EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32012D0721

2012/721/: Besluit van de Commissie van 14 november 2012 tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor wasmiddelen voor industrieel en institutioneel gebruik (Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 8055) Voor de EER relevante tekst

OJ L 326, 24.11.2012, p. 38–52 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Croatian: Chapter 15 Volume 027 P. 38 - 52

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 25/06/2017; opgeheven door 32017D1219 zie art. 6 en 7

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2012/721/oj

24.11.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 326/38


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 14 november 2012

tot vaststelling van de milieucriteria voor de toekenning van de EU-milieukeur voor wasmiddelen voor industrieel en institutioneel gebruik

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 8055)

(Voor de EER relevante tekst)

(2012/721/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 66/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de EU-milieukeur (1), en met name artikel 8, lid 2,

Na raadpleging van het Bureau voor de milieukeur van de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Verordening (EG) nr. 66/2010 kan de EU-milieukeur worden toegekend aan producten die tijdens hun volledige levenscyclus een verminderd milieueffect hebben.

(2)

In Verordening (EG) nr. 66/2010 is bepaald dat per productengroep specifieke EU-milieukeurcriteria moeten worden vastgesteld.

(3)

De criteria, evenals de eisen voor beoordeling en controle moeten vier jaar geldig zijn vanaf de datum van vaststelling van dit besluit.

(4)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 16 van Verordening (EG) nr. 66/2010 ingestelde comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De productgroep „wasmiddelen voor industrieel en institutioneel gebruik” omvat wasmiddelproducten die door professionele gebruikers in industriële en institutionele sectoren worden gebruikt.

Tot de productgroep behoren uit multicomponentsystemen waarvan de verschillende componenten samen een volledig wasmiddel of een wasprogramma voor een automatisch doseringssysteem vormen.

Deze productgroep omvat geen producten voor het verkrijgen van textielkenmerken, zoals waterafstotendheid, waterdichtheid of brandveiligheid enz. Verder omvat de productgroep geen producten die worden gedoseerd door middel van dragers, zoals reinigingsdoekjes of andere materialen, noch washulpmiddelen die worden gebruikt zonder aansluitende wasbeurt, zoals vlekkenverwijderaars voor tapijten en meubelstoffen.

Huishoudelijke wasmiddelen vallen niet onder deze productgroep.

Artikel 2

Om in aanmerking te komen voor de EU-milieukeur krachtens Verordening (EG) nr. 66/2010 valt een wasmiddel onder de productgroep „wasmiddelen voor industrieel en institutioneel gebruik”, zoals gedefinieerd in artikel 1 van dit besluit en voldoet het aan de criteria alsmede aan de bijbehorende eisen inzake beoordeling en controle die zijn vastgesteld in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 3

De criteria voor de productgroep „wasmiddelen voor industrieel en institutioneel gebruik” en de eisen voor beoordeling en controle zijn vier jaar geldig vanaf de datum van vaststelling van dit besluit.

Artikel 4

Het voor administratieve doeleinden aan de productgroep „wasmiddelen voor industrieel en institutioneel gebruik” toegekende codenummer is „039”.

Artikel 5

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 14 november 2012.

Voor de Commissie

Janez POTOČNIK

Lid van de Commissie


(1)  PB L 27 van 30.1.2010, blz. 1.


BIJLAGE

KADER

Doelstellingen van de criteria

Deze criteria zijn met name gericht op de bevordering van producten die een verminderd effect op aquatische ecosystemen hebben, die een beperkte hoeveelheid schadelijke stoffen bevatten en waarvan de prestatie is getest. De criteria zijn er verder op gericht het energieverbruik bij het wassen te verminderen door producten te bevorderen die ook efficiënt zijn bij lage temperaturen.

CRITERIA

Deze criteria hebben betrekking op de volgende gebieden:

1.

Informatie over product en dosering

2.

Toxiciteit voor in het water levende organismen: kritisch verdunningsvolume (KVV)

3.

Biologische afbreekbaarheid

4.

Verboden of beperkte stoffen en mengsels

5.

Verpakkingseisen

6.

Wasresultaat (geschiktheid voor gebruik)

7.

Automatische doseersystemen

8.

Gebruikersinformatie - Informatie op de EU-milieukeur.

1.   Beoordeling en controle

a)   Eisen

Bij elk criterium worden de specifieke eisen inzake beoordeling en controle vermeld.

Wanneer de aanvrager verplicht is verklaringen, documentatie, analysen, testverslagen of ander bewijsmateriaal te verstrekken waaruit naleving van de criteria blijkt, wordt ervan uitgegaan dat deze, al naargelang van het geval, afkomstig kunnen zijn van de aanvrager en/of diens leverancier(s) en/of hun leverancier(s) enz.

Zo mogelijk dient het testen te worden uitgevoerd door laboratoria die voldoen aan de algemene eisen van EN ISO 17025 of een gelijkwaardige norm.

Indien nodig kunnen, naast de voor elk criterium vermelde testmethoden, ook andere methoden worden gebruikt, mits de bevoegde instantie die de aanvraag beoordeelt deze methoden gelijkwaardig acht.

In aanhangsel I wordt verwezen naar de detergenteningrediëntendatabank (de DID-lijst), die de (bestanddelen van) ingrediënten bevat welke het meest worden gebruikt in formules van detergentia. De gegevens in deze databank dienen te worden gebruikt voor de berekening van het kritisch verdunningsvolume (KVV) en voor de beoordeling van de biologische afbreekbaarheid van de (bestanddelen van) ingrediënten. Voor stoffen die niet in de DID-lijst zijn opgenomen, worden richtsnoeren verstrekt voor de wijze waarop de desbetreffende gegevens moeten worden berekend of geëxtrapoleerd. De nieuwste versie van de DID-lijst is beschikbaar op de website van de EU-milieukeur of via de websites van de afzonderlijke bevoegde instanties.

Indien nodig kunnen de bevoegde instanties aanvullende documentatie vragen en onafhankelijke controles uitvoeren.

b)   Grenswaarden voor metingen

Naleving van de milieucriteria is verplicht voor stoffen die intentioneel zijn toegevoegd, evenals voor nevenproducten en onzuiverheden in grondstoffen, waarvan de concentratie gelijk is aan of groter is dan 0,010 gewichtspercent van de eindformule.

Biociden, kleurstoffen en parfums moeten ongeacht hun concentratie voldoen aan de criteria.

Stoffen die voldoen aan de hierboven vermelde grenswaarde worden hierna „(bestanddelen van) ingrediënten” genoemd.

Voor alle producten: het is de hoogste totale aanbevolen dosering voor de specifieke mate van bevuiling die moet voldoen aan de milieucriteria. Als de dosering in intervallen wordt opgegeven, moet de worstcasedosering worden gebruikt bij de beoordeling van de criteria.

2.   Functionele eenheid

De functionele eenheid voor deze productgroep wordt uitgedrukt in g/kg was (gram per kilo was).

Eisen inzake beoordeling en controle van de functionele eenheid

 

De volledige formule, met vermelding van de handelsnaam, de chemische naam, het CAS-nummer, het DID-nummer (1), de hoeveelheid (bestanddelen van) ingrediënten inclusief en exclusief water, de functie en de vorm van alle (bestanddelen van) ingrediënten (ongeacht de concentratie ervan) in het product, dient aan de bevoegde instantie te worden verstrekt. Een voorbeeld van de grafische vormgeving, met inbegrip van de aanbevelingen voor de dosering, dient eveneens aan de bevoegde instantie te worden verstrekt.

 

Voor alle (bestanddelen van) ingrediënten dienen veiligheidsinformatiebladen aan de bevoegde instantie te worden verstrekt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (2).

De delen A en B van de DID-lijst zijn te vinden op de website van de EU-milieukeur:

 

http://ec.europa.eu/environment/ecolabel/documents/did_list/didlist_part_a_nl.pdf

 

http://ec.europa.eu/environment/ecolabel/documents/did_list/didlist_part_b_nl.pdf

EU-MILIEUKEURCRITERIA

Criterium 1 —   Informatie over product en dosering

De aanbevolen totale dosering voor één kg was afhankelijk van de mate van bevuiling en de hardheid van het water wordt aangegeven in g/kg was of ml/kg was. Voor de beoordeling van de criteria moeten alle producten in een multicomponentsysteem in de worstcasedosering zijn opgenomen.

Voorbeelden van mate van bevuiling:

Licht

Gemiddeld

Zwaar

Hotel: bedlinnen, beddengoed, handdoeken enz. (handdoeken kunnen als zwaar bevuild worden beschouwd)

Stoffen handdoekrollen

Werkkleren: instellingen/detailhandel/dienstverlening enz.

Restaurants: tafelkleden, servetten, enz.

Dweilen en matten

Werkkleren: industrie/keuken/slachterij enz.

Keukentextiel: handdoeken, theedoeken enz.

Instellingen als ziekenhuizen: bedlinnen, beddengoed, hoeslakens, patiëntkleding, doktersjassen of overjassen enz.

De productnaam, of in het geval van een multicomponentsysteem, een lijst van producten die deel uitmaken van dat systeem, samen met de aanbevolen waterhardheid (laag, gemiddeld, hoog) en de bedoelde mate van bevuiling wordt verstrekt.

De aanvrager moet voor alle productnamen de naleving van de criteria 2, 3 en 6 documenteren.

Beoordeling en controle: de aanvrager verstrekt de productnaam of, in het geval van een multicomponentsysteem, een lijst van alle producten die deel uitmaken van dat systeem, samen met de exacte formule van het product of de producten en het etiket of de grafische vormgeving inclusief de doseringsaanwijzingen overeenkomstig de drie maten van bevuiling en waterhardheid. Voor alle producten dient de massadichtheid (g/ml) te worden vermeld (hetzij op de verpakking, hetzij op een veiligheidsinformatieblad).

Criterium 2 —   Toxiciteit voor in het water levende organismen: kritisch verdunningsvolume (KVV)

Het kritisch verdunningsvolume (KVVchronisch) van het product mag de volgende grenswaarden niet overschrijden:

Zacht water (0-6 °dH)

KVVchronisch (l/kg was)

Producttype/mate van bevuiling

Licht

Gemiddeld

Zwaar

Poeder

30 000

40 000

50 000

Vloeistof

50 000

60 000

70 000

Multicomponentsystemen

50 000

70 000

90 000


Water van gemiddelde hardheid (7-13 °dH)

KVVchronisch (l/kg was)

Producttype/mate van bevuiling

Licht

Gemiddeld

Zwaar

Poeder

40 000

60 000

80 000

Vloeistof

60 000

75 000

90 000

Multicomponentsystemen

60 000

80 000

100 000


Hard water (> 14 °dH)

KVVchronisch (l/kg was)

Producttype/mate van bevuiling

Licht

Gemiddeld

Zwaar

Poeder

50 000

75 000

90 000

Vloeistof

75 000

90 000

120 000

Multicomponentsystemen met meerdere componenten

75 000

100 000

120 000

Het kritisch verdunningsvolume (KVVchronisch) wordt voor alle (bestanddelen van) ingrediënten (i) in het product berekend met behulp van de volgende vergelijking:

Formula

waarbij:

gewicht (i)

=

het gewicht van het ingrediënt per aanbevolen dosis;

DF

=

de afbraakfactor;

TF

=

de concentratie van de stof waarbij een toxisch effect op lange termijn optreedt, als vermeld in de DID-lijst.

Biociden, kleurstoffen en parfums die voorkomen in het product, moeten ook worden meegenomen in de berekening van het KVV, zelfs wanneer het gehalte ervan lager is dan 0,010 % (100 ppm).

Vanwege het afbreken van de stoffen in het wasproces, gelden er aparte regels voor de volgende stoffen:

waterstofperoxide (H2O2) — niet op te nemen in de berekening van het KVV;

per-azijnzuur — in de berekening op te nemen als azijnzuur.

Beoordeling en controle: de aanvrager verstrekt de berekening van het KVVchronisch van het product. Op de website van de EU-milieukeur is een spreadsheet beschikbaar voor de berekening van KVV-waarde.

Voor de parameters DF en TF dienen de waarden zoals vermeld in de detergenteningrediëntendatabank-lijst (DID-lijst) te worden gebruikt. Als de stof niet in de DID-lijst wordt vermeld, dienen de parameters te worden berekend met behulp van de richtsnoeren in deel B van de DID-lijst en dient de hiermee verband houdende documentatie te worden bijgevoegd.

Criterium 3 —   Biologische afbreekbaarheid

a)   Biologische afbreekbaarheid van oppervlakteactieve stoffen

Alle oppervlakteactieve stoffen moeten biologisch afbreekbaar zijn in aerobe omstandigheden.

Alle niet-ionische en kationactieve oppervlakteactieve stoffen moeten ook biologisch afbreekbaar zijn in anaerobe omstandigheden.

b)   Biologische afbreekbaarheid van organische stoffen

Het gehalte van alle organische stoffen in het product die aeroob niet biologisch afbreekbaar zijn (niet gemakkelijk biologisch afbreekbaar) (aNBO) en/of anaeroob niet biologisch afbreekbaar zijn (anNBO), mag de volgende grenswaarden niet overschrijden:

aNBO

Zacht water (0-6°dH)

aNBO (g/kg was)

Producttype/mate van bevuiling

Licht

Gemiddeld

Zwaar

Poeder

0,70

1,10

1,40

Vloeistof

0,50

0,60

0,70

Multicomponentsystemen

1,25

1,75

2,50


Water van gemiddelde hardheid (7-13 °dH)

aNBO (g/kg was)

Producttype/mate van bevuiling

Licht

Gemiddeld

Zwaar

Poeder

1,10

1,40

1,75

Vloeistof

0,60

0,70

0,90

Multicomponentsystemen

1,75

2,50

3,75


Hard water (> 14 °dH)

aNBO (g/kg was)

Producttype/mate van bevuiling

Licht

Gemiddeld

Zwaar

Poeder

1,40

1,75

2,20

Vloeistof

0,70

0,90

1,20

Multicomponentsystemen

2,50

3,75

4,80

anNBO

Zacht water (0-6°dH)

anNBO (g/kg was)

Producttype/mate van bevuiling

Licht

Gemiddeld

Zwaar

Poeder

0,70

1,10

1,40

Vloeistof

0,50

0,60

0,70

Multicomponentsystemen

1,25

1,75

2,50


Water van gemiddelde hardheid (7-13 °dH)

anNBO (g/kg was)

Producttype/mate van bevuiling

Licht

Gemiddeld

Zwaar

Poeder

1,10

1,40

1,75

Vloeistof

0,60

0,70

0,90

Multicomponentsystemen

1,75

2,50

3,75


Hard water (> 14 °dH)

anNBO (g/kg was)

Producttype/mate van bevuiling

Licht

Gemiddeld

Zwaar

Poeder

1,40

1,75

2,20

Vloeistof

0,70

0,90

1,20

Multicomponentsystemen

2,50

3,75

4,80

Beoordeling en controle: de aanvrager verstrekt documentatie over de afbreekbaarheid van de oppervlakteactieve stoffen alsook de berekening van aNBO en anNBO van het product. Op de website van de EU-milieukeur is een spreadsheet beschikbaar voor de berekening van de waarden van aNBO en anNBO.

Voor zowel oppervlakteactieve stoffen als aNBO- en anNBO-waarden moet de DID-lijst worden geraadpleegd. Voor (bestanddelen van) ingrediënten die niet in de DID-lijst zijn opgenomen, dienen de desbetreffende gegevens uit de literatuur of uit andere bronnen te worden verstrekt, of adequate testresultaten, waaruit blijkt dat ze aeroob en anaeroob biologisch afbreekbaar zijn, zoals beschreven in aanhangsel I.

Merk op dat TAED als anaeroob biologisch afbreekbaar dient te worden beschouwd.

Bij ontbreken van documentatie overeenkomstig bovenstaande eisen, mag een stof, die geen oppervlakteactieve stof is, vrijgesteld worden van de eisen voor anaerobische biologische afbreekbaarheid als aan één van de volgende drie voorwaarden is voldaan:

1.

gemakkelijk afbreekbaar en lage adsorptie (A < 25 %); of

2.

gemakkelijk afbreekbaar en hoge desorptie (D > 75 %); of

3.

gemakkelijk afbreekbaar en niet-bioaccumulerend.

Het testen op adsorptie/desorptie kan worden uitgevoerd overeenkomstig OESO-richtsnoeren 106.

Criterium 4 —   Verboden of beperkte stoffen en mengsels

a)   Gespecificeerde verboden stoffen

De volgende (bestanddelen van) ingrediënten mogen niet in het product zijn opgenomen, noch als bestanddeel van de formule, noch als bestanddeel van een mengsel dat in de formule is opgenomen:

fosfaten (fosfonaten zijn niet verboden, maar beperkt door criterium 3);

APEO (alkylfenolethoxylaten) en ADP (alkylfenolen en derivaten daarvan);

EDTA (ethyleendiaminetetra-azijnzuur) en de zouten ervan.

Beoordeling en controle: de aanvrager verstrekt een verklaring, indien nodig gestaafd door verklaringen van de fabrikanten van de stoffen, waarin wordt bevestigd dat de genoemde stoffen niet in het product zijn opgenomen.

b)   Gevaarlijke stoffen en mengsels

Overeenkomstig artikel 6, lid 6, van Verordening (EG) nr. 66/2010 betreffende de EU-milieukeur mag het product of een bestanddeel daarvan geen stoffen bevatten die beantwoorden aan de criteria voor classificatie met de hieronder gespecificeerde gevarenaanduidingen of waarschuwingszinnen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (3) of Richtlijn 67/548/EEG van de Raad (4), noch stoffen waarnaar wordt verwezen in artikel 57 van Verordening (EG) nr. 1907/2006. De onderstaande waarschuwingszinnen verwijzen in het algemeen naar stoffen. Indien er echter geen informatie over de stoffen kan worden verkregen, gelden de classificatieregels voor mengsels.

Lijst van gevaarlijke stoffen

Gevarenaanduiding (5)

Waarschuwingszin (6)

H300 Dodelijk bij inslikken

R28

H301 Giftig bij inslikken

R25

H304 Kan dodelijk zijn als de stof bij inslikken in de luchtwegen terechtkomt

R65

H310 Dodelijk bij contact met de huid

R27

H311 Giftig bij contact met de huid

R24

H330 Dodelijk bij inademing

R23/26

H331 Giftig bij inademing

R23

H340 Kan genetische schade veroorzaken

R46

H341 Verdacht van het veroorzaken van genetische schade

R68

H350 Kan kanker veroorzaken

R45

H350i Kan kanker veroorzaken bij inademing

R49

H351 Verdacht van het veroorzaken van kanker

R40

H360F Kan de vruchtbaarheid schaden

R60

H360D Kan het ongeboren kind schaden

R61

H360FD Kan de vruchtbaarheid schaden. Kan het ongeboren kind schaden

R60/61/60-61

H360Fd Kan de vruchtbaarheid schaden. Verdacht van het schaden van het ongeboren kind

R60/63

H360Df Kan het ongeboren kind schaden. Verdacht van het verminderen van de vruchtbaarheid

R61/62

H361f Mogelijk gevaar voor verminderde vruchtbaarheid

R62

H361d Mogelijk gevaar voor beschadiging van het ongeboren kind

R63

H361fd Mogelijk gevaar voor verminderde vruchtbaarheid. Verdacht van het schaden van het ongeboren kind

R62-63

H362 Kan schadelijk zijn via de borstvoeding

R64

H370 Veroorzaakt schade aan organen

R39/23/24/25/26/27/28

H371 Kan schade aan organen veroorzaken

R68/20/21/22

H372 Veroorzaakt schade aan organen bij langdurige of herhaalde blootstelling

R48/25/24/23

H373 Kan schade aan organen veroorzaken bij langdurige of herhaalde blootstelling

R48/20/21/22

H400 Zeer giftig voor in het water levende organismen

R50

H410 Zeer giftig voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen

R50-53

H411 Giftig voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen

R51-53

H412 Schadelijk voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen

R52-53

H413 Kan langdurige schadelijke gevolgen voor in het water levende organismen hebben

R53

EUH059 Gevaarlijk voor de ozonlaag

R59

EUH029 Vormt giftig gas in contact met water

R29

EUH031 Vormt giftig gas in contact met zuren

R31

EUH032 Vormt zeer giftig gas in contact met zuren

R32

EUH070 Giftig bij oogcontact

R39-41

Sensibiliserende stoffen

H334 Kan bij inademing allergie- of astmasymptomen of ademhalingsmoeilijkheden veroorzaken

R42

H317 Kan een allergische huidreactie veroorzaken

R43

Dit criterium geldt ook voor bekende afbraakproducten zoals formaldehyde uit formaldehyde afgevende middelen.

Uitgesloten van bovenstaande eis zijn stoffen of mengsels waarvan de eigenschappen tijdens het productieproces veranderen (ze worden bijvoorbeeld niet meer biologisch beschikbaar, hun chemische samenstelling verandert), waardoor het eerder vastgestelde gevaar niet meer van toepassing is.

Het eindproduct mag niet worden geëtiketteerd volgens de bovenstaande gevarenaanduidingen.

Afwijkingen

Met name de onderstaande stoffen zijn vrijgesteld van deze eis.

Oppervlakteactieve stoffen

< 20 % in het eindproduct

H400 Zeer giftig voor in het water levende organismen

R50

Biociden gebruikt voor conserveringsdoeleinden (7)

(enkel voor vloeistoffen met een pH tussen 2 en 12 en met maximaal 0,10 % (g/g) actief materiaal)

H331 Giftig bij inademing

R23

H334 Kan bij inademing allergie- of astmasymptomen of ademhalingsmoeilijkheden veroorzaken

R42

H317 Kan een allergische huidreactie veroorzaken

R43

H400 Zeer giftig voor in het water levende organismen

R50

Enzymen (8)

H400 Zeer giftig voor in het water levende organismen

R50

H334 Kan bij inademing allergie- of astmasymptomen of ademhalingsmoeilijkheden veroorzaken

R42

H317 Kan een allergische huidreactie veroorzaken

R43

Bleekkatalysatoren (8)

H400 Zeer giftig voor in het water levende organismen

R50

NTA als een verontreiniging in MGDA en GLDA (9)

H351 Verdacht van het veroorzaken van kanker

R40

Beoordeling en controle: de aanvrager moet aantonen dat aan dit criterium is voldaan door een verklaring te verstrekken over de niet-classificatie van elk (bestanddeel van een) ingrediënt in de gevarenklassen die bij de in bovenstaande lijst genoemde gevarenaanduidingen horen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008, voor zover dit ten minste kan worden bepaald aan de hand van de informatie die voldoet aan de in bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 genoemde eisen. Deze verklaring wordt gestaafd door een samenvatting van de informatie over de relevante kenmerken met betrekking tot de in bovenstaande lijst genoemde gevarenaanduidingen, op het detailleringsniveau dat wordt gespecificeerd in bijlage II, punten 10, 11 en 12, bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 (Voorschriften voor de samenstelling van veiligheidsinformatiebladen).

Informatie over de intrinsieke eigenschappen van stoffen kan worden verkregen door andere middelen dan met tests, bijvoorbeeld door het gebruik van alternatieve methoden, zoals in-vitromethoden, via kwantitatieve structuur-activiteitsmodellen of door het gebruik van groepering of „read-across” overeenkomstig bijlage XI bij Verordening (EG) nr. 1907/2006. Het uitwisselen van relevante gegevens wordt sterk aangemoedigd.

De verstrekte informatie moet betrekking hebben op de vorm of fysieke staat van de stof of mengsels zoals gebruikt in het eindproduct.

Voor in de bijlagen IV en V bij REACH genoemde stoffen die zijn uitgesloten van registratieverplichtingen krachtens artikel 2, lid 7, onder a) en b), van Verordening (EG) nr. 1907/2006 REACH, volstaat een verklaring dienaangaande om te voldoen aan de bovenstaande eisen.

c)   Stoffen die zijn opgenomen in de lijst overeenkomstig artikel 59, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006

Er mag geen afwijking op het in artikel 6, lid 6, van Verordening (EG) nr. 66/2010 vastgestelde verbod worden toegestaan voor stoffen die worden beschouwd als zeer zorgwekkend en die zijn opgenomen in de lijst zoals bedoeld in artikel 59 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 welke voorkomen in mengsels, in concentraties van meer dan 0,010 gewichtsprocent.

Beoordeling en controle: de lijst van stoffen die als zeer zorgwekkend worden beschouwd en die zijn opgenomen in de kandidaatlijst overeenkomstig artikel 59 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 is te vinden op: http://echa.europa.eu/chem_data/authorisation_process/candidate_list_table_en.asp

Naar deze lijst dient te worden verwezen op de datum van de aanvraag. De aanvrager dient aan de bevoegde instantie de exacte formule van het product te verstrekken. De aanvrager dient ook een verklaring te verstrekken dat aan dit criterium is voldaan, samen met relevante documentatie, zoals door de leveranciers van materialen ondertekende verklaringen dat aan het criterium is voldaan, en exemplaren van de relevante veiligheidsinformatiebladen van stoffen of mengsels.

d)   Gespecificeerde beperkte ingrediënten — Parfums

Het product mag geen parfums bevatten die nitromuskus of polycyclische muskus bevatten.

Ingrediënten die als parfum aan het product worden toegevoegd, moeten volgens de gedragscode van de International Fragrance Association (IFRA) zijn vervaardigd en behandeld. De code is te vinden op de website van IFRA: http://www.ifraorg.org. De fabrikant dient de aanbevelingen van de IFRA-normen te volgen betreffende het verbod op, het beperkte gebruik van en de gespecificeerde criteria inzake de zuiverheid van materialen.

Parfumstoffen die dienen te worden vermeld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 648/2004 van het Europees Parlement en de Raad (10) betreffende detergentia (bijlage VII) en die nog niet zijn uitgesloten krachtens criterium 4 b) mogen niet voorkomen in hoeveelheden ≥ 0,010 % (≥ 100 ppm) per stof in het eindproduct.

Beoordeling en controle: de aanvrager dient een ondertekende verklaring van overeenstemming te verstrekken waaruit het gehalte aan parfums in het product blijkt. De aanvrager verstrekt ook een verklaring van de fabrikant van de parfums waarin het gehalte wordt gespecificeerd van elk van de stoffen in de parfums die zijn genoemd in bijlage III, deel I, bij Richtlijn 76/768/EEG van de Raad (11).

e)   Biociden

i)

Het product mag uitsluitend biociden bevatten om het product te conserveren, en uitsluitend in de voor dit doel geschikte dosering. Dit heeft geen betrekking op oppervlakteactieve stoffen die ook biocide-eigenschappen kunnen hebben.

Beoordeling en controle: de aanvrager verstrekt veiligheidsinformatiebladen van alle toegevoegde biociden, samen met informatie over de exacte concentratie ervan in het product. De fabrikant of leverancier van de biociden verstrekt informatie over de benodigde dosering om het product te conserveren.

ii)

Het is verboden op de verpakking of via enige andere communicatie te beweren of te suggereren dat het product een antimicrobiële of desinfecterende werking heeft.

Beoordeling en controle: de aanvrager dient aan de bevoegde instantie de teksten en ontwerpen te verstrekken die voor elk type verpakking worden gebruikt en/of monsters van alle verschillende typen verpakking.

iii)

Het product mag biociden bevatten mits deze niet bioaccumulerend zijn. Een biocide wordt niet als bioaccumulerend beschouwd indien BCF < 100 of logKow < 3,0. Als zowel de BCF-waarden als de logKow-waarden beschikbaar zijn, wordt de hoogst gemeten BCF-waarde gebruikt.

Beoordeling en controle: de aanvrager dient voor elk toegevoegd biocide exemplaren van de veiligheidsinformatiebladen te verstrekken, samen met informatie over de BCF- en/of logKow-waarden.

f)   Enzymen

Enzymen moeten een vloeibare vorm hebben of stofvrij granulaat zijn. Enzymen moeten vrij zijn van restanten van micro-organismen uit de vervaardiging.

Beoordeling en controle: de aanvrager verstrekt voor elk toegevoegd enzym exemplaren van de veiligheidsinformatiebladen, samen met documentatie om aan te tonen dat het enzym vrij is van restanten van micro-organismen.

Criterium 5 —   Verpakkingseisen

a)   Gewicht/utiliteitsratio (WUR)

De gewicht/utiliteitsratio (WUR) van het product mag de volgende waarden niet overschrijden:

Producttype/waterhardheid

WUR (g/kg was)

Laag

Gemiddeld

Hoog

Poeders

1,5

2,0

2,5

Vloeistoffen

2,0

2,5

3,0

De WUR dient uitsluitend te worden berekend voor primaire verpakkingen en voor elk product binnen een multicomponentsysteem (met inbegrip van doppen, stoppen en handpompen/sproeimechanieken) dient een berekening te worden gemaakt, en wel met behulp van de onderstaande vergelijking:

Formula

waarbij:

Wi

=

het gewicht (g) van verpakkingscomponent (i), met inbegrip van het etiket, voor zover van toepassing;

Ui

=

het gewicht (g) van het niet-gerecycleerde (virgin) materiaal in de verpakkingscomponent (i). Als het aandeel van gerecycleerd materiaal in de verpakkingscomponent gelijk is aan 0 % dan is Ui = Wi;

Di

=

het aantal functionele eenheden in de verpakkingscomponent (i). De functionele eenheid = dosis in g/kg was. Opgemerkt zij dat de hoogste aanbevolen dosis voor elke waterhardheid moet worden gebruikt in de WUR-berekening;

ri

=

het recyclingcijfer, d.w.z. het aantal keren dat de verpakkingscomponent (i) voor hetzelfde doeleinde wordt gebruikt via een terugname- of navulsysteem. r = 1 als de verpakking niet voor hetzelfde doel wordt hergebruikt. Als de verpakking wordt hergebruikt, wordt r op 1 gezet, tenzij de aanvrager een hoger cijfer kan aantonen.

Uitzonderingen

Verpakkingen van kunststof/papier/karton die meer dan 80 % gerecycleerd materiaal bevatten of meer dan 80 % kunststof uit hernieuwbare bron zijn uitgesloten van deze eis.

Een verpakking wordt als gerecycleerd beschouwd als de grondstoffen voor de vervaardiging van de verpakking zijn ingezameld bij fabrikanten van verpakkingen in de distributiefase of bij de consument. Wanneer de grondstof industrieel afval van het eigen productieproces van de fabrikant van het materiaal is, wordt het materiaal niet als gerecycleerd beschouwd.

Beoordeling en controle: de aanvrager verstrekt de berekening van de WUR voor elk product. Een spreadsheet voor deze berekening is te vinden op de website van de EU-milieukeur. De aanvrager verstrekt een volledige en ondertekende verklaring voor de hoeveelheid gerecycleerd materiaal of materiaal uit hernieuwbare bronnen in de verpakking. De aanvrager en/of detailhandelaar dient voor de goedkeuring van navulverpakkingen te documenteren dat de navullingen op de markt te koop zijn of zullen zijn.

b)   Kunststof verpakkingen

In kunststof verpakkingen mogen uitsluitend ftalaten worden gebruikt waarvoor op het moment van de aanvraag een risicobeoordeling heeft plaatsgevonden en die niet zijn ingedeeld in een van de in criterium 4 b) genoemde categorieën (en combinaties daarvan).

Om, ten behoeve van recycling, identificatie van de verschillende onderdelen van de verpakking mogelijk te maken moeten kunststof onderdelen in de primaire verpakking volgens DIN 6120, deel 2, of een gelijkwaardige norm worden geëtiketteerd. Doppen en pompjes zijn vrijgesteld van deze eis.

Beoordeling en controle: de aanvrager dient een ingevulde en ondertekende verklaring te verstrekken dat aan dit criterium is voldaan.

Criterium 6 —   Wasresultaat (geschiktheid voor gebruik)

De primaire waseffecten van het wasmiddel zoals het vermogen om vuil en vlekken te verwijderen, moeten door de producent/aanvrager worden gedocumenteerd met behulp van kunstmatig bevuild testwasgoed dat tijdens het proces wordt gewassen.

De test kan worden uitgevoerd door een extern of intern laboratorium dat voldoet aan de eisen in aanhangsel II a). De test moet worden uitgevoerd met de aanbevolen dosis en bij de bijbehorende waterhardheid en mate van bevuiling op de laagste aanbevolen wastemperatuur. De metingen moeten worden uitgevoerd op ongewassen en gewassen testwasgoed. De evaluatie van de testresultaten wordt uitgevoerd door het laboratorium en wordt duidelijk in het verslag vermeld.

De metingen van secundaire effecten, zoals bleekeffect, bleek-/schadefactor, asinhoud, vergrijzing en toename van vloeibaarheid kunnen bijvoorbeeld worden uitgevoerd met meermaals gewassen testwasgoed en geanalyseerd overeenkomstig ISO 4312.

Voorbeelden van wat als testwasgoed kan worden gebruikt, zijn onder meer:

WFK-PCMS-55 voor industriële wasprocessen, bestaande uit 13 verschillende, kleine stukjes vuil (WFK-Cleaning Technology Research Institute, Duitsland);

EMPA 102, bestaande uit 15 verschillende verse vlekken (Swiss EMPA-Testmaterials);

wasgoed van DTI (Danish Technology Institute) voor industriële wasprocessen of equivalent.

Als alternatief voor de hierboven genoemde laboratoriumtest kan ook een gebruikerstest worden gebruikt om de efficiëntie aan te tonen. De gebruikerstest moet dan voldoen aan de eisen in aanhangsel II b).

Voor zowel de laboratoriumtest als de gebruikerstest geldt het volgende:

Het testproduct moet worden getest ten opzichte van een referentieproduct. Het referentieproduct kan een algemeen gangbaar product op de markt zijn of, in het geval van een gebruikerstest, het product dat doorgaans door de gebruiker wordt gebruikt. De efficiëntie van het testproduct moet gelijk zijn aan of beter zijn dan die van het referentieproduct.

Beoordeling en controle: de aanvrager verstrekt een testverslag waarin staat dat het product voldoet aan de minimumeisen die zijn gedefinieerd in de gekozen test, zie ook respectievelijk aanhangsel II a) en II b).

Criterium 7 —   Automatische doseersystemen

Multicomponentsystemen worden aan de klant aangeboden samen met een automatisch en gecontroleerd doseersysteem.

Teneinde de juiste dosis in de automatische doseersystemen te kunnen waarborgen, moeten klantbezoeken worden geïncorporeerd als een normale routine voor fabrikanten/leveranciers. Deze klantbezoeken worden tijdens de contractperiode ten minste eenmaal per jaar gehouden op alle locaties; ze moeten ten minste het kalibreren van de doseerapparatuur omvatten. Ook een derde partij kan de klantbezoeken uitvoeren.

Beoordeling en controle: de aanvrager verstrekt een schriftelijke verklaring van verantwoordelijkheid voor en frequentie en inhoud van klantbezoeken.

Criterium 8 —   Gebruikersinformatie — Informatie op de EU-milieukeur

a)   Informatie op de verpakking/productinformatieblad

De volgende wasaanbevelingen (of gelijkwaardige woorden) moeten op de verpakking en/of op een productinformatieblad staan. De wasaanbevelingen moeten voorbeelden bevatten van de indeling van de mate van textielbevuiling en moeten de volgende tekst bevatten:

Was op de laagst mogelijke temperatuur.

Was altijd met de grootst mogelijke belading die het wasgoed toelaat.

Volg de doseringsaanwijzingen en pas de dosering aan aan de waterhardheid en de mate van bevuiling.

Door dit product met EU-milieukeur te gebruiken volgens de doseringsaanwijzingen, draagt u bij aan het verminderen van de waterverontreiniging, de afvalproductie en het energieverbruik.

b)   Beweringen op de verpakking

Over het algemeen dienen beweringen op de verpakking te worden gedocumenteerd door wasprestatietests (bijvoorbeeld beweringen over de efficiëntie bij lage temperaturen, beweringen over het verwijderen van bepaalde typen vlekken, beweringen over voordelen voor bepaalde types of kleuren textiel of andere beweringen over specifieke eigenschappen of voordelen van het product).

Voorbeeld: voor een product waarvan beweerd wordt dat het efficiënt is bij 20 °C, dient de efficiëntietest te worden uitgevoerd bij ≤ 20 °C (en hetzelfde voor andere beweringen inzake temperaturen onder 40 °C).

Voorbeeld: voor een product waarvan beweerd wordt dat het efficiënt is voor bepaalde typen vlekken, dient dit te worden gedocumenteerd met een efficiëntietest.

c)   Informatie op de EU-milieukeur

Het logo moet zichtbaar en leesbaar zijn. Het gebruik van het logo van de EU-milieukeur is beschermd in het primaire EU-recht. Het registratie-/vergunningsnummer van de EU-milieukeur moet op het product staan, het moet leesbaar en duidelijk zichtbaar zijn.

Het optionele etiket met tekstvak dient de volgende tekst te bevatten:

Verminderd effect op aquatische ecosystemen

Minder gevaarlijke stoffen

Wasresultaat getest.

De richtsnoeren voor het gebruik van het optionele etiket met tekstvak kunnen worden geraadpleegd in de „Guidelines for use of the Ecolabel logo”, op de website: http://ec.europa.eu/environment/ecolabel/documents/logo_guidelines.pdf

Beoordeling en controle (a-c): de aanvrager verstrekt een voorbeeld van het productetiket en/of productblad, alsmede een verklaring dat aan dit criterium is voldaan. Productclaims worden gedocumenteerd door middel van passende testverslagen.


(1)  Het DID-nummer is het nummer van het ingrediënt in de DID-lijst („detergenteningrediëntendatabank”-lijst) en wordt gebruikt om vast te stellen of aan de criteria 2 en 3 is voldaan. Zie aanhangsel I.

(2)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

(3)  PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1.

(4)  PB 196 van 16.8.1967, blz. 1.

(5)  Verordening (EG) nr. 1272/2008.

(6)  Richtlijn 67/548/EEG met aanpassingen aan de REACH-verordening conform Richtlijn 2006/121/EG en Richtlijn 1999/45/EG als gewijzigd.

(7)  Uitzondering geldt alleen voor criterium 4 b). Biociden moeten voldoen aan criterium 4 e).

(8)  Met inbegrip van stabilisatoren en andere hulpstoffen in de bereidingen.

(9)  In concentraties die lager zijn dan 1,0 % in de grondstof, zolang de totale concentratie in het eindproduct lager is dan 0,10 %.

(10)  PB L 104 van 8.4.2004, blz. 1.

(11)  PB L 262 van 27.9.1976, blz. 169.

Aanhangsel I

Detergenteningrediëntendatabank- (DID-) lijst

De DID-lijst (deel A) is een lijst die informatie bevat over de toxiciteit voor in het water levende organismen en over de biologische afbreekbaarheid van (bestanddelen van) ingrediënten die veel worden gebruikt in formules van detergentia. De lijst bevat informatie over de toxiciteit en de biologische afbreekbaarheid van een reeks stoffen die worden gebruikt in (af)was- en schoonmaakproducten. De lijst is niet uitputtend, maar deel B van de DID-lijst bevat richtsnoeren voor de bepaling van de relevante rekenparameters voor stoffen die niet in de DID-lijst zijn opgenomen (bijvoorbeeld de toxiciteitsfactor (TF) en de afbraakfactor (DF), die worden gebruikt voor het berekenen van het kritisch verdunningsvolume). De lijst is een generieke informatiebron, en de stoffen die in de DID-lijst zijn opgenomen, zijn niet automatisch goedgekeurd voor gebruik in producten die de EU-milieukeur dragen. De DID-lijst (deel A en B) is te vinden op de website van de EU-milieukeur.

Voor stoffen waarvoor geen gegevens beschikbaar zijn over de toxiciteit voor in het water levende organismen en over de afbreekbaarheid, kunnen structurele analogieën met vergelijkbare stoffen worden gebruikt om de TF en DF te bepalen. Zulke structurele analogieën dienen te worden goedgekeurd door de bevoegde instantie die vergunning tot het voeren van de EU-milieukeur verleent. In plaats daarvan kan ook een worstcasebenadering worden toegepast, met gebruikmaking van de onderstaande parameters:

Worstcasebenadering:

 

Acute toxiciteit

Chronische toxiciteit

Afbraak

Ingrediënt

LC50/EC50

SF(acuut)

TF(acuut)

NOEC (1)

SF(chronisch)  (1)

TF(chronisch)

DF

Aeroob

Anaeroob

„Naam”

1 mg/l

10 000

0,0001

 

 

0,0001

1

P

N

Documentatie van gemakkelijke biologische afbreekbaarheid

De volgende testmethoden voor gemakkelijke biologische afbreekbaarheid dienen te worden gebruikt:

1.

Tot en met 1 december 2010 en tijdens de overgangsperiode van 1 december 2010 tot en met 1 december 2015:

 

De testmethoden voor gemakkelijke biologische afbreekbaarheid als vermeld in Richtlijn 67/548/EEG, in het bijzonder de methoden die zijn beschreven in bijlage V.C4 bij deze richtlijn, of de overeenkomstige OESO-testmethoden 301 A-F of ISO-methoden.

 

Het beginsel van het tiendagenvenster is niet van toepassing voor oppervlakteactieve stoffen. Voor de testmethoden C4-A en C4-B in bijlage V bij Richtlijn 67/548/EEG (en de overeenkomstige OESO-testmethoden 301 A en E en ISO-methoden) dient de score minimaal 70 % te zijn en voor de testmethoden C4-C, D, E en F (en de overeenkomstige OESO-testmethoden 301 B, C, D en F en ISO-methoden) minimaal 60 %.

2.

Na 1 december 2015 en tijdens de overgangsperiode van 1 december 2010 tot en met 1 december 2015:

De testmethoden als vermeld in Verordening (EG) nr. 1272/2008.

Documentatie van anaerobe biologische afbreekbaarheid

Als referentiemethode voor anaerobe biologische afbreekbaarheid dient EN ISO 11734, ECETOC nr. 28 (juni 1988), OESO 311 of een gelijkwaardige testmethode te worden gebruikt, waarbij de uiteindelijke afbreekbaarheid onder anaerobe omstandigheden 60 % moet bedragen. Ook testmethoden waarbij de omstandigheden in een relevant anaeroob milieu worden gesimuleerd, mogen worden gebruikt om aan te tonen dat 60 % uiteindelijke afbreekbaarheid werd bereikt onder anaerobe omstandigheden.

Extrapolatie voor stoffen die niet in de DID-lijst zijn opgenomen

De volgende aanpak kan worden gevolgd om de nodige documentatie te verstrekken over de anaerobe biologische afbreekbaarheid voor (bestanddelen van) ingrediënten die niet in de DID-lijst zijn opgenomen.

1.

Pas een redelijke extrapolatie toe. Gebruik de testresultaten van één grondstof voor een extrapolatie naar de uiteindelijke anaerobe afbreekbaarheid van qua structuur verwante oppervlakteactieve stoffen. Als de anaerobe biologische afbreekbaarheid voor een oppervlakteactieve stof (of een groep homologe verbindingen) in de DID-lijst wordt bevestigd, kan ervan worden uitgegaan dat een vergelijkbaar type oppervlakteactieve stof ook anaeroob biologisch afbreekbaar is (bijvoorbeeld: C12-15 A 1-3 EO sulfaat (DID-nr. 8) is anaeroob biologisch afbreekbaar en een vergelijkbare anaerobe biologische afbreekbaarheid kan voor C12-15 A 6 EO sulfaat worden verondersteld). Als voor een oppervlakteactieve stof de anaerobe biologische afbreekbaarheid met behulp van een adequate testmethode is bevestigd, kan ervan worden uitgegaan dat een vergelijkbaar type oppervlakteactieve stof ook anaeroob biologisch afbreekbaar is (zo kunnen bijvoorbeeld literatuurgegevens die de anaerobe biologische afbreekbaarheid bevestigen van oppervlakteactieve stoffen die tot de groep alkylesterammoniumzouten behoren, als documentatie worden gebruikt voor een vergelijkbare anaerobe biologische afbreekbaarheid van andere quaternaire ammoniumzouten die esterbindingen in de alkylketen(s) bevatten).

2.

Voer een screeningtest voor anaerobe biologische afbreekbaarheid uit. Voer, als er een nieuwe test nodig is, een screeningtest uit volgens EN ISO 11734, ECETOC nr. 28 (juni 1988), OESO 311 of een gelijkwaardige methode.

3.

Voer een afbreekbaarheidstest met een lage dosis uit. Als een nieuwe test nodig is en er experimentele problemen met de screeningtest rijzen (bijvoorbeeld remming door toxiciteit van de teststof), herhaal dan de test met een lage dosering oppervlakteactieve stof en volg de afbraak door 14C-metingen of chemische analysen. Een test met een lage dosis kan worden uitgevoerd met OESO 308 (augustus 2000) of een gelijkwaardige methode.


(1)  Als geen aanvaardbare gegevens over de chronische toxiciteit worden gevonden, zijn deze kolommen leeg. In dat geval wordt TF(chronisch) gedefinieerd als gelijk aan TF(acuut).

Aanhangsel II

a)   Laboratoriumtest

Het analyselaboratorium moet voldoen aan de algemene eisen krachtens norm EN ISO 17025 of moet een officieel GLP-goedgekeurd analyselaboratorium zijn.

Het analyselaboratorium/de meting van de aanvrager kan worden goedgekeurd voor het uitvoeren van analysen en metingen indien:

de autoriteiten het monstername- en analyseproces volgen; of

de fabrikant een kwaliteitssysteem heeft dat testen en analysen omvat en dat is gecertificeerd overeenkomstig ISO 9001; of

de fabrikant kan aantonen dat er conformiteit is tussen een voor het eerst uitgevoerde test die wordt uitgevoerd als een parallelle test door een onafhankelijke testinstantie en het eigen laboratorium van de fabrikant, en indien de fabrikant monsters neemt overeenkomstig een voorgeschreven monsternameplan.

Het testlaboratorium van de fabrikant kan worden goedgekeurd voor het uitvoeren van tests om de effectiviteit aan te tonen indien aan de volgende aanvullende eisen is voldaan:

organisaties die de milieukeur toekennen, moeten de testprestaties kunnen volgen;

de organisatie die de milieukeur toekent, moet toegang hebben tot alle gegevens over het product;

de monsters moeten anoniem zijn gemaakt voor het testlaboratorium;

de uitvoering van de effectiviteitstest moeten worden beschreven in het kwaliteitsbeheersysteem.

b)   Gebruikerstest

1.

Er moeten antwoorden worden verkregen van ten minste vijf testcentra die een selectie klanten vertegenwoordigen.

2.

De procedure en dosering moeten conform de aanbevelingen van de fabrikant zijn.

3.

De testperiode moet ten minste vier weken duren.

4.

Elk testcentrum moet de bruikbaarheid van het product of multicomponentsysteem beoordelen, evenals de doseerbaarheid, compressibiliteit, het spoelvermogen en de oplosbaarheid.

5.

Elk testcentrum moet de effectiviteit van het product of multicomponentsysteem beoordelen door vragen te beantwoorden die betrekking hebben op de volgende aspecten (of vergelijkbare formuleringen):

a)

het vermogen om licht, gemiddeld of zwaar bevuilde artikelen te wassen;

b)

de beoordeling van primaire waseffecten, zoals het vermogen om vuil en vlekken te verwijderen en het bleekeffect moet worden gewaardeerd;

c)

de beoordeling van secundaire waseffecten, zoals vergrijzing of wit wassen en kleurvastheid en bevlekken van gekleurd wasgoed;

d)

de beoordeling van het effect van het spoelmiddel op het drogen, strijken, of uitwringen van de te wassen artikelen;

e)

de tevredenheid van de geteste persoon met de afspraken omtrent de klantenbezoeken.

6.

Het antwoord moet worden gewaardeerd op een schaal die ten minste drie niveaus omvat, bijvoorbeeld „onvoldoende effectief”, „voldoende effectief” of „zeer effectief”. Ten aanzien van de mate van tevredenheid van het testcentrum met de regeling voor de verslaglegging van de bezoeken, moeten de categorieën „niet tevreden”, „tevreden” en „zeer tevreden” zijn.

7.

Ten minste vijf testcentra moeten antwoorden verstrekken. Ten minste 80 % moet het product op alle punten als voldoende effectief of zeer effectief waarderen (zie punt 4) en tevreden of zeer tevreden zijn over de afspraken omtrent de klantenbezoeken.

8.

Alle ruwe gegevens uit de test moeten worden gespecificeerd.

9.

De testprocedure moet in detail worden beschreven.


Top