EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32018D0853

Besluit (EU) 2018/853 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1257/2013 en Richtlijnen 94/63/EG en 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 86/278/EEG en 87/217/EEG van de Raad wat betreft procedureregels inzake rapportage op milieugebied en tot intrekking van Richtlijn 91/692/EEG van de Raad

PE/67/2017/REV/1

OJ L 150, 14.6.2018, p. 155–161 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2018/853/oj

14.6.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 150/155


BESLUIT (EU) 2018/853 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 30 mei 2018

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1257/2013 en Richtlijnen 94/63/EG en 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 86/278/EEG en 87/217/EEG van de Raad wat betreft procedureregels inzake rapportage op milieugebied en tot intrekking van Richtlijn 91/692/EEG van de Raad

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Richtlijnen 86/278/EEG (3) en 87/217/EEG (4) van de Raad zijn gebaseerd op de artikelen 100 en 235 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, thans de artikelen 115 en 352 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De in dit besluit vervatte wijzigingen van die richtlijnen houden verband met het beleid van de Unie op milieugebied en zijn een rechtstreeks gevolg van de intrekking van Richtlijn 91/692/EEG van de Raad (5) op grond van artikel 192, lid 1, van het VWEU. Derhalve is het passend deze wijzigingen te baseren op artikel 192, lid 1, van het VWEU.

(2)

Richtlijn 94/63/EG van het Europees Parlement en de Raad (6) is gebaseerd op artikel 100 bis van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, thans artikel 114 van het VWEU. De in dit besluit vervatte wijzigingen van die richtlijn houden verband met het beleid van de Unie op milieugebied en zijn een rechtstreeks gevolg van de intrekking van Richtlijn 91/692/EEG op grond van artikel 192, lid 1, van het VWEU. Derhalve is het passend deze wijzigingen te baseren op artikel 192, lid 1, van het VWEU.

(3)

Richtlijn 91/692/EEG is vastgesteld met het oog op de rationalisering en verbetering, per sector, van de bepalingen inzake de toezending van informatie en de publicatie van verslagen over bepaalde richtlijnen inzake milieubescherming. Om dat doel te bereiken, zijn bij Richtlijn 91/692/EEG verschillende richtlijnen gewijzigd door de invoering van eenvormige rapportagevoorschriften.

(4)

De uitvoering van de bij Richtlijn 91/692/EEG ingevoerde rapportagevoorschriften is moeilijk en ondoeltreffend geworden. Bovendien zijn veel handelingen van de Unie die bij Richtlijn 91/692/EEG zijn gewijzigd, inmiddels vervangen en bevatten niet meer de bij die Richtlijn ingevoerde rapportagevoorschriften. Bij Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (7) zijn bijvoorbeeld zeven handelingen van de Unie op het gebied van waterbeleid ingetrokken en in die richtlijn is het bij Richtlijn 91/692/EEG ingevoerde rapportagesysteem niet overgenomen. Daarenboven bevat Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad (8) geen verwijzing naar Richtlijn 91/692/EEG maar voorziet zij in plaats daarvan in een afzonderlijk rapportagesysteem.

(5)

Richtlijn 91/692/EEG voorziet niet in het gebruik van elektronische hulpmiddelen. De succesvolle ontwikkeling van Reportnet door het Europees Milieuagentschap en sectorale initiatieven ter stroomlijning van de rapportage, zoals het Waterinformatiesysteem voor Europa, hebben ertoe geleid dat de behoefte aan en de doeltreffendheid van een horizontaal instrument inzake rapportage steeds meer ter discussie werden gesteld. Met de vaststelling van Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad (9) en de daarmee samenhangende ontwikkeling van het gemeenschappelijk milieu-informatiesysteem, ten slotte, werd een modernere en doeltreffendere horizontale benadering van het informatiebeheer en de rapportage in verband met het milieubeleid van de Unie geïntroduceerd.

(6)

Richtlijn 91/692/EEG moet derhalve worden ingetrokken.

(7)

De meeste bij Richtlijn 91/692/EEG gewijzigde richtlijnen zijn niet meer van kracht. De Richtlijnen 86/278/EEG en 87/217/EEG zijn echter wel nog van kracht.

(8)

Krachtens Richtlijn 86/278/EEG moeten de lidstaten een verslag over de uitvoering van die richtlijn indienen op basis van een vragenlijst of een schema uitgewerkt door de Commissie volgens de procedure van Richtlijn 91/692/EEG. Om te vermijden dat naar aanleiding van de intrekking van Richtlijn 91/692/EEG een juridisch vacuüm ontstaat, moet de verwijzing naar Richtlijn 91/692/EEG door een verwijzing naar de procedure van Richtlijn 86/278/EEG worden vervangen.

(9)

Rapportage door de lidstaten krachtens Richtlijn 87/217/EEG is niet langer noodzakelijk ten gevolge van de vaststelling van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (10), die voorziet in de geleidelijke stopzetting in de Unie van de productie en het gebruik van ruw asbest en van producten die asbest bevatten. Derhalve is het passend deze rapportagevoorschriften van die Richtlijn te schrappen.

(10)

Na de inwerkingtreding van Richtlijn 91/692/EEG is in de volgende verordeningen en richtlijnen een verwijzing naar die Richtlijn opgenomen: Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad (11), Richtlijn 94/63/EG, Richtlijn 1999/31/EG van de Raad (12), Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad (13), Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (14), Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (15), Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad (16) en Verordening (EU) nr. 1257/2013 van het Europees Parlement en de Raad (17).

(11)

De Commissie heeft in het kader van een EU-actieplan voor de circulaire economie voorgesteld de Richtlijnen 94/62/EG, 1999/31/EG, 2000/53/EG en 2008/98/EG te wijzigen om de verwijzing naar Richtlijn 91/692/EEG te vervangen.

(12)

Om te verzekeren dat bepaalde bepalingen van de bijlagen bij Richtlijn 86/278/EEG actueel zijn, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen wat betreft de aanpassing van die bepalingen aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang. Evenzo moet, om te verzekeren dat de bijlagen bij Richtlijn 2009/31/EG actueel zijn, aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen wat betreft de aanpassing van die bijlagen aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang. De aanpassing van de bijlagen bij Richtlijn 2009/31/EG mag er niet toe leiden dat het veiligheidsniveau of de monitoringbeginselen, waarin door de in die bijlagen vastgelegde criteria wordt voorzien, worden verlaagd respectievelijk afgezwakt. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (18). In het bijzonder om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(13)

De tweede alinea van artikel 21, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1257/2013 verwijst naar Richtlijn 91/692/EEG, die moet worden ingetrokken. Overeenkomstig deze bepaling begint de eerste verslagperiode op de toepassingsdatum van Verordening (EU) nr. 1257/2013. Op 19 december 2016 heeft de Commissie bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2323 (19) de eerste versie van de Europese lijst van scheepsrecyclinginrichtingen („de Europese lijst”) opgesteld. Overeenkomstig artikel 26 van Verordening (EU) nr. 1257/2013 kunnen lidstaten, voorafgaand aan de toepassingsdatum van deze verordening, het recyclen van schepen toestaan in scheepsrecyclinginrichtingen die opgenomen zijn op de Europese lijst. In dergelijke omstandigheden is Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad (20) niet van toepassing. Om te voorkomen dat er een periode ontstaat gedurende welke geen informatie wordt verzameld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1013/2006 of Verordening (EU) nr. 1257/2013, moet er een overgangsperiode worden ingevoerd tussen de datum van de eerste vervroegde toestemming ingevolge artikel 26 van Verordening (EU) nr. 1257/2013 in een bepaalde lidstaat en de toepassingsdatum van die verordening voor elke lidstaat die besluit de in dat artikel genoemde overgangsperiode te gebruiken. Om de hiermee samenhangende administratieve lasten voor elk van deze lidstaten te beperken, is het niet noodzakelijk dat de informatie die gedurende deze overgangsperiode wordt verzameld, als uitgangspunt wordt genomen voor een afzonderlijk verslag. Het volstaat dat deze informatie wordt opgenomen in of deel uitmaakt van het eerste gewone verslag dat de driejarige periode vanaf de toepassingsdatum van Verordening (EU) nr. 1257/2013 bestrijkt.

(14)

Het rapportagevoorschrift van Richtlijn 94/63/EG is niet langer noodzakelijk om de uitvoering van die Richtlijn te controleren. De bepaling in kwestie moet derhalve worden geschrapt.

(15)

Daar de doelstelling van dit besluit, namelijk het wijzigen of intrekken van rechtshandelingen van de EU inzake rapportage op milieugebied die niet meer van toepassing of relevant zijn, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege haar aard beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(16)

Verordening (EU) nr. 1257/2013 en de Richtlijnen 94/63/EG, 2009/31/EG, 86/278/EEG en 87/217/EEG moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Richtlijn 2009/31/EG

Richtlijn 2009/31/EG wordt als volgt gewijzigd:

1.

In artikel 27 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   Elke drie jaar brengen de lidstaten bij de Commissie verslag uit over de uitvoering van deze richtlijn, onder meer over het in artikel 25, lid 1, onder b), bedoelde register. Het eerste verslag wordt de Commissie uiterlijk op 30 juni 2011 toegezonden. Het verslag wordt opgesteld aan de hand van een vragenlijst die of een schema dat door de Commissie in de vorm van uitvoeringshandelingen wordt vastgesteld. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 30, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. Ten minste zes maanden vóór de einddatum voor indiening van het verslag wordt de vragenlijst of het schema aan de lidstaten toegezonden.”.

2.

Artikel 29 wordt vervangen door:

„Artikel 29

Wijzigingen van de bijlagen

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 29 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen om de bijlagen te wijzigen teneinde deze aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang aan te passen. Deze aanpassing mag niet leiden tot een verlaging van het veiligheidsniveau dat wordt geboden door de criteria in bijlage I of tot het afzwakken van de monitoringbeginselen die zijn vastgelegd in bijlage II.”.

3.

Het volgende artikel wordt toegevoegd:

„Artikel 29 bis

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 29 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 4 juli 2018. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. Dit verslag wordt voorgelegd aan het Europees Parlement en de Raad. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 29 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (*1).

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   Een overeenkomstig artikel 29 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

(*1)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.”."

4.

Artikel 30 wordt vervangen door:

„Artikel 30

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 26 van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (*2) ingestelde Comité klimaatverandering. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (*3).

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

(*2)  Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de Unie met betrekking tot klimaatverandering, en tot intrekking van Beschikking nr. 280/2004/EG (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 13)."

(*3)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).”."

Artikel 2

Wijzigingen van Richtlijn 86/278/EEG

Richtlijn 86/278/EEG wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 13 wordt vervangen door:

„Artikel 13

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 15 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen om de bijlagen te wijzigen teneinde deze aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang aan te passen.

De eerste alinea is noch van toepassing op de parameters en waarden die zijn aangegeven in de bijlagen I A, I B en I C, noch op gegevens die van invloed kunnen zijn op de beoordeling van die waarden, noch op de parameters voor analyse die worden genoemd in de bijlagen II A en II B.”.

2.

Artikel 14 wordt geschrapt.

3.

Artikel 15 wordt vervangen door:

„Artikel 15

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 39 van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (*4) ingestelde comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (*5).

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

(*4)  Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3)."

(*5)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).”."

4.

Het volgende artikel wordt toegevoegd:

„Artikel 15 bis

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 13 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 4 juli 2018. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. Dit verslag wordt voorgelegd aan het Europees Parlement en de Raad. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikel 13 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (*6).

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   Een overeenkomstig artikel 13 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

(*6)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.”."

5.

In artikel 17 wordt de eerste alinea vervangen door:

„Elke drie jaar lichten de lidstaten de Commissie in over de tenuitvoerlegging van deze richtlijn in het kader van een verslag dat per sector wordt uitgebracht en ook de andere communautaire richtlijnen op dit gebied bestrijkt. Dit sectoraal verslag wordt opgesteld aan de hand van een vragenlijst die of een schema dat door de Commissie in de vorm van een uitvoeringshandeling wordt vastgesteld. Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 15, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. Zes maanden vóór de aanvang van de verslagperiode wordt de vragenlijst of het schema aan de lidstaten toegezonden. Het verslag wordt aan de Commissie toegezonden binnen negen maanden na de periode van drie jaar waarop het betrekking heeft.”.

Artikel 3

Wijziging van Richtlijn 87/217/EEG

In artikel 13 van Richtlijn 87/217/EEG wordt lid 1 geschrapt.

Artikel 4

Wijziging van Verordening (EU) nr. 1257/2013

In artikel 21 van Verordening (EU) nr. 1257/2013 wordt lid 2 vervangen door:

„2.   Elk verslag bestrijkt een periode van drie jaar en wordt uiterlijk negen maanden na het einde van de driejarige verslagleggingsperiode waarop het betrekking heeft langs elektronische weg aan de Commissie toegezonden.

Het eerste elektronische verslag bestrijkt de periode van drie jaar vanaf de in artikel 32, lid 1, genoemde toepassingsdatum van deze verordening. Wanneer een lidstaat ingevolge artikel 26 de recycling van schepen in scheepsrecyclinginrichtingen die op de Europese lijst staan voorafgaand aan de toepassingsdatum van deze verordening toestaat, bestrijkt het eerste elektronische verslag van die lidstaat ook de periode van de datum van die toestemming tot de toepassingsdatum van deze verordening.

De Commissie publiceert uiterlijk negen maanden na ontvangst van de verslagen van de lidstaten, een verslag over de toepassing van deze verordening.”.

Artikel 5

Wijziging van Richtlijn 94/63/EG

Richtlijn 94/63/EG wordt als volgt gewijzigd:

1.

In artikel 4, lid 4, wordt de tweede alinea vervangen door:

„De lidstaten delen de Commissie mede op welke terminals deze afwijking betrekking heeft.”.

2.

In artikel 6, lid 4, wordt de tweede alinea vervangen door:

„De lidstaten verstrekken de Commissie gedetailleerde informatie over de gebieden waarin zij voornemens zijn een dergelijke ontheffing te verlenen en vervolgens over wijzigingen van die gebieden.”.

3.

Artikel 9 wordt vervangen door:

„Artikel 9

Toezicht en rapportage

De Commissie wordt verzocht om bij haar verslagen zo nodig voorstellen te voegen tot wijziging van de onderhavige richtlijn, met name tot uitbreiding van het toepassingsgebied ervan tot dampbeheersings- en dampterugwinningssystemen voor vulinstallaties en zeeschepen.”.

Artikel 6

Intrekking van Richtlijn 91/692/EEG

Richtlijn 91/692/EEG wordt ingetrokken.

Artikel 7

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Straatsburg, 30 mei 2018.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitster

L. PAVLOVA


(1)  PB C 173 van 31.5.2017, blz. 82.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 18 april 2018 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 14 mei 2018.

(3)  Richtlijn 86/278/EEG van de Raad van 12 juni 1986 betreffende de bescherming van het milieu, in het bijzonder de bodem, bij het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw (PB L 181 van 4.7.1986, blz. 6).

(4)  Richtlijn 87/217/EEG van de Raad van 19 maart 1987 inzake voorkoming en vermindering van verontreiniging van het milieu door asbest (PB L 85 van 28.3.1987, blz. 40).

(5)  Richtlijn 91/692/EEG van de Raad van 23 december 1991 tot standaardisering en rationalisering van de verslagen over de toepassing van bepaalde richtlijnen op milieugebied (PB L 377 van 31.12.1991, blz. 48).

(6)  Richtlijn 94/63/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende de beheersing van de uitstoot van vluchtige organische stoffen (VOS) als gevolg van de opslag van benzine en de distributie van benzine vanaf terminals naar benzinestations (PB L 365 van 31.12.1994, blz. 24).

(7)  Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).

(8)  Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17).

(9)  Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire) (PB L 108 van 25.4.2007, blz. 1).

(10)  Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).

(11)  Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval (PB L 365 van 31.12.1994, blz. 10).

(12)  Richtlijn 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen (PB L 182 van 16.7.1999, blz. 1).

(13)  Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken (PB L 269 van 21.10.2000, blz. 34).

(14)  Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).

(15)  Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).

(16)  Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG van de Raad, de Richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG en 2008/1/EG en Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 114).

(17)  Verordening (EU) nr. 1257/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 inzake scheepsrecycling, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1013/2006 en Richtlijn 2009/16/EG (PB L 330 van 10.12.2013, blz. 1).

(18)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(19)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2323 van de Commissie van 19 december 2016 tot vaststelling van de Europese lijst van scheepsrecyclinginrichtingen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1257/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake scheepsrecycling (PB L 345 van 20.12.2016, blz. 119).

(20)  Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (PB L 190 van 12.7.2006, blz. 1).


Top