This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32018D0012
Decision (EU) 2018/667 of the European Central Bank of 19 April 2018 on the total amount of annual supervisory fees for 2018 (ECB/2018/12)
Besluit (EU) 2018/667 van de Europese Centrale Bank van 19 april 2018 betreffende het totale bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht voor 2018 (ECB/2018/12)
Besluit (EU) 2018/667 van de Europese Centrale Bank van 19 april 2018 betreffende het totale bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht voor 2018 (ECB/2018/12)
PB L 111 van 2.5.2018, p. 3–6
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
2.5.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 111/3 |
BESLUIT (EU) 2018/667 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK
van 19 april 2018
betreffende het totale bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht voor 2018 (ECB/2018/12)
DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (1), en met name artikel 30,
Gezien Verordening (EU) nr. 1163/2014 van de Europese Centrale Bank van 22 oktober 2014 betreffende een vergoeding voor toezicht (ECB/2014/41) (2), en met name artikel 3, lid 1, en artikel 9, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het totale bedrag van de krachtens artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1163/2014 (ECB/2014/41) aan te rekenen jaarlijkse vergoeding voor toezicht moet de uitgaven van de Europese Centrale Bank (ECB) in verband met haar toezichttaken in de betrokken vergoedingsperiode dekken, maar is niet hoger dan deze uitgaven. Deze uitgaven betreffen primair kosten die rechtstreeks verband houden met de ECB-toezichttaken, zoals direct toezicht op belangrijke entiteiten, oversight op het toezicht op minder belangrijke entiteiten en het uitvoeren van horizontale taken en gespecialiseerde diensten. Deze uitgaven omvatten tevens kosten die indirect verband houden met de ECB-toezichttaken, bv. door de ondersteunende diensten van de ECB verleende diensten, waaronder gebouwen, personeelsbeheer, administratieve diensten, budgettering en controlling, accountingdiensten, juridische diensten, communicatie- en vertaaldiensten, interne audit, en statistische en informatietechnologiediensten. |
(2) |
Ter berekening van de door iedere belangrijke onder toezicht staande entiteit en belangrijke onder toezicht staande groep en minder belangrijke onder toezicht staande entiteit en minder belangrijke onder toezicht staande groep verschuldigde jaarlijkse vergoeding voor toezicht moeten de totale kosten uitgesplitst worden op basis van de uitgaven die zijn toegerekend aan de betreffende functies die het directe toezicht uitoefenen op belangrijke onder toezicht staande entiteiten en belangrijke onder toezicht staande groepen en het indirecte toezicht op minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten en minder belangrijke onder toezicht staande groepen. |
(3) |
Het totale bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht voor 2018 moet worden berekend als de som van: a) de geraamde jaarlijkse toezichtkosten voor 2018, op basis van de voor 2018 goedgekeurde ECB-begroting, rekening houdend met ontwikkelingen in de geraamde jaarlijkse ECB-kosten die bekend waren toen dit Besluit werd vastgesteld, en b) het overschot of tekort van 2017. |
(4) |
Het overschot of tekort wordt vastgesteld door de werkelijke jaarlijkse toezichtkosten van 2017, zoals bedoeld in de ECB-jaarrekening voor 2017 (3), in mindering te brengen op de geraamde jaarlijkse voor 2017 aangerekende kosten, zoals vastgelegd in de bijlage bij Besluit (EU) 2017/760 van de Europese Centrale Bank (ECB/2017/11) (4). |
(5) |
Overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1163/2014 (ECB/2014/41) moet bij het vaststellen van de geraamde jaarlijkse toezichtkosten voor 2018 tevens rekening worden gehouden met niet-inbare vergoedingsbedragen die verband houden met vorige vergoedingsperiodes, met overeenkomstig artikel 14 ontvangen rentebetalingen en met overeenkomstig artikel 7, lid 3, van die verordening ontvangen of terugbetaalde bedragen, indien van toepassing, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Definities
Binnen het kader van dit Besluit zijn de definities in Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank (ECB/2014/17) (5) en Verordening (EU) nr. 1163/2014 (ECB/2014/41) van toepassing.
Artikel 2
Totale bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht voor 2018
1. Het totale bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht voor 2018 bedraagt 474 785 269 EUR, waarvan de berekening in bijlage I is vastgelegd.
2. Elke categorie van onder toezicht staande entiteiten en onder toezicht staande groepen betaalt het volgende totale bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht:
a) |
belangrijke onder toezicht staande entiteiten en belangrijke onder toezicht staande groepen: 428 485 342 EUR; |
b) |
minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten en minder belangrijke onder toezicht staande groepen: 46 299 927 EUR. |
De uitsplitsing van het totale voor iedere categorie verschuldigde bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht voor 2018 is vastgelegd in bijlage II.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Frankfurt am Main, 19 april 2018.
De president van de ECB
Mario DRAGHI
(1) PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63.
(2) PB L 311 van 31.10.2014, blz. 23.
(3) In februari 2018 gepubliceerd op de ECB-website op: www.ecb.europa.eu
(4) Besluit (EU) 2017/760 van de Europese Centrale Bank van 24 april 2017 betreffende het totale bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht voor 2017 (ECB/2017/11) (PB L 113 van 29.4.2017, blz. 52).
(5) Verordening (EU) nr. 468/2014 van de Europese Centrale Bank van 16 april 2014 tot vaststelling van een kader voor samenwerking binnen het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme tussen de Europese Centrale Bank en nationale bevoegde autoriteiten en met nationale aangewezen autoriteiten (GTM-kaderverordening) (ECB/2014/17) (PB L 141 van 14.5.2014, blz. 1).
BIJLAGE I
Berekening van het totale bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht voor 2018
(EUR) |
|
Geraamde jaarlijkse kosten voor 2018 |
502 467 814 |
Salarissen en voordelen |
247 584 306 |
Huur en onderhoud gebouwen |
53 932 669 |
Overige bedrijfskosten |
200 950 839 |
Overschot/tekort voor 2017 |
– 27 930 375 |
Bedragen waarmee overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1163/2014 (ECB/2014/41) rekening moet worden gehouden |
247 830 |
Met vorige vergoedingsperiodes verband houdende niet-inbare vergoedingsbedragen |
0 |
Overeenkomstig artikel 14 van de bovengenoemde verordening ontvangen rentebetalingen |
– 7 079 |
Overeenkomstig artikel 7, lid 3, van de bovengenoemde verordening ontvangen of terugbetaalde bedragen |
254 909 |
TOTAAL |
474 785 269 |
BIJLAGE II
Uitsplitsing van het totale bedrag van de jaarlijkse vergoeding voor toezicht voor 2018
(EUR) |
|||
|
Belangrijke onder toezicht staande entiteiten en belangrijke onder toezicht staande groepen |
Minder belangrijke onder toezicht staande entiteiten en minder belangrijke onder toezicht staande groepen |
Totaal |
Geraamde jaarlijkse kosten voor 2018 |
458 594 063 |
43 873 751 |
502 467 814 |
Overschot/tekort voor 2017 |
– 30 206 780 |
2 276 405 |
– 27 930 375 |
Bedragen waarmee overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1163/2014 (ECB/2014/41) rekening moet worden gehouden |
98 059 |
149 771 |
247 830 |
Met vorige vergoedingsperiodes verband houdende niet-inbare vergoedingsbedragen |
0 |
0 |
0 |
Overeenkomstig artikel 14 van de bovengenoemde verordening ontvangen rentebetalingen |
– 3 859 |
– 3 220 |
– 7 079 |
Overeenkomstig artikel 7, lid 3, van de bovengenoemde verordening ontvangen of terugbetaalde bedragen |
101 918 |
152 991 |
254 909 |
TOTAAL |
428 485 342 |
46 299 927 |
474 785 269 |