EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32014R1254
Commission Delegated Regulation (EU) No 1254/2014 of 11 July 2014 supplementing Directive 2010/30/EU of the European Parliament and of the Council with regard to energy labelling of residential ventilation units Text with EEA relevance
Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1254/2014 van de Commissie van 11 juli 2014 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van residentiële ventilatie-eenheden Voor de EER relevante tekst
Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1254/2014 van de Commissie van 11 juli 2014 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van residentiële ventilatie-eenheden Voor de EER relevante tekst
OJ L 337, 25.11.2014, p. 27–45
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force: This act has been changed. Current consolidated version: 30/07/2020
25.11.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/27 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 1254/2014 VAN DE COMMISSIE
van 11 juli 2014
houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van residentiële ventilatie-eenheden
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de vermelding van het energieverbruik en het verbruik van andere hulpbronnen op de etikettering en in de standaardproductinformatie van energiegerelateerde producten (1), en met name artikel 10,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig Richtlijn 2010/30/EU dient de Commissie gedelegeerde handelingen vast te stellen voor de etikettering van energiegerelateerde producten. Er moeten gedelegeerde handelingen worden vastgesteld wanneer producten een significant potentieel voor energiebesparingen bieden en sterk verschillen wat de prestatieniveaus betreft, hoewel zij een soortgelijke werking hebben, en de beleidsdoelstellingen naar verwachting niet sneller of goedkoper kunnen worden gerealiseerd met andere wetgeving van de Unie of zelfregulering dan met verplichte vereisten. |
(2) |
De Commissie heeft de technische, economische en milieuaspecten van residentiële ventilatie-eenheden beoordeeld. Uit de beoordeling is gebleken dat de energie die door residentiële ventilatie-eenheden wordt verbruikt een aanzienlijk deel vertegenwoordigt van de totale energiebehoefte van de gezinnen in de Unie. De energie-efficiëntie van die producten is reeds verbeterd, maar er is nog vrij veel ruimte om het energieverbruik van dergelijke eenheden verder te verminderen. De beoordeling heeft ook grote verschillen in prestatieniveaus bevestigd en er werden geen zelfregulerings- of vrijwillige overeenkomsten gevonden waarmee de beleidsdoelstellingen zouden kunnen worden gerealiseerd. |
(3) |
Kleine ventilatie-eenheden met een elektrisch ingangsvermogen van minder dan 30 W per luchtstroom dienen van het toepassingsgebied van deze verordening te worden uitgesloten. Die eenheden zijn voor veel verschillende toepassingen ontworpen, worden vaak slechts occasioneel gebruikt en werken uitsluitend met extra functies, bijvoorbeeld in badkamers. Indien deze ventilatie-eenheden in het toepassingsgebied zouden worden opgenomen, zou dat gezien de grote hoeveelheden die worden verkocht voor het markttoezicht een aanzienlijke administratieve belasting vormen, hoewel dit slechts tot een klein deel van het energiebesparingspotentieel zou bijdragen. Overwegende echter dat de functies vergelijkbaar zijn met die van andere ventilatie-eenheden, moet ook hun mogelijke opname in het toepassingsgebied aan bod komen wanneer deze verordening opnieuw wordt bekeken. Niet-residentiële ventilatie-eenheden (NRVE's) moeten van etikettering worden uitgesloten, aangezien deze producten door planners en architecten worden gekozen en grotendeels onafhankelijk zijn van het gedrag van de consumenten en de markt. Ook ventilatie-eenheden die specifiek zijn ontworpen om uitsluitend in noodgevallen of in een ongewone of gevaarlijke omgeving te worden gebruikt dienen te worden uitgesloten, aangezien deze zelden en gedurende korte tijd worden gebruikt. De uitzonderingen maken ook duidelijk dat multifunctionele eenheden die hoofdzakelijk verwarmen of koelen, alsook afzuigkappen voor keukens zijn uitgesloten. Er moeten geharmoniseerde bepalingen worden vastgesteld met betrekking tot etikettering en standaardproductinformatie inzake het specifieke energieverbruik van residentiële ventilatie-eenheden teneinde de fabrikanten te motiveren om de energie-efficiëntie van deze eenheden te verhogen, eindgebruikers aan te moedigen energie-efficiënte producten aan te kopen en bij te dragen tot de goede werking van de interne markt. |
(4) |
Aangezien het geluidsvermogensniveau van een residentiële ventilatie-eenheid een belangrijke overweging kan zijn voor de consument, moet hierover informatie worden opgenomen op het etiket. |
(5) |
Het gecombineerde effect van deze verordening en van Verordening (EU) nr. 1253/2014 van de Commissie (2) zal de besparing alles bij elkaar naar verwachting met 1 300 PJ (45 %) doen toenemen tot 4 130 PJ in 2025. |
(6) |
De op het etiket verstrekte informatie moet worden verkregen met betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare methoden die beantwoorden aan de erkende stand van de techniek voor meet- en rekenmethoden, met inbegrip van, voor zover beschikbaar, geharmoniseerde normen die door Europese normalisatie-instellingen zijn opgesteld, overeenkomstig de procedures van Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad (3). |
(7) |
Deze verordening moet de voorschriften specificeren wat de eenvormigheid betreft van het formaat en de inhoud van het etiket, de technische documentatie en de productkaart. Er moeten tevens voorschriften worden vastgesteld voor de informatie die moet worden verstrekt in geval van vormen van verkoop op afstand, reclameadvertenties en technisch promotiemateriaal voor ventilatie-eenheden, aangezien het belang toeneemt van de informatie die via internet ter beschikking wordt gesteld van de eindgebruiker, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
1. Deze verordening stelt voorschriften inzake energie-etikettering vast voor residentiële ventilatie-eenheden.
2. Deze verordening is niet van toepassing op residentiële ventilatie-eenheden die:
a) |
éénrichtingsventilatie-eenheden (afzuig- of aanzuigventilatie-eenheden) zijn, met een elektrisch ingangsvermogen van minder dan 30 W; |
b) |
uitsluitend gespecificeerd zijn als ventilatoren die worden gebruikt op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen zoals gedefinieerd in Richtlijn 94/9/EG van het Europees Parlement en de Raad (4); |
c) |
uitsluitend gespecificeerd zijn als ventilatie-eenheden die in noodgevallen en gedurende korte tijd worden gebruikt, en die voldoen aan de fundamentele eisen voor bouwwerken met betrekking tot brandveiligheid van Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad (5); |
d) |
uitsluitend gespecificeerd zijn als ventilatie-eenheden die worden gebruikt:
|
e) |
een warmtewisselaar en een warmtepomp voor warmteterugwinning bevatten of warmteoverdracht of -afvoer mogelijk maken naast die van het warmteterugwinningssysteem, met uitzondering van warmteoverdracht voor bescherming tegen vorst of ontdooiing; |
f) |
zijn ingedeeld als afzuigkappen die vallen onder Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 65/2014 van de Commissie (6). |
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:
1. „ventilatie-eenheid (VE)”: een elektrisch toestel uitgerust met ten minste één waaier, één motor en een kast, dat bedoeld is om in een gebouw of een deel van een gebouw vervuilde lucht door buitenlucht te vervangen;
2. „residentiële ventilatie-eenheid” (RVE): een ventilatie-eenheid:
a) |
met een maximaal debiet van niet meer dan 250 m3/h; |
b) |
met een maximaal debiet tussen 250 en 1 000 m3/h, die volgens de producent uitsluitend voor residentiële ventilatie bedoeld is; |
3. „maximaal debiet”: het aangegeven maximale debiet van het luchtvolume van de ventilatie-eenheid die overeenkomstig de instructies van de fabrikant kan worden bereikt met geïntegreerde of afzonderlijk meegeleverde regelaars in standaardluchtomstandigheden (20 °C) en 101 325 Pa, wanneer de eenheid volledig (d.w.z. inclusief schone filters) en volgens de instructies van de producent is geïnstalleerd; voor RVE's met luchtkanalen is het maximaal debiet in verhouding tot de luchtstroom bij 100 Pa extern statisch drukverschil, en voor RVE's zonder luchtkanalen is het in verhouding tot de luchtstroom bij het laagst mogelijke totale drukverschil te kiezen uit een reeks waarden van 10 (minimum)-20-50-100-150-200-250 Pa, waarbij de waarde moet worden gekozen die gelijk is aan of net lager is dan de gemeten drukverschilwaarde);
4. „éénrichtingsventilatie-eenheid” (EVE): een ventilatie-eenheid die een luchtstroom in slechts één richting produceert, van binnen naar buiten (afgezogen lucht) of van buiten naar binnen (aangezogen lucht), waar de mechanisch geproduceerde luchtstroom door natuurlijke luchtaan- of -afvoer wordt gecompenseerd;
5. „tweerichtingsventilatie-eenheid” (TVE): een ventilatie-eenheid die een luchtstroom van binnen naar buiten en omgekeerd produceert en met zowel afzuig- als aanzuigventilatoren is uitgerust;
6. „equivalent ventilatie-eenheidsmodel”: een ventilatie-eenheid met dezelfde technische eigenschappen volgens de toepasselijke eisen inzake productinformatie, maar die door dezelfde producent, gemachtigde of importeur als een ander ventilatie-eenheidsmodel in de handel wordt gebracht.
Voor de toepassing van de bijlagen II tot en met IX worden bijkomende definities vastgesteld in bijlage I.
Artikel 3
Verantwoordelijkheden van leveranciers
1. Leveranciers die residentiële ventilatie-eenheden in de handel brengen moeten garanderen dat met ingang van 1 januari 2016 aan de volgende voorschriften is voldaan:
a) |
elke residentiële ventilatie-eenheid gaat vergezeld van een gedrukt etiket in het formaat en met de informatie zoals vastgesteld in bijlage III; het etiket moet ten minste in de verpakking van de eenheid zijn opgenomen. Voor elk model van residentiële ventilatie-eenheid wordt een elektronisch etiket in het formaat en met de informatie zoals vastgesteld in bijlage III ter beschikking gesteld van de handelaars; |
b) |
een productkaart, zoals vastgesteld in bijlage IV, wordt ter beschikking gesteld. De productkaart moet ten minste in de verpakking van de eenheid zijn opgenomen. Voor elk model van residentiële ventilatie-eenheid moet een elektronische productkaart, zoals vastgesteld in bijlage IV, ter beschikking worden gesteld van de handelaars, alsook op vrij toegankelijke websites; |
c) |
de technische documentatie, zoals vastgesteld in bijlage V, wordt op verzoek beschikking gesteld van de autoriteiten van de lidstaten en van de Commissie; |
d) |
er wordt een gebruiksaanwijzing ter beschikking gesteld; |
e) |
alle reclameadvertenties voor een specifiek model van residentiële ventilatie-eenheid die energiegerelateerde informatie of informatie over de prijs bevatten, bevatten de specifieke energieverbruiksklasse van dat model; |
f) |
in al het technisch promotiemateriaal betreffende een specifiek model van residentiële ventilatie-eenheid waarin de specifieke technische parameters voor dat model worden beschreven, wordt de specifieke energieverbruiksklasse van dat model vermeld. |
2. Met ingang van 1 januari 2016 zijn residentiële ventilatie-eenheden die in de handel worden gebracht voorzien van een etiket in het formaat vastgesteld in bijlage III, punt 1, wanneer het residentiële éénrichtingsventilatie-eenheden zijn en met een etiket in het formaat vastgesteld in bijlage III, punt 2, wanneer het tweerichtingsventilatie-eenheden zijn.
Artikel 4
Verantwoordelijkheden van handelaars
De handelaars zien erop toe dat:
a) |
op elke residentiële ventilatie-eenheid in het verkooppunt het door de leverancier overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder a), verstrekte etiket is aangebracht op de buitenzijde van de voor- of bovenkant van het toestel, zodat het duidelijk zichtbaar is; |
b) |
residentiële ventilatie-eenheden die te koop, te huur of in huurkoop worden aangeboden en waarbij van de eindgebruiker niet kan worden verwacht dat hij het product uitgestald te zien krijgt, in de handel worden gebracht met de overeenkomstig bijlage VI door de leveranciers verstrekte informatie, behalve wanneer het aanbod gebeurt via internet, in welk geval het bepaalde in bijlage VII van toepassing is; |
c) |
alle reclameadvertenties voor een specifiek model van residentiële ventilatie-eenheid die energiegerelateerde informatie of informatie over de prijs bevatten, bevatten een verwijzing naar de specifieke energieverbruiksklasse van de eenheid; |
d) |
in al het technisch promotiemateriaal betreffende een specifiek model waarin de technische parameters van een residentiële ventilatie-eenheid zijn opgenomen, de specifieke energieverbruiksklasse van dat model wordt vermeld en de door de leverancier verstrekte gebruiksaanwijzing wordt gegeven. |
Artikel 5
Meetmethoden
Met het oog op de informatie die overeenkomstig de artikelen 3 en 4 moet worden verstrekt, wordt de specifieke energieverbruiksklasse vastgesteld overeenkomstig de tabel in bijlage II. Het specifieke energieverbruik, het jaarlijkse elektriciteitsverbruik, de verwarming die per jaar wordt uitgespaard, het maximale debiet en het geluidsvermogensniveau worden vastgesteld overeenkomstig de meet- en berekeningsmethoden van bijlage VIII, die beantwoorden aan de erkende stand van de techniek voor meet- en rekenmethoden.
Artikel 6
Controleprocedure met het oog op markttoezicht
Bij de beoordeling van de overeenstemming van de ventilatie-eenheid passen de lidstaten de procedure van bijlage IX toe.
Artikel 7
Evaluatie
Uiterlijk op 1 januari 2020 evalueert de Commissie deze verordening in het licht van de technologische vooruitgang en presenteert zij de resultaten van deze evaluatie aan het overlegforum.
Met name de mogelijke opname van andere ventilatie-eenheden zal worden geëvalueerd, zoals die van niet-residentiële eenheden, eenheden met een totaal elektrisch ingangsvermogen van minder dan 30 W, alsook de berekening van het specifieke energieverbruik en de klassen voor behoeftegestuurde één- en tweerichtingsventilatie-eenheden.
Artikel 8
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 11 juli 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 153 van 18.6.2010, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 1253/2014 van de Commissie van 7 juli 2014 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de eisen inzake ecologisch ontwerp voor ventilatie-eenheden (zie bladzijde 8 van dit Publicatieblad).
(3) Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12).
(4) Richtlijn 94/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 maart 1994 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende apparaten en beveiligingssystemen bedoeld voor gebruik op plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen (PB L 100 van 19.4.1994, blz. 1).
(5) Verordening (EU) nr. 305/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 tot vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden voor het verhandelen van bouwproducten en tot intrekking van Richtlijn 89/106/EEG van de Raad (PB L 88 van 4.4.2011, blz. 5).
(6) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 65/2014 van de Commissie van 1 oktober 2013 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van huishoudelijke ovens en afzuigkappen (PB L 29 van 31.1.2014, blz. 1).
BIJLAGE I
Definities voor de bijlagen II tot en met IX
1. |
„specifiek energieverbruik (SEC — specific energy consumption)” (uitgedrukt in kWh/(m2.a)): een coëfficiënt om uit te drukken hoeveel energie wordt verbruikt voor ventilatie per m2 verwarmde vloeroppervlakte van een woning of een gebouw, berekend voor RVE's overeenkomstig bijlage VIII; |
2. |
„geluidsvermogensniveau (LWA)”: het door de kast afgegeven A-gewogen geluidsvermogensniveau uitgedrukt in decibels (dB) in verhouding tot het geluidsvermogen van één picowatt (1pW), door de lucht overgedragen bij referentieluchtstroom; |
3. |
„aandrijving met verschillende snelheden”: een ventilatormotor die op drie of meer vastgestelde snelheden plus nul („uit”) kan werken; |
4. |
„aandrijving met variabele snelheid (VSD — variable speed drive)”: een elektronische regelaar die is geïntegreerd in de motor en de ventilator of er als één systeem dan wel als een afzonderlijke levering mee functioneert, die het aan de elektromotor geleverde vermogen continu laat variëren om het debiet te regelen; |
5. |
„warmteterugwinningssysteem (HRS — heat recovery system)”: het deel van een tweerichtingsventilatie-eenheid met warmtewisselaar dat is ontworpen om de warmte van de (vervuilde) afgezogen lucht over te brengen naar de (verse) aangezogen lucht; |
6. |
„thermisch rendement van een residentieel HRS (ηt)”: de verhouding tussen temperatuurwinst van de aangezogen lucht en temperatuurverlies van de afgezogen lucht, beide in verhouding tot de buitentemperatuur, gemeten in droge omstandigheden van het HRS, en standaardluchtomstandigheden, met een evenwichtige massastroom, bij een referentiedebiet, een verschil tussen binnen en buitentemperatuur van 13 K, en geen correctie voor thermische warmtewinst afkomstig van ventilatormotoren; |
7. |
„percentage interne lekkage”: het aandeel van de afgezogen lucht dat aanwezig is in de aangezogen lucht van ventilatie-eenheden met HRS als gevolg van lekkage tussen de stroom van de afgezogen en de stroom van de aangezogen lucht in de kast wanneer de eenheid werkt bij de referentieluchtvolumestroom, gemeten aan de luchtkanalen; de test wordt uitgevoerd bij 100 Pa; |
8. |
„carry over”: het percentage van de afgezogen lucht dat opnieuw in de aangezogen lucht wordt gebracht voor een regeneratieve warmtewisselaar volgens het referentiedebiet; |
9. |
„percentage externe lekkage”: het aandeel van de referentieluchtvolumestroom dat ontsnapt uit de kast van een eenheid wanneer die aan een druktest wordt onderworpen; de test wordt uitgevoerd bij 250 Pa zowel voor onder- als overdruk |
10. |
„mengen”: het onmiddellijk opnieuw in omloop brengen of kortsluiten van luchtstromen tussen de afzuigopening en de aanzuigopening aan de uitlaten binnen en buiten, zodat deze niet bijdragen tot de effectieve ventilatie van een ruimte in een gebouw, wanneer de eenheid werkt bij de referentieluchtvolumestroom; |
11. |
„mengpercentage”: het aandeel van de afgezogen luchtstroom, als deel van het totale referentieluchtvolume, dat opnieuw circuleert tussen de afzuigopening en de aanzuigopening aan de uitlaten binnen en buiten en dus niet bijdraagt tot de effectieve ventilatie van een ruimte in een gebouw, wanneer de eenheid werkt bij het referentieluchtvolume (gemeten op 1 m afstand van het aanzuigkanaal binnen), min het percentage interne lekkage; |
12. |
„werkelijk ingangsvermogen” (uitgedrukt in W): het elektrisch ingangsvermogen bij het referentiedebiet en het overeenkomstige externe totale drukverschil, met inbegrip van de behoefte aan elektriciteit voor ventilatoren, regelaars (inclusief afstandsbedieningen) en de warmtepomp (indien geïntegreerd); |
13. |
„specifiek ingangsvermogen (SPI — Specific power input)” (uitgedrukt in W/(m3/h)): de verhouding tussen het werkelijke ingangsvermogen (in W) en het referentiedebiet (in m3/h); |
14. |
„diagram debiet/druk”: een reeks curven voor debiet (horizontale as) en drukverschil van een éénrichtings-RVE of de aanzuigzijde van een tweerichtings-RVE, waarbij elke curve een ventilatorsnelheid vertegenwoordigt met minstens acht testpunten op gelijke afstanden en het aantal curven wordt bepaald door het aantal verschillende ventilatorsnelheden (één, twee of drie) of, in het geval van een aandrijving met variabele ventilatorsnelheid, minstens een minimale, maximale en passende middencurve omvat die referentieluchtvolume en drukverschil voor het testen van het SPI benadert; |
15. |
„referentiedebiet” (uitgedrukt in m3/s): de absciswaarde tot een punt op een curve in het diagram debiet/druk dat zich op of het dichtst bij een referentiepunt bevindt bij minstens 70 % van het maximale debiet en 50 Pa voor eenheden met luchtkanalen en bij een minimumdruk voor eenheden zonder luchtkanalen. Voor tweerichtingsventilatie-eenheden geldt het referentieluchtvolumedebiet aan de uitlaat van de aangezogen lucht; |
16. |
„regelingsfactor (CTRL — control factor)”: een correctiefactor voor de berekening van het SEC afhankelijk van het soort regelaar dat deel uitmaakt van de ventilatie-eenheid, overeenkomstig de beschrijving in tabel 1 van bijlage VIII; |
17. |
„regelingsparameter”: een meetbare parameter of reeks van meetbare parameters die wordt geacht representatief te zijn voor de ventilatiebehoefte, zoals het niveau van relatieve vochtigheid (RH — relative humidity), koolstofdioxide (CO2), vluchtige organische stoffen (VOS) of andere gassen, detectie van aanwezigheid, beweging of bezetting door middel van infrarode lichaamswarmte of door weerkaatsing van ultrasone golven, elektrische signalen afkomstig van de bediening van lichten of apparatuur door personen; |
18. |
„manuele regeling”: elk soort regeling dat geen gebruik maakt van behoeftegestuurde regeling; |
19. |
„behoeftegestuurde regeling”: inrichting of reeks van inrichtingen, geïntegreerd dan wel als een afzonderlijke levering, die een regelingsparameter meet en het resultaat gebruikt om het debiet van de eenheid en/of de debieten van de luchtkanalen automatisch te regelen; |
20. |
„klokregeling”: een door een klok geregelde (regeling volgens het uur van de dag) menselijke interface om de ventilatorsnelheid/het debiet van de ventilatie-eenheid te regelen, met minstens manuele instellingen voor de zeven dagen van de week van het aanpasbare debiet voor minstens twee perioden waarin de ventilatie wordt gereduceerd, d.w.z. perioden met een beperkter of geen debiet; |
21. |
„behoeftegestuurde ventilatieregeling (DCV — demand controlled ventilation)”: een ventilatie-eenheid met een behoeftegestuurde regeling; |
22. |
„eenheid met luchtkanalen”: een ventilatie-eenheid bedoeld om één of meer vertrekken of gesloten ruimten in een gebouw te verluchten met gebruikmaking van luchtkanalen en om met overgangsstukken tussen de luchtkanalen te worden uitgerust; |
23. |
„eenheid zonder luchtkanalen”: ventilatie-eenheid bedoeld om één vertrek of gesloten ruimte in een gebouw te verluchten, en niet om te zijn uitgerust met overgangsstukken tussen luchtkanalen; |
24. |
„centrale behoeftegestuurde regeling”: een behoeftegestuurde regeling van een ventilatie-eenheid met luchtkanalen die de ventilatorsnelheid of -snelheden en het debiet permanent regelt op basis van één centrale sensor voor het hele geventileerde gebouw of deel van het gebouw; |
25. |
„plaatselijke behoeftegestuurde regeling”: een behoeftegestuurde regeling voor een ventilatie-eenheid die de ventilatorsnelheid of -snelheden en het debiet permanent regelt op basis van meer dan één sensor voor een ventilatie-eenheid met luchtkanalen of van één sensor voor een eenheid zonder luchtkanalen; |
26. |
„statische druk (psf)”: de totale druk min de dynamische druk van de ventilator; |
27. |
„totale druk (pf)”: het verschil tussen de stagnatiedruk bij de ventilatoruitlaat en die bij de ventilatorinlaat; |
28. |
„stagnatiedruk”: de druk gemeten op een punt in een gasstroom wanneer die door een isentroop proces tot stilstand komt; |
29. |
„dynamische druk”: de druk die wordt berekend op basis van het debiet en de gemiddelde dichtheid van het gas bij de uitlaat van de eenheid en de oppervlakte van de uitlaat van de eenheid; |
30. |
„recuperatieve warmtewisselaar”: een warmtewisselaar bedoeld om thermische energie van één luchtstroom naar een andere over te brengen zonder bewegende delen, zoals een platen- of buizenwarmtewisselaar met parallelle stroom, kruiselingse stroom of tegenstroom, of een combinatie daarvan, of een platen- of buizenwarmtewisselaar met stoomdiffusie; |
31. |
„regeneratieve warmtewisselaar”: een warmtewiel dat een draaiend wiel bevat om thermische energie van één luchtstroom naar de andere over te brengen; het warmtewiel omvat onder meer materiaal dat latente warmteoverbrenging mogelijk maakt, een aandrijfmechanisme, een kast of kader, en dichtingen om bypass en lekkage van lucht uit de ene of andere stroom te beperken; de vochtterugwinning door deze warmtewisselaars verschilt naargelang van het gebruikte materiaal; |
32. |
„gevoeligheid van de luchtstroom voor drukschommelingen” bij een RVE zonder luchtkanalen is de verhouding tussen de maximale afwijking van het maximale debiet van de RVE bij + 20 Pa en die bij – 20 Pa extern totaal drukverschil; |
33. |
„luchtdichtheid tussen binnen en buiten” van een RVE zonder luchtkanalen is het debiet (uitgedrukt in m3/h) tussen binnen en buiten wanneer de ventilator of ventilatoren is of zijn uitgeschakeld. |
BIJLAGE II
Specifieke energieverbruiksklassen
Specifieke energieverbruiksklassen (SEC-klassen) van residentiële ventilatie-eenheden, berekend voor een gematigd klimaat:
Tabel 1
Classificatie met ingang van 1 januari 2016
SEC-klasse |
SEC in kWh/a.m2 |
A+ (meest efficiënt) |
SEC < – 42 |
A |
– 42 ≤ SEC < – 34 |
B |
– 34 ≤ SEC < – 26 |
C |
– 26 ≤ SEC < – 23 |
D |
– 23 ≤ SEC < – 20 |
E |
– 20 ≤ SEC < – 10 |
F |
– 10 ≤ SEC < 0 |
G (minst efficiënt) |
0 ≤ SEC |
BIJLAGE III
Het etiket
1.
Etiket voor EVE's die na 1 januari 2016 in de handel worden gebracht:
Op het etiket moet de volgende informatie zijn vermeld:
I |
naam van de leverancier of het handelsmerk; |
II |
typeaanduiding van de leverancier; |
III |
energie-efficiëntie; de punt van de pijl die de energie-efficiëntieklasse van het apparaat bevat, wordt op dezelfde hoogte geplaatst als de punt van de pijl van de desbetreffende energie-efficiëntieklasse. De energie-efficiëntie wordt vermeld voor een „gematigd” klimaat; |
IV |
geluidsvermogensniveau (LWA) in dB afgerond tot het dichtstbijzijnde gehele getal; |
V |
maximaal debiet in m3/h afgerond tot het dichtstbijzijnde gehele getal, en één pijl voor EVE's. |
2.
Etiket voor TVE's die na 1 januari 2016 in de handel worden gebracht:
Op het etiket moet de volgende informatie zijn vermeld:
I |
naam van de leverancier of het handelsmerk; |
II |
typeaanduiding van de leverancier; |
III |
energie-efficiëntie; de punt van de pijl die de energie-efficiëntieklasse van het apparaat bevat, wordt op dezelfde hoogte geplaatst als de punt van de pijl van de desbetreffende energie-efficiëntieklasse. De energie-efficiëntie wordt vermeld voor een „gematigd” klimaat; |
IV |
geluidsvermogensniveau (LWA) in dB afgerond tot het dichtstbijzijnde gehele getal; |
V |
maximaal debiet in m3/h afgerond tot het dichtstbijzijnde gehele getal, en twee pijlen in tegenovergestelde richtingen voor TVE's. |
3.
De etiketten voor residentiële ventilatie-eenheden in de punten 1 tot en met 2 moeten de volgende vorm hebben:
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
|
Het etiket moet ten minste 75 mm breed en 150 mm hoog zijn. Wanneer het etiket groter wordt afgedrukt, moet de inhoud in verhouding tot de bovenvermelde specificaties blijven. |
|
De achtergrond moet wit zijn. |
|
De gebruikte kleuren zijn cyaan, magenta, geel en zwart en worden volgens het volgende voorbeeld vermeld: 00-70-X-00: 0 % cyaan, 70 % magenta, 100 % geel, 0 % zwart. |
|
Het etiket moet aan alle hierna genoemde voorwaarden voldoen (de cijfers verwijzen naar de bovenstaande afbeelding):
|