This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32018R1727
Regulation (EU) 2018/1727 of the European Parliament and of the Council of 14 November 2018 on the European Union Agency for Criminal Justice Cooperation (Eurojust), and replacing and repealing Council Decision 2002/187/JHA
Verordening (EU) 2018/1727 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust), en tot vervanging en intrekking van Besluit 2002/187/JBZ van de Raad
Verordening (EU) 2018/1727 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust), en tot vervanging en intrekking van Besluit 2002/187/JBZ van de Raad
PE/37/2018/REV/1
PB L 295 van 21.11.2018, p. 138–183
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force: This act has been changed. Current consolidated version: 31/10/2023
21.11.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 295/138 |
VERORDENING (EU) 2018/1727 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 14 november 2018
betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust), en tot vervanging en intrekking van Besluit 2002/187/JBZ van de Raad
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 85,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Eurojust is bij Besluit 2002/187/JBZ van de Raad (2) opgericht als een orgaan van de Unie met rechtspersoonlijkheid, met als doel de coördinatie en de samenwerking tussen de bevoegde justitiële autoriteiten van de lidstaten te bevorderen en te verbeteren, met name in verband met ernstige georganiseerde misdaad. Het rechtskader van Eurojust is gewijzigd bij Besluiten 2003/659/JBZ (3) en 2009/426/JBZ (4) van de Raad. |
(2) |
Artikel 85 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bepaalt dat nadere regelingen over Eurojust bij verordening worden vastgesteld volgens de gewone wetgevingsprocedure. Het vereist ook dat wordt bepaald op welke wijze het Europees Parlement en de nationale parlementen bij de evaluatie van de activiteiten van Eurojust worden betrokken. |
(3) |
Artikel 85 VWEU bepaalt ook dat de opdracht van Eurojust bestaat uit het ondersteunen en versterken van de coördinatie en de samenwerking tussen de nationale autoriteiten die belast zijn met het onderzoek naar en de vervolging van ernstige criminaliteit die twee of meer lidstaten schaadt of vervolging op gemeenschappelijke gronden vereist, op basis van de door de autoriteiten van de lidstaten en door het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) verrichte operaties en verstrekte informatie. |
(4) |
Deze verordening strekt ertoe de bepalingen van Besluit 2002/187/JBZ te wijzigen en te verruimen. Aangezien de door te voeren wijzigingen talrijk en ingrijpend zijn, dient Besluit 2002/187/JBZ ter wille van de duidelijkheid in zijn geheel te worden vervangen met betrekking tot de door deze verordening gebonden lidstaten. |
(5) |
Aangezien het Europees Openbaar Ministerie (EOM) is ingesteld door middel van nauwere samenwerking, is Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad (5) verbindend in al haar onderdelen en alleen rechtstreeks van toepassing in lidstaten die deelnemen aan de nauwere samenwerking. Daarom blijft Eurojust voor de lidstaten die niet deelnemen aan het EOM volledig bevoegd voor vormen van ernstige criminaliteit die in bijlage I bij deze verordening zijn vermeld. |
(6) |
Artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) herinnert aan het beginsel van loyale samenwerking, op grond waarvan de Unie en de lidstaten elkaar met volledig wederzijds respect steunen bij de vervulling van de taken die uit VEU en VWEU voortvloeien. |
(7) |
Om samenwerking tussen Eurojust en het EOM te vergemakkelijken, moet Eurojust de kwesties die van belang zijn voor het EOM behandelen. |
(8) |
In het licht van de instelling van het EOM middels nauwere samenwerking moet de verdeling van de bevoegdheden tussen het EOM en Eurojust met betrekking tot strafbare feiten die de financiële belangen van de Unie schaden duidelijk worden vastgesteld. Vanaf de datum waarop het EOM zijn taken op zich neemt, moet Eurojust zijn bevoegdheid kunnen uitoefenen met betrekking tot strafbare feiten waarvoor het EOM bevoegd is, wanneer die strafbare feiten betrekking hebben op zowel lidstaten die deelnemen aan de nauwere samenwerking bij de instelling van het EOM als lidstaten die niet aan die nauwere samenwerking deelnemen. In dergelijke gevallen dient Eurojust te handelen op verzoek van de niet-deelnemende lidstaten of op verzoek van het EOM. Eurojust blijft in elk geval bevoegd voor strafbare feiten die de financiële belangen van de Unie schaden in gevallen waarin het EOM niet bevoegd is of weliswaar bevoegd is, maar deze bevoegdheid niet uitoefent. De lidstaten die niet deelnemen aan de nauwere samenwerking bij de instelling van het EOM kunnen de hulp van Eurojust blijven inroepen in alle zaken die betrekking hebben op strafbare feiten die de financiële belangen van de Unie schaden. Het EOM en Eurojust moeten een nauwe operationele samenwerking opzetten overeenkomstig hun respectieve mandaten. |
(9) |
Om Eurojust in staat te stellen zijn taken te vervullen en zijn volledige potentieel te ontwikkelen op het gebied van de bestrijding van ernstige grensoverschrijdende criminaliteit, dienen zijn operationele taken te worden versterkt door de administratieve werklast voor de nationale leden te verminderen, en dient de Europese dimensie van Eurojust te worden versterkt door deelname van de Commissie aan de raad van bestuur en door een grotere betrokkenheid van het Europees Parlement en de nationale parlementen bij de evaluatie van zijn activiteiten. |
(10) |
Daarom dienen bij deze verordening regelingen voor parlementaire betrokkenheid te worden vastgesteld, waarbij de structuur van Eurojust wordt gemoderniseerd en zijn huidige rechtskader wordt vereenvoudigd, met behoud van de elementen die efficiënt zijn gebleken voor de werking van Eurojust. |
(11) |
De vormen van ernstige criminaliteit die twee of meer lidstaten schaden, waarvoor Eurojust bevoegd is, dienen duidelijk te worden vastgesteld. Daarnaast moet worden bepaald welke zaken die geen betrekking hebben op twee of meer lidstaten, toch een vervolging op gemeenschappelijke basis vereisen. Daarbij kan het onder meer gaan om onderzoeken en vervolgingen waarbij slechts een lidstaat en een derde land betrokken zijn, wanneer met dat derde land een overeenkomst is gesloten of wanneer er mogelijk een specifieke behoefte is om Eurojust bij de zaak te betrekken. Die vervolging kan ook betrekking hebben op zaken die één lidstaat betreffen, maar ook gevolgen hebben op het niveau van de Unie. |
(12) |
Bij de uitoefening van zijn operationele taken met betrekking tot concrete strafzaken dient Eurojust op verzoek van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten of op eigen initiatief, te handelen door middel van een of meer van de nationale leden dan wel als college. Door op eigen initiatief te handelen kan Eurojust een meer proactieve rol spelen bij het coördineren van zaken, bijvoorbeeld door de nationale autoriteiten te ondersteunen bij hun onderzoeken en vervolgingen. Dit kan onder meer door lidstaten die mogelijk niet in eerste instantie bij het dossier zijn betrokken, bij de zaak te betrekken, en door verbanden tussen dossiers te leggen op basis van de informatie die het van Europol, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), het EOM en de nationale autoriteiten ontvangt. Dit stelt Eurojust ook in staat richtsnoeren, beleidsdocumenten en analyses in verband met zaken te publiceren, als onderdeel van zijn strategische werkzaamheden. |
(13) |
Op verzoek van een bevoegde autoriteit van een lidstaat of van de Commissie moet het ook mogelijk zijn voor Eurojust om bijstand te verlenen bij onderzoeken waarbij alleen die lidstaat betrokken is, maar die gevolgen hebben op Unieniveau. Voorbeelden van dergelijke onderzoeken zijn zaken waarbij een lid van een instelling of orgaan van de Unie betrokken is. Deze onderzoeken omvatten tevens zaken waarbij een aanzienlijk aantal lidstaten betrokken is en die mogelijk een gecoördineerde Europese respons vereisen. |
(14) |
De schriftelijke adviezen van Eurojust zijn niet verbindend voor de lidstaten, maar moeten worden opgevolgd overeenkomstig deze verordening. |
(15) |
Om ervoor te zorgen dat Eurojust grensoverschrijdende onderzoeken passend kan ondersteunen en coördineren, is het nodig dat alle nationale leden dezelfde noodzakelijke operationele bevoegdheden hebben ten aanzien van hun lidstaat en in overeenstemming met het nationale recht van die lidstaat, zodat zij op een meer samenhangende en doeltreffende wijze kunnen samenwerken, zowel onderling als met de nationale autoriteiten. Aan de nationale leden moeten de bevoegdheden worden verleend waarmee Eurojust zijn opdracht naar behoren kan uitvoeren. Die bevoegdheden zijn onder meer het toegang krijgen tot relevante informatie in de nationale openbare registers, het rechtstreeks contact opnemen en uitwisselen van informatie met de bevoegde autoriteiten en het deelnemen aan gemeenschappelijke onderzoeksteams. De nationale leden kunnen, in overeenstemming met hun nationale recht, de bevoegdheden behouden die uit hun rol van nationale autoriteiten voortvloeien. De nationale leden kunnen in samenspraak met de bevoegde nationale autoriteit of in dringende gevallen tevens onderzoeksmaatregelen en gecontroleerde afleveringen bevelen, en verzoeken om wederzijdse rechtsbijstand of wederzijdse erkenning indienen en ten uitvoer leggen. Aangezien die bevoegdheden in overeenstemming met het nationale recht moeten worden uitgeoefend, dienen de rechtscolleges van de lidstaten bevoegd te zijn zich over die maatregelen uit te spreken overeenkomstig de in het nationaal recht vastgelegde voorschriften en procedures. |
(16) |
Het is noodzakelijk Eurojust uit te rusten met een bestuurs- en beheersstructuur waarmee het zijn taken op een meer doeltreffende wijze kan uitvoeren, die in overeenstemming is met de beginselen die voor de agentschappen van de Unie gelden, en de grondrechten en fundamentele vrijheden volledig eerbiedigt, zonder afbreuk te doen aan de speciale kenmerken van Eurojust en zonder dat dit ten koste gaat van zijn onafhankelijkheid bij de uitoefening van zijn operationele taken. Daartoe dienen de functies van de nationale leden, het college en de administratief directeur te worden verduidelijkt en dient een raad van bestuur te worden ingesteld. |
(17) |
Er dienen bepalingen te worden vastgesteld waarin een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de operationele en de beheerstaken van het college, hetgeen de administratieve lasten voor de nationale leden tot een minimum moet beperken zodat de nadruk op de operationele werkzaamheden van Eurojust komt te liggen. De beheerstaken van het college bestaan onder meer in de goedkeuring van de werkprogramma’s, de begroting en het jaarlijkse activiteitenverslag van Eurojust, alsmede van de werkafspraken die Eurojust met de partners sluit. Het college dient de bevoegdheden van de aanstellingsautoriteit uit te oefenen met betrekking tot de administratief directeur. Het college dient tevens het reglement van orde van Eurojust vast te stellen. Aangezien dat reglement van orde gevolgen voor de justitiële activiteiten van de lidstaten kan hebben, moeten aan de Raad uitvoeringsbevoegdheden tot goedkeuring van dat reglement worden verleend. |
(18) |
Om het beheer van Eurojust te verbeteren en de procedures te stroomlijnen, dient een raad van bestuur te worden ingesteld die het college in zijn beheerstaken bijstaat en zorgt voor gestroomlijnde besluitvorming inzake niet-operationele en strategische kwesties. |
(19) |
De Commissie dient vertegenwoordigd te zijn in het college wanneer het zijn beheerstaken uitoefent. De vertegenwoordiger van de Commissie in het college moet ook de vertegenwoordiger van de Commissie in de raad van bestuur zijn, om het niet-operationele toezicht van Eurojust te waarborgen en Eurojust van de strategische aansturing te voorzien. |
(20) |
Om te zorgen voor een efficiënt dagelijks bestuur van Eurojust, dient de administratief directeur ook de wettelijke vertegenwoordiger en beheerder van Eurojust te zijn, die verantwoording verschuldigd is aan het college. De administratief directeur dient de besluiten van het college en de raad van bestuur voor te bereiden en uit te voeren. De administratief directeur moet worden benoemd op grond van verdiensten en gedocumenteerde bestuurlijke en leidinggevende vaardigheden, alsook op basis van relevante deskundigheid en ervaring. |
(21) |
Het college dient uit de nationale leden een voorzitter en twee vicevoorzitters van Eurojust te kiezen voor een ambtstermijn van vier jaar. Wanneer een nationaal lid tot voorzitter wordt verkozen, moet de betrokken lidstaat een andere voldoende gekwalificeerde persoon kunnen afvaardigen naar het nationale bureau en een verzoek tot vergoeding uit de begroting van Eurojust kunnen indienen. |
(22) |
Voldoende gekwalificeerde personen zijn personen die over de noodzakelijke kwalificaties en ervaring beschikken om de taken uit te voeren die nodig zijn voor het doeltreffend functioneren van het nationaal bureau. Zij kunnen het statuut van adjunct of medewerker van het tot voorzitter verkozen nationaal lid hebben of een voornamelijk administratieve of technische functie bekleden. Elke lidstaat moet in dit verband over zijn eigen voorwaarden kunnen besluiten. |
(23) |
Quorumvoorschriften en stemprocedures moeten in het reglement van orde van Eurojust worden vastgelegd. In uitzonderlijke gevallen, wanneer het nationale lid en zijn adjunct afwezig zijn, moet de medewerker van het betrokken nationale lid in het college kunnen stemmen, mits deze medewerker het statuut heeft van een magistraat, zijnde een openbaar aanklager, rechter of vertegenwoordiger van een justitiële autoriteit. |
(24) |
Aangezien het vergoedingsmechanisme gevolgen heeft voor de begroting, dienen bij deze verordening aan de Raad uitvoeringsbevoegdheden tot vaststelling van dat mechanisme te worden verleend. |
(25) |
Binnen Eurojust moet een oproepcoördinatiemechanisme worden opgezet om Eurojust efficiënter en permanent beschikbaar te maken en dit orgaan in staat te stellen in dringende gevallen op te treden. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat hun vertegenwoordigers in het oproepcoördinatiemechanisme 24 uur per dag en zeven dagen per week inzetbaar zijn. |
(26) |
In de lidstaten moeten nationale coördinatiesystemen voor Eurojust worden opgezet om de werkzaamheden te coördineren van de nationale correspondenten voor Eurojust, de nationale correspondent voor terrorismebestrijding, de nationale correspondenten voor aangelegenheden waarvoor het EOM bevoegd is, de nationale correspondent voor het Europees justitieel netwerk en maximaal drie andere contactpunten, alsmede van vertegenwoordigers in het netwerk voor gemeenschappelijke onderzoeksteams en vertegenwoordigers van de netwerken die zijn opgezet bij Besluiten 2002/494/JBZ (6), 2007/845/JBZ (7) en 2008/852/JBZ (8) van de Raad. De lidstaten kunnen besluiten dat een of meer van deze taken door dezelfde nationale correspondent moeten worden verricht. |
(27) |
Om de coördinatie en de samenwerking tussen nationale onderzoeks- en vervolgingsautoriteiten te kunnen stimuleren en versterken, is het van cruciaal belang dat Eurojust van de nationale autoriteiten de informatie krijgt die nodig is voor de uitvoering van zijn taken. Daartoe dienen de bevoegde nationale autoriteiten hun nationale leden onverwijld te informeren over het opzetten van gemeenschappelijke onderzoeksteams en de resultaten daarvan. De bevoegde nationale autoriteiten moeten de nationale leden ook onverwijld informeren over zaken die onder de bevoegdheid van Eurojust vallen en waarbij ten minste drie lidstaten rechtstreeks betrokken zijn en waarvoor verzoeken of besluiten inzake justitiële samenwerking naar ten minste twee lidstaten zijn gestuurd. In bepaalde omstandigheden moeten zij ook de nationale leden inlichten over jurisdictiegeschillen, gecontroleerde afleveringen en herhaalde problemen op het gebied van justitiële samenwerking. |
(28) |
Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad (9) bevat geharmoniseerde bepalingen inzake de bescherming en het vrije verkeer van persoonsgegevens die worden verwerkt met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing of de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid. Teneinde te waarborgen dat voor natuurlijke personen in de hele Unie eenzelfde beschermingsniveau wordt gewaarborgd door middel van in rechte afdwingbare rechten en te voorkomen dat verschillen in dit verband de uitwisseling van persoonsgegevens tussen Eurojust en bevoegde autoriteiten in de lidstaten hinderen, dienen de bepalingen betreffende de bescherming en het vrije verkeer van door Eurojust verwerkte operationele persoonsgegevens te stroken met Richtlijn (EU) 2016/680. |
(29) |
De algemene bepalingen van het afzonderlijke hoofdstuk van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (10) inzake de verwerking van operationele persoonsgegevens dienen van toepassing te zijn zonder afbreuk te doen aan de specifieke gegevensbeschermingsbepalingen van deze verordening. Dergelijke specifieke bepalingen moeten worden beschouwd als een lex specialis ten opzichte van de bepalingen in dat hoofdstuk van Verordening (EU) 2018/1725 (lex specialis derogat legi generali). Om juridische versnippering te verminderen, dienen de specifieke gegevensbeschermingsbepalingen van deze verordening in overeenstemming te zijn met de beginselen die ten grondslag liggen aan dat hoofdstuk van Verordening (EU) 2018/1725, alsook met de bepalingen van die verordening die betrekking hebben op onafhankelijk toezicht, beroep, aansprakelijkheid en sancties. |
(30) |
De bescherming van de rechten en vrijheden van de betrokkenen vereist dat de verdeling van verantwoordelijkheden voor gegevensbescherming op grond van deze verordening duidelijk wordt vastgesteld. De lidstaten moeten verantwoordelijk zijn voor de nauwkeurigheid van de gegevens die zij aan Eurojust hebben overgedragen en die Eurojust ongewijzigd heeft verwerkt en voor het actualiseren van die gegevens met het oog op de rechtmatigheid van de doorgifte van die gegevens aan Eurojust. Eurojust dient verantwoordelijk te zijn voor de nauwkeurigheid van de gegevens die door andere partijen worden verstrekt of die voortvloeien uit eigen analyses van Eurojust, en voor het actualiseren daarvan. Eurojust dient ervoor te zorgen dat gegevens eerlijk en rechtmatig worden verwerkt en worden verzameld en verwerkt voor een specifiek doel. Eurojust dient er ook voor te zorgen dat de gegevens adequaat en relevant zijn, in verhouding staan tot het doel waarvoor ze worden verwerkt, niet langer worden opgeslagen dan noodzakelijk is voor het beoogde doel, en worden verwerkt op een wijze die een passende beveiliging van persoonsgegevens en de vertrouwelijkheid van de gegevensverwerking garandeert. |
(31) |
Het reglement van orde van Eurojust dient passende waarborgen te bevatten voor de opslag van operationele persoonsgegevens in het algemeen belang of voor statistische doeleinden. |
(32) |
Een betrokkene moet het recht op toegang als bedoeld in Verordening (EU) 2018/1725 kunnen uitoefenen met betrekking tot zijn operationele gegevens die door Eurojust worden verwerkt. Daartoe kan de betrokkene met redelijke tussenpozen kosteloos een dergelijk verzoek indienen bij Eurojust of bij de nationale toezichthoudende autoriteit in de door de betrokkene gekozen lidstaat. |
(33) |
De toepasselijke regels inzake de ontvankelijkheid van persoonsgegevens als bewijs in een strafrechtelijk vooronderzoek en in strafrechtelijke procedures worden onverlet gelaten door de gegevensbeschermingsbepalingen van deze verordening. |
(34) |
Elke verwerking van persoonsgegevens door Eurojust, in het kader van zijn bevoegdheid, met het oog op de uitvoering van zijn taken dient te worden aangemerkt als verwerking van operationele persoonsgegevens. |
(35) |
Aangezien Eurojust ook administratieve persoonsgegevens verwerkt, die geen verband houden met strafrechtelijke onderzoeken, dient de verwerking van dergelijke gegevens onderworpen te zijn aan de algemene bepalingen van Verordening (EU) 2018/1725 . |
(36) |
Indien de lidstaat operationele persoonsgegevens doorgeeft of verstrekt aan Eurojust, dienen de bevoegde autoriteit, het nationale lid, alsmede de nationale correspondent van Eurojust het recht te hebben om te verzoeken dat die operationele persoonsgegevens worden gerectificeerd of gewist. |
(37) |
Voor het aantonen van overeenstemming met deze verordening dient Eurojust of de gemachtigde verwerker een register bij te houden van alle categorieën van verwerkingsactiviteiten die onder zijn verantwoordelijkheid plaatsvinden. Eurojust en iedere gemachtigde verwerker dienen ertoe te worden verplicht met de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (de „EDPS”) samen te werken en hem desgevraagd dat register te verstrekken zodat hij het kan gebruiken om op die verwerkingen toe te zien. Eurojust en zijn gemachtigde verwerker die persoonsgegevens verwerken in systemen voor niet-geautomatiseerde verwerking dienen te beschikken over efficiënte methoden, zoals logbestanden of andere vormen van registers, om de rechtmatigheid van de verwerking aan te tonen, om interne controle mogelijk te maken en om de integriteit en de beveiliging van gegevens te waarborgen. |
(38) |
De raad van bestuur van Eurojust dient onder het bestaande personeel een functionaris voor gegevensbescherming aan te wijzen. De persoon die wordt aangewezen als functionaris voor gegevensbescherming moet een speciale opleiding hebben genoten op het gebied van de wetgeving en praktijk inzake gegevensbescherming, om over de juiste deskundigheid op dit gebied te beschikken. Het vereiste expertiseniveau dient met name te worden bepaald op grond van de uitgevoerde gegevensverwerking en de bescherming die voor de door Eurojust verwerkte persoonsgegevens wordt vereist. |
(39) |
De EDPS moet verantwoordelijk zijn voor de controle op en de volledige toepassing van de gegevensbeschermingsbepalingen van deze verordening met betrekking tot de verwerking van operationele persoonsgegevens door Eurojust. Aan de EDPS moet de bevoegdheden worden verleend om deze taak effectief te vervullen. De EDPS moet het recht hebben om Eurojust te raadplegen over ingediende verzoeken, om zaken door te verwijzen naar Eurojust om de naar voren gekomen problemen in verband met de verwerking van operationele persoonsgegevens op te lossen, om voorstellen te doen om de bescherming van de betrokkenen te verbeteren, en om Eurojust te gelasten specifieke operaties uit te voeren met betrekking tot de verwerking van operationele persoonsgegevens. De EDPS moet bijgevolg over de middelen beschikken om de opdrachten na te leven en uit te voeren. Hij moet ook de bevoegdheid hebben om Eurojust te waarschuwen. Een waarschuwing is een mondelinge of schriftelijke herinnering aan de verplichting om de opdrachten van de EDPS uit te voeren of om de voorstellen van de EDPS in praktijk te brengen, waarbij wordt herinnerd aan de te nemen maatregelen bij niet-nakoming of weigering door Eurojust. |
(40) |
De verplichtingen en bevoegdheden van de EDPS, zoals de bevoegdheid om Eurojust te gelasten tot correctie, beperkte verwerking of wissing van operationele persoonsgegevens bij de verwerking waarvan de gegevensbeschermingsbepalingen van deze verordening werden geschonden, mogen niet worden uitgebreid tot de persoonsgegevens die in nationale dossiers over de zaak vervat liggen. |
(41) |
Teneinde de samenwerking tussen de EDPS en de nationale toezichthoudende autoriteiten te bevorderen, maar zonder afbreuk te doen aan de onafhankelijkheid van de EDPS en zijn verantwoordelijkheid voor het toezicht op Eurojust wat betreft gegevensbescherming, dienen de EDPS en de nationale toezichthoudende autoriteiten regelmatig bijeen te komen binnen het Europees Comité voor gegevensbescherming, overeenkomstig de regels inzake gecoördineerd toezicht vervat in Verordening (EU) 2018/1725 . |
(42) |
Als eerste ontvanger op het grondgebied van de Unie is Eurojust verantwoordelijk voor de gegevens die worden verstrekt door of verzameld uit derde landen of internationale organisaties. Eurojust moet verantwoordelijk zijn voor de juistheid van die gegevens. Eurojust moet maatregelen nemen om, voor zover mogelijk, de juistheid van de gegevens te verifiëren bij ontvangst van de gegevens of bij het beschikbaar stellen van de gegevens aan andere autoriteiten. |
(43) |
Eurojust moet onderworpen zijn aan de algemene regels inzake contractuele en niet-contractuele aansprakelijkheid die van toepassing zijn op de instellingen, organen, instanties en agentschappen van de Unie. |
(44) |
Eurojust moet relevante persoonsgegevens kunnen uitwisselen en samenwerkingsverbanden kunnen aangaan met andere instellingen, organen, instanties en agentschappen van de Unie, voor zover nodig voor de vervulling van zijn of hun taken. |
(45) |
Teneinde doelbinding te garanderen, moet ervoor worden gezorgd dat Eurojust persoonsgegevens alleen kan overdragen aan derde landen en internationale organisaties indien dit noodzakelijk is voor de preventie en bestrijding van criminaliteit die onder de taken van Eurojust valt. Daartoe moet er bij de overdracht van persoonsgegevens op worden toegezien dat de ontvanger zich ertoe verbindt dat hij de gegevens uitsluitend zal gebruiken of aan een bevoegde instantie in een derde land zal doorgeven voor het doel waarvoor ze oorspronkelijk zijn overgedragen. Verdere doorgifte van de gegevens moet gebeuren in overeenstemming met deze verordening. |
(46) |
Alle lidstaten zijn aangesloten bij de Internationale Criminele Politieorganisatie (Interpol). Om haar taak te kunnen uitvoeren, zorgt Interpol voor het ontvangen, opslaan en verspreiden van persoonsgegevens om bevoegde autoriteiten bij te staan in het voorkomen en bestrijden van internationale criminaliteit. Daarom is het zinvol de samenwerking tussen de Unie en Interpol te versterken door een efficiënte uitwisseling van persoonsgegevens te bevorderen, zulks met eerbiediging van de grondrechten en fundamentele vrijheden met betrekking tot de automatische verwerking van persoonsgegevens. Wanneer operationele persoonsgegevens worden doorgegeven van Eurojust aan Interpol, en aan landen die vertegenwoordigers naar Interpol hebben afgevaardigd, dient deze verordening, met name de bepalingen inzake internationale doorgifte, van toepassing te zijn. Deze verordening mag geen afbreuk doen aan de specifieke regels van Gemeenschappelijk Standpunt 2005/69/JBZ van de Raad (11) en van Besluit 2007/533/JBZ van de Raad (12). |
(47) |
Wanneer Eurojust operationele persoonsgegevens doorgeeft aan een autoriteit van een derde land of aan een internationale organisatie uit hoofde van een internationale overeenkomst die is gesloten overeenkomstig artikel 218 VWEU, dient te worden voorzien in passende waarborgen ter bescherming van de privacy en de grondrechten en fundamentele vrijheden van natuurlijke personen om ervoor te zorgen dat de toepasselijke gegevensbeschermingsbepalingen van deze verordening worden nageleefd. |
(48) |
Eurojust dient ervoor te zorgen dat doorgifte aan een derde land of aan een internationale organisatie enkel plaatsvindt indien dit noodzakelijk is met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing of de vervolging van strafbare feiten, of de tenuitvoerlegging van straffen, waaronder de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid, en dat de verwerkingsverantwoordelijke in het derde land of de internationale organisatie een bevoegde autoriteit is in de zin van deze verordening. Een doorgifte mag alleen plaatsvinden indien Eurojust optreedt als verwerkingsverantwoordelijke. Een dergelijke doorgifte kan plaatsvinden in gevallen waarin de Commissie heeft besloten dat het derde land of de internationale organisatie in kwestie een adequaat beschermingsniveau waarborgt, of in gevallen waarin passende waarborgen worden geboden of waarin afwijkingen voor specifieke situaties van toepassing zijn. |
(49) |
Eurojust dient persoonsgegevens te kunnen overdragen aan een instantie in een derde land of aan een internationale organisatie op grond van een besluit van de Commissie waarin is vastgesteld dat het land of de internationale organisatie in kwestie een adequaat niveau van gegevensbescherming („adequaatheidsbesluit”) biedt of, indien er geen adequaatheidsbesluit is, een overeenkomstig artikel 218 VWEU door de Unie gesloten internationale overeenkomst of een vóór de datum van toepassing van deze verordening tussen Eurojust en het derde land gesloten samenwerkingsovereenkomst voor de uitwisseling van persoonsgegevens. |
(50) |
Wanneer het college vaststelt dat er een operationele behoefte is tot samenwerking met een derde land of met een internationale organisatie, moet het de Raad kunnen voorstellen om de Commissie te wijzen op de noodzaak van een adequaatheidsbesluit of een aanbeveling voor het opstarten van onderhandelingen over een internationale overeenkomst krachtens artikel 218 VWEU. |
(51) |
Doorgiften die niet plaatsvinden op grond van een adequaatheidsbesluit mogen enkel worden toegestaan indien in een juridisch bindend instrument passende waarborgen voor de persoonsgegevensbescherming worden geboden of indien Eurojust alle omstandigheden in verband met de gegevensdoorgifte heeft beoordeeld en op basis van die beoordeling van oordeel is dat passende waarborgen voor de bescherming van persoonsgegevens worden geboden. Dergelijke juridisch bindende instrumenten zouden bijvoorbeeld juridisch bindende bilaterale overeenkomsten kunnen zijn die door de lidstaten zijn gesloten en in hun rechtsorde zijn geïmplementeerd en waarop de betrokkenen van die lidstaten zich zouden kunnen beroepen, en die de naleving van gegevensbeschermingsvoorschriften en de rechten van de betrokkenen waarborgen, waaronder het recht om administratief beroep of beroep in rechte in te stellen. Eurojust moet rekening kunnen houden met tussen Eurojust en derde landen gesloten samenwerkingsovereenkomsten die de uitwisseling van persoonsgegevens mogelijk maken wanneer de beoordeling van alle omstandigheden omtrent de gegevensdoorgifte wordt verricht. Eurojust moet er ook rekening mee kunnen houden dat de doorgifte van persoonsgegevens zal worden onderworpen aan verplichtingen inzake vertrouwelijkheid en aan het beginsel van specificiteit, om ervoor te zorgen dat de gegevens niet worden verwerkt voor andere doeleinden dan die waarvoor zij worden doorgegeven. Verder dient Eurojust in acht te nemen dat de persoonsgegevens niet zullen worden gebruikt om de doodstraf of enige vorm van wrede of onmenselijke behandeling te vorderen, uit te spreken of uit te voeren. Hoewel die voorwaarden kunnen worden bezien als passende waarborgen voor de overdracht van gegevens, moet Eurojust bijkomende waarborgen kunnen eisen. |
(52) |
Wanneer er geen adequaatheidsbesluit voorhanden is of er geen passende waarborgen worden geboden, zou een doorgifte of een categorie van doorgiften slechts in specifieke situaties kunnen plaatsvinden, indien zulks noodzakelijk is: om de vitale belangen van de betrokkene of een andere persoon te beschermen of om legitieme belangen van de betrokkene te waarborgen indien het recht van de lidstaat die de persoonsgegevens doorgeeft dat bepaalt; om een onmiddellijke en ernstige bedreiging van de openbare veiligheid van een lidstaat of een derde land te voorkomen; in een afzonderlijk geval, met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing of de vervolging van strafbare feiten, of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid; of, in een afzonderlijk geval, met het oog op de vaststelling, de uitoefening of de onderbouwing van rechtsvorderingen. Die afwijkingen moeten beperkend worden opgevat en mogen geen frequente, massale en structurele doorgifte van persoonsgegevens mogelijk maken en evenmin een grootschalige doorgifte van gegevens, maar dienen tot de strikt noodzakelijke gegevens te worden beperkt. Dergelijke doorgiften dienen te worden gedocumenteerd en op verzoek ter beschikking van de EDPS te worden gesteld zodat deze de rechtmatigheid van de doorgifte kan controleren. |
(53) |
In uitzonderlijke gevallen dient Eurojust in staat te zijn om de termijnen voor het bewaren van operationele persoonsgegevens te verlengen om zijn doelstellingen te verwezenlijken, met inachtneming van het doelbindingsbeginsel dat van toepassing is op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van al zijn activiteiten. Deze besluiten dienen te worden genomen na zorgvuldige afweging van alle belangen die op het spel staan, inclusief die van de betrokkenen. Tot verruiming van een termijn voor de verwerking van persoonsgegevens na het tijdstip waarop in alle lidstaten de geldende termijn voor verjaring van het recht van strafvordering is verstreken, mag alleen worden besloten in geval van een bijzondere noodzaak tot verlening van bijstand krachtens deze verordening. |
(54) |
Eurojust dient bevoorrechte relaties met het Europees justitieel netwerk te onderhouden, gebaseerd op overleg en complementariteit. Deze verordening dient de respectieve rollen van Eurojust en het Europees justitieel netwerk en hun onderlinge relatie te helpen verduidelijken en tegelijkertijd het specifieke karakter van het Europees justitieel netwerk in stand te houden. |
(55) |
Eurojust dient samenwerkingsverbanden te onderhouden met andere instellingen, organen, instanties en agentschappen van de Unie, met het EOM, met de bevoegde autoriteiten van derde landen en met internationale organisaties, voor zover deze nodig zijn voor de vervulling van zijn taken. |
(56) |
Om de operationele samenwerking tussen Eurojust en Europol te verbeteren, en met name verbanden te leggen tussen gegevens die reeds in het bezit zijn van een van beide agentschappen, dient Eurojust Europol op basis van een hit/no hit-systeem toegang te verschaffen tot gegevens die Eurojust ter beschikking heeft. Eurojust en Europol dienen ervoor te zorgen dat de nodige regelingen worden getroffen voor een optimale operationele samenwerking, waarin naar behoren rekening wordt gehouden met hun respectieve mandaten en eventuele beperkingen zoals bepaald van de lidstaten. Deze werkafspraken dienen toegang tot en de mogelijkheid van het doorzoeken van alle informatie die aan Europol met het oog op kruiscontroles is verstrekt te waarborgen, in overeenstemming met de specifieke voorzorgsmaatregelen en gegevensbeschermingsgaranties waarin deze verordening voorziet. Elke toegang door Europol tot gegevens die Eurojust heeft, moet met technische middelen worden beperkt tot informatie die onder de respectieve mandaten van die agentschappen van de Unie valt. |
(57) |
Eurojust en Europol dienen elkaar op de hoogte te houden van elke activiteit waarbij gemeenschappelijke onderzoeksteams worden gefinancierd. |
(58) |
Voor zover nodig voor de vervulling van zijn taken, dient Eurojust persoonsgegevens te kunnen uitwisselen met instellingen, organen, instanties en agentschappen van de Unie, met volledige eerbiediging van de bescherming van de privacy en andere grondrechten en fundamentele vrijheden. |
(59) |
Eurojust moet zijn samenwerking met de bevoegde autoriteiten van derde landen en internationale organisaties verbeteren volgens een strategie die in overleg met de Commissie wordt uitgewerkt. Daartoe dient te worden voorzien in de mogelijkheid dat Eurojust verbindingsmagistraten detacheert in derde landen met het oog op het bereiken van soortgelijke doelen als die welke worden nagestreefd door de verbindingsmagistraten die door de lidstaten worden gedetacheerd uit hoofde van Gemeenschappelijk Optreden 96/277/JBZ van de Raad (13). |
(60) |
Er dient te worden voorzien in de mogelijkheid dat Eurojust de tenuitvoerlegging van verzoeken om justitiële samenwerking van een derde land kan coördineren wanneer tenuitvoerlegging van die verzoeken in ten minste twee lidstaten vereist is als onderdeel van hetzelfde onderzoek. Eurojust mag die coördinatie enkel met instemming van de betrokken lidstaten verrichten. |
(61) |
Om de volledige autonomie en onafhankelijkheid van Eurojust te garanderen, dient het een eigen begroting te krijgen die toereikend is om zijn werkzaamheden naar behoren uit te voeren, met inkomsten die hoofdzakelijk uit een bijdrage van de begroting van de Unie komen, met uitzondering van de salarissen en emolumenten van de nationale leden, adjuncten en medewerkers, die ten laste komen van hun lidstaat. De begrotingsprocedure van de Unie dient van toepassing te zijn op de bijdrage van de Unie en eventuele andere subsidies die ten laste komen van de algemene begroting van de Unie. De Rekenkamer moet de rekeningen controleren en de Commissie begrotingscontrole van het Europees Parlement moet deze goed- of afkeuren. |
(62) |
Om de transparantie van en het democratisch toezicht op Eurojust te vergroten, moet in een mechanisme worden voorzien overeenkomstig artikel 85, lid 1, VWEU voor de gezamenlijke evaluatie van de activiteiten van Eurojust door het Europees Parlement en de nationale parlementen. De evaluatie dient plaats te vinden in het kader van een interparlementaire commissievergadering in de gebouwen van het Europees Parlement in Brussel, met deelname van leden van de bevoegde commissies van het Europees Parlement en van de nationale parlementen. De interparlementaire commissievergadering vindt echter plaats met volledige inachtneming van de onafhankelijkheid van Eurojust ten aanzien van maatregelen die zijn genomen in specifieke operationele zaken en ten aanzien van de zwijg- en geheimhoudingsplicht. |
(63) |
Het is van belang dat de toepassing van deze verordening regelmatig wordt geëvalueerd. |
(64) |
De werking van Eurojust dient, overeenkomstig artikel 15, lid 3, VWEU, transparant te zijn. Het college zou specifieke bepalingen moeten vaststellen over de wijze waarop het recht op toegang van het publiek tot documenten wordt gewaarborgd. Niets in deze verordening beoogt het recht van het publiek op inzage in documenten te beperken voor zover dat recht gewaarborgd is in de Unie en in de lidstaten, meer bepaald uit hoofde van artikel 42 van het Handvest van de Fundamentele Rechten van de Europese Unie (het „Handvest”). De algemene transparantievoorschriften die gelden voor de agentschappen van de Unie dienen ook te gelden voor Eurojust, op een wijze die op geen enkele wijze afbreuk doet aan de vereiste vertrouwelijkheid van de operationele werkzaamheden. Evenzo dient de Europese Ombudsman bij zijn administratieve onderzoeken de vertrouwelijkheidsverplichting van Eurojust in acht te nemen. |
(65) |
Teneinde de transparantie en verantwoordingsplicht van Eurojust ten aanzien van Unieburgers te vergroten, moet Eurojust op zijn website een lijst van de leden van de raad van bestuur bekendmaken alsook, indien nodig, de resultaten van de bijeenkomsten van de raad van bestuur, met eerbiediging van de gegevensbeschermingsvoorschriften. |
(66) |
Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (14) dient van toepassing te zijn op Eurojust. |
(67) |
Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (15) dient van toepassing te zijn op Eurojust. |
(68) |
De noodzakelijke bepalingen betreffende de huisvesting van Eurojust in de lidstaat waar zijn zetel is, Nederland, en de specifieke voorschriften die gelden voor het personeel van Eurojust en hun gezinnen, dienen te worden vastgelegd in een zetelovereenkomst. De gastlidstaat dient optimale voorwaarden te creëren om ervoor te zorgen dat Eurojust vlot functioneert, en met name zorgt voor meertalige, Europeesgerichte opleiding en adequate transportverbindingen, teneinde hooggekwalificeerd personeel te kunnen aantrekken uit een zo groot mogelijk geografisch gebied. |
(69) |
Eurojust zoals opgericht bij deze verordening moet de rechtsopvolger zijn van Eurojust zoals opgericht bij Besluit 2002/187/JBZ met betrekking tot al zijn contractuele verplichtingen, met inbegrip van arbeidsovereenkomsten, aansprakelijkheden en verkregen eigendommen. Internationale overeenkomsten die zijn gesloten door Eurojust zoals opgericht bij dat besluit dienen van kracht te blijven. |
(70) |
Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk de oprichting van een entiteit die als taak heeft het ondersteunen en versterken van de coördinatie en de samenwerking tussen justitiële autoriteiten van de lidstaten met betrekking tot ernstige criminaliteit welke twee of meer lidstaten schaadt of een vervolging op gemeenschappelijke basis vereist, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het optreden beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken. |
(71) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 en artikel 4 bis, lid 1, van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het VEU en het VWEU, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland niet deel aan de aanneming van deze verordening, die bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze landen. |
(72) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het VEU en het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening, die bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken. |
(73) |
De EDPS is geraadpleegd krachtens artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (16) en heeft op 5 maart 2014 advies uitgebracht. |
(74) |
Deze verordening eerbiedigt de fundamentele rechten en waarborgen ten volle en volgt de beginselen die met name in het Handvest zijn erkend, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
OPRICHTING, DOELSTELLINGEN EN TAKEN VAN EUROJUST
Artikel 1
Oprichting van het agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken
1. Er wordt een Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust) opgericht.
2. Eurojust wordt bij deze verordening opgericht ter vervanging en opvolging van Eurojust als opgericht bij Besluit 2002/187/JBZ.
3. Eurojust heeft rechtspersoonlijkheid.
Artikel 2
Taken
1. Eurojust ondersteunt en versterkt de coördinatie en de samenwerking tussen de nationale autoriteiten die belast zijn met het onderzoek en de vervolging van ernstige criminaliteit waarvoor Eurojust overeenkomstig artikel 3, leden 1 en 3, bevoegd is en die twee of meer lidstaten schaadt of vervolging op gemeenschappelijke basis vereist, op basis van de door de autoriteiten van de lidstaten, door Europol, door het EOM en door OLAF uitgevoerde operaties en verstrekte informatie.
2. Bij de uitvoering van zijn taken moet Eurojust:
a) |
rekening houden met elk verzoek dat uitgaat van een bevoegde autoriteit van een lidstaat of met alle informatie die wordt verstrekt door de autoriteiten, instellingen, organen, instanties en agentschappen van de Unie die bevoegd zijn krachtens de in het kader van de Verdragen vastgestelde bepalingen en alle informatie die door Eurojust zelf is verzameld; |
b) |
de tenuitvoerlegging van verzoeken om en besluiten inzake justitiële samenwerking vergemakkelijken, waaronder de verzoeken en besluiten die zijn gebaseerd op instrumenten waarmee uitvoering wordt gegeven aan het beginsel van wederzijdse erkenning. |
3. Eurojust oefent zijn taken uit op verzoek van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten of op eigen initiatief of op verzoek van het EOM binnen de grenzen van de bevoegdheid van het EOM.
Artikel 3
Bevoegdheid van Eurojust
1. Eurojust is bevoegd voor de in bijlage I genoemde vormen van ernstige criminaliteit. Vanaf de datum waarop het EOM zijn onderzoeks- en vervolgingstaken op zich neemt overeenkomstig artikel 120, lid 2, van Verordening (EU) 2017/1939, oefent Eurojust zijn bevoegdheid echter niet uit voor de strafbare feiten ten aanzien waarvan het EOM zijn bevoegdheden uitoefent, behalve in die gevallen waarbij ook lidstaten betrokken zijn die niet deelnemen aan nauwere samenwerking bij de instelling van het EOM en op verzoek van die lidstaten of op verzoek van het EOM.
2. Eurojust oefent zijn bevoegdheden uit ten aanzien van strafbare feiten die de financiële belangen van de Unie schaden in zaken waarbij lidstaten betrokken zijn die deelnemen aan de nauwere samenwerking inzake de oprichting van het EOM, maar ten aanzien waarvan het EOM geen bevoegdheid heeft of besluit om zijn bevoegdheid niet uit te oefenen.
Eurojust, het EOM en de betrokken lidstaten werken samen en treden in overleg met elkaar om het Eurojust gemakkelijker te maken om de bevoegdheid uit hoofde van dit lid uit te oefenen. De praktische details van zijn uitoefening van de bevoegdheid uit hoofde van dit lid worden geregeld met een werkafspraak als bedoeld in artikel 47, lid 3.
3. Eurojust kan tevens, overeenkomstig zijn taken, op verzoek van een bevoegde autoriteit van een lidstaat bijstand verlenen aan onderzoeken en vervolgingen in verband met andere dan de in bijlage I vermelde vormen van criminaliteit.
4. De bevoegdheid van Eurojust strekt zich ook uit tot strafbare feiten die verband houden met de in bijlage I genoemde strafbare feiten. De volgende categorieën van strafbare feiten worden als zodanig beschouwd:
a) |
strafbare feiten die zijn gepleegd om zich de middelen te verschaffen voor het plegen van in bijlage I vermelde ernstige strafbare feiten; |
b) |
strafbare feiten die zijn gepleegd om in bijlage I vermelde ernstige strafbare feiten te vergemakkelijken of uit te voeren; |
c) |
strafbare feiten die zijn gepleegd om in bijlage I vermelde ernstige strafbare feiten ongestraft te doen blijven. |
5. Op verzoek van een bevoegde autoriteit van een lidstaat kan Eurojust ook bijstand verlenen aan onderzoeken en vervolgingen waarbij alleen die lidstaat en een derde land betrokken zijn, op voorwaarde dat met dat derde land een samenwerkingsovereenkomst is gesloten of een afspraak tot samenwerking is gemaakt krachtens artikel 52 of op voorwaarde dat er in een specifiek geval een essentieel belang bestaat om dergelijke bijstand te verlenen.
6. Op verzoek van een bevoegde autoriteit van een lidstaat dan wel van de Commissie, kan Eurojust ook bijstand verlenen aan onderzoeken en vervolgingen waarbij alleen die lidstaat betrokken is, maar die gevolgen hebben op Unieniveau. Alvorens op verzoek van de Commissie op te treden, raadpleegt Eurojust de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat. Die bevoegde autoriteit kan binnen een door Eurojust vastgestelde termijn bezwaar maken tegen de tenuitvoerlegging van het verzoek door Eurojust, waarbij die bevoegde autoriteit per geval haar standpunt rechtvaardigt.
Artikel 4
Operationele taken van Eurojust
1. Eurojust:
a) |
informeert de bevoegde autoriteiten van de lidstaten over de onderzoeken en vervolgingen waarvan het kennis heeft gekregen die gevolgen hebben op Unieniveau of gevolgen kunnen hebben voor andere dan de rechtstreeks betrokken lidstaten; |
b) |
staat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten bij met het oog op een optimale coördinatie van de onderzoeken en vervolgingen; |
c) |
verleent bijstand om de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten te verbeteren, met name op basis van de door Europol verrichte analyses; |
d) |
werkt samen en treedt in overleg met het Europees justitieel netwerk in strafzaken, onder meer door gebruik te maken van de documentaire gegevensbank van het Europees justitieel netwerk en door bij te dragen aan de verbetering daarvan; |
e) |
werkt nauw samen met het EOM voor zaken die onder zijn bevoegdheid vallen; |
f) |
biedt operationele, technische en financiële ondersteuning bij grensoverschrijdende operaties en onderzoeken van lidstaten, inclusief gemeenschappelijke onderzoeksteams; |
g) |
ondersteunt en neemt zo nodig deel aan de gespecialiseerde kenniscentra van de Unie die zijn opgezet door Europol en andere instellingen, organen, instanties en agentschappen van de Unie; |
h) |
werkt samen met instellingen, organen, instanties en agentschappen alsmede netwerken van de Unie die zijn opgericht op het gebied van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht overeenkomstig Titel V van het VWEU; |
i) |
ondersteunt het optreden van de lidstaten bij de bestrijding van de in bijlage I vermelde vormen van ernstige criminaliteit. |
2. Bij de uitvoering van zijn taken kan Eurojust de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten onder vermelding van zijn redenen vragen om:
a) |
ter zake van specifieke feiten onderzoek of vervolging in te stellen; |
b) |
te aanvaarden dat een van hen beter in staat is ter zake van specifieke feiten onderzoek of vervolging in te stellen; |
c) |
tussen de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten te coördineren; |
d) |
overeenkomstig de toepasselijke samenwerkingsregelingen een gemeenschappelijk onderzoeksteam in te stellen; |
e) |
alle gegevens te verstrekken die Eurojust nodig heeft om zijn taken uit te voeren; |
f) |
speciale onderzoeksmaatregelen te nemen; |
g) |
alle andere voor het onderzoek of de vervolging gerechtvaardigde maatregelen te treffen. |
3. Eurojust kan ook:
a) |
Europol adviezen geven op basis van de door Europol verrichte analyses; |
b) |
logistieke steun verlenen, met name vertaling, vertolking en organisatie van coördinatievergaderingen. |
4. Wanneer twee of meer lidstaten het niet eens kunnen worden over wie van hen onderzoek of vervolging moet instellen naar aanleiding van een verzoek overeenkomstig lid 2, onder a) of b), geeft Eurojust schriftelijk advies over de zaak. Eurojust stuurt het advies onmiddellijk door naar de betrokken lidstaten.
5. Op verzoek van een bevoegde autoriteit of op eigen initiatief brengt Eurojust schriftelijk advies uit over herhaalde weigeringen of moeilijkheden in verband met de tenuitvoerlegging van verzoeken en besluiten inzake justitiële samenwerking, met in begrip van verzoeken en besluiten die zijn gebaseerd op instrumenten waarmee uitvoering wordt gegeven aan het beginsel van wederzijdse erkenning, op voorwaarde dat dergelijke gevallen niet in onderlinge overeenstemming door de bevoegde nationale autoriteiten of door tussenkomst van de betrokken nationale leden kunnen worden opgelost. Eurojust stuurt dat advies onmiddellijk door naar de betrokken lidstaten.
6. De bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten geven onverwijld gevolg aan verzoeken van Eurojust op grond van lid 2 en volgen de in de lid 4 of 5 bedoelde schriftelijke adviezen onverwijld op. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten kunnen weigeren gevolg te geven aan dergelijke verzoeken of kunnen weigeren een schriftelijk advies op te volgen als dat wezenlijke nationale veiligheidsbelangen zou schaden of het welslagen van een lopend onderzoek of de veiligheid van een persoon in gevaar zou brengen.
Artikel 5
Uitvoering van operationele en andere taken
1. Eurojust handelt door middel van één of meer van de betrokken nationale leden wanneer het een van de in artikel 4, lid 1 of 2, bedoelde taken uitvoert. Onverminderd lid 2 van dit artikel concentreert het college zich op operationele aangelegenheden en andere aangelegenheden die rechtstreeks verband houden met de operationele kwesties. Het college wordt alleen bij administratieve kwesties betrokken voor zover dat nodig is om te waarborgen dat zijn operationele taken worden vervuld.
2. Eurojust handelt als college:
a) |
bij de uitvoering van een van de in artikel 4, lid 1 of 2, bedoelde taken:
|
b) |
bij de uitvoering van een van de in artikel 4, lid 3, 4 of 5, bedoelde taken; |
c) |
wanneer een algemene vraag in verband met de verwezenlijking van zijn operationele doelstellingen aan de orde is; |
d) |
bij de vaststelling van de jaarlijkse begroting van Eurojust, waarvan het besluit met een tweederdemeerderheid van zijn leden wordt genomen; |
e) |
bij de vaststelling van het onder artikel 15 bedoelde programmeringsdocument of bij de aanneming van het jaarlijks verslag over de activiteiten van Eurojust waarover met een tweederdemeerderheid van zijn leden wordt besloten; |
f) |
bij het verkiezen of het ontslaan van de voorzitter en de vicevoorzitters overeenkomstig artikel 11; |
g) |
bij de benoeming van de administratief directeur of, in voorkomend geval, bij de verlenging van zijn ambtstermijn of bij de ontheffing uit zijn functie overeenkomstig artikel 17; |
h) |
bij de vaststelling van werkafspraken die overeenkomstig artikel 47, lid 3, en artikel 52 worden gemaakt; |
i) |
bij de vaststelling van regels voor de preventie en het beheer van belangenconflicten met betrekking tot zijn leden, onder meer in verband met hun belangenverklaring; |
j) |
bij de goedkeuring van verslagen, beleidsnota’s, richtsnoeren voor de nationale autoriteiten en adviezen in verband met de operationele werkzaamheden van Eurojust, telkens wanneer die documenten strategisch van aard zijn; |
k) |
bij het aanwijzen van verbindingsmagistraten overeenkomstig artikel 53; |
l) |
bij het nemen van alle andere besluiten waarvoor de raad van bestuur niet uitdrukkelijk bevoegd is op grond van deze verordening of waarvoor de administratief directeur niet verantwoordelijk is overeenkomstig artikel 18; |
m) |
wanneer in deze verordening anders is bepaald. |
3. Bij de vervulling van zijn taken geeft Eurojust aan of het handelt door middel van een of meer van de nationale leden, dan wel als college.
4. Het college kan de administratief directeur en de raad van bestuur volgens de operationele behoeften bijkomende administratieve taken toewijzen naast de taken die zijn voorzien in de artikelen 16 en 18.
Wanneer uitzonderlijke omstandigheden dit vereisen, kan het college besluiten om de delegatie van de bevoegdheden van de aanstellingsautoriteit aan de administratief directeur en van de bevoegdheden die laatstgenoemde op zijn beurt verder heeft gedelegeerd, tijdelijk te schorsen en deze bevoegdheden zelf uit te oefenen dan wel te delegeren aan een van zijn leden of aan een ander personeelslid dan de administratief directeur.
5. Het college stelt het reglement van orde van Eurojust vast op basis van een tweederdemeerderheid van zijn leden. Ingeval er geen overeenstemming op basis van een tweederdemeerderheid kan worden bereikt, wordt het besluit met een gewone meerderheid vastgesteld. De Raad keurt het reglement van orde van Eurojust goed door middel van uitvoeringshandelingen.
HOOFDSTUK II
STRUCTUUR EN ORGANISATIE VAN EUROJUST
AFDELING I
Structuur
Artikel 6
Structuur van Eurojust
Eurojust omvat:
a) |
de nationale leden; |
b) |
het college; |
c) |
de raad van bestuur; |
d) |
de administratief directeur. |
AFDELING II
Nationale leden
Artikel 7
Statuut van nationale leden
1. Eurojust bestaat uit één door elke lidstaat overeenkomstig zijn rechtsstelsel gedetacheerd nationaal lid. Dat nationale lid heeft zijn vaste werkplek op het hoofdkwartier van Eurojust.
2. Elk nationaal lid wordt bijgestaan door een adjunct en door een medewerker. In principe hebben de adjunct en de medewerker hun vaste werkplek op het hoofdkwartier van Eurojust. Elke lidstaat kan besluiten dat de adjunct of de medewerker of beiden hun gewone werkplek in hun lidstaat hebben. Indien een lidstaat een dergelijk besluit neemt, stelt die lidstaat het college daarvan in kennis. Indien de operationele behoeften van Eurojust dit vereisen, kan het college de lidstaat verzoeken de adjunct of de medewerker of beiden voor een bepaalde periode op het hoofdkwartier van Eurojust te plaatsen. De lidstaat willigt een dergelijk verzoek van het college onverwijld in.
3. Het nationale lid kan worden bijgestaan door extra adjuncten of medewerkers, die zo nodig en met instemming van het college hun vaste werkplek bij Eurojust kunnen hebben. De lidstaten stellen Eurojust en de Commissie in kennis van de aanstelling van nationale leden, adjuncten en medewerkers.
4. De nationale leden en hun adjuncten hebben het statuut van een openbaar aanklager, een rechter of een vertegenwoordiger van een justitiële autoriteit met gelijkwaardige bevoegdheden als die van een openbaar aanklager of een rechter overeenkomstig hun nationale recht. De lidstaten verlenen hun ten minste de in deze verordening bedoelde bevoegdheden zodat zij hun taken kunnen vervullen.
5. De ambtstermijn van de nationale leden en hun adjuncten bedraagt vijf jaar en kan eenmaal worden verlengd. Indien een adjunct niet kan optreden in naam of als vervanger van een nationaal lid, blijft het nationale lid bij het verstrijken van zijn ambtstermijnzijn functie vervullen tot de verlenging van zijn ambtstermijn of tot hij wordt vervangen mits hun lidstaat daarin toestemt.
6. De lidstaten benoemen nationale leden en adjuncten op basis van een bewezen hoog niveau aan relevante praktijkervaring op het gebied van strafzaken.
7. De adjunct kan optreden in naam of als vervanger van het nationale lid. Een medewerker kan eveneens optreden in naam of als vervanger van het nationale lid indien hij een in lid 3 bedoelde statuut heeft.
8. Tussen Eurojust en de lidstaten uitgewisselde operationele informatie wordt doorgezonden via de nationale leden.
9. De salarissen en vergoedingen van de nationale leden, adjuncten en medewerkers komen ten laste van hun lidstaat, onverminderd artikel 12.
10. Wanneer de nationale leden, adjuncten en medewerkers in het kader van de taken van Eurojust handelen, worden de met die taken verband houdende relevante uitgaven beschouwd als operationele uitgaven.
Artikel 8
Bevoegdheden van nationale leden
1. De nationale leden zijn bevoegd om:
a) |
de indiening en tenuitvoerlegging van een verzoek om wederzijdse rechtshulp of wederzijdse erkenning te vergemakkelijken of anderszins te ondersteunen; |
b) |
rechtstreeks contact op te nemen en informatie uit te wisselen met een bevoegde nationale autoriteit van de lidstaat of andere bevoegde organen, instanties of agentschappen van de Unie, waaronder het EOM; |
c) |
rechtstreeks contact op te nemen en informatie uit te wisselen met een bevoegde internationale autoriteit in overeenstemming met de internationale afspraken van hun lidstaat; |
d) |
deel te nemen aan gezamenlijke onderzoeksteams, inclusief aan het oprichten van die teams. |
2. Onverminderd lid 1 kunnen de lidstaten overeenkomstig hun nationale recht aanvullende bevoegdheden toekennen aan de nationale leden. Die lidstaten stellen de Commissie en het college in kennis van deze bevoegdheden.
3. Met instemming van de bevoegde nationale autoriteit kunnen de nationale leden overeenkomstig hun nationale recht:
a) |
verzoeken om wederzijdse rechtsbijstand of wederzijdse erkenning indienen en ten uitvoer leggen; |
b) |
onderzoeksmaatregelen gelasten, aanvragen of ten uitvoer leggen, als bedoeld in Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad (17). |
4. In dringende gevallen en voor zover het niet mogelijk is de bevoegde nationale autoriteit tijdig te vinden of contact met deze op te nemen, zijn de nationale leden bevoegd om de in lid 3 bedoelde maatregelen te nemen overeenkomstig hun nationale recht, op voorwaarde dat zij de bevoegde nationale autoriteit daarvan zo snel mogelijk in kennis stellen.
5. Het nationale lid kan bij de bevoegde nationale autoriteit een voorstel indienen om de in de leden 3 en 4 bedoelde maatregelen te nemen indien de uitoefening van de in de leden 3 en 4 bedoelde bevoegdheden aan een nationaal lid indruist tegen:
a) |
grondwettelijke regels van een lidstaat, of |
b) |
wezenlijke kenmerken van het nationale strafrechtelijk bestel met betrekking tot:
|
6. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde nationale autoriteit het door hun nationale lid ingediende voorstel in de in lid 5 bedoelde gevallen zonder onverwijld behandelt.
Artikel 9
Toegang tot nationale registers
De nationale leden hebben toegang tot, of kunnen ten minste de informatie verkrijgen die is vervat in de volgende soorten registers van hun lidstaat, overeenkomstig hun nationale recht:
a) |
strafregisters; |
b) |
registers van aangehouden personen; |
c) |
onderzoeksregisters; |
d) |
DNA-registers; |
e) |
andere registers van overheidsinstanties van hun lidstaat indien dergelijke informatie nodig is om hun taken te vervullen. |
AFDELING III
Het college
Artikel 10
Samenstelling van het college
1. Het college bestaat uit:
a) |
alle nationale leden; en |
b) |
een vertegenwoordiger van de Commissie wanneer het college zijn beheerstaken verricht. |
De overeenkomstig punt b) van de eerste alinea benoemde vertegenwoordiger van de Commissiemoet uit hoofde van artikel 16, lid 4, ook de vertegenwoordiger van de Commissie in de raad van bestuur zijn.
2. De administratief directeur woont de beheersvergaderingen van het college bij, maar heeft geen stemrecht.
3. Het college kan eenieder van wie het advies van belang kan zijn, uitnodigen om zijn vergaderingen als waarnemer bij te wonen.
4. De leden van het college kunnen zich overeenkomstig zijn reglement van orde van Eurojust laten bijstaan door adviseurs of deskundigen.
Artikel 11
De voorzitter en vicevoorzitter van Eurojust
1. Het college kiest met een meerderheid van twee derde van zijn leden een voorzitter en twee vicevoorzitters uit de nationale leden. Indien na een tweede stemronde geen tweederdemeerderheid kan worden bereikt, worden de vicevoorzitters verkozen bij gewone meerderheid van de leden van het college. Voor de verkiezing van de voorzitter blijft een tweederdemeerderheid noodzakelijk.
2. De voorzitter oefent zijn ambt namens het college uit. De voorzitter:
a) |
vertegenwoordigt Eurojust; |
b) |
roept de vergaderingen van het college en de raad van bestuur bijeen en zit deze voor, en houdt het college op de hoogte van aangelegenheden die voor het college van belang zijn; |
c) |
leidt de werkzaamheden van het college en oefent toezicht uit op het dagelijks beheer van Eurojust door de administratief directeur; |
d) |
oefent eventueel andere functies uit als vastgesteld in het reglement van orde van Eurojust. |
3. De vicevoorzitters oefenen de in lid 2 vastgestelde functies uit die de voorzitter hun toevertrouwt. Zij vervangen de voorzitter als hij niet in staat is zijn taken te verrichten. De voorzitter en de vicevoorzitters worden bij het uitvoeren van hun specifieke taken bijgestaan door het administratief personeel van Eurojust.
4. De ambtstermijn van de voorzitter en de vicevoorzitters bedraagt vier jaar. Zij kunnen eenmaal worden herkozen.
5. Wanneer een nationaal lid tot voorzitter of vicevoorzitter van Eurojust wordt verkozen, wordt zijn ambtstermijn verlengd om ervoor te zorgen dat hij zijn functie als voorzitter of vicevoorzitter kan vervullen.
6. Indien de voorzitter of vicevoorzitter niet langer voldoet aan de voorwaarden voor de uitvoering van zijn taken, kan hij door het college worden ontslagen op voorstel van een derde van de leden. Het besluit moet worden aangenomen met een meerderheid van twee derde van de leden van het college, de betrokken voorzitter of vicevoorzitter niet inbegrepen.
7. Wanneer een nationaal lid tot voorzitter van Eurojust wordt verkozen, mag de betrokken lidstaat een andere voldoende gekwalificeerde persoon afvaardigen om het nationale bureau te versterken gedurende het mandaat van dat nationaal lid als voorzitter.
Als een lidstaat besluit een dergelijk persoon af te vaardigen, heeft hij het recht een vergoeding aan te vragen overeenkomstig artikel 12.
Artikel 12
Vergoedingsregeling voor de verkiezing tot voorzitter
1. Uiterlijk op 12 december 2019 stelt de Raad op voorstel van de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen een vergoedingsregeling vast voor de toepassing van artikel 11, lid 7, ten gunste van lidstaten waarvan het nationale lid tot voorzitter wordt verkozen.
2. De vergoeding staat ter beschikking van eender welke lidstaat indien:
a) |
zijn nationale lid tot voorzitter is verkozen, en |
b) |
de lidstaat het college om vergoeding verzoekt en de noodzaak om zijn nationaal bureau op grond van de toegenomen werklast te versterken, motiveert. |
3. De vergoeding is gelijk aan 50 % van het nationale salaris van de gedetacheerde persoon. Kosten van levensonderhoud en daarmee gepaard gaande kosten worden op vergelijkbare wijze vergoed als die van Unieambtenaren of andere naar het buitenland gedetacheerde ambtenaren.
4. Het kosten van het vergoedingsregeling komen ten laste van de begroting van Eurojust.
Artikel 13
Vergaderingen van het college
1. De voorzitter roept de vergaderingen van het college bijeen.
2. Het college houdt ten minste één vergadering per maand. Daarnaast komt het college bijeen op initiatief van de voorzitter, op verzoek van de Commissie om de administratieve taken van het college te bespreken, of op verzoek van ten minste één derde van zijn leden.
3. Eurojust stuurt het EOM de agenda’s van de vergaderingen van het college wanneer er onderwerpen worden besproken die van belang zijn voor de uitoefening van de taken van het EOM. Eurojust nodigt het EOM uit om zonder stemrecht deel te nemen aan deze vergaderingen.
Wanneer het EOM voor een vergadering van het college wordt uitgenodigd, stelt Eurojust de relevante ondersteunende documenten ter beschikking van het EOM.
Artikel 14
Stemprocedure van het college
1. Tenzij anders is bepaald en indien geen consensus kan worden bereikt, stelt het college zijn besluiten vast bij meerderheid van zijn leden.
2. Elk lid heeft één stem. Bij afwezigheid van een stemgerechtigd lid kan de adjunct het stemrecht uitoefenen onder de in artikel 7, lid 7, gestelde voorwaarden. Bij afwezigheid van de adjunct kan de medewerker het stemrecht uitoefenen onder de in artikel 7, lid 7, gestelde voorwaarden.
Artikel 15
Jaarlijkse en meerjarige programmering
1. Uiterlijk op 30 november van elk jaar stelt het college een programmeringsdocument vast met de jaarlijkse en meerjarige programmering op basis van een door de administratief directeur opgesteld ontwerp, rekening houdend met het advies van de Commissie. Het college stuurt het programmeringsdocument door aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en het EOM. Het programmeringsdocument wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene Uniebegroting en wordt indien nodig dienovereenkomstig aangepast.
2. Het jaarlijkse werkprogramma omvat een gedetailleerde beschrijving van de doelstellingen en de beoogde resultaten, inclusief prestatie-indicatoren om. Het bevat ook een beschrijving van de te financieren activiteiten en een indicatie van de financiële en personele middelen die aan iedere activiteit worden toegewezen, overeenkomstig de beginselen die gelden voor activiteitgestuurde begroting en beheer. Het jaarlijkse werkprogramma moet stroken met het in lid 4 bedoelde meerjarige werkprogramma. Het vermeldt duidelijk welke taken zijn toegevoegd, gewijzigd of geschrapt ten opzichte van het vorige begrotingsjaar.
3. Het college past het vastgestelde jaarlijkse werkprogramma aan wanneer Eurojust een nieuwe taak krijgt toegewezen. Iedere wezenlijke verandering van het jaarlijkse werkprogramma wordt vastgesteld volgens dezelfde procedure als het oorspronkelijke jaarlijkse werkprogramma. Het college kan aan de administratief directeur de bevoegdheid delegeren om niet-wezenlijke veranderingen door te voeren in het jaarlijkse werkprogramma.
4. Het meerjarige werkprogramma omvat de algemene strategische programmering, met inbegrip van doelstellingen, de in artikel 52 bedoelde strategie voor samenwerking met de autoriteiten van derde landen en internationale organisaties, beoogde resultaten en prestatie-indicatoren. Het bevat ook de programmering van de middelen, met inbegrip van de meerjarige begroting en de personele middelen. De programmering van de middelen wordt jaarlijks bijgewerkt. De strategische programmering wordt in voorkomend geval bijgewerkt, met name om rekening te houden met de resultaten van de in artikel 69 bedoelde evaluatie.
AFDELING IV
De raad van bestuur
Artikel 16
Werking van de raad van bestuur
1. Het college wordt bijgestaan door een raad van bestuur. De raad van bestuur is verantwoordelijk voor het nemen van administratieve besluiten om de goede werking van Eurojust te waarborgen. Hij ziet toe op de noodzakelijke voorbereidende werkzaamheden van de administratief directeur met betrekking tot andere administratieve kwesties die ter goedkeuring worden voorgelegd aan het college. Hij is niet betrokken bij de operationele taken van Eurojust als bedoeld in de artikelen 4 en 5.
2. De raad van bestuur kan het college raadplegen bij de uitvoering van zijn taken.
3. De raad van bestuur heeft daarnaast de volgende taken:
a) |
de evaluatie van het in artikel 15 bedoelde programmeringsdocument op basis van het door de administratief directeur opgestelde ontwerp, en het doorsturen daarvan aan het college ter vaststelling; |
b) |
de vaststelling van een fraudebestrijdingsstrategie voor Eurojust op basis van een door de administratief directeur opgesteld ontwerp die in verhouding staat tot de frauderisico’s waarbij rekening wordt gehouden met de kosten- batenverhouding van de uit te voeren maatregelen; |
c) |
de vaststelling van geschikte regels die uitvoering geven aan het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie (het „Statuut van de ambtenaren”) en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie („Regeling voor de andere personeelsleden”), vastgesteld door de Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad (18) overeenkomstig artikel 110 van het Statuut van de ambtenaren; |
d) |
de zorg voor voldoende opvolging van de resultaten en aanbevelingen die voortvloeien uit de interne of externe auditverslagen, beoordelingen en onderzoeken, waaronder die van de EDPS en OLAF; |
e) |
het nemen van besluiten betreffende het opzetten en, waar nodig, het wijzigen van de interne administratieve structuren van Eurojust; |
f) |
de ondersteuning en advisering van de administratief directeur bij de tenuitvoerlegging van de besluiten van het college teneinde het toezicht op het administratief en begrotingsbeheer te versterken, onverminderd de verantwoordelijkheden van de administratief directeur als omschreven in artikel 18; |
g) |
de verrichting van alle bijkomende administratieve taken die hem uit hoofde van artikel 5, lid 4, door het college worden toegewezen; |
h) |
de vaststelling van de financiële regeling die op Eurojust van toepassing is, overeenkomstig artikel 64; |
i) |
de vaststelling overeenkomstig artikel 110 van het Statuut van de ambtenaren, en op grond van artikel 2, lid 1, van het Statuut van de ambtenaren en van artikel 6 van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, van een besluit ter delegatie van de bevoegdheden tot aanstelling aan de administratief directeur en ter bepaling van de voorwaarden voor de schorsing van die bevoegdheidsdelegatie; de administratief directeur mag die bevoegdheden delegeren; |
j) |
de beoordeling van de jaarlijkse begroting van Eurojust voorafgaand aan de vaststelling ervan door het college; |
k) |
de beoordeling van het jaarlijkse verslag over de activiteiten van Eurojust en het doorsturen daarvan stuurt naar het college ter vaststelling; |
l) |
de benoeming van een rekenplichtige en een functionaris voor gegevensbescherming, die functioneel onafhankelijk zijn bij de uitvoering van hun taken; |
4. De raad van bestuur is samengesteld uit de voorzitter en de vicevoorzitters van Eurojust, één vertegenwoordiger van de Commissie en twee andere leden van het college die overeenkomstig het reglement van orde van Eurojust op basis van een toerbeurtsysteem voor twee jaar worden benoemd. De administratief directeur woont de vergaderingen van de raad van bestuur bij, maar heeft geen stemrecht.
5. De voorzitter van Eurojust is de voorzitter van de raad van bestuur. De raad van bestuur besluit bij meerderheid van zijn leden. Elk lid heeft één stem. Bij staking van stemmen heeft de voorzitter van Eurojust de beslissende stem.
6. De ambtstermijn van de leden van de raad van bestuur eindigt wanneer hun mandaat als nationaal lid, voorzitter of vicevoorzitter eindigt.
7. De raad van bestuur komt ten minste één keer per maand bijeen. Daarnaast komt de raad bijeen op initiatief van zijn voorzitter of op verzoek van de Commissie of van ten minste twee van zijn andere leden.
8. Eurojust stuurt het EOM de agenda van de vergaderingen van de raad van bestuur en overlegt met het EOM over de noodzaak om aan deze vergaderingen deel te nemen. Eurojust nodigt het EOM uit om, zonder stemrecht, deel te nemen aan vergaderingen waarin kwesties worden besproken die relevant zijn voor de werking van het EOM.
Wanneer het EOM voor een vergadering van de raad van bestuur wordt uitgenodigd, stelt Eurojust de relevante ondersteunende documenten ter beschikking van het EOM.
AFDELING V
De administratief directeur
Artikel 17
Statuut van de administratief directeur
1. De administratief directeur wordt aangesteld als tijdelijk functionaris van Eurojust op grond van artikel 2, onder a), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden.
2. De administratief directeur wordt, na een open en transparante selectieprocedure overeenkomstig het reglement van orde van Eurojust door het college benoemd uit een lijst van door de raad van bestuur voorgedragen kandidaten. Voor het sluiten van de arbeidsovereenkomst met de administratief directeur wordt Eurojust vertegenwoordigd door de voorzitter van Eurojust.
3. De ambtstermijn van de administratief directeur bedraagt vier jaar. Aan het eind van deze termijn maakt de raad van bestuur een beoordeling waarin rekening wordt gehouden met een evaluatie van de prestaties van de administratief directeur.
4. Op grond van een voorstel van de raad van bestuur, waarin rekening wordt gehouden met de in lid 3 bedoelde beoordeling, kan het college de ambtstermijn van de administratief directeur eenmaal en voor ten hoogste vier jaar verlengen.
5. Een administratief directeur wiens ambtstermijn is verlengd, is aan het eind van de volledige termijn uitgesloten van een andere selectieprocedure voor dezelfde functie.
6. De administratief directeur legt verantwoording af aan het college.
7. De administratief directeur kan uitsluitend uit zijn functie worden ontheven bij besluit van het college op voorstel van de raad van bestuur.
Artikel 18
Verantwoordelijkheden van de administratief directeur
1. Voor administratieve doeleinden wordt Eurojust geleid door zijn administratief directeur.
2. Onverminderd de bevoegdheden van het college of de raad van bestuur, voert de administratief directeur zijn taken op onafhankelijke wijze uit, zonder instructies te vragen aan of te ontvangen van regeringen of andere organen.
3. De administratief directeur is de wettelijke vertegenwoordiger van Eurojust.
4. De administratief directeur is verantwoordelijk voor de uitvoering van de aan Eurojust toegekende administratieve taken, en met name voor:
a) |
het dagelijks bestuur van Eurojust en het personeelsbeheer; |
b) |
de uitvoering van de besluiten van het college en de raad van bestuur; |
c) |
de opstelling van het in artikel 15 bedoelde programmeringsdocument en het voorleggen daarvan ter beoordeling aan de raad van bestuur; |
d) |
de uitvoering van het in artikel 15 bedoelde programmeringsdocument en de verslaglegging over die uitvoering aan de raad van bestuur en het college; |
e) |
de opstelling van het jaarverslag van de activiteiten van Eurojust en het voorleggen daarvan ter beoordeling aan de raad van bestuur en ter vaststelling aan het college; |
f) |
de opstelling van een actieplan voor de opvolging van conclusies van interne of externe auditverslagen, beoordelingen en onderzoeken, waaronder die van de EDPS en OLAF, en de halfjaarlijkse verslaglegging over de voortgang aan het college, de raad van bestuur, de Commissie en de EDPS; |
g) |
de opstelling van een fraudebestrijdingsstrategie voor Eurojust en het ter vaststelling voorleggen daarvan aan de raad van bestuur; |
h) |
de opstelling van een ontwerp van de financiële regels die op Eurojust van toepassing zijn; |
i) |
de opstelling van de ontwerpraming van ontvangsten en uitgaven van Eurojust, en de uitvoering van zijn begroting; |
j) |
de uitoefening, met betrekking tot het personeel van Eurojust, van de bevoegdheden die krachtens het Statuut van de ambtenaren zijn verleend aan de aanstellingsautoriteit en die krachtens de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden zijn verleend aan het bevoegde gezag tot het sluiten van overeenkomsten voor de aanstelling van andere personeelsleden („de bevoegdheden van de aanstellingsautoriteit”); |
k) |
het waarborgen dat de noodzakelijke administratieve steun wordt verleend om de operationele werkzaamheden van Eurojust te faciliteren; |
l) |
het waarborgen dat de voorzitter en vicevoorzitters ondersteund worden bij de vervulling van hun taken; |
m) |
de opstelling van een ontwerpvoorstel voor de jaarlijkse begroting van Eurojust, dat moet worden beoordeeld door de raad van bestuur voordat het door het college wordt vastgesteld. |
HOOFDSTUK III
OPERATIONELE AANGELEGENHEDEN
Artikel 19
Oproepcoördinatiemechanisme
1. Teneinde zijn taken in dringende gevallen te vervullen, beschikt Eurojust over een oproepcoördinatiemechanisme dat te allen tijde aan Eurojust gerichte verzoeken in ontvangst kan nemen en behandelen. Het oproepcoördinatiemechanisme is 24 uur per dag en zeven dagen per week bereikbaar.
2. Het oproepcoördinatiemechanisme doet een beroep op één oproepcoördinatievertegenwoordiger per lidstaat, die het nationale lid zelf of zijn adjunct kan zijn, een medewerker die bevoegd is om het nationale lid te vervangen of een gedetacheerde nationale deskundige. De oproepcoördinatievertegenwoordiger is 24 uur per dag en zeven dagen per week inzetbaar.
3. De oproepcoördinatievertegenwoordigers handelen onverwijld en efficiënt met betrekking tot de uitvoering van een verzoek in hun lidstaat.
Artikel 20
Nationaal coördinatiesysteem voor Eurojust
1. Elke lidstaat wijst één of meer nationale correspondenten voor Eurojust aan.
2. Alle door de lidstaten op grond van lid 1 aangewezen nationale correspondenten beschikken over de voor hen nodige deskundigheid en ervaring om hun taken uit te oefenen.
3. Elke lidstaat zet een nationaal coördinatiesysteem voor Eurojustop om te zorgen voor de coördinatie van de werkzaamheden verricht door:
a) |
de nationale correspondenten voor Eurojust; |
b) |
nationale correspondenten voor aangelegenheden die verband houden met de bevoegdheid van het EOM; |
c) |
de nationale correspondent voor Eurojust voor terrorismebestrijding; |
d) |
de nationale correspondent voor het Europees justitieel netwerk in strafzaken en ten hoogste drie andere contactpunten van het Europees justitieel netwerk; |
e) |
nationale leden of contactpunten van het netwerk voor gemeenschappelijke onderzoeksteams en nationale leden of contactpunten van de netwerken die zijn opgezet bij Besluiten 2002/494/JBZ, 2007/845/JBZ en 2008/852/JBZ; |
f) |
in voorkomend geval, elke andere relevante justitiële autoriteit. |
4. De in de leden 1 en 3 bedoelde personen behouden de positie en het statuut waarover zij krachtens het nationale recht beschikken, zonder dat dit significante gevolgen heeft voor de uitvoering van hun taken uit hoofde van deze verordening.
5. De nationale correspondenten voor Eurojust zijn verantwoordelijk voor de werking van hun nationaal coördinatiesysteem voor Eurojust. Wanneer er meerdere correspondenten voor Eurojust zijn benoemd, is een van hen verantwoordelijk voor de werking van hun nationaal coördinatiesysteem voor Eurojust.
6. De nationale leden van Eurojust worden geïnformeerd over alle vergaderingen van hun nationaal coördinatiesysteem voor Eurojust waar aangelegenheden in verband met zaken worden besproken. De nationale leden kunnen dergelijke vergaderingen zo nodig bijwonen.
7. Elk nationaal coördinatiesysteem voor Eurojust faciliteert de uitvoering van de taken van Eurojust in de betrokken lidstaat, met name door:
a) |
ervoor te zorgen dat het in artikel 23 bedoelde casemanagementsysteem op efficiënte en betrouwbare wijze gegevens in verband met de betrokken lidstaat ontvangt; |
b) |
te helpen bepalen of een verzoek met bijstand van Eurojust of van het Europees justitieel netwerk moet worden behandeld; |
c) |
het nationale lid te helpen bepalen welke autoriteiten bevoegd zijn voor de tenuitvoerlegging van verzoeken en besluiten inzake justitiële samenwerking, waaronder de verzoeken en besluiten die zijn gebaseerd op instrumenten waarmee uitvoering wordt gegeven aan het beginsel van wederzijdse erkenning; |
d) |
nauwe betrekkingen te onderhouden met de nationale Europol-eenheid, met andere contactpunten van het Europees justitieel netwerk en met andere bevoegde nationale autoriteiten. |
8. Voor de verwezenlijking van de in lid 7 bedoelde doelstellingen worden de in lid 1 en in lid 3, onder a), b) en c), bedoelde personen op het casemanagementsysteem aangesloten en kunnen de in lid 3, onder d) en e), bedoelde personen of autoriteiten hierop worden aangesloten overeenkomstig dit artikel en de artikelen 23, 24, 25 en 34. De kosten van aansluiting op het casemanagementsysteem komen ten laste van de algemene begroting van de Unie.
9. Het opzetten van het nationaal coördinatiesysteem voor Eurojust en de aanwijzing van nationale correspondenten staat niet in de weg aan rechtstreekse contacten tussen het nationale lid en de bevoegde autoriteiten van zijn lidstaat.
Artikel 21
Informatie-uitwisseling met de lidstaten en tussen nationale leden
1. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten wisselen met Eurojust alle informatie uit die nodig is voor de uitvoering van zijn taken overeenkomstig de artikelen 2 en 4 en de toepasselijke gegevensbeschermingsbepalingen. Daarbij gaat het ten minste om de in de leden 4, 5 en 6 van dit artikel bedoelde informatie.
2. De doorgifte van informatie aan Eurojust wordt alleen als een verzoek om bijstand van Eurojust opgevat indien een bevoegde autoriteit dat in het betrokken geval specifiek vermeldt.
3. De nationale leden wisselen, zonder voorafgaande toestemming, onderling of met hun bevoegde nationale autoriteiten alle voor de uitvoering van de taken van Eurojust noodzakelijke informatie uit. Meer bepaald brengen de bevoegde nationale autoriteiten hun nationale leden onverwijld op de hoogte van een hen betreffende zaak.
4. De bevoegde nationale autoriteiten brengen hun nationale leden op de hoogte van het instellen van gemeenschappelijke onderzoeksteams en van de resultaten van dergelijke teams.
5. De bevoegde nationale autoriteiten stellen hun nationale leden zonder nodeloze vertraging in kennis van elke zaak waarbij ten minste drie lidstaten betrokken zijn, waarin verzoeken of besluiten inzake justitiële samenwerking, waaronder verzoeken en besluiten die gebaseerd zijn op instrumenten waarmee uitvoering wordt gegeven aan het beginsel van wederzijdse erkenning, aan ten minste twee lidstaten zijn toegezonden, en waarbij één van de volgende situaties van toepassing is:
a) |
het betrokken strafbare feit wordt in de verzoekende of de uitvaardigende lidstaat strafbaar gesteld met een vrijheidsstraf of een vrijheidsbenemende maatregel met een maximumduur van ten minste vijf of zes jaar, naargelang de beslissing van de betrokken lidstaat, en is opgenomen in de onderstaande lijst:
|
b) |
er zijn concrete aanwijzingen van betrokkenheid van een criminele organisatie; |
c) |
er zijn aanwijzingen dat de zaak een ernstige grensoverschrijdende dimensie kan hebben of ernstige gevolgen kan hebben op het niveau van de Unie, of gevolgen kan hebben voor andere dan de rechtstreeks betrokken lidstaten. |
6. De bevoegde nationale autoriteiten stellen hun nationale leden in kennis van:
a) |
zaken waarin jurisdictiegeschillen zijn ontstaan of kunnen ontstaan; |
b) |
gecontroleerde afleveringen waarbij ten minste drie landen betrokken zijn, waaronder ten minste twee lidstaten; |
c) |
herhaalde problemen met of weigeringen van het tenuitvoerlegging van verzoeken of besluiten inzake justitiële samenwerking, waaronder verzoeken en besluiten die gebaseerd zijn op instrumenten waarmee uitvoering wordt gegeven aan het beginsel van wederzijdse erkenning. |
7. De bevoegde nationale autoriteiten zijn niet verplicht om in afzonderlijke gevallen informatie te verstrekken indien daardoor wezenlijke nationale veiligheidsbelangen zouden worden geschaad of de veiligheid van een persoon in gevaar zou worden gebracht.
8. Dit artikel doet geen afbreuk aan in bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen tussen lidstaten en derde landen gestelde voorwaarden, met inbegrip van door derde landen gestelde voorwaarden betreffende het gebruik van informatie nadat deze verstrekt is.
9. Dit artikel laat andere verplichtingen inzake overdracht van gegevens aan Eurojust, waaronder die welke voortvloeien uit Besluit 2005/671/JBZ van de Raad (19), onverlet.
10. De in dit artikel bedoelde informatie wordt op gestructureerde en de door Eurojust bepaalde wijze verstrekt. De bevoegde nationale autoriteit hoeft deze informatie niet te verstrekken indien deze reeds overeenkomstig andere bepalingen van deze verordening aan Eurojust is doorgegeven.
Artikel 22
Door Eurojust aan de bevoegde nationale autoriteiten verstrekte gegevens
1. Eurojust verstrekt de bevoegde nationale autoriteiten onverwijld informatie over de resultaten van informatieverwerking, onder meer over het bestaan van verbanden met reeds in het casemanagementsysteem opgenomen zaken. Die informatie kan persoonsgegevens omvatten.
2. Wanneer een bevoegde nationale autoriteit Eurojust verzoekt om binnen een bepaalde termijn informatie te verstrekken, verstrekt Eurojust die informatie binnen die termijn.
Artikel 23
Casemanagementsysteem, register en tijdelijke werkbestanden
1. Eurojust zet een casemanagementsysteem op dat bestaat uit tijdelijke werkbestanden en een register van de in bijlage II genoemde persoonsgegevens en niet-persoonsgebonden gegevens.
2. Het doel van het casemanagementsysteem is:
a) |
het ondersteunen van het beheer en de coördinatie van onderzoeken en vervolgingen waaraan Eurojust bijstand verleent, met name door informatie te vergelijken; |
b) |
het vergemakkelijken van de toegang tot informatie over lopende onderzoeken en vervolgingen; |
c) |
het vergemakkelijken van het toezicht op de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens door Eurojust en op de naleving van de toepasselijke gegevensbeschermingsbepalingen. |
3. Het casemanagementsysteem kan worden verbonden met de beveiligde telecommunicatieverbinding als bedoeld in artikel 9 van Besluit 2008/976/JBZ (20).
4. Het register bevat verwijzingen naar de tijdelijke werkbestanden die in het kader van Eurojust worden aangemaakt en mag geen andere persoonsgegevens bevatten dan die welke zijn genoemd in punt 1, onder a) tot en met i), k) en m), en in punt 2 van bijlage II.
5. Bij uitvoering van hun taken mogen de nationale leden gegevens betreffende de individuele zaken die zij in behandeling hebben, verwerken in een tijdelijk werkbestand. Zij bieden de functionaris voor gegevensbescherming toegang tot de tijdelijke werkbestanden. Telkens wanneer een nieuw tijdelijk werkbestand met persoonsgegevens wordt aangemaakt, stelt het betrokken nationale lid de functionaris voor gegevensbescherming daarvan in kennis.
6. Voor de verwerking van operationele persoonsgegevens mag Eurojust geen ander geautomatiseerd bestand aanmaken dan het casemanagementsysteem. Het nationale lid kan persoonsgegevens echter tijdelijk opslaan en analyseren om na te gaan of die gegevens van belang zijn voor de uitvoering van de taken van Eurojust en of zij in het casemanagementsysteem kunnen worden opgenomen. Die gegevens mogen ten hoogste drie maanden worden bewaard.
Artikel 24
Werking van de tijdelijke werkbestanden en van het register
1. Het betrokken nationale lid maakt voor iedere zaak waarover hij informatie krijgt verstrekt een tijdelijk werkbestand aan voor zover deze informatieverstrekking in overeenstemming is met deze verordening of met andere toepasselijke rechtsinstrumenten. Het nationale lid is verantwoordelijk voor het beheer van de door hem aangemaakte tijdelijke werkbestanden.
2. Het nationale lid dat een tijdelijk werkbestand heeft aangemaakt, besluit per geval om de toegang tot het tijdelijk werkbestand beperkt te houden dan wel om de toegang tot dit bestand of tot delen ervan te verlenen aan andere nationale leden, aan gemachtigde personeelsleden van Eurojust of aan eenieder die namens Eurojust werkt en van de administratief directeur de vereiste machtiging heeft verkregen.
3. Het nationale lid dat een tijdelijk werkbestand heeft aangemaakt, besluit welke informatie betreffende dat tijdelijke werkbestand overeenkomstig artikel 23, lid 4, in het register wordt opgenomen.
Artikel 25
Toegang tot het casemanagementsysteem op nationaal niveau
1. De in artikel 20, lid 3, bedoelde personen, voor zover zij op het casemanagementsysteem zijn aangesloten, mogen alleen toegang hebben tot:
a) |
het register, tenzij het nationale lid dat besloten heeft de gegevens in het register op te nemen, die toegang uitdrukkelijk heeft geweigerd; |
b) |
door het nationale lid van hun lidstaat aangemaakte tijdelijke werkbestanden; |
c) |
door nationale leden van andere lidstaten aangemaakte tijdelijke werkbestanden waartoe het nationale lid van hun lidstaat toegang heeft gekregen, tenzij het nationale lid dat het tijdelijke werkbestand heeft aangemaakt deze toegang uitdrukkelijk heeft geweigerd. |
2. Het nationale lid besluit, binnen de in lid 1 van dit artikel bepaalde grenzen, over de mate waarin in zijn lidstaat toegang tot de tijdelijke werkbestanden wordt verleend aan de in artikel 20, lid 3, bedoelde personen, voor zover die op het casemanagementsysteem zijn aangesloten.
3. Elke lidstaat besluit na overleg met zijn nationale lid over de mate waarin in die lidstaat toegang tot het register wordt verleend aan de in artikel 20, lid 3, bedoelde personen, voor zover die op het casemanagementsysteem zijn aangesloten. De lidstaten stellen Eurojust en de Commissie in kennis van hun besluit met betrekking tot de toepassing van dit lid. De Commissie stelt de andere lidstaten daarvan in kennis.
4. Personen aan wie overeenkomstig lid 2 toegang is verleend, hebben ten minste toegang tot het register voor zover dat noodzakelijk is voor de toegang tot de tijdelijke werkbestanden waartoe hun toegang is verleend.
HOOFDSTUK IV
INFORMATIEVERWERKING
Artikel 26
Verwerking van persoonsgegevens door Eurojust
1. Deze verordening en artikel 3 en hoofdstuk IX van Verordening (EU) 2018/1725 zijn van toepassing op de verwerking van operationele persoonsgegevens door Eurojust. Verordening (EU) 2018/1725 is van toepassing op de verwerking van door Eurojust verwerkte administratieve persoonsgegevens, met uitzondering van hoofdstuk IX van die verordening.
2. De verwijzingen naar de „toepasselijke gegevensbeschermingsbepalingen” in deze verordening worden beschouwd als verwijzingen naar de gegevensbeschermingsbepalingen zoals vastgesteld in deze verordening en in Verordening (EU) 2018/1725.
3. De gegevensbeschermingsbepalingen inzake de verwerking van operationele persoonsgegevens van deze verordening worden beschouwd als specifieke gegevensbeschermingsbepalingen ten opzichte van de algemene bepalingen van artikel 3 en hoofdstuk IX van Verordening (EU) 2018/1725.
4. Eurojust stelt in de gegevensbeschermingsbepalingen van zijn reglement van orde de termijnen voor het bewaren van administratieve persoonsgegevens vast.
Artikel 27
Verwerking van operationele persoonsgegevens
1. Voor zover noodzakelijk voor het vervullen van zijn taken kan Eurojust in het kader van zijn bevoegdheid en om zijn operationele taken uit te voeren, overeenkomstig deze verordening uitsluitend de onder punt 1 van bijlage II bedoelde operationele persoonsgegevens verwerken, langs geautomatiseerde weg of in gestructureerde manuele bestanden, van personen die op grond van het nationale recht van de betrokken lidstaten worden aangemerkt als personen ten aanzien van wie gegronde vermoedens bestaan dat zij een strafbaar feit hebben gepleegd of zullen plegen ten aanzien waarvan Eurojust bevoegd is, of die voor een dergelijk feit veroordeeld zijn.
2. Eurojust mag uitsluitend de onder punt 2 van bijlage II bedoelde operationele persoonsgegevens verwerken van personen die op grond van het nationale recht van de betrokken lidstaten worden beschouwd als slachtoffers of andere personen die bij een strafbaar feit betrokken zijn, zoals personen die als getuige kunnen worden opgeroepen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek of strafrechtelijke vervolging inzake een of meer van de in artikel 3 bedoelde vormen van criminaliteit en strafbare feiten, personen die informatie kunnen verstrekken over strafbare feiten, of personen die contact hebben of banden onderhouden met een in lid 1 bedoelde persoon. Dergelijke operationele persoonsgegevens mogen alleen worden verwerkt indien dit noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de taken van Eurojust, in het kader van zijn bevoegdheden en om zijn operationele taken uit te voeren.
3. In uitzonderlijke gevallen kan Eurojust voor een bepaalde periode, die niet langer duurt dan nodig is voor het sluiten van de zaak in verband waarmee de gegevens worden verwerkt, ook andere dan de in de bijlage II bedoelde operationele persoonsgegevens verwerken die betrekking hebben op de omstandigheden van een strafbaar feit, wanneer dergelijke gegevens van onmiddellijk belang zijn voor en deel uitmaken van lopende onderzoeken die Eurojust coördineert of helpt coördineren en indien de verwerking noodzakelijk is voor de in lid 1 genoemde doeleinden. De in artikel 36 bedoelde functionaris voor gegevensbescherming wordt onmiddellijk op de hoogte gebracht wanneer dergelijke operationele persoonsgegevens worden verwerkt en wordt in kennis gesteld van de specifieke omstandigheden die de noodzaak van de verwerking van die operationele persoonsgegevens rechtvaardigen. Wanneer die andere gegevens betrekking hebben op getuigen of slachtoffers in de zin van lid 2 van dit artikel wordt het besluit tot verwerking door de betrokken nationale leden gezamenlijk genomen.
4. Eurojust kan bijzondere categorieën operationele persoonsgegevens verwerken overeenkomstig artikel 76 van Verordening (EU) 2018/1725 . Deze gegevens mogen niet worden verwerkt in het in artikel 23, lid 4, van deze verordening bedoelde register. Wanneer die andere gegevens betrekking hebben op getuigen of slachtoffers in de zin van lid 2 van dit artikel wordt het besluit tot verwerking door de betrokken nationale leden genomen.
Artikel 28
Verwerking onder gezag van Eurojust of de verwerker
De verwerker en eenieder die onder het gezag van Eurojust of van de verwerker handelt en toegang heeft tot operationele persoonsgegevens, verwerkt deze uitsluitend in opdracht van Eurojust, tenzij hij volgens het Unierecht of het recht van een lidstaat tot de verwerking gehouden is.
Artikel 29
Bewaartermijnen van operationele persoonsgegevens
1. Eurojust slaat de operationele persoonsgegevens die het verwerkt niet langer op dan noodzakelijk is voor de uitvoering van zijn taken. Onverminderd lid 3 van dit artikel, mogen met name de in artikel 27 bedoelde operationele persoonsgegevens niet langer worden bewaard dan het moment waarop de eerste van de volgende data zich voordoet:
a) |
de datum waarop in alle bij het onderzoek en de vervolgingen betrokken lidstaten de geldende termijn voor verjaring van het recht van strafvordering is verstreken; |
b) |
de datum waarop aan Eurojust wordt meegedeeld dat de betrokkene wordt vrijgesproken en het vonnis kracht van gewijsde hebben gekregen, in welk geval de betrokken lidstaat Eurojust daarvan onverwijld in kennis stelt; |
c) |
drie jaar nadat het vonnis in de laatste van de lidstaten, die betrokken zijn bij het onderzoek of de vervolging, kracht van gewijsde heeft gekregen; |
d) |
de datum waarop Eurojust en de betrokken lidstaten in onderling overleg hebben vastgesteld of zijn overeengekomen dat Eurojust de coördinatie van het onderzoek en de vervolging niet meer hoeft voort te zetten, tenzij er overeenkomstig artikel 21, lid 5 of 6, een verplichting is om deze informatie aan Eurojust te verstrekken; |
e) |
drie jaar na de datum waarop overeenkomstig artikel 21, lid 5 of 6, operationele persoonsgegevens werden verstrekt. |
2. De naleving van de in lid 1 van dit artikel bedoelde bewaartermijnen wordt permanent gecontroleerd door middel van adequate geautomatiseerde verwerking door Eurojust, met name vanaf het moment waarop de zaak door Eurojust wordt afgesloten. Na de invoering van de gegevens wordt ook om de drie jaar nagegaan of de bewaring noodzakelijk is, waarbij de resultaten van een dergelijke beoordeling voor de gehele zaak gelden. Als operationele persoonsgegevens als bedoeld in artikel 27, lid 4, worden bewaard gedurende een periode van meer dan vijf jaar, wordt de EDPS in kennis gesteld.
3. Voordat een van de in lid 1 bedoelde bewaartermijnen verstrijkt, controleert Eurojust of en hoelang het nodig is de operationele persoonsgegevens verder te bewaren teneinde zijn taken te verwezenlijken. Eurojust kan besluiten om de gegevens bij wijze van afwijking tot de volgende controle te bewaren. De redenen voor verdere bewaring worden onderbouwd en geregistreerd. Als er bij de controle niet wordt besloten tot verdere bewaring van de operationele persoonsgegevens, worden deze gegevens automatisch gewist.
4. Wanneer operationele persoonsgegevens overeenkomstig lid 3 langer zijn bewaard dan de in lid 1 bedoelde bewaartermijnen, gaat de EDPS ook om de drie jaar na of de bewaring van die gegevens noodzakelijk is.
5. Wanneer de bewaartermijn van het laatste geautomatiseerde gegeven uit het dossier is verstreken, worden alle stukken van het dossier vernietigd, met uitzondering van de oorspronkelijke stukken die Eurojust van nationale autoriteiten heeft ontvangen en die aan de afzender moeten worden teruggestuurd.
6. Indien Eurojust een onderzoek of vervolgingen heeft gecoördineerd, stellen de betrokken nationale leden elkaar in kennis wanneer zij informatie ontvangen dat de zaak geseponeerd of afgewezen is of dat alle vonnissen in verband met de zaak kracht van gewijsde hebben gekregen.
7. Lid 5 is niet van toepassing indien:
a) |
dit de belangen zou schaden van een betrokkene die moet worden beschermd; in dergelijke gevallen worden de operationele persoonsgegevens uitsluitend gebruikt met uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de betrokkene; |
b) |
de juistheid van de operationele persoonsgegevens wordt betwist door de betrokkene; in dergelijke gevallen is lid 5 van dit artikel niet van toepassing gedurende een periode waarin de lidstaten of Eurojust, in voorkomend geval, de juistheid van dergelijke gegevens kunnen controleren; |
c) |
de operationele persoonsgegevens moeten worden bewaard als bewijsmateriaal of voor de vaststelling, uitoefening of verdediging van een rechtsvordering; |
d) |
de betrokkene zich tegen de wissing van de operationele persoonsgegevens verzet en in plaats daarvan verzoekt om een gebruiksbeperking; of |
e) |
de operationele persoonsgegevens moeten worden gearchiveerd in het algemeen belang of met het oog op statistische doeleinden. |
Artikel 30
Beveiliging van operationele persoonsgegevens
Eurojust en de lidstaten stellen mechanismen vast om ervoor te zorgen dat de in artikel 91 van Verordening (EU) 2018/1725 bedoelde beveiligingsmaatregelen gelden rond alle informatiesystemen.
Artikel 31
Recht van inzage door de betrokkene
1. Elke betrokkene die gebruik wil maken van zijn in artikel 80 van Verordening (EU), 2018/1725 bedoelde recht van inzage van operationele persoonsgegevens die betrekking op hem hebben en die door Eurojust zijn verwerkt, kan daartoe bij Eurojust of de nationale toezichthoudende autoriteit in de lidstaat van zijn keuze een verzoek indienen. Die autoriteit geeft het verzoek onverwijld, en in elk geval binnen een maand na ontvangst ervan door aan Eurojust.
2. Eurojust beantwoordt het verzoek onverwijld, en in elk geval binnen drie maanden na ontvangst.
3. Eurojust raadpleegt de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten alvorens op het verzoek te beslissen. Het door Eurojust genomen besluit betreffende de inzage van gegevens kan enkel worden genomen in nauwe samenwerking met de lidstaten waarvoor de verstrekking van die gegevens van rechtstreeks belang is. Indien een lidstaat bezwaar maakt tegen het door Eurojust voorgestelde besluit, stelt hij Eurojust in kennis van de redenen voor dit bezwaar. Eurojust respecteert een dergelijk bezwaar. De betrokken nationale leden stellen de bevoegde autoriteiten vervolgens in kennis van de inhoud van het besluit van Eurojust.
4. De betrokken nationale leden, behandelen het verzoek en nemen namens Eurojust een besluit. Indien de betrokken nationale leden geen overeenstemming bereiken, verwijzen zij de zaak door naar het college, dat met een tweederdemeerderheid een besluit neemt over het verzoek.
Artikel 32
Beperking van het recht van inzage
In gevallen als bedoeld in artikel 81 van Verordening (EU) 2018/1725 informeert Eurojust de betrokkene na raadpleging van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten overeenkomstig artikel 31, lid 3, van deze verordening.
Artikel 33
Recht op beperking van de verwerking
Onverminderd de in artikel 29, lid 7, van deze verordening bepaalde uitzonderingen, worden de operationele persoonsgegevens, wanneer de verwerking daarvan uit hoofde van artikel 82, lid 3, van Verordening (EU) 2018/1725 is beperkt, enkel verwerkt ter bescherming van de rechten van de betrokkene of een andere natuurlijke of rechtspersoon die partij is bij de procedure waarbij Eurojust partij is, of voor de doeleinden van artikel 82, lid 3, van Verordening (EU) 2018/1725.
Artikel 34
Gemachtigde toegang tot operationele persoonsgegevens binnen Eurojust
Alleen de nationale leden, hun adjuncten, hun medewerkers en gemachtigde gedetacheerde nationale deskundigen, de in artikel 20, lid 3, bedoelde personen voor zover die op het casemanagementsysteem zijn aangesloten en de gemachtigde personeelsleden van Eurojust hebben ter vervulling van de taken van Eurojust en binnen de in de artikelen 23, 24 en 25 gestelde grenzen toegang tot door Eurojust verwerkte operationele persoonsgegevens.
Artikel 35
Registers van categorieën verwerkingsactiviteiten
1. Eurojust houdt een register bij van alle categorieën verwerkingsactiviteiten die onder zijn verantwoordelijkheid plaatsvinden. Dat register bevat alle volgende informatie:
a) |
de contactgegevens van Eurojust en de naam en de contactgegevens van zijn functionaris voor gegevensbescherming; |
b) |
de doeleinden van de verwerking; |
c) |
de beschrijving van de categorieën betrokkenen en van de categorieën operationele persoonsgegevens; |
d) |
de categorieën ontvangers aan wie de operationele persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt, onder meer ontvangers in derde landen of internationale organisaties; |
e) |
indien van toepassing, de doorgiften van operationele persoonsgegevens aan een derde land of een internationale organisatie, met vermelding van de naam van dat derde land of die internationale organisatie; |
f) |
indien mogelijk, de beoogde termijnen waarbinnen de verschillende categorieën van gegevens moeten worden gewist; |
g) |
indien mogelijk, een algemene beschrijving van de technische en organisatorische beveiligingsmaatregelen als bedoeld in artikel 91 van Verordening (EU) 2018/1725 . |
2. Het in lid 1 bedoelde register is in schriftelijke vorm, daaronder begrepen in elektronische vorm, opgesteld.
3. Eurojust stelt het register op verzoek ter beschikking van de EDPS.
Artikel 36
Aanwijzing van de functionaris voor gegevensbescherming
1. De raad van bestuur wijst een functionaris voor gegevensbescherming aan. De functionaris voor gegevensbescherming is een personeelslid dat specifiek voor dit doel wordt benoemd. Bij de uitvoering van zijn taken treedt de functionaris voor gegevensbescherming onafhankelijk op en mag hij geen instructies ontvangen.
2. De functionaris voor gegevensbescherming wordt gekozen op grond van zijn professionele kwaliteiten en, in het bijzonder, zijn deskundigheid op het gebied van de wetgeving en de praktijk inzake gegevensbescherming en zijn vermogen om de in deze verordening, met name in artikel 38, bedoelde taken te vervullen.
3. De keuze van de functionaris voor gegevensbescherming mag niet kunnen leiden tot een belangenconflict tussen zijn taak als functionaris voor gegevensbescherming en andere officiële taken, met name in verband met de toepassing van deze verordening.
4. De functionaris voor gegevensbescherming wordt benoemd voor een termijn van vier jaar en kan worden herbenoemd, maar de totale duur van zijn mandaat mag niet meer dan acht jaar bedragen. De functionaris voor gegevensbescherming kan door de raad van bestuur en uitsluitend met toestemming van de EDPS van zijn functie worden ontheven indien hij niet langer voldoet aan de voorwaarden voor de uitvoering van zijn taken.
5. Eurojust maakt de contactgegevens van de functionaris voor gegevensbescherming bekend en deelt deze mee aan de EDPS.
Artikel 37
Positie van de functionaris voor gegevensbescherming
1. Eurojust zorgt ervoor dat de functionaris voor gegevensbescherming goed en tijdig betrokken wordt bij alle aangelegenheden die verband houden met de bescherming van persoonsgegevens.
2. Eurojust ondersteunt de functionaris voor gegevensbescherming bij de vervulling van de in artikel 38 bedoelde taken door hem de benodigde middelen en het benodigde personeel voor het vervullen van deze taken ter beschikking te stellen en door hem toegang te verschaffen tot persoonsgegevens en verwerkingsactiviteiten, en door het op peil houden van zijn deskundigheid.
3. Eurojust zorgt ervoor dat de functionaris voor gegevensbescherming geen instructies krijgt met betrekking tot de uitvoering van zijn taken. De functionaris voor gegevensbescherming wordt door de raad van bestuur niet ontslagen of gestraft voor de uitvoering van zijn taken. De functionaris voor gegevensbescherming brengt rechtstreeks verslag uit aan het college met betrekking tot de operationele persoonsgegevens en aan de raad van bestuur met betrekking tot de administratieve persoonsgegevens.
4. Betrokkenen kunnen met de functionaris voor gegevensbescherming contact opnemen over alle aangelegenheden die verband houden met de verwerking van hun persoonsgegevens en met de uitoefening van hun rechten uit hoofde van deze verordening en van Verordening (EU) 2018/1725 .
5. De raad van bestuur stelt uitvoeringsbepalingen vast met betrekking tot de functionaris voor gegevensbescherming. Deze uitvoeringsbepalingen hebben met name betrekking op de selectieprocedure voor de positie van functionaris voor gegevensbescherming, zijn ontslag, taken, verplichtingen en bevoegdheden, en waarborgen voor de onafhankelijkheid van de functionaris voor gegevensbescherming.
6. De functionaris voor gegevensbescherming en zijn personeelsleden zijn gebonden door de geheimhoudingsplicht overeenkomstig artikel 72.
7. De functionaris voor gegevensbescherming kan door de verwerkingsverantwoordelijke en de verwerker, het betrokken personeelscomité en elke natuurlijke persoon, zonder de officiële weg te volgen, worden geraadpleegd over elke aangelegenheid betreffende de uitlegging of de toepassing van deze verordening en Verordening (EU) 2018/1725 . Niemand mag nadeel ondervinden van het feit dat hij een zaak onder de aandacht van de bevoegde functionaris voor gegevensbescherming heeft gebracht, waarin een schending wordt gesteld van deze verordening of Verordening (EU) 2018/1725.
8. Na zijn aanwijzing wordt de functionaris voor gegevensbescherming door Eurojust aangemeld bij de EDPS.
Artikel 38
Taken van de functionaris voor gegevensbescherming
1. De functionaris voor gegevensbescherming heeft met name de volgende taken met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens:
a) |
er op onafhankelijke wijze op toezien dat Eurojust de gegevensbeschermingsbepalingen van deze verordening en Verordening (EU) 2018/1725 en de toepasselijke gegevensbeschermingsbepalingen in het reglement van orde van Eurojust naleeft; daaronder valt tevens het toezicht op naleving van deze verordening, van Verordening (EU) 2018/1725, van andere gegevensbeschermingsbepalingen van Unierecht of nationaal recht en van het beleid van Eurojust met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens, met inbegrip van de toewijzing van verantwoordelijkheden, bewustmaking en opleiding van het bij de verwerking betrokken personeel en betreffende audits; |
b) |
Eurojust en het personeel dat persoonsgegevens verwerkt, informeren en adviseren over hun verplichtingen op grond van deze verordening, Verordening (EU) 2018/1725 en andere gegevensbeschermingsbepalingen van Unierecht of nationaal recht; |
c) |
desgevraagd advies verstrekken met betrekking tot de effectbeoordeling van gegevensbescherming en toezien op de uitvoering daarvan op grond van 89 van Verordening (EU) 2018/1725; |
d) |
waarborgen dat de verstrekking en de ontvangst van persoonsgegevens worden bijgehouden overeenkomstig de in het reglement van orde van Eurojust op te nemen bepalingen; |
e) |
samenwerken met de personeelsleden van Eurojust die verantwoordelijk zijn voor procedures, opleiding en advies op het gebied van gegevensverwerking; |
f) |
samenwerken met de EDPS; |
g) |
waarborgen dat de betrokkenen op hun verzoek in kennis worden gesteld van hun rechten uit hoofde van deze verordening en Verordening (EU) 2018/1725; |
h) |
optreden als contactpunt voor de EDPS; inzake met verwerking verband houdende aangelegenheden, met inbegrip van de in artikel 90 van Verordening (EU) 2018/1725 bedoelde voorafgaande raadpleging, en, waar passend, overleg plegen over enige andere aangelegenheid; |
i) |
desgevraagd advies verstrekken met betrekking tot de noodzaak van een melding of mededeling inzake een inbreuk in verband met persoonsgegevens in overeenstemming met de artikelen 92 en 93 van Verordening (EU) 2018/1725; |
j) |
opstellen van een jaarverslag en dit verslag voorleggen aan de raad van bestuur, het college en de EDPS. |
2. De functionaris voor gegevensbescherming vervult de functies die bij Verordening (EU) 2018/1725 met betrekking tot administratieve persoonsgegevens zijn vastgelegd.
3. Voor zover nodig voor de uitvoering van hun taken hebben de functionaris voor gegevensbescherming en de personeelsleden van Eurojust die de functionaris voor gegevensverwerking bijstaan bij de uitvoering van zijn taken, toegang tot de door Eurojust verwerkte persoonsgegevens en tot de gebouwen van Eurojust.
4. Indien de functionaris voor gegevensbescherming van oordeel is dat de bepalingen van Verordening (EU) 2018/1725 met betrekking tot de verwerking van administratieve persoonsgegevens of de bepalingen van deze verordening of van artikel 3 en hoofdstuk IX van Verordening (EU) 2018/1725 met betrekking tot de verwerking van operationele persoonsgegevens niet worden nageleefd, stelt hij de raad van bestuur hiervan in kennis, met het verzoek deze situatie van niet-naleving binnen een bepaalde termijn op te lossen. Indien de raad van bestuur deze situatie van niet-naleving niet binnen de gestelde termijn oplost, legt de functionaris voor gegevensbescherming de zaak voor aan de EDPS.
Artikel 39
Melding van een inbreuk in verband met persoonsgegevens aan de betrokken autoriteiten
1. In het geval van een inbreuk in verband met persoonsgegevens meldt Eurojust die inbreuk onverwijld aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten.
2. De in lid 1 bedoelde melding bevat ten minste:
a) |
een omschrijving van de aard van de inbreuk in verband met persoonsgegevens, waar mogelijk en passend de categorieën en het aantal betrokkenen in kwestie, alsook de categorieën en het aantal gegevensbestanden in kwestie; |
b) |
de waarschijnlijke gevolgen van de inbreuk in verband met persoonsgegevens; |
c) |
een omschrijving van de maatregelen die Eurojust heeft voorgesteld of genomen om de inbreuk in verband met persoonsgegevens aan te pakken; en |
d) |
waar passend, aanbevelingen voor maatregelen om de mogelijke nadelige gevolgen van de inbreuk in verband met persoonsgegevens te beperken. |
Artikel 40
Toezicht door de EDPS
1. De EDPS is belast met het toezicht op en het verzekeren van de toepassing van de bepalingen van deze verordening en Verordening (EU) 2018/1725 betreffende de bescherming van de grondrechten en de fundamentele vrijheden van natuurlijke personen in verband met de verwerking van operationele persoonsgegevens door Eurojust, alsmede voor het verstrekken van advies aan Eurojust en aan de betrokkenen inzake de verwerking van operationele persoonsgegevens. Daartoe vervult de EDPS de bij lid 2 van dit artikel opgedragen taken, oefent hij de bij lid 3 van dit artikel verleende bevoegdheden uit en werkt hij overeenkomstig artikel 42 samen met de nationale toezichthoudende autoriteiten.
2. De EDPS is op grond van deze verordening en Verordening (EU) 2018/1725 belast met de volgende taken:
a) |
het kennisnemen en onderzoeken van klachten, en de mededeling van het resultaat aan de betrokkene binnen een redelijke termijn; |
b) |
het instellen op eigen initiatief of op basis van klachten van onderzoeken, en het in kennis stellen van de betrokkenen binnen een redelijke termijn; |
c) |
het toezien op en zorgen voor de toepassing door Eurojust van de bepalingen van deze verordening en Verordening (EU) 2018/1725 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van operationele persoonsgegevens; |
d) |
de advisering van Eurojust op eigen initiatief of naar aanleiding van een raadpleging over alles wat de verwerking van operationele persoonsgegevens betreft, met name voordat Eurojust interne regels opstelt betreffende de bescherming van grondrechten en fundamentele vrijheden bij de verwerking van operationele persoonsgegevens. |
3. De EDPS kan ingevolge deze verordening en Verordening (EU) 2018/1725 met inachtneming van de gevolgen voor door lidstaten uitgevoerde onderzoeken en vervolgingen:
a) |
betrokkenen adviseren bij de uitoefening van hun rechten; |
b) |
een zaak voorleggen aan Eurojust in het geval van een vermeende inbreuk op de bepalingen betreffende de verwerking van operationele persoonsgegevens en in voorkomend geval voorstellen doen om de inbreuk ongedaan te maken en de betrokkenen beter te beschermen; |
c) |
Eurojust raadplegen wanneer verzoeken om uitoefening van bepaalde rechten in verband met operationele persoonsgegevens in strijd met artikel 31, 32 of 33 van deze verordening dan wel de artikelen 77 tot en met 82 of artikel 84 van Verordening (EU) 2018/1725 zijn afgewezen; |
d) |
Eurojust waarschuwen; |
e) |
Eurojust belasten met de verbetering, beperking of wissing van operationele persoonsgegevens die door Eurojust in strijd met de bepalingen betreffende de verwerking van operationele persoonsgegevens zijn verwerkt en derden, aan wie dergelijke gegevens openbaar zijn gemaakt, daarvan in kennis stellen, op voorwaarde dat dit niet interfereert met de in artikel 2 van deze verordening bepaalde taken van Eurojust; |
f) |
de zaak aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (het „Hof”) voorleggen overeenkomstig de in het VWEU vastgestelde voorwaarden; |
g) |
tussenkomen in procedures die bij het Hof aanhangig zijn gemaakt. |
4. De EDPS heeft, voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van zijn taken, toegang tot de door Eurojust verwerkte operationele persoonsgegevens en tot de gebouwen van Eurojust.
5. De EDPS stelt een jaarverslag op over zijn controleactiviteiten met betrekking tot Eurojust. Dat verslag maakt deel uit van het in artikel 60 van Verordening (EU) 2018/1725 bedoelde jaarverslag van de EDPS. De nationale toezichthoudende autoriteiten wordt verzocht opmerkingen te formuleren over dit verslag, voordat het onderdeel wordt van het in artikel 60 van Verordening (EU) 2018/1725 bedoelde jaarverslag van de EDPS. De EDPS houdt zo veel mogelijk rekening met de opmerkingen van de nationale toezichthoudende autoriteiten en maakt er in ieder geval melding van in het jaarverslag.
6. Op verzoek van de EDPS werkt Eurojust bij de uitvoering van zijn taken samen met de EDPS.
Artikel 41
Beroepsgeheim van de EDPS
1. Ten aanzien van de vertrouwelijke informatie die hun bij de vervulling van officiële taken ter kennis is gekomen, geldt voor de EDPS en zijn personeel zowel tijdens de uitoefening van hun ambt als daarna het beroepsgeheim.
2. De EDPS houdt bij de uitoefening van zijn toezichtsbevoegdheden zo veel mogelijk rekening met het geheim van gerechtelijke onderzoeken en strafrechtelijke procedures, overeenkomstig het Unierecht of het recht van de lidstaten.
Artikel 42
Samenwerking tussen de EDPS en de nationale toezichthoudende autoriteiten
1. De EDPS werkt nauw samen met de nationale toezichthoudende autoriteiten bij specifieke kwesties waarvoor nationale betrokkenheid vereist is, met name in het geval dat de EDPS of een nationale toezichthoudende autoriteit grote verschillen tussen praktijken van de lidstaten of een potentieel onrechtmatige gegevensoverdracht via de kanalen van Eurojust constateert, dan wel in de context van vragen van een of meer nationale toezichthoudende autoriteiten over de uitvoering en de uitlegging van deze verordening.
2. In de in lid 1 bedoelde gevallen wordt overeenkomstig artikel 62 van Verordening (EU) 2018/1725 gezorgd voor gecoördineerd toezicht.
3. De EDPS houdt de nationale toezichthoudende autoriteiten ten volle op de hoogte van alle aangelegenheden die hen rechtstreeks of anderszins raken. De EDPS informeert nationale toezichthoudende autoriteiten over specifieke aangelegenheden op verzoek van één of meer van hen.
4. In zaken in verband met gegevens die afkomstig zijn van een of meer lidstaten, met name in de in artikel 43, lid 3, bedoelde gevallen, raadpleegt de EDPS de betrokken nationale toezichthoudende autoriteiten. De EDPS neemt pas een besluit over verdere maatregelen nadat de nationale toezichthoudende autoriteiten hem binnen een door de EDPS gestelde termijn hun standpunt kenbaar hebben gemaakt. Die termijn bedraagt niet minder dan één en niet meer dan drie maanden. De EDPS houdt zorgvuldig rekening met het standpunt van de betrokken nationale toezichthoudende autoriteiten. Indien de EDPS van plan is hun standpunt niet te volgen, laat hij hun dat met opgave van redenen weten, en legt hij de zaak voor aan het Europees comité voor gegevensbescherming.
In gevallen die de EDPS uiterst dringend acht, kan hij besluiten onmiddellijk actie te ondernemen. In dergelijke gevallen brengt de EDPS de nationale toezichthoudende autoriteiten onmiddellijk op de hoogte en onderbouwt hij de dringende aard van de situatie en rechtvaardigt hij de door hem ondernomen actie.
5. De nationale toezichthoudende autoriteiten houden de EDPS op de hoogte van alle stappen die zij nemen in verband met de overdracht, de opvraging of andere verstrekking van operationele persoonsgegevens uit hoofde van deze verordening door de lidstaten.
Artikel 43
Recht om een klacht aangaande operationele persoonsgegevens in te dienen bij de EDPS
1. Elke betrokkene heeft het recht om een klacht in te dienen bij de EDPS, indien hij van oordeel is dat de verwerking van zijn operationele persoonsgegevens door Eurojust deze verordening of Verordening (EU) 2018/1725 niet naleeft.
2. Indien een klacht betrekking heeft op een besluit als bedoeld in de artikelen 31, 32 of 33 van deze verordening of de artikelen 80, 81 of 82 van Verordening (EU) 2018/1725, raadpleegt de EDPS de nationale toezichthoudende autoriteiten of de bevoegde gerechtelijke instantie van de lidstaat die de gegevens heeft verstrekt dan wel van de rechtstreeks betrokken lidstaat. Bij de vaststelling van een besluit, die een weigering kan inhouden om informatie te verstrekken, houdt de EDPS rekening met het standpunt van de nationale toezichthoudende autoriteit of de bevoegde gerechtelijke instantie.
3. Indien een klacht betrekking heeft op de verwerking van door een lidstaat aan Eurojust verstrekte gegevens, vergewissen de EDPS en de nationale toezichthoudende autoriteit van de lidstaat die de gegevens heeft verstrekt zich er elk binnen hun respectieve bevoegdheden van dat de nodige controles op de rechtmatigheid van de gegevensverwerking correct zijn uitgevoerd.
4. Indien een klacht betrekking heeft op de verwerking van door organen, instanties of agentschappen van de Unie, door derde landen of door internationale organisaties aan Eurojust verstrekte gegevens, of op de verwerking van gegevens die Eurojust aan openbare bronnen heeft ontleend, vergewist de EDPS zich ervan dat Eurojust op correcte wijze de nodige controles op de rechtmatigheid van de gegevensverwerking heeft uitgevoerd.
5. De EDPS houdt de betrokkene op de hoogte van de vooruitgang en het resultaat van de klacht, alsook van de mogelijkheid van een voorziening in rechte uit hoofde van artikel 44.
Artikel 44
Recht op rechterlijke toetsing van een beslissing van de EDPS
Bij het Hof kan beroep worden ingesteld tegen beslissingen van de EDPS inzake operationele persoonsgegevens.
Artikel 45
Verantwoordelijkheid voor gegevensbescherming
1. Eurojust verwerkt operationele persoonsgegevens zodanig dat kan worden vastgesteld welke instantie de gegevens heeft verstrekt of uit welke bron de gegevens afkomstig zijn.
2. De verantwoordelijkheid voor de juistheid van de operationele persoonsgegevens ligt bij:
a) |
Eurojust voor operationele persoonsgegevens die zijn verstrekt door een lidstaat, of door een instelling, een instantie of een orgaan van de Unie, indien de verstrekte gegevens door Eurojust tijdens de verwerking zijn gewijzigd; |
b) |
de lidstaat of de instelling, het orgaan of de instantie van de Unie die de gegevens aan Eurojust heeft verstrekt, indien de verstrekte gegevens tijdens de verwerking door Eurojust niet zijn gewijzigd; |
c) |
Eurojust voor operationele persoonsgegevens die door derde landen of door internationale organisaties zijn verstrekt, en voor operationele persoonsgegevens die door Eurojust aan openbare bronnen zijn ontleend. |
3. De verantwoordelijkheid voor de naleving van Verordening (EU) 2018/1725 wat betreft administratieve persoonsgegevens en voor de naleving van deze verordening en van artikel 3 en hoofdstuk IX van Verordening (EU) 2018/1725 wat betreft operationele persoonsgegevens, ligt bij Eurojust.
De verantwoordelijkheid voor de rechtmatigheid van doorgifte van operationele persoonsgegevens ligt bij:
a) |
de lidstaat die de betrokken operationele persoonsgegevens aan Eurojust heeft verstrekt; |
b) |
Eurojust voor de betrokken operationele persoonsgegevens die het aan de lidstaten, aan instellingen, organen, instanties of agentschappen van de Unie of aan derde landen of internationale organisaties heeft verstrekt. |
4. Onverminderd andere bepalingen van deze verordening is Eurojust verantwoordelijk voor alle gegevens die het verwerkt.
Artikel 46
Aansprakelijkheid voor ongeoorloofde of onjuiste verwerking van gegevens
1. Eurojust is overeenkomstig artikel 340 VWEU aansprakelijk voor alle schade die aan een particulier is berokkend als gevolg van ongeoorloofde of onjuiste gegevensverwerking door Eurojust.
2. Klachten tegen Eurojust op in lid 1 van dit artikel bedoelde aansprakelijkheidsgronden worden ingediend bij het Hof overeenkomstig artikel 268 VWEU.
3. Elke lidstaat is overeenkomstig zijn nationaal recht aansprakelijk voor alle schade die aan een particulier is berokkend als gevolg van ongeoorloofde of onjuiste verwerking door die lidstaat van aan Eurojust meegedeelde gegevens.
HOOFDSTUK V
BETREKKINGEN MET PARTNERS
AFDELING I
Gemeenschappelijke bepalingen
Artikel 47
Gemeenschappelijke bepalingen
1. Voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van zijn taken kan Eurojust samenwerkingsverbanden aangaan en onderhouden met instellingen, organen, instanties en agentschappen van de Unie overeenkomstig hun respectieve doelstellingen, alsook met de bevoegde autoriteiten van derde landen en internationale organisaties overeenkomstig de in artikel 52 bedoelde samenwerkingsstrategie.
2. Voor zover relevant voor de uitvoering van zijn taken en behoudens beperkingen op grond van artikel 21, lid 8, en artikel 76 kan Eurojust rechtstreeks alle informatie, met uitzondering van persoonsgegevens, uitwisselen met de in lid 1 van dit artikel bedoelde entiteiten.
3. Eurojust kan voor de in de leden 1 en 2 vermelde doeleinden werkafspraken maken met de in lid 1 bedoelde entiteiten. Zulke werkafspraken vormen geen grondslag voor het toestaan van de uitwisseling van persoonsgegevens en zijn niet bindend voor de Unie of haar lidstaten.
4. Eurojust kan persoonsgegevens van de in lid 1 bedoelde entiteiten ontvangen en deze verwerken voor zover nodig voor de uitvoering van zijn taken en mits in overeenstemming met de toepasselijke gegevensbeschermingsbepalingen.
5. Persoonsgegevens mogen door Eurojust alleen aan instellingen, organen en instanties van de Unie, aan derde landen en aan internationale organisaties worden doorgegeven indien dit noodzakelijk is voor de uitvoering van zijn taken en in overeenstemming is met de artikelen 55 en 56. Indien de over te dragen gegevens zijn verstrekt door een lidstaat, verzoekt Eurojust eerst om toestemming van de betrokken bevoegde autoriteit in die lidstaat, tenzij de lidstaat aan een dergelijke verdere overdracht zijn voorafgaande goedkeuring heeft gegeven, in algemene zin dan wel onder specifieke voorwaarden. Deze goedkeuring kan te allen tijde worden ingetrokken.
6. Wanneer lidstaten, instellingen, organen, instanties of agentschappen van de Unie, derde landen of internationale organisaties persoonsgegevens van Eurojust hebben ontvangen, zijn doorgiften van dergelijke gegevens aan derden verboden tenzij aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
a) |
Eurojust vooraf toestemming heeft verkregen van de lidstaat die de gegevens heeft verstrekt; |
b) |
Eurojust hiervoor uitdrukkelijk toestemming heeft verleend na de omstandigheden van het betrokken geval te hebben onderzocht; |
c) |
de doorgifte uitsluitend een specifiek doel dient dat niet onverenigbaar is met het doel waarvoor de gegevens waren toegezonden. |
AFDELING II
Betrekkingen met partners binnen de Unie
Artikel 48
Samenwerking met het Europees justitieel netwerk en andere Unienetwerken voor justitiële samenwerking in strafzaken
1. Eurojust en het Europees justitieel netwerk in strafzaken onderhouden met elkaar bevoorrechte betrekkingen, die gebaseerd zijn op overleg en complementariteit, met name tussen het nationale lid, de contactpunten van het Europees justitieel netwerk van dezelfde lidstaat als het nationale lid en de nationale correspondenten voor Eurojust en het Europees justitieel netwerk. Ten behoeve van een efficiënte samenwerking worden de volgende maatregelen genomen:
a) |
de nationale leden brengen de contactpunten van het Europees justitieel netwerk per geval op de hoogte van alle zaken die in hun ogen beter door het netwerk kunnen worden behandeld; |
b) |
het secretariaat van het Europees justitieel netwerk maakt deel uit van het personeel van Eurojust. Het vormt een aparte eenheid. Het kan beschikken over de administratieve middelen van Eurojust die het nodig heeft om de taken van het Europees justitieel netwerk te vervullen, onder meer voor dekking van de kosten van de plenaire vergaderingen van het netwerk; |
c) |
De contactpunten van het Europees justitieel netwerk kunnen ad hoc worden uitgenodigd voor de vergaderingen van Eurojust; |
d) |
Eurojust en het Europees justitieel netwerk kunnen gebruikmaken van het nationaal coördinatiesysteem voor Eurojust om overeenkomstig artikel 20, lid 7, onder b), te bepalen of een verzoek met bijstand van Eurojust of van het Europees justitieel netwerk moet worden behandeld. |
2. De secretariaten van het netwerk voor gemeenschappelijke onderzoeksteams en van het bij Besluit 2002/494/JBZ opgezette netwerk behoren tot het personeel van Eurojust. Die secretariaten vormen aparte eenheden. Zij kunnen beschikken over de administratieve middelen van Eurojust die zij nodig hebben om hun taken te vervullen. Eurojust zorgt voor de coördinatie tussen de secretariaten. Dit lid is van toepassing op het secretariaat van elk relevant netwerk voor justitiële samenwerking in strafzaken waarvoor steun in de vorm van een secretariaat moet worden geleverd door Eurojust. Eurojust kan steun verlenen, onder meer indien passend door middel van een secretariaat dat wordt ondergebracht bij Eurojust, aan relevante Europese netwerken en organen voor justitiële samenwerking in strafzaken.
3. Het bij Besluit 2008/852/JBZ opgezette netwerk kan Eurojust verzoeken te voorzien in een secretariaat voor het netwerk. Indien dat verzoek wordt gedaan, is lid 2 van toepassing.
Artikel 49
Betrekkingen met Europol
1. Eurojust neemt alle passende maatregelen om Europol in staat te stellen om binnen de grenzen van het mandaat van Europol op basis van een hit/no hit-systeem indirecte toegang te verkrijgen tot de aan Eurojust verstrekte informatie, onverminderd eventuele beperkingen die zijn gesteld door de lidstaat, het orgaan, de instantie of het agentschap van de Unie, het derde land of de internationale organisatie die of dat de betrokken informatie heeft verstrekt. Indien een zoekopdracht een hit oplevert, start Eurojust de procedure op grond waarvan de informatie die tot de hit heeft geleid, mag worden gedeeld, met inachtneming van het besluit van de lidstaat, het orgaan, de instantie of het agentschap van de Unie, het derde land of de internationale organisatie die of dat de informatie aan Eurojust heeft verstrekt.
2. Zoekopdrachten naar informatie overeenkomstig lid 1 worden slechts uitgevoerd om na te gaan of de bij Europol beschikbare informatie overeenkomt met de door Eurojust verwerkte informatie.
3. Eurojust staat zoekopdrachten overeenkomstig lid 1 slechts toe nadat het van Europol heeft vernomen welke personeelsleden van Europol zijn gemachtigd om dergelijke zoekopdrachten uit te voeren.
4. Indien tijdens de informatieverwerkingsactiviteiten van Eurojust met betrekking tot een individueel onderzoek Eurojust of een lidstaat coördinatie, samenwerking of ondersteuning overeenkomstig het mandaat van Europol nodig acht, brengt Eurojust Europol hiervan op de hoogte en start het de procedure voor informatie-uitwisseling, met inachtneming van het besluit van de lidstaat die de informatie heeft verstrekt. In zulke gevallen overlegt Eurojust met Europol.
5. Voor zover van belang voor de uitvoering van de taken van de twee agentschappen en voor de verwezenlijking van hun doelstellingen, rekening houdend met de noodzaak om dubbel werk te vermijden, gaat Eurojust een nauwe samenwerking met Europol aan en onderhoudt het deze samenwerking.
Daartoe komen de uitvoerend directeur van Europol en de voorzitter van Eurojust geregeld bijeen om kwesties van gemeenschappelijk belang te bespreken.
6. Europol neemt elke algemene of specifieke toegangs- of gebruiksbeperking in acht die een lidstaat, orgaan, instantie of agentschap van de Unie, derde land of internationale organisatie in verband met de door deze verstrekte informatie hebben gesteld.
Artikel 50
Betrekkingen met het EOM
1. Eurojust schept en onderhoudt een nauwe band met het EOM, die gebaseerd is op wederzijdse samenwerking binnen hun respectieve mandaten en bevoegdheden en op de ontwikkeling van de in dit artikel beschreven operationele, administratieve en beheersmatige verbanden tussen beide organen. Daartoe komen de voorzitter van Eurojust en de Europese hoofdaanklager regelmatig bijeen om kwesties van gemeenschappelijk belang te bespreken. Zij komen bijeen op verzoek van de voorzitter van Eurojust of de Europese hoofdaanklager.
2. Eurojust behandelt onverwijld verzoeken om ondersteuning van het EOM en doet dit in voorkomend geval alsof zij afkomstig zijn van een voor justitiële samenwerking bevoegde nationale autoriteit.
3. Indien noodzakelijk om de overeenkomstig lid 1 van dit artikel tot stand gebrachte samenwerking te ondersteunen, maakt Eurojust gebruik van de overeenkomstig artikel 20 opgezette nationale Eurojustcoördinatiesystemen, alsook van de betrekkingen die het heeft aangeknoopt met derde landen, met inbegrip van zijn verbindingsmagistraten.
4. In operationele aangelegenheden die van belang zijn voor de bevoegdheden van het EOM, informeert Eurojust het EOM over en betrekt het indien passend het EOM bij zijn activiteiten inzake grensoverschrijdende zaken, onder meer door:
a) |
informatie over zijn zaken, met inbegrip van persoonsgegevens, te delen als bedoeld in de relevante bepalingen in deze verordening; |
b) |
ondersteuning te vragen van het EOM. |
5. Eurojust krijgt op basis van een hit/no hit-systeem indirect toegang tot informatie in het casemanagementsysteem van het EOM. Telkens wanneer een match wordt gevonden tussen gegevens die het EOM in het casemanagementsysteem heeft ingevoerd en gegevens die Eurojust heeft, wordt het feit dat er een match is, meegedeeld aan zowel Eurojust en het EOM als de lidstaat die de betrokken gegevens aan Eurojust verstrekte. Eurojust neemt passende maatregelen om het EOM op basis van een hit/no-hit-systeem indirect toegang te geven tot informatie in zijn casemanagementsysteem.
6. Het EOM kan gebruikmaken van de administratieve ondersteuning en middelen van Eurojust. Daartoe mag Eurojust diensten van gezamenlijk belang aan het EOM verlenen. De bijzonderheden worden vastgelegd in een regeling.
Artikel 51
Betrekkingen met andere organen, instanties en agentschappen van de Unie
1. Eurojust zal samenwerkingsverbanden aangaan en onderhouden met het Europees netwerk voor justitiële opleiding.
2. OLAF draagt bij aan de coördinatiewerkzaamheden van Eurojust op het gebied van de bescherming van de financiële belangen van de Unie in overeenstemming met zijn mandaat krachtens Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013.
3. Het Europees Grens- en kustwachtagentschap draagt bij aan de werkzaamheden van Eurojust, onder meer door relevante informatie over te dragen die verwerkt is in overeenstemming met zijn mandaat en taken uit hoofde van artikel 8, lid 1, onder m), van Verordening (EU) 2016/1624 van het Europees Parlement en de Raad (21). De verwerking van persoonsgegevens in verband daarmee door Het Europees Grens- en kustwachtagentschap is geregeld in Verordening (EU) 2018/1725 .
4. Ten behoeve van de ontvangst en de overdracht van gegevens tussen Eurojust en OLAF en onverminderd artikel 8 van deze verordening, zien de lidstaten erop toe dat de nationale leden van Eurojust uitsluitend voor de toepassing van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 als bevoegde autoriteiten van de lidstaten worden aangemerkt. De gegevensuitwisseling tussen OLAF en de nationale leden doet geen afbreuk aan de verplichtingen tot het verstrekken van de informatie die krachtens deze verordeningen aan andere bevoegde instanties moet worden verstrekt.
AFDELING III
Internationale samenwerking
Artikel 52
Betrekkingen met de autoriteiten van derde landen en internationale organisaties
1. Eurojust kan een samenwerking aangaan en onderhouden met autoriteiten van derde landen en internationale organisaties.
Daartoe stelt Eurojust om de vier jaar in overleg met de Commissie een samenwerkingsstrategie op die aangeeft met welke derde landen en internationale organisaties er een operationele behoefte is tot samenwerking.
2. Eurojust kan werkafspraken maken met de in artikel 47, lid 1, bedoelde entiteiten.
3. Eurojust kan ter bevordering van de samenwerking naargelang de operationele behoeften van Eurojust met instemming van de betrokken bevoegde autoriteiten contactpunten in derde landen aanwijzen.
Artikel 53
In derde landen gedetacheerde verbindingsmagistraten
1. Ter vergemakkelijking van de justitiële samenwerking met derde landen in zaken waarin Eurojust bijstand biedt overeenkomstig deze verordening, kan het college verbindingsmagistraten detacheren in een derde land, onder voorbehoud van het bestaan van een in artikel 47, lid 3, bedoelde werkafspraak met de bevoegde autoriteiten van dat derde land.
2. Tot de taken van de verbindingsmagistraten behoren alle activiteiten die ertoe strekken alle vormen van justitiële samenwerking in strafzaken te bevorderen en te versnellen, met name door het leggen van rechtstreekse contacten met de bevoegde autoriteiten van het betrokken derde land. Bij de uitvoering van hun taken kunnen de verbindingsmagistraten overeenkomstig artikel 56 operationele persoonsgegevens uitwisselen met de bevoegde autoriteiten van het betrokken derde land.
3. De in lid 1 bedoelde verbindingsmagistraat heeft ervaring met Eurojust en een toereikende kennis van justitiële samenwerking en van de werking van Eurojust. Voor detachering van een verbindingsmagistraat namens Eurojust is voorafgaande instemming van de magistraat en van diens lidstaat vereist.
4. Indien de bij Eurojust gedetacheerde verbindingsmagistraat verkozen is uit nationale leden, adjuncten of medewerkers:
a) |
vervangt de betrokken lidstaat hem in zijn functie als nationaal lid, adjunct of medewerker vervangen; |
b) |
mag hij niet meer de hem uit hoofde van artikel 8 toegekende bevoegdheden uitoefenen. |
5. Onverminderd artikel 110 van het Statuut van de ambtenaren stelt het college de voorwaarden op voor de detachering van verbindingsmagistraten, waaronder hun bezoldiging, vast., Het college stelt de daarvoor nodige uitvoeringsregeling vast in overleg met de Commissie.
6. Op de activiteiten van de door Eurojust gedetacheerde verbindingsmagistraten wordt toezicht uitgeoefend door de EDPS. De verbindingsmagistraten brengen verslag uit aan het college, dat op passende wijze het Europees Parlement en de Raad in het jaarverslag informeert over hun activiteiten. De verbindingsmagistraten brengen de nationale leden en de bevoegde nationale autoriteiten op de hoogte van alle zaken die hun lidstaat betreffen.
7. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten en de in lid 1 bedoelde verbindingsmagistraten kunnen rechtstreeks met elkaar in contact treden. In zulke gevallen brengt de verbindingsmagistraat het betrokken nationale lid op de hoogte van zulke contacten.
8. De in lid 1 bedoelde verbindingsmagistraten worden aangesloten op het casemanagementsysteem.
Artikel 54
Verzoeken om justitiële samenwerking aan en van derde landen
1. Eurojust kan met de toestemming van de betrokken lidstaten de tenuitvoerlegging van verzoeken om justitiële samenwerking van een derde land coördineren wanneer tenuitvoerlegging in ten minste twee lidstaten vereist is als onderdeel van hetzelfde onderzoek. Dergelijke verzoeken mogen ook door een bevoegde nationale instantie aan Eurojust worden doorgegeven.
2. In dringende gevallen en overeenkomstig artikel 19 kan het oproepcoördinatiemechanisme de in lid 1 van dit artikel bedoelde verzoeken van een derde land dat een samenwerkingsovereenkomst of een werkafspraak met Eurojust heeft gesloten, in ontvangst nemen en doorsturen.
3. Onverminderd artikel 3, lid 5, faciliteert Eurojust, wanneer er door de betrokken lidstaat verzoeken voor justitiële samenwerking worden gedaan die op hetzelfde onderzoek betrekking hebben en tenuitvoerlegging in een derde land vergen, justitiële samenwerking met dat derde land.
AFDELING IV
Doorgifte van persoonsgegevens
Artikel 55
Doorgifte van operationele persoonsgegevens aan instellingen, organen, instanties en agentschappen van de Unie
1. Onder voorbehoud van verdere beperkingen krachtens deze verordening, met name krachtens artikel 21, lid 8, artikel 47, lid 5, en artikel 76, geeft Eurojust uitsluitend operationele persoonsgegevens door aan een andere instelling, een ander orgaan, een andere instantie of een ander agentschap van de Unie indien die gegevens noodzakelijk zijn voor de rechtmatige uitvoering van onder de bevoegdheid van de andere instelling, het andere orgaan of de andere instantie van de Unie vallende taken.
2. Indien de operationele persoonsgegevens op verzoek van een andere instelling, een ander orgaan, een andere instantie of een ander agentschap van de Unie worden doorgegeven, zijn zowel de verwerkingsverantwoordelijke als de ontvanger verantwoordelijk voor de rechtmatigheid van die doorgifte.
Eurojust gaat de bevoegdheid van de andere instelling, het andere orgaan, de andere instantie of het andere agentschap van de Unie na en geeft een voorlopig oordeel over de noodzaak van de doorgifte van de operationele persoonsgegevens. Bij twijfel over de noodzaak van de doorgifte vraagt Eurojust de ontvanger om nadere toelichting.
De andere instelling, het andere orgaan, de andere instantie of het andere agentschap van de Unie draagt er zorg voor dat de noodzaak van de doorgifte van de operationele persoonsgegevens achteraf kan worden geverifieerd.
3. De andere instelling, het andere orgaan, de andere instantie of het andere agentschap van de Unie verwerkt de operationele persoonsgegevens uitsluitend voor de doeleinden waarvoor ze werden doorgegeven.
Artikel 56
Algemene beginselen inzake de doorgifte van operationele persoonsgegevens aan derde landen en internationale organisaties
1. Eurojust kan, met inachtneming van de toepasselijke gegevensverwerkingsbepalingen en de andere bepalingen van deze verordening, operationele persoonsgegevens slechts doorgeven aan een derde land of een internationale organisatie indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:
a) |
de doorgifte is noodzakelijk voor de uitvoering van de taken van Eurojust; |
b) |
de autoriteit van het derde land of de internationale organisatie waaraan de operationele persoonsgegevens zijn doorgegeven, zijn bevoegd is op het gebied van rechtshandhaving en strafrecht; |
c) |
indien de overeenkomstig dit artikel door te geven operationele persoonsgegevens door een lidstaat aan Eurojust zijn toegezonden of ter beschikking gesteld van Eurojust, verzoekt Eurojust voor die doorgifte om voorafgaande toestemming van de betrokken bevoegde autoriteit van die lidstaat overeenkomstig haar nationale recht, tenzij die lidstaat dergelijke doorgiften in algemene zin dan wel onder specifieke voorwaarden heeft toegestaan; |
d) |
in het geval van een verdere doorgifte aan een ander derde land of een andere internationale organisatie door een derde land of een internationale organisatie, verplicht Eurojust het doorgevende derde land of de doorgevende internationale organisatie ertoe om zijn voorafgaande toestemming te voor die verdere doorgifte te verkrijgen. |
Eurojust kan de onder d) bedoelde toestemming slechts verlenen met voorafgaande toestemming van de lidstaat waarvan de gegevens afkomstig zijn en nadat het alle relevante factoren terdege in aanmerking heeft genomen, waaronder de ernst van het strafbare feit, het doel waarvoor de operationele persoonsgegevens oorspronkelijk waren doorgegeven en het niveau van persoonsgegevensbescherming in het derde land of de internationale organisatie waaraan de operationele persoonsgegevens verder worden doorgegeven.
2. Onder de in artikel 1 van dit artikel gestelde voorwaarden kan Eurojust operationele persoonsgegevens doorgeven aan een derde land of aan een internationale organisatie, zij het uitsluitend in de volgende gevallen:
a) |
de Commissie heeft op grond van artikel 57 besloten dat het derde land of de internationale organisatie in kwestie een passend beschermingsniveau waarborgt of er bestaan, bij ontstentenis van een dergelijk adequaatheidsbesluit, passende waarborgen — of deze worden geboden — op grond van artikel 58, lid 1, of er is, bij ontstentenis van zowel een adequaatheidsbesluit als dergelijke passende waarborgen, een afwijking voor specifieke situaties van toepassing uit hoofde van artikel 59, lid 1; |
b) |
er is vóór 12 december 2019 een samenwerkingsovereenkomst gesloten tussen Eurojust en dat derde land of die internationale organisatie overeenkomstig artikel 26 bis van Besluit 2002/187/JBZ die de uitwisseling van operationele persoonsgegevens toestaat; of |
c) |
er is een internationale overeenkomst gesloten tussen de Unie en het derde land of de internationale organisatie op grond van artikel 218 VWEU die voorziet in passende waarborgen betreffende de bescherming van het privéleven en van de grondrechten en fundamentele vrijheden van burgers. |
3. De in artikel 47, lid 3, bedoelde werkafspraken kunnen worden gebruikt om de in lid 2 van dit artikel bedoelde overeenkomsten of adequaatheidsbesluiten vast te stellen.
4. Eurojust kan in dringende gevallen slechts operationele persoonsgegevens zonder voorafgaande toestemming door een lidstaat overeenkomstig lid 1, onder c), doorgeven. Eurojust kan dit enkel doen indien de doorgifte van operationele persoonsgegevens noodzakelijk is met het oog op de voorkoming van een acute en ernstige bedreiging van de openbare veiligheid van een lidstaat of van een derde land of voor de wezenlijke belangen van een lidstaat, en wanneer voorafgaande toestemming niet tijdig kan worden verkregen. De voor het geven van voorafgaande toestemming verantwoordelijke autoriteit wordt onverwijld in kennis gesteld.
5. De lidstaten en de instellingen, organen, instanties en agentschappen van de Unie mogen van Eurojust ontvangen operationele persoonsgegevens niet verder doorgeven aan een derde land of een internationale organisatie. Bij wijze van uitzondering mogen zij een dergelijke doorgifte wel doen wanneer Eurojust dit heeft toegestaan na alle relevante factoren terdege in aanmerking te hebben genomen, waaronder de ernst van het strafbare feit, het doel waarvoor de operationele persoonsgegevens oorspronkelijk waren doorgegeven en het niveau van persoonsgegevensbescherming in het derde land of de internationale organisatie waaraan de operationele persoonsgegevens verder worden doorgegeven.
6. De artikelen 57, 58 en 59 zijn van toepassing om ervoor te zorgen dat geen afbreuk wordt gedaan aan het door deze verordening en door het Unierecht gewaarborgde beschermingsniveau voor natuurlijke personen.
Artikel 57
Doorgiften op basis van adequaatheidsbesluiten
Eurojust kan operationele persoonsgegevens doorgeven aan een derde land of aan een internationale organisatie wanneer de Commissie overeenkomstig artikel 36 van Richtlijn (EU) 2016/680 heeft besloten dat het derde land, een gebied of een of meer nader bepaalde sectoren in dat derde land, of de internationale organisatie in kwestie een toereikend beschermingsniveau waarborgt.
Artikel 58
Doorgiften mits er voldoende waarborgen zijn
1. Bij ontstentenis van een adequaatheidsbesluit kan Eurojust operationele persoonsgegevens slechts doorgeven aan een derde land of een internationale organisatie indien:
a) |
er in een juridisch bindend instrument wordt voorzien in passende waarborgen voor de bescherming van operationele persoonsgegevens; of |
b) |
Eurojust alle omstandigheden in verband met de doorgifte van operationele persoonsgegevens heeft beoordeeld en tot de slotsom is gekomen dat er passende waarborgen bestaan voor de bescherming van operationele persoonsgegevens. |
2. Eurojust stelt de EDPS in kennis van de categorieën doorgiften uit hoofde van lid 1, onder b).
3. Indien een doorgifte op lid 1, onder b), is gebaseerd, wordt een dergelijke doorgifte gedocumenteerd en wordt de documentatie desgevraagd ter beschikking gesteld van de EDPS. Die documentatie bevat een vermelding van de datum en het tijdstip van doorgifte, en informatie over de ontvangende bevoegde autoriteit, over de reden voor de doorgifte en over de doorgegeven operationele persoonsgegevens zelf.
Artikel 59
Afwijkingen voor specifieke situaties
1. Bij ontstentenis van een adequaatheidsbesluit, of van voldoende waarborgen op grond van artikel 58, kan Eurojust operationele persoonsgegevens enkel doorgeven aan een derde land of aan een internationale organisatie indien de doorgifte noodzakelijk is:
a) |
om de vitale belangen van de betrokkene of van een andere persoon te beschermen; |
b) |
om de legitieme belangen van de betrokkene te waarborgen; |
c) |
om een onmiddellijke en ernstige bedreiging van de openbare veiligheid van een lidstaat of een derde land te voorkomen; of |
d) |
in individuele gevallen, voor de uitvoering van de taken van Eurojust, tenzij Eurojust bepaalt dat de grondrechten en fundamentele vrijheden van de betrokkene zwaarder wegen dan het algemeen belang van de doorgifte. |
2. Indien een doorgifte op lid 1 is gebaseerd, wordt deze doorgifte gedocumenteerd en moet de documentatie desgevraagd ter beschikking gesteld van de EDPS. Die documentatie bevat een vermelding van de datum en tijd van doorgifte, en informatie over de ontvangende bevoegde autoriteit, over de reden voor de doorgifte en over de doorgegeven operationele persoonsgegevens zelf.
HOOFDSTUK VI
FINANCIËLE BEPALINGEN
Artikel 60
Begroting
1. Voor elk begrotingsjaar, dat samenvalt met het kalenderjaar, worden alle ontvangsten en uitgaven van Eurojust geraamd en vervolgens in de begroting van Eurojust weergegeven.
2. De begroting van Eurojust moet in evenwicht zijn wat betreft de ontvangsten en uitgaven.
3. Onverminderd andere inkomsten, omvatten de ontvangsten van Eurojust:
a) |
een bijdrage van de Unie die wordt opgenomen in de algemene begroting van de Unie; |
b) |
eventuele vrijwillige financiële bijdragen van de lidstaten; |
c) |
vergoedingen voor publicaties en andere door Eurojust verrichte diensten; |
d) |
ad-hocsubsidies. |
4. De uitgaven van Eurojust omvatten de bezoldiging van het personeel, uitgaven voor administratie en infrastructuur en operationele uitgaven, waaronder de financiering van gezamenlijke onderzoeksteams.
Artikel 61
Vaststelling van de begroting
1. Elk jaar stelt de administratief directeur een ontwerpraming op van de ontvangsten en uitgaven van Eurojust voor het volgende begrotingsjaar, inclusief het formatieplan, en zendt deze toe aan de raad van bestuur. Het Europees justitieel netwerk en andere in artikel 48 bedoelde Unienetwerken voor justitiële samenwerking in strafzaken worden tijdig vóór de toezending van de raming aan de Commissie geïnformeerd over de onderdelen die betrekking hebben op hun activiteiten.
2. Op basis van die ontwerpraming beoordeelt de raad van bestuur voor het volgende begrotingsjaar de voorlopige ontwerpraming van de ontvangsten en uitgaven van Eurojust, die ter vaststelling aan het college wordt toegezonden.
3. De voorlopige ontwerpraming van de ontvangsten en uitgaven van Eurojust wordt elk jaar uiterlijk op 31 januari aan de Commissie toegezonden. Eurojust zendt de Commissie uiterlijk op 31 maart van hetzelfde jaar een definitieve ontwerpraming toe, die tevens een ontwerp van formatieplan bevat.
4. De Commissie zendt de raming, samen met het ontwerp van algemene begroting van de Unie, toe aan het Europees Parlement en aan de Raad (de begrotingsautoriteit).
5. Op basis van de raming neemt de Commissie de geraamde bedragen die zij nodig acht voor het formatieplan alsook de bijdrage ten laste van de algemene begroting op in het ontwerp van algemene begroting van de Unie, dat zij overeenkomstig de artikelen 313 en 314 VWEU voorlegt aan de begrotingsautoriteit.
6. De begrotingsautoriteit keurt de kredieten voor de bijdrage van de Unie aan Eurojust goed.
7. De begrotingsautoriteit stelt het formatieplan van Eurojust vast. De begroting van Eurojust wordt door het college vastgesteld. De begroting wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Unie. Indien nodig wordt de begroting van Eurojust dienovereenkomstig aangepast door het college.
8. Op bouwprojecten die aanzienlijke gevolgen kunnen hebben voor de begroting van Eurojust, is artikel 88 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 (22) van de Commissie van toepassing.
Artikel 62
Uitvoering van de begroting
De administratief directeur treedt op als ordonnateur van Eurojust en voert de begroting van Eurojust uit onder zijn eigen verantwoordelijkheid binnen de in de begroting gestelde grenzen.
Artikel 63
Indiening van de rekeningen en kwijting
1. De rekenplichtige van Eurojust dient de voorlopige rekeningen voor het begrotingsjaar (jaar N) uiterlijk op 1 maart van het volgende begrotingsjaar (jaar N+1) in bij de rekenplichtige van de Commissie en bij de Rekenkamer.
2. Eurojust zendt het verslag over het budgettaire en financiële beheer voor het jaar N uiterlijk op 31 maart van jaar N+1 toe aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer.
3. Uiterlijk op 31 maart van jaar N+1 zendt de rekenplichtige van de Commissie de voorlopige rekeningen van Eurojust voor jaar N na consolidatie met de rekeningen van de Commissie toe aan de Rekenkamer.
4. Overeenkomstig artikel 246, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 maakt de Rekenkamer haar opmerkingen over de voorlopige rekeningen van Eurojust uiterlijk op 1 juni van jaar N+1 bekend.
5. Na ontvangst van de opmerkingen van de Rekenkamer over de voorlopige rekeningen van Eurojust overeenkomstig artikel 246 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 maakt de administratief directeur de definitieve rekeningen van Eurojust onder zijn eigen verantwoordelijkheid op en dient deze voor advies in bij de raad van bestuur.
6. De raad van bestuur brengt advies uit over de definitieve rekeningen van Eurojust.
7. Uiterlijk op 1 juli van jaar N+1 zendt de administratief directeur de definitieve rekeningen voor jaar N, samen met het advies van de raad van bestuur, toe aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.
8. De definitieve rekeningen voor jaar N worden uiterlijk op 15 november van jaar N+1 bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
9. De administratief directeur zendt de Rekenkamer uiterlijk op 30 september van jaar N+1 een antwoord op haar opmerkingen toe. De administratief directeur zendt dit antwoord ook toe aan de raad van bestuur en aan de Commissie.
10. Op verzoek van het Europees Parlement verstrekt de administratief directeur aan het Europees Parlement alle informatie die nodig is voor het goede verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken begrotingsjaar, overeenkomstig artikel 261, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.
11. Vóór 15 mei van jaar N+2 verleent het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, de administratief directeur kwijting voor de uitvoering van de begroting van jaar N.
12. De kwijting voor de begroting van Eurojust wordt door het Europees Parlement op basis van het auditverslag van de Europese Rekenkamer en op aanbeveling van de Raad verleend volgens een procedure die vergelijkbaar is met de procedure van artikel 319 VWEU en de artikelen 260, 261 en 262 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.
Indien het Europees Parlement uiterlijk op 15 mei van jaar N+2 weigert kwijting te verlenen, wordt de administratief directeur uitgenodigd om zijn standpunt toe te lichten voor het college, dat in het licht van de omstandigheden een definitief besluit neemt over het standpunt van de administratief directeur.
Artikel 64
Financiële regels
1. De financiële regels die op Eurojust van toepassing zijn, worden door de raad van bestuur overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie na overleg met de Commissie vastgesteld. Die financiële regels mogen niet afwijken van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013, tenzij een dergelijke afwijking specifiek vereist is voor de activiteiten van Eurojust en de Commissie vooraf toestemming heeft verleend.
Voor de financiële steun aan de activiteiten van gemeenschappelijke onderzoeksteams stellen Eurojust en Europol gezamenlijk de regels en voorwaarden vast volgens welke de aanvragen voor dergelijke steun moeten worden verwerkt.
2. Eurojust mag subsidies toekennen in verband met de uitvoering van zijn taken bedoeld in artikel 4, lid 1. Subsidies voor taken in het kader van artikel 4, lid 1, onder f), kunnen aan de lidstaten worden toegekend zonder een oproep tot het indienen van voorstellen.
HOOFDSTUK VII
BEPALINGEN INZAKE PERSONEEL
Artikel 65
Algemene bepalingen
1. Het Statuut van de ambtenaren en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden en de voorschriften die in overleg zijn vastgesteld door de instellingen van de Unie ten behoeve van de uitvoering van het Statuut van de ambtenaren en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, zijn van toepassing op de personeelsleden van Eurojust.
2. Het personeel van Eurojust bestaat uit personen die overeenkomstig de op de ambtenaren en andere personeelsleden van de Unie toepasselijke voorschriften en regels zijn aangenomen, rekening houdend met alle criteria vermeld in artikel 27 van het Statuut van de ambtenaren, met name hun geografische spreiding.
Artikel 66
Gedetacheerde nationale deskundigen en andere personeelsleden
1. Eurojust kan niet enkel op zijn eigen personeel een beroep doen, maar ook op gedetacheerde nationale deskundigen of andere personeelsleden die niet bij Eurojust in dienst zijn.
2. Het college stelt een besluit vast met de voorschriften voor de detachering van nationale deskundigen bij Eurojust en voor de inzet van andere personeelsleden, met name om potentiële belangenconflicten te voorkomen.
3. Eurojust neemt passende administratieve maatregelen, onder meer in de vorm van opleidingen en preventieve strategieën, om belangenconflicten te vermijden, onder meer belangenconflicten met betrekking tot kwesties na beëindiging van het dienstverband.
HOOFDSTUK VIII
EVALUATIE EN RAPPORTAGE
Artikel 67
Betrokkenheid van de instellingen van de Unie en de nationale parlementen
1. Eurojust dient een jaarverslag in bij het Europees Parlement, de Raad en de nationale parlementen, die opmerkingen en conclusies kunnen formuleren.
2. Na zijn verkiezing legt de nieuw verkozen voorzitter van Eurojust een verklaring af voor de bevoegde commissie(s) van het Europees Parlement en beantwoordt hij vragen van commissieleden. Daarbij wordt niet rechtstreeks of indirect verwezen naar concrete acties in verband met specifieke operationele zaken.
3. De voorzitter van Eurojust is eenmaal per jaar aanwezig op een interparlementaire commissievergadering voor een gezamenlijke evaluatie van de activiteiten van Eurojust door het Europees Parlement en de nationale parlementen om de lopende activiteiten van Eurojust te bespreken en om het jaarverslag of andere belangrijke documenten van Eurojust te presenteren.
In de besprekingen wordt niet rechtstreeks of indirect verwezen naar concrete acties die in verband met specifieke operationele zaken zijn ondernomen.
4. Behalve de andere in deze verordening opgenomen informatie- en raadplegingsverplichtingen dient Eurojust bij het Europees Parlement en de nationale parlementen in hun respectieve officiële talen te hunner informatie het volgende in:
a) |
de resultaten van studies en strategische projecten die door Eurojust zijn uitgewerkt of opgedragen; |
b) |
de in artikel 15 bedoelde programmeringsdocumenten; |
c) |
werkafspraken met derden. |
Artikel 68
Adviezen over voorgestelde wetgevingshandelingen
De Commissie en lidstaten die hun rechten uit hoofde van artikel 76, onder b, VWEU uitoefenen, kunnen Eurojust om advies vragen over alle in artikel 76 VWEU bedoelde voorgestelde wetgevingshandelingen.
Artikel 69
Evaluatie en herziening
1. Uiterlijk op 13 december 2024 en daarna elke vijf jaar geeft de Commissie de opdracht om de uitvoering en de gevolgen van deze verordening te evalueren, alsmede de doeltreffendheid en efficiëntie van Eurojust en zijn werkmethoden. Het college wordt bij de evaluatie gehoord. De evaluatie kan zich in het bijzonder richten op de vraag of het mandaat van Eurojust moet worden gewijzigd en op de financiële gevolgen van een dergelijke wijziging.
2. De Commissie zendt het evaluatieverslag samen met haar conclusies toe aan het Europees Parlement, de nationale parlementen, de Raad en het college. De resultaten van de evaluatie worden openbaar gemaakt.
HOOFDSTUK IX
ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 70
Voorrechten en immuniteiten
Op Eurojust en zijn personeel is het aan het VEU en het VWEU gehechte Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie van toepassing.
Artikel 71
Talenregeling
1. Verordening nr. 1 van de Raad (23) is van toepassing op Eurojust.
2. Het college neemt met een tweederdemeerderheid van zijn leden een besluit over de interne talenregeling van Eurojust.
3. De voor het functioneren van Eurojust vereiste vertaaldiensten worden verricht door het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie, opgericht door Verordening (EG) nr. 2965/94 van de Raad (24), tenzij een andere oplossing moet worden gevonden wanneer het Vertaalbureau niet beschikbaar is.
Artikel 72
Vertrouwelijkheid
1. Voor de nationale leden en hun adjuncten en medewerkers als bedoeld in artikel 7, de personeelsleden van Eurojust, de nationale correspondenten, gedetacheerde nationale deskundigen, verbindingsmagistraten, de functionaris voor gegevensbescherming en de leden en personeelsleden van de EDPS geldt een geheimhoudingsplicht met betrekking tot alle informatie die in de uitvoering van hun taken te hunner kennis is gekomen.
2. De geheimhoudingsplicht geldt ten aanzien van alle personen en organen die met Eurojust moeten samenwerken.
3. De geheimhoudingsplicht blijft ook gelden na beëindiging van de functie, het dienstverband en de activiteiten van de in de leden 1 en 2 bedoelde personen.
4. De geheimhoudingsplicht geldt voor alle informatie die Eurojust ontvangt of uitwisselt, tenzij die informatie reeds op rechtmatige wijze openbaar of voor het publiek toegankelijk is gemaakt.
Artikel 73
Voorwaarden inzake vertrouwelijkheid van nationale procedures
1. Wanneer er via Eurojust informatie wordt ontvangen of uitgewisseld, mag de instantie van de lidstaat die de informatie heeft verstrekt, onverminderd artikel 21, lid 3, overeenkomstig haar nationaal recht voorwaarden formuleren betreffende het gebruik van die informatie in nationale procedures door de ontvangende instantie.
2. De instantie van de lidstaat die de onder lid 1 bedoelde informatie ontvangt is aan deze voorwaarden gehouden.
Artikel 74
Transparantie
1. Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (25) is van toepassing op documenten die in het bezit zijn van Eurojust.
2. De raad van bestuur stelt binnen zes maanden nadat hij een eerste keer heeft vergaderd, gedetailleerde voorschriften voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001 op, die door het college moeten worden vastgesteld.
3. Besluiten die Eurojust neemt op grond van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 kunnen voorwerp zijn van een klacht bij de Europese Ombudsman of een procedure bij het Hof, overeenkomstig de in artikel 228 respectievelijk artikel 263 VWEU neergelegde voorwaarden.
4. Eurojust maakt op zijn website een lijst van de leden van de raad van bestuur bekend, alsook de samenvatting van de resultaten van de bijeenkomsten van de raad van bestuur. De bekendmaking van deze samenvattingen wordt tijdelijk of permanent achterwege gelaten of beperkt indien die bekendmaking de uitvoering van de taken van Eurojust in gevaar zou brengen, gelet op de zwijg- en geheimhoudingsplicht en het operationeel karakter van Eurojust.
Artikel 75
OLAF en de Rekenkamer
1. Teneinde de bestrijding van fraude, corruptie en andere onrechtmatige activiteiten krachtens Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 te vereenvoudigen, treedt Eurojust binnen zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening toe tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (26). Eurojust stelt op basis van het model in de bijlage bij dat akkoord passende voorschriften op die van toepassing zijn op alle nationale leden, hun adjuncten en medewerkers, alle gedetacheerde nationale deskundigen en alle personeelsleden van Eurojust.
2. De Rekenkamer is bevoegd om bij alle begunstigden van subsidies, contractanten en subcontractanten die van Eurojust Uniemiddelen hebben ontvangen, controles op stukken en controles ter plaatse te verrichten.
3. Overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (27) kan OLAF onderzoeken, waaronder controles en inspecties ter plaatse, uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van onregelmatigheden waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in verband met door Eurojust gefinancierde uitgaven.
4. Onverminderd de leden 1, 2 en 3, moeten in werkafspraken met derde landen of internationale organisaties, de overeenkomsten, subsidieovereenkomsten en -besluiten van Eurojust bepalingen worden opgenomen die de Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid verlenen dergelijke controles en onderzoeken te verrichten overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden.
5. De personeelsleden van Eurojust, de administratief directeur en de leden van het college en de raad van bestuur melden bij OLAF en het EOM onverwijld en zonder dat hun verantwoordelijkheid als gevolg van deze melding in het geding kan komen, elke verdenking van onregelmatige of illegale activiteiten binnen hun respectieve mandaat waarvan zij tijdens de vervulling van hun taken kennis hebben genomen.
Artikel 76
Voorschriften inzake de bescherming van gevoelige niet-gerubriceerde informatie en van gerubriceerde informatie
1. Eurojust stelt interne voorschriften inzake de behandeling en vertrouwelijkheid van informatie en inzake de bescherming van gevoelige, niet-gerubriceerde informatie vast, onder meer inzake het genereren en verwerken van die informatie bij Eurojust.
2. Eurojust stelt interne voorschriften inzake de bescherming van gerubriceerde EU-informatie vast die stroken met Besluit 2013/488/EU (28) van de Raad, teneinde een gelijkwaardig beschermingsniveau voor die informatie te waarborgen.
Artikel 77
Administratieve onderzoeken
De administratieve activiteiten van Eurojust kunnen worden onderzocht door de Europese Ombudsman overeenkomstig artikel 228 VWEU.
Artikel 78
Aansprakelijkheid voor andere aangelegenheden dan ongeoorloofde of onjuiste verwerking van gegevens
1. De contractuele aansprakelijkheid van Eurojust wordt beheerst door het recht dat van toepassing is op de betrokken overeenkomst.
2. Het Hof is bevoegd om uitspraak te doen krachtens arbitrageclausules in de door Eurojust gesloten overeenkomsten.
3. In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt Eurojust, los van enige aansprakelijkheid overeenkomstig artikel 46, alle door Eurojust of zijn personeelsleden bij de uitvoering van hun taken veroorzaakte schade overeenkomstig de algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben.
4. Lid 3 is ook van toepassing op de door een nationaal lid, een adjunct of een medewerker bij de uitvoering van zijn taken veroorzaakte schade. Wanneer hij echter optreedt op grond van de hem uit hoofde van artikel 8 verleende bevoegdheden, vergoedt zijn lidstaat aan Eurojust de bedragen die Eurojust heeft betaald om dergelijke schade te vergoeden.
5. Het Hof heeft rechtsmacht voor geschillen over de vergoeding van de in lid 3 bedoelde schade.
6. Welke nationale rechter bevoegd is om kennis te nemen van geschillen omtrent de in dit artikel bedoelde aansprakelijkheid van Eurojust, wordt vastgesteld op basis van Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad (29).
7. De persoonlijke aansprakelijkheid van de personeelsleden van Eurojust jegens Eurojust wordt beheerst door de bepalingen van het Statuut van ambtenaren en van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden.
Artikel 79
Zetelovereenkomst en exploitatievoorwaarden
1. Eurojust is gevestigd in Den Haag in Nederland.
2. De noodzakelijke bepalingen betreffende de huisvesting van Eurojust in Nederland en de door Nederland ter beschikking te stellen voorzieningen, alsook de specifieke voorschriften die in Nederland gelden voor de administratief directeur, de leden van het college, de personeelsleden van Eurojust en hun gezinsleden, worden vastgesteld in een zetelovereenkomst tussen Eurojust en Nederland, die wordt gesloten nadat het college daarmee heeft ingestemd.
Artikel 80
Overgangsregelingen
1. Eurojust zoals opgericht bij deze verordening is de algemene rechtsopvolger voor alle overeenkomsten, financiële verplichtingen en eigendommen van Eurojust zoals opgericht bij Besluit 2002/187/JBZ.
2. De nationale leden van Eurojust zoals opgericht bij Besluit 2002/187/JBZ die door iedere lidstaat zijn gedetacheerd uit hoofde van dat besluit, overnemen de rol van nationaal lid van Eurojust uit hoofde van hoofdstuk II, deel II, van deze verordening. Hun mandaten kunnen één keer worden verlengd overeenkomstig artikel 7, lid 5, van deze verordening na de inwerkingtreding ervan, ongeacht een vorige verlenging.
3. De voorzitter en de vicevoorzitters van Eurojust zoals opgericht bij Besluit 2002/187/JBZ op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze verordening, fungeren overeenkomstig artikel 11 van deze verordening als voorzitter en vicevoorzitters van Eurojust tot hun ambtstermijn overeenkomstig dat besluit afloopt. Zij kunnen eenmaal worden herkozen na de inwerkingtreding van deze verordening op grond van artikel 11, lid 4, ervan, ongeacht een eerdere herverkiezing.
4. De administratief directeur die als laatste uit hoofde van artikel 29 van Besluit 2002/187/JBZ is benoemd, neemt de rol van administratief directeur over uit hoofde van artikel 17 van deze verordening tot het verstrijken van zijn ambtstermijn als bepaald uit hoofde van dat besluit. De ambtstermijn van de administratief directeur kan eenmaal worden verlengd na de inwerkingtreding van deze verordening.
5. Deze verordening doet geen afbreuk aan de geldigheid van overeenkomsten die zijn gesloten door Eurojust zoals opgericht bij Besluit 2002/187/JBZ. Meer bepaald, blijven alle internationale overeenkomsten geldig die door Eurojust zijn gesloten en die in werking zijn getreden vóór 12 december 2019.
6. De kwijtingsprocedure met betrekking tot de op grond van artikel 35 van Besluit 2002/187/JBZ goedgekeurde begrotingen wordt uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften van artikel 36 van dat besluit.
7. Deze verordening heeft geen gevolgen voor de arbeidsovereenkomsten die uit hoofde van Besluit 2002/187/JBZ vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn gesloten. De functionaris voor gegevensbescherming die als laatste uit hoofde van artikel 17 van dat besluit was benoemd, overneemt uit hoofde van artikel 36 van deze verordening de rol van functionaris voor gegevensbescherming.
Artikel 81
Vervanging en intrekking
1. Besluit 2002/187/JBZ, wordt voor de door deze verordening gebonden lidstaten met ingang van 12 december 2019 vervangen.
Besluit 2002/187/JBZ wordt derhalve ingetrokken met ingang van 12 december 2019.
2. Ten aanzien van de door deze verordening gebonden lidstaten gelden verwijzingen naar het in lid 1 bedoelde besluit als verwijzingen naar deze verordening.
Artikel 82
Inwerkingtreding en toepassing
1. Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
2. Zij is van toepassing met ingang van 12 december 2019.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat overeenkomstig de Verdragen.
Gedaan te Straatsburg, 14 november 2018.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
A. TAJANI
Voor de Raad
De voorzitter
K. EDTSTADLER
(1) Standpunt van het Europees Parlement van 4 oktober 2018 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 6 november 2018.
(2) Besluit 2002/187/JBZ van de Raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken (PB L 63 van 6.3.2002, blz. 1).
(3) Besluit 2003/659/JBZ van de Raad van 18 juni 2003 tot wijziging van Besluit 2002/187/JBZ betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken (PB L 245 van 29.9.2003, blz. 44).
(4) Besluit 2009/426/JBZ van de Raad van 16 december 2008 inzake het versterken van Eurojust en tot wijziging van Besluit 2002/187/JBZ betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken (PB L 138 van 4.6.2009, blz. 14).
(5) Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie („EOM”) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).
(6) Besluit 2002/494/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 tot instelling van een Europees netwerk van aanspreekpunten inzake personen die verantwoordelijk zijn voor genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven (PB L 167 van 26.6.2002, blz. 1).
(7) Besluit 2007/845/JBZ van de Raad van 6 december 2007 betreffende de samenwerking tussen de nationale bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen op het gebied van de opsporing en de identificatie van opbrengsten van misdrijven of andere vermogensbestanddelen die hun oorsprong vinden in misdrijven (PB L 332 van 18.12.2007, blz. 103).
(8) Besluit 2008/852/JBZ van de Raad van 24 oktober 2008 inzake een netwerk van contactpunten ter bestrijding van corruptie (PB L 301 van 12.11.2008, blz. 38).
(9) Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 89).
(10) Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen van de Unie, organen en instanties en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002 (zie bladzijde 39 van dit Publicatieblad).
(11) Gemeenschappelijk Standpunt 2005/69/JBZ van de Raad van 24 januari 2005 over de uitwisseling van bepaalde gegevens met Interpol (PB L 27 van 29.1.2005, blz. 61).
(12) Besluit 2007/533/JBZ van de Raad van 12 juni 2007 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (PB L 205 van 7.8.2007, blz. 63).
(13) Gemeenschappelijk Optreden 96/227/JBZ van 22 april 1996 inzake een kader voor de uitwisseling van verbindingsmagistraten ter verbetering van de justitiële samenwerking tussen de lidstaten van de Europese Unie (PB L 105 van 27.4.1996, blz. 1).
(14) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
(15) Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
(16) Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
(17) Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken (PB L 130 van 1.5.2014, blz. 1).
(18) PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.
(19) Besluit 2005/671/JBZ van de Raad van 20 september 2005 betreffende informatie-uitwisseling en samenwerking in verband met strafbare feiten van terroristische aard (PB L 253 van 29.9.2005, blz. 22).
(20) Besluit 2008/976/JBZ van de Raad van 16 december 2008 betreffende het Europees justitieel netwerk (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 130).
(21) Verordening (EU) 2016/1624 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 betreffende de Europese grens- en kustwacht, tot wijziging van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 863/2007 van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad en Besluit 2005/267/EG van de Raad (PB L 251 van 16.9.2016, blz. 1).
(22) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie van 30 september 2013 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).
(23) Verordening (EEG) nr. 1/58 van de Raad van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap (PB 17 van 6.10.1958, blz. 385).
(24) Verordening (EG) nr. 2965/94 van de Raad van 28 november 1994 tot oprichting van een Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie (PB L 314 van 7.12.1994, blz. 1).
(25) Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).
(26) PB L 137 van 31.5.1999, blz. 15.
(27) Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
(28) Besluit 2013/488/EU van de Raad van 23 september 2013 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 274 van 15.10.2013, blz. 1).
(29) Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB L 351 van 20.12.2012, blz. 1).
BIJLAGE I
Lijst van vormen van ernstige criminaliteit waarvoor Eurojust overeenkomstig artikel 3, lid 1, bevoegd is:
— |
terrorisme, |
— |
georganiseerde misdaad, |
— |
drugshandel, |
— |
witwasactiviteiten, |
— |
criminaliteit in verband met nucleaire en radioactieve stoffen, |
— |
migrantensmokkel, |
— |
mensenhandel, |
— |
criminaliteit in verband met motorvoertuigen, |
— |
moord en zware mishandeling, |
— |
illegale handel in menselijke organen en weefsels, |
— |
ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling, |
— |
racisme en vreemdelingenhaat, |
— |
diefstal en gekwalificeerde diefstal, |
— |
illegale handel in cultuurgoederen, met inbegrip van antiquiteiten en kunstvoorwerpen, |
— |
oplichting en fraude, |
— |
misdrijven tegen de financiële belangen van de Unie, |
— |
handel met voorkennis en manipulatie van de financiële markten, |
— |
racketeering en afpersing, |
— |
namaak van producten en productpiraterij, |
— |
vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten, |
— |
valsemunterij en vervalsing van betaalmiddelen, |
— |
computercriminaliteit, |
— |
corruptie, |
— |
illegale handel in wapens, munitie en explosieven, |
— |
illegale handel in bedreigde diersoorten, |
— |
illegale handel in bedreigde planten- en boomsoorten, |
— |
milieucriminaliteit, met inbegrip van verontreiniging vanaf schepen, |
— |
illegale handel in hormonale stoffen en andere groeibevorderaars, |
— |
seksueel misbruik en seksuele uitbuiting inclusief kinderpornografie en het benaderen van kinderen voor seksuele doeleinden, |
— |
genocide, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden. |
BIJLAGE II
IN ARTIKEL 27 BEDOELDE CATEGORIEËN PERSOONSGEGEVENS
1. |
|
2. |
|