EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32010D0346

2010/346/: Besluit van de Commissie van 18 juni 2010 tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met infectieuze anemie bij paardachtigen in Roemenië (Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 3767) (Voor de EER relevante tekst )

OJ L 155, 22.6.2010, p. 48–53 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Croatian: Chapter 03 Volume 059 P. 125 - 130

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 05/05/2022; opgeheven door 32022D0701

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2010/346/oj

22.6.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 155/48


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 18 juni 2010

tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met infectieuze anemie bij paardachtigen in Roemenië

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 3767)

(Voor de EER relevante tekst)

(2010/346/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gelet op Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name op artikel 10, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Infectieuze anemie bij paardachtigen (EIA) is een virusziekte die alleen bij dieren van de familie Equidae optreedt. De incubatieperiode bedraagt doorgaans één tot drie weken, maar kan oplopen tot drie maanden. Besmette paardachtigen blijven hun leven lang infectieus en kunnen de infectie op andere paardachtigen overdragen. Infectie met EIA neigt ertoe subklinisch te worden als een van de acute klinische aanvallen tijdens de viremie niet tot de dood leidt, waardoor de waarschijnlijkheid van overdracht sterk verhoogd wordt. Lokale transmissie treedt op door overdracht van bloed van een besmette paardachtige via achtereenvolgende bloedmalen van bloedzuigende paardenvliegen, alsmede in utero op de foetus. Verspreiding van de ziekte over grote afstanden is doorgaans het gevolg van verplaatsingen van besmette dieren of sperma, eicellen en embryo’s daarvan, of van het gebruik van besmette naalden of infusie van bloedproducten die het virus bevatten.

(2)

EIA is een ziekte waarvoor een aangifteplicht bestaat overeenkomstig bijlage A bij Richtlijn 90/426/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (2). Bovendien wordt in Richtlijn 82/894/EEG van de Raad van 21 december 1982 inzake de melding van dierziekten in de Gemeenschap (3) bepaald dat uitbraken van EIA aan de Commissie en de andere lidstaten moeten worden gemeld via het Animal Disease Notification System (ADNS).

(3)

Artikel 4, lid 5, van Richtlijn 90/426/EEG voorziet in beperkingen betreffende het verkeer van paardachtigen uit bedrijven waar de aanwezigheid van EIA is bevestigd totdat, na het doden van de geïnfecteerde dieren, de resterende dieren met negatieve resultaten twee Cogginstests hebben ondergaan.

(4)

In tegenstelling tot de diergezondheidssituatie in andere lidstaten is EIA in Roemenië endemisch en worden infectieuze paardachtigen daar niet onmiddellijk gedood. Daarom is Beschikking 2007/269/EG van de Commissie van 23 april 2007 tot vaststelling van beschermende maatregelen in verband met infectieuze anemie bij paarden in Roemenië (4) vastgesteld.

(5)

Uit recente gevallen van EIA die zijn geconstateerd bij als fok- en gebruiksdier gehouden paardachtigen die uit Roemenië naar andere lidstaten werden verzonden, en de onlangs gepubliceerde resultaten van veterinaire controles die de diensten van de Commissie in 2009 in die lidstaat hebben uitgevoerd overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 90/426/EEG (5), blijkt dat de uitvoering en handhaving van Beschikking 2007/269/EG en het toezicht daarop te wensen overlaten.

(6)

Gezien de handel in levende paardachtigen en sperma, eicellen en embryo’s daarvan houdt de ziektesituatie in Roemenië een diergezondheidsrisico voor paardachtigen in de Unie in. Daarom moeten beschermende maatregelen worden genomen door een bijzondere regeling vast te stellen voor het verkeer van en de handel in uit Roemenië afkomstige paardachtigen, sperma, eicellen en embryo’s daarvan en bepaalde bloedproducten van paardachtigen, om de gezondheid en het welzijn van paardachtigen in de Unie veilig te stellen.

(7)

De ziekte komt niet overal in Roemenië evenveel voor en varieert ook naargelang de verschillende categorieën paardachtigen in die lidstaat. Daardoor kunnen er minder strenge voorwaarden worden gesteld aan het verkeer van bepaalde geregistreerde paarden voor wedstrijden en paardenrennen en kunnen in de toekomst eventueel ziektevrije gebieden worden ingesteld.

(8)

Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Richtlijn 90/426/EEG kan de lidstaat van bestemming een algemene of beperkte afwijking van bepaalde vereisten van artikel 4, lid 5, toestaan, mits het dier een bijzonder merkteken draagt waaruit blijkt dat het voor de slacht bestemd is en deze afwijking op het gezondheidscertificaat wordt vermeld. Indien zo’n afwijking wordt toegestaan, moeten als slachtdieren gehouden paardachtigen rechtstreeks naar het aangewezen slachthuis worden vervoerd en daar binnen een termijn van ten hoogste vijf dagen na aankomst worden geslacht.

(9)

Artikel 12 van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (6) bevat de voorschriften voor de accreditatie van laboratoria die analyses mogen uitvoeren van in het kader van officiële controles genomen monsters.

(10)

In de bijlage bij Verordening (EG) nr. 180/2008 van de Commissie van 28 februari 2008 betreffende het communautaire referentielaboratorium voor andere paardenziekten dan paardenpest (7) zijn de functies, taken en procedures van het referentielaboratorium voor paardenziekten in de Unie vastgelegd wat betreft de samenwerking met de laboratoria die belast zijn met de diagnose van infectieziekten bij paardachtigen in de lidstaten. Als functies worden onder andere genoemd het bevorderen van de harmonisatie van de diagnose en ervoor zorgen dat de tests in de Unie deskundig worden verricht, door periodieke vergelijkende proeven te organiseren en de resultaten daarvan periodiek aan de Commissie, de lidstaten en de nationale/centrale laboratoria toe te sturen. Volgens het tussen de Commissie en dat laboratorium overeengekomen werkprogramma moet de eerste van die vergelijkende proeven met betrekking tot EIA in 2010 plaatsvinden.

(11)

Daar er geen specifieke EU-normen voor tests op EIA bestaan, moet worden verwezen naar het desbetreffende hoofdstuk van het Manual of Diagnostic Tests and Vaccines for Terrestrial Animals 2009 van de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE). In dat hoofdstuk, momenteel hoofdstuk 2.5.6, wordt de agargel-immunodiffusietest (AGID) voor het opsporen van EIA bij paarden voorgeschreven; dit is een nauwkeurige, betrouwbare test, afgezien van bepaalde in het Manual beschreven omstandigheden. Om de beperkingen van die test te compenseren, moeten in dit besluit daarom twee AGID-tests op EIA met negatief resultaat worden voorgeschreven.

(12)

Verordening (EG) nr. 504/2008 van de Commissie van 6 juni 2008 ter uitvoering van de Richtlijnen 90/426/EEG en 90/427/EEG van de Raad wat betreft methoden voor de identificatie van paardachtigen (8) eist dat paardachtigen door middel van een identificatiedocument worden geïdentificeerd. Voor een betere koppeling tussen het identificatiedocument en het dier moeten volwassen paarden die bestemd zijn om uit Roemenië naar andere lidstaten te worden vervoerd, worden gemerkt door implantatie van een elektronische transponder.

(13)

Artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten (9) bevat de door de bevoegde autoriteit in verband met het journaal vóór lange transporten te verrichten controles en andere te nemen maatregelen.

(14)

De certificeringsvoorschriften voor het verkeer en het vervoer van paardachtigen zijn vastgesteld in artikel 8 van Richtlijn 90/426/EEG. Om de traceerbaarheid van geregistreerde paardachtigen uit door EIA getroffen gebieden in Roemenië naar andere lidstaten te verbeteren, moet de verklaring overeenkomstig bijlage B bij Richtlijn 90/426/EEG worden vervangen door een diergezondheidscertificaat overeenkomstig bijlage C bij die richtlijn.

(15)

Het bij Beschikking 2004/292/EG van de Commissie van 30 maart 2004 betreffende de toepassing van het Traces-systeem (10) ingevoerde geïntegreerde veterinaire computersysteem Traces (Trade Control and Expert System) kan een belangrijke rol spelen bij het kanaliseren van paardachtigen uit Roemenië naar slachthuizen in andere lidstaten.

(16)

De verplaatsing van andere dan als slachtdieren gehouden paardachtigen van Roemenië naar andere lidstaten mag pas als afgerond worden beschouwd als met een test op EIA, uitgevoerd op een monster dat tijdens de isolatie na aankomst op de plaats van bestemming is genomen, is bevestigd dat de ziekte afwezig is.

(17)

Aangezien de getroffen sector volledig op de hoogte is van de risico’s die aan de ziektesituatie in Roemenië verbonden zijn, is het terecht dat degenen die bij het verkeer van paardachtigen uit Roemenië betrokken zijn, delen in de verantwoordelijkheid en de door de bevoegde autoriteiten gemaakte kosten in verband met dat verkeer.

(18)

Bij Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo’s waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt (11), zoals gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 176/2010 van de Commissie (12), zijn voorschriften ingevoerd voor tests op EIA bij donormerries waarvan eicellen en embryo’s worden gewonnen. Die wijzigingen zijn echter pas van toepassing met ingang van 1 september 2010. Daarom moeten, indien eicellen en embryo’s worden gewonnen bij in Roemenië gehouden merries, de veterinairrechtelijke voorschriften van Beschikking 95/294/EG van de Commissie van 24 juli 1995 tot vaststelling van het model van het diergezondheidscertificaat voor de handel in eicellen en embryo’s van paardachtigen (13) worden aangevuld met een voorschrift voor het uitvoeren van een test op EIA.

(19)

Bovendien worden de diergezondheidsvoorschriften voor bloedproducten van paardachtigen in de wetgeving van de Unie momenteel herzien. Op dit moment zijn de eisen voor serum van paardachtigen opgenomen in hoofdstuk V, onder A, van bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (14).

(20)

Voor de duidelijkheid van de wetgeving van de Unie moet Beschikking 2007/269/EG worden ingetrokken en door dit besluit worden vervangen.

(21)

Aangezien bij de maatregelen rekening gehouden is met het onlangs vastgestelde Roemeense programma voor de uitroeiing van EIA in dat land lijken overgangsbepalingen niet nodig.

(22)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Beschermende maatregelen ten aanzien van paardachtigen, sperma, eicellen en embryo’s van paarden en bloedproducten van paardachtigen

1.   Roemenië mag de volgende goederen niet naar andere lidstaten verzenden:

a)

paardachtigen uit de in de bijlage genoemde gebieden;

b)

sperma van paarden;

c)

eicellen en embryo’s van paarden;

d)

bloedproducten van paardachtigen.

2.   Het verbod in lid 1, onder a), geldt niet voor paardachtigen van bedrijven die buiten Roemenië gelegen zijn en:

a)

over hoofd- en snelwegen door Roemenië worden doorgevoerd, of

b)

rechtstreeks en zonder onderbreking van de reis door Roemenië naar een slachthuis worden vervoerd om daar onmiddellijk te worden geslacht, en vergezeld gaan van een ingevuld diergezondheidscertificaat volgens het model in bijlage C bij Richtlijn 90/426/EEG.

Artikel 2

Afwijkingen voor verplaatsingen van paardachtigen van de in de bijlage genoemde gebieden naar andere lidstaten

1.   In afwijking van artikel 1, lid 1, onder a), mag Roemenië de verzending van zendingen paardachtigen naar andere lidstaten onder de volgende voorwaarden toestaan:

a)

de gehele zending paardachtigen:

i)

is onder officieel toezicht afgezonderd op een bedrijf dat door de bevoegde autoriteit is erkend als zijnde vrij van infectieuze anemie bij paardachtigen (EIA) („erkend bedrijf”), en

ii)

is gedurende ten minste 90 dagen vóór de dag van verzending op een afstand van minimaal 200 m van andere paardachtigen met een lagere gezondheidsstatus gehouden;

b)

alle paardachtigen waaruit de zending bestaat, moeten een agargel-immunodiffusietest op EIA („de AGID-test”) hebben ondergaan, die is uitgevoerd op bloedmonsters die met een tussenpoos van 90 dagen zijn genomen en waarvan de resultaten negatief waren; het tweede monster moet binnen tien dagen voor de dag van verzending van de zending uit het erkende bedrijf zijn genomen; de AGID-test moet voldoen aan de criteria in het desbetreffende hoofdstuk van het Manual of Diagnostic Tests and Vaccines for Terrestrial Animals 2009 van de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE) („het Manual”);

c)

de vervoerder moet documenteren op welke wijze wordt gegarandeerd dat de paardachtigen waaruit de zending bestaat rechtstreeks van het erkende bedrijf naar de plaats van bestemming worden verzonden, zonder via een markt of een verzamelcentrum te gaan;

d)

indien de zending ook geregistreerde paardachtigen of als fok- en gebruiksdieren gehouden paardachtigen omvat, moeten alle andere paardachtigen die tijdens de onder a) i) bedoelde afzonderingsperiode op het erkende bedrijf aanwezig zijn, met negatief resultaat een AGID-test hebben ondergaan op bloedmonsters die hetzij voordat zij tijdens de afzonderingsperiode van het bedrijf worden afgevoerd, hetzij binnen tien dagen voor de dag van verzending van de zending uit het erkende bedrijf zijn genomen;

e)

alle paardachtigen waaruit de zending bestaat, moeten worden gemerkt door implantatie van een elektronische transponder en worden geïdentificeerd met het identificatiedocument of paspoort als bedoeld in artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 504/2008, waarin het volgende wordt vermeld:

i)

in sectie I, deel A, punt 5, van het document, de code die verschijnt bij uitlezing van de geïmplanteerde elektronische transponder;

ii)

in sectie VII van het document, de AGID-test zoals bepaald onder b) en d) van dit lid, alsmede de resultaten daarvan;

f)

de controles in verband met het journaal die zijn uitgevoerd overeenkomstig artikel 14, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 1/2005 moeten bevredigend zijn, zonder dat gegevens hoeven te worden doorgestuurd naar een controlepost in een lidstaat van doorvoer overeenkomstig artikel 14, lid 1, onder d), van die verordening;

g)

de paardachtigen waaruit de zending bestaat, moeten vergezeld gaan van een naar behoren ingevuld diergezondheidscertificaat volgens het model in bijlage C bij Richtlijn 90/426/EEG, waarop de plaats van bestemming is vermeld en de volgende aanvullende vermelding is aangebracht:

„Paardachtigen verzonden overeenkomstig Besluit 2010/346/EU van de Commissie (15).

2.   In afwijking van punt 1, onder b), is de eerste AGID-test, die moet worden uitgevoerd op monsters die ten minste 90 dagen vóór verzending zijn genomen, onder de volgende voorwaarden niet verplicht:

a)

de lidstaat van bestemming heeft daarvoor een afwijking toegestaan krachtens artikel 7, lid 2, van Richtlijn 90/426/EEG, of

b)

de paardachtigen zijn bestemd om rechtstreeks naar het slachthuis te worden vervoerd en zijn op het erkende bedrijf bijeengebracht vanuit bedrijven die overeenkomstig het nationale bestrijdingsprogramma voor EIA als vrij van EIA zijn gecertificeerd.

Artikel 3

Afwijking betreffende verplaatsingen van paardachtigen uit de in de bijlage genoemde gebieden naar andere lidstaten in geval van geregistreerde paardachtigen die aan bepaalde wedstrijden en evenementen deelnemen

In afwijking van artikel 2, lid 1, onder a), b), c), d) en f), mag Roemenië de verzending van zendingen geregistreerde paardachtigen naar andere lidstaten voor deelname aan wedstrijden onder auspiciën van de Fédération Equestre Internationale (FEI) of belangrijke internationale paardenrennen onder de volgende voorwaarden toestaan:

a)

de paarden moeten met negatief resultaat een AGID-test hebben ondergaan overeenkomstig de criteria van het Manual, op een bloedmonster dat binnen tien dagen vóór de dag van verzending van het erkende bedrijf is genomen;

b)

alle paardachtigen op het erkende bedrijf en binnen een straal van 200 m rond het erkende bedrijf hebben met negatief resultaat een AGID-test ondergaan die is uitgevoerd op een bloedmonster dat tussen 90 en 180 dagen vóór de dag van de beoogde verplaatsing is genomen;

c)

de in artikel 2, lid 1, onder e) en g), vermelde voorwaarden.

Artikel 4

Beperkingen in het geval van positieve resultaten op de AGID-test

Indien één of meer van de in artikel 2, lid 1, onder b) en d), en artikel 3, onder a), van dit besluit bedoelde tests een positief resultaat laten zien, wordt voor het gehele erkende bedrijf een verplaatsingsbeperking ingesteld totdat de maatregelen van artikel 4, lid 5, onder a), derde streepje, van Richtlijn 90/426/EEG in hun geheel zijn uitgevoerd.

Artikel 5

Afwijking voor bevroren sperma, eicellen en embryo’s van paarden en bloedproducten van paardachtigen

1.   In afwijking van artikel 1, lid 1, onder b), mag Roemenië de verzending van bevroren sperma van paardachtigen dat voldoet aan hoofdstuk II, deel I, punt 1.6, onder c), en de punten 1.7 en 1.8, van bijlage D bij Richtlijn 92/65/EEG naar andere lidstaten toestaan.

2.   In afwijking van artikel 1, lid 1, onder c), mag Roemenië de verzending van bevroren embryo’s die zijn gewonnen bij donormerries die met negatief resultaat een AGID-test hebben ondergaan op bloedmonsters die met een tussenpoos van 90 dagen zijn genomen, naar andere lidstaten toestaan; het tweede monster moet tussen 30 en 45 dagen na de winning van de embryo’s zijn genomen.

3.   Zendingen bevroren sperma of embryo’s als bedoeld in de leden 1 en 2 gaan vergezeld van een diergezondheidscertificaat dat voor de zending is opgesteld overeenkomstig artikel 11, lid 5, van Richtlijn 92/65/EEG en waarop de volgende aanvullende vermelding is aangebracht:

„Sperma/embryo’s (doorhalen wat niet van toepassing is) van paarden, verzonden overeenkomstig Besluit 2010/346/EU van de Commissie (16).

4.   In afwijking van artikel 1, lid 1, onder d), mag Roemenië de verzending van serum van paardachtigen dat voldoet aan hoofdstuk V, onder A, van bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 1774/2002 naar andere lidstaten toestaan.

Artikel 6

Aanvullende verplichtingen voor Roemenië

Roemenië zorgt ervoor dat:

a)

de naam en de geografische ligging van erkende bedrijven en de naam en de hoedanigheid van de officiële dierenarts die voor het erkende bedrijf verantwoordelijk is en het in artikel 2, lid 1, onder g), en artikel 5, lid 3, bedoelde diergezondheidscertificaat ondertekent, aan de Commissie en de overige lidstaten worden meegedeeld;

b)

het officiële laboratorium dat de in artikel 2, lid 1, onder b) en d), en artikel 3 bedoelde AGID-tests uitvoert:

i)

voldoet aan de voorschriften van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad;

ii)

uiterlijk op 31 december 2010 en vervolgens jaarlijks in samenwerking met het referentielaboratorium van de Europese Unie voor andere paardenziekten dan paardenpest deelneemt aan een vergelijkende proef;

c)

in het onder b) bedoelde officiële laboratorium voor elke AGID-test die binnen tien dagen na de dag van verzending overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder b) en d), en artikel 3, is uitgevoerd, bloedmonsters in duplo worden opgeslagen en gedurende ten minste 90 dagen worden bewaard, tenzij:

i)

overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EG) nr. 504/2008 is meegedeeld dat het dier dood is, of

ii)

voor de in artikel 7, lid 1, onder b), bedoelde AGID-test een negatief resultaat wordt gemeld voordat de periode van 90 dagen is verstreken;

d)

de verplaatsing ten minste 36 uur voor het tijdstip van aankomst via Traces aan de plaats van bestemming is aangekondigd.

Artikel 7

Verplichtingen van de lidstaten van bestemming

1.   De lidstaten van bestemming zorgen ervoor dat, indien de verplaatsing van paardachtigen als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder b), vooraf wordt aangekondigd overeenkomstig artikel 6, onder d), de paardachtigen na aankomst op de plaats van bestemming:

a)

binnen 72 uur na het via Traces aan de bevoegde autoriteiten gemelde tijdstip van aankomst op het slachthuis worden geslacht; van de zendingen die overeenkomstig dit besluit op het slachthuis aankomen, moet 10 % na aankomst een AGID-test ondergaan, of

b)

ten minste 30 dagen onder officieel veterinair toezicht afgezonderd worden gehouden op het bedrijf van bestemming dat is aangegeven op het in artikel 2, lid 1, onder g), bedoelde diergezondheidscertificaat, op een afstand van ten minste 200 m van andere paardachtigen of zodanig dat zij tegen vectoren zijn afgeschermd, en met negatief resultaat een AGID-test ondergaan, die wordt uitgevoerd op een bloedmonster dat niet eerder dan 28 dagen na het begin van de afzonderingsperiode is genomen.

2.   Onverminderd artikel 1, lid 1, onder b), zorgen de lidstaten ervoor dat gedurende 90 dagen na de dag van aankomst van paardachtigen als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder b), op het in lid 1, onder b), van dit artikel bedoelde bedrijf van bestemming, paardachtigen alleen van dat bedrijf naar een andere lidstaat mogen worden verzonden als:

a)

zij met negatief resultaat een AGID-test hebben ondergaan, uitgevoerd op een bloedmonster dat binnen tien dagen voor de dag van verzending is genomen, en

b)

zij vergezeld gaan van een naar behoren ingevuld diergezondheidscertificaat volgens het model in bijlage C bij Richtlijn 90/426/EEG.

Artikel 8

Rapportageverplichtingen

De lidstaten die bij de handel in paardachtigen en sperma, eicellen en embryo’s daarvan overeenkomstig dit besluit betrokken zijn, brengen op gezette tijden, en wel ten minste om de drie maanden, aan de Commissie en de overige lidstaten verslag uit op de vergaderingen van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid.

Artikel 9

Kosten van administratieve procedures

1.   Roemenië neemt de nodige maatregelen, waaronder zo nodig wettelijke maatregelen, zodat de kosten van de extra administratieve procedures, inclusief benodigde laboratoriumtests of vervolgonderzoeken, in verband met de verplaatsing van zendingen paardachtigen of sperma, eicellen, embryo’s of serum van paardachtigen uit die lidstaat overeenkomstig de artikelen 2, 3 en 5, volledig gedragen worden door de verzender van de paardachtigen, respectievelijk producten.

2.   De lidstaten van bestemming nemen de nodige maatregelen, waaronder zo nodig wettelijke maatregelen, zodat de kosten van de extra administratieve procedures, inclusief benodigde laboratoriumtests of vervolgonderzoeken totdat de in artikel 7 vastgelegde maatregelen in hun geheel zijn uitgevoerd, in verband met de verplaatsing van de paardachtigen uit Roemenië overeenkomstig de artikelen 2 en 3, volledig worden gedragen door degene voor wie de paardachtigen bestemd zijn.

Artikel 10

Intrekking

Beschikking 2007/269/EG wordt ingetrokken.

Artikel 11

Adressaten

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 18 juni 2010.

Voor de Commissie

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.

(2)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 42.

(3)  PB L 378 van 31.12.1982, blz. 58.

(4)  PB L 115 van 3.5.2007, blz. 18.

(5)  DG(SANCO) 2009-8256 — MR FINAL (http://ec.europa.eu/food/fvo/rep_details_en.cfm?rep_id=2341).

(6)  PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.

(7)  PB L 56 van 29.2.2008, blz. 4.

(8)  PB L 149 van 7.6.2008, blz. 3.

(9)  PB L 3 van 5.1.2005, blz. 1.

(10)  PB L 94 van 31.3.2004, blz. 63.

(11)  PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54.

(12)  PB L 52 van 3.3.2010, blz. 14.

(13)  PB L 182 van 2.8.1995, blz. 27.

(14)  PB L 273 van 10.10.2002, blz. 1.

(15)  PB L 155 van 22.6.2010, blz. 48.”

(16)  PB L 155 van 22.6.2010, blz. 48.”


BIJLAGE

Gebieden als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder a):

Lidstaat

Gebied

Opmerking

Roemenië

Het hele grondgebied

 


Top