsluiting het gevolg is van het feit dat de belastingplichtige bij voortduring niet aan de voorschriften van deze regeling voldoet; in dat geval wordt de uitsluiting van kracht op de dag volgend op die waarop de beslissing tot uitsluiting langs elektronische weg aan de belastingplichtige is toegezonden.

4.   Behoudens de in lid 3, punt b) genoemde situatie blijft het voor het gebruik van de invoerregeling toegekende individuele btw-identificatienummer geldig gedurende de periode die nodig is voor de invoer van de vóór de datum van uitsluiting geleverde goederen; die periode mag evenwel niet langer duren dan twee maanden te rekenen vanaf die datum.

5.   Wanneer een tussenpersoon voldoet aan een van de criteria voor verwijdering uit het identificatieregister in artikel 363 novodecies, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG, verwijdert de lidstaat van identificatie de tussenpersoon uit het identificatieregister en sluit die lidstaat de door die tussenpersoon vertegenwoordigde belastingplichtigen uit van de invoerregeling.

Alleen de lidstaat van identificatie is gemachtigd om een tussenpersoon te verwijderen uit het identificatieregister.

De lidstaat van identificatie baseert zijn besluit inzake verwijdering op alle beschikbare inlichtingen, inclusief door enige andere lidstaat verstrekte inlichtingen.

De verwijdering van een tussenpersoon uit het identificatieregister wordt van kracht op de eerste dag van de maand volgend op de dag waarop het besluit inzake verwijdering langs elektronische weg aan de tussenpersoon en de door hem vertegenwoordigde belastingplichtigen is medegedeeld, behalve in de volgende situaties:

a)

als de verwijdering het gevolg is van een verandering van zetel of vaste inrichting van de belastingplichtige; in dat geval wordt de verwijdering van kracht op de datum van die verandering;

b)

als de verwijdering het gevolg is van het feit dat de tussenpersoon de voorschriften van de invoerregeling bij voortduring niet heeft nageleefd; in dat geval wordt de uitsluiting van kracht op de dag volgend op die waarop de beslissing tot verwijdering langs elektronische weg aan de tussenpersoon en de door hem vertegenwoordigde belastingplichtigen is toegezonden.

Artikel 58 bis

Indien een belastingplichtige die van een van de bijzondere regelingen gebruikmaakt, gedurende twee jaar in geen enkele lidstaat van verbruik onder die regeling vallende goederenleveringen of diensten heeft verricht, wordt aangenomen dat hij zijn belastbare activiteiten heeft beëindigd in de zin van respectievelijk artikel 363, punt b), artikel 369 sexies, punt b), artikel 369 novodecies, lid 1, punt b), of artikel 369 novodecies, lid 3, punt b), van Richtlijn 2006/112/EG. Deze beëindiging ontneemt hem niet het recht om van een bijzondere regeling gebruik te maken wanneer hij opnieuw activiteiten opneemt die onder een van regelingen vallen.

Artikel 58 ter

1.   Een belastingplichtige die van een van de bijzondere regelingen wordt uitgesloten wegens voortdurende niet-naleving van de voorschriften van die regeling, blijft in alle lidstaten van elke bijzondere regeling uitgesloten gedurende twee jaar volgend op het aangiftetijdvak waarin hij werd uitgesloten.

De eerste alinea is echter niet van toepassing met betrekking tot de invoerregeling indien de uitsluiting het gevolg was van voortdurende niet-naleving van de voorschriften door de tussenpersoon die handelt voor rekening van de belastingplichtige.

Wanneer een tussenpersoon uit het identificatieregister wordt verwijderd wegens voortdurende niet-naleving van de regels van de invoerregeling, mag hij gedurende twee jaar volgend op de maand waarin hij werd verwijderd uit het register, niet optreden als tussenpersoon.

2.   Een belastingplichtige of een tussenpersoon wordt geacht bij voortduring niet aan de voorschriften van een bijzondere regeling te hebben voldaan in de zin van artikel 363, punt d), artikel 369 sexies, punt d), artikel 369 novodecies, lid 1, punt d), artikel 369 novodecies, lid 2, punt c), of artikel 369 novodecies, lid 3, punt d), van Richtlijn 2006/112/EG in ten minste de volgende gevallen:

a)

de lidstaat van identificatie heeft de belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon voor drie onmiddellijk voorafgaande aangiftetijdvakken herinneringen overeenkomstig artikel 60 bis toegezonden en de btw-aangifte voor elk van deze aangiftetijdvakken is niet binnen tien dagen na de verzending van de herinneringen ingediend;

b)

de lidstaat van identificatie heeft de belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon voor drie onmiddellijk voorafgaande aangiftetijdvakken herinneringen overeenkomstig artikel 63 bis toegezonden en de belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon heeft tien dagen na de verzending van elke herinnering nog altijd niet het volledige btw-bedrag voor elk van deze aangiftetijdvakken betaald, tenzij het resterende niet-betaalde bedrag lager is dan 100 EUR per aangiftetijdvak;

c)

de belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon heeft, na een verzoek van de lidstaat van identificatie en één maand na de daaropvolgende herinnering van de lidstaat van identificatie, nagelaten de boekhouding als bedoeld in de artikelen 369, 369 duodecies en 369 quinvicies van Richtlijn 2006/112/EG langs elektronische weg beschikbaar te stellen.

Artikel 58 quater

Een belastingplichtige die van de niet-Unie- of de Unieregeling is uitgesloten, vervult alle btw-verplichtingen met betrekking tot verrichtingen van goederenleveringen of diensten die zijn ontstaan na de datum waarop de uitsluiting van kracht werd, rechtstreeks bij de belastingdienst van de betrokken lidstaat van verbruik.

Onderafdeling 7

btw-aangifte

Artikel 59

1.   Elk aangiftetijdvak in de zin van artikel 364, artikel 369 septies of artikel 369 vicies van Richtlijn 2006/112/EG vormt een afzonderlijk aangiftetijdvak.

2.   Indien overeenkomstig artikel 57 quinquies, lid 1, tweede alinea, de niet-Unie- of de Unieregeling geldt vanaf de datum van de eerste goederenlevering of dienst, dan dient de belastingplichtige een afzonderlijke btw-aangifte in voor het kalenderkwartaal waarin de eerste goederenlevering of dienst plaatsvond.

3.   Indien een belastingplichtige gedurende een aangiftetijdvak voor de niet-Unie- of de Unieregeling is geïdentificeerd, dient hij, in het kader van alle regelingen, de btw-aangiften in en verricht hij de bijbehorende betalingen bij de lidstaten van identificatie met betrekking tot de diensten die gedurende de onder de respectieve regelingen vallende tijdvakken zijn verricht.

4.   Indien de verandering van lidstaat van identificatie overeenkomstig artikel 57 septies na de eerste dag van het betrokken aangiftetijdvak plaatsvindt, dient de belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon de btw-aangiften in en verricht hij de bijbehorende betalingen bij de oude respectievelijk de nieuwe lidstaat van identificatie voor de diensten die zijn verricht gedurende de respectieve tijdvakken waarin elk van deze lidstaten de lidstaat van identificatie was.

Artikel 59 bis

Indien een belastingplichtige die onder een bijzondere regeling valt, gedurende een aangiftetijdvak in geen enkele lidstaat van verbruik in het kader van die bijzondere regeling goederenleveringen of diensten heeft verricht en geen correcties van eerdere aangiften moet maken, dient hij of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon een btw-aangifte in met de vermelding dat er gedurende dat tijdvak geen goederenleveringen of diensten zijn verricht (nihil-btw-aangifte).

Artikel 60

Bedragen op btw-aangiften in het kader van een bijzondere regeling worden niet naar boven of naar beneden afgerond op de dichtstbijzijnde hele monetaire eenheid. Het precieze btw-bedrag dient te worden aangegeven en voldaan.

Artikel 60 bis

De lidstaat van identificatie herinnert belastingplichtigen of de voor hun rekening handelende tussenpersonen die geen btw-aangifte hebben ingediend in de zin van artikel 364, artikel 369 septies of artikel 369 vicies van Richtlijn 2006/112/EG via elektronische weg aan hun verplichting om een dergelijke aangifte in te dienen. De lidstaat van identificatie zendt de herinnering op de tiende dag na het verstrijken van de datum waarop de btw-aangifte had moeten zijn ingediend, en stelt de andere lidstaten via elektronische weg ervan in kennis dat die herinnering is verstuurd.

Het is aan de betrokken lidstaat van verbruik om eventuele verdere herinneringen of stappen te verrichten om het bedrag van de btw te bepalen en de btw te innen.

Ongeacht de door de lidstaat van verbruik gestuurde herinneringen of ondernomen stappen, dient de belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon de btw-aangifte in bij de lidstaat van identificatie.

Artikel 61

1.   Bedragen op een ingediende btw-aangifte die betrekking heeft op aangiftetijdvakken tot en met het laatste tijdvak in 2020, kunnen na de indiening van die btw-aangifte uitsluitend worden gewijzigd door middel van een wijziging van diezelfde aangifte en niet door middel van aanpassingen in een latere aangifte.

Bedragen op een ingediende btw-aangifte die betrekking heeft op aangiftetijdvakken vanaf het eerste tijdvak in 2021, kunnen na de indiening van die btw-aangifte uitsluitend worden gewijzigd door middel van aanpassingen in een latere aangifte.

2.   De in lid 1 bedoelde wijzigingen worden langs elektronische weg ingediend bij de lidstaat van identificatie gedurende een periode van drie jaar te rekenen vanaf de datum waarop de oorspronkelijke aangifte moest worden ingediend.

De regels van de lidstaat van verbruik voor het bepalen van het bedrag van de btw en voor wijzigingen blijven echter onverlet.

Artikel 61 bis

1.   Een belastingplichtige of een voor zijn rekening handelende tussenpersoon dient zijn laatste btw-aangifte en de bijbehorende betaling of eventuele te late indieningen van eerdere aangiften en bijbehorende betalingen in bij de lidstaat die vóór de beëindiging, de uitsluiting of de verandering de lidstaat van identificatie was indien:

a)

hij het gebruik van één van de bijzondere regelingen beëindigt;

b)

hij wordt uitgesloten van een van de bijzondere regelingen;

c)

hij overeenkomstig artikel 57 septies van lidstaat van identificatie verandert.

Eventuele correcties van de laatste aangifte en eerdere aangiften die ontstaan na de indiening van de laatste aangifte, worden rechtstreeks bij de belastingdienst van de betrokken lidstaat van verbruik ingediend.

2.   Met betrekking tot alle belastingplichtigen voor wier rekening hij optreedt dient een tussenpersoon de laatste btw-aangiften en eventuele te late indieningen van eerdere aangiften, en de bijbehorende betalingen, in bij de lidstaat die op het moment van de verwijdering of verandering de lidstaat van identificatie was indien:

a)

hij uit het identificatieregister wordt geschrapt;

b)

hij overeenkomstig artikel 57 septies, lid 2, van lidstaat van identificatie verandert.

Eventuele correcties van de laatste aangifte en eerdere aangiften die ontstaan na de indiening van de laatste aangifte worden rechtstreeks bij de belastingdienst van de betrokken lidstaat van verbruik ingediend.

Onderafdeling 7 bis

Invoerregeling — belastbaar feit

Artikel 61 ter

Voor de toepassing van artikel 369 quindecies van Richtlijn 2006/112/EG is het tijdstip waarop de betaling aanvaard is het tijdstip waarop de betalingsbevestiging, -goedkeuring of -toezegging van de afnemer wordt ontvangen door of namens de belastingplichtige die gebruikmaakt van de invoerregeling, ongeacht wanneer de werkelijke betaling wordt uitgevoerd, maar afhankelijk van wat het eerst gebeurt.

Onderafdeling 8

Munteenheid

Artikel 61 quater

Indien een lidstaat van identificatie waarvan de munteenheid niet de euro is, bepaalt dat de btw-aangifte in zijn nationale munteenheid moet luiden, geldt dit voor de btw-aangiften van alle belastingplichtigen die gebruikmaken van een bijzondere regeling.

Onderafdeling 9

Betalingen

Artikel 62

Onverminderd artikel 63 bis, derde alinea, en artikel 63 ter, verricht de belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon elke betaling aan de lidstaat van identificatie.

De btw-betalingen die de belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon uit hoofde van artikel 367, artikel 369 decies of artikel 369 tervicies van Richtlijn 2006/112/EG verricht, hebben specifiek betrekking op de overeenkomstig artikel 364, artikel 369 septies of artikel 369 vicies van die richtlijn ingediende btw-aangifte. Eventuele latere herzieningen van de betaalde bedragen kunnen door de belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon slechts onder verwijzing naar die specifieke aangifte worden verricht en kunnen niet aan een andere aangifte worden toegerekend of op een volgende aangifte worden herzien. Bij iedere betaling wordt het referentienummer van die specifieke aangifte vermeld.

Artikel 63

Een lidstaat van identificatie die een bedrag ontvangt dat hoger is dan het opgegeven bedrag in de uit hoofde van artikel 364, artikel 369 septies of artikel 369 vicies van Richtlijn 2006/112/EG ingediende btw-aangifte, maakt het te veel betaalde bedrag rechtstreeks over aan de betrokken belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon.

Indien de lidstaat van identificatie een bedrag heeft ontvangen met betrekking tot een btw-aangifte die nadien onjuist blijkt te zijn, en deze lidstaat dat bedrag reeds over de lidstaten van verbruik heeft verdeeld, maken de lidstaten van verbruik elk hun respectieve deel van het te veel betaalde bedrag rechtstreeks over aan de belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon.

Indien de te veel betaalde bedragen betrekking hebben op tijdvakken tot en met het laatste aangiftetijdvak in 2018, maakt de lidstaat van identificatie het relevante aandeel van het corresponderende deel van het overeenkomstig artikel 46, lid 3, van Verordening (EU) nr. 904/2010 ingehouden bedrag over en maakt de lidstaat van verbruik het te veel betaalde bedrag over, verminderd met het bedrag dat door de lidstaat van identificatie wordt overgemaakt.

De lidstaat van verbruik stelt de lidstaat van identificatie langs elektronische weg in kennis van de overgemaakte bedragen.

Artikel 63 bis

Indien een belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon een btw-aangifte heeft ingediend uit hoofde van artikel 364, artikel 369 septies of artikel 369 vicies van Richtlijn 2006/112/EG, maar geen betaling is verricht of een lager bedrag is betaald dan het uit de aangifte resulterende bedrag, herinnert de lidstaat van identificatie de belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon langs elektronische weg aan het nog verschuldigde btw-bedrag op de tiende dag volgende op de dag waarop de betaling uiterlijk had moeten worden verricht overeenkomstig artikel 367, artikel 369 decies of artikel 369 tervicies van Richtlijn 2006/112/EG.

De lidstaat van identificatie stelt de lidstaten van verbruik langs elektronische weg ervan in kennis dat de herinnering is verzonden.

Het is aan de betrokken lidstaat van verbruik om eventuele verdere herinneringen of stappen te verrichten om de btw te innen. Wanneer dergelijke verdere herinneringen zijn verzonden door de lidstaat van verbruik, wordt de bijbehorende btw aan die lidstaat betaald.

De lidstaat van verbruik stelt de lidstaat van identificatie langs elektronische weg ervan in kennis dat een herinnering is verzonden.

Artikel 63 ter

Indien een btw-aangifte niet of te laat wordt ingediend, of onvolledig of onjuist is, of wanneer de btw te laat wordt betaald, worden eventuele interesten, boeten of andere heffingen door de lidstaat van verbruik berekend en geheven. De belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon betaalt die interesten, boeten of andere heffingen rechtstreeks aan de lidstaat van verbruik.

Onderafdeling 10

Boekhouding

Artikel 63 quater

1.   Om te kunnen worden beschouwd als voldoende gedetailleerd in de zin van de artikelen 369 en 369 duodecies van Richtlijn 2006/112/EG bevat de door de belastingplichtige gevoerde boekhouding de volgende gegevens:

a)

de lidstaat van verbruik waar de goederenlevering of dienst wordt verricht;

b)

het soort verrichte dienst of de omschrijving en de hoeveelheid van de geleverde goederen;

c)

de datum waarop de goederenlevering of dienst is verricht;

d)

de maatstaf van heffing met vermelding van de gebruikte munteenheid;

e)

latere verhogingen of verlagingen van de maatstaf van heffing;

f)

het toegepaste btw-tarief;

g)

het verschuldigde btw-bedrag met vermelding van de gebruikte munteenheid;

h)

de datum en het bedrag van ontvangen betalingen;

i)

eventuele ontvangen vooruitbetalingen voordat de goederenlevering of dienst is verricht;

j)

indien een factuur wordt uitgereikt, de op de factuur vermelde gegevens;

k)

met betrekking tot diensten, de gegevens om de plaats te bepalen waar de afnemer gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft, en met betrekking tot goederen, de gegevens om de plaats te bepalen waar de verzending of het vervoer van de goederen naar de afnemer begint en eindigt;

l)

enig bewijs van eventueel retourneren van goederen, met inbegrip van de maatstaf van heffing en het toegepaste btw-tarief.

2.   Om te kunnen worden beschouwd als voldoende gedetailleerd in de zin van artikel 369 quinvicies van Richtlijn 2006/112/EG bevat de door de belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon gevoerde boekhouding de volgende gegevens:

a)

de lidstaat van verbruik waar de goederenlevering wordt verricht;

b)

de omschrijving en de hoeveelheid van de geleverde goederen;

c)

de datum waarop de goederenlevering is verricht;

d)

de maatstaf van heffing met vermelding van de gebruikte munteenheid;

e)

latere verhogingen of verlagingen van de maatstaf van heffing;

f)

het toegepaste btw-tarief;

g)

het verschuldigde btw-bedrag met vermelding van de gebruikte munteenheid;

h)

de datum en het bedrag van ontvangen betalingen;

i)

indien een factuur wordt uitgereikt, de op de factuur vermelde gegevens;

j)

de gegevens om de plaats te bepalen waar de verzending of het vervoer van de goederen naar de afnemer begint en eindigt;

k)

bewijs van eventueel retourneren van goederen, met inbegrip van de maatstaf van heffing en het toegepaste btw-tarief;

l)

het ordernummer of het uniek transactienummer;

m)

het uniek verzendingsnummer wanneer die belastingplichtige rechtstreeks betrokken is bij de levering.

3.   De in de leden 1 en 2 bedoelde gegevens worden door de belastingplichtige of de voor zijn rekening optredende tussenpersoon op zodanige wijze bijgehouden dat zij onverwijld met betrekking tot iedere afzonderlijke goederenlevering of dienst langs elektronische weg kunnen worden verstrekt.

Indien een belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon verzocht werd langs elektronische weg de in de artikelen 369, 369 duodecies en 369 quinvicies van Richtlijn 2006/112/EG bedoelde boekhouding te verstrekken en hij deze boekhouding niet heeft ingediend binnen 20 dagen na de datum van het verzoek, herinnert de lidstaat van identificatie de belastingplichtige of de voor zijn rekening handelende tussenpersoon eraan om die boekhouding in te dienen. De lidstaat van identificatie stelt de lidstaten van verbruik langs elektronische weg ervan in kennis dat de herinnering is verzonden.”.

6)

in Hoofdstuk XI wordt de volgende afdeling ingevoegd:

„Afdeling 3

Bijzondere regeling voor de aangifte en de betaling van invoer-btw

(Artikelen 369 sexvicies tot 369 novovicies van Richtlijn 2006/112/EG)

Artikel 63 quater

De toepassing van maandelijkse betaling van invoer-btw overeenkomstig de bijzondere regeling voor de aangifte en de betaling van invoer-btw als bedoeld in titel XII, hoofdstuk 7, van Richtlijn 2006/112/EG, kan worden onderworpen aan de voorwaarden die gelden voor uitstel van betaling van douanerechten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad (*1).

Voor de toepassing van de bijzondere regeling kunnen de lidstaten de voorwaarde „die de goederen bij de douane aanbiedt namens de persoon voor wie de goederen zijn bestemd” als vervuld beschouwen indien de persoon die de goederen bij de douane aanbiedt te kennen geeft voornemens te zijn van de bijzondere regeling gebruik te maken en de btw te innen bij de persoon voor wie de goederen bestemd zijn.”.

(*1)  Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1)."

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

De lidstaten staan belastingplichtigen en voor hun rekening handelende tussenpersonen evenwel toe om vanaf 1 oktober 2020 de gegevens in te dienen die uit hoofde van artikel 360, artikel 369 quater of artikel 369 sexdecies van Richtlijn 2006/112/EG worden verlangd, teneinde gebruik te mogen maken van de bijzondere regelingen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 november 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

H. KOSONEN


(1)  PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.

(2)  Richtlijn (EU) 2017/2455 van de Raad van 5 december 2017 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG en Richtlijn 2009/132/EG wat betreft bepaalde btw-verplichtingen voor diensten en afstandsverkopen van goederen (PB L 348 van 29.12.2017, blz. 7).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 77 van 23.3.2011, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).


Top