EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32011R1286

Verordening (EU) nr. 1286/2011 van de Commissie van 9 december 2011 tot vaststelling van een gemeenschappelijke methodologie voor het onderzoek naar ongevallen en incidenten op zee, krachtens artikel 5, lid 4, van Richtlijn 2009/18/EG van het Europees Parlement en de Raad Voor de EER relevante tekst

OJ L 328, 10.12.2011, p. 36–40 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Croatian: Chapter 07 Volume 024 P. 34 - 38

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2011/1286/oj

10.12.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 328/36


VERORDENING (EU) Nr. 1286/2011 VAN DE COMMISSIE

van 9 december 2011

tot vaststelling van een gemeenschappelijke methodologie voor het onderzoek naar ongevallen en incidenten op zee, krachtens artikel 5, lid 4, van Richtlijn 2009/18/EG van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2009/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek naar ongevallen in de zeescheepvaartsector en tot wijziging van Richtlijn 1999/35/EG van de Raad en Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 5, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Richtlijn 2009/18/EG is de Commissie verplicht een gemeenschappelijke methodologie vast te stellen die door onderzoeksinstanties moet worden gevolgd bij het uitvoeren van veiligheidsonderzoeken naar ongevallen en incidenten op zee.

(2)

De gemeenschappelijke methodologie voor veiligheidsonderzoeken naar ongevallen en incidenten op zee moet gemeenschappelijke normen voorschrijven die in beginsel van toepassing zijn op alle onderzoeken die overeenkomstig Richtlijn 2009/18/EG worden uitgevoerd, teneinde de hoge kwaliteit van die onderzoeken te garanderen.

(3)

De algemene regels van de gemeenschappelijke methodologie moeten rechtstreeks worden toegepast door de onderzoeksinstanties van de lidstaten.

(4)

De maatregelen waarin deze verordening voorziet, zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (2),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De gemeenschappelijke methodologie voor onderzoeken naar ongevallen en incidenten op zee, zoals vermeld in artikel 5, lid 4, van Richtlijn 2009/18/EG, is uiteengezet in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 december 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 131 van 28.5.2009, blz. 114.

(2)  PB L 324 van 29.11.2002, blz. 1.


BIJLAGE

GEMEENSCHAPPELIJKE METHODOLOGIE VOOR ONDERZOEKEN VAN ONGEVALLEN EN INCIDENTEN OP ZEE

A.   DOEL, WERKINGSSFEER EN TOEPASSING

Het doel van veiligheidsonderzoeken naar ongevallen op zee is het risico op toekomstige ongevallen en incidenten en de ernst van de gevolgen ervan, zoals het verlies aan mensenlevens en schepen en verontreiniging van het mariene milieu, te beperken.

Dit document bevat een gemeenschappelijke methodologie die de onderzoeksinstanties van de lidstaten moeten volgen bij het uitvoeren van veiligheidsonderzoeken naar ongevallen op zee overeenkomstig Richtlijn 2009/18/EG. Het is gebaseerd op het toepassingsgebied en de definities van Richtlijn 2009/18/EG, rekening houdende met de in die richtlijn vermelde IMO-instrumenten.

Het doel van de methodologie is een gemeenschappelijke benadering vast te stellen die in beginsel moet worden toegepast in alle onderzoeken die overeenkomstig de richtlijn worden uitgevoerd; in de methodologie worden ook de kenmerken van een goed veiligheidsonderzoek omschreven. Het is geen controlelijst. De onderzoekers dienen hun professioneel oordeel en hun opleiding te gebruiken om rekening te houden met de omstandigheden van elk geval.

Op deze manier kan de onderzoeksinstantie, via de toepassing van deze gemeenschappelijke methodologie en een objectieve en systematische benadering van het onderzoek, het beste lessen trekken uit elk ongeval om de veiligheid op zee te verbeteren.

Om nauwkeurig te kunnen bepalen waardoor een ongeval of incident op zee is veroorzaakt, is een tijdig en methodisch onderzoek vereist waarbij verder wordt gekeken dan het directe bewijsmateriaal en op zoek wordt gegaan naar onderliggende omstandigheden die andere voorvallen in de toekomst kunnen veroorzaken. Onderzoek kan daarom worden beschouwd als een manier om niet alleen de directe oorzaken maar ook bredere problemen te identificeren, gaande van regulering over beleid tot toepassing.

B.   INHOUD

1.   Beschikbaarheid voor gebruik

1.1

Elke onderzoeksinstantie stelt een voorafgaande planning op om te voorkomen dat zich na de melding en tijdens het begin van een onderzoek onnodige vertragingen voordoen door onvoldoende relevante/vereiste informatie, voorbereiding of kennis. Een dergelijk voorbereidend plan zorgt ervoor dat, voor zover mogelijk, onmiddellijk de middelen en procedures voorhanden zijn om aan de eisen te voldoen, inclusief voldoende en passend gekwalificeerde onderzoekers en de nodige nationale en internationale samenwerking zodat meteen na de ontvangst van een melding van een ongeval of incident de eerste acties kunnen worden ondernomen.

1.2

Er worden regelingen opgesteld om te garanderen dat de meldingen van ongevallen en incidenten snel en 24 uur op 24 door de onderzoeksinstanties worden ontvangen.

2.   Initiële beoordeling en reactie

2.1

Als de onderzoeksinstanties een melding ontvangen, beoordelen zij de situatie. Deze initiële beoordeling is van cruciaal belang voor de onderzoeksinstanties om zo snel mogelijk een overzicht te krijgen, het verlies aan bewijsmateriaal tot een minimum te beperken en vast te stellen welke informatie nodig is om te kunnen bepalen welke acties passend zijn.

2.2

Deze beoordeling verschaft, in de mate van het mogelijke, een inzicht in:

de gebeurtenissen in het algemeen,

de cruciale punten van het tijdschema,

het betrokken personeel, en

de categorie van de gebeurtenis.

Behalve de in artikel 5, lid 2, van Richtlijn 2009/18/EG vermelde factoren kan bij het bepalen van welke niet zeer ernstige ongevallen of incidenten moeten worden onderzocht, ook rekening worden gehouden met de onderstaande punten:

de potentiële veiligheidswinst die kan worden geboekt door het uitvoeren van een onderzoek

het publiek profiel van het ongeval

of het ongeval deel uitmaakt van een identificeerbare tendens

de potentiële gevolgen van het ongeval

de middelen die beschikbaar zijn en volgens de ramingen beschikbaar zullen zijn in geval van tegenstrijdige prioriteiten, en de eventuele onderzoeksachterstand

de risico's die verbonden zijn aan het niet voeren van een onderzoek

ernstige verwondingen die zich aan boord hebben voorgedaan bij bemanningsleden en/of passagiers

milieuverontreiniging van kwetsbare gebieden

ernstige structurele schade aan schepen

ongevallen die belangrijke havenactiviteiten verstoren of kunnen verstoren.

2.3

Nadat het besluit is genomen om een ernstig ongeval of een ander ongeval of incident op zee te onderzoeken, wordt het onderzoek normaal even dringend uitgevoerd als bij een zeer ernstig ongeval.

Als een onderzoek moet worden uitgevoerd, nemen de onderzoeksinstanties, voor zover praktisch haalbaar, onmiddellijk maatregelen met het oog op het behoud van bewijsmateriaal, de coördinatie met andere partijen die een aanzienlijk belang hebben en de aanstelling van een voor het onderzoek verantwoordelijke staat.

3.   Strategie en verzameling van bewijsmateriaal

3.1

De onderzoeksinstantie van de voor het onderzoek verantwoordelijke lidstaat ontwikkelt, in nauwe samenwerking met de onderzoeksinstanties van de andere staten die een aanzienlijk belang hebben, snel een strategie voor het toepassingsgebied, de richting en het tijdschema van het onderzoek.

3.2

Indien nodig stuurt de onderzoeksinstantie het plan tijdens het onderzoek voortdurend bij; aan het einde van de fase waarin bewijsmateriaal wordt verzameld, garandeert de onderzoeksinstantie, voor zover praktisch haalbaar, de volledigheid van het bewijsmateriaal op alle gebieden die het ongeval of incident kunnen hebben beïnvloed.

3.3

Het toepassingsgebied van een veiligheidsonderzoek en de te volgen procedure moeten volstaan om onzekerheid en dubbelzinnigheid zoveel mogelijk uit te sluiten en een robuuste logische beoordeling van de oorzaken van het ongeval of incident op zee mogelijk te maken.

3.4

De onderzoeksinstanties van lidstaten die een aanzienlijk belang hebben, verlenen in de mate van het mogelijke tijdig steun aan de voor het onderzoek verantwoordelijke lidstaat.

3.5

De voor het onderzoek verantwoordelijke onderzoeksinstantie stelt een onderzoeker aan voor het uitvoeren van het onderzoek, zet de nodige middelen in en begint zo snel mogelijk met het verzamelen van bewijsmateriaal, omdat de kwaliteit van het bewijsmateriaal, met name de accuraatheid van menselijke herinneringen, snel achteruitgaat met de tijd en omdat schepen die bij een ongeval of incident op zee betrokken zijn, niet langer mogen worden opgehouden dan absoluut noodzakelijk is om bewijsmateriaal te verzamelen.

3.6

Tijdens de beginfase van elk onderzoek verzamelen de onderzoekers zoveel mogelijk relevant bewijsmateriaal dat het incident kan helpen begrijpen en de oorzaken ervan kan helpen vaststellen, rekening houdende met de mogelijke reikwijdte van het onderzoek.

3.7

Naast de informatie die tijdens de fase van de initiële melding is verzameld, vergaren de onderzoekers ook passende achtergrond- en referentie-informatie. Het kan gaan om bewijsmateriaal of gegevens die zijn opgevraagd bij een monitoringsysteem, het verkeersleidingsysteem, de maritieme administratie, de reddingsdiensten, de rederij en het schip dat bij het ongeval betrokken was.

3.8

Voor zover van toepassing doet de onderzoeksinstantie opzoekingen in gegevensbanken, waaronder die van het Europees Informatieplatform voor scheepvaartongevallen, en andere informatiebronnen om potentiële veiligheidsproblemen te identificeren die relevant kunnen zijn voor het onderzochte ongeval of incident op zee.

3.9

Indien mogelijk bezoeken de onderzoekers de plaats van het ongeval/voorval om niet-verstoord bewijsmateriaal te verzamelen en een eerste beoordeling van het incident te kunnen opstellen. Als het niet mogelijk was om de plaats in stand te houden, worden, voor zover mogelijk, regelingen getroffen om passende documentatie van de plaats te verkrijgen, zoals foto's, audiovisuele opnames, tekeningen of ander beschikbaar materiaal, teneinde belangrijk bewijsmateriaal te verzamelen en zo mogelijk in een latere fase de omstandigheden te recreëren.

3.10

Als het schip was uitgerust met een reisgegevensrecorder, stellen de onderzoekers alles in het werk om de geregistreerde informatie te verkrijgen en te bewaren. Zij nemen al in een vroeg stadium maatregelen om ervoor te zorgen dat de reisgegevensrecorder wordt "beschermd", om te voorkomen dat de informatie wordt overschreven. Zij stellen ook alles in het werk om relevante informatie uit elektronische bronnen te verkrijgen, zowel aan boord van het schip als aan wal. Zij beoordelen, in de volgorde die zij geschikt achten, alle beschikbare relevante documenten, procedures en opnames.

3.11

Met alle beschikbare getuigen die door de voor het onderzoek verantwoordelijke onderzoeksinstantie relevant worden geacht, wordt een gesprek gevoerd. De onderzoekers bepalen welke getuigen ze eerst willen spreken en stellen een planning voor de gesprekken op. Bij het opstellen van deze planning wordt onder meer rekening gehouden met vermoeidheid (zowel van de getuigen als van de onderzoeker), de broosheid van menselijke getuigenissen en de reisplannen van de getuigen.

Komen in aanmerking als getuigen:

personen die rechtstreeks betrokken waren bij het ongeval of incident op zee en de gevolgen ervan

ooggetuigen van het ongeval of incident op zee

noodhulppersoneel

personeel van het bedrijf, havenfunctionarissen, ontwerpers, herstellingspersoneel, technische deskundigen.

Als het niet mogelijk is rechtstreeks met bepaalde getuigen te spreken, neemt de voor het onderzoek verantwoordelijke onderzoeksinstantie maatregelen om het bewijsmateriaal op een andere manier te verzamelen.

Zo kan bewijsmateriaal worden verkregen door over de telefoon met getuigen te spreken of door andere opgeleide veiligheidsonderzoekers te vragen namens de voor het onderzoek verantwoordelijke onderzoeksinstantie met de getuigen te spreken. In dat laatste geval moet de persoon die het gesprek voert, zorgvuldige instructies krijgen van de onderzoeker die het onderzoek uitvoert. Het is mogelijk dat met veel sleutelgetuigen meer dan één gesprek moet worden gevoerd.

3.12

Waar mogelijk moet de informatie worden gecontroleerd. Het is mogelijk dat de verklaringen van verschillende getuigen tegenstrijdig zijn en in dat geval moet ondersteunend bewijsmateriaal worden verzameld. Om te garanderen dat alle relevante feiten aan het licht komen, worden de brede vragen "wie", "wat", "wanneer", "hoe" en "waarom" gesteld.

3.13

Omdat menselijke factoren een integrerend onderdeel vormen van de meeste onderzoeken, moeten de onderzoekers op passende wijze zijn opgeleid. Het succes van een onderzoek van menselijke factoren hangt grotendeels af van het type en de kwaliteit van de verzamelde informatie. Aangezien geen twee voorvallen hetzelfde zijn, moet de onderzoeksinstantie het type en de kwaliteit van de te verzamelen en te onderzoeken gegevens vaststellen. Als algemene regel geldt dat de onderzoeker in eerste instantie zoveel mogelijk informatie verzamelt en vervolgens, naarmate het onderzoekt vordert, de overbodige gegevens buiten beschouwing laat.

3.14

Indien nodig verzamelt de onderzoeksinstantie tastbaar bewijsmateriaal, met name met het oog op wetenschappelijke onderzoeken, inspecties of tests aan wal. In dergelijke gevallen houden de onderzoekers er rekening mee dat het bewijsmateriaal met het verstrijken van de tijd verontreinigd kan raken; zij beginnen daarom zo snel mogelijk met het verzamelen ervan. Indien mogelijk wordt het bewijsmateriaal, voordat het wordt meegenomen, ter plaatse gefotografeerd. Er worden passende voorzorgsmaatregelen genomen met het oog op de verzameling en bewaring van het bewijsmateriaal, zodat het onderzoek hierdoor niet wordt beïnvloed.

3.15

Voor zover relevant voor het voorval kunnen de onderzoeksinstanties in het kader van hun onderzoek gespecialiseerde onderzoeken uitvoeren of laten uitvoeren, met name technische onderzoeken van het schip en van de boordsystemen en –apparatuur, indien nodig door deskundigen ter zake.

3.16

Bij het verzamelen van bewijsmateriaal trachten de onderzoeksinstanties ook na te gaan welk bewijsmateriaal eventueel ontbreekt.

4.   Analyse

4.1

Nadat de onderzoeksinstantie van de voor het onderzoek verantwoordelijke lidstaat bewijsmateriaal en aanverwante gegevens heeft verzameld, zal zij deze, eventueel samen met andere staten die een aanzienlijk belang hebben, analyseren teneinde na te gaan waardoor het voorval is veroorzaakt en welke factoren ertoe hebben bijgedragen.

Daarbij houden de onderzoekers rekening met de variabele waarde van het verzamelde bewijsmateriaal en bekijken zij hoe zij dubbelzinnigheden of tegenstrijdigheden in het bewijsmateriaal het beste kunnen oplossen.

4.2

Om juist te kunnen bepalen waardoor het voorval is veroorzaakt, is tijdig en methodisch onderzoek nodig waarbij verder wordt gekeken dan het directe bewijsmateriaal en ook wordt gekeken naar onderliggende oorzaken, die zich niet noodzakelijk hebben voorgedaan op de plaats van het ongeval of incident op zee, en die in de toekomst aan de basis kunnen liggen van andere ongevallen en incidenten. In beginsel dienen onderzoeken naar veiligheid op zee dus niet alleen om de directe oorzaken te bepalen, maar ook de omstandigheden in het volledige operationele proces. Om dit mogelijk te maken, dient het bewijsmateriaal grondig en herhaaldelijk te worden geanalyseerd.

4.3

Indien een hiaat in de informatie alleen kan worden opgevuld met logische extrapolaties en redelijke veronderstellingen, moet in het verslag duidelijk worden aangegeven dat het om extrapolaties en veronderstellingen gaat. In dit proces kan het nuttig zijn alle opties te identificeren en door analytische reductie tot de meest waarschijnlijke hypotheses te komen.

5.   Veiligheidsaanbevelingen

5.1

Alle veiligheidsaanbevelingen worden gebaseerd op de analyse. Ze worden gericht aan de organisaties en individuen die het best geplaatst zijn om corrigerende maatregelen te nemen.

5.2

Ze kunnen gebaseerd zijn op veiligheidsonderzoeken of op onderzoek en analyse van abstracte gegevens. De formulering ervan komt tot stand in samenwerking en overleg met de betrokken belanghebbenden, aangezien deze vaak het best geplaatst zijn om passende veiligheidsmaatregelen te identificeren en toe te passen. Uiteindelijk beslist evenwel de voor het onderzoek verantwoordelijke onderzoeksinstantie welke inhoud de veiligheidsaanbevelingen hebben en tot wie ze worden gericht.

5.3

Wanneer oorzaken van een voorval of factoren die ertoe hebben bijgedragen als zo ernstig wordt beschouwd dat ze dringend moeten worden aangepakt, worden passende follow-upmaatregelen genomen, zoals het uitvaardigen van een tussentijdse veiligheidsaanbeveling.

5.4

Opdat veiligheidsaanbevelingen zo vlot mogelijk zouden worden aanvaard en toegepast door degenen tot wie ze zijn gericht, moeten ze:

noodzakelijk zijn

waarschijnlijk effectief zijn

praktisch zijn

relevant zijn

doelgericht zijn

duidelijk, beknopt en direct geformuleerd zijn

zodanig geformuleerd zijn dat ze de basis kunnen vormen voor corrigerende actieplannen, waarbij wordt benadrukt welke veiligheidstekortkomingen moeten worden verholpen.

6.   Verslagen

6.1

De onderzoeksinstantie van de voor het onderzoek verantwoordelijke lidstaat stelt een ontwerpverslag op in samenwerking met andere staten die een aanzienlijk belang hebben. In dat ontwerpverslag worden de feiten en de analyse die ten grondslag liggen aan de conclusies en aanbevelingen duidelijk, consequent en beknopt uiteengezet.

6.2

Voor zover praktisch haalbaar worden het ontwerpverslag of passende delen ervan op vertrouwelijke basis ter kennis gebracht van personen of organisaties die er gevolgen van ondervinden. De onderzoeksinstantie publiceert het definitieve verslag, eventueel met de nodige aanpassingen.

7.   Follow-up

De onderzoeksinstanties verifiëren de bijzonderheden van de maatregelen die naar aanleiding van veiligheidsaanbevelingen zijn genomen.


Top