EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32015R2440

Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2440 van de Commissie van 22 oktober 2015 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de Noordzee en de wateren van de Unie van ICES-sector IIa

OJ L 336, 23.12.2015, p. 42–48 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2016

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2015/2440/oj

23.12.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 336/42


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/2440 VAN DE COMMISSIE

van 22 oktober 2015

tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de Noordzee en de wateren van de Unie van ICES-sector IIa

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (1), en met name artikel 15, lid 6, en artikel 18, leden 1 en 3, en gezien Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (2), en met name artikel 18 bis en artikel 48 bis,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 1380/2013 heeft o.a. tot doel de teruggooi in alle visserijen van de Unie geleidelijk uit te bannen middels de invoering van een aanlandingsverplichting voor vangsten van soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden.

(2)

Artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 verleent de Commissie de bevoegdheid om door middel van gedelegeerde handelingen teruggooiplannen vast te stellen voor een termijn van ten hoogste drie jaar, op basis van gezamenlijke aanbevelingen die de lidstaten opstellen in overleg met de betrokken adviesraden.

(3)

België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk hebben een rechtstreeks belang bij het visserijbeheer in de Noordzee. Deze lidstaten hebben een gezamenlijke aanbeveling bij de Commissie ingediend na raadpleging van de adviesraad voor de Noordzee en de adviesraad voor de volle zee. De desbetreffende wetenschappelijke instanties hebben een wetenschappelijke bijdrage geleverd, die is beoordeeld door het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV). De in de gezamenlijke aanbeveling opgenomen maatregelen zijn in overeenstemming met artikel 18, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

(4)

Voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 1380/2013 omvat de Noordzee de ICES-gebieden IIIa en IV. Aangezien sommige demersale bestanden die voor het voorgestelde teruggooiplan van belang zijn, ook worden aangetroffen in de wateren van de Unie van ICES-sector IIa, bevelen de lidstaten aan deze sector in het teruggooiplan op te nemen.

(5)

Wat de Noordzee betreft, is de aanlandingsverplichting overeenkomstig artikel 15, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 uiterlijk op 1 januari 2016 in de hierna genoemde visserijen van toepassing op de visserijbepalende soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden: de gemengde visserij op kabeljauw, schelvis, wijting en zwarte koolvis; de visserij op langoustines; de gemengde visserij op tong en schol; de visserij op heek en de visserij op Noordse garnaal. Overeenkomstig artikel 15, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 zijn in het teruggooiplan de soorten vastgesteld die met ingang van 1 januari 2016 moeten worden aangeland. Deze soorten zijn zwarte koolvis, schelvis, langoustines, tong, schol, heek en Noordse garnaal. Dit teruggooiplan verplicht ook tot aanlanding van bijvangsten van Noordse garnaal.

(6)

In de gezamenlijke aanbeveling is voorgesteld twee vrijstellingen van de aanlandingsverplichting toe te passen op langoustines die in ICES-sector IIIa zijn gevangen met korven, respectievelijk bepaalde bodemtrawls (OTB, TBN (3)). Op basis van de wetenschappelijke gegevens die in de gezamenlijke aanbeveling zijn verstrekt en door het WTECV zijn beoordeeld, en rekening houdend met de kenmerken van het vistuig, de visserijpraktijken en het ecosysteem, meent de Commissie dat deze vrijstellingen in deze verordening moeten worden opgenomen. De lidstaten moeten aanvullende gegevens verstrekken opdat het WTECV de overlevingspercentages van met de betrokken bodemtrawls gevangen langoustines verder kan beoordelen en de Commissie die vrijstelling na 2016 opnieuw kan bezien.

(7)

De gezamenlijke aanbeveling bevat vijf de-minimisvrijstellingen van de aanlandingsverplichting voor bepaalde visserijen en tot op bepaalde niveaus. De door de lidstaten verstrekte gegevens zijn beoordeeld door het WTECV, dat tot de algemene conclusie is gekomen dat de gezamenlijke aanbeveling, die in sommige gevallen is onderbouwd met een kwalitatieve beoordeling van de kosten, met redenen omklede argumenten bevat voor de stelling dat verdere verbeteringen van de selectiviteit moeilijk te verwezenlijken zijn en/of tot onevenredig hoge kosten voor de behandeling van ongewenste vangsten leiden. Aangezien deze conclusie niet door afwijkende wetenschappelijke informatie wordt tegengesproken, is het passend de de-minimisvrijstellingen binnen de limieten van artikel 15, lid 5, onder c), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vast te stellen overeenkomstig het in de gezamenlijke aanbeveling voorgestelde percentage.

(8)

De in de gezamenlijke aanbeveling voorgestelde de-minimisvrijstelling voor gecombineerde vangsten van tong en schelvis tot maximaal 2 % van de totale jaarlijkse vangsten van langoustines, tong en schelvis in de visserij op langoustines door vaartuigen die in ICES-sector IIIa met bodemtrawls met een soortselectief rooster vissen, is gebaseerd op het feit dat het zeer moeilijk is de selectiviteit te verhogen. Het WTECV heeft geconcludeerd dat de ondersteunende informatie toereikend is om de gevraagde vrijstelling te rechtvaardigen. Daarom moet die vrijstelling in deze verordening worden opgenomen.

(9)

De in de gezamenlijke aanbeveling voorgestelde de-minimisvrijstelling voor tong tot maximaal 3 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in ICES-sector IIIa, ICES-deelgebied IV en de wateren van de Unie van ICES-sector IIa op tong vissen met schakel- en kieuwnetten, is gebaseerd op het feit dat het zeer moeilijk is de selectiviteit te verhogen. Het WTECV heeft geconcludeerd dat de ondersteunende informatie toereikend is om de gevraagde vrijstelling te rechtvaardigen. Daarom moet die vrijstelling in deze verordening worden opgenomen.

(10)

De in de gezamenlijke aanbeveling voorgestelde de-minimisvrijstelling voor tong van minder dan 19 cm tot maximaal 3,7 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die boomkorren gebruiken met een maaswijdte van 80-90 mm in ICES-deelgebied IV ten zuiden van 55/56° NB, is gebaseerd op het feit dat het zeer moeilijk is de selectiviteit te verhogen en dat er ondersteunende kwantitatieve informatie beschikbaar is over onevenredig hoge kosten voor de behandeling van ongewenste vangsten. De Commissie is van oordeel dat het passend is die vrijstelling in deze verordening op te nemen. De lidstaten moeten aanvullende gegevens over de desbetreffende kosten verstrekken opdat de Commissie die vrijstelling na 2016 opnieuw kan bezien.

(11)

De in de gezamenlijke aanbeveling voorgestelde de-minimisvrijstelling voor tong tot maximaal 7 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in ICES-deelgebied IV boomkorren met verhoogde selectiviteit gebruiken, is gebaseerd op het feit dat het zeer moeilijk is de selectiviteit te verhogen. Het WTECV heeft geconcludeerd dat de ondersteunende informatie toereikend is om de voorgestelde vrijstelling te rechtvaardigen. Daarom moet die vrijstelling in deze verordening worden opgenomen.

(12)

De in de gezamenlijke aanbeveling voorgestelde de-minimisvrijstelling voor langoustines die kleiner zijn dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte (MCRS), tot maximaal 6 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in ICES-deelgebied IV en de wateren van de Unie van ICES-sector IIa bepaalde bodemtrawls gebruiken, is gebaseerd op het feit dat er ondersteunende kwantitatieve informatie beschikbaar is over de onevenredig hoge kosten voor de behandeling en de afzet van ongewenste vangsten. Het WTECV heeft geconcludeerd dat de ondersteunende informatie toereikend is om de voorgestelde vrijstelling te rechtvaardigen. Daarom moet die vrijstelling in deze verordening worden opgenomen.

(13)

Artikel 18 bis van Verordening (EG) nr. 850/98 verleent de Commissie de bevoegdheid om, met het oog op de vaststelling van teruggooiplannen en voor soorten die onder de aanlandingsverplichting vallen, minimuminstandhoudingsreferentiegrootten vast te stellen om de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen te waarborgen. De MCRS'en kunnen zo nodig afwijken van de grootten die in bijlage XII bij die verordening zijn vastgesteld. Voor langoustines is momenteel in die bijlage XII een MCRS van 130 cm vastgesteld. Door het WTECV beoordeelde wetenschappelijke gegevens pleiten voor de vaststelling van de MRCS voor langoustines op 105 cm. Het WTECV heeft met name geconcludeerd dat de voorgestelde MCRS boven de gemiddelde grootte van een geslachtsrijp exemplaar ligt en dat het risico dat de populatie loopt door de verlaging van de MCRS in ICES-sector IIIa, klein is.

(14)

De teruggooiplannen kunnen ook technische maatregelen bevatten voor visserijen of soorten die onder de aanlandingsverplichting vallen. Om de selectiviteit van het vistuig te vergroten en ongewenste vangsten in het Skagerrak te verminderen, moeten bepaalde technische maatregelen worden vastgesteld waarover de Unie en Noorwegen in 2011 (4) en 2012 (5) overeenstemming hadden bereikt.

(15)

Met het oog op deugdelijke controle moeten voor de lidstaten specifieke voorschriften worden vastgesteld met betrekking tot het opstellen van een lijst van de onder deze verordening vallende vaartuigen.

(16)

Aangezien de in deze verordening vastgestelde maatregelen rechtstreeks van invloed zijn op economische activiteiten die met het visseizoen van de vaartuigen van de Unie samenhangen, en op de programmering van dat visseizoen, moet deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking treden. Zij moet van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2016 om in overeenstemming te zijn met het in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde tijdschema. Overeenkomstig artikel 15, lid 6, van die verordening mag de onderhavige verordening gedurende ten hoogste één jaar van toepassing zijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

In deze verordening worden nadere bepalingen vastgesteld voor de tenuitvoerlegging van de in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde aanlandingsverplichting in de Noordzee en de wateren van de Unie van ICES-sector IIa, die geldt voor de in de in de bijlage bij deze verordening opgenomen visserijen.

Artikel 2

Vrijstelling op basis van overlevingskansen

1.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde vrijstelling van de aanlandingsverplichting voor soorten waarvoor wetenschappelijk vaststaat dat zij hoge overlevingskansen hebben, geldt voor de volgende vangsten van langoustines:

a)

vangsten met korven (FPO);

b)

vangsten in ICES-sector IIIa met bodemtrawls (OTB en TBN) met een maaswijdte van ten minste 70 mm die zijn uitgerust met een soortselectief rooster waarbij de afstand tussen de staven ten hoogste 35 mm bedraagt, en

c)

vangsten in ICES-sector IIIa met bodemtrawls (OTB en TBN) met een maaswijdte van ten minste 90 mm die zijn uitgerust met een bovenpaneel met een maaswijdte van ten minste 270 mm (ruitvormige mazen) of ten minste 140 mm (vierkante mazen).

2.   Langoustines die op de in lid 1, onder a), b), of c), bedoelde wijze zijn gevangen, worden onmiddellijk vrijgelaten in het gebied waar zij zijn gevangen.

3.   Lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer in de Noordzee dienen uiterlijk op 30 april 2016 bij de Commissie aanvullende wetenschappelijke informatie in ter ondersteuning van de in lid 1, onder b), vastgestelde vrijstelling.

Artikel 3

De-minimisvrijstellingen

1.   In afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 mogen de volgende hoeveelheden worden teruggegooid:

a)

voor gecombineerde vangsten van tong en schelvis, tot maximaal 2 % van de totale jaarlijkse vangsten van langoustines, tong en schelvis in de visserij op langoustines door vaartuigen die in ICES-sector IIIa vissen met bodemtrawls (OTB en TBN) met een maaswijdte van minstens 70 mm die zijn uitgerust met een soortselectief rooster waarbij de afstand tussen de staven ten hoogste 35 mm bedraagt;

b)

voor tong, tot maximaal 3 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in ICES-sector IIIa, ICES-deelgebied IV en de wateren van de Unie van ICES-sector IIa vissen met schakel- en kieuwnetten (GN, GNS, GND, GNC, GTN, GTR, GEN en GNF);

c)

voor tong van minder dan 19 cm, tot maximaal 3,7 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in het zuidelijk deel van de Noordzee (ICES-deelgebied IV ten zuiden van 55/56° NB) boomkorren (TBB) gebruiken met een maaswijdte van 80-90 mm;

d)

voor tong die kleiner is dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, tot maximaal 7 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in ICES-deelgebied IV boomkorren (TBB) gebruiken met een maaswijdte van 80-119 mm, waarbij de tunnel van de boomkor een grotere maaswijdte heeft.

e)

voor langoustines die kleiner zijn dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, tot maximaal 6 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in ICES-deelgebied IV en de wateren van de Unie van ICES-sector IIa bodemtrawls (OTB, TBN, OTT en TB) gebruiken met een maaswijdte van 80-99 mm.

2.   Lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer in de Noordzee dienen uiterlijk op 30 april 2016 bij de Commissie aanvullende wetenschappelijke informatie in ter ondersteuning van de in lid 1, onder c), vastgestelde vrijstelling.

Artikel 4

Minimuminstandhoudingsreferentiegrootte

In afwijking van de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte die in bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 850/98 is vastgesteld, geldt voor de toepassing van deze verordening voor langoustines in ICES-sector IIIa de volgende minimuminstandhoudingsreferentiegrootte:

a)

een totale lengte van 105 mm;

b)

een pantserlengte van 32 mm.

Artikel 5

Specifieke technische maatregelen voor het Skagerrak

1.   Het is verboden trawlnetten, Deense zegennetten, boomkorren of soortgelijke sleepnetten met een maaswijdte van minder dan 120 mm aan boord te hebben of te gebruiken.

2.   In afwijking van lid 1 mogen trawlnetten met een maaswijdte in de kuil van ten minste 90 mm worden gebruikt, mits die zijn uitgerust met:

a)

een paneel met vierkante mazen van ten minste 140 mm;

b)

een paneel met ruitvormige mazen van ten minste 270 mm, geplaatst in een door vier panelen gevormd vierkant gedeelte en zodanig gemonteerd dat de samenvoegingsverhouding bij de naad drie mazen van 90 mm per maas van 270 mm bedraagt; of

c)

een sorteerrooster waarbij de afstand tussen de staven ten hoogste 35 mm bedraagt.

De in de eerste alinea onder a) en b) bedoelde afwijking is van toepassing op voorwaarde dat het paneel van het trawlnet:

minstens 3 m lang is;

is aangebracht op niet meer dan 4 m van de pooklijn, en

de volledige breedte van de bovenkant van het trawlnet in beslag neemt (d.w.z. van naadlijn tot naadlijn).

3.   In afwijking van lid 1 mogen ook de volgende trawlnetten worden gebruikt:

a)

trawlnetten met een kuil met vierkante mazen van ten minste 70 mm die zijn uitgerust met een sorteerrooster waarbij de afstand tussen de staven niet meer dan 35 mm bedraagt;

b)

trawlnetten met een minimummaaswijdte van minder dan 70 mm wanneer wordt gevist op pelagische of industriële soorten, mits de vangst voor meer dan 80 % uit één of meer pelagische of industriële soorten bestaat;

c)

trawlnetten met een kuil met mazen van ten minste 35 mm wanneer wordt gevist op Pandalus, voor zover het trawlnet is uitgerust met een sorteerrooster waarbij de afstand tussen de staven ten hoogste 19 mm bedraagt.

4.   Bij de visserij op Pandalus overeenkomstig lid 3, onder c), mag een visretentiesysteem worden gebruikt mits er toereikende vangstmogelijkheden voor de bijvangst zijn en het retentiesysteem:

een bovenpaneel heeft met vierkante mazen met een maaswijdte van ten minste 120 mm;

minstens 3 m lang is, en

ten minste even breed is als de breedte van het sorteerrooster.

Artikel 6

Lijst van vaartuigen

Overeenkomstig de in de bijlage bij deze verordening vastgestelde criteria bepalen de lidstaten voor elke specifieke visserij welke vaartuigen onder de aanlandingsverplichting vallen.

Uiterlijk op 31 december 2015 dienen zij bij de Commissie en de andere lidstaten via de beveiligde controlewebsite van de Unie de krachtens de eerste alinea opgestelde lijsten in van alle vaartuigen die gericht op zwarte koolvis vissen, als omschreven in de bijlage. De betrokken lidstaten werken deze lijsten bij.

Artikel 7

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016.

Artikel 6 is evenwel van toepassing met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 oktober 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22.

(2)  PB L 125 van 27.4.1998, blz. 1.

(3)  De in deze verordening gebruikte vistuigcodes zijn die van bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen. Voor vaartuigen met een lengte over alles van minder dan 10 m wordt in deze verordening gebruikgemaakt van de codes van de vistuigindeling van de FAO.

(4)  Goedgekeurde notulen van het visserijoverleg tussen Noorwegen en de Europese Unie inzake de reglementering van de visserij in het Skagerrak en het Kattegat voor 2012.

(5)  Goedgekeurde notulen van het visserijoverleg tussen de Europese Unie en Noorwegen over maatregelen voor de uitvoering van een teruggooiverbod en van controlemaatregelen in het Skagerrakgebied, 4 juli 2012.


BIJLAGE

Visserijen die onder de aanlandingsverplichting vallen

Vistuig (1)  (2)

Maaswijdte

Betrokken soorten

Trawlnetten:

OTB, OTT, OT, PTB, PT, TBN, TBS, OTM, PTM, TMS, TM, TX, SDN, SSC, SPR, TB, SX en SV

≥ 100 mm

Alle vangsten van zwarte koolvis (als die wordt gevangen door een vaartuig dat gericht op zwarte koolvis vist (3)), schol en schelvis.

Alle bijvangsten van Noordse garnaal.

Trawlnetten:

OTB, OTT, OT, PTB, PT, TBN, TBS, OTM, PTM, TMS, TM, TX, SDN, SSC, SPR, TB, SX en SV

In ICES-deelgebied IV en de wateren van de Unie van ICES-sector IIa:

80-99 mm

In alle gebieden, alle vangsten van langoustines en tong (4).

Alle bijvangsten van Noordse garnaal.

In ICES-sector IIIa: alle vangsten van schelvis.

In ICES-sector IIIa: 70-99 mm

Trawlnetten:

OTB, OTT, OT, PTB, PT, TBN, TBS, OTM, PTM, TMS, TM, TX, SDN, SSC, SPR, TB, SX en SV

32-69 mm

Alle bijvangsten van Noordse garnaal.

Boomkorren:

TBB

≥ 120 mm

Alle vangsten van schol.

Alle bijvangsten van Noordse garnaal.

Boomkorren:

TBB

80-119 mm

Alle vangsten van tong.

Alle bijvangsten van Noordse garnaal.

Kieuw-, schakel- en warnetten:

GN, GNS, GND, GNC, GTN, GTR, GEN en GNF

 

Alle vangsten van tong.

Alle bijvangsten van Noordse garnaal.

Haken en lijnen:

LLS, LLD, LL, LTL, LX, LHP en LHM

 

Alle vangsten van heek.

Alle bijvangsten van Noordse garnaal.

Vallen:

FPO, FIX, FYK en FPN

 

Alle vangsten van langoustines.

Alle bijvangsten van Noordse garnaal.


(1)  De in deze tabel gebruikte vistuigcodes zijn die van bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen.

(2)  Voor vaartuigen met een lengte over alles van minder dan 10 m wordt in deze tabel gebruikgemaakt van de codes van de vistuigindeling van de FAO.

(3)  Vaartuigen worden geacht gericht op zwarte koolvis te vissen als zij, bij gebruik van trawlnetten met een maaswijdte ≥ 100 mm, in de periode van x-4 tot en met x-2, waarbij x staat voor het jaar van toepassing, d.i. 2012-2014 voor 2016 en 2013-2015 voor 2017, jaarlijks een gemiddelde hoeveelheid zwarte koolvis aanlanden die ≥ 50 % uitmaakt van de totale aangelande hoeveelheden die het vaartuig in de wateren van de EU en van derde landen in de Noordzee heeft gevangen.

(4)  Behalve in ICES-sector IIIa als wordt gevist met trawlnetten met een maaswijdte van ten minste 90 mm die zijn uitgerust met een bovenpaneel met een maaswijdte van ten minste 270 mm (ruitvormige mazen) of van ten minste 140 mm (vierkante mazen), of met een paneel met vierkante mazen met een maaswijdte van 120 mm dat op een afstand van 6 tot 9 m van de kuil is aangebracht.


Top