EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32017R0352

Verordening (EU) 2017/352 van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2017 tot vaststelling van een kader voor het verrichten van havendiensten en gemeenschappelijke regels inzake de financiële transparantie van havens (Voor de EER relevante tekst)

OJ L 57, 3.3.2017, p. 1–18 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 28/05/2020

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2017/352/oj

3.3.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 57/1


VERORDENING (EU) 2017/352 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 15 februari 2017

tot vaststelling van een kader voor het verrichten van havendiensten en gemeenschappelijke regels inzake de financiële transparantie van havens

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Havens moeten volledig in naadloos op elkaar aansluitende vervoers- en logistieke ketens worden geïntegreerd om bij te dragen tot groei en een efficiëntere benutting en werking van het trans-Europees vervoersnetwerk en de interne markt. Dit vereist moderne havendiensten die bijdragen tot het efficiënt gebruik van havens en een gunstig klimaat voor investeringen in havenontwikkelingen in het licht van de huidige en toekomstige eisen op het gebied van vervoer en logistiek.

(2)

Havens dragen bij tot het concurrentievermogen van de Europese industrie op de wereldmarkt op lange termijn en creëren tegelijk banen in alle kustregio's van de Unie. Voor een aanpak van de uitdagingen in de sector zeevervoer en het doeltreffender en duurzamer maken van de vervoers- en logistieke ketens, moeten de maatregelen met betrekking tot administratieve vereenvoudiging in de mededeling van de Commissie van 23 mei 2013 met de titel „Havens: een motor voor groei” samen met deze verordening ten uitvoer worden gelegd.

(3)

In haar mededeling van 3 oktober 2012 met de titel „Akte voor de interne markt II — Samen voor nieuwe groei” herinnerde de Commissie eraan dat de aantrekkingskracht van het zeevervoer afhankelijk is van de beschikbaarheid, de efficiëntie en de betrouwbaarheid van havendiensten en dat het noodzakelijk is aspecten zoals de transparantie van overheidsfinanciering en haventarieven aan te pakken, alsmede de administratieve vereenvoudiging in havens, en de beperkingen op het verrichten van diensten in havens te herzien.

(4)

Het faciliteren van de toegang tot de markt voor havendiensten en de invoering van financiële transparantie en autonomie van zeehavens zullen de kwaliteit en de efficiëntie van de dienstverlening aan gebruikers van havens ten goede komen en bijdragen tot een gunstiger klimaat voor investeringen in havens, daarmee bijdragend tot lagere kosten voor vervoersgebruikers en tot het bevorderen van de korte vaart en een betere afstemming tussen het zeevervoer en het spoor, de binnenvaart en het wegvervoer.

(5)

De vereenvoudiging van de douaneprocedures kan aanzienlijke economische voordelen voor zeehavens in termen van concurrentievermogen opleveren. Voor het bevorderen van eerlijke mededinging en het terugdringen van douaneformaliteiten is het belangrijk dat de bevoegde instanties van de lidstaten kiezen voor een gedegen en doeltreffende, risicogebaseerde benadering. In dit verband moet de Commissie er rekening mee houden dat passende maatregelen nodig zijn voor het verminderen van de meldingsformaliteiten in zeehavens en het bestrijden van oneerlijke mededinging.

(6)

De vaststelling van een duidelijk kader van transparante, billijke en niet-discriminerende financierings- en heffingsregels voor haveninfrastructuur en havendiensten speelt een essentiële rol bij het ervoor zorgen dat de eigen commerciële strategie en investeringsplannen van de havens en, waar van toepassing, het algemene nationale kader voor het havenbeleid, volledig aan de mededingingsregels voldoen. Met name door transparantie van de financiële betrekkingen wordt een eerlijke en doeltreffende controle op staatssteun mogelijk, en marktverstoring voorkomen. Daartoe wordt de Commissie in de Raadsconclusies van 5 juni 2014 opgeroepen richtsnoeren inzake staatssteun voor zeehavens te bezien, teneinde eerlijke mededinging en een stabiel juridisch kader voor haveninvesteringen te waarborgen.

(7)

De overgrote meerderheid van het maritieme handelsverkeer van de Unie loopt via de zeehavens die deel uitmaken van het trans-Europees vervoersnetwerk zoals vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4). Om het doel van deze verordening op evenredige wijze te verwezenlijken zonder aan andere havens onnodige lasten op te leggen, moet deze verordening van toepassing zijn op de zeehavens van het trans-Europees vervoersnetwerk, die allemaal een belangrijke rol spelen in het Europese vervoerssysteem, hetzij omdat ze meer dan 0,1 % van de totale EU-vracht of het totale aantal passagiers afhandelen, hetzij omdat ze de regionale toegankelijkheid van perifere of eilandgebieden verbeteren. Deze verordening moet de lidstaten evenwel de mogelijkheid bieden deze verordening al dan niet toe te passen op zeehavens die deel uitmaken van het uitgebreide netwerk in de ultraperifere regio's. Ook dienen de lidstaten afwijkingen te kunnen invoeren ter voorkoming van onevenredige administratieve lasten voor zeehavens die deel uitmaken van het uitgebreide netwerk, en wier jaarlijks vrachtverkeer de volledige toepassing van deze verordening niet rechtvaardigt.

(8)

Loodsdiensten op volle zee hebben geen rechtstreeks effect op de efficiëntie van havens, aangezien ze niet worden gebruikt om havens binnen te varen of te verlaten en moeten derhalve niet in het toepassingsgebied van deze verordening worden opgenomen.

(9)

Deze verordening mag in geen geval afbreuk doen aan de regeling van het eigendomsrecht in de lidstaten dat van toepassing is op zeehavens, en moet verschillende havenstructuren in de lidstaten mogelijk maken.

(10)

Deze verordening schrijft geen specifiek model voor het beheer van zeehavens voor en doet geenszins afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om conform het Unierecht niet-economische diensten van algemeen belang te leveren. Verschillende havenbeheersmodellen zijn mogelijk, mits het kader voor het verrichten van havendiensten en de in deze verordening neergelegde gemeenschappelijke voorschriften inzake financiële transparantie in acht worden genomen.

(11)

Overeenkomstig de in de Verdragen neergelegde algemene beginselen dienen aanbieders van havendiensten vrij te zijn om hun diensten te verrichten in de zeehavens die onder deze verordening vallen. Het moet evenwel mogelijk zijn om het gebruikmaken van deze vrijheid aan bepaalde voorwaarden te onderwerpen.

(12)

Deze verordening mag de havenbeheerder of de bevoegde instantie geen beperkingen opleggen met betrekking tot het instellen van een systeem voor het opleggen van heffingen, voor zover de door de exploitanten van vaartuigen of eigenaren van vracht betaalde heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur transparant, en vooral gemakkelijk identificeerbaar, en niet-discriminerend zijn en bijdragen tot het onderhoud en de ontwikkeling van infrastructuur en dienstenfaciliteiten en tot het verrichten van diensten die nodig zijn voor het uitvoeren of faciliteren van vervoersactiviteiten binnen het havengebied en op de waterwegen die toegang geven tot de havens die onder de bevoegdheid van de havenbeheerder vallen.

(13)

In het belang van een efficiënt, veilig en milieuverantwoord havenbeheer moet de havenbeheerder, of de bevoegde instantie, kunnen vereisen dat aanbieders van havendiensten kunnen aantonen dat ze voldoen aan de minimumeisen om de dienst op passende wijze te verrichten. Deze minimumeisen moeten worden beperkt tot een duidelijk omschreven reeks voorwaarden, voor zover deze vereisten transparant, objectief, niet-discriminerend, proportioneel en relevant zijn voor het verrichten van de havendienst. Overeenkomstig de algemene doelstellingen van deze verordening moeten de minimumeisen bijdragen tot een hoge kwaliteit van havendiensten en mogen zij geen marktbelemmeringen opwerpen.

(14)

Het is van belang dat alle aanbieders van havendiensten, op verzoek van de havenbeheerder, kunnen aantonen dat zij een minimumaantal vaartuigen aankunnen, door het personeel en de uitrusting die vereist zijn beschikbaar te stellen. Zij moeten de toepasselijke bepalingen en regels toepassen, waaronder het toepasselijke arbeidsrecht, de relevante collectieve arbeidsovereenkomsten en de kwaliteitseisen van de betrokken haven.

(15)

Bij het bepalen of een aanbieder van havendiensten voldoet aan de betrouwbaarheidseisen, dient de bevoegde instantie of de havenbeheerder te overwegen of er dwingende redenen zijn om aan de betrouwbaarheid van de aanbieder van havendiensten te twijfelen, zoals veroordelingen of straffen voor ernstige criminele feiten, of ernstige overtredingen van het toepasselijke Unierecht en nationale recht.

(16)

De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om de naleving te eisen van verplichtingen op het gebied van sociale en arbeidswetgeving voor de exploitatie van havendiensten in de betrokken haven.

(17)

De lidstaten dienen de Commissie op de hoogte te brengen alvorens zij besluiten een vlagvereiste op te leggen voor vaartuigen die voornamelijk worden gebruikt voor sleep- of meeractiviteiten. Een dergelijk besluit moet niet-discriminerend zijn en moet gebaseerd zijn op transparante en objectieve gronden, en mag geen onevenredige marktbelemmeringen opwerpen.

(18)

Indien naleving van minimumeisen is vereist, moet de procedure voor het verlenen van het recht om havendiensten te verrichten, transparant, objectief, niet-discriminerend en evenredig zijn en de aanbieders van havendiensten in staat stellen tijdig met het verrichten van hun havendiensten te beginnen.

(19)

Aangezien havens afgebakende geografische gebieden vormen, kan het aantal aanbieders van havendiensten in bepaalde gevallen worden beperkt vanwege schaarste van beschikbare ruimte aan land of op de oever, de kenmerken van de haveninfrastructuur of de aard van het havenverkeer, of de noodzaak van het verzekeren van veilige, beveiligde of ecologisch duurzame havenactiviteiten.

(20)

Elke beperking van het aantal aanbieders van havendiensten moet met duidelijke en objectieve redenen worden omkleed en mag geen onevenredige marktbelemmeringen opwerpen.

(21)

De havenbeheerder of de bevoegde instantie maakt het voornemen bekend om een selectieprocedure te houden voor het verrichten van een havendienst, onder andere op het internet en, in voorkomend geval, in het Publicatieblad van de Europese Unie. Die bekendmaking moet informatie bevatten over de selectieprocedure, de uiterste termijn voor het indienen van inschrijvingen, de relevante gunningscriteria en informatie over de toegang tot de documenten die nodig zijn om een inschrijving voor te bereiden.

(22)

Met het oog op transparantie en gelijke behandeling moeten wijzigingen van de bepalingen van een overeenkomst gedurende de looptijd ervan als een nieuwe gunning van een overeenkomst worden beschouwd indien zij maken dat de overeenkomst materieel verschilt van de oorspronkelijke overeenkomst, en derhalve van dien aard zijn dat zij het voornemen van de partijen aantonen om opnieuw te onderhandelen over de essentiële voorwaarden van die overeenkomst.

(23)

Deze verordening mag geen afbreuk doen aan het recht van de lidstaten om openbaredienstverplichtingen met betrekking tot havendiensten op te leggen.

(24)

De Unie heeft een breed scala van zeehavens met verschillende modellen voor de organisatie van havendiensten. Eén enkel model opleggen zou dan ook niet gepast zijn. De havenbeheerder, of de bevoegde instantie, moet in staat zijn het aantal aanbieders van een bepaalde havendienst te beperken, als dat gerechtvaardigd wordt door één of meer omstandigheden.

(25)

In artikel 34 van Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad (5) staat dat opdrachten die bedoeld zijn om bepaalde soorten activiteiten mogelijk te maken, niet onder die richtlijn vallen indien de lidstaat of de aanbestedende instantie kan aantonen dat de activiteit in de lidstaat waar de activiteit wordt uitgevoerd, directe concurrentie ondervindt op markten waarvoor de toegang niet beperkt is. De procedure om te bepalen of dit het geval is, moet de procedure zijn die wordt omschreven in artikel 35 van Richtlijn 2014/25/EU. Indien derhalve via die procedure wordt vastgesteld dat een havensector of subsector, samen met zijn havendiensten, een dergelijke directe concurrentie ondervindt, is het passend dat die sector niet wordt onderworpen aan de regels die de toegang tot de markt beperken uit hoofde van deze verordening.

(26)

Elk voornemen om het aantal aanbieders van havendiensten te beperken moet, behalve wanneer er een concurrerende-marktafwijking geldt, vooraf door de havenbeheerder of de bevoegde instantie worden bekendgemaakt en volledig worden gemotiveerd om belangstellende partijen de mogelijkheid te bieden om opmerkingen in te dienen.

(27)

Indien de havenbeheerder of de bevoegde instantie zelf of via een juridisch zelfstandige entiteit waarover hij rechtstreeks of indirect zeggenschap uitoefent, havendiensten verricht, moeten maatregelen worden genomen om belangenconflicten te voorkomen en een billijke en transparante markttoegang tot havendiensten te waarborgen wanneer het aantal aanbieders van havendiensten beperkt is. Deze maatregelen kunnen onder meer inhouden dat een relevante nationale instantie die onafhankelijk is van de havenbeheerder of van de bevoegde instantie, wordt belast met het nemen van een besluit tot beperking van het aantal aanbieders van havendiensten.

(28)

De mogelijkheid die lidstaten blijven behouden om minimumeisen op te leggen en het aantal aanbieders van havendiensten te beperken mag hen niet beletten een onbeperkte vrijheid tot het aanbieden van diensten in hun havens te waarborgen.

(29)

De procedure voor het selecteren van aanbieders van havendiensten en de resultaten ervan moeten openbaar worden gemaakt, niet-discriminerend en transparant zijn en openstaan voor alle belangstellende partijen.

(30)

De toepassing van een openbaredienstverplichting die leidt tot een beperking van het aantal aanbieders van havendiensten, kan alleen gerechtvaardigd worden om redenen van openbaar belang, te weten om de toegankelijkheid van de havendienst voor alle gebruikers te waarborgen, evenals de beschikbaarheid van de havendienst gedurende het hele jaar, de betaalbaarheid van de havendienst voor een bepaalde categorie gebruikers, de veiligheid, beveiliging of ecologische duurzaamheid van havenactiviteiten en de territoriale samenhang.

(31)

Hoewel openbaredienstverplichtingen worden vastgesteld en opgelegd door nationale autoriteiten, mag een bij het Unierecht of het nationale recht ingestelde algemene verplichting voor een haven om zonder discriminatie of belemmering elk vaartuig dat fysiek in staat is binnen te komen en af te meren, te aanvaarden, voor de toepassing van deze verordening niet als openbaredienstverplichting worden opgevat.

(32)

Deze verordening ontneemt de bevoegde instanties niet de mogelijkheid compensatie te verlenen voor activiteiten ter uitvoering van de openbaredienstverplichtingen, mits bij deze compensatie de toepasselijke staatssteunregels in acht worden genomen. Wanneer de openbaredienstverplichtingen als diensten van algemeen economisch belang worden beschouwd, moet worden voldaan aan Besluit 2012/21/EU van de Commissie (6) en Verordening (EU) nr. 360/2012 van de Commissie (7) alsook aan de mededeling van de Commissie van 11 januari 2012 getiteld „EU-kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst”.

(33)

Wanneer er meerdere aanbieders van havendiensten zijn, mogen de havenbeheerder of de bevoegde instantie niet discrimineren tussen aanbieders van havendiensten, en in het bijzonder niet ten gunste van een onderneming of instantie waarin de havenbeheerder of de bevoegde instantie zelf een belang heeft.

(34)

De havenbeheerder of de bevoegde instantie moet de keuze hebben zelf havendiensten te verrichten of een interne exploitant rechtstreeks met het verrichten van deze diensten te belasten. Wanneer er een beperking bestaat van het aantal aanbieders van havendiensten, moet het verrichten van havendiensten door de interne exploitanten worden beperkt tot uitsluitend de haven of havens waarvoor deze interne exploitanten zijn aangewezen, behalve wanneer er een concurrerendemarktafwijking geldt.

(35)

De lidstaten dienen de bevoegdheid te behouden een adequate sociale bescherming te waarborgen voor het personeel van ondernemingen die havendiensten verrichten. Deze verordening dient de toepassing van de sociale en arbeidsregelgeving van de lidstaten onverlet te laten. Het is zinvol te verduidelijken dat, in gevallen waarin Richtlijn 2001/23/EG van de Raad (8) niet van toepassing is, wanneer de sluiting van een havendienstovereenkomst leidt tot een verandering van aanbieder van havendiensten, de havenbeheerder of de bevoegde instantie niettemin moet kunnen verlangen dat de rechten en verplichtingen van de gevestigde aanbieder van havendiensten die voortvloeien uit een arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding die op de datum van die verandering bestaat, aan de nieuw aangewezen aanbieder van havendiensten worden overgedragen.

(36)

Wanneer de maatregelen waarin deze verordening voorziet de verwerking van persoonsgegevens meebrengen, dient deze verwerking te geschieden overeenkomstig het toepasselijke Unierecht, en met name Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (9).

(37)

In een complexe en competitieve sector als de havendiensten zijn initiële opleiding en bijscholing van personeel cruciaal om de kwaliteit van diensten te waarborgen en om de gezondheid en veiligheid van havenwerkers te beschermen. De lidstaten dienen er derhalve voor te zorgen dat aanbieders van havendiensten hun personeelsleden passende opleiding bieden.

(38)

In veel havens wordt de markttoegang voor aanbieders van vrachtafhandelings- en passagiersdiensten verleend door middel van de gunning van openbare opdrachten. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft bevestigd dat de bevoegde instanties bij het gunnen van dergelijke opdrachten de beginselen van transparantie en non-discriminatie dienen na te leven. Omdat hoofdstuk II van deze verordening niet mag worden toegepast op vrachtafhandeling en passagiersdiensten, moeten de lidstaten de vrijheid houden om te beslissen of zij de regels van hoofdstuk II op deze twee diensten toepassen, of vasthouden aan hun bestaande nationale recht inzake markttoegang tot vrachtafhandelings- en passagiersdiensten onder inachtneming van de voornaamste beginselen uit de rechtspraak van het Hof van Justitie.

(39)

Krachtens Resolutie A.960 van de Internationale Maritieme Organisatie zijn voor elk loodsgebied uiterst gespecialiseerde ervaring en plaatselijke kennis vereist van de kant van de loods. Bovendien zijn loodsdiensten doorgaans verplicht en worden zij vaak door de lidstaten zelf georganiseerd of verricht. Voorts wordt in Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad (10) aan de loodsen een rol toegekend bij het rapporteren aan de bevoegde instanties van klaarblijkelijke anomalieën die de veilige vaart van het vaartuig in gevaar kunnen brengen of het mariene milieu kunnen bedreigen of beschadigen. Daarnaast is het van belang dat alle lidstaten, voor zover de veiligheid dit toelaat, het gebruik van ontheffingsbewijzen inzake loodsdiensten, of soortgelijke mechanismen, aanmoedigen om de efficiëntie in havens te verbeteren, en in het bijzonder om de korte vaart te bevorderen. Ter voorkoming van mogelijke belangenconflicten tussen dergelijke functies van openbaar belang en commerciële overwegingen, mag hoofdstuk II van deze verordening niet worden toegepast op loodsdiensten. Het moet de lidstaten echter vrijstaan te besluiten om hoofdstuk II toe te passen op loodsdiensten. Indien zij besluiten dit te doen, moet de Commissie daarvan in kennis worden gesteld, met het oog op de verspreiding van relevante informatie.

(40)

Onverminderd de mededingingsregels van de Unie mag deze verordening geen afbreuk doen aan het recht van lidstaten, waar van toepassing, om regels inzake heffingen vast te stellen teneinde de overbelasting van havendiensten te voorkomen wanneer de marktsituatie voor havendiensten effectieve mededinging onmogelijk maakt.

(41)

De financiële betrekkingen tussen zeehavens die publieke middelen ontvangen en aanbieders van havendiensten enerzijds en overheden anderzijds moeten transparant worden gemaakt om gelijke concurrentievoorwaarden te creëren en marktverstoringen te voorkomen. In dit verband moet deze verordening de beginselen van transparantie van financiële betrekkingen, zoals omschreven in Richtlijn 2006/111/EG van de Commissie (11) uitbreiden naar andere categorieën van adressaten, waarbij het toepassingsgebied van die richtlijn onverlet wordt gelaten.

(42)

Regels inzake de transparantie van financiële betrekkingen moeten in deze verordening worden opgenomen om oneerlijke mededinging tussen havens in de Unie te voorkomen, met name omdat de havens van het trans-Europees vervoersnet in aanmerking komen voor financiële bijstand van de Unie in het kader van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad (12).

(43)

Teneinde een gelijk speelveld en transparantie inzake de toekenning en de besteding van overheidsmiddelen te creëren en marktverstoringen te voorkomen, moeten havenbeheerders die publieke middelen ontvangen en tevens als dienstverlener optreden verplicht worden gescheiden boekhoudingen te voeren voor met overheidsmiddelen betaalde activiteiten die zij uitvoeren als havenbeheerder enerzijds en voor de activiteiten die zij uitvoeren op concurrerende basis anderzijds. In ieder geval moet de naleving van staatssteunregels worden verzekerd.

(44)

Om transparantie te garanderen moet, wanneer een haven of een andere entiteit baggerwerkzaamheden voorziet in een havengebied, de boekhouding die het baggeren betreft gescheiden worden van de boekhouding van andere activiteiten.

(45)

Onverminderd het recht van de Unie en de prerogatieven van de Commissie is het van belang dat de Commissie tijdig en in overleg met alle belangstellende partijen aangeeft welke overheidsinvesteringen in haveninfrastructuur onder Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie (13) (algemene groepsvrijstellingsverordening), en welke infrastructuren niet onder het toepassingsgebied van staatssteunregels vallen, rekening houdend met de niet-economische aard van bepaalde infrastructuren, waaronder toegangs- en defensie-infrastructuur, mits zij toegankelijk zijn voor alle potentiële gebruikers op gelijke en niet-discriminerende voorwaarden.

(46)

Heffingen op havendiensten die worden toegepast door aanbieders van havendiensten waarvoor openbaredienstverplichtingen gelden en de heffingen voor loodsdiensten die niet aan daadwerkelijke mededinging zijn blootgesteld, kunnen een groter risico op prijsmisbruik meebrengen wanneer er een monopolie bestaat. Voor die diensten moeten regelingen worden vastgesteld die waarborgen dat de heffingen op transparante, objectieve en niet-discriminerende wijze worden bepaald en in verhouding staan tot de kosten van de aangeboden dienst.

(47)

Om efficiënt te zijn moeten de heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur van elke afzonderlijke haven op transparante wijze worden bepaald in overeenstemming met de eigen commerciële strategie en investeringsplannen van de haven en, in voorkomend geval, met de algemene voorschriften vervat in het kader van het algemeen havenbeleid van de betrokken lidstaat.

(48)

Deze verordening mag geen afbreuk doen aan de rechten, waar van toepassing, van de havens en hun klanten om vertrouwelijke handelskortingen overeen te komen. Deze verordening heeft niet ten doel het openbaar maken van dergelijke kortingen aan het publiek of derde partijen verplicht te stellen. De havenbeheerder of de bevoegde instantie dient evenwel, voordat prijsdifferentiatie toegepast wordt, ten minste de standaardheffingen te publiceren.

(49)

Differentiatie van de heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur moet worden toegestaan om de korte vaart te bevorderen en vaartuigen aan te trekken waarvan de milieuprestaties, de energie-efficiëntie of de koolstofefficiëntie van de vervoersactiviteiten, in het bijzonder van de offshore- of onshorezeevervoersactiviteiten, beter zijn dan het gemiddelde. Dat moet bijdragen tot de verwezenlijking van de milieu- en klimaatbeleidsdoelstellingen en de duurzame ontwikkeling van de haven en de omgeving, met name door de ecologische voetafdruk van de vaartuigen die de haven aandoen en er blijven liggen te helpen verkleinen.

(50)

Afhankelijk van de economische strategie, het beleid inzake ruimtelijke ordening of de commerciële praktijken van de haven en, waar van toepassing, het algemeen havenbeleid van de betrokken lidstaat, kan de differentiatie van de heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur leiden tot een nultarief voor bepaalde categorieën gebruikers. Dergelijke categorieën gebruikers kunnen onder andere hospitaalschepen, vaartuigen die deelnemen aan wetenschappelijke, culturele of humanitaire missies, sleepboten en havenuitrusting voor drijvende diensten omvatten.

(51)

De Commissie dient in samenwerking met de lidstaten richtsnoeren inzake gemeenschappelijke classificatiecriteria voor vaartuigen op te stellen met het oog op vrijwillige milieuheffingen, rekening houdend met internationaal overeengekomen normen.

(52)

Het is nodig ervoor te zorgen dat gebruikers van de haven en andere belanghebbenden worden geraadpleegd over wezenlijke aangelegenheden die verband houden met de gezonde ontwikkeling van de haven, het heffingsbeleid van de haven, de werking van de haven en haar mogelijkheden om economische activiteiten aan te trekken en te genereren. Die wezenlijke aangelegenheden omvatten de coördinatie van havendiensten binnen het havengebied, de efficiëntie van de achterlandverbindingen en de efficiëntie van de administratieve procedures in havens, evenals milieuaangelegenheden. Deze raadpleging laat de andere specifieke bevoegdheden op het gebied van die aangelegenheden, en ook de mogelijkheid voor lidstaten om dergelijke raadplegingen op nationaal niveau te houden, onverlet. De havenbeheerder moet met name de havengebruikers en andere belanghebbenden raadplegen over ontwikkelingsplannen voor havens.

(53)

Met het oog op de geëigende en effectieve toepassing van deze verordening moeten lidstaten ervoor zorgen dat zij beschikken over een doeltreffende procedure voor de behandeling van klachten.

(54)

De instanties van de lidstaten moeten samenwerken bij de behandeling van klachten in geschillen waarbij partijen zijn betrokken die in verschillende lidstaten zijn gevestigd, en zij moeten algemene informatie uitwisselen over de behandeling van klachten zodat deze verordening op uniforme wijze kan worden toegepast.

(55)

Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk zorgen voor een kader voor het verrichten van havendiensten en het creëren van een passend kader voor het aantrekken van de noodzakelijke investeringen in alle zeehavens van het trans-Europees vervoersnetwerk, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, gezien de Europese dimensie of de internationale en grensoverschrijdende aard van haven- en daaraan gerelateerde maritieme activiteiten, maar vanwege de noodzaak om gelijke concurrentievoorwaarden op Europees niveau tot stand te brengen, beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(56)

Het sectorale EU-comité voor de sociale dialoog in de havensector biedt de sociale partners een kader voor het ontwikkelen van een gezamenlijke aanpak van sociale uitdagingen inzake arbeidsverhoudingen in de havens, waaronder arbeidsvoorwaarden, gezondheids- en veiligheidsaspecten, opleidingsvereisten en beroepskwalificaties. Dat kader moet met name worden vastgesteld in het licht van marktgebaseerde en technologische ontwikkelingen, en moet de sector aantrekkelijker maken bij jonge en vrouwelijke werknemers, rekening houdend met het belang van het waarborgen van het concurrentievermogen van de Europese zeehavens en het bevorderen van goede arbeidsvoorwaarden. Met volledige inachtneming van de autonomie van de sociale partners en rekening houdend met de technologische vooruitgang en de ontwikkelingen in de vervoerslogistiek, wordt het sectorale EU-comité voor de sociale dialoog in de havensector verzocht richtlijnen op te stellen voor het bepalen van opleidingsvereisten ter voorkoming van ongevallen op de werkplek en ter waarborging van het hoogste gezondheids- en veiligheidsniveau voor havenwerkers. De sociale partners dienen ook onderzoek te doen naar verschillende modellen voor de organisatie van de arbeid in zeehavens waarbij hoogwaardige banen en veilige arbeidsomstandigheden worden gewaarborgd en een antwoord wordt geboden op fluctuaties in de vraag naar havenarbeid. Het is belangrijk dat de Commissie de werkzaamheden van het sectorale EU-comité voor de sociale dialoog in de havensector steunt en bevordert.

(57)

De onderhavige verordening eerbiedigt de grondrechten en volgt de beginselen die met name door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

VOORWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1

Voorwerp en toepassingsgebied

1.   Bij deze verordening worden vastgesteld:

a)

een kader voor het verrichten van havendiensten;

b)

gemeenschappelijke voorschriften inzake financiële transparantie en heffingen op havendiensten en op het gebruik van haveninfrastructuur.

2.   Deze verordening is van toepassing op het verrichten van de volgende categorieën van havendiensten („havendiensten”), hetzij binnen havengebieden, hetzij op de waterweg naar de haven:

a)

bunkering,

b)

vrachtafhandeling,

c)

meren,

d)

passagiersdiensten,

e)

ontvangst van scheepsafval en ladingresiduen,

f)

loodsdiensten, alsmede

g)

slepen.

3.   Artikel 11, lid 2, is ook van toepassing op baggerwerkzaamheden.

4.   Deze verordening is van toepassing op alle zeehavens die deel uitmaken van het trans-Europees vervoersnetwerk, als opgenomen in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1315/2013.

5.   De lidstaten kunnen besluiten deze verordening niet toe te passen op zeehavens van het uitgebreide netwerk in de in artikel 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie genoemde ultraperifere gebieden. Indien lidstaten besluiten deze verordening niet toe te passen op die zeehavens, stellen zij de Commissie in kennis van dat besluit.

6.   De lidstaten kunnen deze verordening ook toepassen op andere zeehavens. Indien lidstaten besluiten deze verordening toe te passen op andere zeehavens, stellen zij de Commissie in kennis van hun besluit.

7.   Deze verordening laat de Richtlijnen 2014/23/EU (14) en 2014/24/EU (15) van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2014/25/EU onverlet.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.   „bunkering”: de levering van vaste, vloeibare of gasvormige brandstoffen of van elke andere energiebron die wordt gebruikt voor de aandrijving van vaartuigen en de algemene en specifieke energievoorziening aan boord van een aan een aanlegplaats gemeerd vaartuig;

2.   „vrachtafhandeling”: de organisatie en behandeling van vracht tussen het vaartuig dat de vracht vervoert en de wal, voor de invoer, uitvoer of doorvoer van de vracht, met inbegrip van de verwerking, het vastsjorren, het losmaken, de stuwage, het vervoer en de tijdelijke opslag van de vracht in de desbetreffende vrachtafhandelingsterminal, en rechtstreeks gerelateerd aan het vervoer van de vracht, maar met uitzondering van — tenzij door de lidstaat anders bepaald — de opslag, ontmanteling, herverpakking of enige andere dienst met toegevoegde waarde die verband houdt met de vracht;

3.   „bevoegde instantie”: een openbare of particuliere instantie die namens een lokaal, regionaal of nationaal niveau gerechtigd is, krachtens nationaal recht of nationale rechtsinstrumenten, samen met of in plaats van de havenbeheerder activiteiten te verrichten in verband met de organisatie en het beheer van havenactiviteiten;

4.   „baggeren”: het verwijderen van zand, slib of andere materie van de bodem van de waterweg naar de haven, of binnen het havengebied dat onder de bevoegdheid van de havenbeheerder valt, met inbegrip van het afvoeren van het verwijderde materiaal, om vaartuigen toegang tot die haven te verschaffen; het omvat zowel initiële verwijdering (aanleg- en verdiepingsbaggerwerken) als onderhoudsbaggerwerken uitgevoerd om de waterweg toegankelijk te houden, zonder dat dit een aan de gebruiker aangeboden havendienst vormt;

5.   „havenbeheerder”: een publieke of particuliere instantie die, krachtens nationaal recht of rechtsinstrumenten, tot doel heeft of wordt gemachtigd om, op lokaal niveau, al dan niet in combinatie met andere activiteiten, de haveninfrastructuur te besturen en te beheren en één of meer van de volgende taken in de betrokken haven te verrichten: de coördinatie van het havenverkeer, het beheer van het havenverkeer, en de coördinatie en controle van de activiteiten van de in de betrokken haven aanwezige exploitanten;

6.   „meren”: de af- en ontmeerdiensten, inclusief het langs de kade verslepen, die nodig zijn voor de veilige bediening van een vaartuig in de haven of in de waterweg naar de haven;

7.   „passagiersdiensten”: de organisatie en de afhandeling van passagiers, hun bagage en hun voertuigen tussen het vaartuig waarop ze worden vervoerd en de wal, met inbegrip van de verwerking van persoonsgegevens en het vervoer van passagiers binnen de desbetreffende passagiersterminal;

8.   „loodsdiensten”: het begeleiden van een vaartuig door een loods of loodsstation met het oog op het veilig in- of uitvaren van de waterweg naar de haven of het veilig varen in de haven door het vaartuig;

9.   „heffing op het gebruik van haveninfrastructuur”: een heffing die wordt geïnd, en direct of indirect ten goede komt aan de havenbeheerder of de bevoegde instantie, voor het gebruik van infrastructuur, installaties en diensten, met inbegrip van de waterweg naar de betrokken haven, en voor de toegang tot de verwerking van passagiers en vracht, maar met uitsluiting van landpachttarieven en heffingen van gelijke werking;

10.   „ontvangst van scheepsafval en ladingresiduen”: de ontvangst van scheepsafval en ladingsresiduen door iedere vaste, drijvende of mobiele voorziening die geschikt is voor de ontvangst van scheepsafval of ladingresiduen als omschreven in Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (16);

11.   „heffing op havendiensten”: een heffing die wordt geïnd en ten goede komt aan de aanbieder van havendiensten en wordt betaald door de gebruiker van de desbetreffende diensten;

12.   „havendienstovereenkomst”: een formele en wettelijk bindende overeenkomst of rechtshandeling van gelijke werking tussen een aanbieder van havendiensten en de havenbeheerder of de bevoegde instantie die betrekking heeft op het verrichten van één of meer havendiensten; deze laat de vorm van aanwijzing van aanbieders van havendiensten onverlet;

13.   „aanbieder van havendiensten”: elke natuurlijke of rechtspersoon die tegen betaling één of meer categorieën van havendiensten verricht of wenst te verrichten;

14.   „openbaredienstverplichting”: een verplichting die is omschreven of vastgesteld om de verrichting te waarborgen van havendiensten of -activiteiten van algemeen belang die een exploitant, indien hij zijn eigen commerciële belangen zou volgen, niet of niet in dezelfde mate of tegen dezelfde voorwaarden op zich zou nemen;

15.   „korte vaart”: de verplaatsing over zee van vracht en passagiers tussen in Europa (in geografische zin) gelegen havens of tussen die havens en havens in niet-Europese landen met een kustlijn langs omsloten zeeën die aan Europa grenzen;

16.   „zeehaven”: een uit land en water bestaand gebied met infrastructuur en voorzieningen die voornamelijk dienen voor de ontvangst van vaartuigen, het laden en lossen daarvan, de opslag van goederen, het in ontvangst nemen en leveren van die goederen en het in- en ontschepen van passagiers, bemanningsleden en andere personen, evenals enige andere infrastructuur die voor vervoersexploitanten in het havengebied noodzakelijk is;

17.   „slepen”: met behulp van een sleepboot aan een vaartuig bijstand bieden bij het manoeuvreren met het oog op het veilig in- of uitvaren van de haven of het veilig varen in de haven;

18.   „waterweg naar de haven”: een toegang over het water tot de haven vanaf de open zee, zoals toegangsvaarwegen, vaargeulen, rivieren, zeekanalen en fjorden, mits die waterweg onder de bevoegdheid van de havenbeheerder valt.

HOOFDSTUK II

VERRICHTEN VAN HAVENDIENSTEN

Artikel 3

Organisatie van havendiensten

1.   Overeenkomstig deze verordening kan de toegang tot de markt voor het verrichten van havendiensten in zeehavens, onderworpen zijn aan:

a)

minimumeisen aan het verrichten van havendiensten,

b)

beperkingen van het aantal aanbieders,

c)

openbaredienstverplichtingen,

d)

beperkingen in verband met interne exploitanten.

2.   De lidstaten kunnen besluiten in het nationale recht geen enkele van de in lid 1 bedoelde voorwaarden op te leggen aan één of meer categorieën van havendiensten.

3.   De voorwaarden inzake toegang tot de havenvoorzieningen, -installaties en -uitrusting zijn billijk, redelijk en niet-discriminerend.

Artikel 4

Minimumeisen aan het verrichten van havendiensten

1.   De havenbeheerder of de bevoegde instantie kan eisen dat aanbieders van havendiensten, met inbegrip van onderaannemers, voldoen aan minimumeisen voor de verrichting van de desbetreffende havendienst.

2.   De in lid 1 bedoelde minimumeisen mogen alleen betrekking hebben op:

a)

de beroepskwalificaties van de aanbieder van havendiensten, diens personeel of de natuurlijke personen die de activiteiten van de aanbieder van havendiensten daadwerkelijk en permanent beheren;

b)

de financiële draagkracht van de aanbieder van havendiensten;

c)

de uitrusting die nodig is om de desbetreffende havendienst te verrichten in normale en veilige omstandigheden en het vermogen om deze uitrusting op het vereiste niveau te houden;

d)

de beschikbaarheid van de betrokken havendienst voor alle gebruikers, aan alle aanlegplaatsen en zonder onderbrekingen, dag en nacht, het hele jaar door;

e)

naleving van eisen ten aanzien van maritieme veiligheid of de veiligheid en beveiliging van de haven of de toegang tot de haven, de installaties, uitrusting en werknemers en andere personen;

f)

naleving van lokale, nationale, uniale en internationale milieueisen;

g)

naleving van verplichtingen op het gebied van sociale en arbeidswetgeving die in de lidstaat van de betrokken haven van toepassing zijn, met inbegrip van de voorwaarden van geldende collectieve overeenkomsten, bemanningsvoorschriften en voorschriften met betrekking tot werk- en rusttijden voor zeevarenden, en de van toepassing zijnde regels inzake arbeidsinspecties;

h)

de betrouwbaarheid van de aanbieder van de havendienst, als bepaald overeenkomstig eventueel toepasselijk nationaal recht inzake betrouwbaarheid, rekening houdend met dwingende redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aanbieder van havendiensten.

3.   Onverminderd lid 4 brengt een lidstaat, wanneer hij het nodig acht een vlagvereiste op te leggen met het oog op de volledige naleving van lid 2, onder g), voor vaartuigen die voornamelijk worden gebruikt voor sleep- of meeractiviteiten in havens op zijn grondgebied, de Commissie van zijn besluit op de hoogte vóór de bekendmaking van de kennisgeving betreffende een overeenkomst, of, bij ontstentenis daarvan, alvorens een vlagvereiste op te leggen.

4.   De minimumeisen:

a)

zijn transparant, objectief, niet-discriminerend, evenredig en relevant voor de categorie en aard van de betrokken havendiensten;

b)

worden nageleefd totdat het recht om havendiensten te verrichten vervalt.

5.   Indien de minimumeisen specifieke kennis van de plaatselijke omstandigheden omvatten, zorgt de havenbeheerder of de bevoegde instantie dat er adequate toegang tot informatie is, onder transparante en niet-discriminerende voorwaarden.

6.   In de in lid 1 bedoelde gevallen maakt de havenbeheerder of de bevoegde instantie de in lid 2 bedoelde minimumeisen en de procedure voor het verlenen van het recht om met inachtneming van deze eisen havendiensten te verrichten, uiterlijk op 24 maart 2019 of, in het geval van minimumeisen die van kracht worden na die datum, ten minste drie maanden voor de datum waarop deze minimumeisen van kracht worden, bekend. De havenbeheerder of de bevoegde instantie stelt de aanbieders van havendiensten van tevoren in kennis van wijzigingen in de criteria en de procedure.

7.   De toepassing van dit artikel laat artikel 7 onverlet.

Artikel 5

Procedure om de naleving van de minimumeisen te waarborgen

1.   De havenbeheerder of de bevoegde instantie behandelt aanbieders van havendiensten op transparante, objectieve, niet-discriminerende en evenredige wijze.

2.   De havenbeheerder of de bevoegde instantie verleent of weigert het recht om havendiensten te verrichten op grond van de overeenkomstig artikel 4 vastgestelde minimumeisen binnen een redelijke termijn, en in elk geval niet later dan vier maanden na ontvangst van een verzoek om verlening van een dergelijk recht en de nodige documenten.

3.   Elke weigering door de havenbeheerder of de bevoegde instantie wordt naar behoren gemotiveerd op basis van de in artikel 4, lid 2, omschreven minimumeisen.

4.   Elke beperking in de tijd of beëindiging, door de havenbeheerder of de bevoegde instantie, van het recht om havendiensten te verrichten wordt naar behoren gemotiveerd en is in overeenstemming met lid 1.

Artikel 6

Beperkingen van het aantal aanbieders van havendiensten

1.   De havenbeheerder of de bevoegde instantie kan het aantal aanbieders van havendiensten voor een gegeven havendienst beperken om één of meer van de volgende redenen:

a)

de schaarste of het gereserveerde gebruik van de beschikbare ruimte aan land of op de oever, op voorwaarde dat de beperking in overeenstemming is met de besluiten of plannen die zijn goedgekeurd door de havenbeheerder en, indien van toepassing, door een andere overheid bevoegd overeenkomstig nationaal recht;

b)

het ontbreken van een dergelijke beperking belemmert het nakomen van openbaredienstverplichtingen als bedoeld in artikel 7, daaronder begrepen gevallen waarin het ontbreken van de beperking voor de havenbeheerder, de bevoegde instantie of de havengebruikers leidt tot buitensporig hoge kosten in verband met het nakomen van dergelijke verplichtingen;

c)

het ontbreken van een dergelijke beperking vormt een belemmering voor het verzekeren van veilige, beveiligde of ecologisch duurzame havenactiviteiten;

d)

de kenmerken van de haveninfrastructuur of de aard van het havenverkeer zijn van dien aard dat zij geen activiteiten van meerdere aanbieders van havendiensten in de haven mogelijk maken;

e)

wanneer overeenkomstig artikel 35 van Richtlijn 2014/25/EU is geconstateerd dat een havensector of subsector, samen met zijn havendiensten, binnen een lidstaat een activiteit verricht die rechtstreeks blootstaat aan concurrentie overeenkomstig artikel 34 van die richtlijn. In die gevallen zijn de leden 2 en 3 van dit artikel niet van toepassing.

2.   Teneinde belangstellende partijen de kans te geven om binnen een redelijke termijn opmerkingen te formuleren, maakt de havenbeheerder of de bevoegde instantie het voorstel om het aantal aanbieders van een havendienst te beperken overeenkomstig lid 1 samen met de gronden ter rechtvaardiging ten minste drie maanden voor de vaststelling van het besluit om het aantal aanbieders van een havendienst te beperken bekend.

3.   De havenbeheerder of de bevoegde instantie maakt het genomen besluit om het aantal aanbieders van havendiensten te beperken bekend.

4.   Indien de havenbeheerder of de bevoegde instantie besluit het aantal aanbieders van een havendienst te beperken, wordt een selectieprocedure gevolgd die openstaat voor alle belangstellende partijen en die niet-discriminerend en transparant is. De havenbeheerder of de bevoegde instantie maakt informatie bekend over de aan te bieden havendienst en de selectieprocedure en zorgt ervoor dat alle belangstellende partijen effectief toegang hebben tot de informatie die essentieel is voor het voorbereiden van hun inschrijvingen. Belanghebbende partijen krijgen genoeg tijd om hen toe te laten een degelijke evaluatie te maken en hun inschrijvingen voor te bereiden. In normale omstandigheden bedraagt de minimumtermijn 30 dagen.

5.   Lid 4 is niet van toepassing in de gevallen bedoeld in lid 1, onder e), en in lid 7 van dit artikel, en in artikel 8.

6.   Wanneer de havenbeheerder of de bevoegde instantie zelf of via een juridisch zelfstandige entiteit waarover hij rechtstreeks of onrechtstreeks zeggenschap uitoefent, havendiensten verricht, neemt de betrokken lidstaat de nodige maatregelen om belangenconflicten te voorkomen. Indien dergelijke maatregelen uitblijven, mag het aantal aanbieders niet kleiner zijn dan twee, tenzij een beperking van het aantal aanbieders van havendiensten tot één enkele aanbieder door één of meer van de in lid 1 genoemde redenen gerechtvaardigd wordt.

7.   Lidstaten kunnen besluiten dat hun havens van het uitgebreide netwerk die niet voldoen aan de criteria in artikel 20, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1315/2013, het aantal dienstverleners voor een bepaalde havendienst kunnen beperken. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van een dergelijk besluit.

Artikel 7

Openbaredienstverplichtingen

1.   De lidstaten kunnen besluiten aan havendiensten gerelateerde openbaredienstverplichtingen op te leggen aan aanbieders van havendiensten en kunnen het recht om dergelijke verplichtingen op te leggen overdragen aan de havenbeheerder of aan de bevoegde instantie, om ten minste een van de volgende aspecten te waarborgen:

a)

de beschikbaarheid van de havendienst voor alle havengebruikers, aan alle aanlegplaatsen, zonder onderbrekingen, dag en nacht, het hele jaar door;

b)

de beschikbaarheid van de dienst voor alle gebruikers onder dezelfde voorwaarden;

c)

de betaalbaarheid van de dienst voor bepaalde categorieën van gebruikers;

d)

de veiligheid, beveiliging of ecologische duurzaamheid van havenactiviteiten;

e)

de voorziening van passende vervoersdiensten voor het publiek, en

f)

territoriale samenhang.

2.   De in lid 1 bedoelde openbaredienstverplichtingen zijn duidelijk omschreven, transparant, niet-discriminerend en controleerbaar en zij waarborgen gelijke toegang voor alle in de Unie gevestigde aanbieders van havendiensten.

3.   Indien een lidstaat besluit voor dezelfde dienst openbaredienstverplichtingen op te leggen in al zijn zeehavens die onder deze verordening vallen, stelt hij de Commissie in kennis van deze verplichtingen.

4.   In geval van een verstoring van havendiensten waarvoor openbaredienstverplichtingen zijn opgelegd of wanneer er een direct risico op een dergelijke situatie bestaat, kan de havenbeheerder of de bevoegde instantie een noodmaatregel treffen. De noodmaatregel kan de vorm aannemen van een directe gunning om de dienst voor een termijn van maximaal twee jaar aan een andere aanbieder toe te wijzen. In deze periode start de havenbeheerder of de bevoegde instantie een nieuwe procedure om een aanbieder van havendiensten te selecteren of past de havenbeheerder of de bevoegde instantie artikel 8 toe. Collectieve vakbondsacties die plaatsvinden in overeenstemming met nationaal recht worden niet beschouwd als een verstoring van havendiensten waarvoor een noodmaatregel kan worden getroffen.

Artikel 8

Interne exploitant

1.   Onverminderd artikel 6, lid 6, kan de havenbeheerder of de bevoegde instantie besluiten een havendienst zelf te verrichten, dan wel via een juridisch zelfstandige entiteit waarover de havenbeheerder of de bevoegde instantie een bepaalde mate van zeggenschap uitoefent die vergelijkbaar is met de zeggenschap die hij of zij over de eigen diensten heeft, mits artikel 4 op gelijke wijze van toepassing is op alle exploitanten die de betrokken havendienst verrichten. In een dergelijk geval wordt de aanbieder van havendiensten voor de toepassing van deze verordening geacht een interne exploitant te zijn.

2.   De havenbeheerder of de bevoegde instantie wordt alleen geacht een bepaalde mate van zeggenschap over een juridisch zelfstandige entiteit uit te oefenen die vergelijkbaar is met de zeggenschap die de havenbeheerder of de bevoegde instantie over de eigen diensten heeft, indien deze een beslissende invloed uitoefent op zowel de strategische doelstellingen als de belangrijke beslissingen van de betrokken entiteit.

3.   In de in artikel 6, lid 1, onder a) tot en met d), bedoelde gevallen mag de interne exploitant de hem toegewezen havendienst slechts uitvoeren in de haven of havens waarvoor hij als aanbieder van de havendienst is aangewezen.

Artikel 9

Waarborging van werknemersrechten

1.   Deze verordening laat de toepassing van de sociale en arbeidsregelgeving van de lidstaten onverlet.

2.   Onverminderd het Unierecht en het nationale recht, met inbegrip van toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomsten tussen sociale partners, vereist de havenbeheerder of de bevoegde instantie dat de aangewezen aanbieder van havendiensten zijn personeel arbeidsvoorwaarden biedt die overeenstemmen met de toepasselijke verplichtingen inzake sociale en arbeidswetgeving en dat deze aan de in het Unierecht, het nationale recht of de collectieve arbeidsovereenkomsten opgenomen sociale normen voldoet.

3.   In het geval van een wijziging van aanbieder van havendiensten als gevolg van een gunning van een concessie of overheidsopdracht, kan de havenbeheerder of de bevoegde instantie vereisen dat de rechten en verplichtingen van de gevestigde aanbieder van havendiensten die voortvloeien uit een arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding als omschreven in het nationale recht en die op de datum van die wijziging bestaat, aan de nieuw aangewezen aanbieder van havendiensten worden overgedragen. In dat geval worden aan het eerder bij de gevestigde aanbieder van havendiensten werkzame personeel dezelfde rechten toegekend als die welke het genoten zou hebben indien een overgang van onderneming in de zin van Richtlijn 2001/23/EG zou hebben plaatsgevonden.

4.   Wanneer, in het kader van het verrichten van havendiensten, een overdracht van personeel plaatsvindt, worden in de aanbestedingsdocumenten en de havendienstovereenkomsten de betrokken personeelsleden opgesomd en transparante details verstrekt over hun contractuele rechten en de voorwaarden waaronder werknemers worden geacht aan de havendiensten verbonden te zijn.

Artikel 10

Vrijstellingen

1.   Dit hoofdstuk en artikel 21 zijn niet van toepassing op vrachtafhandeling, passagiers- of loodsdiensten.

2.   De lidstaten kunnen besluiten dit hoofdstuk en artikel 21 toe te passen op loodsdiensten. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van een dergelijk besluit.

HOOFDSTUK III

FINANCIËLE TRANSPARANTIE EN AUTONOMIE

Artikel 11

Transparantie van financiële betrekkingen

1.   De financiële betrekkingen tussen overheden en een havenbeheerder of een andere entiteit die namens hem havendiensten verricht en die publieke middelen ontvangt, worden op transparante wijze in het boekhoudingssysteem weergegeven om een duidelijk beeld te verschaffen over:

a)

de rechtstreekse toekenning van publieke middelen door overheden aan de betrokken havenbeheerders;

b)

de toekenning van publieke middelen door overheden via overheidsbedrijven of openbare financiële instellingen, alsmede

c)

de besteding van die publieke middelen aan de doelen waarvoor ze zijn toegewezen.

2.   Wanneer de havenbeheerder die publieke middelen ontvangt zelf haven- of baggerdiensten aanbiedt, of wanneer een andere entiteit die diensten namens hem aanbiedt, houdt hij van die publiek gefinancierde haven- of baggerdienst een afzonderlijke boekhouding bij, op zodanige wijze dat:

a)

alle kosten en opbrengsten correct worden toegerekend op grond van consequent toegepaste en objectief te rechtvaardigen beginselen inzake kostprijsadministratie, en

b)

de beginselen inzake kostprijsadministratie volgens welke de gescheiden boekhoudingen worden gevoerd, duidelijk vastliggen.

3.   De in lid 1 bedoelde publieke middelen omvatten aandelenkapitaal en kapitaalmiddelen van dezelfde aard als aandelenkapitaal, niet of slechts onder bepaalde omstandigheden terug te betalen subsidies, leningen, met inbegrip van overdisposities en voorschotten op kapitaalinbreng, door overheden aan de havenbeheerder verstrekte garanties, en elke andere vorm van financiële overheidssteun.

4.   De havenbeheerder, of een andere entiteit die namens hem havendiensten aanbiedt, bewaart de in leden 1 en 2 bedoelde informatie over de financiële betrekkingen gedurende vijf jaar, gerekend vanaf het einde van het boekjaar waarop de informatie betrekking heeft.

5.   De havenbeheerder, of een andere entiteit die namens hem havendiensten aanbiedt, stelt de bevoegde instantie in de betrokken lidstaat in het geval van een formele klacht en op verzoek de in de leden 1 en 2 bedoelde informatie ter beschikking, evenals alle aanvullende informatie die noodzakelijk wordt geacht voor een grondige analyse van de ingediende gegevens en om te beoordelen of deze verordening wordt nageleefd overeenkomstig de mededingingsregels. Dergelijke informatie wordt door de bevoegde instantie op verzoek ter beschikking gesteld aan de Commissie. De informatie wordt verstrekt binnen drie maanden na de datum van het verzoek.

6.   Indien de havenbeheerder of een andere entiteit die namens hem havendiensten aanbiedt, in voorgaande boekjaren geen publieke middelen heeft ontvangen, maar in een bepaald boekjaar begunstigde van publieke middelen wordt, past hij de leden 1 en 2 toe vanaf het boekjaar volgend op het jaar waarin de overdracht van de publieke middelen plaatsvindt.

7.   Indien publieke middelen worden betaald als vergoeding voor een openbaredienstverplichting, worden zij afzonderlijk verantwoord in de desbetreffende boekhouding en mogen zij niet naar een andere dienst of bedrijfsactiviteit worden overgeboekt.

8.   De lidstaten kunnen beslissen dat lid 2 van dit artikel niet geldt voor hun havens van het uitgebreide netwerk die niet voldoen aan de criteria in artikel 20, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1315/2013 indien dit leidt tot een administratieve belasting die onevenredig groot is, mits alle ontvangen publieke middelen en het gebruik daarvan voor het verrichten van havendiensten volledig transparant blijven in het boekhoudingssysteem. De lidstaten stellen de Commissie vooraf in kennis van een dergelijk besluit.

Artikel 12

Heffingen op havendiensten

1.   Heffingen voor de diensten die door een interne exploitant worden verricht en waarvoor een openbaredienstverplichting geldt, de heffingen voor loodsdiensten die niet aan daadwerkelijke mededinging zijn blootgesteld, alsmede de heffingen die worden opgelegd door aanbieders van havendiensten als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder b), worden op transparante, objectieve en niet-discriminerende wijze bepaald en zijn evenredig aan de kosten van de aangeboden dienst.

2.   De betaling van deze heffingen op havendiensten kan worden geïntegreerd in andere betalingen, zoals de betaling van de heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur. In dat geval zorgen de aanbieder van havendiensten en, voor zover van toepassing, de havenbeheerder ervoor dat het bedrag van de heffing op de havendienst gemakkelijk identificeerbaar is voor de gebruiker van de havendienst.

3.   De aanbieder van havendiensten stelt in het geval van een formele klacht en op verzoek de bevoegde instantie in de betrokken lidstaat alle relevante informatie ter beschikking over de elementen die als basis dienen voor het bepalen van de structuur en het niveau van de heffingen op havendiensten die onder lid 1 vallen.

Artikel 13

Heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat er een heffing op het gebruik van haveninfrastructuur wordt opgelegd. Deze heffing verhindert niet dat aanbieders van havendiensten die gebruikmaken van de haveninfrastructuur heffingen op havendiensten opleggen.

2.   De betaling van de heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur kan worden geïntegreerd in andere betalingen, zoals de betaling van de heffingen op havendiensten. In dat geval zorgt de havenbeheerder ervoor dat het bedrag van de heffing op het gebruik van haveninfrastructuur gemakkelijk identificeerbaar blijft voor de gebruiker van de haveninfrastructuur.

3.   Om bij te dragen tot een efficiënt systeem voor het opleggen van heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur, worden de structuur en het niveau van de heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur bepaald op basis van de eigen commerciële strategie en investeringsplannen van de haven en voldoen zij aan de mededingingsregels. In voorkomend geval voldoen deze heffingen ook aan de algemene voorschriften die in het kader van het algemeen havenbeleid van de betrokken lidstaat zijn bepaald.

4.   Onverminderd lid 3 mogen heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur worden gedifferentieerd overeenkomstig de eigen economische strategie en het beleid inzake ruimtelijke ordening van de haven, gerelateerd, onder andere, aan bepaalde categorieën gebruikers, of om het efficiënter gebruik van de haveninfrastructuur, de korte vaart of goede milieuprestaties, dan wel het energie- of koolstofefficiënt vervoer te bevorderen. De criteria voor een dergelijke differentiatie zijn transparant, objectief, niet-discriminerend en in overeenstemming met het mededingingsrecht, inclusief de regels inzake staatssteun. De heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur kunnen mede gebaseerd zijn op externe kosten en kunnen variëren naargelang de commerciële praktijken.

5.   De havenbeheerder of de bevoegde instantie zorgt ervoor dat de gebruikers van de haven en de vertegenwoordigers of verenigingen van havengebruikers in kennis worden gesteld van de aard en het niveau van de heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur. De havenbeheerder of de bevoegde instantie zorgt ervoor dat gebruikers van haveninfrastructuur in kennis worden gesteld van wijzigingen in de aard of het niveau van de heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur en dit ten minste twee maanden vóór de dag waarop die wijzigingen van kracht worden. De havenbeheerder of de bevoegde instantie is niet verplicht differentiaties in de heffingen als gevolg van individuele onderhandelingen openbaar te maken.

6.   De havenbeheerder stelt in het geval van een formele klacht en op verzoek de bevoegde instantie van de betrokken lidstaat de in leden 4 en 5 bedoelde informatie en alle relevante informatie over de elementen die als basis dienen voor het bepalen van de structuur en het niveau van de heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur ter beschikking. Die instantie stelt de informatie op verzoek ter beschikking aan de Commissie.

HOOFDSTUK IV

ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 14

Opleiding van personeel

Aanbieders van havendiensten zorgen ervoor dat personeelsleden de nodige opleiding krijgen om de voor het verrichten van hun werkzaamheden vereiste kennis te vergaren, met bijzondere nadruk op de gezondheids- en veiligheidsaspecten, en zorgen ervoor dat de opleidingsvereisten op regelmatige basis geactualiseerd worden om aan de uitdagingen van technologische innovatie tegemoet te komen.

Artikel 15

Raadpleging van havengebruikers en andere belanghebbenden

1.   De havenbeheerder raadpleegt overeenkomstig het toepasselijke nationale recht de havengebruikers over zijn heffingenbeleid, ook in de in artikel 8 bedoelde gevallen. Deze raadpleging gebeurt ook bij elke aanzienlijke wijziging van de heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur en heffingen op havendiensten in de gevallen waar interne exploitanten havendiensten verrichten waarvoor openbaredienstverplichtingen gelden.

2.   De havenbeheerder raadpleegt overeenkomstig het toepasselijke nationale recht de havengebruikers en andere relevante belanghebbenden over essentiële, onder zijn bevoegdheid vallende aangelegenheden in verband met:

a)

de coördinatie van havendiensten binnen het havengebied;

b)

maatregelen om de verbindingen met het achterland te verbeteren, waaronder maatregelen om het vervoer per spoor en over de binnenwateren te ontwikkelen en de efficiëntie ervan te verbeteren;

c)

de efficiëntie van administratieve procedures in de haven en maatregelen om deze te vereenvoudigen;

d)

milieuaspecten;

e)

ruimtelijke ordening, alsmede

f)

maatregelen ter waarborging van de veiligheid in het havengebied, waaronder, in voorkomend geval, de gezondheid en veiligheid van havenwerkers.

3.   De aanbieders van havendiensten stellen havengebruikers passende informatie over de aard en het niveau van de heffingen op havendiensten ter beschikking.

4.   Bij het nakomen van hun krachtens dit artikel opgelegde verplichtingen eerbiedigen de havenbeheerder en de aanbieders van havendiensten de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie.

Artikel 16

Behandeling van klachten

1.   Elke lidstaat zorgt ervoor dat er een doeltreffende procedure voorhanden is voor het behandelen van klachten die voortvloeien uit de toepassing van deze verordening voor zeehavens van die lidstaat die onder deze verordening vallen.

2.   Klachten worden behandeld op een wijze die belangenconflicten voorkomt en functioneel onafhankelijk is van havenbeheerders en aanbieders van havendiensten. De lidstaten zorgen ervoor dat er een daadwerkelijke functionele scheiding bestaat tussen de behandeling van klachten enerzijds en de eigendom en het beheer van havens, het verrichten van havendiensten en het gebruik van havens anderzijds. De behandeling van klachten geschiedt op onpartijdige en transparante wijze en met inachtneming van de vrijheid van ondernemen.

3.   Klachten worden ingediend in de lidstaat van de haven waar het geschil verondersteld wordt te zijn ontstaan. De lidstaten zorgen ervoor dat havengebruikers en andere relevante belanghebbenden in kennis worden gesteld van de plaats waar en de wijze waarop een klacht kan worden ingediend, en welke instanties verantwoordelijk zijn voor de behandeling van klachten.

4.   De voor de behandeling van klachten verantwoordelijke instanties werken, in voorkomend geval, samen met het oog op wederzijdse bijstand bij geschillen met partijen die in verschillende lidstaten gevestigd zijn.

5.   De voor de behandeling van klachten verantwoordelijke instanties zijn, in overeenstemming met het nationale recht, bevoegd om havenbeheerders, aanbieders van havendiensten en havengebruikers te verplichten hun informatie in verband met een klacht te verschaffen.

6.   De voor de behandeling van klachten verantwoordelijke instanties zijn in overeenstemming met het nationale recht bevoegd om, in voorkomend geval, bindende beslissingen te nemen die vatbaar zijn voor rechterlijke toetsing.

7.   De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 24 maart 2019 in kennis van de procedure voor de behandeling van klachten alsmede van de in lid 3 bedoelde instanties, en vervolgens van elke wijziging van de aldus verstrekte informatie. De Commissie maakt deze informatie bekend en werkt deze regelmatig bij op haar website.

8.   In voorkomend geval wisselen de lidstaten algemene informatie uit over de toepassing van dit artikel. De Commissie steunt deze samenwerking.

Artikel 17

Betrokken instanties

De lidstaten zorgen ervoor dat havengebruikers en andere relevante belanghebbenden in kennis worden gesteld van de bevoegde nationale instanties bedoeld in artikel 11, lid 5, artikel 12, lid 3, en artikel 13, lid 6. De lidstaten stellen ook de Commissie uiterlijk op 24 maart 2019 in kennis van deze instanties, en vervolgens van elke wijziging van de aldus verstrekte informatie. De Commissie maakt deze informatie bekend en werkt deze regelmatig bij op haar website.

Artikel 18

Beroepsprocedures

1.   Elke partij met een rechtmatig belang heeft het recht beroep aan te tekenen tegen de besluiten of afzonderlijke maatregelen die krachtens deze verordening door de havenbeheerder, de bevoegde instantie of elke andere bevoegde nationale instantie worden genomen. Beroepsinstanties zijn onafhankelijk van de betrokken partijen en kunnen gerechten zijn.

2.   Wanneer de in lid 1 genoemde beroepsinstantie geen rechtscollege is, moeten haar beslissingen altijd schriftelijk worden gemotiveerd. De beslissingen van de beroepsinstantie zijn vatbaar voor rechterlijke toetsing door een nationaal gerecht.

Artikel 19

Sancties

De lidstaten stellen voorschriften vast ten aanzien van de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden uitgevoerd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 24 maart 2019 van die maatregelen in kennis en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen daarvan mede.

Artikel 20

Voortgangsverslag

De Commissie legt uiterlijk op 24 maart 2023 aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de werking en het effect van deze verordening.

In dat verslag wordt rekening gehouden met elke vooruitgang die in het kader van het sectorale EU-comité voor de sociale dialoog in de havensector wordt geboekt.

Artikel 21

Overgangsmaatregelen

1.   Deze verordening is niet van toepassing op havendienstovereenkomsten die vóór 15 februari 2017 en voor een bepaalde duur zijn gesloten.

2.   Havendienstovereenkomsten die vóór 15 februari 2017 voor onbepaalde duur zijn gesloten of soortgelijke gevolgen hebben, worden uiterlijk op 1 juli 2025 gewijzigd om te voldoen aan deze verordening.

Artikel 22

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is van toepassing met ingang van 24 maart 2019.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 15 februari 2017.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

I. BORG


(1)  PB C 327 van 12.11.2013, blz. 111.

(2)  PB C 114 van 15.4.2014, blz. 57.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 14 december 2016 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 23 januari 2017.

(4)  Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende richtsnoeren van de Unie voor de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk en tot intrekking van Besluit nr. 661/2010/EU (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 1).

(5)  Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).

(6)  Besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen (PB L 7 van 11.1.2012, blz. 3).

(7)  Verordening (EU) nr. 360/2012 van de Commissie van 25 april 2012 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen (PB L 114 van 26.4.2012, blz. 8).

(8)  Richtlijn 2001/23/EG van de Raad van 12 maart 2001 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen (PB L 82 van 22.3.2001, blz. 16).

(9)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(10)  Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende havenstaatcontrole (PB L 131 van 28.5.2009, blz. 57).

(11)  Richtlijn 2006/111/EG van de Commissie van 16 november 2006 betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven en de financiële doorzichtigheid binnen bepaalde ondernemingen (PB L 318 van 17.11.2006, blz. 17).

(12)  Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010 (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 129).

(13)  Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L 187 van 26.6.2014, blz. 1).

(14)  Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 1).

(15)  Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).

(16)  Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2000 betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen (PB L 332 van 28.12.2000, blz. 81).


Top