Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32018L0851

Richtlijn (EU) 2018/851 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen (Voor de EER relevante tekst)

PE/11/2018/REV/2

PB L 150 van 14.6.2018, p. 109–140 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2018/851/oj

14.6.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 150/109


RICHTLIJN (EU) 2018/851 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 30 mei 2018

tot wijziging van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het afvalstoffenbeheer in de Unie moet worden verbeterd en moet worden omgevormd tot duurzaam materialenbeheer met het oog op de bescherming, het behoud en de verbetering van de kwaliteit van het milieu, de bescherming van de gezondheid van de mens, een behoedzaam, efficiënt en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen, de bevordering van de beginselen van de circulaire economie, een grootschaliger gebruik van hernieuwbare energie, de verhoging van de energie-efficiëntie en de vermindering van de afhankelijkheid van de Unie van ingevoerde hulpbronnen, zodat er nieuwe economische kansen ontstaan en het concurrentievermogen op lange termijn wordt bevorderd. Om de economie werkelijk circulair te maken, moeten aanvullende maatregelen worden genomen op het gebied van duurzame productie en consumptie door gericht te zijn op de totale levenscyclus van producten op zodanige wijze dat hulpbronnen behouden blijven en de kring wordt gesloten. Het efficiëntere gebruik van hulpbronnen zou ook aanzienlijke nettobesparingen met zich meebrengen voor bedrijven, overheden en consumenten in de Unie en zou tevens tot vermindering van de totale jaarlijkse uitstoot van broeikasgassen leiden.

(2)

Als hulpbronnen efficiënter worden gebruikt en afval als waardevolle hulpbron wordt beschouwd, kan dat ertoe bijdragen dat de Unie minder afhankelijk wordt van de invoer van grondstoffen en dat de overgang naar duurzamer materialenbeheer en naar een circulaire economie wordt vergemakkelijkt. Deze overgang moet bijdragen aan de doelstellingen inzake slimme, duurzame en inclusieve groei die in de Europa 2020-strategie zijn opgenomen en moet belangrijke kansen creëren voor lokale economieën en belanghebbenden; tevens moet zij helpen zorgen voor meer synergie tussen de circulaire economie en het beleid op het gebied van energie, klimaat, landbouw, industrie en onderzoek, en voordelen opleveren voor het milieu dankzij de verminderde uitstoot van broeikasgassen, en voor de economie.

(3)

De doelstellingen voor de voorbereiding op hergebruik en recycling van afvalstoffen die zijn vastgelegd in Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) moeten worden opgeschaald, zodat zij beter beantwoorden aan de ambities van de Unie om zich te ontwikkelen tot een circulaire economie.

(4)

De samenhang tussen Richtlijn 2008/98/EG en de relevante wetgeving van de Unie, waaronder Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) en Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (6), moet worden gewaarborgd.

(5)

Veel lidstaten moeten hebben de nodige infrastructuur voor afvalbeheer nog niet volledig ontwikkeld. Het is daarom van groot belang duidelijke beleidsdoelstellingen op de lange termijn te bepalen om maatregelen en investeringen te sturen, met name door te voorkomen dat structurele overcapaciteit ontstaat voor de verwerking van restafval en dat recycleerbare materialen op de lagere niveaus van de afvalhiërarchie vast blijven zitten.

(6)

Stedelijk afval vormt ongeveer 7-10 % van de totale hoeveelheid afval die in de Unie wordt geproduceerd. Deze afvalstroom is echter een van de meest complexe afvalstromen om te beheren, en de manier waarop deze wordt beheerd is een goede indicatie van de kwaliteit van het algehele systeem voor afvalstoffenbeheer in een land. De uitdagingen op het gebied van het beheer van stedelijk afval vloeien voort uit de zeer complexe en gemengde samenstelling, het feit dat het afval in de directe nabijheid van burgers wordt geproduceerd, de zeer hoge zichtbaarheid voor het publiek en de gevolgen ervan voor het milieu en de menselijke gezondheid. Het beheer van stedelijk afval vraagt dan ook om een zeer complex systeem, waaronder een efficiënt inzamelingssysteem, een doeltreffend sorteersysteem en een deugdelijke tracering van afvalstromen, de actieve betrokkenheid van burgers en bedrijven, een infrastructuur die is aangepast aan de specifieke samenstelling van het afval, en een uitgebreid financieringsstelsel. Landen die beschikken over efficiënte systemen voor het beheer van stedelijk afval presteren vaak beter op het gebied van afvalbeheer in het algemeen, onder meer het behalen van de recyclingdoelstellingen.

(7)

De ervaring heeft geleerd dat afvalbeheersystemen, ongeacht de toewijzing van verantwoordelijkheden voor afvalbeheer tussen publieke en private spelers, kunnen bijdragen aan de totstandbrenging van een circulaire economie en dat het besluit over de toewijzing van verantwoordelijkheden vaak afhangt van geografische en structurele omstandigheden. Met de in deze richtlijn vastgestelde regels is zowel een afvalbeheersysteem mogelijk waarbij de gemeente de algemene verantwoordelijkheid draagt voor het inzamelen van stedelijk afval als een systeem waarbij dergelijke diensten worden uitbesteed aan particuliere exploitanten, evenals elke andere taakverdeling tussen publieke en private spelers. Voor de keuze van dergelijke systemen en het besluit om die systemen al dan niet te wijzigen, blijven de lidstaten verantwoordelijk.

(8)

Plantaardige stoffen van de landbouw- en voedingsmiddelenindustrie en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong die niet langer bestemd zijn voor menselijke consumptie en die bestemd zijn voor vervoedering moeten, om duplicatie van regels te voorkomen, worden uitgesloten van het toepassingsgebied van Richtlijn 2008/98/EG indien zij volledig in overeenstemming zijn met de diervoederwetgeving van de Unie. Richtlijn 2008/98/EG moet derhalve niet van toepassing zijn op deze producten en stoffen bij gebruik voor diervoeders, en het toepassingsgebied van die richtlijn moet worden verduidelijkt. Onverminderd andere bepalingen in de regelgeving van de Unie die van toepassing zijn op het gebied van de diervoeding, zijn dierlijke bijproducten die bestemd zijn om als voedermiddelen te worden gebruikt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 767/2009 van het Europees Parlement en de Raad (7) al uitgesloten van het toepassingsgebied van Richtlijn 2008/98/EG, voor zover zij onder andere wetgeving van de Unie vallen.

(9)

Definities van niet-gevaarlijke afvalstoffen, stedelijk afval, bouw- en sloopafval, levensmiddelenafval, materiaalterugwinning, opvulling, en regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid moeten worden opgenomen in Richtlijn 2008/98/EG om de reikwijdte van deze begrippen te verduidelijken.

(10)

Om ervoor te zorgen dat de doelstellingen voor de voorbereiding voor hergebruik en recycling zijn gebaseerd op betrouwbare en vergelijkbare gegevens en om een doeltreffendere monitoring op de voortgang met de verwezenlijking van deze doelstellingen mogelijk te maken, moet de definitie van stedelijk afval in Richtlijn 2008/98/EG in overeenstemming zijn met de definitie die voor statistische doeleinden wordt gebruikt door Eurostat en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), op basis waarvan de lidstaten sinds enkele jaren gegevens rapporteren. Stedelijk afval moet worden gedefinieerd als afval van huishoudens en afval uit andere bronnen, zoals de detailhandel, de overheid, het onderwijs, diensten in de gezondheidszorg, huisvesting en catering, en andere diensten en activiteiten, dat qua aard en samenstelling vergelijkbaar is met afval van huishoudens. Daarom omvat stedelijk afval onder meer afval van park- en tuinonderhoud, zoals bladeren, gemaaid gras en snoeisel van bomen, en afval van markt- en straatreinigingsdiensten, zoals de inhoud van vuilnisbakken en straatvuil zoals zand, steen, modder of stof. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat afval van grote commerciële activiteiten en van de industrie, dat niet van dezelfde soort is als afval van huishoudens, niet onder stedelijk afval valt. Van productie, landbouw, bosbouw, visserij, bouw en sloop, septische tanks en het riolerings- en zuiveringsstelsel afkomstig afval en afgedankte voertuigen vallen niet onder stedelijk afval. Onder stedelijk afval moet worden verstaan de soorten afval die zijn opgenomen in hoofdstuk 15 01 en hoofdstuk 20, met uitzondering van de codes 20 02 02, 20 03 04 en 20 03 06 van de lijst van afvalstoffen vastgelegd door Besluit 2014/955/EU van de Commissie (8) in de versie die van kracht is op 4 juli 2018. Afval dat onder andere hoofdstukken van die lijst valt, mag niet als stedelijk afval worden beschouwd, behalve in gevallen waarin stedelijk afval verwerkt wordt en aan dat afval codes van hoofdstuk 19 van die lijst worden gegeven. De lidstaten mogen desbetreffende categorieën van die lijst gebruiken voor statistische doeleinden. De definitie van stedelijk afval in deze richtlijn wordt ingevoerd met het oog op de bepaling van het toepassingsbereik van de doelstellingen voor de voorbereiding voor hergebruik en recycling en de regels voor de berekening daarvan. De definitie is neutraal wat betreft de publieke of private status van de exploitant die het afval beheert en heeft derhalve ook betrekking op afvalstoffen van huishoudens en uit andere bronnen die door of namens de gemeenten of rechtstreeks door private exploitanten worden beheerd.

(11)

De definitie van bouw- en sloopafval heeft betrekking op afval van bouw- en sloopwerkzaamheden in het algemeen, maar omvat ook afval van kleinere bouw- en sloopwerkzaamheden van doe-het-zelvers binnen private huishoudens. Onder bouw- en sloopafval moet afval worden verstaan dat overeenkomt met de afvalsoorten die zijn opgenomen in hoofdstuk 17 van de lijst van afvalstoffen vastgelegd door Besluit 2014/955/EU in de versie van kracht op 4 juli 2018.

(12)

Er moet een definitie van materiaalterugwinning worden ingevoerd om andere vormen van nuttige toepassing te bestrijken dan energieterugwinning en de herverwerking van afval tot materialen die worden gebruikt als brandstoffen of andere middelen voor het opwekken van energie. Die definitie omvat de voorbereiding voor hergebruik, recycling en opvulling en andere vormen van materiaalterugwinning zoals de herverwerking van afvalstoffen tot secundaire grondstoffen voor civieltechnische doeleinden voor de aanleg van wegen of andere infrastructuur. Afhankelijk van de specifieke feitelijke omstandigheden kan deze herverwerking voldoen aan de definitie van recycling, als het gebruik van materialen gebaseerd is op een adequate kwaliteitscontrole en voldoet aan alle normen, standaarden, specificaties en voorschriften inzake milieu- en gezondheidsbescherming die relevant zijn voor dat specifieke gebruik.

(13)

De definitie van opvulling moet worden ingevoerd om de verduidelijken dat het hierbij gaat om elke handeling voor nuttige toepassing van geschikt, niet-gevaarlijk afval met het oog op de terugwinning van uitgegraven terreinen of voor civieltechnische toepassingen bij de landschapsaanleg. Voor opvulling gebruikte afvalstoffen moeten worden beperkt tot de hoeveelheid die strikt noodzakelijk is om deze doelen te bereiken.

(14)

De definitie van regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid moet worden ingevoerd om te verduidelijken dat het hier gaat om een reeks maatregelen van de lidstaten om producenten voor te schrijven dat zij financiële of financiële en organisatorische verantwoordelijkheid dragen voor het beheer van de afvalfase van de levenscyclus van een product, met inbegrip van handelingen in verband met gescheiden inzameling, sortering en verwerking. Die verplichting kan ook een organisatorische verantwoordelijkheid inhouden en een verantwoordelijkheid om bij te dragen aan afvalpreventie en de herbruikbaarheid en recycleerbaarheid van producten. De producenten van producten kunnen individueel of collectief voldoen aan de verplichtingen uit hoofde van de regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.

(15)

Om bij te dragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van Richtlijn 2008/98/EG moeten de lidstaten gebruikmaken van economische instrumenten en andere maatregelen om voor prikkels te zorgen voor de toepassing van de afvalhiërarchie, zoals die welke in bijlage IV bis worden genoemd, die onder meer stort- en verbrandingsheffingen, gedifferentieerde tarieven voor afval, regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, facilitering van voedselschenkingen en prikkels voor lokale overheden omvatten, of andere passende instrumenten en maatregelen.

(16)

Om duurzaam grondstoffengebruik en industriële symbiose te bevorderen, moeten de lidstaten passende maatregelen nemen om de erkenning als bijproduct te faciliteren van een stof die of voorwerp dat het resultaat is van een productieproces dat niet in de eerste plaats bedoeld is om die stof of dat voorwerp te produceren, indien de op Unieniveau geharmoniseerde voorwaarden in acht worden genomen. De Commissie moet bevoegd zijn om uitvoeringshandelingen vast te stellen tot bepaling van gedetailleerde criteria voor de toepassing van de status van bijproduct, waarbij prioriteit wordt gegeven aan repliceerbare praktijken van industriële symbiose.

(17)

Om exploitanten in markten voor secundaire grondstoffen meer zekerheid te verschaffen over de afval of niet-afvalstatus van stoffen of voorwerpen en gelijke mededingingsvoorwaarden te bevorderen, is het van belang dat de lidstaten passende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat afval dat een behandeling voor nuttige toepassing heeft ondergaan geacht wordt niet langer afval te zijn als het voldoet aan alle voorwaarden die zijn neergelegd in artikel 6, lid 1, van Richtlijn 2008/98/EG, zoals gewijzigd door deze richtlijn. Die maatregelen kunnen onder meer bestaan in de vaststelling van wetgeving waarbij deze voorwaarden worden omgezet, vergezeld van procedures voor de uitvoering ervan, zoals de vaststelling van materiaal- en toepassingsspecifieke eindeafvalcriteria, richtsnoeren, besluiten per geval en andere procedures voor de ad-hoctoepassing van de op het niveau van de Unie vastgestelde geharmoniseerde voorwaarden. Dergelijke maatregelen moeten handhavingsbepalingen omvatten om na te gaan of afvalstoffen die niet langer als een afvalstof worden beschouwd als gevolg van een handeling voor nuttige toepassing, voldoen aan het recht van de Unie inzake afval, chemische stoffen en producten, waarbij in het bijzonder prioriteit wordt gegeven aan afvalstromen die aanleiding geven tot een hoger risico voor de menselijke gezondheid en het milieu vanwege de aard en de omvang van de afvalstromen, afvalstoffen die onderworpen zijn aan innovatieve processen voor nuttige toepassing of afvalstoffen die worden nuttig toegepast voor verder gebruik in andere lidstaten. De maatregelen kunnen ook bestaan in de vaststelling van een verplichting voor exploitanten die afval nuttig toepassen of houders van nuttig toegepaste afvalstoffen om aan te tonen dat voldaan is aan de voorwaarden die zijn neergelegd in artikel 6, lid 1, van Richtlijn 2008/98/EG, zoals gewijzigd door deze richtlijn. Om illegale overbrenging van afvalstoffen te voorkomen en lidstaten en marktdeelnemers meer bewust te maken, moet er meer transparantie heersen omtrent de aanpak door de lidstaten van de eindeafvalstatus, vooral wat betreft hun besluiten per geval en het resultaat van de verificatie door bevoegde autoriteiten, alsook omtrent de specifieke problemen van lidstaten en hun bevoegde instanties met bepaalde afvalstromen. De uiteindelijke vaststelling of voldaan is aan de voorwaarden van artikel 5 of artikel 6 van Richtlijn 2008/98/EG zoals gewijzigd door deze richtlijn blijft uitsluitend een verantwoordelijkheid van de lidstaten op basis van alle relevante informatie die wordt verstrekt door de houder van het materiaal of de afvalstoffen.

(18)

Aan de Commissie moeten uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om gedetailleerde criteria vastte stellen voor de toepassing van de eindeafvalstatus. In deze context moeten ten minste specifieke eindeafvalcriteria worden overwogen voor granulaten, papier, banden en textiel.

(19)

De toepassing van regels inzake bijproducten en eindeafval mag geen afbreuk doen aan andere bepalingen van het Unierecht, met name artikel 28 en artikel 50, leden 4 bis en 4 ter, van Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad (9) betreffende de overbrenging van afvalstoffen, de wetgeving inzake chemische stoffen en de wetgeving inzake het in de handel brengen van bepaalde producten. De eindeafvalstatus kan enkel worden bereikt indien de stoffen of voorwerpen voldoen aan de desbetreffende voorschriften die van toepassing zijn op producten. Regels inzake eindeafval kunnen worden vastgesteld in productspecifieke wetgeving.

(20)

De lidstaten moeten passende maatregelen nemen om de ontwikkeling, de productie, de afzet en het gebruik aan te moedigen van producten en componenten van producten die geschikt zijn voor meervoudig gebruik, die gerecycleerde materialen bevatten, die technisch duurzaam zijn, die gemakkelijk gerepareerd kunnen worden en die, zodra zij afval zijn geworden, geschikt zijn voor voorbereiding voor hergebruik en voor recycling, teneinde een juiste toepassing van de afvalhiërarchie te bevorderen zonder dat het vrije verkeer van goederen binnen de interne markt daardoor in het gedrang komt. Bij die maatregelen moet rekening worden gehouden met de effecten van producten gedurende hun volledige levenscyclus, met de afvalhiërarchie en, in voorkomend geval, met de mogelijkheid van meervoudige recycling.

(21)

Regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid zijn een essentieel onderdeel van efficiënt afvalbeheer. De doeltreffendheid en prestaties daarvan verschillen echter aanzienlijk tussen de lidstaten. Daarom moeten minimale operationele vereisten voor die regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid worden vastgesteld en moet worden verduidelijkt dat die vereisten ook gelden voor regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid die zijn vastgesteld krachtens andere wetgevingshandelingen van de Unie, met name Richtlijnen 2000/53/EG (10), 2006/66/EG (11) en 2012/19/EU (12) van het Europees Parlement en de Raad, in aanvulling op de vereisten die al daarin zijn neergelegd, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald. Er moet onderscheid worden gemaakt tussen die algemene minimale vereisten die op alle regelingen van toepassing zijn en die welke alleen van toepassing zijn op organisaties die namens producenten van producten verplichtingen uit hoofde van regelingen voor uitgebreide productenverantwoordelijkheid nakomen. De algemene minimale vereisten voor regelingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid zijn, tenzij lidstaten anderszins besluiten, niet van toepassing op regelingen die niet voldoen aan de definitie van een regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.

(22)

De algemene minimale vereisten moeten leiden tot lagere kosten en betere prestaties en zorgen voor gelijke mededingingsvoorwaarden, ook voor kleine en middelgrote ondernemingen en e-handelsondernemingen, en belemmeringen voor de goede werking van de interne markt voorkomen. Zij moeten er ook toe bijdragen dat kosten betreffende het einde van de levensduur van producten worden meegenomen in de prijs ervan en producenten stimuleren om bij het ontwerpen van hun producten meer rekening te houden met recycleerbaarheid, herbruikbaarheid, repareerbaarheid en aanwezigheid van gevaarlijke stoffen. Al met al moeten deze vereisten de governance en de transparantie van de regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid verbeteren en de mogelijkheid verkleinen dat er belangenconflicten ontstaan tussen organisaties die verplichtingen uit hoofde van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid nakomen namens producenten van producten en de afvalverwerkers met wie die organisaties een overeenkomst aangaan. De vereisten moeten van toepassing zijn op zowel nieuwe als bestaande regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. Een overgangsperiode is echter noodzakelijk om de structuren en procedures van de bestaande regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid aan te passen aan de nieuwe vereisten.

(23)

Overheidsinstanties spelen een belangrijke rol bij de inzameling en verwerking van stedelijk afval en de communicatie daarover met de burgers. Bepalingen met betrekking tot de financiële verantwoordelijkheid van producenten van producten die worden ingevoerd als onderdeel van de algemene minimale vereisten voor regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid moeten gelden zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de bevoegdheden van overheidsinstanties met betrekking tot de inzameling en verwerking van stedelijk afval.

(24)

Wanneer overheidsinstanties verantwoordelijk zijn is voor het organiseren van de operationele aspecten van het beheer van afval van producten die vallen onder de regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, moeten die diensten kostenefficiënt worden aangeboden en mag de financiële verantwoordelijkheid van de producenten van producten niet verder reiken dan de kosten die nodig zijn om deze diensten te verlenen. Die kosten moeten op transparante wijze worden vastgesteld tussen de betrokken actoren, waaronder de producenten van producten, hun organisaties en de overheidsinstanties.

(25)

Om een correct afvalbeheer te waarborgen moeten producenten van producten of organisaties die namens hen de verplichtingen uit hoofde van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid nakomen, wanneer zij verantwoordelijk zijn voor het beheer van afval van producten die zij in de handel brengen, gedurende het gehele jaar zorg dragen voor de continuïteit van de afvalbeheersdiensten, zelfs als aan de voor hen geldende doelstellingen is voldaan. Zij mogen die diensten ook niet beperken tot geografisch gebieden, producten en materialen waarvoor de inzameling en het beheer van afvalstoffen het rendabelst zijn.

(26)

Producenten van producten moeten de kosten dekken die nodig zijn om te voldoen aan de doelstellingen van het afvalstoffenbeheer en andere doelstellingen, onder meer op het gebied van afvalpreventie, die zijn vastgesteld voor de desbetreffende regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. Deze kosten kunnen onder strikte voorwaarden worden gedeeld met de oorspronkelijke producenten of distributeurs van afvalstoffen wanneer zulks gerechtvaardigd wordt door de noodzaak te zorgen voor een adequaat afvalstoffenbeheer en voor de economische levensvatbaarheid van de regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.

(27)

De Commissie moet richtsnoeren vaststellen voor de differentiëring van financiële bijdragen van producenten van producten aan regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid teneinde de lidstaten bij te staan bij de uitvoering van deze richtlijn, zodat de interne markt beter kan functioneren. Om de samenhang binnen de interne markt te waarborgen, moet de Commissie hiertoe door middel van uitvoeringshandelingen geharmoniseerde criteria kunnen vaststellen.

(28)

Gemachtigde vertegenwoordigers die de verplichtingen van producenten van producten inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid moeten uitvoeren, kunnen worden onderworpen aan voorschriften waardoor de lidstaat op wiens grondgebied zij gevestigd zijn, kan monitoren en verifiëren of die verplichtingen worden nagekomen. Die verplichtingen mogen echter niet verder gaan dan de vereisten die van toepassing zijn op in die lidstaat gevestigde producenten van producten en organisaties die namens hen verplichtingen uit hoofde van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid nakomen.

(29)

Afvalpreventie is de efficiëntste manier om de hulpbronnenefficiëntie te verbeteren en het milieueffect van afval te verminderen. Daarom is het belangrijk dat de lidstaten passende maatregelen nemen om afvalproductie te voorkomen en de voortgang met de uitvoering van deze maatregelen te monitoren en te evalueren. In het kader van die maatregelen moeten de lidstaten innovatieve productie-, bedrijfs- en consumptiemodellen bevorderen die de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in materialen en producten verkleinen, die de verlenging van de levensduur van producten stimuleren en die hergebruik bevorderen, onder meer door middel van het opzetten en ondersteunen van netwerken voor hergebruik en reparatie, zoals die welke door ondernemingen van de sociale economie worden gebruikt, statiegeld- en navulregelingen, en door hervervaardiging, renovatie en, in voorkomend geval, herbestemming van producten aan te moedigen, alsook deelplatforms. Teneinde ervoor te zorgen dat de algehele voortgang in de uitvoering van de maatregelen voor afvalpreventie uniform wordt gemeten, moeten gemeenschappelijke indicatoren en doelstellingen worden vastgesteld.

(30)

Het bevorderen van duurzaamheid bij productie en verbruik kan een belangrijke bijdrage leveren aan de afvalpreventie. De lidstaten moeten maatregelen nemen om consumenten van die bijdrage bewust te maken en aan te sporen een actieve bijdrage te leveren om de hulpbronnenefficiëntie te verbeteren. In het kader van de maatregelen om de afvalproductie te verminderen, moeten de lidstaten doorlopend communicatie- en voorlichtingsinitiatieven ontplooien om de bewustwording inzake de problematiek van afvalpreventie en zwerfafval te bevorderen en kunnen zij statiegeldregelingen invoeren en meetbare doelstellingen vaststellen en, in voorkomend geval, passende economische prikkels voor producenten invoeren.

(31)

De lidstaten moeten maatregelen nemen om de preventie en vermindering van levensmiddelenafval te bevorderen zoals is bepaald in de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling die de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (VN) op 25 september 2015 heeft goedgekeurd, en met name de doelstelling om tegen 2030 de hoeveelheid levensmiddelenafval per hoofd van de bevolking wereldwijd op het niveau van de detailhandel en de consument te halveren en het levensmiddelenverlies in de gehele productie- en toeleveringsketen te verkleinen, met inbegrip van verliezen na de oogst. Deze maatregelen moeten gericht zijn op de preventie en vermindering van levensmiddelenafval in de primaire productie, de verwerkende industrie, de detailhandel en de overige distributie van levensmiddelen, in restaurants, in de catering en in huishoudens. Om bij te dragen aan de verwezenlijking van de doelstelling voor duurzame ontwikkeling van de VN en daarbij op schema te liggen, moeten de lidstaten ernaar streven een indicatieve, voor de hele Unie geldende doelstelling voor de vermindering van levensmiddelenafval te behalen van 30 % tegen 2025 en 50 % tegen 2030. Gezien de voordelen van de preventie van levensmiddelenafval voor het milieu, de samenleving en de economie moeten de lidstaten specifieke preventieve maatregelen nemen om levensmiddelenafval tegen te gaan door in hun afvalpreventieprogramma’s bewustmakingscampagnes op te nemen om te laten zien hoe levensmiddelenafval kan worden voorkomen. De lidstaten moeten ook de voortgang met de reductie van levensmiddelenverliezen meten. Om deze voortgang te meten en de uitwisseling van goede praktijken in de Unie te vergemakkelijken, zowel tussen lidstaten als tussen exploitanten van levensmiddelenbedrijven, moet een gemeenschappelijke methode voor die metingen worden vastgesteld. Op basis van die methode moet elk jaar verslag worden uitgebracht over de niveaus van levensmiddelenafval.

(32)

Om levensmiddelenafval te voorkomen moeten de lidstaten prikkels bieden voor de inzameling van onverkochte voedselproducten in alle fasen van de toeleveringsketen van levensmiddelen en voor de veilige herverdeling ervan, onder meer aan liefdadigheidsorganisaties. Ook moeten de consumenten beter worden voorgelicht over de betekenis van uiterste consumptiedatum („te gebruiken tot”) en datum van minimale houdbaarheid („ten minste houdbaar tot”) om levensmiddelenafval te beperken.

(33)

Zwerfafval, zowel in steden als op het land, in rivieren en zeeën of elders, heeft directe en indirecte negatieve gevolgen voor het milieu, het welzijn van de burgers en de economie, en de kosten van het opruimen ervan vormen een onnodige economische belasting voor de samenleving. De lidstaten moeten maatregelen nemen om het achterlaten, dumpen, ongecontroleerd beheren of andere vormen van weggooien van afval te voorkomen. De lidstaten moeten ook maatregelen nemen om zwerfafval dat in het milieu aanwezig is op te ruimen, ongeacht de oorsprong of omvang ervan en ongeacht of afval opzettelijk of uit nalatigheid is weggegooid. Maatregelen ter voorkoming en vermindering van afval van producten die de belangrijkste bronnen van zwerfafval in het natuurlijke en mariene milieu vormen, kunnen onder meer bestaan in de verbetering van de infrastructuur en de praktijken voor afvalstoffenbeheer, economische instrumenten en bewustmakingscampagnes. Wanneer een lidstaat voornemens is een maatregel te treffen die beperkende gevolgen heeft voor de handel binnen de Unie, moeten hij kunnen aantonen dat de maatregel in kwestie geschikt is om de doelstelling van preventie en vermindering van zwerfafval in de natuurlijke en mariene omgeving te verwezenlijken, dat de maatregel niet verder gaat dan wat nodig is om dat doel te bereiken en dat zij geen middel is om willekeurig te discrimineren tussen lidstaten of om de handel tussen lidstaten op verkapte wijze te beperken.

(34)

De bestrijding van zwerfafval moet een gedeelde inspanning zijn van bevoegde autoriteiten, producenten en consumenten. Consumenten moeten gestimuleerd worden om hun gedrag te veranderen, onder meer door middel van voorlichting en bewustmaking, terwijl producenten duurzaam gebruik moeten bevorderen en moeten bijdragen aan passend beheer van hun afgedankte producten.

(35)

Zwerfafval in het mariene milieu is een bijzonder nijpend probleem, en de lidstaten moeten maatregelen treffen om het produceren van zwerfvuil in zee in de Unie een halt toe te roepen en aldus bij te dragen aan de verwezenlijking van de doelstelling van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling die de Algemene Vergadering van de VN op 25 september 2015 heeft goedgekeurd, om tegen 2025 de hoeveelheid mariene verontreiniging van allerlei soorten, en met name zwerfvuil dat afkomstig is van activiteiten op het vasteland, met inbegrip van zwerfvuil in zee en nutriëntenverontreiniging, te voorkomen en aanzienlijk te verminderen. Aangezien zwerfvuil in zee, en met name plasticafval, voor een groot deel afkomstig is van activiteiten op het vasteland en met name veroorzaakt wordt door slechte praktijken en gebrekkige infrastructuur voor het beheer van vaste afvalstoffen, door burgers die zwerfafval achterlaten en door gebrek aan publiek besef, moeten in afvalpreventieprogramma’s en afvalbeheersplannen specifieke maatregelen worden opgenomen. Die maatregelen moet ertoe bijdragen dat tegen 2020 een „goede milieutoestand” van het mariene milieu wordt bereikt, in overeenstemming met Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad (13). Overeenkomstig die richtlijn moeten de lidstaten specifieke strategieën en maatregelen vaststellen en die elke zes jaar actualiseren. Ook moeten zij met ingang van 2018 regelmatig verslag uitbrengen over de voortgang met het handhaven of bereiken van de beoogde goede milieutoestand. Daarom moeten maatregelen in Richtlijn 2008/98/EG die betrekking hebben op de bestrijding van zwerfafval worden gecoördineerd met de maatregelen die vereist zijn op grond van Richtlijn 2008/56/EG en Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (14).

(36)

Bepaalde grondstoffen zijn van groot belang voor de economie van de Unie en de aanvoer ervan gaat gepaard met een hoog risico. Om te zorgen voor continuïteit in het aanbod van die grondstoffen en in overeenstemming met bepalingen in het grondstoffeninitiatief vastgelegd door de Commissie in haar mededeling van 4 november 2008 over „het grondstoffeninitiatief — voorzien in onze kritieke behoeften aan groei en werkgelegenheid in Europa” — en de doelstellingen van het Europese Innovatiepartnerschap inzake grondstoffen, moeten de lidstaten maatregelen nemen om het hergebruik te bevorderen van producten die de belangrijkste bronnen van kritieke grondstoffen vormen, om te voorkomen dat die materialen afvalstoffen worden. In dit verband heeft de Commissie, in haar mededeling van 13 september 2017 inzake „de lijst van 2017 van kritieke grondstoffen voor de EU”, een lijst van deze stoffen voor de EU opgesteld, en die lijst wordt regelmatig geëvalueerd.

(37)

Om een doeltreffende uitvoering van het grondstoffeninitiatief verder te ondersteunen, moeten de lidstaten ook maatregelen treffen met het oog op een optimaal beheer van afvalstoffen die aanzienlijke hoeveelheden kritieke grondstoffen bevatten, waarbij zij rekening moeten houden met economische en technische haalbaarheid en de milieu- en gezondheidsvoordelen. Zij moeten tevens in hun afvalbeheerplannen nationale maatregelen opnemen voor de inzameling, sortering en nuttige toepassing van afval dat aanzienlijke hoeveelheden van deze grondstoffen bevat. De maatregelen moeten worden opgenomen in de afvalbeheerplannen wanneer deze voor de eerste keer na de inwerkingtreding van deze richtlijn worden geactualiseerd. De Commissie moet informatie verstrekken over de desbetreffende productgroepen en afvalstromen op Unieniveau. Deze informatieverstrekking belet de lidstaten echter niet maatregelen te nemen voor andere grondstoffen die zij als belangrijk voor hun nationale economie beschouwen.

(38)

Wanneer producten, materialen en stoffen afvalstoffen worden, kan de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen die afvalstoffen ongeschikt maken voor recycling en de productie van hoogwaardige secundaire grondstoffen. Daarom moeten, in overeenstemming met het 7e milieuactieprogramma, waarin wordt opgeroepen tot de ontwikkeling van niet-toxische materiaalcycli, maatregelen worden getroffen om het gehalte aan gevaarlijke stoffen in materialen en producten, met inbegrip van gerecycleerde materialen, te verminderen, en ervoor te zorgen dat er voldoende informatie over de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen en met name van zeer zorgwekkende stoffen wordt verstrekt gedurende de gehele levenscyclus van producten en materialen. Om die doelstellingen te verwezenlijken moet er meer samenhang komen tussen het Unierecht inzake afvalstoffen, inzake chemische stoffen en inzake producten en moet het Europees Agentschap voor chemische stoffen tot taak krijgen ervoor te zorgen dat de informatie over de aanwezigheid van zeer zorgwekkende stoffen beschikbaar is gedurende de hele levenscyclus van producten en materialen, met inbegrip van de afvalfase.

(39)

Een beter hulpbronnengebruik kan aanzienlijke nettobesparingen opleveren voor bedrijven, overheden en consumenten in de Unie, en kan zorgen voor een vermindering van de totale jaarlijkse uitstoot van broeikasgassen. Om die reden moet de Commissie voor eind 2018 een voorstel doen voor een hoofdindicator en een dashboard van subindicatoren voor hulpbronnenefficiëntie, om de voortgang te meten die geboekt wordt bij het nastreven van een grotere hulpbronnenefficiëntie op het niveau van de Unie.

(40)

Het stimuleren van een duurzame bio-economie kan ertoe bijdragen dat de Unie minder afhankelijk wordt van ingevoerde grondstoffen. Biogebaseerde recycleerbare producten en composteerbare biologisch afbreekbare producten kunnen daarom een mogelijkheid bieden om meer onderzoek en innovatie te stimuleren en om op fossiele brandstoffen gebaseerde grondstoffen te vervangen door hernieuwbare hulpbronnen.

(41)

Om afvalverwerking die grondstoffen op de lagere niveaus van de afvalhiërarchie blokkeert, te voorkomen, de percentages voor voorbereiding voor hergebruik en recycling te verhogen, hoogwaardige recycling mogelijk te maken en de verspreiding van hoogwaardige secundaire grondstoffen te stimuleren, moeten de lidstaten zorgen voor betere naleving van de in artikel 10, lid 2, en artikel 11, lid 1, van Richtlijn 2008/98/EG neergelegde verplichting om afval gescheiden in te zamelen, met inbegrip van de verplichting tot gescheiden inzameling van ten minste papier-, metaal-, plastic- en glasafval, waaraan de lidstaten uiterlijk 2015 hadden moeten voldoen, en moeten zij gescheiden inzameling van bioafval, gevaarlijk huishoudelijk afval en textielafval invoeren. In voorkomend geval moeten voor gevaarlijk bioafval en verpakkingsafval dat gevaarlijke stoffen bevat specifieke inzamelingsvereisten gelden.

(42)

Gescheiden inzameling kan worden gerealiseerd door middel van huis-aan-huis-inzameling, inlever- en innamesystemen of andere inzamelingsregelingen. Hoewel de verplichting tot gescheiden inzameling van afval inhoudt dat afval naar soort en aard wordt gescheiden, moet het mogelijk zijn om bepaalde soorten afval gezamenlijk in te zamelen, op voorwaarde dat dit geen belemmering vormt voor hoogwaardige recycling of andere nuttige toepassingen van afval, in overeenstemming met de afvalhiërarchie. Ook moeten de lidstaten in andere naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen afwijken van de algemene verplichting tot gescheiden inzameling, bijvoorbeeld wanneer de gescheiden inzameling van specifieke afvalstromen in afgelegen en dunbevolkte gebieden leidt tot negatieve milieueffecten die niet opwegen tegen de totale milieuvoordelen, of onevenredig hoge kosten meebrengt. Bij het beoordelen van gevallen waarin de economische kosten wellicht onevenredig hoog zijn, moeten de lidstaten rekening houden met de algehele economische voordelen van gescheiden inzameling, ook wat betreft vermeden rechtstreekse kosten en kosten van negatieve milieu- en gezondheidseffecten die samenhangen met de verzameling en verwerking van gemengd afval, inkomsten uit de verkoop van secundaire grondstoffen en de mogelijkheid om markten voor dergelijke materialen te ontwikkelen, alsook met bijdragen van afvalproducenten en producenten van producten, waardoor afvalbeheerssystemen kostenefficiënter zouden kunnen worden.

(43)

De doelstellingen voor de voorbereiding voor hergebruik en de recycling van stedelijk afval moeten worden verhoogd om belangrijke economische, sociale en milieuvoordelen te realiseren en de overgang naar een circulaire economie te versnellen.

(44)

Een geleidelijke verhoging van de bestaande doelstellingen voor de voorbereiding voor hergebruik en de recycling van stedelijk afval moet waarborgen dat economisch waardevolle afvalmaterialen effectief worden voorbereid voor hergebruik of gerecycleerd, terwijl een hoog niveau van milieubescherming en de bescherming van de volksgezondheid wordt gewaarborgd, en dat economisch waardevolle materialen uit afval terugvloeien in de Europese economie, en bevordert derhalve het grondstoffeninitiatief en de ontwikkeling van een circulaire economie.

(45)

Er bestaan grote verschillen tussen de prestaties van de lidstaten op het gebied van afvalbeheer, met name wat betreft de recycling van stedelijk afval. Om rekening te houden met deze verschillen moeten het de lidstaten die volgens de in de gezamenlijke vragenlijst van de OESO en Eurostat gerapporteerde gegevens in 2013 minder dan 20 % van hun stedelijk afval hebben voorbereid voor hergebruik en gerecycleerd of meer dan 60 % van hun stedelijk afval hebben gestort, worden toegestaan te besluiten om meer tijd te geven om de doelstellingen voor de voorbereiding voor hergebruik en recycling voor 2025, 2030 en 2035 te behalen. Gezien de gemiddelde jaarlijkse toename die de afgelopen 15 jaar in de lidstaten is waargenomen, zouden die lidstaten hun recyclingcapaciteit veel sterker moeten opvoeren dan zij in het verleden hebben gedaan willen zij die doelstellingen behalen. Om een gestage voortgang in de richting van de doelstellingen te waarborgen en te zorgen dat hiaten in de uitvoering tijdig worden aangepakt, moeten de lidstaten die meer tijd nemen aan tussentijdse doelstellingen voldoen en een op gedetailleerde criteria steunend uitvoeringsplan vaststellen.

(46)

Met het oog op de betrouwbaarheid van gegevens moeten duidelijkere voorschriften worden vastgesteld voor de wijze waarop de lidstaten verslag moeten leggen over wat daadwerkelijk wordt gerecycleerd en voorbereid voor hergebruik en kan worden meegeteld voor het bereiken van de doelstellingen. De berekening van de recyclingdoelstellingen moet gebaseerd zijn op het gewicht van stedelijk afval in de recyclinghandeling wordt ingebracht. Als algemene regel moet de werkelijke meting van het gewicht van als gerecycleerd meegeteld stedelijk afval plaatsvinden op het punt waarop het stedelijk afval in de recyclinghandeling wordt ingebracht. Om de administratieve lasten te beperken, moet het de lidstaten niettemin onder strikte voorwaarden en in afwijking van de algemene regel worden toegestaan het gewicht van gerecycleerd stedelijk afval vast te stellen op basis van de meting van de output van elke sorteerhandeling. Materiaalverliezen die plaatsvinden voordat het afval in het recyclingproces wordt gebracht, bijvoorbeeld als gevolg van sortering of andere voorbereidende werkzaamheden, mogen niet worden opgenomen in de als gerecycleerd opgegeven hoeveelheden afval. Die verliezen kunnen worden vastgesteld op basis van elektronische registers, technische specificaties, gedetailleerde regels voor de berekening van gemiddelde verliespercentages voor verschillende afvalstromen of andere gelijkwaardige maatregelen. De lidstaten moeten in de kwaliteitscontroleverslagen die de aan de Commissie gerapporteerde gegevens over afvalrecycling vergezellen, verslag uitbrengen over die maatregelen. De gemiddelde verliespercentages moeten bij voorkeur worden vastgesteld op het niveau van afzonderlijke sorteerinstallaties en moeten gekoppeld worden aan de verschillende hoofdsoorten afval, verschillende bronnen (zoals huishoudelijk of commercieel), verschillende inzamelingssystemen en verschillende soorten sorteerprocessen. Gemiddelde verliespercentages mogen uitsluitend worden gebruikt in gevallen waarin er geen andere betrouwbare gegevens beschikbaar zijn, met name in de context van vervoer en uitvoer van afvalstoffen. Het verlies aan gewicht van materialen of stoffen als gevolg van fysische of chemische verwerkingsprocessen die deel uitmaken van de recyclinghandeling, waarbij afvalstoffen daadwerkelijk worden herverwerkt tot producten, materialen of stoffen, mag niet worden afgetrokken van het gewicht van het als gerecycleerd opgegeven afval.

(47)

Aangezien de definities in Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad (15), Richtlijn 2000/53/EG, Richtlijn 2006/66/EG, Richtlijn 2008/98/EG en Richtlijn 2012/19/EU op elkaar afgestemd zijn, is de bepaling van artikel 6 van Richtlijn 2008/98/EG over afvalstoffen die geacht worden niet langer afvalstoffen te zijn voor de doeleinden van de in die richtlijnen vastgestelde doelstellingen voor nuttige toepassing en recycling, niet langer noodzakelijk. Materialen die dankzij een nuttige toepassing of recycling niet langer afvalstoffen zijn, moeten volgens de toepasselijke berekeningsmethoden worden meegeteld voor het behalen van de in deze richtlijn vastgestelde doelstellingen voor nuttige toepassing en recycling. Wanneer afvalmaterialen niet langer afvalstoffen zijn als gevolg van een voorbereidingshandeling voordat zij daadwerkelijk worden herverwerkt, kunnen die materialen worden meegeteld als gerecycleerd, mits zij bestemd zijn voor verdere herverwerking tot producten, materialen of stoffen, hetzij voor de oorspronkelijke doelen het zij voor andere doelen. Eindeafvalmaterialen die bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstoffen of andere middelen voor het opwekken van energie, die worden gebruikt voor opvulling of die worden verwijderd, of die zullen worden gebruikt voor andere handelingen met hetzelfde doel als nuttige toepassing van afval, niet zijnde voorbereiding voor hergebruik en recycling, mogen niet worden meegeteld voor het behalen van de recyclingdoelstellingen.

(48)

Wanneer de berekening van het recyclingpercentage betrekking heeft op aerobe of anaerobe verwerking van biologisch afbreekbare afvalstoffen, mag de afvalinput van het aerobe of anaerobe verwerkingsproces als gerecycleerd worden meegeteld, mits die verwerking een output genereert die bestemd is om te worden gebruikt als gerecycleerd product of materiaal of als gerecycleerde stof. De output van dergelijke verwerking is meestal compost of digestaat, maar ook andere output kan in aanmerking worden genomen, mits deze vergelijkbare hoeveelheden gerecycleerde inhoud bevat ten opzichte van de hoeveelheid verwerkte biologisch afbreekbare afvalstoffen. In andere gevallen mogen volgens de definitie van recycling de herverwerking van biologisch afbreekbare afvalstoffen tot materialen die gebruikt zullen worden als brandstoffen of andere middelen voor het opwekken van energie, die worden verwijderd, of die zullen worden gebruikt in andere handelingen met hetzelfde doel als nuttige toepassing van afval, niet zijnde voorbereiding voor hergebruik en recycling, niet worden meegeteld voor het behalen van de recyclingdoelstellingen.

(49)

Bij het berekenen of de doelstellingen voor voorbereiding voor hergebruik en recycling worden bereikt, moeten de lidstaten rekening kunnen houden met de recycling van metalen die gescheiden worden na de verbranding van stedelijk afval. Om te zorgen voor een uniforme berekening van deze gegevens moet de Commissie gedetailleerde voorschriften vaststellen voor de kwaliteitscriteria voor gerecycleerde metalen en voor het berekenen, verifiëren en rapporteren van gegevens.

(50)

Wanneer afvalstoffen uit de Unie worden uitgevoerd met het oog op voorbereiding voor hergebruik of recycling, moeten de lidstaten effectief gebruikmaken van de inspectiebevoegdheden voorzien in artikel 50, lid 4 quater, van Verordening (EG) nr. 1013/2006 om schriftelijke bewijzen voor te schrijven om vast te stellen of een overbrenging bestemd is voor handelingen voor nuttige toepassing die in overeenstemming zijn met artikel 49 van die verordening en dus op ecologisch verantwoorde wijze worden beheerd in een inrichting die werkt volgens normen inzake menselijke gezondheid en milieubescherming die in brede trekken gelijkwaardig zijn aan die welke in wetgeving van de Unie zijn vastgesteld. Voor de vervulling van die taak kunnen de lidstaten samenwerken met andere relevante actoren, zoals de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van bestemming, onafhankelijke derde verificatie-instanties of organisaties die verplichtingen uit hoofde van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid nakomen namens producenten van producten die zijn opgericht krachtens regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, die fysieke en andere controles kunnen verrichten bij inrichtingen in derde landen. In het kwaliteitscontroleverslag dat bij de gegevens over de verwezenlijking van de doelstellingen moet worden gevoegd, moeten de lidstaten verslag uitbrengen over de maatregelen ter uitvoering van de verplichting om te waarborgen dat afvalstoffen die worden uitgevoerd uit de Unie worden verwerkt in omstandigheden die in grote lijnen gelijkwaardig zijn aan deze die worden voorgeschreven op grond van het desbetreffende milieurecht van de Unie.

(51)

Om te zorgen voor een betere, snellere en meer uniforme uitvoering van deze richtlijn en te anticiperen op zwakke punten in de uitvoering, moet een systeem voor verslagen voor vroegtijdige waarschuwing worden ingevoerd, zodat tekortkomingen aan het licht komen en vóór de termijnen voor het bereiken van de doelstellingen maatregelen kunnen worden genomen.

(52)

Industrieel afval, bepaalde delen van commercieel afval en mijnbouwafval zijn sterk gediversifieerd qua samenstelling en volume en lopen sterk uiteen naargelang de economische structuur van de lidstaat, de structuur van de industriële of commerciële sector die het afval produceert en de industriële of commerciële dichtheid in een bepaald geografisch gebied. Daarom is voor het meeste industrie- en winningsafval een industriegerichte aanpak, waarbij gebruik wordt gemaakt van referentiedocumenten betreffende de beste beschikbare technieken en vergelijkbare instrumenten om de specifieke kwesties met betrekking tot het beheer van een bepaald soort afval aan te pakken, als een geschikte oplossing beschouwd. Industrieel en commercieel verpakkingsafval moeten echter blijven vallen onder de vereisten van Richtlijnen 94/62/EG en 2008/98/EG, met inbegrip van de respectieve verbeteringen ervan. Met het oog op verdere verkenning van de mogelijkheden om de voorbereiding voor hergebruik en de recycling van commercieel afval, niet-gevaarlijk industrieel afval en andere belangrijke afvalstromen te versterken, moet de Commissie overwegen om voor deze afvalstromen doelstellingen vast te stellen.

(53)

Om ervoor te zorgen dat de doelstellingen van het Unierecht inzake afvalstoffenbeheer steeds gerealiseerd worden, is het van belang dat de Commissie de lijst van verwijderingshandelingen in bijlage I bij Richtlijn 2008/98/EG opnieuw beoordeelt. Die nieuwe beoordeling moet plaatsvinden in het licht van artikel 13 van die richtlijn en rekening houden met relevante informatie, zoals ontwikkelingen op internationaal niveau, met name in verband met het Verdrag van Bazel van 22 maart 1989 inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan (16).

(54)

Gevaarlijk afval dat wordt geproduceerd door huishoudens, zoals gevaarlijk afval van verf, vernis, oplosmiddelen of schoonmaakproducten moet ook gescheiden worden ingezameld om te vermijden dat stedelijk afval vervuild wordt door gevaarlijke afvalfracties die de recyclingkwaliteit zouden kunnen verlagen en om te waarborgen dat die gevaarlijke afvalstoffen op ecologisch verantwoorde wijze worden beheerd. Er bestaan in dat verband al specifieke inzamelingsverplichtingen voor afgedankte elektrische en elektronische apparatuur en afgedankte batterijen en accu’s die door huishoudens worden geproduceerd.

(55)

Gescheiden inzameling van afgewerkte olie en het voorkomen dat die gemengd wordt met andere soorten afvalstoffen of stoffen is essentieel om ervoor te zorgen dat de verwerking ervan het beste algehele milieuresultaat oplevert. Bij de verwerking van afgewerkte olie moet voorrang worden gegeven aan regeneratie of andere recyclinghandelingen met een milieuresultaat dat gelijk is aan of beter is dan dat van regeneratie. Om het beheer van afgewerkte olie verder te verbeteren, moet de Commissie maatregelen overwegen en, in voorkomend geval, voorstellen doen voor maatregelen om de verwerking van afgewerkte olie te verbeteren, met meetbare doelstellingen voor de regeneratie ervan. Bij die beoordeling moet aandacht worden besteed aan de verwerkingsopties met betrekking tot de regeneratie van afgewerkte olie, alsmede aan de kwaliteit en het eindgebruik van de geregenereerde en gerecycleerde producten.

(56)

Om afvalverwerking waarbij grondstoffen op de lagere niveaus van de afvalhiërarchie worden geblokkeerd, te vermijden, om hoogstaande recycling mogelijk te maken en het gebruik van secundaire grondstoffen te stimuleren, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat bioafval gescheiden wordt ingezameld en aan recyclingproces ondergaat op een wijze die een hoge mate van milieubescherming biedt en waarvan de output aan de desbetreffende hoge kwaliteitsnormen voldoet.

(57)

Deze richtlijn stelt langetermijndoelstellingen voor het afvalbeheer van de Unie vast en geeft de economische actoren en de lidstaten een duidelijke richting voor de investeringen die nodig zijn om die doelstellingen te verwezenlijken. Bij het ontwikkelen van hun nationale afvalbeheersplannen en het plannen van investeringen in de infrastructuur moeten de lidstaten een beoordeling opmaken van en rekening houden met de vereiste investeringen en andere financiële middelen, ook voor de lokale autoriteiten. Die beoordeling moet worden opgenomen in het afvalbeheersplan of andere strategische documenten. In dit verband moeten de lidstaten terdege gebruikmaken van investeringen, ook door middel van Uniefondsen, waarbij prioriteit wordt toegekend aan preventie waaronder hergebruik, voorbereiding voor hergebruik en recycling, in overeenstemming met de afvalhiërarchie. De Commissie moet de bevoegde autoriteiten bijstaan bij het ontwikkelen van een doeltreffend financieel kader, onder meer door waar nodig gebruik te maken van Uniefondsen, om uitvoering te geven aan de voorschriften van deze richtlijn, in overeenstemming met de afvalhiërarchie, en om innovatie op het gebied van technologieën en afvalbeheer te ondersteunen.

(58)

Een behoorlijk beheer van gevaarlijke afvalstoffen is nog steeds een probleem in de Unie en er ontbreken gedeeltelijk gegevens over de verwerking. Daarom moeten registratie- en traceerbaarheidsmechanismen worden versterkt door in de lidstaten elektronische registers voor gevaarlijke afvalstoffen op te zetten. Elektronische gegevensverzameling moet waar nodig worden uitgebreid tot andere afvalstromen om de registratie voor bedrijven en overheden te vereenvoudigen en monitoring op de afvalstromen in de Unie te verbeteren.

(59)

De uitvoeringsverslagen die de lidstaten om de drie jaar opstellen, zijn geen doeltreffend instrument gebleken voor het toezien op de naleving noch voor het waarborgen van een goede uitvoering, maar leveren wel onnodige administratieve lasten op. Daarom is het passend bepalingen in te trekken die de lidstaten ertoe verplichten om dergelijke verslagen op te stellen. In plaats daarvan moet de monitoring van de naleving uitsluitend worden gebaseerd op de gegevens die de lidstaten elk jaar aan de Commissie rapporteren.

(60)

Door de lidstaten gerapporteerde gegevens zijn noodzakelijk voor de Commissie om de naleving van het Unierecht inzake afval te kunnen beoordelen. De kwaliteit, de betrouwbaarheid en de vergelijkbaarheid van gegevens moeten worden verbeterd door de invoering van één toegangspunt voor alle gegevens over afval, het schrappen van achterhaalde verslagleggingsvereisten, de benchmarking van nationale verslagleggingsmethoden en de invoering van een verslag over de gegevenskwaliteitscontrole. Bij de verslaglegging over de verwezenlijking van de doelstellingen vastgelegd in de wetgevingshandelingen van de Unie inzake afval moeten de lidstaten daarom gebruikmaken van de recentste regels die zijn ontwikkeld door de Commissie en de methoden die zijn ontwikkeld door de nationale bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van deze richtlijn.

(61)

Om een correcte interpretatie en tenuitvoerlegging van de vereisten van Richtlijn 2008/98/EG te bevorderen, moeten er richtsnoeren inzake die vereisten worden opgesteld en op gezette tijden worden geëvalueerd, en moet worden gezorgd voor de uitwisseling van informatie en het delen van beste praktijken tussen de lidstaten met betrekking tot de praktische toepassing en handhaving van die vereisten. Die richtsnoeren en uitwisseling van informatie en beste praktijken moeten onder meer bijdragen tot een gemeenschappelijke interpretatie en toepassing in de praktijk van de definitie van „afvalstoffen”, met inbegrip van de term „zich ontdoen van”, en moeten rekening houden met circulaire bedrijfsmodellen waarin bijvoorbeeld een stof of voorwerp wordt overgedragen van een houder aan een andere zonder het voornemen om zich van die stof of dat voorwerp te ontdoen.

(62)

Teneinde Richtlijn 2008/98/EG aan te vullen of te wijzigen moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU) handelingen vast te stellen ten aanzien van artikel 7, lid 1, artikel 9, lid 8, artikel 11 bis, lid 10, artikel 27, leden 1 en 4, en artikel 38, leden 2 en 3, van die richtlijn zoals gewijzigd bij deze richtlijn. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (17). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(63)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van Richtlijn 2008/98/EG, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot artikel 5, lid 2, artikel 6, lid 2, artikel 8, lid 5, artikel 9, lid 7, artikel 11 bis, lid 9, artikel 33, lid 2, artikel 35, lid 5, en artikel 37, lid 7, van die richtlijn zoals gewijzigd bij deze richtlijn. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (18).

(64)

Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk het verbeteren van het afvalbeheer in de Unie en aldus bijdragen aan de bescherming, het behoud en de verbetering van de kwaliteit van het milieu, de gezondheid van de oceanen en de veiligheid van visserijproducten door zwerfvuil op zee tegen te gaan, en het behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen in de gehele Unie, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(65)

Richtlijn 2008/98/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(66)

Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken (19) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd.

(67)

Deze richtlijn is vastgesteld met inachtneming van de verbintenissen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven en moet worden uitgevoerd en toegepast overeenkomstig de richtsnoeren die in dat akkoord zijn vervat,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen

Richtlijn 2008/98/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 wordt vervangen door:

„Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

„Bij deze richtlijn worden maatregelen vastgesteld om het milieu en de menselijke gezondheid te beschermen door afvalproductie en de negatieve gevolgen van afvalproductie en -beheer te voorkomen of te verminderen, door de algehele gevolgen van het gebruik van hulpbronnen te beperken en door de efficiëntie van dergelijk gebruik te verbeteren, die van cruciaal belang zijn voor de overgang naar een circulaire economie en voor het waarborgen van het concurrentievermogen van de Unie op de lange termijn.”.

2)

Aan artikel 2, lid 2, wordt het volgende punt toegevoegd:

„e)

stoffen die bestemd zijn voor gebruik als voedermiddelen als omschreven in artikel 3, lid 2, onder g), van Verordening (EG) nr. 767/2009 van het Europees Parlement en de Raad (*1) en die geen dierlijke bijproducten bevatten of daaruit bestaan;

(*1)  Verordening (EG) nr. 767/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 79/373/EEG van de Raad, Richtlijn 80/511/EEG van de Commissie, Richtlijnen 82/471/EEG, 83/228/EEG, 93/74/EEG, 93/113/EG en 96/25/EG van de Raad en Beschikking 2004/217/EG van de Commissie (PB L 229 van 1.9.2009, blz. 1).”."

3)

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de volgende punten worden ingevoegd:

„2 bis.   „niet-gevaarlijke afvalstof”: een afvalstof die niet onder punt 2 valt;

„2 ter.   

stedelijk afval”

:

a)

gemengd afval en gescheiden ingezameld afval van huishoudens, met inbegrip van papier en karton, glas, metaal, plastic, bioafval, hout, textiel, verpakking, afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, afgedankte batterijen en accu’s, en grofvuil, met inbegrip van matrassen en meubels;

b)

gemengd afval en gescheiden ingezameld afval uit andere bronnen indien dat afval in aard en samenstelling vergelijkbaar is met afval van huishoudens;

Stedelijk afval omvat niet afval van productie, landbouw, bosbouw, visserij, septische tanks en het riolerings- en zuiveringsstelsel, met inbegrip van zuiveringsslib, afgedankte voertuigen of bouw- en sloopafval.

Deze definitie doet geen afbreuk aan de toewijzing van verantwoordelijkheden voor afvalbeheer tussen publieke en private actoren;

2 quater.   „bouw- en sloopafval”: afvalstoffen die geproduceerd wordt door bouw- en sloopwerkzaamheden;”;

b)

punt 4 wordt vervangen door:

„4.   „bioafval”: biologisch afbreekbaar tuin- en plantsoenafval, levensmiddelen- en keukenafval van huishoudens, kantoren, restaurants, groothandel, kantines, cateringfaciliteiten en winkels en vergelijkbare afvalstoffen van de levensmiddelenindustrie;”;

c)

het volgende punt wordt ingevoegd:

„4 bis.   „levensmiddelenafval”: alle levensmiddelen als omschreven in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (*2) die afvalstoffen zijn geworden;

(*2)  Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).”;"

d)

punt 9 wordt vervangen door:

„9.   „afvalbeheer” of „afvalstoffenbeheer”: inzameling, vervoer, nuttige toepassing, met inbegrip van sortering, en verwijdering van afval, met inbegrip van het toezicht op die handelingen en de nazorg voor de stortplaatsen na sluiting en met inbegrip van activiteiten van handelaars of makelaars;”;

e)

in punt 12 wordt punt c) vervangen door:

„c)

het gehalte aan schadelijke stoffen in materialen en producten;”;

f)

het volgende punt wordt ingevoegd:

„15 bis.   „materiaalterugwinning”: andere handeling voor nuttige toepassing dan de terugwinning van energie en de herverwerking tot materialen die bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstoffen of andere middelen voor het opwekken van energie. Daartoe behoren onder meer voorbereiding voor hergebruik, recycling en opvulling;”;

g)

het volgende punt wordt ingevoegd:

„17 bis.   „opvulling”: handeling voor nuttige toepassing waarbij niet-gevaarlijk afval wordt gebruikt voor het herstel van uitgegraven terreinen of voor civieltechnische toepassingen bij de landschapsaanleg. Afval dat wordt gebruikt voor opvulling moet dienen ter vervanging van niet-afvalmaterialen, geschikt zijn voor de voornoemde doelen en worden beperkt tot de hoeveelheid die strikt noodzakelijk is om deze doelen te bereiken;”;

h)

het volgende punt wordt toegevoegd:

„21.   „regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid”: een reeks door de lidstaten vastgestelde maatregelen om ervoor te zorgen dat producenten van producten de financiële of financiële en organisatorische verantwoordelijkheid dragen voor het beheer van de afvalfase van de levenscyclus van een product.”;

4)

Aan artikel 4 wordt het volgende lid toegevoegd:

„3.   De lidstaten maken gebruik van economische instrumenten en andere maatregelen om prikkels te bieden voor de toepassing van de afvalstoffenhiërarchie, zoals die welke zijn vermeld in bijlage IV bis of andere passende instrumenten en maatregelen.”.

5)

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

a)

In lid 1 wordt het inleidende deel vervangen door:

„1.   De lidstaten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat een stof die of een voorwerp dat het resultaat is van een productieproces dat niet in de eerste plaats bedoeld is voor de productie van die stof of dat voorwerp, niet als een afvalstof wordt beschouwd maar als een bijproduct, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:”;

b)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen tot nadere bepaling van gedetailleerde criteria betreffende de eenvormige toepassing van de in lid 1 vastgelegde voorwaarden op specifieke stoffen of voorwerpen.

Deze gedetailleerde criteria zorgen voor een hoog niveau van bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid en om een behoedzaam en bevorderen een rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 39, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. Bij de vaststelling van deze uitvoeringshandelingen, neemt de Commissie als vertrekpunt de criteria die het strengst zijn en het milieu het best beschermen van alle criteria die door de lidstaten zijn vastgesteld overeenkomstig lid 3 van dit artikel en geeft zij bij de ontwikkeling van de gedetailleerde criteria prioriteit aan navolgbare praktijken van industriële symbiose.”;

c)

het volgende lid wordt toegevoegd:

„3.   Indien geen criteria op het niveau van de Unie zijn vastgesteld op grond van lid 2, kunnen de lidstaten gedetailleerde criteria vaststellen voor de toepassing van de in lid 1 vastgelegde voorwaarden op specifieke stoffen of voorwerpen.

De lidstaten stellen de Commissie overeenkomstig Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad (*3) in kennis van die gedetailleerde criteria, voor zover die richtlijn zulks voorschrijft.

(*3)  Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 241 van 17.9.2015, blz. 1).”."

6)

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

i)

het inleidende deel en punt a) worden vervangen door:

„1.   De lidstaten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat afval dat een behandeling voor recycling of andere nuttige toepassing heeft ondergaan niet langer als afval wordt beschouwd indien het aan de volgende voorwaarden voldoet:

a)

de stof of het voorwerp is bestemd om te worden gebruikt voor specifieke doelen;”;

ii)

de tweede alinea wordt geschrapt;

b)

de leden 2, 3 en 4 worden vervangen door:

„2.   De Commissie ziet toe op de ontwikkeling van nationale eindeafvalcriteria in de lidstaten en beoordeelt of er op basis daarvan voor de gehele Unie geldende criteria moeten worden ontwikkeld. Te dien einde stelt de Commissie in voorkomend geval uitvoeringshandelingen vast tot nadere bepaling van gedetailleerde criteria betreffende de eenvormige toepassing van de in lid 1 vastgelegde voorwaarden op bepaalde soorten afval.

Die gedetailleerde criteria waarborgen een hoog niveau van bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid en bevorderen een behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Zij hebben met name betrekking op:

a)

afvalmateriaal dat als input voor de handeling voor nuttige toepassing mag worden gebruikt;

b)

toegelaten verwerkingsprocessen en -technieken;

c)

kwaliteitscriteria voor eindeafvalmaterialen die die het resultaat zijn van de handeling voor nuttige toepassing overeenkomstig de toepasselijke productnormen, waaronder indien nodig grenswaarden voor verontreinigende stoffen;

d)

vereisten waaraan beheerssystemen moeten voldoen om aan te tonen dat de eindeafvalcriteria zijn nageleefd, met inbegrip van kwaliteitscontrole en interne controle en, in voorkomend geval, accreditatie; en

e)

een vereiste inzake een conformiteitsverklaring.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 39, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Bij de vaststelling van deze uitvoeringshandelingen houdt de Commissie rekening met de desbetreffende criteria die de lidstaten overeenkomstig lid 3 hebben vastgesteld en neemt zij als vertrekpunt de criteria die het strengst zijn en het milieu het best beschermen.

3.   Indien geen criteria op het niveau van de Unie zijn vastgesteld overeenkomstig de in lid 2 vastgestelde procedure, kunnen de lidstaten gedetailleerde criteria vaststellen voor de toepassing van de in lid 1 vastgelegde voorwaarden op bepaalde soorten afval. Die gedetailleerde criteria houden rekening met eventuele nadelige effecten voor het milieu en de menselijke gezondheid van de stof of het voorwerp en zijn in overeenstemming met in lid 2, onder a) tot en met e), vastgelegde vereisten.

De lidstaten stellen de Commissie overeenkomstig Richtlijn (EU) 2015/1535 in kennis van die criteria, voor zover die richtlijn zulks voorschrijft.

4.   Wanneer er op het niveau van de Unie of op nationaal niveau geen criteria zijn vastgesteld krachtens respectievelijk de leden 2 of 3, kan een lidstaat per geval besluiten, of passende maatregelen nemen om te verifiëren, dat bepaalde afvalstoffen niet langer afval zijn op grond van de voorwaarden van lid 1 en dit, in voorkomend geval, in lijn met de vereisten van lid 2, onder a) tot en met e), en rekening houdend met grenswaarden voor verontreinigende stoffen en eventuele negatieve gevolgen voor het milieu en de menselijke gezondheid. Van die besluiten per geval hoeft de Commissie overeenkomstig Richtlijn (EU) 2015/1535 niet in kennis te worden gesteld.

De lidstaten kunnen informatie over hun besluiten per geval en het resultaat van de verificatie door bevoegde autoriteiten langs elektronische weg bekendmaken.”;

c)

het volgende lid wordt toegevoegd:

„5.   Een natuurlijke of rechtspersoon die:

a)

voor de eerste maal een materiaal gebruikt dat niet langer afval is en niet in de handel is gebracht, of

b)

een materiaal voor het eerst sinds het niet afval langer is in de handel brengt,

ziet erop toe dat het materiaal voldoet aan de desbetreffende vereisten uit hoofde van de wetgeving inzake chemische stoffen en producten. Aan de voorwaarden van lid 1 moet zijn voldaan voordat de wetgeving inzake chemische stoffen en producten van toepassing is op het materiaal dat niet langer afval is.”.

7)

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt de eerste zin vervangen door:

„1.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 38 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze richtlijn aan te vullen door een lijst van afvalstoffen vast te stellen en die te toetsen overeenkomstig de leden 2 en 3 van dit artikel.”;

b)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   Een lidstaat kan een afvalstof toch als gevaarlijke afvalstof aanmerken, indien zij een of meer van de in bijlage III genoemde eigenschappen bezit, zelfs als die niet als gevaarlijke afvalstof in de lijst van afvalstoffen is opgenomen. De lidstaat brengt dergelijke gevallen steeds onmiddellijk ter kennis van de Commissie en verstrekt de Commissie alle relevante informatie. In het licht van de ontvangen kennisgevingen wordt de lijst opnieuw bezien met het oog op een besluit tot aanpassing daarvan.”;

c)

lid 5 wordt geschrapt.

8)

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

a)

aan lid 1 worden de volgende alinea’s toegevoegd:

„Indien die maatregelen bestaan in het opzetten van regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, zijn de algemene minimale vereisten van artikel 8 bis van toepassing.

De lidstaten kunnen besluiten dat producenten van producten die uit eigen beweging financiële of financiële en organisatorische verantwoordelijkheden voor het beheer van de afvalfase van de levenscyclus van een product op zich nemen, sommige of alle algemene minimumvereisten van artikel 8 bis moeten toepassen.”;

b)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   De lidstaten kunnen passende maatregelen nemen die ertoe stimuleren om producten en onderdelen van producten zodanig te ontwerpen dat de milieueffecten en de afvalproductie zowel bij de vervaardiging als bij het latere gebruik van de producten worden verminderd, en om ervoor te zorgen dat de nuttige toepassing en verwijdering van producten die afval zijn geworden, geschieden overeenkomstig de artikelen 4 en 13.

Dergelijke maatregelen kunnen onder meer aanmoedigen tot het ontwikkelen, vervaardigen en in de handel brengen van producten en componenten van producten die geschikt zijn voor meervoudig gebruik, gerecycleerde materialen bevatten, die technisch duurzaam en gemakkelijk te repareren en die, zodra zij afval zijn geworden, geschikt zijn voor voorbereiding voor hergebruik en recycling om een juiste toepassing van de afvalhiërarchie te faciliteren. Bij die maatregelen wordt rekening gehouden met de effecten van producten gedurende hun volledige levenscyclus, met de afvalhiërarchie en, in voorkomend geval, met het potentieel voor meervoudige recycling.”;

c)

het volgende lid wordt toegevoegd:

„5.   De Commissie organiseert een informatie-uitwisseling tussen de lidstaten en de actoren die betrokken zijn bij de regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid over de praktische uitvoering van de algemene minimale vereisten van artikel 8 bis. Dit omvat onder andere de uitwisseling van informatie over beste praktijken om te zorgen voor adequate governance, grensoverschrijdende samenwerking met betrekking tot regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid en een soepele werking van de interne markt, over de organisatorische aspecten en de monitoring van organisaties die verplichtingen uit hoofde van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid nakomen namens producenten van producten, over de differentiëring van financiële bijdragen, over de selectie van afvalbeheerders en over de preventie van zwerfafval. De Commissie publiceert de resultaten van de informatie-uitwisseling en kan richtsnoeren geven met betrekking tot deze en andere relevante aspecten.

De Commissie publiceert, in overleg met de lidstaten, richtsnoeren voor de grensoverschrijdende samenwerking ten aanzien van regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid en voor de differentiëring van financiële bijdragen als bedoeld in artikel 8 bis, lid 4, onder b).

Indien zulks nodig is om verstoring van de interne markt te voorkomen, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen tot vaststelling van criteria met het oog op de eenvormige toepassing van artikel 8 bis, lid 4, onder b), zonder echter de hoogte van de bijdragen precies vast te stellen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 39, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.”.

9)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 8 bis

Algemene minimumvereisten voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid

1.   Indien er overeenkomstig artikel 8, lid 1, regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid zijn vastgesteld, ook krachtens andere wetgevingshandelingen van de Unie, zorgen de lidstaten ervoor:

a)

dat zij duidelijk de taken en verantwoordelijkheden omschrijven van alle betrokken actoren, waaronder de producenten van producten die producten in de lidstaat in de handel brengen, de organisaties die namens hen verplichtingen uit hoofde van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid nakomen, de private of publieke afvalverwerkers, de plaatselijke instanties en, waar van toepassing, exploitanten van installaties voor hergebruik en voorbereiding voor hergebruik en ondernemingen van de sociale economie;

b)

dat zij, in overeenstemming met de afvalhiërarchie, doelstellingen voor afvalbeheer vaststellen, met als doel ten minste de kwantitatieve doelstellingen te behalen die relevant zijn voor de regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid zoals vastgelegd in deze richtlijn, Richtlijn 94/62/EG, Richtlijn 2000/53/EG, Richtlijn 2006/66/EG en Richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad (*4), en andere kwantitatieve en/of kwalitatieve doelstellingen vaststellen die relevant worden geacht voor de regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid;

c)

dat er een verslagleggingssysteem wordt opgezet om gegevens te verzamelen over de producten die in de lidstaat in de handel worden gebracht door producenten van producten waarop uitgebreide producentenverantwoordelijkheid van toepassing is, evenals gegevens over de inzameling en verwerking van van die producten afkomstig afval, waar van toepassing met vermelding van de materiaalstromen, alsook andere gegevens die relevant zijn voor de toepassing van punt b);

d)

dat gelijke behandeling en non-discriminatie van producenten van producten gewaarborgd wordt, ongeacht hun oorsprong of grootte, zonder dat er een onevenredige regelgevingsdruk wordt opgelegd aan producenten, met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen, van kleine hoeveelheden producten.

2.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de afvalstoffenhouders op wie de overeenkomstig artikel 8, lid 1, vastgestelde regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid betrekking hebben, worden geïnformeerd over afvalpreventiemaatregelen, centra voor hergebruik en voorbereiding voor hergebruik, terugname- en inzamelingssystemen, en de preventie van zwerfafval. De lidstaten nemen tevens maatregelen om prikkels voor de afvalstoffenhouders te creëren zodat zij hun verantwoordelijkheid nemen om hun afval af te leveren bij de bestaande systemen voor gescheiden inzameling, met name economische prikkels of regelgeving, waar passend.

3.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat elke producent van producten of organisatie die namens producenten van producten verplichtingen uit hoofde van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid nakomt:

a)

een duidelijk omschreven geografisch gebied, product en materiaal bestrijkt, zonder deze te beperken tot de gebieden waar de inzameling en het beheer van afval het winstgevendst zijn;

b)

zorgt voor een passende beschikbaarheid van afvalinzamelingssystemen binnen de onder a) bedoelde gebieden;

c)

over de nodige financiële middelen of financiële en organisatorische middelen beschikt om aan zijn verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid te voldoen;

d)

voorziet in een adequaat mechanisme voor zelfbeheer, in voorkomend geval ondersteund door regelmatige onafhankelijke controles voor de beoordeling van:

i)

het financiële beheer van de producent of organisatie, waaronder de naleving van de vereisten van lid 4, onder a) en b);

ii)

de kwaliteit van de gegevens die zijn verzameld en gerapporteerd overeenkomstig lid 1, onder c), van dit artikel, en de vereisten van Verordening (EG) nr. 1013/2006;

e)

informatie openbaar beschikbaar maakt over het behalen van de doelstellingen voor afvalbeheer als bedoeld in lid 1, onder b), en, in geval van collectieve nakoming van de verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, tevens informatie over:

i)

de eigenaars en de leden;

ii)

de door producenten van producten betaalde financiële bijdragen per verkochte eenheid of per ton in de handel gebracht product; en

iii)

de selectieprocedure voor afvalbeheerders.

4.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de financiële bijdragen die de producent van het product betaalt om aan zijn verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid te voldoen:

a)

de volgende kosten dekken voor de producten die de producent in de betrokken lidstaat in de handel brengt:

de kosten van de gescheiden inzameling van afval en vervolgens het vervoer en de verwerking ervan, met inbegrip van de verwerking die nodig is om te voldoen aan de doelstellingen van de Unie op het gebied van afvalbeheer, en de kosten die nodig zijn om te voldoen aan andere doelstellingen als bedoeld in lid 1, onder b), rekening houdend met de inkomsten uit het hergebruik, de verkoop van secundaire grondstoffen van hun producten en niet-opgeëist statiegeld;

de kosten van het verstrekken van passende informatie aan afvalstoffenhouders overeenkomstig lid 2;

de kosten van het verzamelen en rapporteren van gegevens overeenkomstig lid 1, onder c).

Dit punt is niet van toepassing op regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid die zijn vastgesteld op grond van Richtlijn 2000/53/EG, 2006/66/EG of 2012/19/EU;

b)

in geval van collectieve uitvoering van de verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, indien mogelijk, voor afzonderlijke producten of groepen van soortgelijke producten worden gedifferentieerd, met name door rekening te houden met duurzaamheid, repareerbaarheid, herbruikbaarheid en recycleerbaarheid en de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen, waarbij wordt uitgegaan van de gehele levenscyclus, in afstemming met de in het betreffende recht van de Unie opgenomen vereisten en, wanneer beschikbaar, op basis van geharmoniseerde criteria, om ervoor te zorgen dat de interne markt goed functioneert; en

c)

niet meer bedragen dan de kosten die nodig zijn om de afvalbeheersdiensten op kostenefficiënte wijze te verrichten. Die kosten worden op transparante wijze vastgesteld tussen de betrokken actoren.

Wanneer dat wordt gerechtvaardigd door de noodzaak om een adequaat afvalbeheer en de economische levensvatbaarheid van de regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid te waarborgen, kunnen de lidstaten afwijken van de verdeling van financiële verantwoordelijkheid als vastgelegd onder a), mits:

i)

in geval van regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid die zijn vastgesteld om doelstellingen voor afvalbeheer en doelstellingen die krachtens wetgevingshandelingen van de Unie zijn vastgesteld, te behalen, de producenten van producten ten minste 80 % van de noodzakelijke kosten dragen;

ii)

in geval van regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid die zijn vastgesteld op of na 4 juli 2018 om doelstellingen voor afvalbeheer en doelstellingen die enkel in de wetgeving van een lidstaat zijn vastgesteld, te behalen, de producenten van producten ten minste 80 % van de noodzakelijke kosten dragen;

iii)

in geval van regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid die zijn vastgesteld vóór 4 juli 2018 om doelstellingen voor afvalbeheer en doelstellingen die enkel in wetgeving van een lidstaat zijn vastgesteld, te behalen de producenten van producten ten minste 50 % van de noodzakelijke kosten dragen,

en mits de overige kosten worden gedragen door de oorspronkelijke producenten of distributeurs van afvalstoffen.

Deze afwijking mag niet worden gebruikt om het aandeel in de kosten dat gedragen wordt door producenten van producten in het kader van vóór 4 juli 2018 vastgesteld regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid te verlagen.

5.   De lidstaten stellen een passend kader voor monitoring en handhaving vast om te waarborgen dat de producenten van producten en organisaties die namens hen verplichtingen uit hoofde van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid nakomen, aan hun verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voldoen, ook in geval van verkoop op afstand, dat de financiële middelen correct worden gebruikt en dat alle actoren die betrokken zijn bij de uitvoering van de regelingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid betrouwbare gegevens rapporteren.

Indien in een lidstaat meerdere organisaties de verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid namens de producenten van producten uitvoeren, wijst de betrokken lidstaat ten minste één van particuliere belangen onafhankelijke instantie aan die toezicht houdt op de uitvoering van de verplichtingen inzake uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, of vertrouwt hij die taak aan een publieke instantie toe.

Elke lidstaat staat de producenten van producten die in een andere lidstaat zijn gevestigd en die producten op zijn grondgebied in de handel brengen toe een op zijn grondgebied gevestigde rechtspersoon of natuurlijke persoon aan te wijzen als gemachtigd vertegenwoordiger voor de uitvoering van de verplichtingen van een producent in verband met de regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid op zijn grondgebied.

Voor de monitoring en verificatie van de naleving van de verplichtingen van de producent van het product in verband met regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid kunnen de lidstaten vereisten vaststellen, zoals registratie en informatie- en rapportagevereisten, waaraan een rechtspersoon of natuurlijke persoon moet voldoen om te worden aangewezen als gemachtigd vertegenwoordiger op hun grondgebied.

6.   De lidstaten zorgen voor een regelmatige dialoog tussen alle relevante belanghebbenden die betrokken zijn bij de uitvoering van de regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, waaronder producenten en distributeurs, private of publieke afvalverwerkers, lokale instanties, maatschappelijke organisaties en, indien van toepassing, actoren van de sociale economie, hergebruik- en reparatienetwerken en exploitanten van installaties voor voorbereiding voor hergebruik.

7.   De lidstaten nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat de regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid die vóór 4 juli 2018 zijn vastgesteld, uiterlijk op 5 januari 2023 aan dit artikel voldoen.

8.   Verstrekking van informatie aan het publiek krachtens dit artikel doet geen afbreuk aan het bewaren van de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie overeenkomstig het desbetreffende Unie- en nationaal recht.

(*4)  Richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (PB L 197 van 24.7.2012, blz. 38).”."

10)

Artikel 9 wordt vervangen door:

„Artikel 9

Afvalpreventie

1.   De lidstaten nemen maatregelen om afvalproductie te voorkomen. Deze maatregelen behelzen ten minste het volgende:

a)

zij bevorderen en ondersteunen duurzame productie- en consumptiemodellen;

b)

zij moedigen het ontwerp, de fabricage en het gebruik van producten aan die hulpbronnenefficiënt, duurzaam (ook wat betreft levensduur en het ontbreken van geplande veroudering), repareerbaar, herbruikbaar en opwaardeerbaar zijn;

c)

zij brengen de producten in kaart die kritieke grondstoffen bevatten om te voorkomen dat die materialen afval worden;

d)

zij moedigen het hergebruik van producten ende invoering van systemen aan die reparatie- en hergebruikactiviteiten stimuleren, met name voor elektrische en elektronische apparatuur, textiel en meubelen, alsmede verpakkingen, bouwmaterialen en -producten;

e)

zij moedigen, in voorkomend geval en onverminderd de intellectuele-eigendomsrechten, de beschikbaarheid aan van losse onderdelen, handleidingen, technische informatie of andere instrumenten, apparatuur of software die de reparatie en het hergebruik van producten mogelijk maken, zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit en veiligheid ervan;

f)

zij verminderen de afvalproductie in processen in verband met de industriële productie, de winning van mineralen, de verwerkende industrie en bouw- en sloopwerkzaamheden, rekening houdend met de beste beschikbare technieken;

g)

zij verminderen de productie van levensmiddelenafval in de primaire productie, de verwerking en de industrie, in de detailhandel en de overige distributie van levensmiddelen, in restaurants, catering en huishoudens als bijdrage aan de doelstelling van de Verenigde Naties inzake duurzame ontwikkeling om tegen 2030 de hoeveelheid levensmiddelenafval per hoofd van de bevolking wereldwijd op het niveau van de detailhandel en de consument te halveren en het levensmiddelenverlies in de gehele productie- en toeleveringsketen terug te dringen;

h)

zij moedigen voedselschenkingen en andere herverdeling voor menselijke consumptie aan, waarbij het menselijk gebruik voorrang heeft op diervoeding en herverwerking tot niet voor de voeding bestemde producten;

i)

zij bevorderen de vermindering van het gehalte aan gevaarlijke stoffen in materialen en producten, onverminderd de geharmoniseerde wettelijke vereisten betreffende die materialen en producten die op het niveau van de Unie zijn vastgesteld, en zorgen ervoor dat elke leverancier van een voorwerp als gedefinieerd in artikel 3, punt 33, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (*5) met ingang van 5 januari 2021 de informatie krachtens artikel 33, lid 1, van die verordening doet toekomen aan het Europees Agentschap voor chemische stoffen;

j)

zij verminderen de productie van afvalstoffen, met name afvalstoffen die niet geschikt zijn voor voorbereiding voor hergebruik of recycling;

k)

zij stellen vast welke producten de belangrijkste bronnen van zwerfafval vormen, met name in het natuurlijke en mariene milieu, en nemen passende maatregelen om zwerfafval van die producten te voorkomen en te verminderen. Wanneer de lidstaten besluiten deze verplichting uit te voeren door middel van marktbeperkingen, zorgen zij ervoor dat die beperkingen evenredig en niet-discriminerend zijn;

l)

zij streven ernaar de productie van zwerfvuil in zee een halt toe te roepen als bijdrage aan de doelstelling van de Verenigde Naties inzake duurzame ontwikkeling om mariene verontreiniging van elke soort te voorkomen en aanzienlijk te verminderen; en

m)

zij ontwikkelen en steunen voorlichtingscampagnes om de bewustwording inzake afvalpreventie en zwerfafval te bevorderen.

2.   Het Europees Agentschap voor chemische stoffen zet een databank op voor de gegevens die het uit hoofde van lid 1, onder i), uiterlijk op 5 januari 2020 moet ontvangen en onderhoudt deze. Het Europees Agentschap voor chemische stoffen verleent afvalverwerkers toegang tot die databank. Het Agentschap verleent op verzoek ook consumenten toegang tot die databank.

3.   De lidstaten monitoren en evalueren de uitvoering van de afvalpreventiemaatregelen. Daartoe maken zij gebruik van passende kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren en doelstellingen, met name voor de hoeveelheid afval die wordt geproduceerd.

4.   Met ingang van het eerste volledige kalenderjaar na de vaststelling van de in lid 7 bedoelde uitvoeringshandeling waarbij de gemeenschappelijke methode wordt vastgesteld, monitoren en evalueren de lidstaten de tenuitvoerlegging van hun maatregelen inzake hergebruik door het hergebruik te meten aan de hand van die methode.

5.   Met ingang van het eerste volle kalenderjaar na de vaststelling van de in lid 8 bedoelde gedelegeerde handeling waarbij de methode wordt vastgesteld, monitoren en evalueren de lidstaten de uitvoering van hun maatregelen ter preventie van levensmiddelenafval door de hoeveelheden levensmiddelenafval te meten aan de hand van die methode.

6.   Uiterlijk 31 december 2023 onderzoekt de Commissie gegevens over levensmiddelenafval die overeenkomstig artikel 37, lid 3, door de lidstaten worden verstrekt teneinde te bezien of er op basis van de gegevens die overeenkomstig de krachtens artikel 8 van dit artikel vastgestelde gemeenschappelijke methode door de lidstaten worden verstrekt, een voor de hele Unie geldende doelstelling voor de vermindering van levensmiddelenafval kan worden vastgesteld die tegen 2030 moet worden behaald. Hiertoe dient de Commissie een verslag, indien nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel, in bij het Europees Parlement en de Raad.

7.   De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast teneinde indicatoren vast te stellen om de algehele voortgang met de uitvoering van de afvalpreventiemaatregelen te meten en stelt uiterlijk 31 maart 2019 een uitvoeringshandeling vast tot vaststelling van een gemeenschappelijke methode voor de verslaglegging over hergebruik van producten. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 39, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

8.   Uiterlijk 31 maart 2019 stelt de Commissie op basis van het resultaat van de werkzaamheden van het EU-platform inzake levensmiddelenverlies en -afval overeenkomstig artikel 38 bis een gedelegeerde handeling vast om deze richtlijn aan te vullen door een gemeenschappelijke methode en minimale kwaliteitsvereisten vast te stellen voor de eenvormige meting van de hoeveelheden levensmiddelenafval.

9.   Uiterlijk 31 december 2024 onderzoekt de Commissie de gegevens over hergebruik die overeenkomstig artikel 37, lid 3, door de lidstaten worden verstrekt, teneinde te bezien of er maatregelen kunnen worden getroffen om hergebruik van producten aan te moedigen, onder meer door meetbare doelstellingen vast te stellen. De Commissie onderzoekt tevens of het haalbaar is om andere afvalpreventiedoelstellingen vast te stellen, waaronder doelstellingen voor afvalvermindering. Hiertoe dient de Commissie een verslag, indien nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel, in bij het Europees Parlement en de Raad.

(*5)  Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).”."

11)

Artikel 10 wordt vervangen door:

„Artikel 10

Nuttige toepassing

1.   De lidstaten nemen de maatregelen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat afval overeenkomstig de artikelen 4 en 13 voorbereiding voor hergebruik, recycling of andere behandelingen voor nuttige toepassing ondergaat.

2.   Indien zulks noodzakelijk is voor de naleving van lid 1 en om de voorbereiding voor hergebruik, recycling en andere handelingen voor nuttige toepassing te faciliteren of te verbeteren, worden afvalstoffen gescheiden ingezameld en niet gemengd met andere afvalstoffen of materialen die andere eigenschappen hebben.

3.   De lidstaten mogen afwijkingen van lid 2 toestaan, mits aan ten minste een van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a)

het inzamelen van bepaalde soorten afval is niet van invloed op het potentieel ervan om overeenkomstig artikel 4 voorbereiding voor hergebruik, recycling of andere behandelingen voor nuttige toepassing te ondergaan en levert een output van die handelingen op waarvan de kwaliteit vergelijkbaar is met die welke door middel van gescheiden inzameling wordt bereikt;

b)

gescheiden inzameling levert niet de beste milieuresultaten op als de algehele milieueffecten van het beheer van de desbetreffende afvalstromen in aanmerking worden genomen;

c)

gescheiden inzameling is technisch niet haalbaar wanneer rekening wordt gehouden met goede praktijken op het gebied van afvalinzameling;

d)

gescheiden inzameling zou buitensporig hoge economische kosten meebrengen, rekening houdend met de kosten van negatieve milieu- en gezondheidseffecten van gemengde afvalinzameling en -verwerking, het potentieel voor efficiëntieverbeteringen op het gebied van afvalinzameling en -verwerking, inkomsten uit de verkoop van secundaire grondstoffen alsook de toepassing van het beginsel „de vervuiler betaalt” en uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.

De lidstaten toetsen afwijkingen die krachtens dit lid worden toegestaan regelmatig, rekening houdend met goede praktijken op het gebied van de gescheiden inzameling van afval en andere ontwikkelingen op het gebied van afvalbeheer.

4.   De lidstaten nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat afval dat overeenkomstig artikel 11, lid 1, en artikel 22 gescheiden is ingezameld met het oog op voorbereiding voor hergebruik en recycling, niet wordt verbrand, met uitzondering van afval dat bij de verdere verwerking van het gescheiden ingezameld afval ontstaat en waarvoor verbranding overeenkomstig artikel 4 het beste milieuresultaat oplevert.

5.   Wanneer zulks nodig is voor de naleving van lid 1 van dit artikel en om nuttige toepassing te faciliteren of te verbeteren, nemen de lidstaten de nodige maatregelen om vóór of tijdens de nuttige toepassing gevaarlijke stoffen en mengsels en bestanddelen van gevaarlijke stoffen te verwijderen met het oog op de verwerking ervan overeenkomstig de artikelen 4 en 13.

6.   Uiterlijk 31 december 2021 dienen de lidstaten bij de Commissie een verslag in over de tenuitvoerlegging van dit artikel wat betreft stedelijk afval en bioafval, waarin onder meer wordt aangegeven voor welke materialen en welke territoriale gebieden gescheiden inzameling heeft plaatsgevonden en welke afwijkingen krachtens lid 3 zijn toegestaan.”.

12)

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

a)

De titel wordt vervangen door:

Voorbereiding voor hergebruik en recycling”;

b)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   De lidstaten nemen maatregelen ter bevordering van activiteiten op het gebied van voorbereiding voor hergebruik, met name door het aanmoedigen van het opzetten en ondersteunen van netwerken voor voorbereiding voor hergebruik en reparatie, door het vergemakkelijken, wanneer dat verenigbaar is met correct afvalbeheer, van de toegang van deze netwerken tot door inzamelingsregelingen of -installaties gehouden afval dat kan worden voorbereid voor hergebruik maar niet bestemd is voor voorbereiding voor hergebruik door diezelfde regelingen of installaties, en door het stimuleren van de toepassing van economische instrumenten, aanbestedingscriteria, kwantitatieve doelstellingen of andere maatregelen.

De lidstaten nemen maatregelen om recycling van hoge kwaliteit te bevorderen en voeren hiertoe, in overeenstemming met artikel 10, leden 2 en 3, gescheiden afvalinzameling in.

Onder voorbehoud van artikel 10, leden 2 en 3, voeren de lidstaten een gescheiden inzameling in voor ten minste papier, metaal, plastic en glas en, uiterlijk 1 januari 2025, voor textiel.

De lidstaten nemen maatregelen ter bevordering van selectieve sloop om de verwijdering en veilige verwerking van gevaarlijke stoffen mogelijk te maken en hergebruik en recycling van hoge kwaliteit door middel van selectieve verwijdering van materialen te faciliteren, en ter bevordering van het opzetten van sorteersystemen voor bouw- en sloopafval voor ten minste het volgende: hout, minerale bestanddelen (beton, bakstenen, tegels en keramische producten, stenen), metaal, glas, plastic en pleister.”;

c)

lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

i)

het inleidende gedeelte wordt vervangen door:

„2.   Om de in deze richtlijn gestelde doelstellingen te behalen en zich te ontwikkelen in de richting van een Europese circulaire economie met een hoge grondstoffenefficiëntie, nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de volgende doelstellingen worden behaald:”;

ii)

de volgende punten worden toegevoegd:

„c)

tegen 2025 wordt de voorbereiding voor hergebruik en de recycling van stedelijk afval verhoogd tot minimaal 55 gewichtsprocent;

d)

tegen 2030 wordt de voorbereiding voor hergebruik en de recycling van stedelijk afval verhoogd tot minimaal 60 gewichtsprocent;

e)

tegen 2035 wordt de voorbereiding voor hergebruik en de recycling van stedelijk afval verhoogd tot minimaal 65 gewichtsprocent.”;

d)

de leden 3,4 en 5 worden vervangen door:

„3.   Een lidstaat kan de termijn voor de verwezenlijking van de in lid 2, onder c), d) en e), bedoelde doelstellingen met maximaal vijf jaar verlengen mits die lidstaat:

a)

in 2013 volgens de gegevens die in de gezamenlijke vragenlijst van de OESO en Eurostat zijn verstrekt, minder dan 20 % van zijn stedelijk afval heeft voorbereid voor hergebruik en gerecycleerd of meer dan 60 % van zijn stedelijk afval heeft gestort; en

b)

de Commissie uiterlijk 24 maanden vóór het verstrijken van de in lid 2, onder c), d) of e), vastgestelde termijn in kennis stelt van zijn voornemen om de betreffende termijn te verlengen, en een uitvoeringsplan indient overeenkomstig bijlage IV ter.

4.   Binnen drie maanden na ontvangst van het krachtens lid 3, onder b), ingediende uitvoeringsplan kan de Commissie een lidstaat verzoeken dat uitvoeringsplan te herzien indien zij van oordeel is dat het niet voldoet aan de vereisten van bijlage IV ter. Binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek van de Commissie dient de betrokken lidstaat een herzien plan in.

5.   Indien de termijn voor het behalen van de doelstellingen overeenkomstig lid 3 wordt uitgesteld, neemt de betrokken lidstaat de nodige maatregelen om de voorbereiding voor hergebruik en de recycling van stedelijk afval te verhogen:

a)

tot minimaal 50 % tegen 2025 in geval van uitstel van de termijn voor het behalen van de doelstelling bedoeld in lid 2, onder c);

b)

tot minimaal 55 % tegen 2030 in geval van uitstel van de termijn voor het behalen van de doelstelling bedoeld in lid 2, onder d);

c)

tot minimaal 60 % tegen 2035 in geval van uitstel van de termijn voor het behalen van de doelstelling bedoeld in lid 2, onder e).”;

e)

de volgende leden worden toegevoegd:

„6.   Uiterlijk 31 december 2024 overweegt de Commissie de vaststelling van doelstellingen voor voorbereiding voor hergebruik en recycling voor bouw- en sloopafval en de materiaalspecifieke fracties daarvan, textielafval, commercieel afval, niet-gevaarlijk industrieel afval en andere afvalstromen, alsook van doelstellingen voor voorbereiding voor hergebruik voor stedelijk afval en recyclingdoelstellingen voor stedelijk bioafval. Hiertoe dient de Commissie een verslag, indien nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel, in bij het Europees Parlement en de Raad.

7.   Uiterlijk 31 december 2028 evalueert de Commissie het in lid 2, onder e), vastgestelde doelstelling. Hiertoe dient de Commissie een verslag, indien nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel, in bij het Europees Parlement en de Raad.

De Commissie beoordeelt de technologie voor gelijktijdige verwerking die het mogelijk maakt om mineralen op te nemen in het meeverbrandingsproces van stedelijk afval. Indien er in het kader van deze evaluatie een betrouwbare methode wordt gevonden, overweegt de Commissie de mogelijkheid om die mineralen mee te laten tellen voor het behalen van de recyclingdoelstellingen.”.

13)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

„Artikel 11 bis

Voorschriften inzake de berekening van de mate waarin de doelstellingen zijn verwezenlijkt

1.   Bij het berekenen of de in artikel 11, lid 2, onder c), d), en e) en in artikel 11, lid 3, bedoelde doelstellingen zijn bereikt:

a)

berekenen de lidstaten het gewicht van het geproduceerde en voor hergebruik voorbereide of gerecycleerde stedelijk afval in een bepaald kalenderjaar;

b)

wordt het gewicht van stedelijk afval dat wordt voorbereid voor hergebruik berekend als het gewicht van producten of componenten van producten die stedelijk afval zijn geworden en alle nodige controle-, schoonmaak- of reparatiehandelingen hebben ondergaan om zonder verdere sortering of voorbehandeling te kunnen worden hergebruikt;

c)

wordt het gewicht van gerecycleerd stedelijk afval berekend als het gewicht van afval dat, na alle nodige controle-, sorteer- of andere voorbereidende behandelingen te hebben ondergaan om afvalstoffen te verwijderen waarop de herverwerking niet gericht is en om recycling van hoge kwaliteit te waarborgen, wordt ingebracht in de recyclinghandeling waarbij afvalmaterialen daadwerkelijk worden herverwerkt tot producten, materialen of stoffen.

2.   Voor de toepassing van lid 1, onder c), wordt het gewicht van gerecycleerd stedelijk afval gemeten wanneer het afval in de recyclinghandeling wordt ingebracht.

In afwijking van de eerste alinea mag het gewicht van gerecycleerd stedelijk afval worden gemeten aan de output van de sortering op voorwaarde dat:

a)

die output vervolgens wordt gerecycleerd;

b)

het gewicht van materialen of stoffen die worden verwijderd bij verdere handelingen voorafgaand aan de recyclinghandeling en vervolgens niet worden gerecycleerd, niet wordt opgenomen in het gewicht van het afval dat wordt vermeld als gerecycleerd.

3.   De lidstaten zetten een doeltreffend systeem op voor de kwaliteitscontrole en traceerbaarheid van stedelijk afval om te waarborgen dat aan de voorwaarden van lid 1, onder c), en lid 2 van dit artikel wordt voldaan. Om de betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de verzamelde gegevens over gerecycleerd afval te verzekeren, kan het systeem bestaan uit elektronische registers die zijn opgezet krachtens artikel 35, lid 4, technische specificaties voor de kwaliteitseisen voor gesorteerd afval of gemiddelde verliespercentages voor gesorteerd afval voor verschillende soorten afval en afvalbeheerpraktijken. Gemiddelde verliespercentages mogen alleen worden gebruikt wanneer er niet op een andere wijze betrouwbare gegevens kunnen worden verkregen en worden berekend aan de hand van de berekeningsregels die zijn vastgesteld in de krachtens lid 10 van dit artikel vastgestelde gedelegeerde handeling.

4.   Om te berekenen of de doelstellingen als vastgesteld in artikel 11, lid 2, onder c), d) en e), en in artikel 11, lid 3, zijn behaald, mag de hoeveelheid biologisch afbreekbaar stedelijk afval die aerobe of anaerobe verwerking ondergaat als gerecycleerd worden meegeteld wanneer deze verwerking compost, digestaat of andere output oplevert waarvan de hoeveelheid gerecycleerde inhoud vergelijkbaar is met die van de input en bestemd is om te worden gebruikt als gerecycleerd product of materiaal of als gerecycleerde stof. Wanneer de output op het land wordt gebruikt, mogen de lidstaten die alleen als gerecycleerd meetellen als dit gebruik voordeel voor de landbouw oplevert of het milieu verbetert.

Met ingang van 1 januari 2027 mogen lidstaten gemeentelijk bioafval dat aerobe of anaerobe verwerking ondergaat alleen als gerecycleerd meetellen als het overeenkomstig artikel 22 gescheiden ingezameld of aan de bron gescheiden is.

5.   Om te berekenen of de doelstellingen als vastgesteld in artikel 11, lid 2, onder c), d) en e), en in artikel 11, lid 3, zijn behaald, mag de hoeveelheid afvalmaterialen die niet langer afval zijn als gevolg van een voorbereidende handeling voorafgaand aan de herverwerking, als gerecycleerd worden meegeteld, mits die materialen bestemd zijn voor verdere herverwerking tot producten, materialen of stoffen die bestemd zijn om te worden gebruikt voor de oorspronkelijke of andere doeleinden. Eindeafvalmaterialen die als brandstof of andere middelen voor het opwekken van energie worden gebruikt of die verbrand, voor opvulling gebruikt of gestort worden, mogen echter niet worden niet meegeteld met het oog op het behalen van de recyclingdoelstellingen.

6.   Bij het berekenen of de in artikel 11, lid 2, onder c), d) en e), en in artikel 11, lid 3, bedoelde doelstellingen zijn behaald, kunnen de lidstaten rekening houden met de recycling van materialen die zijn gescheiden na de verbranding van stedelijk afval, mits de gerecycleerde materialen voldoen aan bepaalde kwaliteitseisen die zijn vastgesteld in de op grond van lid 9 van dit artikel vastgestelde uitvoeringshandeling.

7.   Afval dat naar een andere lidstaat wordt gezonden met het oog op voorbereiding voor hergebruik, recycling of opvulling in die andere lidstaat, mag alleen worden meegeteld met het oog op het verwezenlijken van de doelstellingen van artikel 11, leden 2 en 3, door de lidstaat waar dat afval werd ingezameld.

8.   Afval dat voor voorbereiding voor hergebruik of voor recycling uit de Unie wordt uitgevoerd, wordt alleen meegeteld voor de mate waarin de lidstaat waarin het is verzameld de doelstellingen van artikel 11, leden 2 en 3, van deze richtlijn verwezenlijkt indien is voldaan aan de voorwaarden van lid 3 van dit artikel en de exporteur, in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1013/2006, kan aantonen dat de overbrenging van afvalstoffen voldoet aan de vereisten van die verordening en dat de verwerking van afval buiten de Unie plaatsvond onder voorwaarden die in grote lijnen gelijkwaardig zijn aan de vereisten van het desbetreffende milieurecht van de Unie.

9.   Om eenvormige voorwaarden voor de toepassing van dit artikel te waarborgen, stelt de Commissie uiterlijk 31 maart 2019 uitvoeringshandelingen vast waarin voorschriften voor de berekening en verificatie van gegevens en de verslaglegging hierover worden vastgelegd, met name met betrekking tot:

a)

een gemeenschappelijke methode voor de berekening van het gewicht van de metalen die overeenkomstig lid 6 zijn gerecycleerd, met inbegrip van de kwaliteitscriteria voor de gerecycleerde metalen, en

b)

aan de bron gescheiden en gerecycleerd bioafval.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 39, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

10.   Uiterlijk 31 maart 2019 stelt de Commissie overeenkomstig artikel 38 bis een gedelegeerde handeling vast om deze richtlijn aan te vullen door regels vast te stellen voor de berekening en verificatie van en de verslaglegging over het gewicht van materialen en stoffen die na een sorteringshandeling worden verwijderd en die daarna niet worden gerecycleerd, op basis van gemiddelde verliespercentages voor gesorteerd afval.

Artikel 11 ter

Verslag vroegtijdige waarschuwing

1.   De Commissie stelt in samenwerking met het Europees Milieuagentschap uiterlijk drie jaar vóór elk van de in artikel 11, lid 2, onder c), d) en e), en in artikel 11, lid 3, vastgestelde termijnen verslagen op over de voortgang met betrekking tot het behalen van de in die bepalingen vastgelegde doelstellingen.

2.   De in lid 1 bedoelde verslagen omvatten het volgende:

a)

een raming van de mate waarin elke lidstaat de doelstellingen heeft verwezenlijkt;

b)

een lijst van lidstaten die het risico lopen die doelstellingen niet binnen de respectieve termijnen te verwezenlijken, vergezeld van passende aanbevelingen voor de lidstaten in kwestie;

c)

voorbeelden van beste praktijken die in de hele Unie worden toegepast en die als leidraad kunnen dienen om vooruitgang te boeken met het behalen van de doelstellingen.”.

14)

Artikel 12 wordt vervangen door:

„Artikel 12

Verwijdering

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat afvalstoffen in gevallen waarin nuttige toepassing overeenkomstig artikel 10, lid 1, niet plaatsvindt, veilige verwijderingshandelingen ondergaan die voldoen aan de bepalingen van artikel 13 betreffende de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu.

2.   Uiterlijk 31 december 2024 maakt de Commissie, vooral in het licht van artikel 13, een beoordeling op van de in bijlage I opgesomde verwijderingshandelingen en dient zij een verslag, indien nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel, in bij het Europees Parlement en de Raad met het oog op de reglementering van verwijderingshandelingen, onder meer in de vorm van mogelijke beperkingen, en op de mogelijke invoering van een verwijderingsdoelstelling, teneinde milieuverantwoord afvalbeheer te waarborgen.”.

15)

Artikel 14 wordt vervangen door:

„Artikel 14

Kosten

1.   Overeenkomstig het beginsel „de vervuiler betaalt” worden de kosten van het afvalbeheer, met inbegrip van de kosten voor de noodzakelijke infrastructuur en de exploitatie ervan, gedragen door de oorspronkelijke producent van de afvalstoffen of door de huidige of vorige houders van afvalstoffen.

2.   Onverminderd de artikelen 8 en 8 bis kunnen de lidstaten besluiten de kosten van het afvalbeheer geheel of gedeeltelijk te laten dragen door de producent van het product waaruit het afval is voortgekomen, en de distributeurs van een dergelijk product in deze kosten te laten delen.”.

16)

In artikel 18 wordt lid 3 vervangen door:

„3.   Indien gevaarlijke afvalstoffen in strijd met dit artikel op onrechtmatige wijze gemengd zijn, zorgen de lidstaten, onverminderd artikel 36, ervoor dat een scheiding wordt uitgevoerd wanneer dat technisch haalbaar is en noodzakelijk om te voldoen aan artikel 13.

Wanneer scheiding niet op grond van de eerste alinea van dit lid vereist is, zorgen de lidstaten ervoor dat het gemengd afval wordt verwerkt in een faciliteit die beschikt over een vergunning overeenkomstig artikel 23 om dat mengsel te verwerken.”.

17)

Artikel 20 wordt vervangen door:

„Artikel 20

Gevaarlijke afvalstoffen uit huishoudens

1.   Uiterlijk 1 januari 2025 voeren de lidstaten gescheiden inzameling van gevaarlijke fracties van huishoudelijk afval in om te waarborgen dat die overeenkomstig de artikelen 4 en 13 worden verwerkt en andere stedelijk afvalstromen niet besmetten.

2.   De artikelen 17, 18, 19 en 35 gelden niet voor door huishoudens geproduceerd gemengd afval.

3.   De artikelen 19 en 35 gelden niet voor afzonderlijke fracties van gevaarlijke afvalstoffen afkomstig uit huishoudens totdat deze stoffen worden aanvaard voor inzameling, verwijdering of nuttige toepassing door een inrichting of een onderneming die een vergunning heeft gekregen of is geregistreerd overeenkomstig artikel 23 of 26.

4.   Uiterlijk op 5 januari 2020 stelt de Commissie richtsnoeren op om de lidstaten bij te staan en te faciliteren bij de gescheiden inzameling van gevaarlijke fracties van huishoudelijk afval.”.

18)

Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 worden punten a), b) en c) vervangen door:

„a)

afgewerkte oliën worden gescheiden ingezameld, tenzij gescheiden inzameling, rekening houdend met goede praktijken, technisch niet haalbaar is;

b)

bij de verwerking van afgewerkte oliën wordt voorrang gegeven aan regeneratie of andere recyclinghandelingen met een milieuresultaat dat gelijk is aan of beter is dan dat van regeneratie, overeenkomstig de artikelen 4 en 13;

c)

afgewerkte oliën met uiteenlopende eigenschappen worden niet gemengd met elkaar en met andere soorten afval of stoffen, indien dat mengen een belemmering vormt voor de regeneratie ervan of voor andere recyclinghandelingen die gelijkwaardige of betere algehele milieuresultaten opleveren dan regeneratie.”;

b)

het volgende lid wordt toegevoegd:

„4.   Uiterlijk 31 december 2022 onderzoekt de Commissie de gegevens over afgewerkte olie die overeenkomstig artikel 37, lid 4, door de lidstaten zijn verstrekt, teneinde te bezien of er maatregelen kunnen worden getroffen voor de verwerking van afgewerkte olie, onder meer in de vorm van meetbare doelstellingen voor de regeneratie van afgewerkte olie en andere maatregelen om de regeneratie van afgewerkte olie te bevorderen. Hiertoe dient de Commissie een verslag, indien nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel, in bij het Europees Parlement en de Raad.”.

19)

Artikel 22 wordt vervangen door:

„Artikel 22

Bioafval

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat bioafval, uiterlijk 31 december 2023 in overeenstemming met artikel 10, leden 2 en 3, ofwel aan de bron wordt gescheiden en gerecycleerd, ofwel gescheiden wordt ingezameld en niet gemengd wordt met andere soorten afval.

De lidstaten kunnen toestaan dat afval met vergelijkbare biologische afbreekbaarheid en composteerbaarheid dat voldoet aan de geldende Europese normen of aan gelijkwaardige nationale normen, voor verpakkingen die via compostering en biologische afbraak nuttig kunnen worden toegepast, samen met bioafval wordt ingezameld.

2.   De lidstaten nemen maatregelen overeenkomstig de artikelen 4 en 13, om:

a)

recycling aan te moedigen, met inbegrip van het composteren en vergisten van bioafval, op een wijze die een hoge mate van milieubescherming biedt en een output oplevert die aan hoge kwaliteitsnormen voldoet;

b)

thuis composteren aan te moedigen, en

c)

het gebruik van met bioafval geproduceerd materiaal te bevorderen.

3.   Uiterlijk 31 december 2018 verzoekt de Commissie de Europese normalisatie-instellingen om op basis van de beste beschikbare praktijken Europese normen te ontwikkelen voor bioafval dat in organische recyclageprocessen terechtkomt, voor compost en voor digestaat.”.

20)

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 38 bis gedelegeerde handelingen vast om deze richtlijn aan te vullen door technische minimumnormen vast te stellen voor verwerkingsactiviteiten, met inbegrip van afvalsortering en -recycling, waarvoor uit hoofde van artikel 23 een vergunning vereist is indien er bewijs is dat dergelijke minimumnormen een voordeel ten aanzien van de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu zouden opleveren.”;

b)

lid 4 wordt vervangen door:

„4.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 38 bis gedelegeerde handelingen vast om deze richtlijn aan te vullen door minimumnormen vast te stellen voor activiteiten waarvoor uit hoofde van artikel 26, onder a) en b), registratie vereist is indien er bewijs is dat dergelijke minimumnormen een voordeel ten aanzien van de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu of wat betreft het voorkomen van verstoring van de interne markt zouden opleveren.”.

21)

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 3 wordt als volgt gewijzigd:

i)

punten b) en c) worden vervangen door:

„b)

bestaande grote verwijderingsinstallaties en installaties voor nuttige toepassing inclusief speciale regelingen voor afgewerkte olie, gevaarlijke afvalstoffen, afvalstoffen die aanzienlijke hoeveelheden kritieke grondstoffen bevatten, of afvalstromen waarvoor specifieke Uniewetgeving bestaat;

c)

een beoordeling van de noodzaak van sluiting van bestaande afvalinstallaties en van de behoefte aan extra afvalinstallatie-infrastructuur overeenkomstig artikel 16.

De lidstaten zorgen ervoor dat een beoordeling wordt gemaakt van de investeringen en andere financiële middelen die nodig zijn, met name voor de lokale autoriteiten, om te voorzien in de behoeften die overeenkomstig punt c) zijn vastgesteld. Die beoordeling wordt opgenomen in de relevante afvalbeheersplannen of andere strategische documenten die voor het gehele grondgebied van de betrokken lidstaat gelden;”;

ii)

de volgende punten worden ingevoegd:

„c bis)

informatie over de maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 5, lid 3 bis, van Richtlijn 1999/31/EG of andere strategische documenten die voor het gehele grondgebied van de betrokken lidstaat gelden;

c ter)

een beoordeling van de bestaande regelingen voor afvalinzameling, inclusief de materialen en gebieden die door gescheiden inzameling worden bestreken en maatregelen om de werking ervan te verbeteren, van overeenkomstig artikel 10, lid 3, toegestane afwijkingen en van de behoefte aan nieuwe inzamelingsregelingen.”;

iii)

de volgende punten worden toegevoegd:

„f)

maatregelen ter bestrijding en voorkoming van alle vormen van zwerfafvalproductie en voor het opruimen van alle soorten zwerfafval;

g)

passende kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren en doelstellingen, met name voor de hoeveelheid geproduceerd afval en de verwerking ervan en voor stedelijk afval dat wordt verwijderd of energieterugwinning ondergaat.”;

b)

lid 5 wordt vervangen door:

„5.   De afvalbeheerplannen zijn in overeenstemming met de eisen inzake afvalbeheerplanning van artikel 14 van Richtlijn 94/62/EG, de doelstellingen van artikel 11, leden 2 en 3, van deze richtlijn en de vereisten van artikel 5 van Richtlijn 1999/31/EG en, voor de doeleinden van zwerfafvalpreventie, met de vereisten van artikel 13 van Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad (*6) en artikel 11 van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (*7).

(*6)  Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie) (PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19)."

(*7)  Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).”."

22)

Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   De lidstaten zetten afvalpreventieprogramma’s op waarin ten minste de in artikel 9, lid 1, vastgestelde afvalpreventiemaatregelen overeenkomstig de artikelen 1 en 4 worden beschreven.

Die programma’s worden — al naargelang — ofwel geïntegreerd in de op grond van artikel 28 vereiste afvalbeheerplannen, ofwel geïntegreerd in andere milieubeleidsprogramma’s of zijn op zichzelf staande programma’s. Indien een dergelijk programma wordt geïntegreerd in het afvalbeheerplan of in deze andere programma’s, moeten de afvalpreventiedoelstellingen en -maatregelen duidelijk worden aangegeven.”;

b)

in lid 2 wordt de eerste alinea vervangen door:

„2.   Bij het vaststellen van die programma’s beschrijven de lidstaten, indien relevant, de bijdrage aan de afvalpreventie van in bijlage IV bis genoemde instrumenten en maatregelen en evalueren zij het nut van de in bijlage IV genoemde voorbeelden van maatregelen of andere passende maatregelen. In de programma’s worden ook de afvalpreventiemaatregelen en de bijdrage ervan aan de afvalpreventie beschreven.”;

c)

het volgende lid wordt toegevoegd:

„2 bis.   De lidstaten stellen in het kader van de in dit artikel bedoelde afvalpreventieprogramma’s specifieke programma’s vast voor de preventie van levensmiddelenafval.”;

d)

de leden 3 en 4 worden geschrapt.

23)

In artikel 30 wordt lid 2 vervangen door:

„2.   Het Europees Milieuagentschap publiceert om de twee jaar een verslag met daarin een evaluatie van de geboekte vooruitgang op het gebied van de voltooiing en tenuitvoerlegging van afvalpreventieprogramma’s, met een beoordeling van de ontwikkelingen in de preventie van afvalproductie voor elke lidstaat en voor de Unie als geheel en met betrekking tot de ontkoppeling van de afvalproductie van de economische groei en de overgang naar een circulaire economie.”.

24)

In artikel 33 wordt lid 2 vervangen door:

„2.   De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast teneinde de vorm te bepalen van de kennisgeving over de vaststelling en belangrijke wijzigingen van de afvalbeheersplannen en afvalpreventieprogramma’s. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 39, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.”.

25)

Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

„1.   De in artikel 23, lid 1, bedoelde inrichtingen en ondernemingen, de producenten van gevaarlijke afvalstoffen en de inrichtingen en ondernemingen die beroepsmatig gevaarlijke afvalstoffen inzamelen of vervoeren of optreden als handelaar of makelaar in gevaarlijke afvalstoffen, houden een chronologisch register bij van:

a)

de hoeveelheid, aard, oorsprong van die afvalstoffen en de hoeveelheid producten en materialen die verkregen zijn door voorbereiding voor hergebruik, recycling of andere handelingen voor nuttige toepassing, en

b)

voor zover van toepassing, bestemming, inzamelingsfrequentie, wijze van vervoer en geplande methode van verwerking van die afvalstoffen.

Zij stellen deze gegevens ter beschikking van de bevoegde instanties via de krachtens lid 4 van dit artikel op te zetten elektronische registers.”;

b)

de volgende leden worden toegevoegd:

„4.   De lidstaten zetten een elektronisch register of gecoördineerde registers op om de gegevens over de in lid 1 bedoelde gevaarlijke afvalstoffen te registreren, die het gehele geografische grondgebied van de betrokken lidstaat bestrijken. De lidstaten kunnen dergelijke registers voor andere afvalstromen opzetten, met name die afvalstromen waarvoor doelstellingen in de wetgevingshandelingen van de Unie zijn vastgesteld. De lidstaten maken gebruik van de gegevens over afval die worden gerapporteerd door de industriële exploitanten in het Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen, dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 166/2006 van het Europees Parlement en de Raad (*8).

5.   De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen teneinde minimumvoorwaarden voor de exploitatie van dergelijke registers vast te stellen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 39, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

(*8)  Verordening (EG) nr. 166/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van de Richtlijnen 91/689/EEG en 96/61/EG van de Raad (PB L 33 van 4.2.2006, blz. 1).”."

26)

Artikel 36, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   De lidstaten nemen alle noodzakelijke maatregelen om het achterlaten, dumpen en ongecontroleerd beheren van afvalstoffen, met inbegrip van zwerfafval, te verbieden.”.

27)

Artikel 37 wordt vervangen door:

„Artikel 37

Verslaglegging

1.   De lidstaten rapporteren de gegevens betreffende de uitvoering van artikel 11, lid 2, onder a) tot en met e), en in artikel 11, lid 3, voor elk kalenderjaar aan de Commissie.

Zij rapporteren de gegevens via elektronische weg binnen 18 maanden na afloop van het verslagjaar waarvoor de gegevens zijn verzameld. De gegevens worden gerapporteerd in de vorm die door de Commissie in overeenstemming met lid 7 van dit artikel is vastgesteld.

De eerste verslagperiode vangt aan in het eerste volledige kalenderjaar na de vaststelling van de uitvoeringshandeling waarin overeenkomstig lid 7 van dit artikel de vorm voor de verslaglegging is vastgesteld.

2.   Met het oog op de verificatie van de naleving van artikel 11, lid 2, onder b), rapporteren de lidstaten de hoeveelheid afval die is gebruikt voor opvulling en andere handelingen voor materiaalterugwinning apart van de hoeveelheid afval die is voorbereid voor hergebruik of gerecycleerd. De lidstaten rapporteren de herverwerking van afval tot materialen die bestemd zijn om voor opvulling te worden gebruikt, als opvulling.

Met het oog op de verificatie van de naleving van artikel 11, lid 2, onder c), d) en e), en artikel 11, lid 3, rapporteren de lidstaten de hoeveelheid afval die is voorbereid voor hergebruik apart van de hoeveelheid afval die is gerecycleerd.

3.   De lidstaten rapporteren de gegevens betreffende de uitvoering van artikel 9, leden 4 en 5, jaarlijks aan de Commissie.

Zij rapporteren deze gegevens via elektronische weg binnen 18 maanden na afloop van de verslagjaar waarvoor de gegevens zijn verzameld. De gegevens worden gerapporteerd in de vorm die door de Commissie in overeenstemming met lid 7 van dit artikel is vastgesteld.

De eerste verslagperiode vangt aan in het eerste volledige kalenderjaar na de vaststelling van de uitvoeringshandeling waarin overeenkomstig lid 7 van dit artikel de vorm voor de verslaglegging is vastgesteld.

4.   De lidstaten rapporteren de gegevens over minerale of synthetische smeer- of industriële olie die in de handel worden gebracht en over gescheiden ingezamelde en verwerkte afgewerkte olie voor elk kalenderjaar aan de Commissie.

Zij rapporteren deze gegevens via elektronische weg binnen 18 maanden na afloop van het verslagjaar waarvoor de gegevens zijn verzameld. De lidstaten rapporteren de gegevens in de vorm die door de Commissie in overeenstemming met lid 7 is vastgesteld.

De eerste verslagperiode vangt aan in het eerste volledige kalenderjaar na de vaststelling van de uitvoeringshandeling waarin overeenkomstig lid 7 de vorm voor de verslaglegging is vastgesteld.

5.   De door de lidstaat overeenkomstig dit artikel gerapporteerde gegevens gaan vergezeld van een kwaliteitscontroleverslag en een verslag over de maatregelen die krachtens artikel 11 bis, leden 3 en 8, zijn genomen, met gedetailleerde informatie over de gemiddelde verliespercentages, indien van toepassing. Deze informatie wordt gerapporteerd in de vorm voor de verslaglegging die door de Commissie in overeenstemming met lid 7 van dit artikel is vastgesteld.

6.   De Commissie evalueert de overeenkomstig dit artikel gerapporteerde gegevens en publiceert een verslag over de resultaten van de evaluatie ervan. Het verslag bevat een beoordeling van de organisatie van de gegevensverzameling, de bronnen van de gegevens en de in de lidstaten gebruikte methodologie alsmede van de volledigheid, betrouwbaarheid, tijdigheid en consistentie van die gegevens. De beoordeling kan specifieke aanbevelingen voor verbetering bevatten. Het verslag wordt opgesteld na de eerste rapportage over de gegevens door de lidstaten en vervolgens om de vier jaar.

7.   De Commissie stelt uiterlijk 31 maart 2019 uitvoeringshandelingen vast tot vaststelling van de vorm voor het rapporteren van de gegevens bedoeld in de leden 1, 3, 4 en 5 van dit artikel. Voor de verslaglegging over de tenuitvoerlegging van artikel 11, lid 2, onder a) en b), maken de lidstaten gebruik van de vorm die is vastgesteld overeenkomstig het Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 18 april 2012 tot vaststelling van een vragenlijst voor de verslagen van de lidstaten over de uitvoering van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende afvalstoffen. Voor de verslaglegging over voedselafval wordt bij het ontwikkelen van de vorm van verslaglegging rekening gehouden met de krachtens artikel 9, lid 8 ontwikkelde methode. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 39, lid 2, van deze richtlijn bedoelde onderzoeksprocedure.”.

28)

Artikel 38 wordt vervangen door:

„Artikel 38

Uitwisseling van informatie en beste praktijken, interpretatie en aanpassing aan de technische vooruitgang

1.   De Commissie organiseert een regelmatige uitwisseling van informatie en beste praktijken tussen de lidstaten, en waar passend ook met regionale en lokale autoriteiten, over de praktische uitvoering en handhaving van de vereisten van deze richtlijn, met name met betrekking tot:

a)

de toepassing van de in artikel 11 bis omschreven berekeningsregels en de ontwikkeling van maatregelen en systemen om stedelijke afvalstromen te traceren van de sortering tot de recycling;

b)

passende governance, handhaving en grensoverschrijdende samenwerking;

c)

innovatie op het gebied van afvalbeheer;

d)

nationale criteria inzake bijproducten en eindeafval als bedoeld in artikel 5, lid 3, en in artikel 6, leden 3 en 4, gefaciliteerd door een elektronisch register voor de gehele Unie dat door de Commissie zal worden opgezet;

e)

de overeenkomstig artikel 4, lid 3, gebruikte economische instrumenten en andere maatregelen om een impuls te geven aan het bereiken van de in dat artikel vastgestelde doelstellingen;

f)

in artikel 8, leden 1 en 2, neergelegde maatregelen;

g)

de preventie en de invoering van systemen ter bevordering van activiteiten op het vlak van hergebruik en de verlenging van de levensduur van producten;

h)

naleving van de verplichtingen met betrekking tot gescheiden inzameling;

i)

de instrumenten en stimulansen om de doelstellingen te bereiken die zijn vastgesteld in artikel 11, lid 2, onder c), d) en e).

De Commissie maakt de resultaten van de informatie-uitwisseling en het delen van beste praktijken openbaar.

2.   De Commissie kan richtsnoeren opstellen voor de interpretatie van de in deze richtlijn vastgestelde vereisten, met inbegrip van de definities van afval, preventie, hergebruik, voorbereiding voor hergebruik, nuttige toepassing, recycling en verwijdering, en voor de toepassing van de in artikel 11 bis bedoelde berekeningsregels.

De Commissie stelt richtsnoeren op voor de definities van stedelijk afval en opvulling.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 38 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van deze richtlijn voor de nadere bepaling van de wijze waarop de in bijlage II, R1, bedoelde formule voor verbrandingsinstallaties moet worden toegepast. Er kan rekening worden gehouden met plaatselijke weersomstandigheden, zoals de koudegraad en de behoefte aan verwarming, voor zover deze de hoeveelheid energie beïnvloeden die in technische zin in de vorm van elektriciteit, verwarming, koeling of stoomproductie kan worden verbruikt of geproduceerd. De plaatselijke omstandigheden van de ultraperifere gebieden, zoals onderkend in artikel 349, derde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en van de gebieden die in artikel 25 van de Toetredingsakte van 1985 zijn vermeld, kunnen ook in aanmerking worden genomen.

3.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 38 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanpassing van de bijlagen IV en V aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang.”.

29)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 38 bis

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 7, lid 1, artikel 9, lid 8, artikel 11 bis, lid 10, artikel 27, lid 1, artikel 27, lid 4, artikel 38, lid 2, en artikel 38, lid 3, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 4 juli 2018. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 7, lid 1, artikel 9, lid 8, artikel 11 bis, lid 10, artikel 27, lid 1, artikel 27, lid 4, artikel 38, lid 2, en artikel 38, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een latere daarin genoemde datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (*9).

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   Een overeenkomstig artikel 7, lid 1, artikel 9, lid 8, artikel 11 bis, lid 10, artikel 27, lid 1, artikel 27, lid 4, artikel 38, lid 2, en artikel 38, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of van de Raad met twee maanden verlengd.

(*9)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.”."

30)

Artikel 39 wordt vervangen door:

„Artikel 39

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (*10).

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Indien door het comité geen advies wordt uitgebracht, stelt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet vast en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

(*10)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).”."

31)

In bijlage II worden de handelingen R 3, R 4 en R 5 vervangen door:

„R 3

Recycling/terugwinning van organische stoffen die niet als oplosmiddel worden gebruikt (met inbegrip van compostering en andere biologische omzettingsprocessen) (*11)

R 4

Recycling/terugwinning van metalen en metaalverbindingen (*12)

R 5

Recycling/terugwinning van andere anorganische materialen (*13)

(*11)  Hieronder vallen voorbereiding voor hergebruik, vergassing en pyrolyse waarbij de componenten worden gebruikt als chemicaliën en nuttige toepassing van organisch materiaal in de vorm van opvulling."

(*12)  Hieronder valt voorbereiding voor hergebruik."

(*13)  Hieronder vallen voorbereiding voor hergebruik, recycling van anorganisch bouwmateriaal, nuttige toepassing van anorganische materialen in de vorm van opvulling, en bodemreiniging die resulteert in sanering van de bodem.”."

32)

De tekst in de bijlage bij deze richtlijn wordt toegevoegd als de bijlagen IV bis en IV ter.

Artikel 2

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 5 juli 2020 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De methoden voor deze verwijzingen worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. De Commissie stelt de andere lidstaten daarvan in kennis.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 30 mei 2018.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitster

L. PAVLOVA


(1)  PB C 264 van 20.7.2016, blz. 98.

(2)  PB C 17 van 18.1.2017, blz. 46.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 18 april 2018 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 22 mei 2018.

(4)  Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).

(5)  Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16).

(6)  Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).

(7)  Verordening (EG) nr. 767/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 79/373/EEG van de Raad, Richtlijn 80/511/EEG van de Commissie, Richtlijnen 82/471/EEG, 83/228/EEG, 93/74/EEG, 93/113/EG en 96/25/EG van de Raad en Beschikking 2004/217/EG van de Commissie (PB L 229 van 1.9.2009, blz. 1).

(8)  Besluit van de Commissie van 18 december 2014 tot wijziging van Beschikking 2000/532/EG betreffende de lijst van afvalstoffen overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 370 van 30.12.2014, blz. 44).

(9)  Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (PB L 190 van 12.7.2006, blz. 1).

(10)  Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken (PB L 269 van 21.10.2000, blz. 34).

(11)  Richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 inzake batterijen en accu’s, alsook afgedankte batterijen en accu’s en tot intrekking van Richtlijn 91/157/EEG (PB L 266 van 26.9.2006, blz. 1).

(12)  Richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (PB L 197 van 24.7.2012, blz. 38).

(13)  Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie) (PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19).

(14)  Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).

(15)  Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval (PB L 365 van 31.12.1994, blz. 10).

(16)  PB L 39 van 16.2.1993, blz. 3.

(17)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(18)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(19)  PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.


BIJLAGE

De volgende bijlagen worden ingevoegd:

BIJLAGE IV bis

VOORBEELDEN VAN ECONOMISCHE INSTRUMENTEN EN ANDERE MAATREGELEN OM PRIKKELS TE BIEDEN VOOR DE TOEPASSING VAN DE AFVALSTOFFENHIËRARCHIE ALS BEDOELD IN ARTIKEL 4, LID 3 (1)

1.

Heffingen op en beperkingen voor het storten en verbranden van afval om afvalpreventie en -recycling te stimuleren, waarbij storten de minst goede optie voor afvalbeheer blijft;

2.

gedifferentieerde afvaltarieven waarbij afvalproducenten aangeslagen worden op basis van de werkelijke geproduceerde hoeveelheid afval en prikkels worden geboden om scheiding aan de bron van recycleerbaar afval en vermindering van gemengd afval aan te moedigen;

3.

fiscale prikkels voor schenkingen van producten, met name voedselschenkingen;

4.

regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor verschillende soorten afval en maatregelen om de efficiëntie, de kostenefficiëntie en de governance van die regelingen te verbeteren;

5.

statiegeldsystemen en andere maatregelen ter bevordering van efficiënte inzameling van gebruikte producten en materialen;

6.

gedegen planning van investeringen in afvalbeheerinfrastructuur, onder meer via Uniefondsen;

7.

duurzame overheidsopdrachten om aan te zetten tot beter afvalbeheer en tot het gebruik van gerecycleerde producten en materialen;

8.

geleidelijke afschaffing van subsidies die niet in overeenstemming zijn met de afvalhiërarchie;

9.

gebruikmaking van fiscale maatregelen en andere middelen om de verspreiding van voor hergebruik voorbereide of gerecycleerde producten en materialen te bevorderen;

10.

ondersteuning van onderzoek en innovatie op het gebied van geavanceerde recyclingtechnologieën en hervervaardiging;

11.

gebruik van beschikbare technieken voor afvalverwerking;

12.

economische prikkels voor regionale en lokale autoriteiten, met name om afvalpreventie te promoten en regelingen voor gescheiden inzameling aan te scherpen, terwijl storten en verbranden worden vermeden;

13.

voorlichtingscampagnes voor het publiek, met name over gescheiden inzameling, afvalbeheer en vermindering van zwerfvuil, en van deze vraagstukken een vast onderdeel maken van onderwijs en opleiding;

14.

systemen voor het coördineren, ook met digitale middelen, van alle bevoegde overheden die bij het afvalbeheer betrokken zijn;

15.

bevordering van een voortdurende dialoog tussen alle belanghebbenden op het gebied van afvalbeheer, en aanmoedigen van vrijwillige overeenkomsten en bedrijfsrapportage over afval.

BIJLAGE IV ter

KRACHTENS ARTIKEL 11, LID 3, IN TE DIENEN UITVOERINGSPLAN

Het krachtens artikel 11, lid 3, in te dienen uitvoeringsplan bevat het volgende:

1.

beoordeling van de percentages stedelijk afval die worden, werden of zullen worden gerecycleerd, gestort of anderszins verwerkt en de stromen waaruit dat stedelijk afval bestaat;

2.

beoordeling van de uitvoering van afvalbeheersplannen en afvalpreventieprogramma’s die zijn opgezet krachtens de artikelen 28 en 29;

3.

de redenen waarom de lidstaat van mening is dat hij wellicht niet in staat zal zijn de betreffende in artikel 11, lid 2, vastgestelde doelstelling te behalen binnen de in dat artikel vastgestelde termijn, en een beoordeling van de extra tijd die nodig is om die doelstelling te behalen;

4.

maatregelen die noodzakelijk zijn voor het behalen van de in artikel 11, leden 2 en 5 vastgestelde doelstellingen die van toepassing zijn op de lidstaat gedurende de extra tijd, met inbegrip van passende economische instrumenten en andere maatregelen als bedoeld in artikel 4, lid 1, en in bijlage IV bis om prikkels te bieden voor de toepassing van de afvalhiërarchie;

5.

een tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de maatregelen die zijn vastgesteld in punt 4, bepaling van het orgaan dat bevoegd is voor de tenuitvoerlegging ervan, en een beoordeling van de afzonderlijke bijdrage ervan aan de verwezenlijking van de doelstellingen die van toepassing is in geval van een verlenging van de termijn;

6.

informatie over financiering van afvalbeheer in overeenstemming met het beginsel „de vervuiler betaalt”;

7.

maatregelen om, in voorkomend geval, de kwaliteit van gegevens te verbeteren met het oog op betere prestaties bij de planning en monitoring van afvalbeheer..


(1)  Deze instrumenten en maatregelen kunnen prikkels bieden voor afvalpreventie, de hoogste trap in de afvalhiërarchie. Een omvattende lijst van specifiekere voorbeelden van afvalpreventiemaatregelen is opgenomen in bijlage IV.


Top