EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32016R0962

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/962 van de Commissie van 16 juni 2016 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot de uniforme formats, templates en definities voor de vaststelling en doorgifte van informatie door de bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten aan de Europese Bankautoriteit overeenkomstig Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad (Voor de EER relevante tekst)

C/2016/3641

OJ L 160, 17.6.2016, p. 35–49 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2016/962/oj

17.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 160/35


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/962 VAN DE COMMISSIE

van 16 juni 2016

tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot de uniforme formats, templates en definities voor de vaststelling en doorgifte van informatie door de bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten aan de Europese Bankautoriteit overeenkomstig Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 4, lid 11,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU bepaalt dat vereenvoudigde verplichtingen kunnen worden toegepast op een instelling indien, gelet op de criteria waarvan daarin sprake is, en de door Europese Bankautoriteit (EBA) krachtens artikel 4, lid 5, van die richtlijn opgestelde richtsnoeren, de bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten bepalen dat het falen en de daaropvolgende liquidatie volgens de normale insolventieprocedure waarschijnlijk geen aanzienlijk negatief effect zouden hebben op de financiële markten, op andere instellingen, op de financieringsvoorwaarden of op de economie in ruimere zin.

(2)

Behoudens artikel 4, leden 9 en 10, van Richtlijn 2014/59/EU, verplicht artikel 4, lid 8, de lidstaten ervoor zorgen dat de bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten ontheffing kunnen verlenen van de toepassing van de vereisten van de afdelingen 2 en 3 van hoofdstuk 1 van titel II van die richtlijn op de instellingen die bij een centraal orgaan zijn aangesloten en die overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2) in het nationale recht geheel of gedeeltelijk van prudentiële vereisten zijn vrijgesteld. Artikel 4, lid 8, van Richtlijn 2014/59/EU verplicht de lidstaten eveneens ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten ontheffing verlenen van de toepassing van de vereisten van afdeling 2 van hoofdstuk 1 van titel II van die richtlijn op de instellingen die lid zijn van een institutioneel protectiestelsel (IPS). Met name specificeert artikel 4, lid 10, van Richtlijn 2014/59/EU dat instellingen die overeenkomstig artikel 6, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad (3) onder rechtstreeks toezicht van de Europese Centrale Bank staan of die, volgens criteria waarvan daarin sprake is, een aanzienlijk deel van het financiële stelsel van die lidstaat uitmaken, hun eigen herstelplannen moeten opstellen overeenkomstig afdeling 2 van hoofdstuk 1 van titel II van Richtlijn 2014/59/EU en onder afzonderlijke afwikkelingsplannen moeten vallen overeenkomstig afdeling 3 van dat hoofdstuk.

(3)

Artikel 4, lid 7, van Richtlijn 2014/59/EU verplicht de bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten de EBA in kennis te stellen van de wijze waarop zij artikel 4, leden 1, 8, 9 en 10, van die richtlijn op instellingen in hun rechtsgebied hebben toegepast. Deze verordening dient te voorzien in templates voor de indiening van informatie in verband met artikel 4, leden 1 en 8, van Richtlijn 2014/59/EU die, al naar het geval, op instellingspecifieke basis of op basis van categorie kunnen worden ingevuld in overeenstemming met de praktijken die door de bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten gelet op de criteria in artikel 4, lid 1, van die richtlijn in verband met het beoordelen van instellingen die soortgelijke gemeenschappelijke kenmerken hebben zijn vastgesteld.

(4)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van uitvoeringsnormen die de EBA aan de Commissie heeft voorgelegd.

(5)

De EBA heeft open publieke raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen waarop deze verordening gebaseerd is, de mogelijke kosten en baten geanalyseerd en het advies van de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Stakeholdergroep bankwezen ingewonnen (4),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Algemene regels

1.   Om de Europese Bankautoriteit (EBA) op de hoogte te stellen van de toepassing van artikel 4, leden 1, 8, 9 en 10, van Richtlijn 2014/59/EU op instellingen in hun rechtsgebied, geven de bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten aan de EBA de overeenkomstig artikelen 2 en 3 van deze verordening vastgestelde informatie door.

2.   Ten behoeve van de doorgifte van informatie overeenkomstig lid 1 vullen de bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten de relevante templates in bijlage I in en verwijzen zij, in voorkomend geval, naar de optionele indicators in bijlage II.

3.   De bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten kunnen ervoor kiezen de templates in bijlage I op gezamenlijke basis in te vullen op de volgende manier:

a)

de bevoegde autoriteiten vullen de relevante delen van de templates in ten behoeve van de herstelplanning;

b)

de afwikkelingsautoriteiten vullen de relevante delen van de templates in ten behoeve van de afwikkelbaarheidsbeoordelingen en herstelplanning.

4.   Indien de bevoegde autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten de overeenkomstig de artikelen 2 en 3 van deze verordening vastgestelde informatie aan de EBA doorgeven, kunnen die autoriteiten verwijzen naar een „categorie instellingen”, indien zij bepalen dat twee of meer instellingen in verband met de criteria in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU voor de toepassing van vereenvoudigde verplichtingen soortgelijke gemeenschappelijke kenmerken hebben.

Artikel 2

Door de bevoegde autoriteiten in te dienen informatie

1.   Voor elke in artikel 4 van deze verordening gespecificeerde verslagperiode dienen de bevoegde autoriteiten bij de EBA de volgende informatie in over de toepassing van vereenvoudigde verplichtingen ten aanzien van de inhoud en de details van herstelplannen en de datum waartegen de eerste herstelplannen moeten worden opgesteld en de frequentie waarmee herstelplannen moeten worden geactualiseerd:

a)

het aantal kredietinstellingen en het aantal beleggingsondernemingen die in de lidstaat zijn gevestigd;

b)

het aantal en de totale activa van kredietinstellingen en het aantal en de totale activa van beleggingsondernemingen waarvoor overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU ten behoeve van de herstelplanning vereenvoudigde verplichtingen zijn toegepast in vergelijking met het aantal en de totale activa van alle kredietinstellingen respectievelijk beleggingsondernemingen die in de betrokken lidstaat gevestigd zijn;

c)

het aantal en de totale activa van instellingen waaraan op grond van artikel 4, lid 8, van Richtlijn 2014/59/EU een ontheffing is verleend in vergelijking met het aantal en de totale activa van alle instellingen die in de betrokken lidstaat gevestigd zijn;

d)

voor elke instelling of categorie instellingen waarop op grond van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU tegen het einde van elke verslagperiode vereenvoudigde verplichtingen zijn toegepast en nog steeds van toepassing zijn:

i)

de identificatiecode voor juridische entiteiten of, indien deze niet beschikbaar is, de naam van de instelling of instellingen die onder de categorie vallen;

ii)

indien het verslag op een „categorie instellingen” betrekking heeft, een beschrijving van de basis voor de vaststelling van die categorie instellingen overeenkomstig artikel 1, lid 4, van deze verordening;

iii)

kwantitatieve informatie in verband met de toepassing van de criteria betreffende omvang, verwevenheid en reikwijdte en complexiteit van activiteiten in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU;

iv)

een samenvatting van de eventuele in bijlage II bij deze verordening bepaalde optionele indicators, toegepast met betrekking tot elk van de criteria in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU;

v)

een beschrijving van de vereenvoudigde verplichtingen in vergelijking met de volledige verplichtingen;

e)

voor elke instelling of categorie instellingen waaraan op grond van artikel 4, lid 8, van Richtlijn 2014/59/EU een ontheffing is verleend, een beschrijving van de basis waarop gelet op de criteria in artikel 4, lid 8, onder a) en b), van Richtlijn 2014/59/EU de ontheffing is verleend.

2.   Ten behoeve van de indiening van de informatie vereist op grond van lid 1 vullen de bevoegde autoriteiten elk van de rapportagetemplates in bijlage I bij deze verordening in. Indien een bevoegde autoriteit een weging heeft toegepast op bepaalde criteria in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU zodanig dat deze bijzonder bepalend zijn geweest in verband met het vaststellen dat een instelling of categorie instellingen aan vereenvoudigde verplichtingen moet worden onderworpen, geeft de bevoegde autoriteit in haar verslag aan welke weging aan deze criteria is toegekend. Indien de bevoegde autoriteit geen weging heeft toegepast op bepaalde criteria in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU, geeft die bevoegde autoriteit in haar verslag aan wat het relatieve belang is van de criteria in verband met het vaststellen dat een instelling of een categorie van instellingen aan vereenvoudigde verplichtingen moet worden onderworpen.

Artikel 3

Door de afwikkelingsautoriteiten in te dienen informatie

1.   Voor elke in artikel 4 van deze verordening gespecificeerde verslagperiode dienen de afwikkelingsautoriteiten bij de EBA de volgende informatie in over de toepassing van vereenvoudigde verplichtingen met betrekking tot de inhoud en de details van afwikkelingsplannen en de datum waartegen de eerste afwikkelingsplannen moeten worden opgesteld en de frequentie waarmee de plannen moeten worden geactualiseerd:

a)

het aantal en de totale activa van kredietinstellingen en het aantal en de totale activa van beleggingsondernemingen waarvoor vereenvoudigde verplichtingen zijn toegepast op grond van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU ten behoeve van de afwikkelbaarheidsbeoordelingen en afwikkelingsplanning in vergelijking met het aantal en de totale activa van alle kredietinstellingen respectievelijk beleggingsondernemingen die in de betrokken lidstaat gevestigd zijn;

b)

het aantal kredietinstellingen en het aantal beleggingsondernemingen waaraan een ontheffing is verleend op grond van artikel 4, lid 8, van Richtlijn 2014/59/EU;

c)

voor elke instelling of categorie instelling waarop tegen het einde van elke verslagperiode vereenvoudigde verplichtingen zijn toegepast en nog steeds van toepassing zijn krachtens artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU:

i)

de identificatiecode voor juridische entiteiten of, indien deze niet beschikbaar is, de naam van de instelling of instellingen die onder de categorie vallen;

ii)

indien het verslag op een „categorie instellingen” betrekking heeft, een beschrijving van de basis voor de instelling van die categorie instellingen overeenkomstig artikel 1, lid 4, van deze verordening;

iii)

kwantitatieve informatie in verband met de toepassing van de criteria betreffende omvang, verwevenheid en reikwijdte en complexiteit van activiteiten in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU;

iv)

een samenvatting van de eventuele optionele indicators bepaald in bijlage II bij deze verordening, toegepast met betrekking tot elk van de criteria;

v)

een beschrijving van de vereenvoudigde verplichtingen in vergelijking met volledige verplichtingen;

d)

voor elke instelling of categorie instellingen waaraan op grond van artikel 4, lid 8, van Richtlijn 2014/59/EU een ontheffing is verleend, een beschrijving van de basis waarop gelet op de criteria in artikel 4, lid 8, onder a) en b), van Richtlijn 2014/59/EU de ontheffing is verleend.

2.   Ten behoeve van de indiening van de informatie in lid 1 vullen de afwikkelingsautoriteiten elk van de rapportagetemplates in bijlage I bij deze verordening in. Indien een afwikkelingsautoriteit een weging heeft toegepast op bepaalde criteria in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU zodanig dat deze bijzonder bepalend zijn geweest in verband met het vaststellen dat een instelling of categorie instellingen aan vereenvoudigde verplichtingen moet worden onderworpen, belast de afwikkelingsautoriteit zich ermee in haar verslag aan te geven welke weging aan de die criteria is toegekend en deze te beschrijven. Indien de afwikkelingsautoriteit geen weging heeft toegepast op bepaalde criteria in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU, geeft die afwikkelingsautoriteit in haar verslag aan wat het relatieve belang is van de criteria in verband met het vaststellen dat een instelling of een categorie van instellingen aan vereenvoudigde verplichtingen moet worden onderworpen.

Artikel 4

Verslagperiodes en indieningsdatums

1.   Met betrekking tot de informatie in artikel 2, lid 1, en artikel 3, lid 1, vangt de eerste verslagperiode aan op 1 januari 2015 en eindigt deze op 30 april 2016. De informatie met betrekking tot de eerste verslagperiode wordt bij de EBA ingediend tegen de dertigste dag na de inwerkingtreding van deze verordening.

2.   Met betrekking tot de informatie in artikel 2, lid 1, en artikel 3, lid 1, vangt de tweede verslagperiode aan op 1 mei 2016 en eindigt deze op 30 april 2017. De informatie met betrekking tot de tweede verslagperiode wordt tegen 1 juni 2017 bij de EBA ingediend.

Artikel 5

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 juni 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190.

(2)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1)

(3)  Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63).

(4)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).


BIJLAGE I

Rapportagetemplates

TEMPLATE 1

Artikel 4 van Richtlijn 2014/59/EU: Rapportagetemplate voor kwantitatieve gegevens

[De noten in deze template dienen om de autoriteiten te helpen bij het invullen van de template en maken geen deel uit van de template.]

Lidstaat

 

Naam van de bevoegde autoriteit/afwikkelingsautoriteit die het verslag indient

 

Referentiedatum

 

Aantal kredietinstellingen die in de lidstaat zijn gevestigd

 

Aantal beleggingsondernemingen die in de lidstaat zijn gevestigd

 

Aantal kredietinstellingen waarvoor vereenvoudigde verplichtingen zijn toegepast op grond van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU

[Door de relevante autoriteit moeten afzonderlijk cijfers worden gegeven met betrekking tot verplichtingen in verband met: herstelplanning, afwikkelbaarheidsbeoordelingen en afwikkelingsplanning.]

Aantal beleggingsondernemingen waarvoor vereenvoudigde verplichtingen zijn toegepast op grond van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU

[Door de relevante autoriteit moeten afzonderlijk cijfers worden gegeven met betrekking tot verplichtingen in verband met: herstelplanning, afwikkelbaarheidsbeoordelingen en afwikkelingsplanning.]

Aantal instellingen waaraan een ontheffing is verleend op grond van artikel 4, lid 8, van Richtlijn 2014/59/EU

 

De identificatiecode voor juridische entiteiten (LEI-code) of, indien deze niet beschikbaar is, de naam van de in de lidstaat gevestigde instellingen die onder rechtstreeks toezicht staan van de Europese Centrale Bank ingevolge artikel 6, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 of die een aanzienlijk deel van het financiële stelsel van een lidstaat uitmaken als omschreven in artikel 4, lid 10, van Richtlijn 2014/59/EU en bijgevolg niet in aanmerking komen voor vrijstellingen ingevolge artikel 4, lid 8, van Richtlijn 2014/59/EU

[Alleen bevoegde autoriteiten dienen dit deel van de template in te vullen omdat het betrekking heeft op toezichtclassificaties.]

TEMPLATE 2 (1)

Artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU: Rapportagetemplate

[De noten in deze template dienen om de autoriteiten te helpen bij het invullen van de template en maken geen deel uit van de template.]

Lidstaat

 

Naam van de bevoegde autoriteit/afwikkelingsautoriteit die het verslag indient

[Van de bevoegde autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten wordt verwacht dat zij een verslag invullen over de instellingen waarop vereenvoudigde verplichtingen worden toegepast in verband met respectievelijk vereisten ten aanzien van herstelplannen en vereisten in verband met afwikkelbaarheidsbeoordelingen en afwikkelingsplannen (zie de lijst in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU).

De bevoegde autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten moeten rapporteren over alle instellingen waarop vereenvoudigde verplichtingen worden toegepast. Om aan dit vereiste te voldoen, kunnen de bevoegde autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten ervoor kiezen deze template in te vullen op basis van instelling of met betrekking tot specifieke categorieën instellingen die gemeenschappelijke kenmerken hebben en bijgevolg op dezelfde manier worden beoordeeld aan de hand van de criteria in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU.]

Referentieperiode

 

Naam van de categorie kredietinstelling of naam van de kredietinstelling

[Bij rapportage op basis van categorie moet voor elke instelling in de categorie de LEI-code worden gegeven; indien deze niet beschikbaar is, moet de naam van de instellingen worden gegeven.]

[Als het verslag ten aanzien van een bepaalde categorie instellingen wordt ingevuld, moet een beschrijving worden gegeven van de categorie, inclusief de hoofdkenmerken van de instellingen in die categorie (bv. onder verwijzing naar de SREP-classificatie in overeenstemming met de richtsnoeren van de EBA op grond van artikel 107, lid 3, van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338), of een ander toepasselijk classificatiesysteem). Bovendien moet een lijst van de LEI-codes, of bij ontstentenis van deze codes, de namen van de instellingen binnen die categorie worden gegeven. Indien meer dan één categorie instellingen bestaat, moet voor elke categorie een verslag worden ingevuld.]

Naam van de categorie beleggingsonderneming of naam van de beleggingsonderneming

[Bij rapportage op basis van categorie moet voor elke instelling in de categorie de LEI-code worden gegeven; indien deze niet beschikbaar is, moet de naam van de instellingen worden gegeven.]

[Zoals hierboven.]

Aantal instellingen die binnen de categorie vallen

[Dit vak moet slechts worden ingevuld indien het verslag op een categorie instellingen betrekking heeft.]

Basis voor het bepalen, gelet op de relevante criteria vervat in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU, dat het falen en de daaropvolgende liquidatie volgens de normale insolventieprocedure van de [instellingen die binnen deze categorie vallen/instelling] waarschijnlijk geen aanzienlijk negatief effect zouden hebben op de financiële markten, op andere instellingen, op de financieringsvoorwaarden of op de economie in ruimere zin. De beschrijving dient zo mogelijk kwantitatieve informatie te omvatten.

[Gelieve in dit deel, rekening houdend met de criteria vervat in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU, de verplichte indicators waarvan sprake in de onderstaande template en alle optionele indicators uit de lijst in bijlage II bij deze verordening aan de hand waarvan de instelling of categorie instellingen is beoordeeld, een beschrijving te geven van de kenmerken van de instelling/categorie instellingen waarop vereenvoudigde verplichtingen worden toegepast. Elke autoriteit moet in het verslag aangeven welke weging aan elk criterium is toegekend.]

Weging [Gelieve de eventuele weging te beschrijven die aan elk criterium is toegekend ten behoeve van het beoordelingsproces.]

Criterium

Indicator

Beschrijving van de instelling(en)

[Gelieve waar vermeld kwantitatieve gegevens in te vullen. Indien het verslag ten aanzien van een categorie instellingen wordt ingevuld, kunnen kwantitatieve gegevens in de vorm van een bereik (bv. totaal activa van eurobedrag A tot eurobedrag B) worden gegeven. Gelieve op andere plaatsen een uitvoerige beschrijving te geven.]

Omvang

Totaal activa (2)

[Gelieve kwantitatieve gegevens te verstrekken. Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.]

Totaal activa/bbp van de lidstaat

[Gelieve kwantitatieve gegevens te verstrekken. Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.]

Alle van de lijst van „optionele” indicators in bijlage II in aanmerking genomen indicators

 

Alleen voor beleggingsondernemingen:

Totaal passiva

[Gelieve kwantitatieve gegevens te verstrekken. Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.]

Totaal geld van cliënten

[Gelieve kwantitatieve gegevens te verstrekken. Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.]

Totaal activa van cliënten

[Gelieve kwantitatieve gegevens te verstrekken. Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.]

Totaal baten uit honoraria en provisies

[Gelieve kwantitatieve gegevens te verstrekken. Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.]

Verwevenheid

Interbancaire passiva (3)

[Gelieve kwantitatieve gegevens te verstrekken. Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.]

Interbancaire activa (4)

[Gelieve kwantitatieve gegevens te verstrekken. Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.]

Uitstaande schuldbewijzen (5)

[Gelieve kwantitatieve gegevens te verstrekken. Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.]

Aantal buitenlandse dochterondernemingen en bijkantoren

[Gelieve kwantitatieve gegevens te verstrekken. Dit dient niet te worden ingevuld indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.]

Aan instellingen en anderen verleende clearing-, betalings- en afwikkelingsdiensten

[Gelieve een beschrijving op te nemen van alle dergelijke diensten die door de instelling of categorie instellingen in kwestie worden verleend.]

Alle van de lijst van „optionele” indicators in bijlage II in aanmerking genomen indicators

 

Reikwijdte en complexiteit van de activiteiten

Waarde van OTC-derivaten (notioneel) (6)

[Gelieve kwantitatieve gegevens te verstrekken. Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.]

Rechtsgebiedoverschrijdende passiva (7)

[Gelieve kwantitatieve gegevens te verstrekken. Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.]

Rechtsgebiedoverschrijdende vorderingen (8)

[Gelieve kwantitatieve gegevens te verstrekken. Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.]

Totaal deposito's

[Gelieve kwantitatieve gegevens te verstrekken. Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.]

Totaal gedekte deposito's

[Gelieve kwantitatieve gegevens te verstrekken. Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.]

Alle van de lijst van „optionele” indicators in bijlage II in aanmerking genomen indicators

 

Risicoprofiel

Totale score van het proces van toetsing en evaluatie door de toezichthouder (SREP)

[Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.]

Voor kapitaaltoereikendheid toegekende SREP-score

[Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.]

Voor liquiditeittoereikendheid toegekende SREP-score

[Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.]

Aan interne governance en controlemechanismen voor de gehele instelling toegekende SREP-score

[Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.]

Alle van de lijst van „optionele” indicators in bijlage II in aanmerking genomen indicators

 

Juridische status

Toestemmingen en vergunningen op grond van de regelgeving, met name met betrekking tot het gebruik van geavanceerde modellen voor de berekening van de eigenvermogensvereisten voor krediet-, markt- en operationeel risico

[Gelieve een beschrijving te geven van de gereglementeerde activiteiten die de instelling of categorie instellingen mogen verrichten en te beschrijven of geavanceerde modellen worden gebruikt (en zo ja, gelieve het toegepaste model te beschrijven).]

Alle van de lijst van „optionele” indicators in bijlage II in aanmerking genomen indicators

 

Aard van de bedrijfsactiviteiten

Voor bedrijfsmodel en -strategie toegekende SREP-score

[Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.]

De positie van de instelling in de rechtsgebieden waar zij actief is ten aanzien van de kritieke functies en kernbedrijfsonderdelen die in elk rechtsgebied worden aangeboden en het marktaandeel van de instelling

[Gelieve een beschrijving te geven van de kritieke functies en kernbedrijfsonderdelen die in elk rechtsgebied worden aangeboden. Indien de template wordt ingevuld op basis van categorie kan dit de vorm aannemen van een algemene beschrijving van de kritieke functies en kernbedrijfsonderdelen die door de binnen de categorie vallende instellingen worden aangeboden.]

Alle van de lijst van „optionele” indicators in bijlage II in aanmerking genomen indicators

 

Aandeelhoudersstructuur

Concentratieraad van aandeelhouders

[Gelieve in uw antwoord te vermelden welk percentage gewone aandelen de vijf grootste aandeelhouders bezitten. Indien de template wordt ingevuld op basis van categorie kan dit de vorm aannemen van een algemene beschrijving van de concentratiegraad van aandeelhouders van instellingen binnen de categorie.]

Alle van de lijst van „optionele” indicators in bijlage II in aanmerking genomen indicators

 

Rechtsvorm

Structuur van de instelling: maakt de instelling deel uit van een groep en, zo ja, heeft de groep een complexe, onderling sterk verweven structuur

[Indien de template wordt ingevuld op basis van categorie kan dit de vorm aannemen van een algemene beschrijving van de structuur van de instellingen binnen de categorie.]

De oprichtingsvorm van de instelling (bv. vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, naamloze vennootschap of een andere ondernemingsvorm naar nationaal recht)

[Indien de template wordt ingevuld op basis van categorie kan dit de vorm aannemen van een algemene beschrijving van de oprichtingsvorm van de instellingen binnen de categorie.]

Alle van de lijst van „optionele” indicators in bijlage II in aanmerking genomen indicators

 

Lidmaatschap van een institutioneel protectiestelsel (IPS) of een ander coöperatief, op wederzijdse solidariteit gebaseerd systeem waarvan sprake artikel 113, lid 7, van Verordening (EU) nr. 575/2013

Functie van de instelling in het systeem als deelnemer of centrale instelling of als aanbieder van kritieke functies aan het systeem

[Gelieve een beschrijving te geven van de functie van de instelling in het systeem (bv. als deelnemer of centrale instelling of als aanbieder van kritieke functies aan andere deelnemers, of mogelijk als een partij die aan het concentratierisico van het stelsel is blootgesteld).]

[Indien de template wordt ingevuld op basis van categorie kan dit de vorm aannemen van een algemene beschrijving van de instellingen binnen de categorie.]

Relatieve omvang van het garantiefonds in verhouding tot de totale middelen van de instelling

[Gelieve kwantitatieve gegevens te verstrekken. Daarbij kan een waardebereik moeten worden gegeven indien de template op basis van categorie wordt ingevuld.]

Alle van de lijst van „optionele” indicators in bijlage II in aanmerking genomen indicators

 

Andere opmerkingen

[Gelieve een beschrijving te geven van alle andere factoren die in aanmerking zijn genomen in verband met de bepaling waarvan hierboven sprake is.]

Beschrijving van vereenvoudigde verplichtingen die op de categorie instelling/instelling worden toegepast

[Gelieve binnen dit deel, met inachtneming, in voorkomend geval, van:

de relevante artikelen [gelieve specifieker te zijn] van Richtlijn 2014/59/EU vervat in de relevante rij van de tabel;

deel A van de bijlage bij Richtlijn 2014/59/EU en de aanvullende verordening van de Commissie betreffende de inhoud van herstelplannen;

deel B van de bijlage bij Richtlijn 2014/59/EU en de aanvullende verordening van de Commissie betreffende vereisten van afwikkelingsplannen;

deel C van de bijlage bij Richtlijn 2014/59/EU;

een beschrijving te geven van het verschil tussen volledige verplichtingen en de toepasselijke vereenvoudigde verplichtingen.]

Beschrijf de vereenvoudigde verplichtingen met betrekking tot de inhoud en de details van het herstelplan

[Gelieve het verschil te beschrijven tussen volledige verplichtingen en de toepasselijke vereenvoudigde verplichtingen (d.w.z. waaraan dient de instelling/dienen de instellingen niet te voldoen), bijvoorbeeld welke elementen, gelet op de lijst in deel A van de bijlage bij Richtlijn 2014/59/EU en de aanvullende verordening van de Commissie betreffende de inhoud van herstelplannen, niet vereist zijn ingevolge de vereenvoudigde verplichtingen die op de instelling/categorie instelling worden toegepast.]

Beschrijf de vereenvoudigde verplichtingen wat betreft de inhoud en de details van het afwikkelingsplan

 

Wanneer moest/moet het eerste herstelplan/afwikkelingsplan worden opgesteld en hoe vaak moet het geactualiseerd worden

 

Beschrijf de vereenvoudigde verplichtingen wat betreft de inhoud en de details van de informatie vereist op grond van artikel 5, lid 5, artikel 11, lid 1, en artikel 12, lid 2, en in de delen A en B van de bijlage bij Richtlijn 2014/59/EU

 

Beschrijf de vereenvoudigde verplichtingen wat betreft de mate van detail vereist voor het beoordelen van de afwikkelbaarheid overeenkomstig de artikelen 15 en 16 en deel C van de bijlage bij Richtlijn 2014/59/EU.

 

TEMPLATE 3

Artikel 4, lid 8, van Richtlijn 2014/59/EU: Rapportagetemplate

[De noten in deze template dienen om de autoriteiten te helpen bij het invullen van de template en maken geen deel uit van de template.]

Lidstaat

 

Naam van de bevoegde autoriteit/afwikkelingsautoriteit die het verslag indient

[Van de bevoegde autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten wordt verwacht dat zij een verslag invullen met betrekking tot de instellingen waaraan ontheffingen worden verleend ten aanzien van de relevante vereisten van de delen 2 en 3 van hoofdstuk I van Richtlijn 2014/59/EU. De bevoegde autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten moeten rapporteren over alle instellingen waaraan ontheffingen worden verleend.]

Referentieperiode

 

Naam van de categorie kredietinstelling of naam van de kredietinstelling

[Bij rapportage op basis van categorie moet voor elke instelling in de categorie de LEI-code worden gegeven; indien deze niet beschikbaar is, moet de naam van de instellingen worden gegeven.]

[Als het verslag is ingevuld met betrekking tot een specifieke categorie instellingen, gelieve dan een beschrijving te geven van de categorie, met inbegrip van de hoofdkenmerken van instellingen in die categorie (bv. door verwijzing naar de SREP-classificatie of een ander toepasselijk classificatiesysteem). Gelieve eveneens een lijst te geven van de LEI-codes of, indien geen LEI-codes beschikbaar zijn, de namen van de instellingen binnen de categorie. Indien meer dan één categorie instellingen bestaat, gelieve dan voor elke categorie het verslag in te vullen.]

Basis voor verlening van de ontheffing gelet op de relevante criteria vervat in artikel 4, lid 8, van Richtlijn 2014/59/EU

Instellingen die bij een centraal orgaan zijn aangesloten en overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) nr. 575/2013 geheel of gedeeltelijk van prudentiële vereisten in het nationale recht zijn vrijgesteld

[Gelieve binnen dit deel een beschrijving te geven van de kenmerken van de [categorie instelling/instelling].]

Instellingen die lid zijn van een IPS

 


(1)  Als in deze template voorgeschreven indicatorwaarden in overeenstemming met de definities niet beschikbaar zijn omdat de relevante entiteiten die binnen het toepassingsgebied vallen niet rapporteren op basis van de internationale standaard voor financiële verslaglegging (IFRS) en de vereisten van de templates voor financiële informatie (FINREP) niet van toepassing zijn, dienen de bevoegde autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten geschikte vervangende waarden te gebruiken. In dit geval moeten de relevante autoriteiten ervoor zorgen dat die vervangende waarden naar behoren worden toegelicht en zoveel mogelijk met de in deze template gespecificeerde definities correleren.

(2)  Ten behoeve van deze template moet „totaal activa” op mondiale basis worden berekend overeenkomstig FINREP (IFRS of algemeen aanvaarde boekhoudkundige beginselen [GAAP]) — F 01.01, rij 380, kolom 010.

(3)  Ten behoeve van deze template moet „interbancaire passiva” op mondiale basis worden berekend overeenkomstig FINREP (IFRS of GAAP) → F 20.06, rijen 020 + 030 + 050 + 060 + 100 + 110, kolom 010, alle landen (z-as).

(4)  Ten behoeve van deze template moet „interbancaire activa” op mondiale basis worden berekend overeenkomstig FINREP (IFRS of GAAP) → F 20.04, rijen 020 + 030 + 050 + 060 + 110 + 120 + 170 + 180, kolom 010, alle landen (z-as).

(5)  Ten behoeve van deze template moet „uitstaande schuldbewijzen” op mondiale basis worden berekend overeenkomstig FINREP (IFRS of GAAP) → F 01.02, rijen 050 + 090 + 130, kolom 010.

(6)  Ten behoeve van deze template moet „waarde van OTC-derivaten (notioneel)” op mondiale basis worden berekend overeenkomstig: FINREP (IFRS) → F 10.00, rijen 300 + 310 + 320, kolom 030 + F 11.00, rijen 510 + 520 + 530, kolom 030 of FINREP (GAAP) → F 10.00, rijen 300 + 310 + 320, kolom 050 + F 11.00, rijen 510 + 520 + 530, kolom 030.

(7)  Ten behoeve van deze template moet „rechtsgebiedoverschrijdende passiva” op mondiale basis worden berekend overeenkomstig FINREP (IFRS of GAAP) → F 20.06, rijen 010 + 040 + 070, kolom 010, alle landen behalve land van herkomst (z-as). Noot: Voor de waarde mogen niet worden meegerekend: i) passiva binnen een kantoor en ii) passiva van buitenlandse bijkantoren en dochterondernemingen jegens tegenpartijen in hetzelfde land van herkomst.

(8)  Ten behoeve van deze template moet „rechtsgebiedoverschrijdende vorderingen” op mondiale basis worden berekend overeenkomstig FINREP (IFRS of GAAP) → F 20.04, rijen 010 + 040 + 080 + 140, kolom 010, alle landen behalve land van herkomst (z-as). Noot: Voor de waarde mogen niet worden meegerekend: i) activa binnen een kantoor en ii) activa van buitenlandse bijkantoren en dochterondernemingen jegens tegenpartijen in hetzelfde land van herkomst.


BIJLAGE II

Lijst van optionele indicators

Optionele indicators  (1)

Totaal activa (2)

Totaal EAD

Totaal activa/bbp van de lidstaat

Totaal EAD/bbp van de lidstaat

Totale risicogewogen activa

Totaal passiva

Totaal geld van cliënten

Totaal activa van cliënten

Totaal baten uit honoraria en provisies

Marktkapitalisatie

Waarde van in bewaring gegeven activa

Waarde van OTC-derivaten (notioneel) (3)

Interbancaire activa

Interbancaire passiva

Intersectorale financiële passiva

Intersectorale financiële activa

Rechtsgebiedoverschrijdende passiva

Rechtsgebiedoverschrijdende vorderingen

Uitstaande schuldbewijzen

Waarde van binnenlandse betalingstransacties

Totaal deposito's

Totaal gedekte deposito's

Privatesectordeposito's van deposanten in de Unie

Waarde van privatesectorleningen, met inbegrip van reeds toegezegde faciliteiten en syndicaatsleningen

Aantal privatesectorleningen

Aantal depositorekeningen — bedrijven

Aantal depositorekeningen — retail

Aantal retailklanten

Aantal binnenlandse dochterondernemingen en bijkantoren

Aantal buitenlandse dochterondernemingen en bijkantoren (uit te splitsten naar dochterondernemingen en bijkantoren gevestigd in andere lidstaten en in derde landen)

Lidmaatschap van infrastructuur van de financiële markten

Kritieke functies die door de instelling aan andere groepsondernemingen of door groepsondernemingen aan de instelling worden verleend

Kritieke functies en kernbedrijfsonderdelen in elk relevant rechtsgebied, met inbegrip van het verlenen van diensten aan andere instellingen

Aan marktdeelnemers of anderen verleende clearing-, betalings- en afwikkelingsdiensten en aantal andere dienstverleners die beschikbaar zijn voor de markt

Aan marktdeelnemers of anderen verleende betaaldiensten en aantal andere dienstverleners die beschikbaar zijn voor de markt

Geografische uitsplitsing van de activiteiten van de instelling (inclusief het aantal rechtsgebieden waarin de instelling en dochterentiteiten actief zijn en de omvang van de activiteiten)

Het marktaandeel van de instelling per bedrijfsonderdeel per rechtsgebied (bijvoorbeeld aantrekken van deposito's, retailhypotheken, ongedekte leningen, kredietkaarten, kredietverlening aan kleine en middelgrote ondernemingen, kredietverlening aan bedrijven, handelsfinanciering, betalingsactiviteiten en de verlening van andere kritieke diensten)

Het type toestemmingen en vergunningen op grond van de regelgeving (bv. beleggingsonderneming of een kredietinstelling; het gebruik van geavanceerde modellen voor de berekening van eigenvermogensvereisten voor krediet-, markt- en operationeel risico)

Privatesectorleningen aan binnenlandse ontvangers

Privatesectorleningen aan ontvangers in een bepaalde regio

Hypotheekleningen aan ontvangers in de Unie

Hypotheekleningen aan binnenlandse ontvangers

Retailleningen aan in de Unie gevestigde ontvangers

Retailleningen aan binnenlandse ontvangers

Toetsings- en evaluatieproces door de toezichthouder — SREP- score (totaal)

SREP-scores toegekend voor kapitaaltoereikendheid, liquiditeittoereikendheid, interne governance en beoordelingen van controlemechanismen voor de gehele instelling

Toestemmingen en vergunningen op grond van de regelgeving, met name met betrekking tot het gebruik van geavanceerde modellen voor de berekening van de eigenvermogensvereisten voor krediet-, markt- en operationeel risico

Het totale bedrijfsmodel van de instelling, de levensvatbaarheid ervan en de duurzaamheid van de strategie van de instelling gebaseerd op de resultaten van het bedrijfsmodelanalyse uitgevoerd als onderdeel van het SREP overeenkomstig de EBA-richtsnoeren voor gemeenschappelijke procedures en methodologieën voor SREP. Hiertoe mogen de autoriteiten de voor bedrijfsmodel en -strategie toegekende SREP-score gebruiken

De positie van de instelling in de rechtsgebieden waar zij actief is met betrekking tot kritieke functies en kernbedrijfsonderdelen die in elk rechtsgebied worden aangeboden en het marktaandeel van de instelling (concentratie)

Of aandeelhouders geconcentreerd of verspreid zijn, met name rekening houdend met het aantal gekwalificeerde aandeelhouders en de mate waarin de aandeelhoudersstructuur een impact kan hebben op de beschikbaarheid van bepaalde herstelmaatregelen voor de instelling en de afwikkelingsinstrumenten voor de afwikkelingsautoriteit

De structuur van een instelling wat betreft beoordeling of de instelling deel uitmaakt van een groep en, zo ja, of de groep gelet op financiële en operationele interdependenties een ingewikkelde of eenvoudige structuur heeft

De oprichtingsvorm van de instelling (bv. vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, naamloze vennootschap of een andere ondernemingsvorm naar nationaal recht)

De omvang van het garantiefonds in verhouding tot de totale middelen van de instelling (alleen IPS en andere op wederzijdse solidariteit gebaseerde systemen)

Het type op wederzijdse solidariteit gebaseerd systeem en de gedragslijnen en procedures voor risicobeheer ervan

De mate van verwevenheid met andere IPS-deelnemers


(1)  Als geen indicatorwaarden in overeenstemming met de definities voorgeschreven in deze bijlage beschikbaar zijn omdat de relevante entiteiten die binnen het toepassingsgebied vallen, niet rapporteren op basis van IFRS en er geen FINREP-vereisten op van toepassing zijn, dienen de bevoegde autoriteiten en afwikkelingsautoriteiten geschikte vervangende waarden te gebruiken (bv. op basis van GAAP). In dit geval moeten de relevante autoriteiten ervoor zorgen dat die vervangende waarden naar behoren worden toegelicht en zo veel mogelijk met de in deze template gespecificeerde definities correleren.

(2)  „Totaal activa” moet op wereldwijde basis worden berekend overeenkomstig FINREP (IFRS of GAAP]) → F 01.01, rij 380, kolom 010.

(3)  „Waarde van OTC-derivaten” (notioneel) moet op mondiale basis worden berekend overeenkomstig: FINREP (IFRS) → F 10.00, rijen 300 + 310 + 320, kolom 030 + F 11.00, rijen 510 + 520 + 530, kolom 030 of FINREP (GAAP) → F 10.00, rijen 300 + 310 + 320, kolom 050 + F 11.00, rijen 510 + 520 + 530, kolom 030.


Top