EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32013R1032

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1032/2013 van de Commissie van 24 oktober 2013 tot goedkeuring van broomazijnzuur als bestaande werkzame stof voor gebruik in biociden voor productsoort 4 Voor de EER relevante tekst

OJ L 283, 25.10.2013, p. 22–24 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2013/1032/oj

25.10.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 283/22


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1032/2013 VAN DE COMMISSIE

van 24 oktober 2013

tot goedkeuring van broomazijnzuur als bestaande werkzame stof voor gebruik in biociden voor productsoort 4

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 89, lid 1, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 1451/2007 (2) is een lijst vastgesteld van werkzame stoffen die met het oog op een mogelijke opneming daarvan in bijlage I, IA of IB bij Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) dienen te worden beoordeeld. Broomazijnzuur is in die lijst opgenomen.

(2)

Broomazijnzuur is overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG beoordeeld voor gebruik in productsoort 4 (ontsmettingsmiddelen voor gebruik in de sector voeding en diervoeders), zoals gedefinieerd in bijlage V bij die richtlijn, wat overeenstemt met productsoort 4 zoals gedefinieerd in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 528/2012.

(3)

Spanje is als rapporterende lidstaat aangewezen en heeft het verslag van de bevoegde instantie samen met een aanbeveling overeenkomstig artikel 14, leden 4 en 6, van Verordening (EG) nr. 1451/2007 op 22 januari 2011 bij de Commissie ingediend.

(4)

Het verslag van de bevoegde instantie is door de lidstaten en de Commissie getoetst. Overeenkomstig artikel 15, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1451/2007 zijn de conclusies van de toetsing door het Permanent Comité voor biociden op 27 september 2013 in een beoordelingsverslag opgenomen.

(5)

Uit dat verslag blijkt dat van biociden die voor productsoort 4 worden gebruikt en broomazijnzuur bevatten, kan worden verwacht dat zij aan de eisen van artikel 5 van Richtlijn 98/8/EG voldoen.

(6)

Bijgevolg moet broomazijnzuur worden goedgekeurd voor gebruik in biociden voor productsoort 4.

(7)

Aangezien de evaluatie niet nanomaterialen betrof, mag de goedkeuring krachtens artikel 4, lid 4, van Verordening (EU) nr. 528/2012 geen betrekking hebben op dergelijke materialen.

(8)

De evaluatie betrof niet de opneming van biociden die broomazijnzuur bevatten in materialen en voorwerpen bestemd om direct of indirect met levensmiddelen in contact te komen in de zin van artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad (4). Voor dergelijke materialen kan het nodig zijn specifieke grenswaarden vast te stellen voor de migratie in levensmiddelen, als bedoeld in artikel 5, lid 1, onder e), van Richtlijn (EG) nr. 1935/2004. De goedkeuring dient derhalve niet te gelden voor dergelijk gebruik, tenzij de Commissie dergelijke grenswaarden heeft vastgesteld of krachtens die verordening is vastgesteld dat dergelijke grenswaarden niet nodig zijn.

(9)

Er dient een redelijke periode te verstrijken voordat een werkzame stof wordt goedgekeurd, teneinde de lidstaten, de betrokken partijen en in voorkomend geval de Commissie de gelegenheid te geven om zich voor te bereiden om aan de nieuwe eisen die dit meebrengt te voldoen.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent comité voor biociden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Broomazijnzuur wordt goedgekeurd als werkzame stof voor gebruik in biociden voor productsoort 4, afhankelijk van de naleving van de in de bijlage vastgestelde specificaties en voorwaarden.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 oktober 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 1451/2007 van de Commissie van 4 december 2007 betreffende de tweede fase van het in artikel 16, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van biociden bedoelde tienjarige werkprogramma (PB L 325 van 11.12.2007, blz. 3).

(3)  Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen en houdende intrekking van de Richtlijnen 80/590/EEG en 89/109/EEG (PB L 338 van 13.11.2004, blz. 4).


BIJLAGE

Triviale naam

IUPAC-benaming

Identificatienummers

Minimale zuiverheidsgraad van de werkzame stof (1)

Datum van goedkeuring

Datum van het verstrijken van de goedkeuring

Productsoort

Specifieke voorwaarden (2)

Broom-azijnzuur

IUPAC-benaming:

2-broomethaanzuur

EG-nr.: 201-175-8

CAS-nr.: 79-08-3

946 g/kg

1 juli 2015

30 juni 2025

4

Bij de evaluatie van het product moet bijzondere aandacht worden besteed aan de blootstellingen, de risico’s en de doeltreffendheid voor elk gebruik waarvoor toelating werd aangevraagd, maar dat geen voorwerp was van de risicobeoordeling van de actieve stof op het niveau van de Unie.

Aan de toelating worden de volgende voorwaarden verbonden:

1.

voor industriële of beroepsmatige gebruikers moeten veilige operationele procedures en passende organisatorische maatregelen worden vastgesteld. Wanneer de blootstelling niet op andere manieren tot een aanvaardbaar niveau kan worden beperkt, moeten bij de toepassing van de producten passende persoonlijke beschermingsmiddelen worden gebruikt;

2.

voor producten waarvan residuen in levensmiddelen of diervoeders kunnen achterblijven, wordt nagegaan of nieuwe, dan wel maximumgehalten aan residuen (MRL’s) moeten worden vastgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad (3) of Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad (4) en moeten de nodige risicobeperkende maatregelen worden genomen om te garanderen dat de geldende MRL’s niet worden overschreden;

3.

producten die broomazijnzuur bevatten dienen niet te worden opgenomen in materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen in de zin van artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1935/2004, tenzij de Commissie dergelijke grenswaarden heeft vastgesteld of krachtens die verordening is vastgesteld dat dergelijke grenswaarden niet nodig zijn.

Wanneer een behandeld voorwerp is behandeld met broomazijnzuur of wanneer in een behandeld voorwerp doelbewust broomazijnzuur is verwerkt, en in voorkomend geval ingevolge de mogelijkheid van huidcontact en het vrijkomen van propiconazool onder normale gebruiksomstandigheden, zorgt de voor het in de handel brengen van het behandelde voorwerp verantwoordelijke persoon dat het etiket informatie verstrekt over het risico van huidsensibilisatie, alsook de informatie bedoeld in artikel 58, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 528/2012.


(1)  De in deze kolom vermelde zuiverheid was de minimale zuiverheidsgraad van de werkzame stof die voor de overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) nr. 528/2012 uitgevoerde beoordeling is gebruikt. De werkzame stof in het in de handel gebrachte product kan dezelfde of een andere zuiverheid hebben, voor zover bewezen is dat de werkzame stof technisch gelijkwaardig is aan de beoordeelde werkzame stof.

(2)  Met het oog op de toepassing van de gemeenschappelijke beginselen van bijlage VI bij Verordening (EU) nr. 528/2012 zijn de inhoud en de conclusies van de beoordelingsverslagen beschikbaar op de website van de Commissie: http://ec.europa.eu/environment/biocides/index.htm

(3)  Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 152 van 16.6.2009, blz. 11).

(4)  Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1).


Top