This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32014R0537
Regulation (EU) No 537/2014 of the European Parliament and of the Council of 16 April 2014 on specific requirements regarding statutory audit of public-interest entities and repealing Commission Decision 2005/909/EC Text with EEA relevance
Verordening (EU) nr. 537/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende specifieke eisen voor de wettelijke controles van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang en tot intrekking van Besluit 2005/909/EG van de Commissie Voor de EER relevante tekst
Verordening (EU) nr. 537/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende specifieke eisen voor de wettelijke controles van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang en tot intrekking van Besluit 2005/909/EG van de Commissie Voor de EER relevante tekst
PB L 158 van 27.5.2014, p. 77–112
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force: This act has been changed. Current consolidated version: 09/01/2024
27.5.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 158/77 |
VERORDENING (EU) Nr. 537/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 16 april 2014
betreffende specifieke eisen voor de wettelijke controles van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang en tot intrekking van Besluit 2005/909/EG van de Commissie
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De wet heeft aan wettelijke auditors en aan auditkantoren de uitvoering van de wettelijke controles van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang toevertrouwd, teneinde het vertrouwen van het publiek in de jaarlijkse financiële overzichten en geconsolideerde financiële overzichten van deze organisaties te vergroten. Het publieke belang van de wettelijke controle betekent dat een grote kring van personen en instellingen vertrouwt op de kwaliteit van het werk van deze wettelijke auditors of deze auditkantoren. Controles van goede kwaliteit dragen bij tot een behoorlijke werking van de markten doordat de integriteit en de efficiëntie van de financiële overzichten worden vergroot. Wettelijke auditors vervullen zo een bijzonder belangrijke maatschappelijke rol. |
(2) |
De wetgeving van de Europese Unie schrijft voor dat de financiële overzichten, die bestaan uit jaarlijkse financiële overzichten of geconsolideerde financiële overzichten, van kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen, emittenten van effecten die zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt, betalingsinstellingen, instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's), instellingen voor elektronisch geld, en alternatieve beleggingsinstellingen moeten worden gecontroleerd door een of meer personen die bevoegd zijn tot het uitvoeren van dergelijke controles overeenkomstig de wetgeving van de Unie, met name: artikel 1, lid 1, van Richtlijn 86/635/EEG van de Raad (3), artikel 1, lid 1, van Richtlijn 91/674/EEG van de Raad (4); artikel 4, lid 4, van Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad (5); artikel 15, lid 2, van Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad (6); artikel 73 van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (7); artikel 3, lid 1, van Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad (8); en artikel 22, lid 3, van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad (9). Voorts schrijft artikel 4, lid 1, onder 1), van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad (10) ook voor dat de jaarlijkse financiële overzichten van beleggingsondernemingen moeten worden gecontroleerd, indien Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad (11) niet van toepassing is. |
(3) |
De voorwaarden voor de toelating van de personen die belast zijn met het uitvoeren van de wettelijke controle van financiële overzichten, alsmede de minimumeisen voor het uitvoeren van deze wettelijke controle zijn vastgelegd in Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad (12). |
(4) |
De Commissie heeft op 13 oktober 2010 het groenboek met als titel „Beleid inzake controle van financiële overzichten: lessen uit de crisis” gepubliceerd, dat een brede openbare raadpleging van start deed gaan, in de algemene context van de hervorming van de regulering van de financiële markt, over de rol en het bereik van de auditfunctie en de manier waarop de auditfunctie kan worden verbeterd om bij te dragen tot meer financiële stabiliteit. Die openbare raadpleging toonde aan dat de regels van Richtlijn 2006/43/EG betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen van organisaties van openbaar belang zouden kunnen worden verbeterd. Het Europees Parlement heeft op 13 september 2011 op eigen initiatief een verslag over het groenboek aangenomen. Voorts heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité op 16 juni 2011 een advies over dit groenboek aangenomen. |
(5) |
Het is belangrijk om gedetailleerde regels vast te stellen om te verzekeren dat de wettelijke controles van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang van voldoende kwaliteit zijn en worden uitgevoerd door wettelijke auditors en auditkantoren waarvoor strenge eisen gelden. Een gemeenschappelijke regelgevingsaanpak moet verbetering brengen in de integriteit, onafhankelijkheid, objectiviteit, verantwoordelijkheid, transparantie en betrouwbaarheid van wettelijke auditors en auditkantoren die wettelijke controles van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang uitvoeren, wat moet bijdragen tot de kwaliteit van wettelijke controles in de Unie, en daarmee tot het soepel functioneren van de interne markt, en tegelijkertijd een hoog niveau van bescherming van de consument en de belegger waarborgt. De ontwikkeling van een aparte wet voor organisaties van openbaar belang moet ook zorgen voor consistente harmonisatie en uniforme toepassing van de regels en zo bijdragen tot een effectiever functioneren van de interne markt. Deze strikte eisen moeten gelden voor wettelijke auditors en auditkantoren, voor zover deze wettelijke controles van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang uitvoeren. |
(6) |
Kenmerkend voor de wettelijke controle in sommige lidstaten van de financiële overzichten van coöperaties en spaarbanken is dat zij hun wettelijke auditor of auditkantoor niet vrij kunnen kiezen. De auditorganisatie waar de coöperatie of de spaarbank toe behoort, is bij wet verplicht de wettelijke controle uit te voeren. Dergelijke auditorganisaties handelen zonder winstoogmerk en streven overeenkomstig hun juridische status geen commerciële belangen na. Voorts hebben de afdelingen van deze organisaties geen gemeenschappelijk economisch belang, zodat hun onafhankelijkheid niet in het gedrang komt. Dienovereenkomstig zouden de lidstaten de mogelijkheid moeten hebben coöperaties in de zin van artikel 2, punt 14, van Richtlijn 2006/43/EG, spaarbanken en soortgelijke entiteiten als bedoeld in artikel 45 van Richtlijn 86/635/EEG of hun dochterondernemingen of rechtsopvolgers uit te zonderen van deze verordening, mits is voldaan aan de beginselen van onafhankelijkheid als neergelegd in Richtlijn 2006/43/EG. |
(7) |
De hoogte van de honoraria die van een gecontroleerde entiteit worden ontvangen, en de structuur van de honoraria kunnen een bedreiging vormen voor de onafhankelijkheid van wettelijke auditors of auditkantoren. Het is dan ook van belang ervoor te zorgen dat de honoraria voor controles niet resultaatgebonden zijn en dat, als de honoraria voor controles van één enkele cliënt, met inbegrip van zijn dochterondernemingen, aanzienlijk zijn, er een specifieke procedure, waarbij het auditcomité betrokken wordt, wordt vastgesteld om de kwaliteit van de controles te waarborgen. Als de afhankelijkheid van een wettelijke auditor of het auditkantoor van één cliënt te groot wordt, moet het auditcomité op goede gronden beslissen of de wettelijke auditor of het auditkantoor de wettelijke controle verder mag uitvoeren. Bij het nemen van die beslissing moet het auditcomité onder meer de bedreigingen voor de onafhankelijkheid en de gevolgen van een dergelijke beslissing in overweging nemen. |
(8) |
Het leveren van bepaalde andere diensten dan wettelijke controles (niet-controlediensten) aan gecontroleerde entiteiten door wettelijke auditors, auditkantoren of leden van hun netwerken, kan hun onafhankelijkheid in het gedrang brengen. Het verlenen van bepaalde niet-controlediensten zoals specifieke belasting-, consultancy- en adviesdiensten aan de gecontroleerde entiteit, haar moederonderneming of haar gecontroleerde ondernemingen binnen de Unie dient daarom te worden verboden. Diensten die inhouden dat er een rol wordt vervuld bij het beheer of de besluitvorming van de gecontroleerde entiteit, kunnen zijn: beheer van werkkapitaal, verstrekken van financiële informatie, bedrijfsprocesoptimalisatie, beheer van liquide middelen, vaststellen van verrekenprijzen, creëren van efficiënte toeleveringsketens en dergelijke. Diensten die verband houden met de financiering, de kapitaalstructuur en -toewijzing, en de beleggingsstrategie van de gecontroleerde entiteit dienen te worden verboden, met uitzondering van due diligence-diensten, het verschaffen van „comfort letters” met betrekking tot door de gecontroleerde entiteit uitgegeven prospectussen en andere assurancediensten. |
(9) |
Het moet voor de lidstaten mogelijk zijn te besluiten wettelijke auditors en auditkantoren toe te laten bepaalde belasting- en waarderingsdiensten te verlenen, als dergelijke diensten niet van materieel belang zijn en afzonderlijk dan wel samengevoegd geen rechtstreeks effect op de gecontroleerde financiële overzichten hebben. Hebben dergelijke diensten betrekking op agressieve fiscale planning, dan mogen ze niet als niet van materieel belang worden beschouwd. Een wettelijke auditor of auditkantoor mag aan de gecontroleerde entiteit dan ook geen dergelijke diensten verlenen. Een wettelijke auditor of auditkantoor moet de mogelijkheid hebben om niet-controlediensten te verstrekken die door deze verordening niet verboden zijn, als die dienstverlening vooraf is goedgekeurd door het auditcomité en als de wettelijke auditor of het auditkantoor zich ervan vergewist heeft dat die dienstverlening voor de onafhankelijkheid van de wettelijke auditor of het auditkantoor geen bedreiging vormt die door de toepassing van veiligheidsmaatregelen niet kan worden teruggebracht op een aanvaardbaar niveau. |
(10) |
Teneinde belangenconflicten te vermijden, is het van belang dat de wettelijke auditor of het auditkantoor, alvorens een opdracht voor een wettelijke controle van de financiële overzichten van een organisatie van openbaar belang te aanvaarden of voort te zetten, beoordeelt of is voldaan aan de onafhankelijkheidsvereisten, en in het bijzonder of zich bedreigingen voor de onafhankelijkheid voordoen als gevolg van de relatie met deze organisatie. De wettelijke auditor of het auditkantoor moet jaarlijks aan het auditcomité van de gecontroleerde entiteit zijn onafhankelijkheid bevestigen en moet met dat comité alle bedreigingen voor zijn onafhankelijkheid, alsook de toegepaste beschermingsmaatregelen om deze bedreigingen in te perken, bespreken. |
(11) |
Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (13) dient de verwerking van persoonsgegevens te regelen die in de lidstaten plaatsvindt in het kader van deze verordening en dergelijke verwerking van persoonsgegevens dient onder het toezicht van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten te gebeuren, in het bijzonder van de door de lidstaten aangewezen onafhankelijke publieke instanties. Het uitwisselen of doorgeven van informatie door de bevoegde autoriteiten dient te voldoen aan de voorschriften betreffende de doorgifte van persoonsgegevens die zijn neergelegd in Richtlijn 95/46/EG. |
(12) |
Een grondige opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling van de werkzaamheden die worden verricht voor elke wettelijke controleopdracht, moet bijdragen tot controles van hoge kwaliteit. De wettelijke auditor of het auditkantoor mag daarom zijn controleverklaring pas afgeven nadat deze opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling is afgerond. |
(13) |
De resultaten van de wettelijke controle van een organisatie van openbaar belang moeten worden aangeboden aan de belanghebbenden in de controleverklaring. Om het vertrouwen van de belanghebbenden in de financiële overzichten van de gecontroleerde entiteit te vergroten, is het met name van belang dat de controleverklaring gefundeerd en goed onderbouwd is. Naast de informatie die moet worden verstrekt op grond van artikel 28 van Richtlijn 2006/43/EG, moet de controleverklaring met name voldoende informatie bevatten over de onafhankelijkheid van de wettelijke auditor of het auditkantoor en over de vraag of wettelijke controle onregelmatigheden, zoals fraude, aan het licht kon brengen. |
(14) |
Wettelijke controles zouden voor de gecontroleerde entiteit met name een grotere waarde krijgen, als de communicatie tussen de wettelijke auditor of het auditkantoor enerzijds en het auditcomité anderzijds wordt versterkt. Naast de regelmatige dialoog tijdens de uitvoering van de wettelijke controle, is het van belang dat de wettelijke auditor of het auditkantoor het auditcomité ook een aanvullende en gedetailleerdere verklaring over de resultaten van de wettelijke controle verstrekt. Die aanvullende verklaring dient niet later dan de controleverklaring aan het auditcomité te worden verstrekt. De wettelijke auditor of het auditkantoor dient op verzoek met het auditcomité de belangrijke zaken te bespreken die in de aanvullende gedetailleerde verklaring zijn vermeld. Voorts moet het mogelijk zijn die aanvullende verklaring op verzoek beschikbaar te stellen aan de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op wettelijke auditors en auditkantoren, en aan derden, indien het nationaal recht daarin voorziet. |
(15) |
Wettelijke auditors of auditkantoren verstrekken bevoegde autoriteiten die toezien op organisaties van openbaar belang, al informatie over feiten of besluiten die een schending van de regels voor de activiteiten van de gecontroleerde entiteit of een bedreiging voor de bedrijfscontinuïteit van de gecontroleerde entiteit zouden kunnen vormen. De toezichthoudende taken zouden evenwel worden vergemakkelijkt als de toezichthouders van kredietinstellingen en verzekeringsondernemingen werden verplicht een effectieve dialoog met hun wettelijke auditors en auditkantoren op te zetten. |
(16) |
Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad (14) heeft het Europees Comité voor systeemrisico's (European Systemic Risk Board — ESRB) opgericht. De rol van het ESRB bestaat erin de toename van het systeemrisico in de Unie te monitoren. Gelet op de informatie waar wettelijke auditors en auditkantoren van systeemrelevante financiële instellingen toegang toe hebben, kan hun ervaring voor de werkzaamheden van het ESRB van nut zijn. Daarom dient deze verordening de instelling van een jaarlijks forum voor wederzijdse dialoog tussen wettelijke auditors en auditkantoren enerzijds en het ESRB anderzijds, op sectorale, geanonimiseerde basis mogelijk te maken. |
(17) |
Om het vertrouwen in en de aansprakelijkheid van wettelijke auditors en auditkantoren die de wettelijke controle van de financiële overzichten van organisaties van openbaar belang uitvoeren, te vergroten, is het van belang dat de verslaglegging door wettelijke auditors en auditkantoren, wat de transparantie betreft, wordt uitgebreid. Wettelijke auditors en auditkantoren moeten daarom worden verplicht financiële informatie bekend te maken, waarbij zij met name hun totale omzet moeten laten zien, uitgesplitst naar door organisaties van openbaar belang betaalde honoraria voor controles van financiële overzichten, door andere entiteiten betaalde honoraria voor controles, en honoraria voor overige diensten. Zij moeten ook financiële informatie op het niveau van het netwerk waartoe zij behoren, bekendmaken. Wettelijke auditors en auditkantoren moeten aan de bevoegde autoriteiten aanvullende supplementaire informatie over honoraria voor controles verstrekken, om hun toezichthoudende taken te vergemakkelijken. |
(18) |
Het is van belang dat de rol van het auditcomité bij de selectie van een nieuwe wettelijke auditor of een nieuw auditkantoor wordt versterkt, opdat de algemene aandeelhouders- of ledenvergadering van de gecontroleerde entiteit een beter onderbouwd besluit kan nemen. Wanneer het leidinggevend of toezichthoudend orgaan dus een voorstel doet aan de algemene vergadering, moet het uitleggen of de voorkeur van het auditcomité wordt gevolgd, en indien dat niet het geval is, waarom niet. De aanbeveling van het auditcomité moet ten minste twee keuzemogelijkheden voor de controleopdracht bevatten en een deugdelijk gemotiveerde voorkeur voor een daarvan, zodat ook echt wat te kiezen valt. Om in zijn aanbeveling een eerlijke en afdoende motivering te kunnen geven, moet het auditcomité gebruikmaken van de resultaten van een verplichte selectieprocedure die door de gecontroleerde entiteit is georganiseerd onder de verantwoordelijkheid van het auditcomité. In deze selectieprocedure mag de gecontroleerde entiteit wettelijke auditors en auditkantoren met een klein marktaandeel er niet van weerhouden voorstellen voor de controleopdracht in te dienen. De aanbestedingsdocumenten moeten transparante en niet-discriminerende selectiecriteria bevatten die bij de evaluatie van de voorstellen moeten worden gebruikt. Omdat deze selectieprocedure echter onevenredige kosten met zich mee kan brengen voor ondernemingen met een beperkte beurswaarde of voor kleine en middelgrote organisaties van openbaar belang, gezien hun omvang, is het aangewezen dergelijke ondernemingen en organisaties van de verplichting om een selectieprocedure voor een nieuwe wettelijke auditor of een auditkantoor te organiseren te ontslaan. |
(19) |
Het recht van de algemene aandeelhouders- of ledenvergadering van de gecontroleerde entiteit om de wettelijke auditor of het auditkantoor te kiezen zou van geen enkele waarde zijn als de gecontroleerde entiteit een contract zou sluiten met een derde partij die deze keuze beperkt. Elke bepaling van een overeenkomst met een derde partij waartoe de gecontroleerde entiteit zich verbindt, betreffende de benoeming van of houdende een beperking van de keuze tot bepaalde wettelijke auditors of bepaalde auditkantoren, moet daarom als nietig worden beschouwd. |
(20) |
De benoeming van meer dan één wettelijke auditor of auditkantoor door organisaties van openbaar belang zou de professioneel-kritische instelling versterken en de kwaliteit van de controles helpen te verhogen. Deze maatregel, in combinatie met de aanwezigheid van kleinere auditkantoren in de auditmarkt, zou ook de ontwikkeling van de capaciteit van zulke kantoren bevorderen en aldus bijdragen tot een ruimere keuze aan wettelijke auditors en auditkantoren voor organisaties van openbaar belang. Deze moeten daarom worden aangemoedigd en gestimuleerd om meer dan één wettelijke auditor of auditkantoor te benoemen voor de uitvoering van de wettelijke controle. |
(21) |
Om het gevaar van te grote vertrouwelijkheid aan te pakken en zo de onafhankelijkheid van wettelijke auditors en auditkantoren te versterken, is het van belang een maximumduur vast te stellen voor de controleopdracht van een wettelijke auditor of auditkantoor bij een bepaalde gecontroleerde entiteit. Daarnaast voorziet deze verordening, als middel om de onafhankelijkheid van de wettelijke auditor of het auditkantoor te vergroten, de professioneel-kritische instelling te versterken en de kwaliteit van de controles te verhogen, in de volgende alternatieven voor een verlenging van de maximumduur: regelmatige en open verplichte heraanbestedingen of de benoeming van meer dan één wettelijke auditor of auditkantoor door organisaties van openbaar belang. Ook zou het betrekken van kleinere auditkantoren bij deze maatregelen de ontwikkeling van de capaciteit van zulke kantoren ten goede komen en aldus bijdragen tot een ruimere keuze aan wettelijke auditors en auditkantoren voor organisaties van openbaar belang. Er moet ook een geschikt geleidelijk roulatiemechanisme worden ingevoerd met betrekking tot de voornaamste vennoten die namens het auditkantoor de wettelijke controle uitvoeren. Het is tevens van belang om te voorzien in een passende periode waarbinnen deze wettelijke auditor of dit auditkantoor geen wettelijke controles van financiële overzichten van dezelfde organisatie mag uitvoeren. Om voor een soepele overgang te zorgen, moet de vorige wettelijke auditor een dossier met relevante informatie overdragen aan de nieuwe wettelijke auditor. |
(22) |
Om belangenconflicten te vermijden en er zo voor te zorgen dat beleggers en consumenten een groot vertrouwen in de interne markt hebben, moeten wettelijke auditors en auditkantoren worden onderworpen aan passend toezicht door bevoegde autoriteiten die onafhankelijk zijn van de beroepsgroep van de auditors en die beschikken over voldoende capaciteit, expertise en middelen. De lidstaten moeten elk van de taken van hun bevoegde autoriteiten aan andere entiteiten of organisaties kunnen delegeren of hun bevoegde autoriteiten kunnen toelaten deze aan hen te delegeren, met uitzondering van de taken die verband houden met kwaliteitsborgingsstelsels, onderzoeken en tuchtregelingen. De lidstaten moeten er echter voor kunnen kiezen om taken in verband met tuchtregelingen te delegeren aan andere autoriteiten en organisaties, mits de meerderheid van de bij het beheer van die autoriteit of die organisatie betrokken personen onafhankelijk is van de beroepsgroep van de auditors. De nationale bevoegde autoriteiten moeten beschikken over de nodige bevoegdheden om hun toezichthoudende taken ter hand te nemen, met inbegrip van de bevoegdheid om toegang te krijgen tot gegevens, informatie te verkrijgen en inspecties uit te voeren. Zij moeten zich specialiseren in het toezicht op financiële markten, in de naleving van financiële verslaggevingsverplichtingen of in het toezicht op wettelijke controles van financiële overzichten. Het moet evenwel mogelijk zijn dat het toezicht op de naleving van de aan organisaties van openbaar belang opgelegde verplichtingen wordt uitgeoefend door de bevoegde autoriteiten die belast zijn met het toezicht op deze organisaties. De financiering van de bevoegde autoriteiten moet beschermd zijn tegen ongewenste beïnvloeding door wettelijke auditors of auditkantoren. |
(23) |
De kwaliteit van het toezicht zou moeten verbeteren, als er effectieve samenwerking is tussen de autoriteiten die op nationaal niveau met verschillende taken zijn belast. De autoriteiten die bevoegd zijn voor het toezicht op de naleving van de verplichtingen met betrekking tot de wettelijke controle van de financiële overzichten van organisaties van openbaar belang, moeten daarom samenwerken met de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de in Richtlijn 2006/43/EG omschreven taken, met de autoriteiten die toezicht houden op organisaties van openbaar belang, en met de financiële inlichtingeneenheden als bedoeld in Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (15). |
(24) |
Externe kwaliteitsborging voor wettelijke controles is essentieel voor controles van hoge kwaliteit. Zij verhoogt de geloofwaardigheid van gepubliceerde financiële informatie en biedt een betere bescherming aan aandeelhouders, beleggers, kredietverleners en andere belanghebbende partijen. Wettelijke auditors en auditkantoren moeten daarom worden onderworpen aan een kwaliteitsborgingsstelsel onder verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteiten, zodat de objectiviteit en de onafhankelijkheid van de beroepsgroep van de auditors worden gewaarborgd. Kwaliteitsbeoordelingen moeten op zodanige wijze worden georganiseerd dat elke wettelijke auditor die en elk auditkantoor dat controles van organisaties van openbaar belang uitvoert, worden onderworpen aan een kwaliteitsbeoordeling op basis van een risicoanalyse. Wat betreft wettelijke auditors en auditkantoren die wettelijke controles van de financiële overzichten van andere organisaties van openbaar belang uitvoeren dan die als omschreven in artikel 2, punten 17 en 18, van Richtlijn 2006/43/EG, dient die beoordeling ten minste om de drie jaar plaats te vinden, en in andere gevallen, ten minste om de zes jaar. De aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2008 inzake de externe kwaliteitsborging voor wettelijke auditors en auditkantoren die jaarrekeningen van organisaties van openbaar belang (16) controleren, bevat informatie over de wijze waarop inspecties moeten plaatsvinden. Kwaliteitsbeoordelingen moeten passend zijn en in verhouding staan tot de schaal en de complexiteit van de werkzaamheden van de beoordeelde wettelijke auditor of het beoordeelde auditkantoor. |
(25) |
De markt voor het leveren van wettelijke controlediensten aan organisaties van openbaar belang ontwikkelt zich in de loop van de tijd. Het is daarom noodzakelijk dat de bevoegde autoriteiten de ontwikkelingen op de markt volgen, in het bijzonder wat betreft de risico's die voortvloeien uit een hoge marktconcentratie, ook binnen specifieke sectoren, en de prestaties van auditcomités. |
(26) |
De transparantie van de activiteiten van de bevoegde autoriteiten moet het vertrouwen van beleggers en consumenten in de interne markt helpen vergroten. De bevoegde autoriteiten moeten daarom worden verplicht om regelmatig verslag te doen van hun activiteiten en om informatie te publiceren over bevindingen en conclusies van inspecties, in geaggregeerde vorm, of afzonderlijk indien lidstaten dit zo voorzien. |
(27) |
Samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten kan een belangrijke bijdrage leveren aan het waarborgen van wettelijke controles van financiële overzichten in de Unie die constant van hoge kwaliteit zijn. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten daarom, indien nodig, onderling samenwerken ten behoeve van de uitvoering van hun toezichthoudende taken met betrekking tot wettelijke controles. Zij dienen het beginsel in acht te nemen dat de regelgeving en het toezichtstelsel van de lidstaat van herkomst van toepassing zijn, dat wil zeggen de lidstaat waar de wettelijke auditor of het auditkantoor is toegelaten en waar de statutaire zetel van de gecontroleerde entiteit is gevestigd. De samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten moet worden geregeld in het kader van een comité van Europese auditorstoezichthouders (Ceaob), dat moet bestaan uit hooggeplaatste vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten. Om de consequente toepassing van deze verordening te verbeteren, dient het Ceaob niet-bindende richtsnoeren of adviezen te kunnen vaststellen. Voorts moet het comité de uitwisseling van informatie vergemakkelijken, advies verlenen aan de Commissie en bijdragen tot technische evaluaties en technische onderzoeken. Voor de uitvoering van de technische beoordeling van stelsels van publiek toezicht van derde landen, en de internationale samenwerking op dit gebied tussen de lidstaten en derde landen, dient het Ceaob een subgroep op te richten, voorgezeten door het lid dat door de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten — ESMA (17)) is aangewezen, en de ESMA, de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit — EBA (18)) of de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen — EIOPA (19)) om bijstand te verzoeken, voor zover dat verzoek betrekking heeft op de internationale samenwerking tussen de lidstaten en derde landen op het gebied van de wettelijke controles van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang die onder toezicht staan van de Europese toezichthoudende autoriteiten. Het secretariaat van het Ceaob dient verzorgd te worden door de Commissie, en dient, op basis van het door het Ceaob overeengekomen werkprogramma, desbetreffende uitgaven op te nemen in zijn ramingen voor het volgende jaar. |
(28) |
De samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten moet onder andere bestaan uit samenwerking met betrekking tot kwaliteitsbeoordelingen en bijstand bij onderzoeken die verband houden met de uitvoering van wettelijke controles van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang, ook in gevallen waarin het onderzochte gedrag geen schending vormt van wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen die van kracht zijn in de betrokken lidstaten. De bijzonderheden van de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten dienen de oprichting van colleges van bevoegde autoriteiten en de onderlinge delegatie van taken te omvatten. Bij deze samenwerking moet rekening worden gehouden met het „netwerk” waartoe wettelijke auditors en auditkantoren behoren. De bevoegde autoriteiten moeten passende regels op het gebied van vertrouwelijkheid en beroepsgeheim in acht nemen. |
(29) |
De onderlinge verbondenheid van kapitaalmarkten maakt het noodzakelijk bevoegde autoriteiten de bevoegdheid te geven om met toezichthoudende autoriteiten en organen van derde landen samen te werken op het gebied van de uitwisseling van informatie of kwaliteitsbeoordelingen. Indien de samenwerking met autoriteiten van derde landen echter betrekking heeft op werkdocumenten van een controle of op andere documenten die in het bezit zijn van wettelijke auditors of auditkantoren, moeten de in Richtlijn 2006/43/EG neergelegde procedures gelden. |
(30) |
Duurzame auditcapaciteit en een concurrerende markt voor wettelijke controlediensten met voldoende keuze aan wettelijke auditors en auditkantoren die in staat zijn wettelijke controles van organisaties van openbaar belang uit te voeren, zijn noodzakelijk voor een goede werking van de kapitaalmarkten. De bevoegde autoriteiten en het European Competition Network (ECN) moeten verslag doen van de door deze verordening aangebrachte wijzigingen in de structuur van de auditmarkt. |
(31) |
Het afstemmen door de Commissie van de procedures voor de vaststelling van gedelegeerde handelingen op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op de artikelen 290 en 291, dient per geval te geschieden. Teneinde in te spelen op de ontwikkelingen in de auditpraktijk en het auditberoep moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen. Meer bepaald moet er gebruik worden gemaakt van gedelegeerde handelingen om internationale standaarden voor audit vast te stellen op het gebied van auditpraktijk en onafhankelijkheid van en interne controle op wettelijke auditors en auditkantoren. De vastgestelde internationale standaarden voor audit dienen geen voorschriften van deze verordening te wijzigen of aan te vullen, tenzij uitdrukkelijk vermeld. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad. |
(32) |
Om rechtszekerheid en een soepele overgang naar de bij deze verordening ingevoerde regeling te waarborgen, is het van belang dat er een overgangsperiode wordt ingevoerd voor de inwerkingtreding van de verplichting om wettelijke auditors en auditkantoren te rouleren en de verplichting om een selectieprocedure voor de keuze van wettelijke auditors en auditkantoren te organiseren. |
(33) |
Verwijzingen naar de voorschriften van Richtlijn 2006/43/EG gelden als verwijzingen naar de nationale bepalingen die de voorschriften van genoemde richtlijn omzetten. Het nieuwe Europese auditkader, zoals vastgesteld door deze verordening en Richtlijn 2014/56/EU van het Europees Parlement en de Raad (20) vervangt de bestaande voorschriften van Richtlijn 2006/43/EG en moet worden uitgelegd zonder verwijzing naar vorige instrumenten, zoals Commissieaanbevelingen, die onder het vorige kader zijn aangenomen. |
(34) |
Daar de doelstellingen van deze verordening, te weten, het verduidelijken en beter definiëren van de rol van wettelijke controles van financiële overzichten met betrekking tot organisaties van openbaar belang, het verbeteren van de informatie die de wettelijke auditor of het auditkantoor verstrekt aan de gecontroleerde entiteit, beleggers en andere belanghebbenden, het verbeteren van de communicatiekanalen tussen auditors en toezichthouders van organisaties van openbaar belang, het voorkomen dat zich belangenconflicten voordoen als gevolg van het leveren van niet-controlediensten aan organisaties van openbaar belang, het inperken van het risico van een mogelijk belangenconflict als gevolg van het bestaande systeem waarbij de gecontroleerde de auditor selecteert en betaalt of van te grote vertrouwelijkheid, het vergemakkelijken van het veranderen van en de keuze van een wettelijke auditor of een auditkantoor voor organisaties van openbaar belang, het vergroten van het aanbod van wettelijke auditors en auditkantoren voor organisaties van openbaar belang en het verbeteren van de doeltreffendheid, onafhankelijkheid en consistentie van de regelgeving en het toezicht op wettelijke auditors en auditkantoren die wettelijke controles uitvoeren bij organisaties van openbaar belang, met inbegrip van samenwerking op communautair niveau, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt maar wegens hun omvang beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. |
(35) |
Deze verordening respecteert de grondrechten en is in overeenstemming met de beginselen die met name worden erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in het bijzonder het recht op eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven, het recht op de bescherming van persoonsgegevens en de vrijheid van ondernemerschap, en zij dient te worden toegepast overeenkomstig deze rechten en beginselen. |
(36) |
De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (21) en heeft op 23 april 2012 een advies gegeven (22). |
(37) |
Er dient een nieuw wettelijk kader betreffende de wettelijke controles van financiële overzichten en geconsolideerde financiële overzichten te worden vastgesteld door deze verordening en door Richtlijn 2014/56/EU van het Europees Parlement en de Raad, en derhalve dient Besluit 2005/909/EG van de Commissie (23) te worden ingetrokken, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
TITEL I
ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES
Artikel 1
Onderwerp
Deze verordening stelt eisen vast voor de uitvoering van de wettelijke controle van de jaarlijkse financiële overzichten en geconsolideerde financiële overzichten van organisaties van openbaar belang, regels voor de organisatie en selectie van wettelijke auditors en auditkantoren door organisaties van openbaar belang om hun onafhankelijkheid te bevorderen en belangenconflicten te vermijden, alsmede regels voor het toezicht op de naleving van deze eisen door wettelijke auditors en auditkantoren.
Artikel 2
Toepassingsgebied
1. Deze verordening is van toepassing op:
a) |
wettelijke auditors en auditkantoren die wettelijke controles van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang uitvoeren; |
b) |
organisaties van openbaar belang. |
2. Deze verordening is van toepassing onverminderd Richtlijn 2006/43/EG.
3. Indien een coöperatie als bedoeld in artikel 2, punt 14, van Richtlijn 2006/43/EG, een spaarbank of een soortgelijke entiteit als bedoeld in artikel 45 van Richtlijn 86/635/EEG, of een dochteronderneming of rechtsopvolger van een coöperatie, een spaarbank of een soortgelijke entiteit als bedoeld in artikel 45 van Richtlijn 86/635/EEG krachtens nationale wetgeving lid mag of moet zijn van een controle-entiteit zonder winstoogmerk, kan de lidstaat besluiten dat deze verordening of sommige bepalingen ervan niet van toepassing zijn op de wettelijke controle van deze entiteit, mits de in Richtlijn 2006/43/EG neergelegde beginselen van onafhankelijkheid in acht worden genomen door de wettelijke auditor die de wettelijke controle bij een van haar leden uitvoert en door personen die wellicht invloed op de wettelijke controle kunnen uitoefenen.
4. Indien een coöperatie als bedoeld in artikel 2, punt 14, van Richtlijn 2006/43/EG, een spaarbank of een soortgelijke entiteit als bedoeld in artikel 45 van Richtlijn 86/635/EEG, een dochteronderneming of rechtsopvolger van dergelijke coöperatie, spaarbank of soortgelijke entiteit als bedoeld in artikel 45 van Richtlijn 86/635/EEG krachtens het nationale recht lid mag of moet zijn van een controle-entiteit zonder winstoogmerk, zou een objectieve, redelijke en goed ingelichte partij niet tot de conclusie komen dat de op lidmaatschap berustende relatie de onafhankelijkheid van de wettelijke auditor in het gedrang brengt, op voorwaarde dat, wanneer een dergelijke entiteit een wettelijke controle van financiële overzichten bij één van haar leden uitvoert, de beginselen van onafhankelijkheid van toepassing zijn op de wettelijke auditors die de controle van een financieel overzicht uitvoeren, alsmede op degenen die wellicht invloed kunnen uitoefenen op de wettelijke controle van financiële overzichten.
5. De lidstaat stelt de Commissie en het Comité van Europese auditorstoezichthouders (hierna „het Ceaob” genoemd), bedoeld in artikel 30, in kennis van dergelijke uitzonderlijke situaties waarin deze verordening of sommige bepalingen ervan niet worden toegepast. Hij bezorgt de Commissie en het Ceaob de lijst van bepalingen van deze verordening die niet zijn toegepast op de wettelijke controle van de in lid 3 van dit artikel bedoelde entiteiten en deelt de redenen mee die deze niet-toepassing rechtvaardigen.
Artikel 3
Definities
Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van artikel 2 van Richtlijn 2006/43/EG, behalve wat de in artikel 20 van deze verordening neergelegde definitie van „bevoegde autoriteit” betreft.
TITEL II
VOORWAARDEN VOOR HET UITVOEREN VAN WETTELIJKE CONTROLES VAN ORGANISATIES VAN OPENBAAR BELANG
Artikel 4
Honoraria voor wettelijke controles
1. De honoraria voor de levering van wettelijke controles van financiële overzichten aan organisaties van openbaar belang mogen geen voorwaardelijke honoraria zijn.
Onverminderd artikel 25 van Richtlijn 2006/43/EG wordt voor de toepassing van de eerste alinea onder een voorwaardelijk honorarium verstaan, een honorarium voor controleopdrachten berekend op een vooraf vastgelegde basis die verband houdt met de uitkomst of het resultaat van een transactie of het resultaat van het uitgevoerde werk. Een honorarium wordt niet als voorwaardelijk beschouwd indien een rechtbank of een bevoegde autoriteit het heeft vastgesteld.
2. Indien de wettelijke auditor of het auditkantoor de gecontroleerde entiteit, haar moederonderneming of ondernemingen waarover zij controle heeft gedurende een periode van drie of meer opeenvolgende boekjaren andere niet-controlediensten levert dan die bedoeld in artikel 5, lid 1, van deze verordening, mogen de totale honoraria voor deze diensten niet meer bedragen dan 70 % van de gemiddelde honoraria die de laatste drie opeenvolgende boekjaren zijn betaald voor de wettelijke controle(s) van financiële overzichten van de gecontroleerde entiteit, en waar van toepassing, van haar moederondernemingen, van ondernemingen waarover zij controle heeft, en van de geconsolideerde financiële overzichten van die groep van ondernemingen.
De in de eerste alinea genoemde limieten gelden niet voor andere niet-controlediensten dan die bedoeld in artikel 5, lid 1, die worden voorgeschreven door de nationale en de Uniewetgeving.
De lidstaten kunnen bepalen dat een bevoegde autoriteit, op verzoek van de wettelijke auditor of het auditkantoor, bij wijze van uitzondering mag toestaan dat de wettelijke auditor of het auditkantoor voor een periode van maximaal twee boekjaren wordt vrijgesteld van de in de eerste alinea neergelegde voorschriften voor een gecontroleerde entiteit.
3. Indien de totale honoraria die van een organisatie van openbaar belang in elk van de laatste drie opeenvolgende boekjaren worden ontvangen, meer dan 15 procent bedragen van de totale honoraria van de wettelijke auditor die, het auditkantoor dat of, in voorkomend geval, de groepsauditor die de wettelijke controle in elk van die boekjaren uitvoert, stelt die wettelijke auditor of dat auditkantoor, of in voorkomend geval de groepsauditor, het auditcomité daarvan in kennis en bespreekt hij/het met het auditcomité de bedreigingen voor zijn onafhankelijkheid en de genomen veiligheidsmaatregelen om die bedreigingen in te perken. Het auditcomité overweegt of de controleopdracht moet worden onderworpen aan een kwaliteitsbeoordeling door een andere wettelijke auditor of ander auditkantoor, voordat de controleverklaring wordt afgegeven.
Indien de van die organisatie van openbaar belang ontvangen honoraria hoger blijven dan 15 procent van de totale honoraria van de wettelijke auditor die, van het auditkantoor dat of, in voorkomend geval, van de groepsauditor die de wettelijke controle uitvoert, besluit het auditcomité op objectieve gronden of de groepsauditor, de wettelijke auditor of het auditkantoor van deze entiteit of groep entiteiten de wettelijke controle mag voortzetten gedurende een aanvullende periode die in geen geval langer dan twee jaar mag duren.
4. De lidstaten mogen strengere eisen vaststellen dan de in dit artikel genoemde eisen.
Artikel 5
Verbod op het leveren van niet-controlediensten
1. Een wettelijke auditor die of een auditkantoor dat de wettelijke controle van organisaties van openbaar belang uitvoert en ieder lid van een netwerk waartoe de wettelijke auditor of het auditkantoor behoort, mag direct noch indirect verboden niet-controlediensten verstrekken aan de gecontroleerde entiteit, haar moederonderneming en de ondernemingen waarover zij de controle heeft binnen de Unie tijdens:
a) |
de periode tussen het begin van de gecontroleerde periode en het uitbrengen van de controleverklaring; en |
b) |
het boekjaar onmiddellijk voorafgaand aan de onder a) bedoelde periode, met betrekking tot de in punt g) van de tweede alinea genoemde diensten; |
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder verboden niet-controlediensten verstaan:
a) |
het verlenen van belastingdiensten met betrekking tot:
|
b) |
diensten die het vervullen van een rol bij het beheer of de besluitvorming van de gecontroleerde entiteit inhouden; |
c) |
boekhouding en het opstellen van boekhoudkundige documenten en financiële overzichten; |
d) |
loonadministratie; |
e) |
het ontwikkelen en ten uitvoer leggen van procedures voor interne controle en risicobeheer die verband houden met de opstelling en/of controle van financiële informatie of het ontwikkelen en ten uitvoer leggen van financiële informatietechnologiesystemen; |
f) |
waarderingsdiensten, met inbegrip van waarderingen in verband met actuariële diensten of ondersteuningsdiensten bij rechtsgeschillen; |
g) |
juridische diensten, met betrekking tot:
|
h) |
diensten in verband met de interne controlefunctie van de gecontroleerde entiteit; |
i) |
diensten die verband houden met de financiering, de kapitaalstructuur en -toewijzing, en de investeringsstrategie van de gecontroleerde entiteit, met uitzondering van het verstrekken van assurancediensten in verband met financiële overzichten, waaronder het verschaffen van comfort letters met betrekking tot door de gecontroleerde entiteit uitgegeven prospectussen; |
j) |
het aanbevelen van, handelen in of inschrijven op aandelen in de gecontroleerde entiteit; |
k) |
personeelsdiensten, met betrekking tot:
|
2. De lidstaten kunnen andere diensten dan de in lid 1 genoemde diensten verbieden indien zij van oordeel zijn dat die diensten een mogelijke bedreiging voor de onafhankelijkheid vormen. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van aanvullingen op de in lid 1 opgenomen lijst.
3. In afwijking van de tweede alinea van lid 1 kunnen lidstaten de in punten a) i), a) iv) tot en met vii) en f), bedoelde diensten toelaten, op voorwaarde dat deze aan de volgende vereisten voldoen:
a) |
ze hebben, hetzij afzonderlijk, hetzij gezamenlijk, geen direct effect op, of ze zijn, hetzij afzonderlijk, hetzij gezamenlijk, niet van materieel belang voor de gecontroleerde financiële overzichten; |
b) |
de schatting van het effect op de gecontroleerde financiële overzichten wordt uitvoerig gedocumenteerd en toegelicht in de in artikel 11 bedoelde aanvullende verklaring aan het auditcomité; en |
c) |
de wettelijke auditor of het wettelijke auditkantoor voldoet aan de in Richtlijn 2006/43/EG vastgelegde onafhankelijkheidsbeginselen. |
4. Een wettelijke auditor die of een auditkantoor dat de wettelijke controles van organisaties van openbaar belang uitvoert en, indien de wettelijke auditor of het auditkantoor tot een netwerk behoort, een lid van dat netwerk, mag de gecontroleerde entiteit, haar moederonderneming of de ondernemingen waarover zij de controle heeft niet-controlediensten met uitzondering van de in de leden 1 en 2 genoemde verboden niet-controlediensten leveren met goedkeuring van het auditcomité nadat dit bedreigingen voor de onafhankelijkheid en de veiligheidsmaatregelen daartegen deugdelijk beoordeeld heeft conform artikel 22 ter van Richtlijn 2006/43/EG. Het auditcomité vaardigt in voorkomend geval richtsnoeren uit met betrekking tot de in lid 3 bedoelde diensten.
De lidstaten kunnen strengere regels vaststellen en de voorwaarden bepalen waaronder een wettelijke auditor, een auditkantoor of een lid van een netwerk waartoe de wettelijke auditor of het auditkantoor behoort, de gecontroleerde entiteit, haar moederonderneming of de ondernemingen waarover zij de controle heeft andere dan de in lid 1 bedoelde verboden niet-controlediensten mag leveren.
5. Indien een lid van een netwerk waartoe de wettelijke auditor die of het auditkantoor dat een wettelijke controle van financiële overzichten van een organisatie van openbaar belang uitvoert, behoort, een van de in lid 1 of lid 2 van dit artikel bedoelde niet-controlediensten levert aan een onderneming met rechtspersoonlijkheid in een derde land die wordt beheerst door de gecontroleerde organisatie van openbaar belang, beoordeelt de betrokken wettelijke auditor of het betrokken auditkantoor of zijn onafhankelijkheid in het gedrang wordt gebracht door de levering van zulke diensten door het lid van het netwerk.
Als zijn onafhankelijkheid in het gedrang komt, past de wettelijke auditor of het auditkantoor in voorkomend geval veiligheidsmaatregelen toe om de bedreigingen als gevolg van het leveren van zulke diensten in een derde land in te perken. De wettelijke auditor of het auditkantoor mag de wettelijke controle van financiële overzichten van de organisatie van openbaar belang uitsluitend blijven uitvoeren als hij/het conform artikel 6 van deze verordening en artikel 22 ter van Richtlijn 2006/43/EG kan rechtvaardigen dat het verlenen van deze diensten zijn professionele oordeelsvorming en de controleverklaring niet beïnvloedt.
Voor de toepassing van dit lid:
a) |
worden betrokkenheid bij de besluitvorming van de gecontroleerde entiteit en het leveren van de diensten als bedoeld in punten b), c) en e) van de tweede alinea van lid 1 in alle gevallen geacht deze onafhankelijkheid in het gedrang te brengen en niet te kunnen worden ingeperkt door welke veiligheidsmaatregel ook; |
b) |
wordt het verstrekken van de diensten die zijn bedoeld in andere punten dan punten b), c) en e) van de tweede alinea van lid 1, geacht deze onafhankelijkheid in het gedrang te brengen en worden derhalve veiligheidsmaatregelen nodig geacht om de daardoor veroorzaakte dreigingen in te perken. |
Artikel 6
Voorbereiding van de wettelijke controle en de beoordeling van bedreigingen voor de onafhankelijkheid
1. Alvorens een opdracht voor een wettelijke controle van financiële overzichten van een organisatie van openbaar belang te aanvaarden of voort te zetten, beoordeelt en documenteert de wettelijke auditor of het auditkantoor naast het bepaalde in artikel 22 ter van Richtlijn 2006/43/EG het volgende:
a) |
of hij/het voldoet aan de eisen van de artikelen 4 en 5 van deze verordening; |
b) |
of is voldaan aan de voorwaarden van artikel 17 van deze verordening; |
c) |
onverminderd Richtlijn 2005/60/EG, de integriteit van de leden van het toezichthoudend orgaan, het leidinggevend orgaan en het bestuursorgaan van de organisatie van openbaar belang. |
2. Een wettelijke auditor of een auditkantoor:
a) |
bevestigt jaarlijks schriftelijk aan het auditcomité dat de wettelijke auditor, het auditkantoor en zijn vennoten, hogere leidinggevenden en leidinggevenden die de wettelijke controle uitvoeren, onafhankelijk zijn van de gecontroleerde entiteit; |
b) |
bespreekt met het auditcomité de bedreigingen voor hun onafhankelijkheid en de genomen veiligheidsmaatregelen om de door hen overeenkomstig lid 1 gedocumenteerde bedreigingen in te perken. |
Artikel 7
Onregelmatigheden
Onverminderd artikel 12 van deze verordening en Richtlijn 2005/60/EG geldt dat, indien een wettelijke auditor die of een auditkantoor dat de wettelijke controle van financiële overzichten van een organisatie van openbaar belang uitvoert, vermoedt of redelijke gronden heeft om te vermoeden dat onregelmatigheden, waaronder fraude met betrekking tot de financiële overzichten van de gecontroleerde entiteit, kunnen plaatsvinden of hebben plaatsgevonden, hij/het de gecontroleerde entiteit daarvan in kennis stelt en deze verzoekt de zaak te onderzoeken en passende maatregelen te nemen om deze onregelmatigheden aan te pakken en herhaling ervan te voorkomen.
Indien de gecontroleerde entiteit de zaak niet onderzoekt, meldt de wettelijke auditor of het auditkantoor deze onregelmatigheden aan de autoriteiten die door de lidstaten zijn aangewezen om dergelijke onregelmatigheden te onderzoeken.
Melding te goeder trouw van een onregelmatigheid als bedoeld in de eerste alinea, door de wettelijke auditor of het auditkantoor aan die autoriteiten, vormt geen inbreuk op een op grond van een contract of van een wettelijke bepaling opgelegde beperking inzake de openbaarmaking van informatie.
Artikel 8
Opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling
1. Voordat de in de artikelen 10 en 11 genoemde verklaringen worden afgegeven, wordt een opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordeling (in dit artikel hierna „beoordeling” genoemd) uitgevoerd om na te gaan of de wettelijke auditor of de voornaamste vennoot redelijkerwijs tot het oordeel en de conclusies kan zijn gekomen die zijn verwoord in het ontwerp van deze verklaringen.
2. De beoordeling wordt uitgevoerd door een opdrachtgerichte kwaliteitsbeoordelaar (in dit artikel hierna „beoordelaar” genoemd). De beoordelaar dient een wettelijke auditor te zijn die niet betrokken is bij de uitvoering van de wettelijke controle waarop de beoordeling betrekking heeft.
3. Indien de controle wordt uitgevoerd door een auditkantoor waarvan alle wettelijke auditors betrokken waren bij de wettelijke controle of de wettelijke controle wordt uitgevoerd door een wettelijke auditor die geen vennoot of werknemer is van een auditkantoor, draagt hij, zij of het er, in afwijking van lid 2, zorg voor dat een andere wettelijke auditor een beoordeling uitvoert. De openbaarmaking van documenten of informatie aan de onafhankelijke beoordelaar in het kader van de toepassing van dit artikel vormt geen schending van het beroepsgeheim. Documenten en informatie die in het kader van de toepassing van dit artikel aan de beoordelaar worden meegedeeld, zijn onderworpen aan het beroepsgeheim.
4. Bij de beoordeling legt de beoordelaar ten minste het volgende vast:
a) |
de mondelinge en schriftelijke informatie die door de wettelijke auditor of voornaamste vennoot is verstrekt ter ondersteuning van de wezenlijke oordelen, evenals de belangrijkste bevindingen van de uitgevoerde controleprocedures en de conclusies die uit deze bevindingen zijn getrokken, al dan niet op verzoek van de beoordelaar; |
b) |
de oordelen van de wettelijke auditor of voornaamste vennoot, als verwoord in het ontwerp van de verklaringen als bedoeld in de artikelen 10 en 11. |
5. De beoordeling beoordeelt ten minste de volgende elementen:
a) |
de onafhankelijkheid van de wettelijke auditor of het auditkantoor ten opzichte van de gecontroleerde entiteit; |
b) |
de significante risico's die relevant zijn voor de wettelijke controle en die de wettelijke auditor of de voornaamste vennoot tijdens de uitvoering van de wettelijke controle heeft gedetecteerd, en de maatregelen die hij heeft genomen om deze risico's adequaat te beheren; |
c) |
de redenering van de wettelijke auditor of de voornaamste vennoot, in het bijzonder met betrekking tot het materialiteitsniveau en de onder b) genoemde significante risico's; |
d) |
elk verzoek om advies aan externe deskundigen en de tenuitvoerlegging van dit advies; |
e) |
de aard en het bereik van de gecorrigeerde en niet-gecorrigeerde afwijkingen in de financiële overzichten die tijdens de uitvoering van de controle zijn gedetecteerd; |
f) |
de onderwerpen die zijn besproken met het auditcomité en het bestuurs- en/of toezichthoudend orgaan van de gecontroleerde entiteit; |
g) |
de onderwerpen die zijn besproken met bevoegde autoriteiten en, in voorkomend geval, met andere derde partijen; |
h) |
of de door de beoordelaar uit het dossier geselecteerde documenten en informatie het oordeel van de wettelijke auditor of de voornaamste auditpartner dat is verwoord in het ontwerp van de verklaringen als bedoeld in de artikelen 10 en 11, ondersteunen. |
6. De beoordelaar bespreekt de resultaten van de beoordeling met de wettelijke auditor of de voornaamste vennoot. Het auditkantoor stelt procedures in om te bepalen op welke wijze een verschil van mening tussen de voornaamste vennoot en de beoordelaar moet worden geregeld.
7. De wettelijke auditor of het auditkantoor en de beoordelaar leggen de uitkomsten van de beoordeling vast, alsmede de overwegingen achter deze uitkomsten.
Artikel 9
Internationale controlestandaarden
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 39 middels gedelegeerde handelingen de in artikel 26 van Richtlijn 2006/43/EG bedoelde internationale controlestandaarden aan te nemen en in de Unie toe te passen, op het gebied van controlepraktijk, en de onafhankelijkheid van en interne kwaliteitscontrole op wettelijke auditors en auditkantoren, op voorwaarde dat deze standaarden voldoen aan de voorschriften van de punten a), b) en c) van artikel 26, lid 3, van Richtlijn 2006/43/EG, en dat zij de voorschriften van de onderhavige verordening niet wijzigt of, met uitzondering van die welke in de artikelen 7, 8 en 18 van deze verordening zijn vastgesteld, aanvult.
Artikel 10
Controleverklaring
1. De wettelijke auditor(s) of het auditkantoor (de auditkantoren) presenteert (presenteren) de resultaten van de wettelijke controle van de financiële overzichten van de organisatie van openbaar belang in een controleverklaring.
2. De controleverklaring wordt opgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 28 van Richtlijn 2006/43/EG en bevat voorts ten minste het volgende:
a) |
een verklaring over door wie of door welk orgaan de wettelijke auditor(s) of het auditkantoor (de auditkantoren) werd (werden) aangesteld; |
b) |
de vermelding van de datum van de benoeming en de periode van totale ononderbroken opdracht, met inbegrip van eerdere verlengingen en herbenoemingen van de wettelijke auditor(s) of het auditkantoor (de auditkantoren); |
c) |
de volgende informatie, ter ondersteuning van het auditoordeel:
Indien relevant voor de bovengenoemde in de controleverklaring over elk als significant ingeschat risico op een afwijking van materieel belang verstrekte informatie, bevat de controleverklaring een duidelijke verwijzing naar de desbetreffende meldingen in de financiële overzichten; |
d) |
een toelichting bij de mate waarin de wettelijke controle geacht wordt onregelmatigheden, met inbegrip van fraude, te kunnen opsporen; |
e) |
de bevestiging dat het auditoordeel consistent is met de aanvullende verklaring aan het auditcomité als bedoeld in artikel 11; |
f) |
de verklaring dat geen verboden niet-controlediensten als bedoeld in artikel 5, lid 1, zijn geleverd en dat de wettelijke auditor(s) of het auditkantoor (de auditkantoren) tijdens de uitvoering van de controle onafhankelijk van de gecontroleerde entiteit is (zijn) gebleven; |
g) |
de vermelding van alle diensten, naast de wettelijke controle, die door de wettelijke auditor of het auditkantoor aan de gecontroleerde entiteit, en de onderneming(en) waarover zij de controle heeft, zijn verleend, en die niet zijn vermeld in het beheerverslag of de financiële overzichten. |
De lidstaten kunnen aanvullende eisen stellen met betrekking tot de inhoud van de controleverklaring.
3. Behalve zoals vereist in lid 2, onder p), mag de controleverklaring geen kruisverwijzingen bevatten naar de in artikel 11 bedoelde aanvullende verklaring aan het auditcomité. De controleverklaring is in begrijpelijke en eenduidige taal opgesteld.
4. Het is de wettelijke auditor of het auditkantoor niet toegestaan de naam van een bevoegde autoriteit te gebruiken op een wijze die erop duidt of de indruk wekt dat deze autoriteit de controleverklaring bekrachtigt of goedkeurt.
Artikel 11
Aanvullende verklaring aan het auditcomité
1. Wettelijke auditors of auditkantoren die wettelijke controles van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang uitvoeren, dienen een aanvullende verklaring in bij het auditcomité van de gecontroleerde entiteit niet later dan de indiening van de controleverklaring als bedoeld in artikel 10. De lidstaten kunnen voorts verlangen dat dit aanvullend verslag wordt ingediend bij het leidinggevende of toezichthoudende orgaan van de gecontroleerde entiteit.
Als de gecontroleerde entiteit geen auditcomité heeft, wordt de aanvullende verklaring ingediend bij het orgaan dat binnen de gecontroleerde entiteit soortgelijke functies uitoefent. De lidstaten kunnen toestaan dat het auditcomité deze verklaring verstrekt aan derden als bepaald in hun nationaal recht.
2. De aanvullende verklaring aan het auditcomité is op schrift gesteld. Zij licht de resultaten van de uitgevoerde wettelijke controle toe en bevat ten minste het volgende:
a) |
de verklaring van onafhankelijkheid, bedoeld in artikel 6, lid 2, onder a); |
b) |
indien de wettelijke controle werd uitgevoerd door een auditkantoor wordt in de verklaring de voornaamste bij de controle betrokken vennoot genoemd; |
c) |
indien de wettelijke auditor of het auditkantoor voorzieningen heeft getroffen om een van zijn activiteiten te laten uitvoeren door een andere wettelijke auditor of een ander auditkantoor die/dat geen lid is van hetzelfde netwerk, of een beroep heeft gedaan op externe deskundigen, de vermelding dat de wettelijke auditor of het auditkantoor van de andere wettelijke auditor of het andere auditkantoor en/of de externe deskundige een bevestiging heeft gekregen omtrent hun onafhankelijkheid; |
d) |
een beschrijving van de aard, de frequentie en de omvang van de communicatie met het auditcomité of het orgaan dat soortgelijke functies uitoefent binnen de gecontroleerde entiteit, het leidinggevende orgaan en het bestuursorgaan of toezichthoudend orgaan van de gecontroleerde entiteit, met inbegrip van de data van de bijeenkomsten met deze organen; |
e) |
een beschrijving van de reikwijdte en het tijdsschema van de controle; |
f) |
indien meer dan één wettelijke auditor of auditkantoor zijn benoemd, een beschrijving van de verdeling van de taken onder de wettelijke auditors en/of de auditkantoren; |
g) |
een beschrijving van de gebruikte methodiek, onder meer welke balansonderdelen rechtstreeks zijn geverifieerd en welke balansonderdelen op basis van systeem- en overeenstemmingscontroles zijn geverifieerd, met daarbij een toelichting bij substantiële verschillen in de weging van systeem- en overeenstemmingscontroles in vergelijking tot het voorgaande jaar, ook als de wettelijke controle van het voorgaande jaar werd uitgevoerd door (een) ander(e) wettelijke auditor(s) of auditkantoor (auditkantoren); |
h) |
de bekendmaking van het kwantitatieve niveau van materialiteit dat is gehanteerd bij de wettelijke controle van de financiële overzichten als geheel en, indien van toepassing, het materialiteitsniveau voor bijzondere soorten transacties, rekeningsaldi of toelichtingen, en de bekendmaking van de kwalitatieve factoren waarmee rekening is gehouden bij het bepalen van het niveau van materialiteit; |
i) |
de vermelding van en een toelichting bij oordelen over tijdens de controle vastgestelde gebeurtenissen of omstandigheden die aanzienlijke twijfel kunnen doen rijzen over het vermogen van de entiteit om haar continuïteit te handhaven, en over de vraag of deze gebeurtenissen of omstandigheden als materiële onzekerheid aan te merken zijn, en een samenvatting van alle garanties, comfort letters, gevallen van publieke interventie en andere steunmaatregelen die zijn meegenomen bij de beoordeling van de continuïteit; |
j) |
de vermelding van eventuele significante tekortkomingen in het interne financiële controlesysteem van de gecontroleerde entiteit of, in het geval van geconsolideerde financiële overzichten, van de moederonderneming, en/of in het boekhoudsysteem. Voor elk van die significante tekortkomingen wordt in de aanvullende verklaring vermeld of de betreffende tekortkoming door het management is verholpen; |
k) |
de vermelding van eventuele significante kwesties in verband met de tijdens de controle geconstateerde niet-naleving of vermoedelijke niet-naleving van wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen of statuten van de vennootschap, voor zover deze relevant worden geacht voor het vermogen van het auditcomité om zijn taken te vervullen; |
l) |
de vermelding en beoordeling van de waarderingsmethoden die zijn toegepast voor de verschillende posten in de jaarlijkse financiële overzichten of geconsolideerde financiële overzichten, met inbegrip van het eventuele effect van wijzigingen in die methoden; |
m) |
bij een wettelijke controle van een geconsolideerd financieel overzicht, een toelichting bij de omvang van de consolidatie en de uitsluitingscriteria welke op de niet-geconsolideerde entiteiten, zo die er zijn, zijn toegepast door de gecontroleerde entiteit en bij de vraag of de toegepaste criteria in overeenstemming zijn met het kader voor financiële verslaglegging; |
n) |
indien van toepassing de vaststelling van controlewerkzaamheden die zijn verricht door (een) auditor(s) van derde landen, (een) wettelijke auditor(s), (een) auditorganisatie(s) of auditkantoor (auditkantoren) van derde landen met betrekking tot een wettelijke controle van het geconsolideerde financieel overzicht welke niet wordt uitgevoerd door leden van hetzelfde netwerk als de auditor van de geconsolideerde jaarrekening; |
o) |
de vermelding of de gecontroleerde entiteit alle vereiste toelichtingen en documenten heeft verstrekt; |
p) |
de vermelding van:
|
De lidstaten kunnen aanvullende eisen stellen met betrekking tot de inhoud van de aanvullende verklaring aan het auditcomité.
Op verzoek van een wettelijke auditor, een auditkantoor of het auditcomité bespreekt (bespreken) de wettelijke auditor(s) of het auditkantoor (de auditkantoren) belangrijke zaken die zich aandienen tijdens de wettelijke controle en die zijn vermeld in de aanvullende verklaring aan het auditcomité, in het bijzonder in punt j), van de eerste alinea, met het auditcomité, het bestuursorgaan of, indien van toepassing, het toezichthoudend orgaan van de gecontroleerde entiteit.
3. Indien meer dan één wettelijke auditor of auditkantoor tegelijk zijn aangesteld, en in geval van een meningsverschil tussen hen over de controleprocedures, boekhoudregels of een andere kwestie die verband houdt met de uitvoering van de wettelijke controle, worden de redenen voor dit meningsverschil toegelicht in de aanvullende verklaring aan het auditcomité.
4. De aanvullende verklaring aan het auditcomité wordt ondertekend en gedateerd. Indien een auditkantoor de wettelijke controle uitvoert, wordt de aanvullende verklaring aan het auditcomité ondertekend door de wettelijke auditors die namens het auditkantoor de wettelijke controle heeft (hebben) uitgevoerd.
5. Op verzoek maakt (maken) de wettelijke auditors of de auditkantoren conform het nationale recht de aanvullende verklaring onverwijld beschikbaar voor de bevoegde autoriteiten in de zin van artikel 20, lid 1.
Artikel 12
Verslag aan toezichthouders van organisaties van openbaar belang
1. Onverminderd artikel 55 van Richtlijn 2004/39/EG, artikel 63 van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (24), artikel 15, lid 4, van Richtlijn 2007/64/EG, artikel 106 van Richtlijn 2009/65/EG, artikel 3, lid 1, van Richtlijn 2009/110/EG en artikel 72 van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad (25) heeft de wettelijke auditor die of het auditkantoor dat de wettelijke controle van financiële overzichten van een organisatie van openbaar belang uitvoert, de plicht om de bevoegde autoriteiten die toezicht houden op die organisatie van openbaar belang of, indien zo bepaald door de betrokken lidstaat, aan de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het toezicht op de auditor of het auditkantoor, onmiddellijk alle informatie te melden die betrekking heeft op die organisatie van openbaar belang waarvan hij/het kennis heeft gekregen bij de uitvoering van die wettelijke controle en dat een van de volgende zaken tot gevolg kan hebben:
a) |
een materiële inbreuk op de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen die, in voorkomend geval, de voorwaarden voor toelating regelen of die specifiek de activiteiten van de organisatie van openbaar belang regelen; |
b) |
een materiële bedreiging voor of twijfel over de continue werking van de organisatie van openbaar belang; |
c) |
een weigering om een auditoordeel uit te brengen over de financiële overzichten of het afgeven van een afkeurende verklaring of een verklaring met voorbehoud. |
Wettelijke auditors of de auditkantoren hebben tevens de plicht om alle informatie bedoeld in lid 1, onder a), b) of c), te melden waarvan zij kennis krijgen bij de wettelijke controle van financiële overzichten van een onderneming die nauwe banden heeft met de organisatie van openbaar belang waarvoor zij ook de wettelijke controle van financiële overzichten uitvoeren. In dit artikel wordt onder „nauwe banden” verstaan: nauwe banden in de zin van artikel 4, lid 1, punt 38, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (26).
De lidstaten kunnen van de wettelijke auditor of het auditkantoor aanvullende informatie verlangen indien zulks noodzakelijk is voor effectief toezicht op de financiële markt, zoals in het nationaal recht bepaald.
2. Er dient een effectieve dialoog te worden ingesteld tussen de bevoegde autoriteiten die toezicht houden op kredietinstellingen en verzekeringsondernemingen enerzijds, en de wettelijke auditors en auditkantoren die de wettelijke controle van financiële overzichten van zulke instellingen en ondernemingen uitvoeren anderzijds. De verantwoordelijkheid om aan deze vereiste te voldoen berust bij beide bij de dialoog betrokken partijen.
Het Europees Comité voor systeemrisico's (ESRB) en het Ceaob beleggen minstens eenmaal per jaar een vergadering met de wettelijke auditors en auditkantoren of netwerken die wettelijke controles uitvoeren van alle internationaal aangeduide financiële instellingen van wereldwijd systeembelang die binnen de Unie zijn toegelaten, teneinde het ESRB in kennis te stellen van significante ontwikkelingen in de sector of binnen deze systeemkritische financiële instellingen.
Om de uitoefening van de taken als bedoeld in de eerste alinea te vergemakkelijken, brengen de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit — EBA) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen — EAVB), rekening houdend met de huidige toezichtpraktijken, richtsnoeren uit voor de bevoegde autoriteiten die toezicht houden op kredietinstellingen en verzekeringsondernemingen, overeenkomstig artikel 16 van respectievelijk Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad en artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad.
3. De openbaarmaking te goeder trouw van informatie als bedoeld in lid 1 of van informatie die bekend is geworden tijdens de dialoog als bedoeld in lid 2 door de wettelijke auditor of het auditkantoor of netwerk, indien toepasselijk, aan de bevoegde autoriteiten of aan het ESRB of het Ceaob, vormt geen inbreuk op ongeacht welke op grond van een contract of van een wettelijke bepaling opgelegde beperking inzake de openbaarmaking van informatie.
Artikel 13
Transparantieverslag
1. Een wettelijke auditor die of een auditkantoor dat wettelijke controles van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang uitvoert, maakt uiterlijk vier maanden na afloop van elk boekjaar een jaarlijks transparantieverslag openbaar. Dat transparantieverslag wordt gepubliceerd op de website van de wettelijke auditor of het auditkantoor en dient gedurende ten minste vijf jaar na de publicatie ervan op de website, op deze website beschikbaar te blijven. Indien de wettelijke auditor in dienst is bij een auditkantoor, berusten de verplichtingen uit hoofde van dit artikel bij het auditkantoor.
Een wettelijke auditor of een auditkantoor mag zijn gepubliceerde jaarlijkse transparantieverslag wijzigen. In dat geval geeft de wettelijke auditor of het auditkantoor aan dat het een bijgewerkte versie van het verslag betreft, en dient de oorspronkelijke versie van het verslag op de website beschikbaar te blijven.
Wettelijke auditors en auditkantoren delen de bevoegde autoriteiten mee dat het transparantieverslag is gepubliceerd op de website van de wettelijke auditor of het auditkantoor of, in voorkomend geval, dat het is bijgewerkt.
2. Het jaarlijkse transparantieverslag bevat ten minste de volgende informatie:
a) |
een beschrijving van de juridische en eigendomsstructuur van het auditkantoor; |
b) |
indien de wettelijke auditor of het auditkantoor tot een netwerk behoort:
|
c) |
een beschrijving van de bestuursstructuur van het auditkantoor; |
d) |
een beschrijving van het interne kwaliteitscontrolesysteem van de wettelijke auditor of van het auditkantoor en een verklaring van het leidinggevende of bestuursorgaan betreffende de doeltreffendheid van de werking van dit systeem; |
e) |
de datum waarop de laatste kwaliteitsbeoordeling zoals bedoeld in artikel 26 heeft plaatsgevonden; |
f) |
een lijst van de organisaties van openbaar belang waarbij de wettelijke auditor of het wettelijke auditkantoor het afgelopen jaar wettelijke controles van financiële overzichten heeft uitgevoerd; |
g) |
een verklaring betreffende de praktijken van de wettelijke auditor of het auditkantoor op het gebied van de onafhankelijkheid, waarin tevens wordt bevestigd dat een interne beoordeling van de naleving van de onafhankelijkheidsvereisten heeft plaatsgevonden; |
h) |
een verklaring inzake het door de wettelijke auditor of het auditkantoor gevolgde beleid betreffende de permanente scholing van wettelijke auditors als bedoeld in artikel 13 van Richtlijn 2006/43/EG; |
i) |
informatie over de grondslagen voor de beloning van vennoten in auditkantoren; |
j) |
een beschrijving van het beleid van de wettelijke auditor of het auditkantoor betreffende het rouleren van voornaamste vennoten en personeel overeenkomstig artikel 17, lid 7; |
k) |
informatie over de totale omzet van de wettelijke auditor of het auditkantoor, ingeval deze informatie niet openbaar is gemaakt in de financiële overzichten bedoeld in artikel 4, lid 2, van Richtlijn 2013/34/EU, uitgesplitst in:
|
De wettelijke auditor of het auditkantoor kan, in uitzonderlijke gevallen, besluiten de in punt f) van de eerste alinea vereiste informatie niet openbaar te maken voor zover dit noodzakelijk is om een imminente en significante bedreiging voor de persoonlijke veiligheid van een persoon in te perken. De wettelijke auditor of het auditkantoor kan aan de bevoegde autoriteit het bestaan van een dergelijke bedreiging aantonen.
3. Het transparantieverslag wordt ondertekend door de wettelijke auditor of het auditkantoor.
Artikel 14
Informatieverstrekking aan bevoegde autoriteiten
Wettelijke auditors en auditkantoren verstrekken hun bevoegde autoriteit jaarlijks een lijst van de gecontroleerde organisaties van openbaar belang, opgesteld op basis van de van hen ontvangen inkomsten, waarbij deze worden uitgesplitst in:
a) |
inkomsten uit wettelijke controle; |
b) |
inkomsten uit andere niet-controlediensten dan de in artikel 5, lid 1, bedoelde die volgens de nationale wetgeving of de Uniewetgeving verplicht zijn; en |
c) |
inkomsten uit andere niet-controlediensten dan de in artikel 5, lid 1, bedoelde die volgens de nationale wetgeving of de Uniewetgeving niet verplicht zijn. |
Artikel 15
Bewaarplicht
Wettelijke auditors en auditkantoren bewaren de documenten en informatie als bedoeld in artikel 4, lid 3, artikel 6, artikel 7, artikel 8, leden 4 tot en met 7, de artikelen 10 en 11, artikel 12, lid 1 en lid 2, artikel 14, artikel 16, leden 2, 3, en 5, van deze verordening en in de artikelen 22 ter, 24 bis, 24 ter, 27 en 28 van Richtlijn 2006/43/EG, gedurende een periode van ten minste vijf jaar, te rekenen vanaf de datum waarop deze documenten zijn of deze informatie is geproduceerd.
De lidstaten kunnen van wettelijke auditors en auditkantoren eisen dat deze de documenten en informatie als bedoeld in de eerste alinea langer bewaren, overeenkomstig hun regels op het gebied van de bescherming van persoonsgegevens en administratieve en gerechtelijke procedures.
TITEL III
DE BENOEMING VAN WETTELIJKE AUDITORS OF AUDITKANTOREN DOOR ORGANISATIES VAN OPENBAAR BELANG
Artikel 16
Benoeming van wettelijke auditors of auditkantoren
1. Voor de toepassing van artikel 37, lid 1, van Richtlijn 2006/43/EG zijn voor de benoeming van wettelijke auditors of auditkantoren door organisaties van openbaar belang de in de leden 2 tot en met 5 van dit artikel genoemde voorwaarden van toepassing, alsmede, in voorkomend geval, het bepaalde in lid 7.
Indien artikel 37, lid 2, van Richtlijn 2006/43/EG van toepassing is, informeert de organisatie van openbaar belang de bevoegde autoriteit over het gebruik van alternatieve regelingen of modaliteiten als bedoeld in dat artikel. In dat geval zijn de leden 2 tot en met 5 van dit artikel niet van toepassing.
2. Het auditcomité doet het leidinggevende of toezichthoudende orgaan van de gecontroleerde entiteit een aanbeveling voor de benoeming van wettelijke auditors of auditkantoren.
Tenzij het de verlenging van een controleopdracht overeenkomstig artikel 17, lid 1 en lid 2, betreft, wordt de aanbeveling gemotiveerd en bevat zij ten minste twee keuzemogelijkheden voor de controleopdracht en uit het auditcomité een gemotiveerde voorkeur voor een daarvan.
In zijn aanbeveling geeft het auditcomité aan dat zijn aanbeveling niet is beïnvloed door een derde partij en dat het comité geen gelijkaardige clausule als bedoeld in lid 6 is opgelegd.
3. Tenzij het de verlenging van een controleopdracht overeenkomstig artikel 17, lid 1 en lid 2, betreft, wordt de aanbeveling van het auditcomité als bedoeld in lid 2 van dit artikel opgesteld na een selectieprocedure die is georganiseerd door de gecontroleerde entiteit en voldoet aan de volgende criteria:
a) |
de gecontroleerde entiteit is vrij om alle wettelijke auditors of auditkantoren uit te nodigen om voorstellen voor het leveren van de wettelijke controledienst in te dienen, mits artikel 17, lid 3, wordt gerespecteerd en de organisatie van de openbare aanbesteding op geen enkele wijze de deelname aan de selectieprocedure verhindert van kantoren die in het voorafgaande kalenderjaar minder dan 15 % van de totale honoraria voor controles hebben ontvangen van organisaties van openbaar belang in de betrokken lidstaat; |
b) |
de gecontroleerde entiteit stelt aanbestedingsstukken op ten behoeve van de uitgenodigde wettelijke auditors of auditkantoren. Deze aanbestedingsstukken stellen hen in staat de werkzaamheden van de gecontroleerde entiteit en het uit te voeren type wettelijke controle te begrijpen. De aanbestedingsstukken bevatten transparante en niet-discriminerende selectiecriteria die door de gecontroleerde entiteit zullen worden gebruikt om de door wettelijke auditors of auditkantoren ingediende voorstellen te beoordelen; |
c) |
het staat de gecontroleerde entiteit vrij de selectieprocedure vast te stellen en zij mag in de loop van de procedure directe onderhandelingen voeren met geïnteresseerde inschrijvers; |
d) |
indien de bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 20 conform het Unierecht of nationaal recht eisen dat wettelijke auditors en auditkantoren voldoen aan bepaalde kwaliteitsnormen, worden deze normen in de aanbestedingsstukken opgenomen; |
e) |
de gecontroleerde entiteit beoordeelt de door wettelijke auditors en/of auditkantoren ingediende voorstellen overeenkomstig de vooraf in de aanbestedingsstukken vastgestelde selectiecriteria. De gecontroleerde entiteit stelt een verslag op over de conclusies van de selectieprocedure, dat door het auditcomité wordt bevestigd. De gecontroleerde entiteit en het auditcomité houden rekening met alle bevindingen of conclusies van de inspectieverslagen over de kandidaat-wettelijke auditor of het kandidaat-auditkantoor als bedoeld in artikel 26, lid 8, en die door de bevoegde autoriteit worden gepubliceerd overeenkomstig artikel 28, onder d); |
f) |
de gecontroleerde entiteit kan desgevraagd aan de bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 20 aantonen dat de selectieprocedure op een eerlijke wijze is uitgevoerd. |
Het auditcomité is verantwoordelijk voor de selectieprocedure als bedoeld in de eerste alinea.
Voor de toepassing van punt a) maakt de bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 20, lid 1, een lijst van de betrokken wettelijke auditors en auditkantoren openbaar die jaarlijks wordt bijgewerkt. De bevoegde autoriteit gebruikt de door de wettelijke auditors en auditkantoren overeenkomstig artikel 14 verstrekte informatie om de relevante berekeningen uit te voeren.
4. Organisaties van openbaar belang die voldoen aan de onder f) en t) van artikel 2, lid 1, van Richtlijn 2003/71/EG (27) vastgelegde criteria, hoeven geen selectieprocedure als bedoeld in lid 3 toe te passen.
5. Het voorstel aan de algemene aandeelhouders- of ledenvergadering van de gecontroleerde entiteit voor de benoeming van wettelijke auditors of auditkantoren omvat de in lid 2 bedoelde aanbeveling en voorkeur van het auditcomité of het orgaan dat soortgelijke functies uitoefent.
Als het voorstel afwijkt van de voorkeur van het auditcomité, wordt in het voorstel vermeld waarom de aanbeveling van het auditcomité niet is gevolgd. De (Het) door het bestuursorgaan of het toezichthoudende orgaan aanbevolen wettelijke auditor of auditkantoor moet evenwel aan de in lid 3 beschreven selectieprocedure hebben deelgenomen. Deze alinea is niet van toepassing ingeval de functies van het auditcomité worden uitgeoefend door het leidinggevende of toezichthoudende orgaan.
6. Een contractclausule die is aangegaan tussen een organisatie van openbaar belang en een derde partij en die de keuze door de algemene aandeelhouders- of ledenvergadering van die organisatie, als bedoeld in artikel 37 van Richtlijn 2006/43/EG, beperkt tot bepaalde categorieën of lijsten van wettelijke auditors of auditkantoren, wat betreft de benoeming van een welbepaalde wettelijke auditor of een welbepaald auditkantoor om de wettelijke controle van die organisatie uit te voeren, is nietig.
De organisatie van openbaar belang stelt de bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 20 onmiddellijk en onverwijld in kennis van elke poging door een derde partij om een dergelijke contractuele clausule op te leggen of op andere wijze ongepaste invloed uit te oefenen op het besluit van de algemene aandeelhouders- of ledenvergadering over de selectie van een wettelijke auditor of een auditkantoor.
7. De lidstaten kunnen besluiten dat organisaties van openbaar belang in bepaalde situaties een minimumaantal wettelijke auditors of auditkantoren moeten benoemen, en kunnen de voorwaarden vaststellen voor de relaties tussen de benoemde wettelijke auditors of auditkantoren.
Als een lidstaat een dergelijke eis stelt, stelt hij de Commissie en de bevoegde Europese toezichthoudende autoriteit hiervan in kennis.
8. Indien de gecontroleerde entiteit over een benoemingscomité beschikt waarin de aandeelhouders of leden aanmerkelijke invloed hebben en dat tot taak heeft aanbevelingen te doen over de selectie van de auditors, kunnen de lidstaten toestaan dat een benoemingscomité de in dit artikel vermelde functies van het auditcomité verricht en eisen dat dit de in lid 2 bedoelde aanbeveling aan de algemene vergadering van aandeelhouders of leden voorlegt.
Artikel 17
Duur van de controleopdracht
1. Een organisatie van openbaar belang benoemt de wettelijke auditor of het auditkantoor voor een eerste opdracht met een duur van ten minste één jaar. Die opdracht kan worden verlengd.
De maximumduur van de eerste opdracht van een bepaalde wettelijke auditor of een bepaald auditkantoor, of van die opdracht en een of meer verlengingen, bedraagt niet meer dan tien jaar.
2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 kunnen de lidstaten
a) |
eisen dat de eerste opdracht als bedoeld in lid 1 een duur van meer dan één jaar heeft; |
b) |
een maximumduur van minder dan tien jaar vaststellen voor de opdrachten die zijn bedoeld in lid 1, tweede alinea. |
3. Na het verstrijken van de maximumduur van de in lid 1, tweede alinea, of in lid 2, onder b), bedoelde opdracht, of na het verstrijken van de overeenkomstig leden 4 of 6 verlengde looptijd van de opdracht, mogen de wettelijke auditor of het auditkantoor of, indien van toepassing, de leden van zijn netwerk binnen de Unie, geen wettelijke controle van dezelfde organisatie van openbaar belang uitvoeren in de daaropvolgende periode van vier jaar.
4. In afwijking van lid 1 en lid 2, onder b), kunnen de lidstaten bepalen dat de in lid 1, tweede alinea, en in lid 2, onder b) bedoelde maximumduur kan worden verlengd tot een maximale duur van:
a) |
twintig jaar, indien een openbare aanbesteding wordt uitgevoerd in overeenstemming met leden 2 tot en met 5 van artikel 16, en van kracht wordt vanaf het verstrijken van de in lid 1, tweede alinea, of in lid 2, onder b), bedoelde maximumduur; of |
b) |
vierentwintig jaar, indien na het verstrijken van de in lid 1, tweede alinea, en in lid 2, onder b), bedoelde maximumduur, meer dan één auditor of auditkantoor tegelijk worden aangesteld, op voorwaarde dat de wettelijke controle resulteert in het voorleggen van de in artikel 28 van Richtlijn 2006/43/EG bedoelde gezamenlijke controleverklaring. |
5. De in lid 1, tweede alinea, en lid 2, onder b), bedoelde maximumduur mag alleen worden verlengd indien het leidinggevende of toezichthoudende orgaan, op aanbeveling van het auditcomité, aan de algemene aandeelhouders- of ledenvergadering conform het nationale recht voorstelt de opdracht te verlengen, en dat voorstel wordt goedgekeurd.
6. Na het verstrijken van de maximumduur van, al naargelang, de in lid 1, tweede alinea, in lid 2, onder b), of in lid 4, bedoelde opdracht, kan de organisatie van openbaar belang op uitzonderlijke basis, de in artikel 20, lid 1, bedoelde bevoegde autoriteit verzoeken een verlenging toe te staan met het oog op het opnieuw benoemen van de wettelijke auditor of het auditkantoor voor een voortgezette opdracht, indien is voldaan aan de voorwaarden van lid 4, onder a) of b). De duur van een dergelijke bijkomende opdracht bedraagt ten hoogste twee jaar.
7. De voornaamste vennoot/vennoten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van een wettelijke controle, staken hun deelname aan de wettelijke controle van de gecontroleerde entiteit uiterlijk zeven jaar na de datum van hun benoeming. Zij nemen niet eerder dan drie jaar na het staken van de deelname opnieuw deel aan de wettelijke controle van de gecontroleerde entiteit.
De lidstaten kunnen, bij wijze van afwijking, eisen dat de voornaamste vennoot/vennoten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van een wettelijke controle, hun deelname aan de wettelijke controle van de gecontroleerde entiteit eerder beëindigen dan zeven jaar na de datum van hun respectieve benoeming.
De wettelijke auditor of het auditkantoor zet een passend systeem van geleidelijke roulatie op voor de hoogstgeplaatste personeelsleden die betrokken zijn bij de wettelijke controle, met inbegrip van ten minste de personen die zijn geregistreerd als wettelijke auditor. Dit roulatiesysteem wordt gefaseerd ingevoerd op basis van individuele personen en niet van het volledige auditteam. Het is evenredig met de schaal en de complexiteit van de activiteiten van de wettelijke auditor of het auditkantoor.
De wettelijke auditor of het auditkantoor kan aan de bevoegde autoriteit aantonen dat dit systeem doeltreffend wordt toegepast en is aangepast aan de schaal en de complexiteit van de activiteiten van de wettelijke auditor of het auditkantoor.
8. Voor de toepassing van dit artikel wordt de duur van de controleopdracht berekend vanaf het eerste boekjaar dat is bedoeld in de brief inzake de controleopdracht waarbij de wettelijke auditor of het auditkantoor voor het eerst wordt benoemd voor het uitvoeren van opeenvolgende wettelijke controles voor dezelfde organisatie van openbaar belang.
Voor de toepassing van dit artikel maken van het auditkantoor ook andere kantoren deel uit die door het auditkantoor zijn overgenomen of waarmee het is gefuseerd.
Indien er onzekerheid bestaat ten aanzien van de datum waarop de wettelijke auditor of het auditkantoor begon met de uitvoering van opeenvolgende wettelijke controles voor de organisatie van openbaar belang, bijvoorbeeld ten gevolge van fusies van kantoren, overnames of wijzigingen in de eigendomsstructuur, meldt de wettelijke auditor of het auditkantoor dit onmiddellijk aan de bevoegde autoriteit, die uiteindelijk de datum zal bepalen die relevant is voor de toepassing van de eerste alinea.
Artikel 18
Dossier van de overdracht
Indien de wettelijke auditor of het auditkantoor vervangen wordt door een andere wettelijke auditor of een ander auditkantoor, voldoet de voormalige wettelijke auditor of het voormalige auditkantoor aan de vereisten van artikel 23, lid 3, van Richtlijn 2006/43/EG.
Onder voorbehoud van artikel 15, verleent de voormalige wettelijke auditor of het voormalige auditkantoor de nieuwe wettelijke auditor of het nieuwe auditkantoor tevens toegang tot de in artikel 11 bedoelde aanvullende verklaringen betreffende voorgaande jaren, alsook tot alle informatie die aan bevoegde autoriteiten is toegezonden overeenkomstig de artikelen 12 en 13.
De voormalige wettelijke auditor of het voormalige auditkantoor kan aan de bevoegde autoriteit aantonen dat deze informatie aan de nieuwe wettelijke auditor of het nieuwe auditkantoor is verstrekt.
Artikel 19
Ontslag en ontslagneming van de wettelijke auditors of de auditkantoren
Onverminderd artikel 38, lid 1, van Richtlijn 2006/43/EG verstrekken door een lidstaat overeenkomstig artikel 20, lid 2, van deze verordening aangewezen bevoegde autoriteiten, de informatie omtrent het ontslag of de ontslagneming van de wettelijke auditor of het auditkantoor tijdens de duur van de aanwijzing, alsook een afdoende motivering hiervoor aan de bevoegde autoriteit die is bedoeld in artikel 20, lid 1.
TITEL IV
TOEZICHT OP DE ACTIVITEITEN VAN WETTELIJKE AUDITORS EN AUDITKANTOREN DIE WETTELIJKE CONTROLES VAN ORGANISATIES VAN OPENBAAR BELANG UITVOEREN
HOOFDSTUK I
Bevoegde autoriteiten
Artikel 20
Aanwijzing van bevoegde autoriteiten
1. De bevoegde autoriteiten die belast zijn met de uitvoering van de taken waarin deze verordening voorziet, en erop moeten toezien dat de bepalingen van deze verordening worden toegepast, worden aangewezen onder:
a) |
de bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 24, lid 1, van Richtlijn 2004/109/EG; |
b) |
de bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 24, lid 4, onder h), van Richtlijn 2004/109/EG; |
c) |
de bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 32 van Richtlijn 2006/43/EG. |
2. In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten besluiten de verantwoordelijkheid voor de toepassing van alle of een deel van de bepalingen van titel III, voor zover nodig, te leggen bij de bevoegde autoriteiten als bedoeld in:
a) |
artikel 48 van Richtlijn 2004/39/EG; |
b) |
artikel 24, lid 1, van Richtlijn 2004/109/EG; |
c) |
artikel 24, lid 4, onder h), van Richtlijn 2004/109/EG; |
d) |
artikel 20 van Richtlijn 2007/64/EG; |
e) |
artikel 30 van Richtlijn 2009/138/EG; |
f) |
artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU; |
of bij andere bij nationaal recht aangewezen autoriteiten.
3. Indien meer dan één bevoegde autoriteit is aangewezen uit hoofde van lid 1 en lid 2, worden deze autoriteiten zo georganiseerd dat hun taken duidelijk zijn toegewezen.
4. De leden 1, 2 en 3 doen geen afbreuk aan het recht van een lidstaat om aparte wettelijke en bestuursrechtelijke regelingen vast te stellen voor overzeese landen en gebiedsdelen waarmee die lidstaat speciale betrekkingen heeft.
5. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de aanwijzing van bevoegde autoriteiten voor de toepassing van deze verordening.
De Commissie voegt deze informatie samen en maakt haar openbaar.
Artikel 21
Voorwaarden van onafhankelijkheid
De bevoegde autoriteiten zijn onafhankelijk van wettelijke auditors en auditkantoren.
De bevoegde autoriteiten kunnen deskundigen als bedoeld in artikel 26, lid 1, onder c), raadplegen met het oog op de uitvoering van specifieke taken en kunnen ook worden bijgestaan door deskundigen, wanneer dit noodzakelijk is voor de goede uitvoering van hun taken. In dergelijke gevallen worden de deskundigen niet bij de besluitvorming betrokken.
Een persoon mag geen lid zijn van het bestuursorgaan of niet verantwoordelijk zijn voor de besluitvorming van genoemde autoriteiten indien die persoon tijdens zijn betrokkenheid of tijdens de drie vorige jaren:
a) |
wettelijke controles heeft uitgevoerd; |
b) |
stemrecht in een auditkantoor heeft gehad; |
c) |
lid was van het bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende orgaan van een auditkantoor; |
d) |
vennoot of werknemer was van of op andere wijze gecontracteerd was door een auditkantoor. |
De financiering van deze autoriteiten is veiliggesteld en beschermd tegen ongewenste beïnvloeding door wettelijke auditors en auditkantoren.
Artikel 22
Beroepsgeheim in hoofde van bevoegde autoriteiten
De verplichting van beroepsgeheim geldt voor alle personen die in dienst zijn of waren van, onafhankelijk gecontracteerd zijn of waren door, of betrokken zijn of waren bij het bestuur van bevoegde autoriteiten of van een autoriteit of organisatie waaraan op grond van artikel 24 van deze verordening taken zijn gedelegeerd. Informatie die valt onder het beroepsgeheim, mag niet openbaar worden gemaakt aan een andere persoon of autoriteit, behalve krachtens de verplichtingen uit hoofde van deze verordening of de wettelijke of bestuursrechtelijke procedures van een lidstaat.
Artikel 23
Bevoegdheden van bevoegde autoriteiten
1. Onverminderd artikel 26, bemoeien de bevoegde autoriteiten noch enige overheid van de lidstaten zich bij de uitvoering van hun taken in het kader van deze verordening met de inhoud van controleverklaringen.
2. De lidstaten zien erop toe dat de bevoegde autoriteiten alle toezichts- en onderzoeksbevoegdheden hebben die nodig zijn voor de uitvoering van hun taken uit hoofde van deze verordening en overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk VII van Richtlijn 2006/43/EG.
3. De in lid 2 van dit artikel bedoelde bevoegdheden behelzen ten minste de bevoegdheid om:
a) |
toegang te hebben tot gegevens in verband met de wettelijke controle of tot andere documenten, in welke vorm ook, die wettelijke auditors of auditkantoren in hun bezit hebben en die relevant zijn voor de uitvoering van hun taken en het recht om daarvan een kopie te ontvangen of te nemen; |
b) |
van iedere persoon informatie in verband met de wettelijke controle te verkrijgen; |
c) |
inspecties ter plaatse van wettelijke auditors of auditkantoren uit te voeren; |
d) |
strafrechtelijke vervolgingsprocedures in te leiden; |
e) |
deskundigen te verzoeken om verificaties of onderzoeken te verrichten; |
f) |
de in artikel 30 bis van Richtlijn 2006/43/EG bedoelde administratieve maatregelen te nemen en sancties op te leggen. |
De bevoegde autoriteiten kunnen de in de eerste alinea bedoelde bevoegdheden alleen uitoefenen ten aanzien van:
a) |
wettelijke auditors en auditkantoren die de wettelijke controle van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang uitvoeren; |
b) |
personen die betrokken zijn bij de activiteiten van wettelijke auditors en auditkantoren die de wettelijke controle van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang uitvoeren; |
c) |
gecontroleerde entiteiten, hun verbonden entiteiten en aan die entiteiten gelieerde derden; |
d) |
derden waaraan de wettelijke auditors en auditkantoren die de wettelijke controle van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang uitvoeren, bepaalde functies of activiteiten hebben uitbesteed; en |
e) |
personen die op een andere wijze gelieerd zijn aan of verbonden zijn met wettelijke auditors en auditkantoren die de wettelijke controle van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang uitvoeren. |
4. De lidstaten dragen er zorg voor dat de bevoegde autoriteiten hun toezichts- en onderzoeksbevoegdheden als volgt mogen uitoefenen:
a) |
rechtstreeks; |
b) |
in samenwerking met andere autoriteiten; |
c) |
middels een verzoek aan de bevoegde rechterlijke instanties. |
5. De toezichts- en onderzoeksbevoegdheden van de bevoegde autoriteiten worden uitgeoefend met volledige inachtneming van het nationale recht, in het bijzonder van het beginsel van eerbiediging van het privéleven, en van het recht van verdediging.
6. De verwerking van tijdens de uitoefening van de toezichts- en onderzoeksbevoegdheden behandelde persoonsgegevens conform dit artikel vindt plaats in overeenstemming met Richtlijn 95/46/EG.
Artikel 24
Delegeren van taken
1. De lidstaten kunnen alle taken die uit hoofde van deze verordening moeten worden uitgevoerd, delegeren aan andere autoriteiten of organisaties die bij wet zijn ingesteld of gemachtigd om deze taken uit te voeren, of zij kunnen de bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 20, lid 1, toestaan dit te doen, behalve taken die verband houden met:
a) |
het kwaliteitsborgingsstelsel dat is bedoeld in artikel 26; |
b) |
onderzoeken als bedoeld in artikel 23 van deze verordening en artikel 32 van Richtlijn 2006/43/EG die voortvloeien uit dat kwaliteitsborgingsstelsel of uit een verwijzing door een andere autoriteit; en |
c) |
sancties en maatregelen, als bedoeld in hoofdstuk VII van Richtlijn 2006/43/EG, die verband houden met de kwaliteitsborging of onderzoeken van de wettelijke controles van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang. |
2. Elke uitvoering van taken door andere autoriteiten of organisaties wordt uitdrukkelijk door de bevoegde autoriteit gedelegeerd. In de delegatie wordt gespecificeerd welke taken worden gedelegeerd en onder welke voorwaarden deze moeten worden uitgevoerd.
Indien de bevoegde autoriteit taken delegeert aan andere autoriteiten of organisaties, kan zij deze bevoegdheden per geval weer aan zich trekken.
3. De autoriteiten of organisaties zijn zodanig georganiseerd dat er geen sprake is van belangenconflicten. De eindverantwoordelijkheid voor het toezicht op de naleving van deze verordening en de op basis daarvan aangenomen uitvoeringsmaatregelen, berust bij de delegerende bevoegde autoriteit.
De bevoegde autoriteit stelt de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in kennis van alle met het oog op de delegatie van taken getroffen regelingen, met inbegrip van de precieze voorwaarden voor het delegeren van taken.
4. In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten besluiten de taken die zijn bedoeld in lid 1, onder c), te delegeren aan andere autoriteiten of organisaties die bij wet zijn aangewezen of gemachtigd om dergelijke taken uit te voeren, indien een meerderheid van de personen die betrokken zijn bij het beheer van die autoriteit of organisatie, een onafhankelijke positie heeft ten opzichte van het auditberoep.
Artikel 25
Samenwerking met andere bevoegde autoriteiten op nationaal niveau
De bevoegde autoriteit die is aangewezen overeenkomstig artikel 20, lid 1, en, in voorkomend geval, elke autoriteit waaraan deze bevoegde autoriteit taken heeft gedelegeerd, werkt op nationaal niveau samen met:
a) |
de bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 32, lid 4, van Richtlijn 2006/43/EG; |
b) |
de autoriteiten als bedoeld in artikel 20, lid 2, of zij nu zijn aangewezen als bevoegde autoriteiten voor de toepassing van deze verordening of niet; |
c) |
de financiële inlichtingeneenheden en de bevoegde autoriteiten als bedoeld in de artikelen 21 en 37 van Richtlijn 2005/60/EG. |
De verplichtingen van artikel 22 van deze verordening inzake het beroepsgeheim zijn van toepassing op dergelijke samenwerking.
HOOFDSTUK II
Kwaliteitsborging, monitoren van de markt en transparantie van bevoegde autoriteiten
Artikel 26
Kwaliteitsborging
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
a) „inspecties”: kwaliteitsbeoordelingen van wettelijke auditors en auditkantoren, die worden geleid door een inspecteur en waarbij het niet gaat om een onderzoek in de zin van artikel 32, lid 5, van Richtlijn 2006/43/EG;
b) „inspecteur”: een beoordelaar die voldoet aan de eisen die zijn uiteengezet in lid 5, eerste alinea, onder a), en in dienst is van of anderszins gecontracteerd is door een bevoegde autoriteit;
c) „deskundige”: een natuurlijk persoon die beschikt over specifieke deskundigheid op het gebied van financiële markten, financiële verslaglegging, controle van financiële overzichten of op andere gebieden die van belang zijn voor inspecties, met inbegrip van praktiserende wettelijke auditors.
2. De bevoegde autoriteiten die zijn aangewezen overeenkomstig artikel 20, lid 1, zetten een doeltreffend kwaliteitsborgingsstelsel voor controles op.
Zij voeren op basis van een risicoanalyse kwaliteitsborging uit van wettelijke auditors en auditkantoren die wettelijke controles van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang uitvoeren en:
a) |
in het geval van wettelijke auditors en auditkantoren die wettelijke controles van financiële overzichten van andere organisaties van openbaar belang uitvoeren dan die omschreven in artikel 2, punten 17 en 18, van Richtlijn 2006/43/EG ten minste om de drie jaar; |
b) |
in andere gevallen dan die bedoeld onder a), ten minste om de zes jaar. |
3. De bevoegde autoriteit krijgt onderstaande verantwoordelijkheden:
a) |
goedkeuren en wijzigen van de inspectiemethoden, met inbegrip van handleidingen voor inspecties en follow-up, methoden voor verslaglegging en periodieke inspectieprogramma's; |
b) |
goedkeuren en wijzigen van inspectieverslagen en vervolgverslagen; |
c) |
goedkeuren en aanwijzen van inspecteurs voor afzonderlijke inspecties. |
De bevoegde autoriteit wijst voldoende middelen toe aan het kwaliteitsborgingsstelsel.
4. De bevoegde autoriteit zet het kwaliteitsborgingsstelsel op zodanige wijze op dat het onafhankelijk is van de wettelijke auditors en auditkantoren die in het kader ervan worden beoordeeld.
De bevoegde autoriteit ziet erop toe dat er passende beleidsmaatregelen en procedures zijn met betrekking tot de onafhankelijkheid en objectiviteit van het personeel, met inbegrip van inspecteurs, en het beheer van kwaliteitsborgingssysteem.
5. De bevoegde autoriteit voldoet aan de volgende criteria bij de benoeming van inspecteurs:
a) |
inspecteurs beschikken over passende beroepskwalificaties en relevante beroepservaring op het gebied van wettelijke controle van financiële overzichten en financiële verslaggeving, en hebben tevens een specifieke opleiding voor de uitvoering van kwaliteitsbeoordelingen genoten; |
b) |
een praktiserende wettelijke auditor of een persoon die in dienst is van dan wel anderszins verbonden is met een wettelijke auditor of een auditkantoor, mag niet optreden als inspecteur; |
c) |
een persoon mag niet optreden als inspecteur bij een inspectie bij de wettelijke auditor of het auditkantoor totdat ten minste drie jaar zijn verstreken sinds deze persoon geen vennoot of werknemer meer is bij die wettelijke auditor of dat auditkantoor, dan wel anderszins niet meer met die wettelijke auditor of dat auditkantoor verbonden is; |
d) |
inspecteurs verklaren dat er geen belangenconflicten bestaan tussen hen en de te inspecteren wettelijke auditor of het te inspecteren auditkantoor. |
In afwijking van lid 1, onder b), kan een bevoegde autoriteit voor het verrichten van specifieke inspecties deskundigen contracteren indien het aantal inspecteurs binnen de autoriteit onvoldoende is. De bevoegde autoriteit kan ook worden bijgestaan door deskundigen indien dit noodzakelijk is voor het goede verloop van een inspectie. In deze gevallen voldoen de bevoegde autoriteiten en de deskundigen aan de eisen van dit lid. Deskundigen mogen niet betrokken zijn bij het bestuur van, of in dienst zijn van of anderszins gecontracteerd zijn door beroepsverenigingen en -organisaties, maar kunnen lid zijn van die verenigingen of organisaties.
6. Deze inspecties houden ten minste het volgende in:
a) |
een beoordeling van de opzet van het interne kwaliteitsbeheersingssysteem van de wettelijke auditor of het auditkantoor; |
b) |
adequate toetsing van de procedures op naleving en een beoordeling van de controledossiers voor financiële overzichten van organisaties van openbaar belang wat betreft de effectiviteit van het interne kwaliteitsbeheersingssysteem; |
c) |
een beoordeling van de inhoud van het meest recente jaarlijkse transparantieverslag dat een wettelijke auditor of een auditkantoor overeenkomstig artikel 13 heeft bekendgemaakt, waarbij rekening wordt gehouden met de bevindingen van de inspectie ingevolge a) en b). |
7. De door de wettelijke auditor of het auditkantoor aangewende beleidsmaatregelen en procedures op het gebied van interne kwaliteitscontrole worden ten minste beoordeeld op:
a) |
de inachtneming door de wettelijke auditor of het auditkantoor van de toepasselijke normen inzake controle en kwaliteitsbeheer en van ethische en onafhankelijkheidsvereisten, waaronder die welke vastgesteld zijn in hoofdstuk IV van Richtlijn 2006/43/EG en de artikelen 4 en 5 van deze verordening, alsook de toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de betrokken lidstaat; |
b) |
de kwantiteit en kwaliteit van de gebruikte middelen, waaronder de naleving van de vereisten op het gebied van permanente scholing als bedoeld in artikel 13 van Richtlijn 2006/43/EG; |
c) |
de naleving van de vereisten van artikel 4 van deze verordening met betrekking tot de in rekening gebrachte honoraria voor de wettelijke controle van financiële overzichten. |
Voor de toetsing van de naleving worden de controledossiers geselecteerd op basis van een analyse van het risico op een inadequate uitvoering van een wettelijke controle van de financiële overzichten.
De bevoegde autoriteiten beoordelen ook periodiek de methoden die de wettelijke auditors en auditkantoren gebruiken bij het uitvoeren van de wettelijke controle.
De bevoegde autoriteiten hebben de bevoegdheid om naast de inspecties die onder de eerste alinea vallen, ook andere inspecties uit te voeren.
8. Bevindingen en conclusies van een inspectie op basis waarvan aanbevelingen worden gedaan, waaronder bevindingen en conclusies die verband houden met een transparantieverslag, worden vóór de afronding van een inspectieverslag meegedeeld aan en besproken met de wettelijke auditor of het auditkantoor waarbij de inspectie is verricht.
De geïnspecteerde wettelijke auditor of het geïnspecteerde auditkantoor volgt de aanbevelingen van inspecties binnen een redelijke, door de bevoegde autoriteit vastgestelde termijn op. In geval van aanbevelingen over het interne kwaliteitsbeheerssysteem van de wettelijke auditor of het auditkantoor is deze termijn niet langer dan twaalf maanden.
9. Over de inspectie wordt een verslag opgesteld waarin de voornaamste conclusies en aanbevelingen van de kwaliteitsbeoordeling zijn opgenomen.
Artikel 27
Monitoren van marktkwaliteit en mededinging
1. De overeenkomstig artikel 20, lid 1, aangewezen bevoegde autoriteiten en het European Competition Network (ECN), al naargelang, monitoren regelmatig de ontwikkelingen in de markt voor wettelijke controlediensten aan organisaties van openbaar belang en in het bijzonder het volgende:
a) |
de risico's die voortvloeien uit een groot aantal kwalitatieve tekortkomingen van een wettelijke auditor of auditkantoor, waaronder systematische tekortkomingen binnen een netwerk van auditkantoren, die kunnen leiden tot de sluiting van een auditkantoor, de verstoring van de levering van wettelijke controlediensten, hetzij in een specifieke sector hetzij in meerdere sectoren, de verdere risicoaccumulatie van tekortkomingen in de controle en het effect op de algemene stabiliteit van de financiële sector; |
b) |
de mate van marktconcentratie, onder meer in specifieke sectoren; |
c) |
de prestaties van auditcomités; |
d) |
de noodzaak maatregelen vast te stellen om de onder punt a) bedoelde risico's in te perken. |
2. Uiterlijk op 17 juni 2016 en daarna ten minste elke drie jaar, stelt elke bevoegde autoriteit en het ECN een verslag op over marktontwikkelingen inzake het verstrekken van wettelijke controlediensten aan organisaties van openbaar belang en dient zij dit in bij het Ceaob, ESMA, EBA, EIOPA en de Commissie.
Na raadpleging van het Ceaob, de ESMA, de EBA en de EIOPA gebruikt de Commissie deze verslagen om een gezamenlijk verslag over die ontwikkelingen op communautair niveau op te stellen. Dit gezamenlijk verslag wordt ingediend bij de Raad, de Europese Centrale Bank en het Europees Comité voor systeemrisico's (ESRB), alsook, indien passend, bij het Europees Parlement.
Artikel 28
Transparantie van bevoegde autoriteiten
Bevoegde autoriteiten zijn transparant en publiceren ten minste:
a) |
jaarlijkse activiteitenverslagen over hun taken krachtens deze verordening; |
b) |
jaarlijkse werkprogramma's betreffende hun taken krachtens deze verordening; |
c) |
een jaarlijks verslag over de algemene resultaten van het kwaliteitsborgingsstelsel. Dit verslag bevat informatie over de gedane aanbevelingen, over de opvolging van de aanbevelingen en over de getroffen toezichtmaatregelen en opgelegde sancties. Ook bevat het kwantitatieve informatie en andere belangrijke prestatie-informatie over de financiële middelen, de personeelsmiddelen en de efficiëntie en effectiviteit van het kwaliteitsborgingsstelsel; |
d) |
de geaggregeerde informatie over de bevindingen en conclusies van de inspecties als bedoeld in de eerste alinea van artikel 26, lid 8. Lidstaten kunnen de bekendmaking van die bevindingen en conclusies van afzonderlijke inspecties eisen. |
HOOFDSTUK III
Samenwerking tussen bevoegde autoriteiten en relaties met de Europese toezichthoudende autoriteiten
Artikel 29
Verplichting tot samenwerking
De bevoegde autoriteiten van de lidstaten werken samen indien zulks voor de toepassing van deze verordening noodzakelijk is, ook in gevallen waarin het onderzochte gedrag niet strijdig is met enige in de betrokken lidstaat van kracht zijnde wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling.
Artikel 30
Instelling van het Ceaob
1. Behoudens het opzetten van nationaal toezicht op controles wordt de samenwerking tussen bevoegde autoriteiten opgezet binnen het kader van het Ceaob.
2. Het Ceaob is samengesteld uit een lid per lidstaat, die hooggeplaatste vertegenwoordigers zijn van de bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 32, lid 1, van Richtlijn 2006/43/EG, en een lid aangewezen door de ESMA (hierna „de leden” genoemd).
3. De EBA en EIOPA worden als waarnemer uitgenodigd op vergaderingen van het Ceaob.
4. Het Ceaob vergadert regelmatig en zo nodig op verzoek van de Commissie of een lidstaat.
5. Elk lid van het Ceaob heeft één stem, behalve het door ESMA aangewezen lid, dat geen stemrecht heeft. Tenzij anders aangegeven, besluit het Ceaob met gewone meerderheid van zijn leden.
6. De voorzitter van het Ceaob wordt verkozen uit een lijst van kandidaten die de bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 32, lid 1, van Richtlijn 2006/43/EG vertegenwoordigen, of afgezet met een tweederdemeerderheid van de leden. De voorzitter wordt verkozen voor een termijn van vier jaar. De voorzitter mag geen twee achtereenvolgende termijnen in die functie dienen, maar kan na een tussenperiode van vier jaar worden herkozen.
De vicevoorzitter wordt benoemd of afgezet door de Commissie.
De voorzitter en de vicevoorzitter hebben geen stemrecht.
Indien de voorzitter voor het eind van zijn termijn aftreedt of wordt afgezet, neemt de vicevoorzitter het voorzitterschap waar tot de volgende vergadering van het Ceaob, tijdens welke een voorzitter voor de resterende ambtsperiode wordt gekozen.
7. Het Ceaob:
a) |
vergemakkelijkt de uitwisseling van informatie, expertise en beste praktijken voor de tenuitvoerlegging van deze verordening en van Richtlijn 2006/43/EG; |
b) |
verleent de Commissie en de bevoegde autoriteiten op verzoek deskundig advies over aangelegenheden in verband met de tenuitvoerlegging van deze verordening en van Richtlijn 2006/43/EG; |
c) |
draagt bij tot de technische beoordeling van stelsels van publiek toezicht van derde landen en aan de internationale samenwerking op dat gebied tussen de lidstaten en derde landen, als bedoeld in de artikelen 46, lid 2, en 47, lid 3, van Richtlijn 2006/43/EG; |
d) |
draagt bij tot het technische onderzoek van internationale standaarden voor audit, met inbegrip van de procedures voor de opstelling ervan, met het oog op de goedkeuring van deze standaarden op Unieniveau; |
e) |
draagt bij tot de verbetering van de samenwerkingsmechanismen voor het toezicht op de auditkantoren van organisaties van openbaar belang, wettelijke auditors of op de netwerken waartoe deze kantoren behoren; |
f) |
voert andere coördinerende taken uit in de gevallen waarin deze verordening of Richtlijn 2006/43/EG daarin voorziet. |
8. Met het oog op de uitvoering van haar taken die zijn bedoeld in lid 7, onder c), verzoekt het Ceaob om de bijstand van ESMA, EBA of EIOPA, voor zover dit verzoek verband houdt met internationale samenwerking tussen de lidstaten en derde landen op het gebied van wettelijke controles van de financiële overzichten van organisaties van openbaar belang waarop toezicht wordt gehouden door die Europese toezichthoudende autoriteiten. Indien om die bijstand wordt verzocht, staat ESMA, EBA of EIOPA het Ceaob bij in zijn taak.
9. Met het oog op de uitvoering van zijn taken kan het Ceaob niet-bindende richtsnoeren en adviezen vaststellen.
De Commissie publiceert de door het Ceaob vastgestelde richtsnoeren en adviezen.
10. Het Ceaob neemt, in voorkomend geval, alle bestaande en lopende taken over van de Europese Groep van accountantstoezichthouders (Egaob), die is opgericht bij Besluit 2005/909/EG van de Commissie.
11. Het Ceaob kan permanente of ad-hocsubgroepen instellen voor het onderzoeken van specifieke kwesties op basis van een door het Ceaob opgesteld mandaat. Deelneming aan de besprekingen in de subgroep kan worden uitgebreid tot de voor auditorstoezicht bevoegde autoriteiten van de landen van de Europese Economische Ruimte (hierna „EER” genoemd) of, bij uitnodiging, per geval, tot de bevoegde autoriteiten van landen van buiten de EU/EER, onder voorbehoud van goedkeuring door de leden. De deelneming van een bevoegde autoriteit van een niet-EU/EER-land kan aan een termijn gebonden zijn.
12. Het Ceaob stelt een subgroep in met het oog op uitvoering van de in lid 7, onder c), bedoelde taken. Die subgroep wordt voorgezeten door het lid dat op grond van lid 2 is benoemd door ESMA.
13. Op verzoek van ten minste drie leden, of eigener beweging indien dit zinvol en/of noodzakelijk wordt geacht, kan de voorzitter van het Ceaob deskundigen, met inbegrip van beroepsbeoefenaars met een bijzondere kwalificatie op het gebied van een geagendeerd onderwerp uitnodigen om als waarnemer aan de beraadslagingen van het Ceaob of van zijn subgroepen deel te nemen. Het Ceaob kan vertegenwoordigers van bevoegde autoriteiten van derde landen die deskundig zijn op het gebied van auditorstoezicht uitnodigen om als waarnemer aan de beraadslagingen van het Ceaob of van zijn subgroepen deel te nemen.
14. Het secretariaat van het Ceaob wordt verzorgd door de Commissie. De uitgaven van het Ceaob worden opgenomen in de ramingen van de Commissie.
15. Bij het opstellen van de voorlopige agenda van elke Ceaob-vergadering houdt het voorzitterschap terdege rekening met de schriftelijke bijdragen van de leden.
16. De voorzitter, of bij diens afwezigheid de vicevoorzitter, deelt de meningen of standpunten van het Ceaob alleen mee met de goedkeuring van de leden.
17. De beraadslagingen van het Ceaob zijn niet openbaar.
18. Het Ceaob stelt een reglement van orde vast.
Artikel 31
Samenwerking in verband met kwaliteitsbeoordelingen en onderzoeken of inspecties ter plaatse
1. De bevoegde autoriteiten treffen maatregelen om op het niveau van de Europese Unie effectieve samenwerking met betrekking tot kwaliteitsbeoordelingen te waarborgen.
2. De bevoegde autoriteit van een lidstaat kan verzoeken om bijstand van de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat bij de kwaliteitsbeoordelingen van wettelijke auditors of auditkantoren die tot een netwerk behoren dat aanzienlijke activiteiten in de aangezochte lidstaat ontplooit.
3. Wanneer een bevoegde autoriteit van een bevoegde autoriteit van een andere lidstaat een verzoek ontvangt om te helpen bij de kwaliteitsbeoordeling van een wettelijke auditor die of een auditkantoor dat behoort tot een netwerk dat aanzienlijke activiteiten in die lidstaat ontplooit, staat zij de verzoekende bevoegde autoriteit toe om te helpen bij deze kwaliteitsbeoordeling.
De verzoekende bevoegde autoriteit heeft geen recht op toegang tot informatie die in strijd zou zijn met de nationale veiligheidsvoorschriften of die gevaar zou kunnen opleveren voor de soevereiniteit, de veiligheid of de openbare orde van de aangezochte lidstaat.
4. Indien een bevoegde autoriteit ervan overtuigd is dat er op het grondgebied van een andere lidstaat handelingen worden of zijn uitgevoerd die strijdig zijn met de bepalingen van deze verordening, geeft zij hiervan zo specifiek mogelijk kennis aan de bevoegde autoriteit van de andere lidstaat. De bevoegde autoriteit van de andere lidstaat neemt de nodige maatregelen. Het stelt de kennisgevende bevoegde autoriteit in kennis van het resultaat daarvan, alsmede, voor zover mogelijk, van belangrijke tussentijdse ontwikkelingen.
5. Een bevoegde autoriteit van een lidstaat kan verzoeken dat een onderzoek wordt verricht door de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat op het grondgebied van die lidstaat.
Verder kan zij verzoeken dat aan een aantal leden van haar personeel toestemming wordt verleend om de leden van het personeel van de bevoegde autoriteit van de andere lidstaat gedurende het onderzoek te vergezellen, ook op inspecties ter plaatse.
Het onderzoek of de inspectie wordt verricht onder de eindverantwoordelijkheid van de lidstaat op het grondgebied waarvan het onderzoek plaatsvindt.
6. De aangezochte bevoegde autoriteit kan een verzoek om een onderzoek zoals bedoeld in lid 5, eerste alinea, of een verzoek dat leden van haar personeel worden vergezeld door leden van het personeel van de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat zoals bedoeld in lid 5, tweede alinea, in de volgende gevallen van de hand wijzen:
a) |
wanneer een dergelijk onderzoek of dergelijke inspectie ter plaatse in strijd is met de nationale veiligheidsvoorschriften of gevaar zou kunnen opleveren voor de soevereiniteit, de veiligheid of de openbare orde van de aangezochte lidstaat; |
b) |
wanneer voor dezelfde feiten en tegen dezelfde personen reeds een gerechtelijke procedure is opgestart voor de autoriteiten van de aangezochte lidstaat; |
c) |
wanneer voor dezelfde feiten en tegen dezelfde personen door de autoriteiten van de aangezochte lidstaat reeds een onherroepelijke uitspraak is gedaan. |
7. In geval van een kwaliteitsbeoordeling, onderzoek of inspectie met grensoverschrijdende effecten kunnen de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten het Ceaob verzoeken om de beoordeling of het onderzoek te coördineren.
Artikel 32
Aanwijzing van bevoegde autoriteiten
1. Om de uitvoering te vergemakkelijken van de in artikel 26 en artikel 31, leden 4 tot en met 6 van deze verordening, en artikel 30 van Richtlijn 2006/43/EG bedoelde taken met betrekking tot specifieke wettelijke auditors, auditkantoren of hun netwerken, kunnen colleges worden ingesteld, waaraan wordt deelgenomen door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst en door iedere andere bevoegde autoriteit, mits:
a) |
de wettelijke auditor of het auditkantoor wettelijke controlediensten levert aan organisaties van openbaar belang binnen het rechtsgebied van de betrokken lidstaten; |
b) |
er binnen het rechtsgebied van de betrokken lidstaten een filiaal is gevestigd dat deel uitmaakt van het auditkantoor. |
2. In het geval van specifieke wettelijke auditors of auditkantoren treedt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst op als facilitator.
3. Met betrekking tot specifieke netwerken kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar het netwerk aanzienlijke activiteiten ontplooit, het Ceaob verzoeken een college in stellen, waaraan wordt deelgenomen door de verzoekende bevoegde autoriteiten.
4. Binnen vijftien werkdagen na de instelling van het college van bevoegde autoriteiten voor een specifiek netwerk kiezen zijn leden een facilitator. Indien geen overeenstemming wordt bereikt, wijst het Ceaob een facilitator aan onder de leden van het college.
De leden van het college toetsen de keuze van de facilitator ten minste eens in de vijf jaar om te waarborgen dat de gekozen facilitator nog steeds de meest geschikte is voor die post.
5. De facilitator zit de vergaderingen van het college voor, coördineert de acties van het college en zorgt voor een doeltreffende uitwisseling van informatie onder de leden van het college.
6. De facilitator stelt binnen tien werkdagen na zijn verkiezing schriftelijke regelingen op voor de coördinatie, binnen het kader van het college, met betrekking tot onderstaande onderwerpen:
a) |
de informatie die tussen de bevoegde autoriteiten wordt uitgewisseld; |
b) |
de gevallen waarin de bevoegde autoriteiten met elkaar moeten overleggen; |
c) |
de gevallen waarin de bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 33 toezichtstaken mogen delegeren. |
7. Bij gebreke van overeenstemming over de in lid 6 bedoelde schriftelijke coördinatieregelingen kan elk lid van het college de zaak doorverwijzen naar het Ceaob. De facilitator neemt de adviezen van het Ceaob over de schriftelijke coördinatieregelingen terdege in aanmerking alvorens tot overeenstemming te komen over de definitieve tekst. De schriftelijke coördinatieregelingen worden opgenomen in één enkel document dat de volledige redenen voor iedere beduidende afwijking van het advies van het Ceaob bevat. De facilitator doet de schriftelijke coördinatieregelingen toekomen aan de leden van het college en aan het Ceaob.
Artikel 33
Delegatie van bevoegdheden
De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst kan elk van haar taken aan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat delegeren, mits deze autoriteit daarmee instemt. Het delegeren van taken laat de verantwoordelijkheid van de delegerende bevoegde autoriteit onverlet.
Artikel 34
Vertrouwelijkheid en beroepsgeheim met betrekking tot de samenwerking tussen bevoegde autoriteiten
1. De verplichting van beroepsgeheim geldt voor alle personen die werken of gewerkt hebben voor organen die betrokken zijn bij een samenwerkingsverband tussen bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 30. Onder het beroepsgeheim vallende informatie wordt aan geen enkele andere persoon of autoriteit verstrekt, tenzij zulks in het kader van gerechtelijke procedures noodzakelijk is of krachtens het Unierecht of nationaal recht vereist is.
2. Artikel 22 vormt geen beletsel voor de organen die deel uitmaken van een samenwerkingsverband van bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 30, en de bevoegde autoriteiten om vertrouwelijke informatie uit te wisselen. De aldus uitgewisselde informatie valt onder het beroepsgeheim waartoe eenieder gehouden is die bij de bevoegde autoriteiten werkzaam is of is geweest.
3. Alle informatie die op grond van deze verordening wordt uitgewisseld tussen organen die deel uitmaken van een samenwerkingsverband van bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 30, en de bevoegde autoriteiten en andere autoriteiten en organen, wordt als vertrouwelijk beschouwd tenzij openbaarmaking daarvan krachtens het Unierecht of nationaal recht vereist is.
Artikel 35
Bescherming van persoonsgegevens
1. De lidstaten passen Richtlijn 95/46/EG toe op de verwerking van persoonsgegevens in de lidstaten uit hoofde van deze verordening.
2. Verordening (EG) nr. 45/2001 is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door het Ceaob, ESMA, EBA en EIOPA in het kader van deze verordening en Richtlijn 2006/43/EG.
HOOFDSTUK IV
Samenwerking met autoriteiten van derde landen en met internationale organisaties en organen
Artikel 36
Overeenkomst over uitwisseling van informatie
1. De bevoegde autoriteiten mogen met de bevoegde autoriteiten van derde landen alleen dan samenwerkingsovereenkomsten voor de uitwisseling van informatie sluiten als voor de te verstrekken informatie in de betrokken derde landen ten minste gelijkwaardige waarborgen inzake het beroepsgeheim gelden als die welke zijn bepaald in de artikelen 22 en 34. De bevoegde autoriteiten maken dergelijke overeenkomsten onmiddellijk over aan het Ceaob en stellen de Commissie er onmiddellijk in kennis van.
Informatie wordt uit hoofde van dit artikel alleen uitgewisseld indien dit noodzakelijk is voor de uitvoering van de taken van die bevoegde autoriteiten op grond van deze verordening.
Indien bij een dergelijke uitwisseling van gegevens persoonsgegevens worden doorgegeven aan een derde land, nemen de lidstaten Richtlijn 95/46/EG in acht en neemt het Ceaob Verordening (EG) nr. 45/2001 in acht.
2. De bevoegde autoriteiten werken samen met de bevoegde autoriteiten of andere betrokken organen van derde landen met betrekking tot de kwaliteitsbeoordelingen en onderzoeken van wettelijke auditors en auditkantoren. Op verzoek van een bevoegde autoriteit draagt het Ceaob bij tot dergelijke samenwerking en tot convergentie van het toezicht met derde landen.
3. Indien de samenwerking of uitwisseling van informatie verband houdt met controledocumenten of andere documenten die in het bezit zijn van wettelijke auditors of auditkantoren, is artikel 47 van Richtlijn 2006/43/EG van toepassing.
4. Het Ceaob stelt richtsnoeren op over de inhoud van de samenwerkingsovereenkomst en de uitwisseling van informatie als bedoeld in dit artikel.
Artikel 37
Openbaarmaking van informatie van derde landen
De bevoegde autoriteit van een lidstaat mag de van een bevoegde autoriteit van een derde land ontvangen vertrouwelijke informatie, ingeval een samenwerkingsovereenkomst daarin voorziet, alleen openbaar maken indien zij daartoe uitdrukkelijk toestemming heeft gekregen van de bevoegde autoriteit die de informatie heeft doorgegeven en mits, indien van toepassing, de informatie alleen openbaar wordt gemaakt voor de doeleinden waarmee deze bevoegde autoriteit heeft ingestemd, of indien deze openbaarmaking vereist is krachtens het Unierecht of nationaal recht.
Artikel 38
Openbaarmaking van informatie aan derde landen
De bevoegde autoriteit van een lidstaat schrijft voor dat vertrouwelijke informatie die door haar aan een bevoegde autoriteit van een derde land wordt medegedeeld, door die bevoegde autoriteit alleen aan derde partijen of autoriteiten openbaar mag worden gemaakt met uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteit die de informatie heeft doorgegeven, in overeenstemming met haar nationaal recht en mits de informatie alleen openbaar wordt gemaakt voor de doeleinden waarmee deze bevoegde autoriteit van de lidstaat heeft ingestemd, of indien deze openbaarmaking krachtens het Unierecht of nationaal recht vereist is of noodzakelijk is in het kader van gerechtelijke procedures in dat derde land.
Artikel 39
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2. De in artikel 9 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 16 juni 2014. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.
3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 9 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
5. Een overeenkomstig artikel 9 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn met twee maanden worden verlengd.
Artikel 40
Evaluatie en verslagen
1. De Commissie evalueert de operaties en de doeltreffendheid van het samenwerkingssysteem tussen de bevoegde autoriteiten in het kader van het Ceaob, als bedoeld in artikel 30, met name wat betreft de uitvoering van de Ceaob-taken die zijn omschreven in lid 7 van dat artikel, en brengt daarover verslag uit.
2. De evaluatie houdt rekening met internationale ontwikkelingen, in het bijzonder met betrekking tot de intensivering van de samenwerking met de bevoegde autoriteiten van derde landen en het bijdragen tot de verbetering van de samenwerkingsmechanismen voor toezicht op wettelijke auditors en auditkantoren van organisaties van openbaar belang die deel uitmaken van de internationale auditnetwerken. De Commissie voltooit uiterlijk op 17 juni 2019 haar evaluatie.
3. Het verslag wordt, indien nodig samen met een wetgevingsvoorstel, aan het Europees Parlement en de Raad voorgelegd. Het verslag gaat in op de vooruitgang op het gebied van samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten in het kader van het Ceaob vanaf de instelling van dit kader en stelt verdere stappen voor om de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten effectiever te maken.
4. Uiterlijk op 17 juni 2028 dient de Commissie een verslag over de toepassing van deze verordening in bij het Europees Parlement en de Raad
Artikel 41
Overgangsbepaling
1. Vanaf 17 juni 2020 geeft een organisatie van openbaar belang geen controleopdracht of verlengt zij geen controleopdracht aan een bepaalde wettelijke auditor of auditkantoor, indien die wettelijke auditor of dat auditkantoor op de datum van inwerkingtreding van deze verordening gedurende een aaneengesloten periode van twintig of meer jaar wettelijke controlediensten aan die organisatie van openbaar belang heeft geleverd.
2. Vanaf 17 juni 2023 geeft een organisatie van openbaar belang geen controleopdracht of verlengt zij geen controleopdracht aan een bepaalde wettelijke auditor of auditkantoor, indien die wettelijke auditor of dat auditkantoor op de datum van inwerkingtreding van deze verordening gedurende een aaneengesloten periode van elf tot twintig jaar wettelijke controlediensten aan die organisatie van openbaar belang heeft geleverd.
3. Onverminderd de leden 1 en 2 kunnen de controleopdrachten die zijn gegeven vóór 16 juni 2014, maar die op 17 juni 2016 nog van kracht zijn, van toepassing blijven tot het einde van de in artikel 17, lid 1, tweede alinea, of in artikel 17, lid 2, onder b), bedoelde maximumduur. Artikel 17, lid 4, is van toepassing.
4. Artikel 16, lid 3, wordt op controleopdrachten pas van toepassing na het verstrijken van de periode die is bedoeld in artikel 17, lid 1, tweede alinea.
Artikel 42
Nationale bepalingen
De lidstaten treffen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze verordening effectief wordt toegepast.
Artikel 43
Intrekking van Besluit 2005/909/EG van de Commissie
Besluit 2005/909/EG wordt ingetrokken.
Artikel 44
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing vanaf 17 juni 2016.
Het bepaalde in artikel 16, lid 6, is echter van toepassing met ingang van 17 juni 2017.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg, 16 april 2014
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
M. SCHULZ
Voor de Raad
De voorzitter
D. KOURKOULAS
(1) PB C 191 van 29.6.2012, blz. 61.
(2) Standpunt van het Europees Parlement van 3 april 2014. (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 14 april 2014.
(3) Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen (PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1).
(4) Richtlijn 91/674/EEG van de Raad van 19 december 1991 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen (PB L 374 van 31.12.1991, blz. 7).
(5) Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PB L 390 van 31.12.2004, blz. 38).
(6) Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, tot wijziging van de Richtlijnen 97/7/EG, 2002/65/EG, 2005/60/EG en 2006/48/EG, en tot intrekking van Richtlijn 97/5/EG (PB L 319 van 5.12.2007, blz. 1).
(7) Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32).
(8) Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG (PB L 267 van 10.10.2009, blz. 7).
(9) Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1).
(10) Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad (PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1).
(11) Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).
(12) Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad (PB L 157 van 9.6.2006, blz. 87).
(13) Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).
(14) Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico's (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 1).
(15) Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15).
(16) PB L 120 van 7.5.2008, blz. 20.
(17) Europese toezichthoudende autoriteit opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
(18) Europese toezichthoudende autoriteit opgericht bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).
(19) Europese toezichthoudende autoriteit opgericht bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 48).
(20) Richtlijn 2014/56/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen (zie bladzijde 196 van dit Publicatieblad).
(21) Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
(22) PB C 336 van 6.11.2012, blz. 4.
(23) Besluit 2005/909/EG van de Commissie van 14 december 2005 tot oprichting van een groep van deskundigen om de Commissie van advies te dienen en de samenwerking tussen stelsels voor de uitoefening van publiek toezicht op externe accountants en accountantskantoren te bevorderen (PB L 329 van 16.12.2005, blz. 38).
(24) Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).
(25) Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1).
(26) Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).
(27) Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PB L 345 van 31.12.2003, blz. 64).