EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32014D0401

Besluit 2014/401/GBVB van de Raad van 26 juni 2014 betreffende het satellietcentrum van de Europese Unie en tot intrekking van Gemeenschappelijk Optreden 2001/555/GBVB betreffende de oprichting van een satellietcentrum van de Europese Unie

OJ L 188, 27.6.2014, p. 73–84 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 01/07/2022

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2014/401/oj

27.6.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 188/73


BESLUIT 2014/401/GBVB VAN DE RAAD

van 26 juni 2014

betreffende het satellietcentrum van de Europese Unie en tot intrekking van Gemeenschappelijk Optreden 2001/555/GBVB betreffende de oprichting van een satellietcentrum van de Europese Unie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28 en artikel 31, lid 1,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 20 juli 2001 Gemeenschappelijk Optreden 2001/555/GBVB (1) betreffende de oprichting van een satellietcentrum van de Europese Unie (SATCEN) vastgesteld. De Raad heeft op 23 mei 2011 Besluit 2011/297/GBVB (2) vastgesteld.

(2)

De werking van het SATCEN, als autonome Europese capaciteit voor het aanbieden van producten en diensten die het resultaat zijn van de exploitatie van de betreffende ruimteactiva en van de aanverwante gegevens, satellietbeelden en luchtfoto's daaronder begrepen, is essentieel voor de ondersteuning van de taken op het gebied van tijdige waarschuwing en crisistoezicht in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) en in het bijzonder het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB).

(3)

De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV) heeft op 14 september 2012 overeenkomstig artikel 22 van Gemeenschappelijk Optreden 2001/555/GBVB aan de Raad een verslag over de werking van het SATCEN voorgelegd.

(4)

Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) heeft op 27 november 2012 nota genomen van dat verslag en de Raad de aanbeveling gedaan Gemeenschappelijk Optreden 2001/555/GBVB dienovereenkomstig te wijzigen.

(5)

Ter wille van de juridische duidelijkheid is het wenselijk vroegere wijzigingen en de aanvullende voorgestelde wijzigingen in een enkel nieuw besluit te consolideren en Gemeenschappelijk Optreden 2001/555/GBVB in te trekken, met inbegrip van artikel 23 daarvan inzake overgangsbepalingen met betrekking tot de West-Europese Unie (WEU).

(6)

Overeenkomstig artikel 5 van het Protocol (nr. 22) betreffende de positie van Denemarken dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), neemt Denemarken niet deel aan de uitwerking en de uitvoering van besluiten en acties van de Unie die gevolgen hebben op defensiegebied. Deze bepaling vormt voor Denemarken evenwel geen beletsel om deel te nemen aan de civiele activiteiten van het SATCEN op basis van een verklaring van Denemarken dat het bereid is bij te dragen aan uitgaven van het SATCEN die geen gevolgen hebben op defensiegebied.

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Continuïteit en locatie

1.   Het satellietcentrum van de Europese Unie dat is opgericht bij Gemeenschappelijk Optreden 2001/555/GBVB (3) („SATCEN”), zet zijn opdracht voort en ontwikkelt deze in overeenstemming met dit besluit.

2.   Dit besluit laat bestaande rechten en verplichtingen alsook de regels die zijn vastgesteld in het kader van Gemeenschappelijk Optreden 2001/555/GBVB onverlet. In het bijzonder laat het de geldigheid van de bestaande arbeidsovereenkomsten en de daaruit voortvloeiende rechten onverlet.

3.   Het SATCEN heeft zijn zetel in Torrejón de Ardoz (Spanje).

Artikel 2

Opdracht en activiteiten

1.   Het SATCEN ondersteunt de besluitvorming en de acties van de Unie op het gebied van het GBVB, en in het bijzonder het GVDB, met inbegrip van de crisisbeheersingsmissies en operaties van de Europese Unie, door, op verzoek van de Raad of de HV, producten en diensten aan te bieden die het resultaat zijn van de exploitatie van de betreffende ruimteactiva en van de aanverwante gegevens, satellietbeelden en luchtfoto's daaronder begrepen, alsook daarmee verband houdende diensten, overeenkomstig artikel 3.

2.   In het kader van de opdracht van het SATCEN geeft de HV, ook, op verzoek en indien de capaciteit van het SATCEN het toelaat en onverminderd de in lid 1 vervatte kerntaken ervan, het SATCEN de opdracht om producten en diensten aan te bieden aan:

i)

een lidstaat, de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO), de Commissie, of de agentschappen of organen van de Unie waarmee het SATCEN uit hoofde van artikel 18 samenwerkt;

ii)

derde staten die hebben ingestemd met de in bijlage dezes vervatte bepalingen betreffende de associatie bij de activiteiten van het SATCEN;

iii)

indien het verzoek van belang is in het kader van het GBVB, en in het bijzonder het GVDB, internationale organisaties zoals de Verenigde Naties, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa en de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO).

3.   Het SATCEN kan ook, overeenkomstig artikel 18 en onverminderd de in lid 1 vervatte kerntaken ervan, samenwerken met de Commissie en agentschappen, organen of lidstaten van de Unie, met het oog op de optimalisatie van synergieën en complementariteit met andere activiteiten van de Unie die van invloed zijn op het SATCEN en indien de activiteiten van het SATCEN voor die activiteiten van de Unie van belang zijn, in het bijzonder op het gebied van ruimtevaart en veiligheid.

4.   Om de organisatie van activiteiten in Brussel te faciliteren heeft het SATCEN een verbindingsbureau in Brussel.

5.   Nu de WEU ontbonden is, worden de in artikel 23 genoemde administratieve taken door het SATCEN uitgevoerd. De dienst die belast is met de voortzetting van deze resterende administratieve taken is gevestigd te Brussel.

Artikel 3

Politiek toezicht en operationele leiding

1.   Het PVC is, onder de verantwoordelijkheid van de Raad, belast met het politieke toezicht op de activiteiten van het SATCEN en levert politieke sturing aan met betrekking tot de prioriteiten van het SATCEN.

2.   De HV heeft, in overeenstemming met zijn verantwoordelijkheden inzake het GBVB en in het bijzonder het GVDB, operationele leiding aan het SATCEN, onverminderd de verantwoordelijkheden van het bestuur respectievelijk van de directeur van het SATCEN die in dit besluit zijn vastgelegd. Met name bepaalt de HV, op grond van de in lid 1 bedoelde sturing en met inachtneming van het beschikbare niveau van middelen, in overeenstemming met richtsnoeren ter vervulling van deze opdracht die regelmatig door het bestuur worden herzien, welke aan het SATCEN gerichte verzoeken bij voorrang behandeld worden.

3.   Bij de uitvoering van de in dit artikel bedoelde taken van de HV brengt de HV naargelang de behoefte en in ieder geval elk halfjaar verslag uit aan de Raad, onder meer inzake de beoordeling door het bestuur van de tenuitvoerlegging door het SATCEN van de in lid 1 bedoelde politieke sturing en van de in lid 2 bedoelde operationele leiding.

Artikel 4

Producten en diensten van het SATCEN

1.   De producten en diensten van het SATCEN die het antwoord vormen op de overeenkomstig artikel 2, lid 1, en artikel 2, lid 2, punten ii) en iii), ingediende verzoeken, worden overeenkomstig de toepasselijke beveiligingsbepalingen beschikbaar gesteld voor de lidstaten, EDEO, de Commissie en de agentschappen of organen van de Unie waarmee het SATCEN uit hoofde van artikel 18 samenwerkt. Deze producten en diensten worden beschikbaar gesteld voor de derde staten die ingestemd hebben met de bepalingen in de bijlage, overeenkomstig de in die bepalingen gespecificeerde nadere voorschriften.

2.   Met het oog op de transparantie stelt de HV onverwijld alle overeenkomstig artikel 2 ingediende verzoeken beschikbaar voor de lidstaten, de EDEO, de Commissie en de agentschappen of organen van de Unie waarmee het SATCEN uit hoofde van artikel 18 samenwerkt, alsook voor derde staten die ingestemd hebben met de bepalingen in de bijlage, overeenkomstig de in die bepalingen gespecificeerde nadere voorschriften.

3.   De producten en diensten van het SATCEN die naar aanleiding van overeenkomstig artikel 2, lid 2, punt i) ingediende verzoeken worden aangeboden, worden beschikbaar gesteld voor de lidstaten, de EDEO, de Commissie en de agentschappen of organen van de Unie waarmee het SATCEN uit hoofde van artikel 18 samenwerkt, en/of aan derde staten die ingestemd hebben met de bepalingen in de bijlage, op besluit van de verzoekende partij.

4.   Het PVC kan de HV de opdracht geven producten van het SATCEN die naar aanleiding van overeenkomstig artikel 2, leden 1 en 2, ingediende verzoeken worden aangeboden, per geval beschikbaar te stellen voor een aangewezen derde staat of organisatie.

Artikel 5

Rechtspersoonlijkheid

Het SATCEN heeft de rechtspersoonlijkheid die nodig is om zijn taken uit te oefenen en zijn doelen te bereiken. Het kan in het bijzonder contracten sluiten, onroerende en roerende zaken verwerven of vervreemden en in rechte optreden. Het SATCEN heeft geen winstoogmerk. De lidstaten nemen maatregelen om het SATCEN de handelingsbekwaamheid toe te kennen die overeenkomstig de nationale wetgeving aan rechtspersonen wordt verleend.

Artikel 6

Bestuur

1.   Het SATCEN heeft een bestuur dat het jaarlijks werkprogramma en het werkprogramma voor de lange termijn, alsook de passende begroting goedkeurt. Het bestuur is een forum waar kwesties in verband met de werking, het personeel en de uitrusting van het SATCEN worden besproken. Het bestuur beoordeelt regelmatig de tenuitvoerlegging door het SATCEN van de in lid 3 bedoelde politieke sturing en operationele leiding. Het bestuur neemt alle relevante besluiten in verband met de uitvoering van de opdracht van het SATCEN, met inbegrip van voorstellen inzake activiteiten uit hoofde van de artikelen 18, 19 en 20, op voorwaarde dat zij niet uit hoofde van dit besluit zijn voorbehouden aan de Raad of de directeur van het SATCEN.

2.   Het bestuur wordt voorgezeten door de HV of door zijn vertegenwoordiger. De HV brengt verslag uit aan de Raad over de werkzaamheden van het bestuur.

3.   Het bestuur is samengesteld uit één vertegenwoordiger van elke lidstaat en één vertegenwoordiger van de Commissie. Elk lid van het bestuur mag door een plaatsvervanger vertegenwoordigd of vergezeld worden. De aanstellingsbrieven, waarin de lidstaat, respectievelijk de Commissie naar behoren machtiging verleent, worden aan de HV toegezonden.

4.   De directeur van het SATCEN of de vertegenwoordiger van de directeur woont de vergaderingen van het bestuur in de regel bij. De voorzitter van het Militair Comité van de Europese Unie, de directeur-generaal van de Militaire Staf van de Europese Unie en de civiele operationele commandant van de Europese Unie mogen vergaderingen van het bestuur bijwonen. Vertegenwoordigers van andere betrokken organen van de Unie kunnen eveneens worden uitgenodigd voor de vergaderingen van het bestuur.

5.   Tenzij anders bepaald in dit besluit, worden besluiten van het bestuur door de vertegenwoordigers van de lidstaten genomen met een overeenkomstig artikel 16, leden 4 en 5, VEU gewogen gekwalificeerde meerderheid. Het bestuur stelt zijn reglement van orde vast.

6.   Het bestuur kan besluiten ad hoc-werkgroepen of permanente comités op te richten met dezelfde samenstelling als het bestuur zelf, die onder zijn algehele verantwoordelijkheid en onder zijn toezicht specifieke onderwerpen of vraagstukken behandelen. Het mandaat, de samenstelling en de termijn worden in het desbetreffende oprichtingsbesluit vastgesteld.

7.   De voorzitter roept het bestuur ten minste tweemaal per jaar, en tevens op verzoek van ten minste een derde van zijn leden, bijeen.

Artikel 7

Directeur

1.   Het bestuur selecteert en benoemt de directeur van het SATCEN uit onderdanen van de lidstaten op aanbeveling van een adviescomité. De directeur wordt benoemd voor een periode van drie jaar, die met één periode van twee jaar kan worden verlengd.

2.   Gelet op de technische en operationele aard van de opdracht van het SATCEN dienen de kandidaten voor de post van directeur te beschikken over een erkende ruime deskundigheid en ervaring op het gebied van geospatiale informatie en beeldanalyse en of op het gebied van buitenlandse betrekkingen en veiligheidsbeleid. De lidstaten dragen kandidaten voor aan het bestuur. Het adviescomité is samengesteld uit de HV (of diens vertegenwoordiger) die het comité voorzit, uit drie vertegenwoordigers van de lidstaten uit het trio-voorzitterschap, en uit een vertegenwoordiger van de EDEO; het adviescomité beveelt het bestuur ten minste drie kandidaten aan met het oog op de selectie en benoeming van de directeur.

3.   De directeur vertegenwoordigt het SATCEN in rechte.

4.   De directeur is belast met het aanwerven van al het andere personeel van het SATCEN.

5.   Na goedkeuring door het bestuur benoemt de directeur de plaatsvervangend directeur van het SATCEN. De plaatsvervangend directeur wordt benoemd voor een periode van drie jaar, die eventueel met één periode van drie jaar kan worden verlengd met de instemming van het bestuur.

6.   De directeur is belast met de uitvoering van de opdracht van het SATCEN als vervat in artikel 2. De directeur zorgt ervoor dat het SATCEN gekenmerkt wordt door een hoge mate van deskundigheid en vakkundigheid, en dat de activiteiten van het SATCEN op een doeltreffende en effectieve manier volbracht worden. De directeur neemt daartoe de nodige maatregelen, waaronder personeelsopleidingen en het uitvoeren van onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten ter ondersteuning van zijn opdracht.

De directeur is ook belast met de hem in dit besluit toegewezen taken:

a)

de werkzaamheden van het bestuur voorbereiden en in het bijzonder het jaarlijks ontwerpwerkprogramma van het SATCEN opstellen;

b)

het dagelijkse bestuur van het SATCEN;

c)

de staat van ontvangsten en uitgaven opstellen en de begroting van het SATCEN uitvoeren;

d)

beveiligingsaspecten;

e)

personeelsaangelegenheden;

f)

het PVC informeren over het jaarlijks werkprogramma;

g)

werkbetrekkingen aanknopen en samenwerking tot stand brengen met de Commissie en met agentschappen of organen van de Unie, overeenkomstig artikel 18;

h)

werkbetrekkingen aanknopen en samenwerking tot stand brengen met de instellingen van de lidstaten, overeenkomstig artikel 19;

i)

werkbetrekkingen aanknopen en samenwerking tot stand brengen met derde staten, organisaties of entiteiten, overeenkomstig artikel 20;

j)

onderhandelen over administratieve regelingen volgens de in de artikelen 18 en 20 vastgelegde procedure.

7.   Binnen het werkprogramma en de begroting van het SATCEN is de directeur gemachtigd om contracten te sluiten, voor de in de begroting goedgekeurde ambten personeel in dienst te nemen en de voor de werking van het SATCEN noodzakelijke betalingsverplichtingen aan te gaan.

8.   Elk jaar stelt de directeur uiterlijk op 31 maart een verslag op van de activiteiten van het SATCEN van het voorbije jaar. Het jaarverslag wordt toegezonden aan het bestuur en, via de HV, aan de Raad, die het verslag aan het Europees Parlement en aan de Commissie doet toekomen.

9.   De directeur legt verantwoording af aan het bestuur.

Artikel 8

Personeel

1.   Het personeel van het SATCEN, met inbegrip van de directeur, bestaat uit contractueel personeel dat op een zo ruim mogelijke basis uit de onderdanen van de lidstaten wordt aangeworven, alsook uit gedetacheerde deskundigen.

2.   Het contractuele personeel wordt op basis van zijn verdiensten en een eerlijk, transparant vergelijkend onderzoek door de directeur aangesteld.

3.   De behoefte aan detacheringen van personeel bij het SATCEN wordt door het bestuur in overleg met de directeur van het SATCEN bepaald. Deskundigen van de lidstaten en functionarissen van de EDEO en van de instellingen, agentschappen of organen van de Unie kunnen met de toestemming van de directeur voor een overeengekomen tijd bij het SATCEN worden gedetacheerd voor ambten binnen de organisatorische structuur van het SATCEN en/of voor specifieke taken en projecten.

4.   Contractueel personeel kan voor een beperkte tijd worden gedetacheerd voor een ambt buiten het SATCEN, overeenkomstig het statuut van het personeel van het SATCEN.

5.   Het bestuur stelt op voorstel van de directeur een statuut voor het personeel van het SATCEN op, dat door de Raad wordt vastgesteld.

6.   De bepalingen betreffende gedetacheerde deskundigen worden op voorstel van de directeur door het bestuur vastgesteld.

Artikel 9

Werkprogramma

1.   De directeur stelt uiterlijk op 30 september van elk jaar een ontwerpwerkprogramma voor het volgende jaar op, dat vergezeld gaat van een ontwerpwerkprogramma voor de lange termijn met indicatieve vooruitzichten voor de twee volgende jaren, en dient deze ontwerpen ter goedkeuring bij het bestuur in.

2.   Het bestuur keurt het jaarlijkse werkprogramma en het werkprogramma voor de lange termijn vóór 30 november van elk jaar goed.

Artikel 10

Begroting

1.   Voor alle uitgaven en ontvangsten van het SATCEN worden voor elk begrotingsjaar, dat samenvalt met het kalenderjaar, ramingen opgesteld. De uitgaven en ontvangsten worden opgenomen in de begroting van het SATCEN, die tevens een lijst van het aantal ambten bevat.

2.   Op de begroting van het SATCEN moeten de ontvangsten en uitgaven in evenwicht zijn.

3.   De ontvangsten van het SATCEN bestaan uit bijdragen van de lidstaten, met uitzondering van Denemarken, bepaald volgens de bruto nationaal product-verdeelsleutel, de betalingen die voor verrichte diensten gedaan zijn en diverse ontvangsten.

4.   Producten en diensten die overeenkomstig artikel 2, lid 2, worden aangeboden en de producten en diensten in verband met crisisbeheersingsmissies en -operaties worden onderworpen aan een kostenverrekeningsheffing uit hoofde van de richtsnoeren van de in artikel 12 bedoelde financiële voorschriften van het SATCEN, behalve voor de lidstaten en de EDEO.

5.   In uitzonderlijke omstandigheden kan op besluit van het PVC van het aan derden aanrekenen van kosten worden afgezien.

6.   In het kader van een regeling waartoe machtiging kan worden verleend overeenkomstig artikel 18, 19 of 20, kan het SATCEN in zijn begroting als bestemmingsontvangsten voor een specifiek doel de volgende financiële bijdragen ontvangen:

a)

financiële bijdragen uit de algemene begroting van de Unie in specifieke gevallen, met volledige inachtneming van de toepasselijke voorschriften, procedures en besluitvormingsprocessen;

b)

financiële bijdragen van de lidstaten, derde staten of andere derden.

7.   Bestemmingsontvangsten mogen uitsluitend worden gebruikt voor de specifieke doelen waarvoor zij zijn bestemd.

Artikel 11

Begrotingsprocedure

1.   De directeur legt elk jaar uiterlijk op 30 september een ontwerpjaarbegroting voor het SATCEN aan het bestuur voor, teneinde de huishoudelijke en operationele uitgaven en de verwachte ontvangsten voor het volgende begrotingsjaar, met inbegrip van bestemmingsontvangsten, te dekken, evenals indicatieve langetermijnvooruitzichten betreffende de uitgaven en ontvangsten met het oog op het ontwerpwerkprogramma voor de lange termijn.

2.   Het bestuur keurt de jaarbegroting van het SATCEN uiterlijk op 30 november van elk jaar met eenparigheid van de vertegenwoordigers van de lidstaten goed.

3.   In geval van onvermijdbare, uitzonderlijke of onvoorziene omstandigheden, kan de directeur een ontwerp van gewijzigde begroting aan het bestuur voorleggen. Het bestuur keurt, rekening houdend met de vereiste spoed, de gewijzigde begroting met eenparigheid van de vertegenwoordigers van de lidstaten goed.

4.   De controle op het aangaan van betalingsverplichtingen en op de betalingen, alsmede op de vaststelling en de inning van de ontvangsten wordt uitgevoerd door een onafhankelijk financieel controleur die door het bestuur wordt benoemd.

5.   De gedetailleerde rekeningen van alle ontvangsten en uitgaven van het voorgaande begrotingsjaar, alsmede een verslag over de activiteiten van het SATCEN worden jaarlijks uiterlijk op 31 maart door de directeur aan de Raad en het bestuur voorgelegd.

6.   Het bestuur verleent de directeur kwijting voor de uitvoering van de begroting van het SATCEN.

Artikel 12

Financiële voorschriften

Met de instemming van de Raad stelt het bestuur, op voorstel van de directeur, gedetailleerde financiële voorschriften op, waarbij met name de voor de opstelling, de uitvoering en de controle van de begroting van het SATCEN te volgen procedure wordt vermeld.

Artikel 13

Voorrechten en immuniteiten

1.   De voorrechten en immuniteiten van de directeur en van het personeel van het SATCEN staan in het Besluit van 15 oktober 2001 van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de voorrechten en immuniteiten die aan het Instituut voor veiligheidsstudies en het satellietcentrum van de Europese Unie, alsmede aan hun organen en hun personeel worden verleend. In afwachting van de inwerkingtreding van dat besluit kan de gaststaat de directeur en het personeel van het SATCEN de daarin vastgelegde voorrechten en immuniteiten verlenen.

2.   De voorrechten en immuniteiten van het SATCEN staan in Protocol (nr. 7) betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, dat gehecht is aan het VEU en het VWEU.

Artikel 14

Wettelijke aansprakelijkheid

1.   De contractuele aansprakelijkheid van het SATCEN wordt beheerst door het recht dat van toepassing is op de betrokken overeenkomst.

2.   Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd uitspraak te doen wanneer een door het SATCEN gesloten overeenkomst een arbitragebeding bevat.

3.   De persoonlijke aansprakelijkheid van de personeelsleden ten opzichte van het SATCEN wordt geregeld bij de desbetreffende bepalingen die van toepassing zijn op het personeel van het SATCEN.

Artikel 15

Bescherming van gerubriceerde EU-informatie

1.   Het SATCEN past Besluit 2013/488/EU van de Raad (4) toe.

2.   In hun betrekkingen met het SATCEN en met betrekking tot de door het SATCEN aangeboden producten en diensten bevestigen de derde staten die hebben ingestemd met de in bijlage dezes vervatte bepalingen betreffende de associatie bij de activiteiten van het SATCEN in een briefwisseling met het SATCEN dat zij de beginselen en minimumnormen inzake beveiliging als vervat in Besluit 2013/488/EU van de Raad alsook die van eventuele verstrekkers van gerubriceerde gegevens, naleven

Artikel 16

Toegang tot documenten

Op voorstel van de directeur stelt het bestuur de regels vast inzake de toegang van het publiek tot de documenten van het SATCEN, rekening houdend met de beginselen en beperkingen die zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (5).

Artikel 17

De positie van Denemarken

1.   Het Deense lid in het bestuur neemt deel aan de besprekingen van het bestuur met inachtneming van het aan het VEU en het VWEU gehechte Protocol (Nr. 22) betreffende de positie van Denemarken.

Denemarken kan, overeenkomstig artikel 2, lid 2, punt i), van dit besluit aan de HV verzoeken richten die geen gevolgen hebben op defensiegebied.

2.   Producten en diensten die het resultaat zijn van de opdrachten van het SATCEN krachtens artikel 2 worden voor Denemarken beschikbaar gesteld onder dezelfde voorwaarden als die welke voor de andere lidstaten gelden, met uitzondering van verzoeken die gevolgen hebben op defensiegebied krachtens artikel 2, lid 2, en de producten die het resultaat daarvan zijn.

3.   Denemarken heeft het recht om personeel te detacheren naar het SATCEN overeenkomstig artikel 8.

Artikel 18

Samenwerking inzake andere activiteiten van de Unie

1.   Het SATCEN kan samenwerken met de Commissie en andere agentschappen of organen van de Unie, met het oog op de optimalisatie van synergieën en complementariteit met andere activiteiten van de Unie die van invloed zijn op het SATCEN en indien de activiteiten van het SATCEN voor die activiteiten van de Unie van belang zijn, in het bijzonder op het gebied van ruimtevaart en veiligheid.

2.   In het kader van die samenwerking kan het SATCEN, na goedkeuring door het bestuur, onder andere expertise en advies doorgeven en uitwisselen, bijdragen leveren aan en ontvangen uit relevante programma's en projecten van de Unie, en producten overeenkomstig artikel 2, lid 2, punt i), beschikbaar stellen.

3.   Tot bevordering van die samenwerking kan het SATCEN administratieve regelingen treffen met de Commissie, relevante agentschappen en organen van de Unie of lidstaten. Het bestuur besluit de directeur te machtigen om te onderhandelen over die administratieve regelingen en richt richtsnoeren dienaangaande tot de directeur. De onderhandelingen verlopen in overleg met het bestuur. Elke regeling wordt door het SATCEN gesloten na goedkeuring door het bestuur.

Artikel 19

Samenwerking met instellingen van de lidstaten

Op voorstel van de HV of van een lidstaat en na goedkeuring door het bestuur, kan het SATCEN werkbetrekkingen aanknopen en samenwerking tot stand brengen met instellingen van de lidstaten op het gebied van ruimtevaart en veiligheid die van invloed zijn op de opdracht van het SATCEN en indien de activiteiten van HET SATCEN voor die instellingen van belang zijn.

Artikel 20

Samenwerking met derde staten, organisaties en entiteiten

1.   HET SATCEN kan, met het oog op de vervulling van zijn opdracht, werkbetrekkingen aanknopen en samenwerking tot stand brengen me derde staten, organisaties of entiteiten. Het kan daartoe administratieve regelingen treffen met de bevoegde autoriteiten van derde staten, internationale organisaties of entiteiten.

2.   Het bestuur besluit de directeur te machtigen om te onderhandelen over die administratieve regelingen en richt het richtsnoeren dienaangaande tot de directeur. De onderhandelingen worden gevoerd in overleg met het bestuur. Elke regeling wordt door het SATCEN gesloten na goedkeuring door de Raad en wordt ondertekend door de directeur.

3.   In overeenstemming met artikel 4 van dit besluit en de bepalingen in de bijlage kunnen NAVO-leden die geen EU-lidstaat zijn en andere staten die kandidaat-lidstaat van de Unie zijn bij de activiteiten van het SATCEN betrokken worden.

Artikel 21

Gegevensbescherming

Op voorstel van de directeur neemt het bestuur uitvoeringsvoorschriften aan met betrekking tot Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (6).

Artikel 22

Verslag

De HV dient uiterlijk op 31 juli 2019 bij de Raad een verslag in over de werking van het SATCEN, dat, indien nodig, vergezeld gaat van passende aanbevelingen met het oog op de verdere ontwikkeling ervan.

Artikel 23

Administratieve taken na de ontbinding van de WEU

1.   Nu de WEU is ontbonden voert het SATCEN namens België, Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal en het Verenigd Koninkrijk („de tien lidstaten”) de volgende resterende administratieve taken van de WEU uit:

a)

het beheer van de pensioenen van de voormalige personeelsleden van de WEU;

b)

het beheer van de ziektekostenverzekering van de gepensioneerde voormalige personeelsleden van de WEU;

c)

het beheer van het sociaal plan van de WEU;

d)

het beheer van alle geschillen tussen de WEU en zijn voormalige personeelsleden en de tenuitvoerlegging van de beslissingen van de commissie van beroep van de WEU of van de bevoegde rechterlijke instantie;

e)

het assisteren van de tien lidstaten bij de resterende en andere administratieve taken, onder meer de liquidatie van de activa van de WEU.

2.   Het beheer van de pensioenen van de voormalige personeelsleden van de WEU:

a)

geschiedt in overeenstemming met de op 30 juni 2011 geldende pensioenvoorschriften van de WEU, die kunnen worden gewijzigd door het bestuur bedoeld in lid 7, in het kader van de gecoördineerde organisaties;

b)

geschiedt door een gespecialiseerde instantie, organisatie of financiële instelling als goedgekeurd door het in lid 7 bedoelde bestuur op voorstel van de directeur van het SATCEN.

Geschillen over deze pensioenen met voormalige personeelsleden van de WEU worden overeenkomstig lid 5 beslecht.

3.   Het beheer van de ziektekostenverzekering van gepensioneerde voormalige personeelsleden van de WEU geschiedt in overeenstemming met het statuut van het personeel van de WEU, als van kracht op 30 juni 2011 en als vervolgens gewijzigd door het in lid 7 bedoelde bestuur.

4.   Het beheer van het sociaal plan van de WEU is geregeld in het sociaal plan dat de WEU op 22 oktober 2010 heeft aangenomen. Het beheer is voorts in overeenstemming met de bindende beslissingen die naderhand door de bevoegde commissie van beroep worden gegeven, en met de ter uitvoering hiervan door de WEU of door het in lid 7 bedoelde bestuur genomen besluiten.

5.   Geschillen betreffende het voormalige personeel van de WEU die het gevolg zijn van de uitvoering van de resterende taken van de WEU worden beslecht volgens de desbetreffende procedure in het statuut van het personeel van de WEU, als van kracht op 30 juni 2011 en daarna gewijzigd door het in lid 7 bedoelde bestuur.

De rechtspositie van het voormalige personeel van de WEU wordt beheerst door het statuut van het personeel van de WEU, zoals van kracht op 30 juni 2011 en als vervolgens gewijzigd door het in lid 7 bedoelde bestuur, en door alle toepasselijke besluiten, onder meer het sociaal plan van de WEU.

6.   De assistentie aan de tien lidstaten omvat onder meer het beheer van de lopende zaken en van eventuele juridische of financiële aangelegenheden in verband met de opheffing van de WEU, onder leiding van het in lid 7 bedoelde bestuur.

7.   De met betrekking tot de in dit artikel genoemde taken te nemen besluiten, met inbegrip van de in dit artikel bedoelde door het bestuur te nemen besluiten, worden met eenparigheid van stemmen genomen door het bestuur, dat uit vertegenwoordigers van de tien lidstaten is samengesteld. Het bestuur in deze samenstelling beslist over de wijze waarop een van de leden het voorzitterschap zal vervullen. De directeur van het SATCEN of diens vertegenwoordiger, naargelang de behoefte, wonen de vergaderingen van het bestuur in deze samenstelling bij. Het bestuur wordt ten minste eenmaal per jaar of op verzoek van ten minste drie leden door de voorzitter bijeengeroepen. Er kunnen ad-hocvergaderingen van het bestuur op deskundigenniveau worden bijeengeroepen om specifieke onderwerpen of problemen te behandelen. De besluiten van het bestuur kunnen bij schriftelijke procedure worden genomen.

8.   Het SATCEN neemt de personeelsleden in dienst die ter uitvoering van de in lid 1 vermelde taken nodig zijn. Indien een van de tien lidstaten aanbiedt om hiertoe een persoon te detacheren, wordt die persoon in dienst genomen. Als dat niet het geval is, of als niet alle ambten door detachering kunnen worden ingevuld, wordt het noodzakelijke personeel in dienst genomen. Onverminderd dit artikel zijn de voorschriften van het personeelsstatuut van het SATCEN van toepassing.

9.   Alle uitgaven en ontvangsten die verband houden met de toepassing van dit artikel worden op een geboekt op een begroting die losstaat van de begroting van het SATCEN. Die begroting wordt uiterlijk op 30 november opgesteld voor elk begrotingsjaar, dat samenvalt met het kalenderjaar, en wordt op voorstel van de directeur van het SATCEN door het in artikel 7 bedoelde bestuur vastgesteld. De ontvangsten en uitgaven van die begroting zijn in evenwicht. Die begroting bevat een lijst van de personeelsleden die overeenkomstig lid 8 in dienst zijn genomen. De ontvangsten bestaan uit bijdragen van de tien lidstaten, die worden bepaald volgens de op 30 juni 2011 geldende regels betreffende hun bijdrage aan de WEU, en uit diverse ontvangsten.

Het in lid 7 bedoelde bestuur neemt gedetailleerde financiële voorschriften aan, die los staan van de financiële voorschriften van het SATCEN, waarbij met name de te volgen procedure voor de opstelling en de uitvoering van de in de eerste alinea van dit lid bedoelde begroting wordt vermeld.

10.   Een door de tien lidstaten gefinancierd startfonds van 5,3 miljoen EUR vormt een extra waarborg dat financiële middelen beschikbaar zijn voor de uitvoering van de in dit artikel bedoelde resterende administratieve taken van de WEU, met name wat betreft de pensioenrechten.

Artikel 24

Intrekking

Gemeenschappelijk Optreden 2001/555/GBVB wordt hierbij ingetrokken.

Artikel 25

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 26 juni 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

E. VENIZELOS


(1)  Gemeenschappelijk Optreden 2001/555/GBVB van de Raad van 20 juli 2001 betreffende de oprichting van een satellietcentrum van de Europese Unie (PB L 200 van 25.7.2001, blz. 5).

(2)  Besluit 2011/297/GBVB van de Raad van 23 mei 2011 tot wijziging van Gemeenschappelijk Optreden 2001/555/GBVB betreffende de oprichting van een satellietcentrum van de Europese Unie (PB L 136 van 24.5.2011, blz. 62).

(3)  PB L 200 van 25.7.2001, blz. 5.

(4)  Besluit 2013/488/EU van de Raad van 23 september 2013 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 274 van 15.10.2013, blz. 1).

(5)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).

(6)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).


BIJLAGE

BEPALINGEN INZAKE DE ASSOCIATIE VAN DERDE STATEN BIJ DE ACTIVITEITEN VAN HET SATCEN

Artikel 1

Doelstelling

Bij deze bepalingen worden het toepassingsgebied en nadere voorschriften vastgesteld voor het betrekken van derde staten bij de activiteiten van het SATCEN.

Artikel 2

Toepassingsgebied

De in artikel 20, lid 3, van dit besluit bedoelde derde staten hebben het recht:

a)

nationale verzoeken om een door het SATCEN te verrichten analyse van beeldmateriaal in te dienen;

b)

kandidaten voor te stellen die voor een beperkte periode bij het SATCEN gedetacheerd worden als beeldanalist;

c)

toegang te hebben tot de producten en diensten van SATCEN overeenkomstig artikel 5 van deze bepalingen.

Artikel 3

Verzoeken

1.   Derde staten kunnen verzoeken om een door het SATCEN te verrichten analyse van beeldmateriaal indienen bij de HV overeenkomstig artikel 2, lid 2, punt ii) van dit besluit.

2.   Indien de capaciteit van het SATCEN dat toestaat, geeft de HV het SATCEN dienovereenkomstig instructies, overeenkomstig artikel 3 van dit besluit.

3.   Derde staten laten elk verzoek naargelang de behoefte vergezeld gaan van de aanverwante gegevens en vergoeden het SATCEN overeenkomstig artikel 10, lid 4, van dit besluit en de in de financiële voorschriften van het SATCEN vastgelegde kostenverrekeningsheffing. De derde staten geven ook aan of de verzoeken en/of de producten voor andere derde staten of internationale organisaties beschikbaar moeten worden gesteld.

Artikel 4

Detachering van deskundigen

1.   Derde staten hebben het recht het SATCEN kandidaten voor te stellen die voor een beperkte periode als deskundigen gedetacheerd worden teneinde zich met de werking van het SATCEN vertrouwd te maken.

2.   Het aantal kandidaten dat in overweging genomen wordt, hangt af van het aantal vacatures.

3.   De duur van de detachering wordt bepaald op voorstel van de directeur van het SATCEN en is afhankelijk van de capaciteit van het SATCEN. Hierbij komen zoveel mogelijk kandidaten uit de betrokken derde staten in aanmerking.

4.   De kandidaten zijn ervaren deskundigen met voldoende beroepskwalificaties. Gedetacheerde deskundigen nemen in de regel deel aan de operationele activiteiten van het SATCEN waarbij commercieel beeldmateriaal gebruikt wordt.

5.   Deskundigen uit derde staten voldoen aan Besluit 2013/488/EU en leven de geheimhoudingsplicht van het SATCEN na.

6.   De derde staten betalen het salaris van hun gedetacheerde deskundigen, alsmede de toelagen, sociale lasten, reiskosten en inrichtingsvergoeding en eventuele bijkomende kosten voor de begroting van het SATCEN als bepaald in de in lid 8 bedoelde nadere voorschriften.

7.   De kosten van een opdracht die verband houden met de activiteiten van de gedetacheerde beeldanalyst uit derde staten in het SATCEN komen ten laste van de begroting van het SATCEN.

8.   De nadere voorschriften voor detachering worden door de directeur van het SATCEN opgesteld.

Artikel 5

Beschikbaarheid van de producten van het SATCEN

1.   De HV deelt de derde staten mee wanneer de overeenkomstig artikel 2 van dit besluit gevraagde producten bij de EDEO beschikbaar zijn.

2.   Verzoeken en overeenkomstig artikel 2, lid 1, van dit besluit gemaakte producten worden voor derde staten beschikbaar gesteld, wanneer de HV dat relevant acht voor dialoog, overleg en samenwerking tussen deze staten en de Unie in het kader van het GVDB.

3.   Verzoeken en overeenkomstig artikel 2, lid 1, van dit besluit gemaakte producten worden op besluit van de verzoekende partij voor derde staten beschikbaar gesteld.

Artikel 6

Raadgevend comité

1.   Er wordt een raadgevend comité opgericht dat wordt voorgezeten door de directeur van het SATCEN of diens vertegenwoordiger, en dat bestaat uit vertegenwoordigers van de leden van het bestuur en vertegenwoordigers van de derde staten die de in deze bijlage vervatte bepalingen hebben aanvaard. Het raadgevend comité kan in verschillende samenstellingen bijeenkomen.

2.   Het raadgevend comité behandelt kwesties van gemeenschappelijk belang die onder de in deze bijlage vervatte bepalingen vallen.

3.   Het raadgevend comité wordt bijeengeroepen door de voorzitter ervan, ambtshalve of op verzoek van ten minste een derde van de leden.

Artikel 7

Inwerkingtreding

1.   De in deze bijlage vervatte bepalingen worden met betrekking tot een derde staat van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op de kennisgeving aan de HV door de bevoegde autoriteit van die derde staat dat deze staat de onderhavige bepalingen aanvaardt.

2.   De derde staat stelt de HV uiterlijk één maand vóór zijn beslissing om de onderhavige bepalingen niet meer na te leven van kracht wordt, daarvan in kennis.


Top