Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32018D1136

Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1136 van de Commissie van 10 augustus 2018 betreffende risicobeperking en versterkte bioveiligheidsmaatregelen en systemen voor vroege opsporing in verband met de risico's die wilde vogels inhouden wat de overdracht van hoogpathogene aviaire-influenzavirussen op pluimvee betreft (Kennisgeving geschied onder nummer C(2018) 5243) (Voor de EER relevante tekst.)

C/2018/5243

PB L 205 van 14.8.2018, p. 48–53 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 13/07/2021; opgeheven door 32020R0687

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec_impl/2018/1136/oj

14.8.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 205/48


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2018/1136 VAN DE COMMISSIE

van 10 augustus 2018

betreffende risicobeperking en versterkte bioveiligheidsmaatregelen en systemen voor vroege opsporing in verband met de risico's die wilde vogels inhouden wat de overdracht van hoogpathogene aviaire-influenzavirussen op pluimvee betreft

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2018) 5243)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40/EEG (1), en met name artikel 3 en artikel 63, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Aviaire influenza is een virale infectieziekte bij vogels, waaronder pluimvee. Infecties met aviaire-influenzavirussen bij gedomesticeerd pluimvee veroorzaken twee hoofdvormen van de ziekte met een verschillende virulentie van het virus. De laagpathogene vorm leidt in de regel slechts tot milde symptomen, terwijl de hoogpathogene vorm bij de meeste pluimveesoorten een zeer hoge sterfte veroorzaakt. Die ziekte kan ernstige gevolgen hebben voor de gezondheid van gedomesticeerde en wilde vogels en voor de rentabiliteit van de pluimveehouderij.

(2)

Richtlijn 2005/94/EG stelt de bestrijdingsmaatregelen vast die minimaal moeten worden genomen bij een uitbraak van die ziekte onder pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels en voorziet ook in bepaalde preventieve maatregelen met betrekking tot de bewaking en de vroege opsporing van aviaire influenza.

(3)

Van wilde vogels, met name trekkende watervogels, is bekend dat zij de natuurlijke gastheer zijn voor laagpathogene aviaire-influenzavirussen waarvan zij tijdens hun seizoensgebonden migratiebewegingen drager zijn, gewoonlijk zonder tekenen van de ziekte te vertonen. Sinds 2005 is echter gebleken dat hoogpathogene aviaire-influenzavirussen (HPAI-virussen) van subtype H5 trekvogels kunnen besmetten en zo over lange afstanden tussen continenten kunnen worden verspreid.

(4)

De aanwezigheid van aviaire-influenzavirussen en met name HPAI-virussen bij wilde vogels vormt een voortdurende bedreiging wat betreft de directe en indirecte insleep van deze virussen in bedrijven waar pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels worden gehouden, in het bijzonder tijdens de seizoensgebonden verplaatsing van trekvogels, met het risico van daaropvolgende verspreiding van het virus van een besmet bedrijf naar andere bedrijven waardoor aanzienlijke economische verliezen kunnen worden veroorzaakt.

(5)

Op 14 september 2017 heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) een uitgebreid wetenschappelijk advies over aviaire influenza uitgebracht (2) waarin werd bevestigd dat de strikte uitvoering van bioveiligheidsmaatregelen een cruciale rol speelt bij de preventie van de verspreiding van HPAI-virussen van wilde vogels naar pluimvee en andere in gevangenschap levende vogels (het EFSA-advies van 2017).

(6)

Het EFSA-advies van 2017 bevat de meest relevante bioveiligheidsmaatregelen die voortdurend in pluimveehouderijsystemen moeten worden toegepast, waaronder in kleine bedrijven. Ook wordt in het advies gesteld dat bepaalde algemene bioveiligheidsbeginselen universeel van toepassing zijn op pluimveebedrijven, maar dat de unieke kenmerken van elk bedrijf in aanmerking moeten worden genomen voor een optimale bescherming op basis van deskundig advies.

(7)

Het EFSA-advies van 2017 bevat een beoordeling en identificatie van de risico's op de insleep van het HPAI-virus in pluimveebedrijven, zoals het bij elkaar houden van tamme eenden en ganzen met andere pluimveesoorten, en de risico's die zijn verbonden aan bepaalde activiteiten zoals het uitzetten in het wild van pluimvee, alsook voorgestelde maatregelen voor de beperking van die risico's.

(8)

In het EFSA-advies van 2017 werd geconcludeerd dat passieve bewaking van wilde vogels de meest doeltreffende manier is voor de vroege opsporing van de aanwezigheid van HPAI-virussen bij wilde vogels, waar HPAI-virusinfecties leiden tot sterfte, en werd aanbevolen om de in het wild levende doelvogelsoorten te bemonsteren en de monsters in een laboratorium te testen. Vervolgens heeft de EFSA in haar wetenschappelijke verslag over aviaire influenza dat op 18 december 2017 werd goedgekeurd (3), een lijst gepubliceerd van in het wild levende doelvogelsoorten.

(9)

In haar wetenschappelijke verslag over aviaire influenza dat op 22 maart 2018 werd goedgekeurd (4), verklaarde de EFSA dat er geen gevallen zijn gemeld van infectie bij de mens door het virus A(H5N8) of de recent opgekomen virussen A(H5N5) en A(H5N6), die een herschikking van klade 2.3.4.4 van het virus A(H5) vertegenwoordigen, waarbij de genen N5 of N6 afkomstig zijn van lokale Europese virussen. De virussen A(H5N8), A(H5N5) en A(H5N6) worden geacht hoofdzakelijk te zijn aangepast aan vogelsoorten.

(10)

In het EFSA-advies van 2017 werd eveneens geconcludeerd dat het in bepaalde epidemiologische situaties wenselijk kan zijn dat de lidstaten zorgen voor een tijdelijke intensivering van bepaalde preventieve maatregelen rondom het gebied waar besmetting met het HPAI-virus is bevestigd in een wilde vogel of in uitwerpselen ervan, in het bijzonder om te kunnen beoordelen of het virus is overgedragen naar pluimveebedrijven en of de bioveiligheidsmaatregelen doeltreffend zijn toegepast om insleep van het virus te voorkomen.

(11)

Om de vogelpopulaties die het meeste risico op besmetting met aviaire influenza lopen te bereiken en de doeltreffendheid van de in dit besluit vastgestelde maatregelen te waarborgen, moeten bepaalde preventieve maatregelen derhalve op bedrijven met pluimvee worden gericht.

(12)

Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/263 van de Commissie (5) werd voorzien in risicobeperking en versterkte bioveiligheidsmaatregelen ter beperking van het risico op overdracht van HPAI-virussen van wilde vogels naar pluimvee door direct en indirect contact tussen die populaties te voorkomen, en werd van de lidstaten vereist om gebieden op hun grondgebied te identificeren waar een verhoogd risico bestaat op insleep van HPAI-virussen in bedrijven waar pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels worden gehouden („gebieden met een hoog risico”), waarbij onder meer rekening werd gehouden met de epidemiologische situatie en specifieke risicofactoren. Dat uitvoeringsbesluit was van toepassing tot en met 30 juni 2018.

(13)

De in Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/263 vastgestelde maatregelen moeten daarom worden herzien om rekening te houden met de huidige epidemiologische situatie bij pluimvee, andere in gevangenschap levende vogels en wilde vogels in de lidstaten en in risicorelevante derde landen, het EFSA-advies van 2017 en de daaropvolgende wetenschappelijke verslagen over aviaire influenza en de ervaring die de lidstaten bij de praktische uitvoering van de maatregelen van dat uitvoeringsbesluit hebben opgedaan.

(14)

Gezien de voortdurende bedreiging van de overdracht van het HPAI-virus door besmette wilde vogels en het risico op uitbraken in bedrijven waar pluimvee of in gevangenschap levende vogels worden gehouden, moeten in dit besluit dienovereenkomstig geactualiseerde maatregelen worden vastgesteld, rekening houdend met de resultaten van de herziening van Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/263.

(15)

Uit de ervaring die bij de uitvoering van de in Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/263 vastgestelde maatregelen is opgedaan, is gebleken dat uitzonderingen op de risicobeperking en versterkte bioveiligheidsmaatregelen noodzakelijk zijn zodat de individuele lidstaten die maatregelen kunnen aanpassen aan veranderingen in de epidemiologische situatie.

(16)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

Dit besluit bevat risicobeperkende maatregelen, bepaalde versterkte bioveiligheidsmaatregelen en systemen voor vroege opsporing in verband met de risico's die wilde vogels geven op de insleep van hoogpathogene aviaire-influenzavirussen (HPAI-virussen) in bedrijven, alsook maatregelen voor de bewustmaking van eigenaren en andere betrokkenen in de pluimveesector omtrent dergelijke risico's en de noodzaak om bioveiligheidsmaatregelen op hun bedrijven in te voeren of te versterken.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van dit besluit zijn de definities in artikel 2 van Richtlijn 2005/94/EG van toepassing.

Artikel 3

Identificatie van gebieden met een hoog risico op de insleep en verspreiding van HPAI-virussen

1.   De lidstaten zorgen voor de identificatie van de delen van hun grondgebied die een bijzonder risico lopen op de insleep van HPAI-virussen in bedrijven („gebieden met een hoog risico”), rekening houdend met de volgende zaken:

a)

de risicofactoren voor de insleep van HPAI-virussen in bedrijven, in het bijzonder met betrekking tot:

i)

de geografische ligging in gebieden in de lidstaten waar trekvogels doorheen reizen of waar ze rusten tijdens de trek nadat ze de Unie zijn binnen gekomen, met name via de noordoostelijke en oostelijke migratieroutes;

ii)

de afstand tussen het bedrijf en watergebieden, vijvers, moerassen, meren, rivieren of de zee waar trekvogels, in het bijzonder die van de orden Anseriformes en Charadriiformes, kunnen neerstrijken of een tussenlanding kunnen maken;

iii)

de geografische ligging in gebieden waar veel trekvogels, met name watervogels, voorkomen;

iv)

pluimvee dat in open lucht wordt gehouden, waarbij contact tussen wilde vogels en pluimvee niet kan worden voorkomen of niet voldoende kan worden beheerst;

v)

de huidige en vroegere vaststelling van HPAI-virussen in pluimvee, andere in gevangenschap levende vogels en wilde vogels;

b)

de risicofactoren voor verspreiding van HPAI-virussen binnen bedrijven en tussen bedrijven, met name wanneer:

i)

de geografische ligging van het bedrijf zich in een gebied bevindt met een hoge dichtheid van bedrijven, met name van bedrijven waar eenden en ganzen en andere pluimveesoorten in de open lucht worden gehouden;

ii)

de intensiteit van verplaatsingen van voertuigen die pluimvee vervoeren en van personen binnen en vanuit bedrijven en andere directe en indirecte contacten tussen bedrijven hoog is;

c)

door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) en nationale en internationale instanties voor risicobeoordeling uitgevoerde risicobeoordelingen en verstrekt wetenschappelijk advies met betrekking tot de relevantie van de verspreiding van HPAI-virussen door wilde vogels;

d)

de resultaten van overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 2005/94/EG uitgevoerde bewakingsprogramma's.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de in de pluimveesector actieve belanghebbenden, met inbegrip van kleine bedrijven, op de meest adequate wijze worden ingelicht over de afbakening van de overeenkomstig lid 1 geïdentificeerde gebieden met een hoog risico.

3.   De lidstaten onderwerpen de omvang van de afbakening van de gebieden met een hoog risico aan voortdurende herziening.

Artikel 4

Risicobeperking en versterkte bioveiligheidsmaatregelen

1.   De lidstaten houden voortdurend toezicht op de specifieke epidemiologische situatie op hun grondgebied, waarbij zij ook rekening houden met de bedreigingen als gevolg van de constatering van HPAI in pluimvee, andere in gevangenschap levende vogels en wilde vogels in andere lidstaten en in nabijgelegen derde landen, en met de in artikel 3, lid 1, onder c), bedoelde risicobeoordelingen.

2.   De lidstaten nemen in gebieden met een hoog risico passende, uitvoerbare maatregelen ter beperking van het risico op overdracht van HPAI-virussen van wilde vogels op pluimvee.

3.   De risicobeperking en de versterkte bioveiligheidsmaatregelen zijn er op gericht te voorkomen dat wilde vogels, met name trekkende watervogels, direct of indirect in contact komen met pluimvee, en met name met eenden en ganzen.

4.   Afhankelijk van de beoordeling van de epidemiologische situatie zoals bedoeld in lid 1, verbieden de lidstaten de volgende activiteiten in gebieden met een hoog risico:

a)

het bij elkaar houden van eenden en ganzen met andere pluimveesoorten, tenzij:

i)

het risico op insleep van het virus niet significant wordt geacht vanwege de kenmerken van het bedrijf en de getroffen risicobeperkende maatregelen die door de bevoegde autoriteit toereikend worden geacht, of

ii)

andere pluimveesoorten dan eenden en ganzen als verklikkerdieren worden gebruikt overeenkomstig de bepalingen van de bevoegde autoriteit;

b)

het houden van pluimvee in open lucht, tenzij:

i)

het pluimvee met netten, daken of horizontale weefsels of door andere passende middelen beschermd is tegen contact met wilde vogels, of

ii)

de voorziening van voeder en water voor het pluimvee binnenshuis of onder een afdak plaatsvindt waardoor de toegang van wilde vogels in voldoende mate wordt afgeschrikt en wordt voorkomen dat wilde vogels met voor het pluimvee bestemd voeder of water in contact komen;

c)

het gebruik van watervoorzieningen voor pluimvee in open lucht; tenzij deze voor redenen van dierenwelzijn voor bepaald pluimvee vereist zijn en voldoende tegen wilde vogels worden afgeschermd;

d)

het verstrekken van water aan pluimvee dat afkomstig is van oppervlaktewatervoorraden waartoe wilde vogels toegang hebben, tenzij het water wordt behandeld om aviaire-influenzavirussen te inactiveren;

e)

het samenbrengen van pluimvee en andere in gevangenschap levende vogels op markten, shows, tentoonstellingen en culturele evenementen, tenzij dergelijke evenementen worden georganiseerd en beheerd op een wijze waarbij het risico op verspreiding van het virus door mogelijk geïnfecteerde vogels naar andere vogels tot een minimum wordt beperkt;

f)

het gebruik van lokvogels van de orden Anseriformes en Charadriiformes, tenzij zij worden gebruikt in het kader van een overeenkomstig artikel 4 van Richtlijn 2005/94/EG uitgevoerd bewakingsprogramma voor aviaire influenza, onderzoeksprojecten, ornithologische studies of andere door de bevoegde autoriteit toegelaten activiteiten;

g)

de uitzetting van pluimvee in het wild, tenzij dat door de bevoegde autoriteiten is toegelaten, mits:

i)

die activiteiten worden afgezonderd van andere bedrijven, en

ii)

het in het wild uit te zetten pluimvee bij een virologische test, uitgevoerd overeenkomstig hoofdstuk IV, punt 4, onder a), van het diagnosehandboek voor aviaire influenza in de bijlage bij Beschikking 2006/437/EG van de Commissie (6) op monsters die binnen 48 uur voorafgaand aan de uitzetting van elke productie-eenheid zijn genomen, een negatief resultaat heeft behaald voor aviaire influenza.

5.   De lidstaten kunnen het toepassingsgebied en de toepassingsperiode van de in lid 4 bedoelde risicobeperking en versterkte bioveiligheidsmaatregelen uitbreiden of beperken op basis van de regelmatige herziening van de maatregelen overeenkomstig artikel 5.

6.   De lidstaten sporen de pluimveesector aan om opleidingsactiviteiten op het gebied van risicobeperking en versterkte bioveiligheidsmaatregelen voor eigenaren van pluimvee te ondersteunen, om bedrijfsspecifieke bioveiligheidsplannen te ontwikkelen en om toezicht te houden op de toepassing van bioveiligheidsmaatregelen.

Artikel 5

Handhaving en herziening van de risicobeperking en de versterkte bioveiligheidsmaatregelen die in gebieden met een hoog risico worden toegepast

1.   De lidstaten handhaven de maatregelen die krachtens artikel 4, lid 4, in de gebieden met een hoog risico worden toegepast, gedurende de periode waarin het verhoogde risico op de insleep en verspreiding van HPAI op hun grondgebied bestaat.

2.   De lidstaten herzien geregeld de maatregelen die zijn genomen uit hoofde van artikel 4, lid 4, teneinde deze bij te stellen en aan te passen aan de epidemiologische situatie, met name wat de risico's van wilde vogels betreft.

3.   De lidstaten baseren de in lid 2 bedoelde herziening op de beoordeling van de volgende factoren:

a)

de ontwikkeling van de epidemiologische situatie bij wilde vogels, de epidemische curve, met name het aantal nieuwe besmettingen per tijdseenheid, het in kaart brengen van positieve en negatieve resultaten en de dynamiek van de besmetting;

b)

de aanwezigheid van in het wild levende soorten trekvogels en standvogels, in het bijzonder de soorten die zijn aangemerkt als doelsoorten voor de bewaking van aviaire influenza;

c)

gevallen van HPAI in pluimvee en andere in gevangenschap levende vogels, met name als gevolg van de primaire insleep van het virus door wilde vogels;

d)

de opsporing van HPAI-virussen in pluimvee, andere in gevangenschap levende vogels en wilde vogels tijdens lopende bewakingsactiviteiten;

e)

het subtype of de subtypen van het HPAI-virus, de ontwikkeling van het virus en de mogelijke relevantie voor de menselijke gezondheid;

f)

de epidemiologische situatie van HPAI in wilde vogels, pluimvee en andere in gevangenschap levende vogels op het grondgebied van nabijgelegen lidstaten en derde landen en door de EFSA en nationale en internationale instanties voor risicobeoordeling uitgevoerde risicobeoordelingen;

g)

het uitvoeringsniveau en de efficiëntie van de in dit besluit vastgestelde maatregelen.

Artikel 6

Bewustmaking

De lidstaten zorgen ervoor dat de nodige maatregelen worden genomen om belanghebbenden die werkzaam zijn in de pluimveesector, met inbegrip van kleine bedrijven, bewust te maken van de risico's van de insleep van het HPAI-virus in bedrijven en hun de meest adequate informatie inzake risicobeperking en versterkte bioveiligheidsmaatregelen zoals vastgesteld in artikel 4, met name de maatregelen die moeten worden uitgevoerd in gebieden met een hoog risico, via de meest geschikte middelen om dergelijke informatie onder hun aandacht te brengen, te verstrekken.

De lidstaten zorgen eveneens voor bewustmaking van groepen die zijn betrokken bij activiteiten in verband met wilde dieren, waaronder ornithologen, vogelspotters en jagers.

Artikel 7

Systemen voor vroege opsporing bij pluimveekoppels

1.   De lidstaten zorgen voor de invoering of versterking van bestaande systemen voor vroege opsporing die gericht zijn op snelle rapportage door de eigenaren aan de bevoegde autoriteit van tekenen van de aanwezigheid van het HPAI-virus bij pluimveekoppels op bedrijven in gebieden met een hoog risico.

2.   De systemen als bedoeld in lid 1 beschouwen ten minste een aanzienlijke daling in de voeder- en waterinname en in de eierproductie, de waargenomen sterfte en klinische tekenen of postmortemlaesies die duiden op de aanwezigheid van het HPAI-virus, rekening houdend met variaties van deze parameters in de verschillende soorten pluimvee en productietypes, als relevante parameters waaruit de waarschijnlijke aanwezigheid van de ziekte blijkt.

Artikel 8

Meer bewaking van wilde vogels

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat meer bewaking van wilde vogelpopulaties en verdere controle op dode of zieke vogels wordt uitgevoerd volgens de vastgestelde richtsnoeren voor de uitvoering van de in bijlage II bij Besluit 2010/367/EU van de Commissie (7) opgenomen bewakingsprogramma's voor aviaire influenza bij wilde vogels, zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Richtlijn 2005/94/EG.

2.   De lidstaten kunnen gericht bemonstering en laboratoriumonderzoek van wilde vogels uitvoeren op soorten en in geografische gebieden die voorheen nog niet door HPAI werden aangetast.

Artikel 9

Aanvullende tijdelijke maatregelen in geval van bevestigde gevallen van HPAI in wilde vogels

1.   Indien de aanwezigheid van het HPAI-virus wordt bevestigd in monsters die zijn genomen van een of meer wilde vogels of hun uitwerpselen, en indien er een verhoogd risico op de insleep van het virus in bedrijven of een mogelijk risico voor de openbare gezondheid is geconstateerd, nemen de lidstaten aanvullende tijdelijke maatregelen in de omgeving van dat geval, die het volgende omvatten:

a)

de uitvoering van risicobeperking en versterkte bioveiligheidsmaatregelen overeenkomstig artikel 4;

b)

meer bewaking van wilde vogels overeenkomstig artikel 8;

c)

indien noodzakelijk, epidemiologisch onderzoek en bezoeken aan bedrijven, met inbegrip van bemonstering en tests op HPAI, indien dat gepast is;

d)

de invoering en versterking van systemen voor vroege opsporing overeenkomstig artikel 7.

2.   De lidstaten kunnen de toepassing van sommige van de in lid 1 bedoelde maatregelen beperken indien de bevoegde autoriteit het risico op de insleep van het HPAI-virus voor bepaalde delen van hun grondgebied of voor bepaalde typen bedrijven verwaarloosbaar acht.

Artikel 10

Naleving en informatieverplichtingen

1.   De lidstaten zorgen voor de bewaking van de uitvoering van de in dit besluit vervatte maatregelen door eigenaren en de pluimveesector.

2.   De lidstaten houden de Commissie en de andere lidstaten in het kader van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders op de hoogte van de maatregelen die zij nemen om dit besluit na te leven.

Artikel 11

Adressaten

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 10 augustus 2018.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)   PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16.

(2)   EFSA Journal 2017;15(10):4991.

(3)   EFSA Journal 2017;15(12):5141.

(4)   EFSA Journal 2018;16(3):5240.

(5)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/263 van de Commissie van 14 februari 2017 betreffende risicobeperkende en versterkte bioveiligheidsmaatregelen en systemen voor vroege opsporing in verband met de risico's die wilde vogels inhouden wat de overdracht van hoogpathogene aviaire-influenzavirussen op pluimvee betreft (PB L 39 van 16.2.2017, blz. 6).

(6)  Beschikking 2006/437/EG van de Commissie van 4 augustus 2006 tot goedkeuring van een diagnosehandboek voor aviaire influenza overeenkomstig Richtlijn 2005/94/EG van de Raad (PB L 237 van 31.8.2006, blz. 1).

(7)  Besluit 2010/367/EU van de Commissie van 25 juni 2010 betreffende de uitvoering door de lidstaten van surveillanceprogramma's voor aviaire influenza bij pluimvee en in het wild levende vogels (PB L 166 van 1.7.2010, blz. 22).


Top