EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32012R1219

Verordening (EU) nr. 1219/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 tot vaststelling van overgangsregelingen voor bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten tussen lidstaten en derde landen

OJ L 351, 20.12.2012, p. 40–46 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Croatian: Chapter 11 Volume 127 P. 188 - 194

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2012/1219/oj

20.12.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 351/40


VERORDENING (EU) Nr. 1219/2012 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 12 december 2012

tot vaststelling van overgangsregelingen voor bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten tussen lidstaten en derde landen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zijn buitenlandse directe investeringen onder de gemeenschappelijke handelspolitiek komen te vallen. Overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder e), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie („VWEU”) is de Europese Unie exclusief bevoegd op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek. Daarom kan alleen de Unie op dat gebied wetgevend optreden en juridisch bindende handelingen vaststellen. Overeenkomstig artikel 2, lid 1, VWEU kunnen de lidstaten zulks slechts zelf doen als zij daartoe door de Unie gemachtigd zijn.

(2)

Daarnaast worden in deel 3, titel IV, hoofdstuk 4, van het VWEU gemeenschappelijke regels vastgesteld voor het kapitaalverkeer tussen lidstaten en derde landen, die ook gelden voor het kapitaalverkeer in verband met investeringen. Door lidstaten gesloten internationale overeenkomsten betreffende buitenlandse investeringen kunnen op die regels van invloed zijn.

(3)

Deze verordening laat de verdeling van bevoegdheden tussen de Unie en haar lidstaten overeenkomstig het VWEU onverlet.

(4)

Ten tijde van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon hadden de lidstaten een groot aantal bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten met derde landen gesloten. Het VWEU bevat geen expliciete overgangsbepalingen voor dergelijke overeenkomsten, die nu onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie zijn komen te vallen. Bovendien kunnen sommige van die overeenkomsten bepalingen bevatten die van invloed zijn op de gemeenschappelijke regels inzake kapitaalverkeer van deel 3, titel IV, hoofdstuk 4, van het VWEU.

(5)

Hoewel bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten krachtens het internationaal publiekrecht voor de lidstaten bindend blijven en geleidelijk zullen worden vervangen door overeenkomsten van de Unie over hetzelfde onderwerp, moeten de voorwaarden voor hun voortbestaan en hun relatie tot het investeringsbeleid van de Unie adequaat geregeld worden. Die relatie zal zich verder ontwikkelen naarmate de Unie haar bevoegdheden uitoefent.

(6)

In het belang van investeerders uit de Unie en hun investeringen in derde landen, en van de lidstaten met buitenlandse investeerders en investeringen moeten bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten die de investeringsvoorwaarden regelen en garanderen, van kracht blijven en geleidelijk worden vervangen door investeringsbeschermingsovereenkomsten van de Unie met hoge normen voor de bescherming van investeringen.

(7)

Deze verordening moet de status uit hoofde van het Unierecht regelen van bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten van de lidstaten die vóór 1 december 2009 zijn ondertekend. Die overeenkomsten kunnen overeenkomstig deze verordening van kracht blijven of in werking treden.

(8)

In deze verordening dienen tevens de voorwaarden te worden vastgesteld waaronder de lidstaten worden gemachtigd bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten die zijn ondertekend tussen 1 december 2009 en 9 januari 2013, te sluiten en/of van kracht te laten blijven.

(9)

In deze verordening dienen voorts de voorwaarden te worden vastgesteld waaronder de lidstaten worden gemachtigd om na 9 januari 2013 bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten met derde landen te wijzigen of te sluiten.

(10)

Wanneer lidstaten uit hoofde van deze verordening bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten met derde landen van kracht laten blijven, of wanneer machtigingen zijn verleend om met derde landen onderhandelingen aan te gaan of dergelijke overeenkomsten te sluiten, dient dit niet te beletten dat de Unie over investeringsbeschermingsovereenkomsten onderhandelt of deze sluit.

(11)

De lidstaten zijn verplicht de nodige maatregelen te nemen om eventuele onverenigbaarheden met het Unierecht in tussen hen en derde landen gesloten bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten op te heffen. De uitvoering van deze verordening moet de toepassing van artikel 258 VWEU met betrekking tot het niet nakomen van de krachtens het Unierecht op de lidstaten rustende verplichtingen onverlet laten.

(12)

De machtiging tot wijziging of sluiting van onder deze verordening vallende bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten moet de lidstaten met name in staat stellen eventuele onverenigbaarheden tussen hun bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten en het Unierecht uit de weg te ruimen, waarbij het niet om onverenigbaarheden gaat die voortvloeien uit de verdeling van bevoegdheden tussen de Unie en haar lidstaten, die in deze verordening dienen te worden geregeld.

(13)

De Commissie moet bij het Europees Parlement en de Raad een verslag indienen over de toepassing van deze verordening. In dat verslag moet onder meer beoordeeld worden of hoofdstuk III toegepast moet blijven worden. Indien het verslag aanbeveelt de toepassing van de bepalingen van hoofdstuk III te staken of voorstelt deze bepalingen te wijzigen, kan het in voorkomend geval vergezeld gaan van een wetgevingsvoorstel.

(14)

Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie dragen er zorg voor dat alle als vertrouwelijk aangemerkte informatie wordt behandeld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (2).

(15)

Investeringsbeschermingsovereenkomsten tussen lidstaten dienen niet onder deze verordening te vallen.

(16)

Er dienen bepaalde regelingen te worden getroffen om ervoor te zorgen dat bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten die krachtens deze verordening van kracht blijven, uitvoerbaar blijven, ook ten aanzien van geschillenbeslechting, en tegelijk de exclusieve bevoegdheid van de Unie eerbiedigen.

(17)

Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (3).

(18)

Meer bepaald moeten deze bevoegdheden aan de Commissie worden toegekend omdat de lidstaten op grond van de procedures van de artikelen 9, 11 en 12 de bevoegdheid krijgen op te treden op gebieden waar de Unie exclusief bevoegd is, en besluiten daarover op Unieniveau moeten worden genomen.

(19)

Voor de goedkeuring van machtigingen ingevolge de artikelen 9, 11 en 12 moet de raadplegingsprocedure worden gevolgd, aangezien die machtigingen dienen te worden verleend op basis van in deze verordening duidelijk omschreven criteria,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Zonder afbreuk te doen aan de in het VWEU vastgelegde bevoegdheidsverdeling, wordt in deze verordening de status van bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten van de lidstaten uit hoofde van het Unierecht geregeld, en worden de voorwaarden en procedures vastgesteld waaronder lidstaten gemachtigd zijn bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten te wijzigen of te sluiten.

2.   Ten behoeve van deze verordening wordt onder „bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomst” verstaan elke overeenkomst met een derde land waarin bepalingen inzake de bescherming van investeringen zijn opgenomen. Deze verordening heeft alleen betrekking op die bepalingen van bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten die met de bescherming van investeringen verband houden.

HOOFDSTUK II

HET VAN KRACHT LATEN BLIJVEN VAN BESTAANDE BILATERALE INVESTERINGSBESCHERMINGSOVEREENKOMSTEN

Artikel 2

Kennisgeving aan de Commissie

Uiterlijk op 8 februari 2013 of binnen dertig dagen na de inwerkingtreding van deze verordening of de datum van toetreding tot de Unie, stellen de lidstaten de Commissie in kennis van alle bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten met derde landen die zij vóór 1 december 2009 of vóór de datum van toetreding, indien dit later is, hebben ondertekend en die zij krachtens dit hoofdstuk van kracht wensen te laten blijven of in werking wensen te laten treden. De kennisgeving gaat vergezeld van een kopie van die bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten. De lidstaten stellen de Commissie eveneens in kennis van alle toekomstige wijzigingen in de status van die overeenkomsten.

Artikel 3

Het van kracht laten blijven

Zonder afbreuk te doen aan andere verplichtingen van de lidstaten uit hoofde van het Unierecht, mogen bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten die ingevolge artikel 2 van deze verordening zijn aangemeld, overeenkomstig het VWEU en deze verordening van kracht blijven of in werking treden totdat een bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomst tussen de Unie en hetzelfde derde land in werking treedt.

Artikel 4

Bekendmaking

1.   Om de twaalf maanden maakt de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie een lijst bekend van de overeenkomstig artikel 2, artikel 11, lid 6, of artikel 12, lid 6, van deze verordening aangemelde bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten.

2.   De eerste bekendmaking van de lijst van de in lid 1 van dit artikel bedoelde bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten geschiedt uiterlijk drie maanden na afloop van de termijn voor kennisgevingen overeenkomstig artikel 2.

Artikel 5

Beoordeling

De Commissie kan, met het oog op de geleidelijke vervanging van de overeenkomstig artikel 2 aangemelde bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten, beoordelen of een of meer bepalingen van die overeenkomsten een ernstige belemmering vormen voor de onderhandeling over of de sluiting door de Unie van bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten met derde landen.

Artikel 6

Verplichting tot samenwerking

1.   De lidstaten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat, met het oog op de geleidelijke vervanging van de overeenkomstig artikel 2 aangemelde bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten, de bepalingen van die overeenkomsten geen ernstige belemmering vormen voor de onderhandeling over of de sluiting door de Unie van bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten met derde landen.

2.   Indien de Commissie vaststelt dat, met het oog op de geleidelijke vervanging van een overeenkomstig artikel 2 aangemelde bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomst, een of meer bepalingen van deze overeenkomst een ernstige belemmering vormen voor de onderhandeling over of de sluiting door de Unie van bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten met derde landen, plegen de Commissie en de betrokken lidstaat onverwijld overleg en werken zij samen om te bepalen met welke passende maatregelen deze kwestie kan worden opgelost. Dit overleg duurt niet langer dan 90 dagen.

3.   Onverminderd lid 1, kan de Commissie binnen 60 dagen na de beëindiging van het overleg aangeven welke passende maatregelen de betrokken lidstaat moet nemen om de in lid 2 bedoelde belemmeringen weg te nemen.

HOOFDSTUK III

MACHTIGING TOT WIJZIGING OF SLUITING VAN BILATERALE INVESTERINGSBESCHERMINGSOVEREENKOMSTEN

Artikel 7

Machtiging tot wijziging of sluiting van een bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomst

Onder de in de artikelen 8 tot en met 11 neergelegde voorwaarden wordt een lidstaat gemachtigd met een derde land onderhandelingen aan te gaan om een bestaande bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomst te wijzigen of een nieuwe te sluiten.

Artikel 8

Kennisgeving aan de Commissie

1.   Wanneer een lidstaat voornemens is met een derde land onderhandelingen aan te gaan om een bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomst te wijzigen of te sluiten, stelt hij de Commissie schriftelijk van dit voornemen in kennis.

2.   De in lid 1 bedoelde kennisgeving omvat relevante documentatie en een opgave van de bepalingen waarover zal worden onderhandeld of opnieuw zal worden onderhandeld, de onderhandelingsdoelstellingen en alle andere relevante informatie.

3.   De in lid 1 bedoelde kennisgeving wordt ten minste vijf maanden vóór aanvang van de formele onderhandelingen met het betrokken derde land toegezonden.

4.   Als de informatie die door de lidstaat is toegezonden, onvoldoende is om overeenkomstig artikel 9 machtiging te verlenen tot het openen van formele onderhandelingen, kan de Commissie om aanvullende informatie verzoeken.

5.   De Commissie stelt de in lid 1 van dit artikel bedoelde kennisgeving en op verzoek de begeleidende documenten ter beschikking aan de overige lidstaten, met inachtneming van de in artikel 14 neergelegde vereisten van vertrouwelijkheid.

Artikel 9

Machtiging om formele onderhandelingen te openen

1.   De Commissie verleent de lidstaten machtiging tot het openen van formele onderhandelingen met een derde land om een bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomst te wijzigen of te sluiten, tenzij zij tot de conclusie komt dat de opening van deze onderhandelingen:

a)

in strijd is met het Unierecht voor zover het meer betreft dan een onverenigbaarheid die voortvloeit uit de verdeling van bevoegdheden tussen de Unie en haar lidstaten;

b)

overbodig is, omdat de Commissie overeenkomstig artikel 218, lid 3, VWEU een aanbeveling tot het openen van onderhandelingen met het betrokken derde land heeft gedaan of zal doen;

c)

niet strookt met de beginselen en doelstellingen van de Unie voor het extern optreden zoals die zijn uitgewerkt overeenkomstig de algemene bepalingen van titel V, hoofdstuk 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, of

d)

een ernstige belemmering vormt voor de onderhandeling over of de sluiting van bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten met derde landen door de Unie.

2.   In het kader van de in lid 1 bedoelde machtiging kan de Commissie van de lidstaat verlangen dat bepaalde clausules in de onderhandelingen en de overwogen bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomst worden opgenomen of worden uitgesloten van opname daarin, wanneer dat nodig is om te zorgen voor samenhang met het investeringsbeleid van de Unie of voor verenigbaarheid met het Unierecht.

3.   De in lid 1 van dit artikel bedoelde machtiging wordt volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure verleend. De Commissie neemt haar besluit binnen 90 dagen na ontvangst van de in artikel 8 bedoelde kennisgeving. Als voor het besluit aanvullende informatie vereist is, gaat de termijn van 90 dagen in op de datum waarop die aanvullende informatie is ontvangen.

4.   De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad in kennis van de op grond van lid 3 genomen besluiten.

5.   In het geval dat de Commissie geen machtiging overeenkomstig lid 1 verleent, stelt zij de betrokken lidstaat daarvan in kennis en maakt zij de redenen daarvoor bekend.

Artikel 10

Deelneming van de Commissie aan de onderhandelingen

Voor zover het om investeringen gaat, wordt de Commissie op de hoogte gehouden van de voortgang en de resultaten die worden geboekt in de verschillende stadia van de onderhandelingen om een bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomst te wijzigen of te sluiten, en kan zij verzoeken aan de onderhandelingen inzake investeringen tussen de lidstaat en het derde land deel te nemen.

Artikel 11

Machtiging tot ondertekening en sluiting van een bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomst

1.   Vóór de ondertekening van een bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomst stelt de betrokken lidstaat de Commissie in kennis van het resultaat van de onderhandelingen en zendt hij de Commissie de tekst van deze overeenkomst toe.

2.   Dit artikel is tevens van toepassing op bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten waarover vóór 9 januari 2013 is onderhandeld, maar waarvoor de kennisgevingsplicht uit hoofde van artikel 2 of artikel 12 niet geldt.

3.   Na de kennisgeving gaat de Commissie na of de na onderhandelingen tot stand gekomen bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomst in strijd is met de vereisten van artikel 9, leden 1 en 2.

4.   Wanneer de Commissie tot de vaststelling komt dat de onderhandelingen hebben geleid tot een bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomst die niet in strijd is met de vereisten van artikel 9, leden 1 en 2, machtigt zij de lidstaat deze overeenkomst te ondertekenen en te sluiten. Voor zulke overeenkomsten gelden de artikelen 3, 5 en 6 als waren zij krachtens artikel 2 aangemeld.

5.   Besluiten uit hoofde van lid 4 van dit artikel worden genomen volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure. De Commissie neemt het besluit binnen 90 dagen na ontvangst van de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde kennisgevingen. Als voor het besluit aanvullende informatie vereist is, gaat de termijn van 90 dagen in op de datum waarop die aanvullende informatie is ontvangen.

6.   Indien de Commissie overeenkomstig lid 4 een machtiging verleent, stelt de betrokken lidstaat de Commissie in kennis van de sluiting en inwerkingtreding van een bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomst, alsook van alle toekomstige wijzigingen in de status van die overeenkomst.

7.   De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad in kennis van elk op grond van lid 4 genomen besluit.

8.   Ingeval de Commissie geen machtiging overeenkomstig lid 4 verleent, stelt zij de betrokken lidstaat daarvan in kennis en maakt zij de redenen daarvoor bekend.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 12

Overeenkomsten die de lidstaten hebben ondertekend tussen 1 december 2009 en 9 januari 2013

1.   Indien een lidstaat tussen 1 december 2009 en 9 januari 2013 een bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomst met een derde land heeft ondertekend, stelt die lidstaat de Commissie uiterlijk 8 februari 2013 in kennis van dergelijke overeenkomsten die hij van kracht wenst te laten blijven of in werking wil laten treden. De kennisgeving gaat vergezeld van een kopie van die overeenkomsten.

2.   Na de kennisgeving gaat de Commissie na of een overeenkomstig lid 1 van dit artikel aangemelde bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomst in strijd is met de vereisten van artikel 9, leden 1 en 2.

3.   Indien de Commissie besluit dat de overeenkomstig lid 1 van dit artikel aangemelde bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomst niet in strijd is met de in artikel 9, leden 1 en 2, bedoelde vereisten, verleent zij machtiging tot het van kracht laten blijven of het in werking treden van deze overeenkomst uit hoofde van het Unierecht.

4.   De Commissie neemt de in lid 3 van dit artikel bedoelde besluiten binnen 180 dagen na de datum van ontvangst van de in lid 1 van dit artikel bedoelde kennisgeving. Als voor het besluit aanvullende informatie vereist is, gaat de termijn van 180 dagen in op de datum waarop die aanvullende informatie is ontvangen. Besluiten uit hoofde van lid 3 van dit artikel worden genomen volgens de in artikel 16, lid 2, van deze verordening bedoelde raadplegingsprocedure.

5.   Tenzij krachtens lid 3 een machtiging is verleend voor een bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomst, treft de lidstaat geen verdere maatregelen voor de sluiting van deze overeenkomst, en trekt hij reeds genomen maatregelen in of herroept hij ze.

6.   Indien de Commissie overeenkomstig lid 3 van dit artikel machtiging verleent, stelt de betrokken lidstaat de Commissie in kennis van de inwerkingtreding van de bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomst, alsook van toekomstige wijzigingen in de status van deze overeenkomst. Voor een dergelijke overeenkomst gelden de artikelen 3, 5 en 6 als ware zij krachtens artikel 2 aangemeld.

7.   De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad in kennis van elk op grond van lid 3 genomen besluit.

8.   Ingeval de Commissie geen machtiging verleent overeenkomstig lid 3, stelt zij de betrokken lidstaat daarvan in kennis en licht zij de redenen daarvoor toe.

Artikel 13

Gedrag van de lidstaten met betrekking tot een bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomst met een derde land

Voor alle binnen de werkingssfeer van deze verordening vallende bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten:

a)

brengt de betrokken lidstaat de Commissie onverwijld op de hoogte van alle vergaderingen die uit hoofde van de overeenkomst zullen plaatsvinden. Aan de Commissie worden de agenda en alle relevante informatie verstrekt die inzicht verschaffen in de in deze vergaderingen te bespreken onderwerpen. De Commissie kan desbetreffend de betrokken lidstaat om nadere inlichtingen verzoeken. Als een te bespreken onderwerp van invloed kan zijn op de uitvoering van het investeringsbeleid van de Unie, en met name de gemeenschappelijke handelspolitiek, kan de Commissie de betrokken lidstaat vragen een bepaald standpunt in te nemen;

b)

brengt de betrokken lidstaat de Commissie onverwijld op de hoogte van een eventuele aan hem voorgelegde klacht dat een bepaalde maatregel in strijd is met de overeenkomst. Ook brengt de lidstaat de Commissie onmiddellijk op de hoogte van eventuele uit hoofde van een bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomst ingediende verzoeken tot geschillenbeslechting zodra de lidstaat van het verzoek kennis krijgt. De lidstaat en de Commissie werken volledig samen en nemen alle nodige maatregelen om voor een doeltreffende verdediging te zorgen, wat zo nodig ook kan inhouden dat de Commissie aan de procedure deelneemt;

c)

vraagt de betrokken lidstaat de Commissie om toestemming alvorens een in een dergelijke bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomst opgenomen mechanisme voor geschillenbeslechting tegen een derde land in werking te stellen en stelt hij dergelijke mechanismen in werking als de Commissie zulks verlangt. Die mechanismen omvatten overleg met de andere partij bij een bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomst en de beslechting van het geschil indien de overeenkomst daarin voorziet. De lidstaat en de Commissie werken volledig samen bij de afwikkeling van de procedures binnen de desbetreffende mechanismen, wat zo nodig kan inhouden dat de Commissie aan de desbetreffende procedures deelneemt.

Artikel 14

Vertrouwelijkheid

Bij de kennisgeving aan de Commissie van onderhandelingen en het resultaat daarvan overeenkomstig de artikelen 8 en 11, kunnen de lidstaten aangeven of door hen verstrekte informatie als vertrouwelijk dient te worden beschouwd en of deze informatie aan de andere lidstaten kan worden doorgegeven.

Artikel 15

Evaluatie

1.   De Commissie dient uiterlijk 10 januari 2020 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van deze verordening.

2.   In het verslag wordt een overzicht gegeven van de op grond van hoofdstuk III van deze verordening aangevraagde en verleende machtigingen, en wordt nagegaan of dat hoofdstuk toegepast moet blijven worden.

3.   Als het verslag aanbeveelt de toepassing van de bepalingen van hoofdstuk III van deze verordening te staken of deze bepalingen te wijzigen, gaat dat verslag vergezeld van een daartoe strekkend wetgevingsvoorstel.

Artikel 16

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Comité voor investeringsbeschermingsovereenkomsten. Dat Comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 17

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 12 december 2012.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

A. D. MAVROYIANNIS


(1)  Standpunt van het Europees Parlement van 10 mei 2011 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en standpunt van de Raad in eerste lezing van 4 oktober 2012 (PB C 352 E van 16.11.2012, blz. 23). Standpunt van het Europees Parlement van 11 december 2012 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.

(3)  PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.


VERKLARING VAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE COMMISSIE

Dat deze verordening, met inbegrip van de overwegingen 17, 18 en 19, voorziet in het gebruik van de in Verordening (EU) nr. 182/2011 bedoelde procedures, vormt geen precedent voor toekomstige verordeningen op grond waarvan de Unie de lidstaten overeenkomstig artikel 2, lid 1, VWEU kan machtigen wetgevend op te treden en juridisch bindende handelingen vast te stellen op gebieden waar de Unie exclusief bevoegd is. Voorts wordt het gebruik in deze verordening van de raadplegingsprocedure in plaats van de onderzoeksprocedure niet geacht een precedent te scheppen voor toekomstige verordeningen tot vaststelling van het kader voor de gemeenschappelijke handelspolitiek.


Top