Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32010R0506

Verordening (EU) nr. 506/2010 van de Commissie van 14 juni 2010 tot wijziging van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad wat betreft in dierentuinen gehouden schapen en geiten (Voor de EER relevante tekst)

PB L 149 van 15.6.2010, p. 3–4 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 20/04/2021; stilzwijgende opheffing door 32016R0429

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2010/506/oj

15.6.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 149/3


VERORDENING (EU) Nr. 506/2010 VAN DE COMMISSIE

van 14 juni 2010

tot wijziging van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad wat betreft in dierentuinen gehouden schapen en geiten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad van 17 december 2003 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en de Richtlijnen 92/102/EEG en 64/432/EEG (1), en met name op artikel 10, lid 1, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 1 van Verordening (EG) nr. 21/2004 wordt bepaald dat elke lidstaat een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten overeenkomstig het bepaalde in die verordening moet vaststellen.

(2)

Het doel van Verordening (EG) nr. 21/2004 is te zorgen voor de individuele traceerbaarheid van schapen en geiten tijdens hun gehele levensduur. Overeenkomstig artikel 4, lid 2, en deel A van de bijlage bij die verordening moeten deze dieren worden geïdentificeerd met zichtbare identificatiemiddelen zoals een oormerk, een merkteken aan de poot of een tatoeage.

(3)

Specifieke veterinairrechtelijke voorschriften voor in dierentuinen gehouden exotische dieren worden vastgesteld in Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo’s waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt (2). Die richtlijn stelt ook bepalingen inzake identificatie en registratie vast, wat betekent dat voor de meeste schapen en geiten die in erkende dierentuinen worden gehouden, reeds voorschriften in verband met de individuele identificatie en traceerbaarheid gelden.

(4)

Verder behoort de overgrote meerderheid van de in dierentuinen gehouden schapen en geiten tot exotische soorten. Zichtbare identificatiemiddelen kunnen echter onpraktisch zijn voor het tentoonstellen van dieren in dierentuinen aan het publiek, aangezien zij het authentieke uitzicht van de dieren, met name exotische soorten, kunnen aantasten.

(5)

Met het oog op een vermindering van de administratieve lasten en de specifieke aard van dierentuindieren, d.w.z. het zeer beperkte aantal betrokken dieren en het speciale tentoonstellingsdoel daarvan, zou het passend zijn afwijkingen van specifieke elementen van Verordening (EG) nr. 21/2004 betreffende de identificatie toe te staan, met name de verplichting om gebruik te maken van zichtbare of elektronische identificatiemiddelen.

(6)

Daarom moeten de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in staat worden gesteld om schapen en geiten die worden gehouden in en worden verplaatst tussen dierentuinen die zijn erkend overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Richtlijn 92/65/EEG, vrij te stellen van de verplichting om gebruik te maken van zichtbare of elektronische identificatiemiddelen, voor zover de desbetreffende dieren reeds individueel identificeerbaar en traceerbaar zijn op grond van de bepalingen van die richtlijn. Als de dieren worden verplaatst naar een ander bedrijf dan een erkende dierentuin, moeten zij worden geïdentificeerd overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 21/2004.

(7)

Deel A van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 21/2004 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 21/2004 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 juni 2010.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 5 van 9.1.2004, blz. 8.

(2)  PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54.


BIJLAGE

In deel A van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 21/2004 wordt na punt 7 het volgende punt toegevoegd:

„8.

In afwijking van het identificatievoorschrift, vastgesteld in artikel 4, lid 1, kan de bevoegde autoriteit besluiten dat de bepalingen van deel A niet van toepassing zijn op schapen en geiten die worden gehouden in en verplaatst tussen dierentuinen die zijn erkend overeenkomstig artikel 13, lid 2, van Richtlijn 92/65/EEG van de Raad (1), mits de dieren individueel worden geïdentificeerd en traceerbaar zijn.


(1)  PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54.”.


Top