EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32010D0047

Beschikking van de Commissie van 6 november 2008 Betreffende staatssteun C 17/05 (ex N 194/05 en PL 34/04) die door Polen is toegekend ten gunste van Stocznia Gdynia (Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 6771) (Voor de EER relevante tekst)

OJ L 33, 4.2.2010, p. 1–56 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2010/47(1)/oj

4.2.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 33/1


BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

van 6 november 2008

Betreffende staatssteun C 17/05 (ex N 194/05 en PL 34/04) die door Polen is toegekend ten gunste van Stocznia Gdynia

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2008) 6771)

(Slechts de tekst in de Poolse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2010/47/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen (1) te maken en gezien deze opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

I.   PROCEDURE

(1)

Op grond van het bepaalde in punt 3 van bijlage IV bij het Toetredingsverdrag, waarin de procedure betreffende het overgangsmechanisme is geregeld, heeft Polen bij brief van 29 april 2004 herstructureringsmaatregelen aangemeld ten gunste van de scheepswerf Stocznia Gdynia S.A. (hierna: „Stocznia Gdynia”). De zaak is geregistreerd onder nummer PL 34/2004.

(2)

Bij brief van 19 mei 2004 heeft de Commissie Polen verzocht om bepaalde ontbrekende documenten te overleggen. Deze zijn op 16 juni 2004 verstrekt. Bij brieven van 30 juli 2004, 8 oktober 2004, 23 november 2004 en 4 maart 2005 heeft de Commissie om nadere informatie verzocht. Polen heeft hierop gereageerd bij brieven van 3 september 2004 (geregistreerd op 7 september 2004), 10 november 2004 (geregistreerd op 15 november 2004), 17 februari 2005 (geregistreerd op 21 februari 2005), 30 maart 2005 (geregistreerd op 1 april 2005) en 18 april 2005 (geregistreerd op 20 april 2005). Bij brief van 22 april 2005 (geregistreerd op diezelfde dag) heeft Polen ermee ingestemd dat de Commissie de aanmelding van zaak PL 34/2004 van 29 april 2004 behandelt als een aanmelding als bedoeld in artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag aangaande maatregelen die als nieuwe steun aangemerkt dienen te worden. Deze zaak is vervolgens geregistreerd onder het nieuwe nummer N 194/05.

(3)

Op 1 juni 2005 heeft de Commissie besloten om een formele onderzoeksprocedure in te leiden als bedoeld in artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag. De Commissie heeft dit besluit in het Publicatieblad (2) bekendgemaakt en heeft de Poolse autoriteiten en de belanghebbenden uitgenodigd om opmerkingen over de betrokken steun te maken.

(4)

Na uitstel te hebben verkregen voor het indienen van opmerkingen (bij brief van 9 augustus 2005), heeft Polen uiteindelijk bij brief van 2 september 2005 (geregistreerd op 5 september 2005) zijn opmerkingen over het besluit ingediend. Daarbij heeft Polen ook een bijgewerkt herstructureringsplan voor Stocznia Gdynia d.d. 4 maart 2004 aan de Commissie overgelegd (hierna: „het herstructureringsplan van 2004”).

(5)

Bij brief van 3 november 2005 (geregistreerd op 7 november 2005) heeft Polen nog aanvullende opmerkingen ingediend.

(6)

Stocznia Gdynia zelf heeft bij brief van 10 oktober 2005 (geregistreerd op 14 oktober 2005) opmerkingen ingediend. Voorts zijn opmerkingen ingediend door Ray Car Carriers (bij brief van 7 oktober 2005, geregistreerd op 10 oktober 2005), door de Permanente Vertegenwoordiging van Denemarken bij de Europese Unie (bij brief van 7 oktober 2005, geregistreerd op 11 oktober 2005), door de Deense vereniging van scheepsbouwers Danish Maritime (bij brief van 7 oktober 2005, geregistreerd op diezelfde dag), door de vakbond Solidarność (bij brief van 7 oktober 2005, geregistreerd op 10 oktober 2005) en door de Poolse vereniging van scheepsbouwers (bij brief van 10 oktober 2005, geregistreerd op 11 oktober 2005).

(7)

De Commissie heeft deze opmerkingen bij brieven van 26 oktober 2005 en 12 december 2005 aan Polen doorgestuurd (3). Polen heeft bij brief van 16 januari 2006 (geregistreerd op 18 januari 2006) gereageerd op de opmerkingen van Stocznia Gdynia, maar heeft niet gereageerd op de opmerkingen ingediend door de andere externe belanghebbenden.

(8)

De Commissie heeft een externe adviseur ingeschakeld voor de evaluatie van het herstructureringsplan van 2004. Die adviseur heeft zijn rapport in december 2005 aan de Commissie overgelegd.

(9)

Bij brief van 13 januari 2006 heeft de Commissie Polen verzocht om verslag te doen van de meest recente ontwikkelingen die zich ten aanzien van de herstructureringsstrategie betreffende Stocznia Gdynia hebben voorgedaan. Polen heeft daarop gereageerd bij brief van 20 februari 2006 (geregistreerd op 21 februari 2006), waarna op 22 februari 2006 een bijeenkomst heeft plaatsgevonden tussen vertegenwoordigers van de Commissie, de Poolse autoriteiten en Stocznia Gdynia. Polen heeft aangegeven dat het herstructureringsplan van 2004 verouderd was en dat er inmiddels een nieuwe strategie was opgesteld voor de herstructurering van de Stocznia Gdynia-groep, waarbij onder meer werd voorzien in een verzelfstandiging van Stocznia Gdańsk en een (gedeeltelijke) privatisering van Stocznia Gdynia. Polen kondigde tevens aan dat er vóór 30 juni 2006 een gewijzigd herstructureringsplan bij de Commissie zou worden ingediend en dat er op korte termijn zou worden begonnen met de privatisering van Stocznia Gdynia.

(10)

In aansluiting op bovengenoemde bijeenkomst heeft de Commissie op 8 maart 2006 een brief aan Polen gericht waarop door Polen bij brief van 13 maart 2006 (geregistreerd op diezelfde dag) is gereageerd met de indiening van een tijdschema voor de voorgenomen privatisering. Bij brief van 29 maart 2006 (geregistreerd op 30 maart 2006) heeft Polen nadere informatie verstrekt over de privatisering. De Commissie heeft bij brief van 30 maart 2006 nog om aanvullende inlichtingen verzocht, waarop Polen heeft gereageerd bij brief van 19 april 2006 (geregistreerd op 20 april 2006).

(11)

Bij brief van 6 april 2006 (geregistreerd op 10 april 2006) heeft Polen een eerste ontwerpversie overgelegd van het document getiteld Een strategie voor de scheepsbouwsector (maritieme scheepsbouwwerven) in Polen 2006-2010. De Commissie heeft daarover opmerkingen gemaakt bij brief van 12 april 2006. Het document is op 31 augustus 2006 definitief door het Poolse kabinet goedgekeurd en bij brief van 1 september 2006 (geregistreerd op diezelfde dag) aan de Commissie toegezonden.

(12)

In een e-mail van 15 mei 2006 heeft Stocznia Gdynia het informatiememorandum inzake Stocznia Gdynia van mei 2006 bij de Commissie ingediend. Dit memorandum stond per 10 mei 2006 ter beschikking van potentiële investeerders.

(13)

Bij brief van 26 mei 2006 (geregistreerd op 30 mei 2006) heeft Polen nadere informatie over de voortgang van de privatisering verstrekt, waaronder een lijst met vennootschappen die via de privatiseringsadviseur van Polen een aanbod hadden ontvangen om te participeren in de nieuwe kapitaalverhoging die op 19 april 2006 door de algemene vergadering van Stocznia Gdynia was goedgekeurd. Bij brief van 13 juli 2006 (geregistreerd op 17 juli 2006) heeft Polen nieuwe informatie verstrekt over de voortgang van de privatisering, waarbij het meedeelde dat door twee vennootschappen een voorlopig aanbod is gedaan om op het nieuwe aandelenkapitaal in te schrijven. Tevens was er een door de privatiseringsadviseur gemaakte vergelijkende analyse van de twee voorstellen bijgevoegd.

(14)

Op 9 juni 2006 heeft Stocznia Gdynia een initieel voorstel voor wijzigingen op het herstructureringsplan aan de Commissie overgelegd. Medewerkers van de Commissie hebben vervolgens op 13 juni 2006 een bezoek gebracht aan de scheepswerf en hun eerste bevindingen over het gewijzigde herstructureringsplan op papier gezet. De externe adviseur van de Commissie heeft in een verslag d.d. juli 2006 ook opmerkingen gemaakt. Tot slot heeft de Commissie bij brief van 17 juli 2006 gewezen op de tekortkomingen in de voorgestelde wijzigingen op het herstructureringsplan.

(15)

Tussen vertegenwoordigers van de Commissie en de Poolse autoriteiten hebben verschillende bijeenkomsten over de privatisering en de opstelling van het gewijzigde herstructureringsplan plaatsgevonden: in Brussel op 31 januari, 22 februari en 10 mei 2006 en op de scheepswerf van Gdynia op 13 juni 2006.

(16)

Polen heeft bij brief van 31 augustus 2006 (geregistreerd op 1 september 2006) gereageerd op de brief van de Commissie van 17 juli 2006.

(17)

Polen heeft daarin melding gemaakt van wijzigingen op het Herstructureringsplan Stocznia Gdynia S.A. van 3 september 2006 (hierna: „het herstructureringsplan van 2006”) en van nieuwe staatssteun die ten gunste van Stocznia Gdynia is toegekend na het besluit van de Commissie om een formele onderzoeksprocedure in te leiden.

(18)

Polen heeft voorts bij brief van 12 september 2006 (geregistreerd op 13 september 2006) nadere informatie verschaft over de herstructurering van de Stocznia Gdynia-groep, waarbij met name is aangegeven dat het vermogen van Stocznia Gdańsk was afgescheiden van de groep.

(19)

Nadere informatie over de privatisering van Stocznia Gdynia is verstrekt bij brief van 26 september 2006 (geregistreerd op 27 september 2006).

(20)

Polen heeft vervolgens bij brief van 21 november 2006 (geregistreerd op 27 november 2006) aangemeld dat er nieuwe staatssteun is toegekend aan Stocznia Gdynia.

(21)

Op 7 december 2006 heeft er een ontmoeting plaatsgevonden tussen Europees Commissaris Neelie Kroes en de Poolse minister van Economische Zaken Piotr Woźniak. Door de Poolse minister is aangegeven dat Polen alles in het werk wilde stellen om de privatisering van Stocznia Gdynia opnieuw in gang te zetten op basis van een open en transparante biedingsprocedure die in juni 2007 afgerond zou moeten zijn. Polen heeft deze verklaring bij brief van 27 december 2006 (geregistreerd op 4 januari 2007) bevestigd waarbij verwezen werd naar het besluit van het Poolse kabinet van 19 december 2006 waarin een document is aangenomen met als titel Informatie over de stand van zaken in de scheepsbouwsector. Polen heeft de Commissie verzocht om de besprekingen te openen met betrekking tot mogelijke compenserende maatregelen.

(22)

Medewerkers van de Commissie hebben op 19 december 2006 samen met de externe adviseur een bezoek aan de scheepswerf gebracht om de feiten vast te stellen en de benodigde gegevens te verzamelen om die compenserende maatregelen te evalueren. De externe adviseur heeft op 16 januari 2007 zijn rapport overgelegd met een evaluatie van de huidige capaciteit van de werf.

(23)

Bij brief van 29 januari 2007 heeft de Commissie gereageerd op bovengenoemde brief van 27 december 2006 en Polen onder meer verzocht om uiterlijk eind februari 2007 een voorstel in te dienen voor compenserende maatregelen voor Stocznia Gdynia.

(24)

Bij brief van 28 februari 2007 (geregistreerd op diezelfde dag) heeft Polen een nadere toelichting gegeven op de privatisering van Stocznia Gdynia en een voorstel gedaan voor compenserende maatregelen.

(25)

Tegen die achtergrond heeft er op 15 maart 2007 een technische bijeenkomst plaatsgevonden tussen medewerkers van de Commissie, de Poolse autoriteiten en vertegenwoordigers van de werf, waarbij de aandacht met name is uitgegaan naar de compenserende maatregelen, maar ook de voortgang van de privatisering is besproken. De Commissie en de Poolse autoriteiten zijn overeengekomen dat de Commissie de technische kwesties rechtstreeks met Stocznia Gdynia zou bespreken teneinde alle informatie te kunnen verzamelen met het oog op een evaluatie van het Poolse voorstel voor compenserende maatregelen. Stocznia Gdynia heeft op 12 maart 2007 (geregistreerd op 27 april 2007) per e-mail de eerste gegevens verstrekt over de capaciteit van de scheepswerf.

(26)

Bij brieven van 29 maart 2007, 27 april 2007 en 25 mei 2007 heeft de Commissie om nadere informatie verzocht, waarop Stocznia Gdynia bij brieven van 20 april 2007 (geregistreerd op 23 april 2007), 9 mei 2007 (geregistreerd op 10 mei 2007) en 30 mei 2007 (geregistreerd op 31 mei 2007) heeft geantwoord. Voorts heeft Stocznia Gdynia op een bijeenkomst d.d. 6 juni 2007 met medewerkers van de Commissie en daarna bij brief van 18 juni 2007 (geregistreerd op 21 juni 2007) aanvullende informatie verschaft. Door de Commissie zijn op 20 juni 2007 per e-mail aanvullende vragen gesteld welke door Stocznia Gdynia zijn beantwoord bij brief van 25 juni 2007 (geregistreerd op diezelfde dag).

(27)

Bij brief van 31 juli 2007 heeft de Commissie Polen geïnformeerd dat uit een voorlopige analyse van de Poolse voorstellen voor compenserende maatregelen voor Stocznia Gdynia blijkt dat die maatregelen onder bepaalde voorwaarden aanvaardbaar zijn. Polen heeft bij brief van 24 augustus 2007 (geregistreerd op 27 augustus 2007) opmerkingen gemaakt over de voorwaarden die zouden gelden voor de uitvoering van de compenserende maatregelen voor Stocznia Gdynia. De Commissie heeft de kwestie van de compenserende maatregelen afgesloten bij brief van 3 oktober 2007.

(28)

In een telefoongesprek van 24 mei 2007 hebben de Poolse autoriteiten de Commissie in kennis gesteld van het voornemen van Polen om de privatisering van Stocznia Gdynia opnieuw in gang te zetten via een openbare biedingsprocedure. De Commissie heeft daarop bij brief van 29 mei 2007 verzocht om uitgebreide informatie over de laatste stand van zaken betreffende de privatisering, waarbij zij opnieuw refereerde aan het verzoek zoals neergelegd in haar brief van 6 juni 2007. Polen heeft daarop gereageerd bij brief van 22 juni 2007 (geregistreerd op 25 juni 2007) en heeft vervolgens, in antwoord op wederom een verzoek om informatie d.d. 28 juni 2007, de verzochte informatie verstrekt bij brief van 11 juli 2007 (geregistreerd op diezelfde dag). In die brief heeft Polen de Commissie tevens voorzien van het informatiememorandum inzake Stocznia Gdynia van 4 juli 2007 (hierna: „het informatiememorandum”). Bij brief van 31 juli 2007 heeft de Commissie aangegeven dat de privatisering geen verder uitstel duldde.

(29)

De Commissie heeft bij brief van 30 juli 2007 een reactie gegeven op het informatiememorandum. Polen heeft daarop gereageerd bij brief van 21 augustus 2007 (geregistreerd op 27 augustus 2007).Bij brief van 29 augustus 2007 (geregistreerd op diezelfde dag) heeft Polen een ontwerpdocument van diezelfde datum met als titel Aanvullende toelichting op het informatiememorandum inzake Stocznia Gdynia gepresenteerd dat was bedoeld als bijlage bij het informatiememorandum van 4 juli 2007 (hierna: „de bijlage bij het informatiememorandum”). Door de Commissie zijn bij brief van 4 september 2007 opmerkingen over de bijlage bij het informatiememorandum gemaakt, waarop Polen bij brief van 7 september 2007 heeft gereageerd met de presentatie van een gewijzigde versie van de bijlage bij het informatiememorandum. De Commissie heeft nog een aantal slotopmerkingen gemaakt bij brief van 14 september 2007.

(30)

Polen heeft de Commissie bij brieven van 7 september 2007 (geregistreerd op diezelfde dag), 23 oktober 2007 (geregistreerd op 24 oktober 2007) en 25 oktober 2007 (geregistreerd op diezelfde dag) op de hoogte gebracht van de laatste ontwikkelingen omtrent de privatisering.

(31)

In antwoord op een brief van de Commissie d.d. 30 november 2007 heeft Polen bij brieven van 13, 19 en 21 december 2007 (respectievelijk geregistreerd op 14, 20 en 21 december 2007) aanvullende informatie verschaft over de privatisering. In de laatst gedateerde brief meldde Polen dat het van drie partijen een bindend bod op de aandelen Stocznia Gdynia had ontvangen. De desbetreffende biedingen zijn bij brief van 8 februari 2008 (geregistreerd op 11 februari 2008) aan de Commissie overgelegd.

(32)

Op 10 januari 2008 heeft in Brussel een bijeenkomst plaatsgevonden tussen medewerkers van de Commissie en de Poolse autoriteiten. De resultaten van de besprekingen zijn door de Commissie bevestigd in haar brieven van 17 en 30 januari 2008.

(33)

Bij brief van 30 januari 2008 heeft Polen de Commissie ervan in kennis gesteld dat twee gegadigden waren uitgenodigd om in onderhandeling te treden met het Poolse ministerie van Financiën. Bij brief van 14 februari 2008 (geregistreerd op 19 februari 2008) heeft Polen aangekondigd dat de privatisering van Stocznia Gdynia tegen de zomer van 2008 zou zijn afgerond. De Commissie heeft daarop gereageerd bij brief van 28 februari 2008.

(34)

Bij brief van 29 februari 2008 (geregistreerd op 3 maart 2008) legde Polen een eerste ontwerp over van een nieuw herstructureringsplan dat was opgesteld door een van de gegadigde kopers, te weten Amber Sp. z o.o. Deze onderneming kreeg op 20 maart 2008 tijdelijk een exclusief onderhandelingsrecht en heeft op 9 april 2008 per e-mail (geregistreerd op 24 april 2008) een bijgewerkte versie verschaft van het nieuwe herstructureringsplan. Deze bieder heeft aanvullende informatie verschaft middels een document getiteld Belangrijkste herstructureringsrichtsnoeren, dat werd gepresenteerd op een op 10 april 2008 gehouden bijeenkomst (geregistreerd op 18 april 2008). De informatie afkomstig van de tweede bieder is later, bij brief van 7 april 2008 (geregistreerd op 18 april 2008), overgelegd nadat op 18 maart 2008 een herinnering was gestuurd.

(35)

Polen heeft informatie over de voortgang van de onderhandelingen met Amber Sp. z o.o. als exclusieve bieder verschaft bij brieven van 28 maart 2008 (geregistreerd op diezelfde dag), 7 april 2008 (geregistreerd op 18 april 2008), 23 april 2008 (geregistreerd op diezelfde dag) en 25 april 2008 (geregistreerd op diezelfde dag). Op 10 april 2008 heeft in Warschau een bijeenkomst plaatsgevonden tussen medewerkers van de Commissie, Stocznia Gdynia, Amber Sp. z o.o. en de Poolse autoriteiten. Het verslag van die bijeenkomst is door Polen bij brief van 7 mei 2008 (geregistreerd op 13 mei 2008) aan de Commissie overgelegd.

(36)

Bij brieven van 21 april 2008 en 30 april 2008 heeft de Commissie opmerkingen over de voortgang van het privatiseringsproces gemaakt.

(37)

Bij brief van 12 mei 2008 (geregistreerd op diezelfde dag) heeft Polen aan de Commissie bekend gemaakt dat Amber Sp. z o.o. zich uit het privatiseringsproces had teruggetrokken. Tot slot hebben de Poolse autoriteiten de Commissie bij brief van 26 mei 2008 (geregistreerd op 27 mei 2008) meegedeeld dat de minister van Financiën op 15 mei 2008 heeft besloten tot stopzetting van de privatiseringsronde in het kader van de openbare uitnodiging tot het voeren van onderhandelingen met bieders die tot de in 2007 gestarte procedure waren toegelaten.

(38)

De Poolse autoriteiten hebben de Commissie tevens medegedeeld dat er stappen werden ondernomen om een nieuwe privatiseringsronde te beginnen die zou moeten leiden tot ondertekening van de privatiseringscontracten in november 2008. Vanaf 3 juni 2008 heeft Polen dagelijks aan de Commissie verslag gedaan van de stappen die door de verschillende partijen in de nieuwe privatiseringsronde zijn genomen. Bij brief van 6 juni 2008 (geregistreerd op diezelfde dag) heeft Polen het informatiememorandum inzake Stocznia Gdynia van 2 juni 2008 (hierna: „het informatiememorandum van 2008”) aan de Commissie overgelegd.

(39)

Op verzoek van de Poolse autoriteiten heeft op 10 juni 2008 een bijeenkomst plaatsgevonden tussen medewerkers van de Commissie, de Poolse autoriteiten en ISD Polska, die bij de Commissie is geïntroduceerd als potentiële koper van Stocznia Gdynia. Een tweede bijeenkomst, ditmaal tussen de Commissie en de Poolse autoriteiten, vond plaats op 13 juni 2008.

(40)

Bij brief van 26 juni 2008 (geregistreerd op diezelfde dag) heeft Polen een ontwerpherstructureringsplan voor Stocznia Gdynia en Stocznia Gdańsk ingediend, opgesteld door ISD Polska (eigenaar van Stocznia Gdańsk), alsmede een ontwerpherstructureringsplan voor Stocznia Gdynia, dat was opgesteld door de Polish Shipbuilding Company (hierna: „PSC”).

(41)

Bij brief van 4 juli 2008 heeft de Commissie verzocht om een toelichting op bepaalde kwesties verband houdende met het ontwerpherstructureringsplan van ISD Polska. Polen heeft daarop gereageerd bij brieven van 7 en 8 juli 2008 (beide geregistreerd op diezelfde dag). Op 8 juli 2008 heeft een bijeenkomst plaatsgevonden tussen de Poolse autoriteiten, ISD Polska en de Commissie.

(42)

Bij brief van 14 juli 2008 heeft Polen toegezegd de Commissie vóór 12 september 2008 een volledig herstructureringsplan te doen toekomen.

(43)

Op 16 juli 2008 heeft de Commissie haar voorlopige beoordeling en conclusies neergelegd in een ontwerpbeschikking tot beëindiging van de formele onderzoeksprocedure. In die beschikking is geconcludeerd dat de aan Stocznia Gdynia toegekende staatssteun onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt en derhalve dient te worden teruggevorderd. In het licht van de brief van de Poolse autoriteiten d.d. 14 juli 2008 heeft de Commissie echter besloten de definitieve beschikking uit te stellen teneinde te beoordelen of het nieuwe herstructureringsplan, dat vóór 12 september 2008 door de Poolse autoriteiten zou worden ingediend, tot een aanzienlijke verbetering van de situatie zou leiden, zodat het alsnog mogelijk zou zijn om de steun als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt aan te merken.

(44)

Vervolgens heeft Polen de Commissie wekelijks over de voortgang van de privatisering geïnformeerd (bij brieven van 28 juli, 4 augustus, 12 augustus, 21 augustus, 25 augustus, 1 september, 8 september, 16 september en 23 september 2008 die allemaal op dezelfde data zijn geregistreerd).

(45)

Bij brief van 18 juli 2008 (geregistreerd op 21 juli 2008) heeft Polen om drie overlegrondes met medewerkers van de Commissie verzocht in verband met het ontwerpherstructureringsplan. Doel was om in de definitieve versie van het plan ook rekening te houden met de opmerkingen van de medewerkers van de Commissie. Bij brief van 31 juli 2008 heeft de Commissie haar goedkeuring aan het overlegschema gehecht.

(46)

De eerste informele bijeenkomst tussen de Poolse autoriteiten en Commissie heeft echter pas op 21 augustus 2008 plaatsgevonden. Een tweede bijeenkomst met de Poolse autoriteiten, waar ook ISD Polska aanwezig was, vond plaats op 2 september 2008. Polen heeft op 28 augustus 2008 op informele basis het ontwerpherstructureringsplan van ISD Polska overgelegd, en vervolgens op 8 september 2008 een gewijzigde versie van dat plan ingediend.

(47)

Bij brief van 12 september 2008 (geregistreerd op diezelfde dag) heeft Polen het definitieve herstructureringsplan van ISD Polska voor Stocznia Gdynia en Stocznia Gdańsk ingediend.

(48)

Bij brief van 16 september 2008 (geregistreerd op 17 september 2008) heeft Polen een ontwerpversie overgelegd van de privatiseringsovereenkomst tussen ISD Polska en het Poolse ministerie van Financiën.

(49)

Op 30 september 2008 is er een bijeenkomst gehouden tussen de Poolse autoriteiten en de Commissie, waarbij ook vertegenwoordigers van ISD Polska aanwezig waren.

(50)

Bij brief van 27 oktober 2008 heeft de Commissie Polen de kadervoorwaarden meegedeeld voor de uitvoering van de onderhavige beschikking. Bij brief van 3 november 2008 (geregistreerd op 4 november 2008) heeft Polen toegezegd deze voorwaarden volledig te zullen eerbiedigen. De Commissie heeft deze toezegging bij brief van 6 november 2008 geaccepteerd.

(51)

Bij brief van 14 juni 2007 heeft de Commissie de Poolse autoriteiten verzocht om informatie te verstrekken over de staatssteun die aan de scheepswerf is toegekend sinds de Poolse toetreding tot de EU op 1 mei 2004. Polen heeft hierop geantwoord bij brief van 11 juli 2007 (geregistreerd op diezelfde dag). De Commissie heeft bij brief van 13 november 2007 om een nadere toelichting gevraagd. Polen heeft hierop gereageerd bij brief van 9 januari 2008 (geregistreerd op diezelfde dag). Polen heeft de Commissie voorts bij brieven van 6 december 2007 (geregistreerd op diezelfde dag), 12 februari 2008 (geregistreerd op 13 februari 2008) en 6 juni 2008 (geregistreerd op diezelfde dag) geïnformeerd over aanvullende steunmaatregelen die in verband met Stocznia Gdynia zijn genomen.

II.   BESCHRIJVING VAN DE STAATSSTEUN

1.   BEGUNSTIGDE ONDERNEMING

(52)

De begunstigde van de toegekende staatssteun is Stocznia Gdynia, gevestigd in het noorden van Polen in de regio Gdańsk-Gdynia-Sopot.

(53)

De Commissie merkt op dat bedrijven die in deze regio gevestigd zijn, op grond van de staatssteunregels in aanmerking komen voor steun uit hoofde van de Structuurfondsen (in het kader van de convergentiedoelstelling (4) en het Cohesiefonds (5). Bedrijven in deze regio kunnen met name voor steun in aanmerking komen middels het regionale operationele programma op grond van de prioritaire assen voor de ondersteuning van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), voor maatregelen voor de overdracht van innovatie en technologie (gericht op het creëren van werkgelegenheid op de lange termijn) en voor de ontwikkeling van de sociale en educatieve infrastructuur (met een nadruk op beroepsopleidingen en „een leven lang leren”). Bedrijven in deze regio kunnen ook voor steun in aanmerking komen op grond van de operationele programma’s voor bedrijfsinnovatie en personeelsbeleid, waarbij laatstgenoemd programma met name gericht is op het bieden van hulp aan ondernemingen en de arbeidsmarkt om in te spelen op veranderende economische omstandigheden, mede door middel van herstructureringsprojecten.

(54)

Stocznia Gdynia houdt zich bezig met het bouwen van schepen, het produceren van scheepsrompen, het bouwen van stalen bruggen en het verlenen van diensten op het gebied van de scheepsbouw en anderszins.

(55)

Tot de belangrijkste aandeelhouders van Stocznia Gdynia (6) behoren het ministerie van Financiën (32 % van de aandelen en daarmee 35 % van de stemrechten), Ray Car Carriers Ltd (16 % resp. 22 %), Korporacja Polskie Stocznie S.A. (10 % resp. 6 %), het Agentschap voor Industriële Ontwikkeling (Agencja Rozwoju Przemysli S.A.; 9 % resp. 13 %) en Stoczniowy Fundusz Inwestycyjny S.A. (7 % resp. 5 %). Geen van de andere aandeelhouders heeft een belang dat groter is dan 4 %.

(56)

Stocznia Gdynia is de houdstermaatschappij van de Stocznia Gdynia-groep, waaronder twaalf dochterondernemingen vallen. Tot voor kort was ook Stocznia Gdańsk S.A. een van die dochterondernemingen, maar Stocznia Gdynia heeft haar resterende aandelen in Stocznia Gdańsk in oktober 2007 verkocht aan de nieuwe meerderheidsaandeelhouder van Stocznia Gdańsk S.A. Desalniettemin was Stocznia Gdynia in de periode van 1998 tot de herfst van 2006 houder van een meerderheidsbelang in Stocznia Gdańsk S.A. (vroeger genaamd Stocznia Gdańsk — Grupa Stoczni Gdynia) zodat de herstructurering van de twee scheepswerven parallel verliep.

(57)

Op het gebied van de scheepsbouw houdt Stocznia Gdynia zich voornamelijk bezig met de bouw van containerschepen van 1 100 tot 5 000 TEU (Twenty feet Equivalent Unit) en autoschepen voor 2 100 tot 6 000 voertuigen. Andere producten zijn multifunctionele schepen, product- en chemicaliëntankers, bulk carriers en tankers voor vloeibaar aardgas.

(58)

In het segment voor containerschepen tot 3 000 TEU zijn de belangrijkste concurrenten de Europese scheepswerven Aker Ostsee en Volkswerft Stralsund, gevestigd te Duitsland, en de Koreaanse en Chinese scheepswerven. Stocznia Gdynia bouwt de grootste autoschepen ter wereld (uitgedrukt in DWT (Dead Weight Tons)) en is goed voor 11 % van de mondiale orderportefeuille voor deze schepen (7). Er is in de EU geen enkele andere scheepswerf die autoschepen van deze omvang maakt. De enige Europese concurrent in dit segment is de Kroatische scheepswerf Uljanik, terwijl de overige concurrenten zich in Korea en Japan bevinden.

(59)

In de periode 2002-2006 zijn door Stocznia Gdynia 48 schepen gebouwd. In 2004 nam Gdynia de 13e plaats in op de lijst van scheepswerven met de grootste orderportefeuille (uitgedrukt in CGT (Compensated Gross Tons). In 2005 was de werf gedaald naar plaats 21, maar was zij nog steeds de grootste scheepswerf in Europa.

(60)

Op dit moment (april 2008) (8) bevat de orderportefeuille zestien opdrachten, te weten twaalf autoschepen en vier containerschepen met een totaal volume van 581 000 CGT die in 2008 en 2009 opgeleverd dienen te worden.

(61)

Tot de belangrijkste productiefaciliteiten van Stocznia Gdynia behoren ook twee droogdokken, SD I en SD II.

(62)

Het personeelsbestand van Stocznia Gdynia bestond per augustus 2007 uit 4 611 werknemers, waarvan 68 % direct betrokken was bij het productieproces (9). Vergeleken met de situatie per december 2004, toen de scheepswerf nog 6 249 personen in dienst had (10), is het personeelsbestand dus gekrompen met 26 %.

(63)

De Stocznia Gdynia-groep ondervond voor het eerst problemen in 2002. In het herstructureringsplan van 2004 wordt toegelicht dat het vooral externe factoren waren die de problemen hebben veroorzaakt, zoals de concurrentie uit Azië, de duurdere zloty ten opzichte van de dollar, de stijgende staalprijzen en de problemen met het aantrekken van financiering na het faillissement van Stocznia Szczecin Porta Holding S.A. en het omvallen van een brugkraan op de werf van Gdynia tijdens een hevige storm in 1999. Als onderdeel van de inspanningen om de orderportefeuille te vullen, met name nadat de productiecapaciteit aanzienlijk was vergroot als gevolg van de overname van Stocznia Gdańsk in 1998, is door Stocznia Gdynia een aantal managementbesluiten genomen die niet goed hebben uitgepakt. De scheepswerf heeft ontwerptechnische, technologische, financiële en bedrijfseconomische risico’s genomen (met nieuwe producten, prototypes en de verliesgevende constructie van vaartuigen waarmee de scheepswerf geen ervaring had, zoals kleine bulk carriers, chemicaliëntankers, ro/ro-schepen, gastankers, bulk containerschepen en algemene vrachtschepen). Ook was de mate waarin door Stocznia Gdynia op de productiekosten werd bezuinigd, niet ingrijpend genoeg.

(64)

De problemen zijn zich gedurende de gehele herstructurering blijven voordoen. Volgens het herstructureringsplan van 2006 waren het met name de waardevermeerdering van de zloty ten opzichte van de dollar en een ongeëvenaarde stijging van de staalprijzen, welke stijging niet in de door de werf gesloten contracten tot uitdrukking kwam, die verantwoordelijk waren voor het aanhouden van de problemen. Daarnaast gold dat er niet voldoende financiële middelen beschikbaar waren voor omvangrijke herstructureringsmaatregelen.

(65)

De financiële moeilijkheden van de groep hebben geleid tot achterstanden bij de aflossing van zowel schulden aan de overheid als schulden aan particuliere schuldeisers en tot achterstallige loonbetalingen, materiaaltekorten, stagnaties in de productie, stijgende kosten (arbeidskosten, boetes) en aanzienlijke vertragingen in de nakoming van de contracten.

(66)

De financiële positie van Stocznia Gdynia is aldus geleidelijk steeds meer verslechterd.

Tabel 1

Cijfers Stocznia Gdynia

(x miljoen PLN)

 

2002

2003

2004

2005

2006

2007

Omzet

1 724

891

1 327

1 599

1 259

1 040

Resultaat

– 477

– 190

–77

– 114

– 292

– 311

Eigen vermogen

 

 

– 288

– 285

– 576

– 928

Bron: Herstructureringsplan van 2006 en het informatiememorandum.

(67)

Voor 2008 en 2009 verwacht de scheepswerf nog meer aanzienlijke verliezen op haar orderportefeuille te moeten boeken (11).

2.   BESLUIT OM DE PROCEDURE IN TE LEIDEN OP GROND VAN ARTIKEL 88, LID 2, VAN HET EG-VERDRAG

(68)

In haar besluit om de formele onderzoeksprocedure in te leiden heeft de Commissie aangegeven dat een aantal van de bij haar aangemelde maatregelen nieuwe staatssteun vormden als bedoeld in punt 3 van bijlage IV bij het Toetredingsverdrag aangezien deze steun was toegekend na de Poolse toetreding tot de EU op 1 mei 2004 dan wel nog niet was toegekend op de datum van het besluit. De Commissie heeft bedoelde maatregelen opgenomen in deel B van de bijlage bij haar besluit.

(69)

De Commissie heeft daarnaast besloten dat een aantal steunmaatregelen (opgenomen in deel A van bijlage I bij het besluit om de formele onderzoeksprocedure in te leiden) vóór 1 mei 2004 aan Stocznia Gdynia is toegekend en dat zij daarom na de toetreding niet vallen onder het toepassingsgebied van punt 3 van bijlage IV bij het Toetredingsverdrag. Dat betekent dat die maatregelen niet onderzocht zullen worden aan de hand van de procedure zoals neergelegd in artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag. De onderhavige beschikking is dan ook niet op die maatregelen van toepassing. Desalniettemin dienen zij wel in aanmerking te worden genomen bij het beoordelen of de maatregelen die na de toetreding zijn genomen, verenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt.

(70)

Met betrekking tot de maatregelen die opgenomen zijn in deel B van bijlage I bij het besluit om de formele onderzoeksprocedure in te leiden, heeft de Commissie in hoofdlijnen beargumenteerd dat er voorafgaand aan de toetreding geen juridisch bindend besluit over deze maatregelen was genomen. De Commissie heeft daarbij echter wel onderkend dat er al een aantal voorbereidende stappen waren genomen om een dergelijk besluit te nemen.

(71)

Ten aanzien van de herstructurering van de schulden aan de overheid op grond van hoofdstuk 5a van de Wet van 30 oktober 2002 betreffende staatssteun aan ondernemingen die van bijzonder belang zijn voor de arbeidsmarkt, zoals gewijzigd, (12) heeft de Commissie weliswaar geconcludeerd dat het besluit tot herstructurering zoals genomen door de voorzitter van het Agentschap voor Industriële Ontwikkeling (het overheidsorgaan dat verantwoordelijk is voor procedures op grond van hoofdstuk 5a) juridisch bindend was, maar dat een dergelijk besluit in de onderhavige zaak in ieder geval niet is genomen vóór de toetreding (13). Het besluit van 19 april 2004 door de voorzitter van het Agentschap voor Industriële Ontwikkeling tot goedkeuring van het herstructureringsplan van 2004 voldeed immers niet aan de formele en materiële vereisten om te kunnen worden beschouwd als een besluit tot herstructurering.

(72)

De toelichting door Polen dat de verschuldigde rente over de schulden aan de overheid in verband met het ondergeschikte karakter ervan automatisch samen met de hoofdsom zou worden afgeschreven zonder dat daarvoor een apart besluit nodig was, is door de Commissie geaccepteerd.

(73)

De Commissie heeft geen aanwijzingen gevonden voor het bestaan van juridisch bindende besluiten die ten grondslag zouden liggen aan een reeks verleende steunmaatregelen, waaronder productiegaranties en een kapitaalinjectie, een uitgifte van obligaties en een omzetting van schulden in eigen vermogen, welke maatregelen als maatregelen 28-34 zijn opgenomen in deel B van bijlage I bij het besluit om een formele onderzoeksprocedure in te leiden. De Commissie is in haar besluit met name nader ingegaan op het Poolse hoofdargument dat die maatregelen reeds waren opgenomen in het herstructureringsplan van 2004 voor Stocznia Gdynia, dat was goedgekeurd door de raad van commissarissen van de scheepswerf, waarbij de commissarissen namens het ministerie van Financiën hun stem uitbrachten vóór het plan en zij de bevoegde autoriteiten er aldus toe hebben verplicht de betrokken maatregelen uit te voeren.

(74)

De Commissie heeft daarbij primair het standpunt ingenomen dat de raad van commissarissen niet bevoegd was om een besluit te nemen met financiële gevolgen voor de aandeelhouders, aangezien de aandeelhouders daartoe niet de nodige stappen hadden genomen. De Commissie stelde voorts dat het, zelfs wanneer zou worden aangenomen dat de raad van commissarissen wel bevoegd was geweest dergelijke beslissingen namens en voor rekening van de aandeelhouders te nemen, nochtans onduidelijk was of een dergelijk besluit een positieve verplichting aan het ministerie van Financiën kon opleggen om de staatssteun te verlenen, nu handelingen door de staat in zijn hoedanigheid als marktpartij in het algemeen niet gelijk kunnen worden gesteld met handelingen die door de staat worden verricht ter vervulling van openbare taken.

(75)

Ten aanzien van maatregel 32 in deel B van bijlage I bij het besluit om de formele onderzoeksprocedure in te leiden (de kapitaalinjectie van 40 miljoen PLN), heeft de Commissie haar twijfels geuit omtrent de vraag of het besluit ingevolge waarvan het ministerie van Financiën gehouden was om vóór de Poolse toetreding tot de EU een kapitaalinjectie door te voeren wel rechtsgeldig was aangezien niet was voldaan aan de eis om kapitaalverhogingen binnen zes maanden te registreren bij de bevoegde rechter.

(76)

In het licht van de constatering dat een aantal steunmaatregelen ten behoeve van Stocznia Gdynia feitelijk nieuwe staatssteun vormden, betwijfelde de Commissie of aan ook maar één van de voorwaarden waaronder steun als herstructureringsteun kan worden goedgekeurd, was voldaan.

3.   OPMERKINGEN VAN DE BELANGHEBBENDEN

a)    Opmerkingen van Stocznia Gdynia

(77)

Door de begunstigde zijn op twee terreinen argumenten naar voren gebracht: argumenten betreffende de bevoegdheid van de Commissie ter zake van de maatregelen genoemd in deel B in bijlage I bij het besluit om de formele onderzoeksprocedure in te leiden, en argumenten in antwoord op de twijfels die de Commissie heeft geuit omtrent de verenigbaarheid van de verleende steun met de gemeenschappelijke markt, althans voor zover die steun geacht werd nieuwe steun te zijn.

(78)

Ten aanzien van de herstructurering van de schulden aan de overheid op grond van de procedure van hoofdstuk 5a is door de begunstigde aangevoerd dat de steunverlening als zodanig in feite een herstructureringsbesluit was van de zijde van de voorzitter van het Agentschap voor Industriële Ontwikkeling. Daarbij is gesteld — zoals Polen ook in de beginfase van het onderzoek heeft aangegeven — dat het desbetreffende besluit door de voorzitter van het Agentschap voor Industriële Ontwikkeling is genomen vóór de datum van toetreding, namelijk op 19 april 2004.

(79)

De begunstigde heeft in dit kader betoogd dat de toekenning van de staatssteun tot stand is gekomen door de instemming van alle individuele publiekrechtelijke schuldeisers met de herstructurering krachtens hoofdstuk 5a, welke instemming vóór de toetreding is gegeven (14).

(80)

In tegenstelling tot hetgeen door Polen in de beginfase van het onderzoek is verklaard, is er volgens de begunstigde na 30 juni 2003 geen verdere vertragingsrente opgebouwd over de schulden aan de overheid die krachtens hoofdstuk 5a geherstructureerd zouden worden.

(81)

Voorts is door de begunstigde betoogd dat het precieze risico van de staat ten aanzien van maatregel 32 (kapitaalinjectie) reeds vóór de toetreding bekend was, zodat de verleende steun kan worden beschouwd als zijnde toegekend voor het tijdstip van de Poolse toetreding tot de EU.

(82)

De begunstigde heeft daarnaast ook gereageerd op andere aspecten van het besluit van de Commissie. Met name is door de begunstigde toegelicht dat de productiegaranties door het Poolse Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten geen staatssteun vormen, aangezien het door dit agentschap gehanteerde garantiestelsel zelffinancierend is waarbij de ontvangen premies/opslagen — op de lange termijn gezien — de gedekte risico’s en uitbetaalde bedragen te boven gaan. Door de begunstigde is in dat kader een beschrijving gegeven van de voorwaarden waaronder het agentschap de desbetreffende garanties verstrekt (opslagen en vereiste zekerheden).

(83)

Ten aanzien van de eis dat de te verlenen steun beperkt dient te worden tot het noodzakelijke minimum, is door de begunstigde aangevoerd dat het bedrag van de steun inderdaad tot het absoluut noodzakelijke minimum beperkt is gebleven en dat zelfs een hoger bedrag aan steun mogelijk zou zijn geweest indien een dergelijk extra bedrag beschikbaar was geweest. De begunstigde heeft daarbij aangegeven dat ook indien de Commissie een enge interpretatie van de herstructureringskosten zou voorstaan (d.w.z. exclusief de lopende bedrijfskosten van de scheepswerf), de financieringscomponent van deze kosten vrij van steun nog altijd in de orde van grootte van 30 % zou liggen. Daarmee is dus voldaan aan de richtsnoeren voor herstructurering van 1999 (15).

(84)

Tevens is door de begunstigde betoogd dat de aan Stocznia Gdynia toegekende staatssteun de mededinging binnen Europa niet verstoort, nu de echte dreiging voor de concurrentiepositie van de Europese scheepswerven dient te worden gezocht in het Verre Oosten. De begunstigde erkent weliswaar dat er ook containerschepen op andere Europese scheepswerven worden gebouwd, met name in Duitsland, maar voegt daar onmiddellijk aan toe dat de in Duitsland gebouwde containerschepen zowel op het punt van het ontwerp als in technisch opzicht verschillen. Voorts is er volgens de begunstigde geen enkele andere scheepswerf binnen de EU die autoschepen bouwt, zodat Stocznia Gdynia in dat segment dan ook niet geacht kan worden te concurreren met andere Europese scheepswerven.

(85)

Tot slot is door de begunstigde aangekondigd dat de herstructurering uiterlijk eind 2007 definitief zou zijn voltooid.

b)    Opmerkingen van andere belanghebbende partijen

(86)

Denemarken en Danish Maritime hebben hun steun uitgesproken voor de inspanningen die door Commissie worden verricht om te waarborgen dat staatssteun volgens de geldende regels wordt verleend. Zij hebben daarbij gewezen op het feit dat een aantal Deense scheepswerven door de concurrentie op de wereldmarkt voor scheepsbouw de poorten heeft moeten sluiten of failliet dreigt te raken, zonder dat enige staatssteun is verleend. Ook is door hen benadrukt dat de productlijn van de Deense scheepswerven sterke gelijkenis vertoont met die van de Poolse scheepswerven, zodat de Deense scheepswerven van een eventuele oneerlijke mededinging negatieve invloeden kunnen ondervinden. Denemarken heeft er bij de Commissie op aangedrongen om van Stocznia Gdynia te eisen dat deze haar capaciteit vermindert zodat de staatssteun niet zal leiden tot een nog hogere overcapaciteit wereldwijd.

(87)

Ray Car Carriers, de grootste afnemer en tevens een minderheidsaandeelhouder van Stocznia Gdynia, heeft benadrukt dat Stocznia Gdynia, gezien de lopende contracten, zeer belangrijk is voor de bedrijfsactiviteiten van RCC. Ray Car Carriers is ervan overtuigd dat de scheepswerf met haar hooggekwalificeerde werknemers en bestuurders een van de beste werven in Europa zou kunnen worden indien er een herstructurering zou plaatsvinden en daarvoor staatssteun zou worden ontvangen.

(88)

Door de vakbond Solidarność is gewezen op de verslechterende situatie op de scheepswerf en is geconcludeerd dat een herstructurering op korte termijn dringend noodzakelijk is. De vakbond is daarbij ingegaan op een aantal reeds doorgevoerde herstructureringsmaatregelen en heeft de overtuiging uitgesproken dat de scheepswerf gezien de haar ter beschikking staande technologie en arbeidskrachten zou kunnen behoren tot de winstgevende scheepswerven in Europa. Er was echter wel staatssteun nodig om het herstructureringsplan te kunnen uitvoeren.

(89)

De Poolse vereniging van scheepsbouwers Forum Okrętowe heeft een toelichting gegeven op de oorzaken van de problemen bij de werf en heeft haar instemming betuigd met het herstructureringsproces en met de daarvoor aan te wenden staatssteun.

c)    Opmerkingen van Polen

(90)

Polen heeft net als de begunstigde opmerkingen ingediend over zowel de bevoegdheid van de Commissie als de verenigbaarheid van de staatssteun.

(91)

Ten aanzien van de herstructurering van de schulden aan de overheid op grond van hoofdstuk 5a zijn door Polen geen aanvullende argumenten naar voren gebracht. In zijn reactie op de opmerkingen van de begunstigde heeft Polen de interpretatie van het Poolse recht door de begunstigde echter tegengesproken.

(92)

Ten aanzien van maatregelen 28-34 in deel B van bijlage I bij het besluit heeft Polen de voorlopige conclusies van Commissie in het besluit om een formele onderzoeksprocedure in te leiden, niet betwist. Polen heeft echter wel als nieuw argument aangevoerd dat verklaringen van vertegenwoordigers van de verschillende overheidsorganen binnen de werkgroep voor de herstructurering van de scheepsbouw in Polen omtrent plannen om die maatregelen te nemen, moeten worden beschouwd als officiële toezeggingen. Deze verklaringen zijn vóór de toetreding afgegeven.

(93)

Ten aanzien van maatregel 32 (kapitaalinjectie) heeft Polen betoogd dat het privaatrechtelijke handelen van het ministerie van Financiën als aandeelhouder van Stocznia Gdynia niet los kon worden gezien van het handelen van dat ministerie als steunverlenend overheidsorgaan.

(94)

Tegelijkertijd heeft Polen wel onderkend dat handelingen verband houdende met kapitaalinjecties in de sfeer van de eigendom thuishoren (dominium) en aldus onderworpen zijn aan de regels van privaatrecht, terwijl de minister (van Financiën) bij kapitaalverhogingen van vennootschappen tevens gehouden is aanvullende publiekrechtelijke regels na te leven die niet gelden voor de gewone marktspelers (imperium).

(95)

Polen heeft vervolgens toegelicht dat de zes-maandenregel (de termijn voor het registreren van nieuwe aandelenuitgiftes bij de rechter) slechts een formele eis is die geen gevolgen heeft voor het tijdstip waarop de verplichting van de aandeelhouder tot het nemen van de aandelen van kracht wordt. Polen heeft in dit kader volgehouden dat die verplichting in 2004, vóór de datum van toetreding, van kracht is geworden en dat voor de nakoming van die verplichting slechts een nieuw besluit tot verhoging van het aandelenkapitaal nodig was, welk besluit op 4 maart 2005 is genomen. Het ministerie van Financiën heeft de aandelen vervolgens op 23 juni 2005 genomen.

(96)

Ten aanzien van de verenigbaarheid van de nieuwe steun met de gemeenschappelijke markt heeft Polen verklaard dat het herstructureringsplan van 2004 een solide economische basis vormde voor de herstructurering van de scheepswerf. Polen heeft erkend dat de herstructurering met beperkte financiële middelen is doorgevoerd. Door de Poolse autoriteiten is vervolgens een korte beschrijving gegeven van de herstructureringsmaatregelen die in het herstructureringsplan van 2004 waren voorzien, teneinde aan te tonen dat de herstructurering niet uitsluitend financieel van aard was. Zij hebben ook de compenserende maatregelen verdedigd die zijn beschreven in het herstructureringsplan van 2004 en die zijn doorgevoerd binnen de Stocznia Gdynia-groep. Ten aanzien van de eis dat de steun tot een minimum beperkt dient te worden, heeft Polen verklaard dat de steun uitsluitend is gebruikt voor de herstructurering en dat de omvang van de steun niet meer heeft bedragen dan 31 % van de totale herstructureringskosten, inclusief de lopende bedrijfskosten. Polen heeft in dat verband aangevoerd dat de heronderhandelde contractprijzen samen met de toekomstige gecumuleerde winsten en positieve kasstromen zouden moeten worden beschouwd als „eigen bijdrage” van de scheepswerf.

(97)

Door de Poolse autoriteiten is nauwkeurig beschreven hoe het garantiestelsel van het Poolse Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten functioneert. Zij hebben daarbij aangevoerd dat de verstrekte garanties niet als staatssteun kunnen worden gekwalificeerd.

4.   CHRONOLOGISCHE BESCHRIJVING VAN DOORSLAGGEVENDE GEBEURTENISSEN DIE HEBBEN PLAATSGEVONDEN NA HET BESLUIT VAN DE COMMISSIE OM EEN FORMELE ONDERZOEKSPROCEDURE IN TE LEIDEN

(98)

Het onderzoek van de Commissie en de relevante gebeurtenissen worden hieronder samengevat.

(99)

Als reactie op het besluit van de Commissie om de formele onderzoeksprocedure in te leiden, hebben de Poolse autoriteiten in de herfst van 2005 twee tegenargumenten ingebracht: enerzijds hebben zij de bevoegdheid van de Commissie in twijfel getrokken om actie te ondernemen met betrekking tot de maatregelen die in het besluit van de Commissie als nieuwe steun worden aangemerkt, anderzijds hebben zij betoogd dat zelfs als deze maatregelen nieuwe steun zouden vormen, zij als herstructureringssteun verenigbaar zijn met de gemeenschappelijke mark De reactie van Stocznia Gdynia op het besluit van de Commissie was van soortgelijke aard. Beide reacties zijn hiervoor reeds beschreven.

(100)

Ter ondersteuning van het argument dat de steun verenigbaar is, heeft Polen het herstructureringsplan van 2004 voor Stocznia Gdynia aan de Commissie overgelegd, welk plan identiek was aan het herstructureringsplan op basis waarvan de Commissie de formele onderzoeksprocedure besloot in te leiden vanwege de twijfels die zij had over de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van het plan. Desalniettemin heeft de Commissie het herstructureringsplan van 2004 nauwkeurig geanalyseerd en daarbij ook een externe adviseur ingeschakeld. De Commissie heeft uiteindelijk geconcludeerd dat het herstructureringsplan van 2004 aan geen van de voorwaarden voldoet om als herstructureringssteun te kunnen worden goedgekeurd volgens de van toepassing zijnde richtsnoeren. Tijdens de bijeenkomst van 22 februari 2006 heeft de Commissie haar belangrijkste twijfels toegelicht aan de Poolse autoriteiten. Daarbij is gewezen op de zwakste plekken in het herstructureringsplan van 2004: de geringe investeringen, het voorziene lage productiviteitsniveau, de hoge productiekosten, met name overheadkosten, en een onvoldoende versterking van het geïnvesteerde eigen vermogen ten behoeve van de operationele activiteiten. De verleende steun aan de scheepswerf zou derhalve eerder moeten worden beschouwd als bedrijfssteun ter ondersteuning van de herstructurering van het vreemde vermogen en de voortzetting van de normale bedrijfsactiviteiten van de werf.

(101)

In december 2005 heeft de Commissie uit openbare bronnen (16) vernomen dat Korporacja Polskie Stocznia (hierna: „KPS”), een kapitaalconcern dat in eigendom toebehoort aan de overheid, was opgericht met de intentie om de drie grote Poolse scheepswerven in Gdynia, Gdansk en Szczecin onder één gezamenlijke paraplu onder te brengen (hierna: het „consolidatieplan”). De belangrijkste rol van KPS in dat verband was het financieren van de productie van de scheepswerven. Polen heeft de Commissie in geen enkele fase van de procedure over dat consolidatieplan geïnformeerd, niet vóór en ook niet na het besluit om de formele onderzoeksprocedure in te leiden.

(102)

Tegelijkertijd moest de Commissie uit de pers vernemen dat er onderhandelingen gaande waren over de verkoop van de scheepswerven in Gdynia en Gdańsk aan strategische beleggers en de opsplitsing van de twee vennootschappen, die tot dat tijdstip deel uitmaakten van dezelfde groep. De Commissie heeft de Poolse regering bij brief van 13 januari 2006 gevraagd om alle bijzonderheden te verschaffen omtrent de concrete strategie van Polen betreffende Stocznia Gdynia.

(103)

Bij brief van 20 februari 2006 heeft Polen uitgelegd dat het consolidatieplan weliswaar in het verleden is besproken, maar dat daar uiteindelijk toch van af is gezien en dat er op korte termijn een nieuwe strategie voor de herstructurering van de Poolse scheepsbouwsector zou worden vastgesteld.

(104)

Tijdens de bijeenkomst van 22 februari 2006 en bij brief van 13 maart 2006 hebben de Poolse autoriteiten aan de Commissie meegedeeld dat het herstructureringsplan van 2004 was verouderd en moest worden aangepast. Toegezegd werd om het herziene herstructureringsplan uiterlijk juni 2006 aan de Commissie voor te leggen. Tevens is door de Poolse autoriteiten een overzicht gegeven van de belangrijkste punten van de nieuwe herstructureringsstrategie voor de scheepsbouw in Polen. Ten eerste zou Stocznia Gdańsk zo spoedig mogelijk van de Stocznia Gdynia-groep worden afgesplitst. Ten tweede zou de regering aan particuliere beleggers toestemming verlenen voor een kapitaalinjectie in de scheepswerven van Gdańsk en Gdynia met het oog op een volledige privatisering van de werven op de lange termijn.

(105)

Tijdens de algemene vergadering van Stocznia Gdynia op 19 april 2006 is besloten tot een kapitaalverhoging van maximaal 300 miljoen PLN. Aan de directie is de opdracht gegeven mogelijke investeerders te vinden. Aldus is per 10 mei 2006 een informatiememorandum aan potentiële investeerders ter beschikking gesteld en zijn circa tachtig van die investeerders rechtstreeks benaderd door de privatiseringsadviseur van Stocznia Gdynia. Stocznia Gdynia heeft van twee vennootschappen een voorlopig aanbod ontvangen om te participeren in de kapitaalverhoging, te weten het Oekraïense staalbedrijf Donbas en de grootste afnemer van de werf, Ray Car Carriers. Op 28 augustus 2006 hebben beide vennootschappen uiteindelijk een bindend bod gedaan, aan welk bod in beide gevallen de voorwaarde was verbonden van schulddekking en kwijtschelding door de verkoper — de staat. Volgens het tijdsschema dat door Polen was aangekondigd (bij brief van 26 september 2006) zouden de onderhandelingen met de twee gegadigden eind oktober 2006 afgerond moeten zijn en zouden de nieuwe aandelen uiterlijk 15 december 2006 overgedragen moeten zijn.

(106)

Op 9 juni 2006 heeft de Commissie de eerste ontwerpversie van het herstructureringsplan van 2006 ontvangen. Na een bezoek te hebben gebracht aan de scheepswerf en een externe adviseur geraadpleegd te hebben, heeft de Commissie gedurende een bezoek aan de werf op 13 juni 2006 en in een schriftelijke bevestiging d.d. 17 juli 2006 ernstige twijfels geuit over die ontwerpversie, waarbij is aangegeven dat het herstructureringsplan niet verstrekkend genoeg leek te zijn om de levensvatbaarheid van de werf op de lange termijn te herstellen. Daarnaast was er in het plan geen voorziening opgenomen voor de financiering van de herstructurering en was er geen sprake van een reëel vooruitzicht dat de herstructurering gefinancierd zou kunnen worden uit middelen die vrij van staatssteun waren. Tot slot was er ook geen voorstel geformuleerd voor compenserende maatregelen. Verwijzende naar het feit dat steeds weer werd afgegaan op de garanties voor de scheepsfinanciering die door het Poolse Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten (een overheidsinstantie) zijn afgegeven, heeft de Commissie de werf gewaarschuwd dat die garanties staatssteun vormden.

(107)

Ondanks deze waarschuwingen verschilde het herstructureringsplan van 2006 (dat uiteindelijk in september 2006 — twee maanden te laat — door Polen is overgelegd) niet wezenlijk van het eerste ontwerp. De belangrijkste kritiekpunten op het herstructureringsplan van 2006 worden hieronder toegelicht.

(108)

Tijdens een bijeenkomst van 7 december 2006 en bij brief van 29 januari 2007 heeft de Commissie tegenover de Poolse autoriteiten verklaard dat uit een voorlopig onderzoek was gebleken dat het herstructureringsplan van 2006 aan geen van de voorwaarden voldeed om op grond van de van toepassing zijnde richtsnoeren als herstructureringssteun goedgekeurd te kunnen worden.

(109)

Tijdens die bijeenkomst kondigden de Poolse autoriteiten aan dat zij voornemens waren om op basis van een open en transparante procedure een nieuwe privatiseringsronde inzake Stocznia Gdynia in gang te zetten teneinde een particuliere investeerder aan te trekken die bereid zou zijn de scheepswerf volledig over te nemen. Polen heeft daarbij aangegeven dat de privatisering uiterlijk juni 2007 voltooid zou moeten zijn. Met het oog op het opstellen van de privatiseringsdocumenten heeft Polen de Commissie verzocht om aan te geven welke compenserende maatregelen zij voor Stocznia Gdynia noodzakelijk achtte zodat potentiële investeerders daarvan op de hoogte gebracht konden worden.

(110)

In de daaropvolgende maanden heeft Stocznia Gdynia verder onderhandeld met de twee investeerders die in augustus 2006 een bod hadden uitgebracht: Donbas en Ray Car Carriers. Tegelijkertijd zijn door de regering verschillende privatiseringsstukken opgesteld met het oog op een eventuele nieuwe privatiseringsronde ingeval de lopende onderhandelingen zouden mislukken. In mei 2007 is door de Poolse regering naar buiten gebracht dat de onderhandelingen inderdaad mislukt waren en dat een nieuwe privatiseringsronde in gang zou worden gezet. Bij brief van 22 juni 2007 heeft Polen een nieuw tijdschema voor de privatisering ingediend, waarbij december 2007 als voorlopige deadline voor afronding van de privatisering is genoemd (zes maanden na de aanvankelijke deadline die nog in januari 2007 door Polen werd genoemd). Bij brief van 31 juli 2007 heeft de Commissie aangegeven dat geen verder uitstel van de privatisering werd geduld. De Commissie heeft Polen daarbij tevens gewaarschuwd dat op dat moment nog steeds niet leek te zijn voldaan aan de voorwaarden om de levensvatbaarheid van de werf voor de lange termijn te waarborgen en dat de herstructurering in ieder geval deels diende te worden gefinancierd uit middelen die vrij waren van staatssteun.

(111)

Tegelijkertijd, nadat er in december 2006 overeenstemming was bereikt tussen commissaris Neelie Kroes en minister Piotr Woźniak, is de Commissie een intensief debat aangegaan met de Poolse autoriteiten en Stocznia Gdynia met het oog op het vaststellen van de noodzakelijke compenserende maatregelen. Bij brief van 28 februari 2007 heeft Polen vervolgens toegezegd om het droogdok SD I op de scheepswerf van Gdynia buiten bedrijf te stellen zodra de nog openstaande orders waren afgehandeld en de noodzakelijke investeringen in het droogdok SD II waren gedaan, te weten in januari 2010.

(112)

Om te kunnen beoordelen of deze compenserende maatregelen een effectieve compensatie vormden, heeft de Commissie Stocznia Gdynia gevraagd om over een aantal zaken nadere informatie te verschaffen. Uiteindelijk heeft de Commissie Polen bij brief van 31 juli 2007 medegedeeld dat zij voorlopig bereid was de sluiting van het droogdok SD I als een toereikende compenserende maatregel te beschouwen, mits het droogdok onherroepelijk buiten bedrijf gesteld zou blijven voor de assemblage en tewaterlating van schepen. Daarnaast zou die sluiting uiterlijk 1 september 2009 moeten plaatsvinden dan wel zoveel eerder als het laatste schip uit de orderportefeuille per 8 maart 2007, de 8185/04, te water was gelaten. Voorts zou het SD I-dok slechts nog mogen worden gebruikt voor de assemblage van de twee schepen die thans in dat droogdok voor assemblage in 2009 waren ingepland en die niet naar het SD II-dok konden worden overgebracht (de LPG-tankers 8185/03 en 8185/04). De grondslag voor deze conclusie van de Commissie zal hieronder nader worden toegelicht.

(113)

De nieuwe privatiseringsronde op basis van de Poolse Privatiseringswet van 30 augustus 1996 is in juli 2007 van start gegaan. Op 5 juli 2007 is door de algemene vergadering van Stocznia Gdynia besloten tot verhoging van het aandelenkapitaal met 515 miljoen PLN. De aandelen zouden door het ministerie van Financiën worden genomen bij een succesvolle afronding van de privatisering. Op 4 juli 2007 is er een informatiememorandum opgesteld dat per 10 juli 2007 voor potentiële investeerders beschikbaar was, zijnde de datum waarop de uitnodiging tot het doen van een bod is gepubliceerd in de internationale en Poolse pers. Zoals hierboven reeds aangegeven, heeft de Commissie opmerkingen over het informatiememorandum gemaakt waarmee Polen vervolgens terdege rekening heeft gehouden.

(114)

Gezien de vertragingen in het privatiseringsproces heeft de Commissie er bij Polen bij brief van 3 oktober 2007 op aangedrongen om de privatisering zonder verdere vertragingen te voltooien. Bij brief van 23 oktober 2007 heeft Polen de Commissie meegedeeld dat de geplande termijn voor de afronding van de privatisering, te weten eind 2007, niet gehaald zou worden. In plaats daarvan deed Polen de toezegging om vanaf januari 2008 onderhandelingen met de geselecteerde investeerders te gaan voeren. De Commissie heeft daarop bij brief van 30 november 2007 haar bezorgdheid over de vertragingen herhaald en aangegeven dat zij verwacht dat de nieuwe eigenaar van Stocznia Gdynia uiterlijk eind februari 2008 het eerste ontwerp van een nieuw herstructureringsplan zou overleggen. Dit verzoek is daarna talloze keren door de Commissie herhaald. De Commissie heeft herhaaldelijk aangedrongen op een strikte naleving van het privatiseringsschema, stellende dat er voor Polen geen enkele goede reden leek te zijn om het privatiseringsproces opnieuw op te starten.

(115)

Polen heeft aan de Commissie medegedeeld dat door elf vennootschappen een exemplaar van het informatiememorandum van Stocznia Gdynia was opgevraagd en dat door vier vennootschappen vóór de deadline van 1 oktober 2007 een eerste bod was gedaan. Aan de vier vennootschappen is de mogelijkheid geboden tot het verrichten van een due diligence-onderzoek. Uiteindelijk hebben drie van die vennootschappen vóór de deadline van 20 december 2007 een bindend bod uitgebracht. Eind januari 2008 heeft Polen vervolgens besloten onderhandelingen aan te gaan met twee van de gegadigden. Medio februari 2008 heeft Polen aangegeven dat de privatisering van Stocznia Gdynia in de zomer van 2008 — één jaar later dan Polen aanvankelijk in januari 2007 had toegezegd — zou zijn afgerond.

(116)

Per 20 maart 2008 zijn exclusieve onderhandelingsrechten verleend aan een van de potentiële investeerders, te weten Amber Sp. z o.o. (hierna: „Amber”), een dochter van het Poolse staalbedrijf Złomrex. De exclusiviteitsperiode is daarna nog een aantal keren verlengd, uiteindelijk tot 12 mei 2008.

(117)

Op 29 februari 2008 heeft Polen het eerste ontwerp van een herstructureringsplan voor Stocznia Gdynia naar de Commissie gestuurd. Het plan was opgesteld door Amber (17). Op 9 april 2008 heeft Amber per e-mail bijgewerkte financiële vooruitzichten gestuurd. Tijdens een bijeenkomst van 10 april 2008 in Warschau tussen medewerkers van de Commissie, de Poolse autoriteiten, Stocznia Gdynia en Amber heeft de Commissie mondelinge opmerkingen over dit ontwerp gemaakt. Vervolgens heeft de Commissie bij brief van 21 april 2008 schriftelijke opmerkingen gestuurd.

(118)

Tijdens een bijeenkomst met de Poolse autoriteiten op 12 mei 2008 heeft Amber aangekondigd dat het bedrijf zich terugtrok uit de privatisering van Stocznia Gdynia. Polen heeft de Commissie op diezelfde dag over deze ontwikkeling geïnformeerd. In zijn toelichting aan het ministerie van Financiën verklaarde Amber de voornaamste reden van zijn terugtrekking: uit een diepgaand due diligence-onderzoek naar de situatie van de werf was gebleken dat die werf ook na de uitvoering van de herstructureringsmaatregelen, inclusief aanzienlijke investeringen, niet winstgevend zou zijn.

(119)

Op 15 mei 2008 is door Poolse autoriteiten besloten tot afronding van het privatiseringsproces in de vorm van een openbare uitnodiging tot het voeren van onderhandelingen met bieders die waren toegelaten tot de procedure die in 2007 in gang was gezet.

(120)

Op 26 mei 2008 heeft Polen de Commissie geïnformeerd dat het privatiseringsproces opnieuw was opgestart. In de daaropvolgende dagelijkse rapportages heeft Polen de Commissie op de hoogte gehouden van de acties die de Poolse autoriteiten hebben ondernomen om een koper voor Stocznia Gdynia te vinden. Polen heeft de Commissie ook een aantal brieven gestuurd waarin potentiële investeerders verzochten om over het lopende privatiseringsproces geïnformeerd te worden en om toezending van het informatiememorandum zodra dat beschikbaar was.

(121)

Tijdens een bijeenkomst op 10 juni 2008 bleek dat de Poolse autoriteiten op dat moment intensieve onderhandelingen voerden met ISD Polska (de huidige eigenaar van Stocznia Gdańsk) over een mogelijke overname van Stocznia Gdynia en een fusie van de twee scheepswerven. Polen deed tevens een voorstel voor nieuwe compenserende maatregelen, en gaf aan dat de nieuwe investeerder als voorwaarde voor deelname aan de privatisering had verzocht om aanvullende staatssteun. Polen deelde de Commissie mee dat ISD Polska bezig was met het opstellen van een gecombineerd herstructureringsplan voor beide scheepswerven, welk plan uiterlijk 26 juni 2008 aan de Commissie zou worden overgelegd met inachtneming van het informatieverbod dat door de Commissie was opgelegd in verband met zaak C 18/2005 (18).

(122)

Op verzoek van de Poolse autoriteiten heeft de Commissie Polen en ISD Polska tijdens de bijeenkomst van 10 juni 2008, en daarna nog eens tijdens de bijeenkomst van 13 juni 2008, uitgelegd dat aan bepaalde kadervoorwaarden zou moeten worden voldaan indien ISD Polska Stocznia Gdynia inderdaad wilde overnemen met de bedoeling die werf in combinatie met de scheepswerf in Gdańsk te exploiteren. Deze kadervoorwaarden hielden in dat ISD Polska vóór 26 juni 2008 een gecombineerd herstructureringsplan voor de beide werven moest indienen, een aanzienlijke bijdrage aan de herstructureringskosten zou moeten leveren en effectieve compenserende maatregelen moest treffen in overeenstemming met de van toepassing zijnde richtsnoeren. De Commissie heeft daarbij aangegeven dat de door ISD Polska voorgestelde bijdrage aan de herstructureringskosten onvoldoende was, gezien het bedrag aan staatssteun dat de scheepswerf reeds had ontvangen en de aanvullende steun die door ISD Polska was verzocht als voorwaarde voor deelname aan de privatisering.

(123)

Bij brief van 6 juni 2008 heeft Polen de Commissie ervan in kennis gesteld dat de Poolse regering op 3 juni 2008 heeft besloten kapitaal ten bedrage van 515 miljoen PLN in Stocznia Gdynia in te brengen, deels ter dekking van de verwachte verliezen op bestaande scheepsbouwcontracten.

(124)

Op 26 juni 2008 heeft de Commissie een ontwerpherstructureringsplan d.d. juni 2008 ontvangen dat was opgesteld door ISD Polska met als titel Herstructureringsplan voor de nieuwe scheepswerf Gdańsk-Gdynia en waarin een gecombineerde herstructureringsstrategie werd gepresenteerd voor de scheepswerven in Gdańsk en Gdynia (hierna: „het gecombineerde herstructureringsplan (van ISD)”). Tevens heeft de Commissie een ontwerpherstructureringsplan d.d. juni 2008 ontvangen dat is opgesteld door PSC met als titel Herstructureringsplan 2008-2012 voor Stocznia Gdynia (hierna: „het herstructureringsplan van PSC”). De twee plannen zullen hieronder nader worden beschreven.

(125)

Bij brief van 14 juli 2008 heeft Polen de Commissie geïnformeerd dat het privatiseringsproces van Stocznia Gdynia nog gaande was. Polen heeft in die brief om extra tijd gevraagd teneinde de potentiële investeerders in de gelegenheid te stellen hun herstructureringsplan af te ronden. Polen deed de toezegging uiterlijk 12 september 2008 een definitief herstructureringsplan voor Stocznia Gdynia aan de Commissie te overleggen.

(126)

De Commissie is akkoord gegaan met de voorgestelde termijn voor het definitieve herstructureringsplan.

(127)

Op 12 september 2008 heeft Polen het definitieve herstructureringsplan van ISD Polska overgelegd getiteld Herstructureringsplan voor de nieuwe scheepswerf Gdańsk-Gdynia (hierna: „het gecombineerde herstructureringsplan van 12 september 2008”), welk plan in wezen een bijgewerkte versie van het gecombineerde herstructureringsplan van 26 juni 2008 was.

5.   HERSTRUCTURERINGSPLAN VAN 2006

(128)

Volgens het herstructureringsplan van 2006 waren de wijzigingen op het herstructureringsplan van 2004 nodig vanwege het veranderde macro-economische klimaat, te weten een waardevermeerdering van de zloty ten opzichte van de dollar van 4,1 PLN naar 3,0 PLN per USD en de verhoging van de staalprijs van 300/t USD naar 700/t USD. Door deze veranderingen én de ontoereikende staatssteun was de economische situatie van de scheepswerf verslechterd en kon het herstructureringsplan van 2004 niet volledig worden uitgevoerd.

(129)

Het herstructureringsplan van 2006 is door de scheepswerf opgesteld met de hulp van Ernst & Young en is bedoeld voor de periode van 2006 tot en met 2012. De meeste maatregelen dienen echter reeds tegen eind 2009 te zijn uitgevoerd. Het herstructureringsplan van 2004 had betrekking op de periode van 2003 tot en met 2008.

(130)

De doelstellingen in het herstructureringsplan van 2006 zijn als volgt: het bezuinigen op de exploitatiekosten, het verbeteren van de efficiency op de scheepswerf en het zorg dragen voor winstgevendheid van de scheepsbouwactiviteiten. Om deze doelstellingen te bereiken, was de scheepswerf primair voornemens om bestaande contracten open te breken en aldus verliezen te voorkomen die de scheepswerf verwachtte te lijden op de schepen die voor 2006 en 2007 voor aflevering op het programma stonden. Daarnaast was het de bedoeling dat er een bezuinigingsplan werd opgesteld om de productiekosten te verlagen.

a)    Verkoopstrategie

(131)

Volgens het plan diende de aandacht in de nieuwe verkoopstrategie vooral te liggen op de standaardschepen, te weten de container- en autoschepen. Ook was de scheepswerf voornemens capaciteit te reserveren voor nichemarkten zodat kon worden ingespeeld op potentiële winstgevende orders.

b)    Industriële en operationele herstructurering

(132)

Tot de belangrijkste maatregelen behoren:

een betere efficiency via investeringen van 61 miljoen EUR over de periode 2007-2009. De investeringen zijn bedoeld om de knelpunten in het productieproces op te lossen (met name bij de prefabricage van staal) en om de efficiency te vergroten. Ook is voorzien in investeringen van 6,6 miljoen EUR in IT-faciliteiten;

een personele reorganisatie via het afschaffen van het toenemende aantal arbeidscontracten voor bepaalde tijd en via maatregelen om de doelstellingen op het gebied van de personeelsomvang te bereiken. Ook wilde de scheepswerf een bonusregeling invoeren en een loonsverhoging van 10 % in 2006 en 4 % per jaar van 2008 tot en met 2010 toekennen aan werknemers die rechtstreeks bij het productieproces waren betrokken. Een hoog ziekteverzuim en een gebrek aan gekwalificeerd personeel zijn op dit moment de belangrijkste problemen waarmee de scheepswerf wordt geconfronteerd;

het beschermen van de werf tegen valutarisico’s. Te dien einde is voor de periode 2007 tot en met 2012 voorzien in het afsluiten van valutacontracten waarmee 70 % van de omzet van de scheepswerf tegen het valutarisico dient te worden afgeschermd;

een verzelfstandiging van andere dochters (zoals Zakładowa Służba Ratownicza, Wydział Technicznej Obsługi Urządzeń Dźwignicowych, etc.) en een verkoop van activa;

verbeteringen in het ontwerpproces (standaardisering van ontwerpoplossingen). Ook is de mogelijkheid overwogen om het ontwerpbureau af te splitsen; de beslissing daarover zou in 2007 worden genomen;

andere maatregelen, zoals het openen van heronderhandelingen over bestaande contracten, het toepassen van indexeringsclausules in overeenkomsten met als doel het valutarisico af te dekken, het invoeren van een bonusregeling voor de werknemers, het optimaliseren van processen en het verkopen van financiële activa.

c)    Financiële herstructureringsmaatregelen

(133)

De scheepswerf diende ook een financiële herstructurering door te voeren. Eind 2005 had de werf een negatief eigen vermogen van 285,4 miljoen PLN. Het was de bedoeling dat de vermogenspositie in 2006 en 2007 zou worden verbeterd middels een kapitaalinjectie van in totaal 1 015 miljoen PLN: een kapitaalverhoging van 500 miljoen PLN in 2006 diende te worden gefinancierd door particuliere beleggers, terwijl een verdere kapitaalverhoging van 515 miljoen PLN in 2007 door een particuliere of publiekrechtelijke investeerder moest worden bekostigd.

d)    Streefcijfers aan het eind van het herstructureringsproces — herstel van de levensvatbaarheid op de lange termijn

(134)

Aan het eind van de herstructureringsperiode in 2009 zal de productie van de werf naar verwachting 298 610 CGT bedragen ten opzichte van 279 258 CGT in 2006. Het aantal te bouwen schepen wordt verlaagd van dertien in 2006 (acht containerschepen en vijf autoschepen) tot elf in 2009 (vijf containerschepen en zes autoschepen). Verwacht wordt dat de productie vervolgens wordt uitgebreid tot 324 110 CGT in 2012 (12 schepen).

(135)

Het gemiddelde personeelsbestand wordt verlaagd van 5 208 werknemers in mei 2006 naar het streefniveau van 4 530 eind 2007.

(136)

Verwacht wordt dat de productiviteit zal toenemen van 44,8 manuren/CGT in 2007 tot 37,0 manuren/CGT in 2012. Volgens de adviseur van de Commissie is de productiviteit van de meest efficiënte, vergelijkbare scheepswerven in Europa minder dan 20 manuren/CGT.

(137)

Verwacht wordt dat de omzet stijgt van 1599 miljoen PLN in 2005 tot 1 869 miljoen PLN in 2012. De winst uit bedrijfsactiviteiten zal naar verwachting stijgen van 7,35 miljoen PLN in 2005 tot 233,5 miljoen PLN in 2006 resp. 67,68 miljoen PLN in 2012, waarbij 2009 het eerste jaar zal zijn waarin winst wordt gemaakt.

e)    Gevoeligheidsanalyse

(138)

In het plan is ook een gevoeligheidsanalyse opgenomen ten aanzien van de volgende punten:

een koersstijging van de PLN ten opzichte van de USD met 0,05 en 0,1 PLN per jaar in tegenstelling tot een constante wisselkoers van 3,00 PLN/USD zoals voorzien in het baseline-scenario;

een gelijkblijvende productie van tien schepen in 2009/2010 in vergelijking met het baseline-scenario waarin wordt voorzien in de productie van elf schepen in 2009/2010 en twaalf in 2011/2012;

een snellere groei van de verschillende afwikkelingstarieven (beloning voor werk en tarieven voor vaste en variabele samenwerking) in 2008-2012 dan voorzien in het baseline-scenario;

een daling van de prijzen van schepen met 5 % en 10 % in 2009-2012;

een prijsstijging van materialen in combinatie met een stijging van de prijzen van schepen vanaf 2007.

f)    Compenserende maatregelen

(139)

In het herstructureringsplan van 2006 wordt als compenserende maatregel een capaciteitsbeperking tot 340 000 CGT per jaar voorgesteld, daarbij uitgaande van een technische capaciteit van de scheepswerf van 540 000 CGT. Zoals hieronder nader zal worden toegelicht was het voorstel van Polen in februari 2007 om het SD I-dok onherroepelijk te sluiten. Door de scheepswerf zijn toen cijfers overgelegd waaruit blijkt dat de huidige technische capaciteit ruim beneden de 540 000 CGT ligt. De Commissie heeft uiteindelijk voorlopig ingestemd met de voorgestelde capaciteitsvermindering als vervanging van de compenserende maatregelen genoemd in het herstructureringsplan van 2006.

6.   HET GECOMBINEERDE HERSTRUCTURERINGSPLAN VAN ISD

(140)

ISD Polska (meerderheidsaandeelhouder van Stocznia Gdańsk) is, nadat Amber zich uit de in 2007 gestarte privatiseringsronde heeft teruggetrokken, als nieuwe gegadigde tot het privatiseringsproces toegetreden. Zoals hierboven reeds gemeld, heeft ISD Polska haar herstructureringsplan dat op 26 juni 2008 aan de Commissie is voorgelegd, herzien en op 12 september 2008 een bijgewerkte versie ingediend. In de beschrijving hieronder wordt waar van toepassing nader ingegaan op de wijzigingen die in het gecombineerde herstructureringsplan van 12 september 2008 zijn doorgevoerd.

(141)

De filosofie achter de gecombineerde bedrijfsstrategie van ISD Polska is dat gebruik wordt gemaakt van de synergie tussen de twee scheepswerven en dat de beste productiemiddelen van de twee faciliteiten worden samengevoegd (19). De belangrijkste opslagfaciliteiten voor materialen worden ondergebracht op de scheepswerf van Gdynia, waar de prefabricage van platen en profielen zal plaatsvinden. Deze worden vervolgens over het water vervoerd naar de scheepswerf van Gdańsk, waar secties en blokken worden geproduceerd. De assemblage vindt plaats in de droogdokken van Stocznia Gdynia terwijl de definitieve toerusting van de schepen zal geschieden aan de kades van beide scheepswerven.

(142)

In het gecombineerde herstructureringsplan wordt verwezen naar het feit dat het op basis van het herstructureringsplan van 2006 niet mogelijk is om de levensvatbaarheid van de scheepswerf te herstellen, waarbij tevens wordt ingegaan op de oorzaken van de huidige financiële problemen van de twee scheepswerven. Een van de voornaamste oorzaken is volgens het plan dat de privatisering van de werf is mislukt en dat de werf mede als gevolg daarvan niet voldoende staatssteun heeft weten te verkrijgen. In het gecombineerde herstructureringsplan wordt daarnaast nog gewezen op macro-economische factoren, zoals de duurdere zloty ten opzichte van de dollar en de stijgende staalprijzen, en op interne factoren zoals het vertrek van gekwalificeerde werknemers, de lage productiviteit en het afsluiten van overeenkomsten zonder de vereiste afdekking tegen valutarisico’s en mogelijke stijgingen van de materiaalkosten, hetgeen heeft geleid tot verliezen voor de scheepswerf.

(143)

Doel van het gecombineerde herstructureringsplan is het herstel van de levensvatbaarheid van de twee geherstructureerde vennootschappen, Stocznia Gdynia en Stocznia Gdańsk: hoewel de onderhavige beschikking slechts op Stocznia Gdynia betrekking heeft, dient bij de onderstaande beschrijving en beoordeling van het gecombineerde herstructureringplan uiteraard ook rekening te worden gehouden met Stocznia Gdańsk, met de in het verleden ondernomen pogingen tot herstructurering van Stocznia Gdańsk en met de staatssteun die door Stocznia Gdańsk reeds is ontvangen en die zij in de toekomst nog zal ontvangen.

a)    Verkoopstrategie

(144)

Volgens het gecombineerde herstructureringsplan dienen de samengevoegde scheepswerven zich bezig te houden met twee soorten activiteiten: scheepsbouwactiviteiten en niet-scheepsbouwactiviteiten.

(145)

Ten aanzien van de scheepsbouwactiviteiten wil ISD Polska zich op de korte termijn met name richten op de marktsegmenten voor containerschepen (kleine en middelgrote schepen, 500–3 000 TEU), voor algemene vrachtschepen („klassieke” schepen voor het vervoer van droge lading, multifunctionele schepen en schepen voor zware lading) en voor autoschepen (grote specifieke autoschepen, afmeting C6600). Daarnaast wil ISD Polska activiteiten ontwikkelen in het offshore-segment (zoals AHTS-boten, PSV’s en bemanningsboten), welke activiteiten op de middellange termijn tot de belangrijkste werkzaamheden zouden moeten uitgroeien.

(146)

De marktanalyse in het plan is gebaseerd op een vergelijking met de productie van andere Europese scheepswerven en op de ervaring van de samengevoegde scheepswerven. Onderkend wordt dat de vereiste knowhow voor de productie van offshore-vaartuigen nog moet worden ontwikkeld en dat de productie gedurende de eerste paar jaar met behulp van onderaannemers tot stand zal moeten komen. In het gecombineerde herstructureringsplan van 12 september 2008 wordt ook een beschrijving gegeven van de ervaring die Stocznia Gdańsk reeds heeft opgedaan met de bouw van scheepsrompen voor offshore-vaartuigen en wordt toegelicht dat de orderportefeuille van de scheepswerf ook orders voor dit type vaartuigen bevat. Tevens wordt in het plan verwezen naar het feit dat Stocznia Gdańsk recentelijk een letter of intent heef ondertekend met het oog op de totstandkoming van een vijfjarig samenwerkingsverband met een prominente bouwer van offshore-vaartuigen. Op grond van die samenwerking zal Stocznia Gdańsk te maken krijgen met opdrachten voor de bouw van steeds ingewikkelder scheepsrompen. In het plan wordt voorzien in een geleidelijke overgang van het werken als onderaannemer tot het zelf bouwen van volledig toegeruste offshore-vaartuigen en wordt tevens de noodzaak onderkend om de daarvoor vereiste kennis geleidelijk op te bouwen. Darvoor dient ook een netwerk van toeleveranciers tot stand te worden gebracht.

(147)

Voor de toekomstige orderportefeuille wordt ervan uitgegaan dat de productie van containerschepen aanvankelijk op peil wordt gehouden, maar dan tot 2011 wordt gemarginaliseerd en uiteindelijk wordt stopgezet. De plannen daarna voorzien in een portefeuille van zowel offshore-vaartuigen als grote autoschepen van het type C6600. Op grond van het gecombineerde herstructureringsplan zouden de samengevoegde werven na juni contracten moeten afsluiten voor dertien vaartuigen in 2008 (drie containerschepen, vijf offshore-vaartuigen en vijf autoschepen), zestien vaartuigen in 2009 (twee containerschepen, acht offshore-vaartuigen en zes autoschepen), vijftien vaartuigen in 2010 en 2011 (één containerschip, zeven offshore-vaartuigen en zeven autoschepen), zeventien vaartuigen in 2012 (tien offshore-vaartuigen en zeven autoschepen) en achttien vaartuigen in 2013 en 2014 (veertien offshore-vaartuigen en vier autoschepen). In het gecombineerde plan van 12 september 2008 is het productieschema als volgt gewijzigd: tussen 2009 en 2011 is voorzien in de bouw van twaalf tot dertien vaartuigen per jaar (vijf tot zeven autoschepen en zes offshore-vaartuigen; in de orderportefeuille voor na 2008 is niet voorzien in de bouw van containerschepen).

(148)

Ten aanzien van de niet-scheepsbouwactiviteiten is ISD Polska voornemens om de samengevoegde scheepswerven te starten met de productie van windmolens en staalconstructies. De productie van windmolens zal starten in 2011 (75 stuks) en vervolgens per 2014 stijgen naar 350 (geplande lengte 80 meter).

(149)

Het plan van juli voorziet daarnaast in de productie van verschillende staalconstructies (zoals laadbomen, opslagconstructies, staalconstructies voor de bouwsector en onderdelen van vaartuigen). De omvang van de productie dient op te lopen van 2 174 ton in 2008 tot 13 500 ton vanaf 2011 (20).

(150)

In het herstructureringsplan van 12 september 2008 zijn nadere bijzonderheden opgenomen omtrent de knowhow waarover ISD Polska (en andere maatschappijen van de Donbas-groep) beschikt op het gebied van de staalconstructies. Het voornemen is om een deel van de productie te verplaatsen van Huta Częstochowa naar de samengevoegde werven. Het plan bevat een samenvatting van een marktonderzoek dat is verricht door een onafhankelijke consultant (Roland Berger) ter voorbereiding op de ontwikkeling van het staalconstructiesegment op de scheepswerf van Gdańsk nadat ISD Polska begin 2007 de aandelen in die scheepswerf had verkregen. Volgens het plan blijkt uit het marktonderzoek dat met name in Europa en Polen een groei van dit segment wordt verwacht (onder meer door de ontwikkeling van infrastructuren met steun van de Structuurfondsen). Het onderzoek is niet aan de Commissie overgelegd.

(151)

In het herstructureringsplan van 12 september 2008 zijn verschillende vooruitzichten voor de productieomvang van de staalconstructies opgenomen, zoals ook blijkt uit tabel 1a hieronder:

Tabel 1a

Geplande productie van staalconstructies (uitgedrukt in tonnen) volgens het gecombineerde herstructureringsplan van 12 september 2008)

Product

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

Laadbomen

274

2 000

2 000

2 000

2 000

2 000

2 000

Hijskranen

0

1 100

1 500

1 500

1 500

1 500

1 500

Opslagconstructies

1 500

6 000

16 000

22 400

36 000

36 000

36 000

Staalconstructies voor de bouw

0

1 100

3 000

4 000

4 000

4 000

4 000

Onderdelen van vaartuigen

0

1 000

1 450

5 000

13 000

13 000

13 000

Totaal

1 774

11 200

23 950

34 900

56 500

56 500

56 500

b)    Industriële en operationele herstructurering

(152)

In het gecombineerde herstructureringsplan wordt melding gemaakt van een aanzienlijke achteruitgang in de kwaliteit van de productiemiddelen van beide werven, zodat deze zich thans op het niveau van de Europese scheepswerven in het begin van de jaren negentig bevinden. De voorziene investeringen bedragen 111 miljoen EUR voor scheepsbouwactiviteiten en 193 miljoen PLN voor niet-scheepsbouwactiviteiten (175 miljoen PLN voor windmolens en 18 miljoen PLN voor staalconstructies).

(153)

Investeringen in de scheepsbouwactiviteiten zullen in twee elkaar overlappende fases tussen 2009 en 2011 plaatsvinden. De belangrijkste investeringen (21) betreffen de activiteiten plaatsnijden en platstaalproductie, een nieuwe buizenwerkplaats en een nieuwe bedrijfshal. Deze investeringen dienen samen met een aantal organisatorische aanpassingen te leiden tot een toename van de huidige productiviteit van 45 manuren/CGT tot de nagestreefde 20 manuren/CGT (22).

(154)

De belangrijkste organisatorische behoeften zijn: afzet(contracten), de aankoop van materialen en diensten, ontwerpcapaciteiten, productie, personeel en IT.

(155)

Het gecombineerde herstructureringsplan voorziet in de inrichting van een planningscentrum waar de productie op efficiënte wijze kan worden ingepland voor alle organisatorische niveaus binnen de samengevoegde werven. Doel van de inrichting van een dergelijk centrum is het gladstrijken van de tekortkomingen in de organisatie, planning, begroting en controle van de productieprocessen.

(156)

Op contractueel gebied is ISD Polska voornemens om van de reders indexeringsclausules te bedingen teneinde de scheepswerf tegen verhogingen van de materiaalprijzen en loonstijgingen te beschermen door het risico te verleggen naar de reders. Door de werf dient tevens een nieuw modelcontract te worden opgesteld. Van een aantal van de bestaande scheepsbouwcontracten zijn uittreksels bij het gecombineerde herstructureringsplan van 12 september 2008 gevoegd om aan te tonen dat de werf ook feitelijk in staat is indexeringsclausules te bedingen tegen het risico van fluctuaties in de staalprijzen.

(157)

Teneinde zichzelf te beschermen tegen het risico van valutaschommelingen is de scheepswerf voornemens om een passende infrastructuur te introduceren zodra is vastgesteld welke kosten en inkomsten tot dergelijke valutarisico’s leiden en wat een toelaatbaar risiconiveau in dat opzicht zou zijn. Het systeem voor risicobeheer dat in het gecombineerde herstructureringsplan wordt beschreven, is gebaseerd op vier onderdelen: het integreren van de risico’s bij het opstellen van de strategie voor de werf (afbakening risicotolerantie en risicobeheersing), het aanpassen van de organisatorische structuur, het gebruik maken van informatietechnologieën en het vaststellen van verschillende methoden om het risico tot een minimum te beperken (natuurlijke hedging, indexeringsclausules in contracten en de aankoop van financiële producten zoals optie- en termijncontracten). In het gecombineerde herstructureringsplan van 12 september 2008 zijn nadere details opgenomen ten aanzien van het voorgestelde beleid om de valutarisico’s af te dekken. Daarbij worden drie hedging-instrumenten genoemd waarvan de scheepswerf gebruik zou moeten maken. Tevens worden de valutarisico’s van de orderportefeuille tot 2012 nader aangegeven en worden de kosten van de hedging-instrumenten op die basis ingeschat. ISD Polska heeft op basis van die plannen contact opgenomen met een aantal banken. Deze hebben met het oog op het opstellen van een offerte aan ISD Polska gevraagd een adequate hedging-strategie aan hen voor te leggen. Volgens het herstructureringsplan dient deze strategie in de eerste zes maanden van de herstructurering te worden vastgesteld.

(158)

Op het gebied van de productie is het de bedoeling dat het probleem van de inefficiënte logistiek bij Stocznia Gdańsk en de knelpunten bij Stocznia Gdynia worden aangepakt. Het plan voorziet in een opsplitsing van de factor arbeid tussen de twee faciliteiten en een nieuw diagram voor de materiaalstromen.

(159)

Op het gebied van de aankoop en het beheer van materialen zijn kostenbesparingen de belangrijkste doelstelling. De herstructureringsmaatregelen voorzien onder meer in een aankoop van materialen op basis van ten minste drie offertes, samenwerking bij aankopen met Huta Częstochowa en voorraadbeheer.

(160)

De scheepswerf is voornemens gekwalificeerde arbeidskrachten aan te nemen en op te leiden en om de bestaande IT-infrastructuur beter te gebruiken en te moderniseren.

(161)

Op het gebied van het personeelsbeleid wordt beoogd het grote personeelsverloop en het ziekteverzuim aan te pakken. ISD Polska is voornemens samen te werken met een plaatselijk wervingsbureau. Intern voorziet het plan in een uitbreiding van de plannen voor loopbaanontwikkeling, de introductie van een prestatie-afhankelijke beloning (beheer van overwerk, evaluaties van werknemers, controles op ziekteverzuim en beloning op basis van verrichte prestaties, punctualiteit en kwaliteit van de uitvoering) en het ontwikkelen van een eigen identiteit van de onderneming. Het plan gaat uit van een behoefte om het huidige personeelsbestand van 8 137 mensen (2 651 bij Stocznia Gdańsk, 4 238 bij Stocznia Gdynia en 1 248 bij dochters van Gdynia) in te krimpen tot 5 000 - 5 395 werknemers. Volgens het gecombineerde herstructureringsplan van 12 september 2008 zal er een geleidelijke afvloeiing plaatsvinden over de periode van 2009 tot en met 2012. Het bijgewerkte plan bevat tevens een berekening van de kosten en de gevolgen van de herstructureringsmaatregelen op het gebied van het personeelsbeleid.

(162)

Tot slot voorziet het plan qua ontwerpactiviteiten in een efficiëntere werkwijze van het Ontwerpbureau die ook beter aansluit op de productieprocessen.

(163)

Het plan bevat een korte, algemene beschrijving van de gewenste effecten van al deze organisatorische herstructureringsmaatregelen, welke effecten concreet worden vormgegeven door de stelling dat het resultaat een verbetering van de productiviteit zal opleveren met circa twaalf manuren/CGT (23).

c)    Financiële herstructurering

(164)

Ten aanzien van de financiële herstructurering wordt er in het plan van uitgegaan dat de staatssteun die in de loop van de formele onderzoeksprocedure aan de Commissie is gemeld (zie hoofdstuk 9 hieronder), ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Tevens wordt voorzien in een kapitaalinjectie door de Poolse staat van 385 miljoen PLN ten einde de schulden aan de overheid te dekken, waarbij wordt verwacht dat sommige van die schulden aan de overheid (met name de aan ZUS verschuldigde sociale lasten) in termijnen opeisbaar zullen worden en pas tegen 2018 zullen zijn afgelost (dit betreft schulden met een nominale waarde van 418,8 miljoen PLN), (24) voorts dat de staat een kapitaalbedrag van 250 miljoen PLN zal injecteren om de verwachte verliezen voor 2008 te dekken en via het Agentschap voor Industriële Ontwikkeling nog eens 200 miljoen PLN zal injecteren ter financiering van het werkkapitaal van de werf. Tot slot zal de staat een eventuele vordering van 308 miljoen PLN overnemen welke zou kunnen ontstaan uit de thans aanhangige rechtsprocedure over achterstallige belastingen die door Stocznia Gdańsk verschuldigd zouden zijn.

(165)

In het plan is voorzien in een bedrag van circa 712 miljoen PLN aan herstructureringskosten die dienen te worden gefinancierd uit de toekomstige kasstromen van de vennootschap.

d)    Kosten van de herstructurering en eigen bijdrage

(166)

In het gecombineerde herstructureringsplan zijn de tot nu toe door Stocznia Gdynia gemaakte herstructureringskosten gesteld op 936 702 419 PLN, waaronder investeringskosten van 98 miljoen PLN en schuldsaneringskosten van 365 miljoen PLN (25). Volgens het gecombineerde herstructureringsplan heeft de herstructurering van de scheepswerf in Gdańsk 311 533 500 PLN gekost, waaronder investeringskosten van 23 miljoen PLN en schuldsaneringskosten van 48 miljoen PLN (26). Het gecombineerde herstructureringsplan van 12 september 2008 bevat geen wijzigingen van de in het verleden gemaakte kosten, maar wel van de verwachte herstructureringskosten van de samengevoegde werven. De navolgende kosten kunnen worden onderscheiden: investeringskosten van 552 miljoen PLN, aflossing van achterstallige betalingen aan de overheid van 892 miljoen PLN, (27) aflossing van achterstallige betalingen aan particuliere schuldeisers van 889 miljoen PLN, voorziening voor verwachte verliezen over 2008 van 250 miljoen PLN, (28) aflossing van een eventuele vordering van 308 miljoen PLN in verband met de aanhangige procedure over de nog openstaande belastingsschuld van Stocznia Gdańsk, kosten van 42,8 miljoen PLN voor de sloop van overtollige productiemiddelen (scheepshellingen) en kosten van 69 miljoen PLN voor de personele herstructurering. In totaal bedragen de verwachte kosten aldus 3 miljard PLN.

(167)

Tijdens de bijeenkomst van 30 september is door de Poolse autoriteiten voorgesteld om de feitelijk in het verleden aan de werven toegekende bedrijfssteun buiten beschouwing te laten bij het berekenen van de eigen bijdrage aan de herstructureringskosten. Door de Poolse autoriteiten is aan de Commissie voorgesteld om bij de berekening uit te gaan van de gemaakte herstructureringskosten vanaf het tijdstip waarop de investeerder zeggenschap over de werf heeft verkregen. ISD Polska is op 28 november 2008 meerderheidsaandeelhouder van Stocznia Gdańsk geworden. Door de Poolse autoriteiten is gesteld dat de sindsdien door de werf gemaakte herstructureringskosten 62,5 miljoen PLN hebben bedragen. Gezien het feit dat ISD Polska nog geen aandeelhouder van Stocznia Gdynia is, zouden de herstructureringskosten die ten behoeve van die werf zijn gemaakt, buiten beschouwing moeten blijven, zodat het door Polen op 30 september voorgestelde bedrag aan herstructureringskosten gelijk zou zijn aan 3,065 miljard PLN.

(168)

ISD Polska voert aan dat de eigen bijdrage van de scheepswerf en haar aandeelhouders aan de herstructureringskosten uit tabel 1b blijkt, waarin de voorstellen als bedoeld in het gecombineerde herstructureringsplan van 12 september 2008 verdisconteerd zijn.

Tabel 1b

Eigen bijdrage aan de herstructureringskosten volgens het gecombineerde herstructureringsplan

(uitgedrukt in PLN)

Gestelde eigen bijdrage in het verleden

1.

Verkoop activa door Stocznia Gdynia

3 783 515

2.

Omzetting vreemd vermogen in eigen vermogen door werknemers en particuliere schuldeisers

70 740 000

3.

Verkoop financiële activa door Stocznia Gdynia tussen 1 mei 2004 en 24 juni 2008

72 797 423

4.

Lease van productiemiddelen – Gdynia

8 335 000

5.

Investeringskosten 2004-2007– Gdynia

98 044 000

6.

Aankoop aandelen door ISD

35 875 059

7.

Investeringskosten 2004-2007– Gdańsk

22 238 900

8.

Lease van productiemiddelen – Gdańsk

14 700 000

9.

Herstructurering geldlening van Bank Nord/LB

20 000 000

10.

Lening van ISD

2 000 000

Gestelde eigen bijdrage in de toekomst

11.

Kapitaalverhoging door ISD

305 000 000

12.

Kapitaalverhoging door ISD

100 000 000

13.

Verkoop activa

240 000 000

14.

Lening voor werkkapitaal

280 000 000

15.

Lening voor investering in niet-scheepsbouwactiviteiten

185 000 000

16.

Werkkapitaal voor niet-scheepsbouwactiviteiten

45 000 000

17.

Aankoop aandelen van Agentschap voor Industriële Ontwikkeling (29)

69 560 400

(169)

Volgens de Poolse toelichting op het gecombineerde herstructureringsplan van 7 juli 2008 en het gecombineerde herstructureringsplan van 12 september 2008 zijn de bronnen voor externe financiering die hierboven in de punten 14 tot en met 16 genoemd zijn, nog niet bekend.

(170)

ISD Polska verwacht in 2012 een lening van 280 miljoen PLN te kunnen verkrijgen ten behoeve van het werkkapitaal van de werven en acht deze verwachting ook reëel gezien de gunstige voor 2012 geprognosticeerde verhouding tussen de schulden en de EBIDTA.

(171)

Voor wat betreft de leningen ten behoeve van de niet-scheepsbouwactiviteiten (bouw van windmolens, zie de punten 15-16 in bovenstaande tabel) is ISD Polska voornemens een speciale dochtermaatschappij (SPV) van de gefuseerde scheepswerven op te richten die zich zal bezig houden met de productie van die windmolens. ISD Polska verwacht dat die SPV extern kapitaal aan zal kunnen trekken. In het gecombineerde herstructureringsplan van 12 september 2008 is aanvullende informatie over de investeringsleningen ten behoeve van het windmolenproject (punt 15) opgenomen, waaronder een samenvatting van het project dat was bedoeld voor overlegging aan de verschillende banken. Twee van belang zijnde brieven die op het project betrekking hebben, één van Kredyt Bank (KBC) d.d. 4 augustus 2008 en één van Fortis Bank d.d. 4 september 2008, zijn bij het herstructureringsplan gevoegd. Fortis Bank stelt dat algemeen bekend is dat zij belangstelling heeft voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie. Zij uit haar interesse in het windmolenproject van ISD en zou het op prijs stellen nader met ISD van gedachten te wisselen over bepaalde punten. Ook door Kredyt Bank wordt verklaard dat er belangstelling bestaat voor de financiering van projecten op het gebied van hernieuwbare energie. De bank noemt de navolgende onderzoeken en analyses die verricht dienen te worden voordat de lening overwogen kan worden: een evaluatie van het ondernemingsplan en het financiële model op basis van reële aannames die recht doen aan de marktwetten, een evaluatie van de winstgevendheid van het project en de gevoeligheid ervan voor factoren zoals de materiaalprijzen en de valutakoersen, een evaluatie van bestaande toeleveringscontracten en de uitkomst van de lopende bestuursrechtelijke procedure betreffende de juridische status van de grond waarop het project zou moeten plaatsvinden.

(172)

Bij brief van 8 juli 2008 heeft Polen een lijst overgelegd met de financiële activa en productiemiddelen die ISD Polska van plan was te verkopen teneinde een opbrengst van 189 miljoen PLN te realiseren. In het gecombineerde herstructureringsplan van 12 september 2008 wordt dit cijfer gecorrigeerd tot 240 miljoen PLN, met name op basis van een nieuwe schattingsgrondslag van het belangrijkste onderdeel van de desinvesteringen: de verkoop van de grond waarop de drie scheepshellingen van Stocznia Gdańsk zich thans nog bevinden. Terwijl het herstructureringsplan van juni nog uitging van een geschatte netto-opbrengst van de verkoop (verkoopprijs minus de kosten van het verkooprijp maken van de grond), gaat het plan van 12 september 2008 uit van een nominale waarde van de verkoopopbrengst en worden de kosten van het verkooprijp maken van de grond meegenomen bij de schatting van de herstructureringskosten. Bij het plan van 12 september 2008 is een onafhankelijke taxatie van de grond gevoegd. Die taxatie toont echter niet de actuele marktwaarde van de grond, maar geeft een schatting van de waarde die de grond zou hebben voor een belegger die daarop bijvoorbeeld appartementen of kantoren wil realiseren.

(173)

Polen verklaarde dat de scheepshellingen op de werf van Gdańsk en het aangrenzende perceel thans eigendom zijn van een vennootschap genaamd Synergia 99. Stocznia Gdynia is een van de aandeelhouders van Synergia en is ingevolge een aandeelhoudersovereenkomst gerechtigd de scheepschellingen en het aangrenzende perceel over te nemen bij liquidatie van Synergia. Volgens de door Polen verschafte informatie zal de verdeling van de activa van Synergia afhangen van de voortgang van de lopende administratiefrechtelijke procedure over de precieze grenzen van de haven van Gdańsk.

(174)

In het gecombineerde herstructureringsplan van 12 september 2008 wordt uitgelegd dat de lopende administratiefrechtelijke procedure geen betrekking heeft op het perceel dat aan de scheepshellingen grenst. Tevens is een bevestiging van Synergia 99 van 28 augustus 2008 bijgevoegd waarin wordt verklaard dat Synergia bij de bevoegde instanties een verzoek zal indienen om het perceel waarop de scheepshellingen zijn gebouwd, niet te beschouwen als behorende tot het havengebied.

(175)

In het plan van 12 september 2008 wordt ook een uitleg gegeven van de regeling die tussen de aandeelhouders is overeengekomen ten aanzien van de liquidatie van Synergia 99. Deze zal in twee fasen geschieden: allereerst wordt Synergia 99 opgesplitst in twee vennootschappen die elk bepaalde geoormerkte activa van Synergia 99 zullen overnemen; daarna zal Stocznia Gdynia enig eigenaar worden van de vennootschap die de grond heeft verkregen waarop de scheepshellingen zijn gebouwd. Volgens het plan dient de eerste fase van de liquidatie plaats te vinden op een vergadering van aandeelhouders van Synergia, te houden op 15 oktober 2008. De geplande opsplitsing is echter afhankelijk van de vraag in hoeverre de grenzen van het havengebied worden gewijzigd. De aandeelhoudersovereenkomst inzake de regeling voor de liquidatie van Synergia 99 is in tijd beperkt.

(176)

Volgens de balans van Stocznia Gdynia heeft de scheepswerf een deelneming in het kapitaal van Synergia 99 van 40 miljoen PLN. Volgens het gecombineerde herstructureringsplan van 12 september 2008 (30) heeft het bestuur van Synergia 99 in augustus 2007 met het oog op de te sluiten aandeelhoudersovereenkomst inzake de opsplitsing van activa bij een eventuele liquidatie van Synergia bevestigd dat de nominale waarde van de activa van Synergia 99 gelijk was aan […] (31) miljoen PLN, welke waarde volgens het bestuur in overeenstemming was met de marktwaarde. Uit een onafhankelijke taxatie die toendertijd door de directie aan de aandeelhouders is verschaft, blijkt inderdaad dat de marktwaarde van de grond waarop de scheepshellingen zich bevinden, […] miljoen PLN bedraagt.

e)    Financiële vooruitzichten

(177)

Het gecombineerde herstructureringsplan van 12 september 2008 bevat een aantal gewijzigde financiële vooruitzichten. Daarbij is uitgegaan van bepaalde veronderstellingen ten aanzien van de inflatie (WIBOR 3m), de wisselkoers tussen de USD en de PLN en de materiaalkosten, voor welke gegevens weer is afgegaan op schattingen van externe deskundigen. De in juni vastgestelde koers tussen de PLN en de USD bedroeg 2,254 voor 2008 en 2,32 voor 2009, terwijl in het plan van 12 september 2008 op basis van een extern rapport (32) is uitgegaan van een wisselkoers van 2,32 voor de gehele herstructureringsperiode. De in juni vastgestelde staalprijs voor 2008 was USD 1 381/t, met daarna een afname tot USD 1 211/t gedurende de periode tot 2011 en vervolgens weer een stijging tot USD 1 359/t gedurende de periode tot 2014. In het plan van 12 september 2008 wordt uitgegaan van hogere staalprijzen (USD 1 539/t in 2009, USD 1 350/t in 2011 en USD 1 516/t in 2014). In het gecombineerde herstructureringsplan van juni 2008 werd uitgegaan van een loonkostenontwikkeling van 7,6 % in 2009, 7 % in 2010, 6 % in 2011 en rond de 5 % na 2012, terwijl in het plan van 12 september 2008 lagere loonstijgingen worden verwacht: 5,8 % in 2009, 5 % in 2010, 4 % in 2011 en 2012 en 3 % per jaar na 2012 (33). In het herstructureringsplan van juni werd een inflatiecijfer van rond de 2,2 % verwacht, terwijl in het plan van 12 september 2008 een hogere inflatie werd voorzien: 3,4 % in 2009 (34) en vervolgens geleidelijk dalend tot 2,5-2,6 % na 2012) (35).

(178)

In vergelijking met het herstructureringsplan van juni 2008 is de belangrijkste wijziging van de financiële vooruitzichten in het plan van 12 september 2008 de opbrengst uit de verkoop van schepen en uit de niet-scheepsbouwactiviteiten. Met name worden in het plan van september veel hogere verkoopprijzen verwacht voor de autoschepen, een van de twee belangrijkste producten. Dit nieuwe uitgangspunt heeft een zeer groot effect op de winstverwachting.

(179)

Ten aanzien van de geconsolideerde winst- en verliesrekening inzake zowel de scheepsbouwactiviteiten als de niet-scheepsbouwactiviteiten wordt in het plan van 12 september 2008 uitgegaan van positieve winstmarges vanaf 2009: 4,1 % in 2009, 3,1 % in 2010, 7,4 % in 2011 en 6,4 % tegen het eind van de herstructureringsperiode in 2012. Daarna zullen de winstmarges naar verwachting dalen tot 4,3 % in 2014 (baisse op de markt) waarna weer een geleidelijke stijging tot 7,7 % in 2017 wordt voorzien.

(180)

In het gecombineerde herstructureringsplan van juni was een korte versie van een gevoeligheidsanalyse opgenomen waarin de gevolgen werden onderzocht die bepaalde wijzigingen van de belangrijkste veronderstellingen zouden hebben op de EBIDTA en de gecumuleerde winst over een periode van tien jaar. Met name zijn de effecten onderzocht van een verdere waardevermeerdering van de PLN met 5 groszy en een verdere stijging van 5 % van de staalprijzen en de lonen. Het gecombineerde herstructureringsplan bevat een nieuwe, meer gedetailleerde gevoeligheidsanalyse waaruit met name blijkt welke gevolgen een waardevermeerdering van de zloty met 5 % zal hebben. In het gecombineerde herstructureringsplan van 12 september 2008 wordt ervan uitgegaan dat Polen in 2013 op de euro zal overstappen en dat de scheepswerf daarna geen invloed meer zal ondervinden van eventuele schommelingen in de wisselkoersen met de dollar. De nieuwe gevoeligheidsanalyse toont ook de gevolgen van een waardevermindering van de dollar ten opzichte van de euro met 5 % in de periode van 2013 tot en met 2017 (de periode na de vermoedelijke invoering van de euro in Polen).

(181)

Volgens de financiële vooruitzichten van het plan van juni wordt pas in 2019, het elfde jaar na aanvang van de activiteiten, voorzien in een niet contant gemaakte terugbetaling (waarbij de in de loop der tijd veranderende geldwaarde buiten beschouwing is gelaten). Bij deze berekening is alleen rekening gehouden met het financiële risico van de investeerder (440 miljoen PLN), hetgeen betekent dat de gecumuleerde kasstromen over de onderzochte periode slechts worden vergeleken met de kapitaalinjecties door de investeerder en dat dus geen rekening is gehouden met het feit dat de staat als eerste verwacht wordt een aanzienlijke kapitaalinjectie te verrichten. In het plan wordt ervan uitgegaan dat de herstructureringskosten van circa 712 miljoen PLN uit de toekomstige kasstromen van de vennootschap zullen worden gefinancierd.

(182)

In het gecombineerde herstructureringsplan van 12 september 2008 is daarentegen een contant gemaakte terugbetaling over een periode van tien jaar opgenomen. Ook in dit plan wordt ervan uitgegaan dat een groot deel van de herstructureringskosten (712 miljoen PLN ) (36) uit de toekomstige kasstromen zal worden gefinancierd.

7.   HERSTRUCTURERINGSPLAN VAN PSC

(183)

PSC is in 2007 in Polen opgericht met het oog op de overname van Stocznia Gdynia. PSC is in handen van twee vennootschappen: Marine Co en Maritim Shipyard, in eigendom toebehorend aan de Poolse ondernemer Janusz Baran. De twee vennootschappen houden zich sinds de jaren 1990 in Gdynia, Gdańsk en Szczecin bezig met het bouwen van schepen en boten en het verrichten van opdrachten in onderaanneming ten behoeve van grotere scheepswerven, met name in Duitsland, Noorwegen, Nederland en Frankrijk, het bouwen van blokken en secties alsmede het verlenen van diensten. Bij de groep zijn in totaal 1 500 mensen werkzaam.

a)    Verkoopstrategie

(184)

Op het punt van de marktstrategie wordt er in het plan van uitgegaan dat de vennootschap zich met name zal richten op containerschepen, autoschepen en gastankers en dat er per jaar maximaal tien PSV’s (platform supply vessels) zullen worden opgeleverd. Ook wordt verondersteld dat de scheepswerf in de toekomst twaalf schepen per jaar zal kunnen produceren (na sluiting van het kleine dok). In het gedeelte over de toekomstige productie wordt ervan uitgegaan dat het aantal opgeleverde vaartuigen zal toenemen (van zes in 2008 tot twaalf in 2009, zeventien in 2010 en eenentwintig in 2012). In het overgelegde financiële model dat kennelijk gebruikt is als basis voor het opstellen van de financiële vooruitzichten, wordt ook uitgegaan van een stijgende productie tot 21 vaartuigen in 2012.

(185)

Voorts wordt in het plan voorzien in een diversificatie van activiteiten en de bouw van een containerterminal op het huidige terrein van de werf. Volgens het plan zal de scheepswerf na de capaciteitsvermindering beschikken over een overtollige kuststrook waarop een containerterminal met een capaciteit van 150 000 TEU per jaar kan worden gerealiseerd.

b)    Industriële en operationele herstructurering

(186)

Van de voorgestelde herstructureringsmaatregelen zijn met name de voorstellen voor een industriële herstructurering van belang op grond waarvan uitvoering dient te worden gegeven aan een investeringsprogramma dat is gericht op een toename van de productiviteit, een verlaging van de kosten en een verkorting van de productiecyclus. De geraamde kosten van dit investeringsprogramma zijn 80 625 000 EUR. Ook is in het plan een voorziening getroffen voor een investering van 50 miljoen PLN (circa 15 miljoen EUR) voor het realiseren van een containerterminal. Het totale bedrag aan investeringskosten komt hiermee uit op 95,6 miljoen EUR. Elders in het herstructureringsplan wordt het totale investeringsbedrag echter geraamd op 131 miljoen EUR (443 miljoen PLN). Het verschil tussen deze cijfers wordt nergens in het plan nader toegelicht. Volgens het plan zal de uitvoering van bovenbeschreven maatregelen over een periode van vijf jaar leiden tot een kostenbesparing van 25 % per schip.

(187)

Het plan voorziet daarnaast in de invoering van een geïntegreerd IT-systeem om alle onderdelen van de activiteiten van de scheepswerf integraal te kunnen beheren, te weten het ontwerpen, de toeleveringen en voorraden, staalverwerking, planning, toezicht en boekhouding.

(188)

Het plan gaat uit van een handhaving van het huidige personeelsbestand dan wel een inkrimping met 650 werknemers. Niet duidelijk is welke factoren de doorslag zullen geven voor de ene of de andere optie. Voorts wordt in het plan voorzien in de invoering van een systeem voor prestatie-afhankelijke beloningen.

(189)

Ten aanzien van een van de grootste problemen van de scheepswerf — de risico’s die worden gelopen op het gebied van fluctuaties in de wisselkoersen en de stijging van de materiaalkosten — wordt in het plan voorgesteld om indexeringsclausules in de contracten te laten opnemen en om natuurlijke hedging-instrumenten in te zetten (waarbij de uitgaven in de valuta van de inkomsten worden gemaakt).

(190)

Voorts wordt er in het plan van uitgegaan dat de scheepsfinanciering wordt gewaarborgd door de aanbetalingsgaranties van het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten, waarbij vergeleken met de normale voorwaarden voor gezonde ondernemingen een gunstige opslag wordt gehanteerd, en via overbruggingsleningen met een garantie door het ministerie van Financiën.

c)    Financiële herstructurering

(191)

Op het punt van de financiële herstructurering gaat het plan ervan uit dat de bestaande contracten worden opengebroken teneinde de verwachte verliezen te kunnen ombuigen. Volgens het plan zal de herstructurering leiden tot een prijsverhoging van 30 % (waardoor de prijzen in lijn zijn met de marktprijzen) en tot extra inkomsten van 100 miljoen USD.

(192)

De uitvoering van het plan is afhankelijk van de vraag of de Poolse staat extra steun verleent in de vorm van een kapitaalinjectie van 515 miljoen PLN, alsmede van een kwijtscheldings- en betalingsregeling voor de schulden aan de overheid voor een totaalbedrag van 497 miljoen PLN en van een adequate dekking van andere ontstane en potentiële verplichtingen van de scheepswerf (zoals de toekomstige verliezen op de bestaande contracten en eventuele rechtszaken). Tot slot roept de investeerder de staat op ervoor zorg te dragen dat het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten de productie gedurende de herstructureringsperiode garandeert tegen een gunstige opslag (vergeleken met de opslag die normaliter aan gezonde ondernemingen in rekening wordt gebracht) en dat het ministerie van Financiën een werkkapitaalgarantie tot maximaal 297 miljoen PLN verstrekt.

d)    Eigen bijdrage

(193)

Ten aanzien van de eigen bijdrage voorziet het plan in een kapitaalinjectie van 500 miljoen PLN door de investeerder ten behoeve van de financiering van de investeringen en de dekking van verliezen op bestaande contracten. Ook wordt in het plan gesteld dat de eigen bijdrage aan het herstructureringsproces een bedrag van 50 miljoen PLN omvat dat zal worden gerealiseerd uit de voorgenomen verkoop van bepaalde activa alsmede een bedrag van 124,5 miljoen PLN, zijnde de opbrengst uit de gerealiseerde verkoop van activa na de toetreding. Betoogd zou derhalve kunnen worden dat de eigen bijdrage daarmee uitkomt op een bedrag van 675 miljoen PLN. In het herstructureringsplan wordt door de investeerder evenwel een eigen bijdrage van slechts 475 miljoen PLN genoemd.

e)    Financiële vooruitzichten

(194)

De financiële vooruitzichten zijn gebaseerd op een stabiele wisselkoers van 3,46 PLN per EUR en 2,2 PLN per USD. In de vooruitzichten wordt uitgegaan van de veronderstelling dat het aantal te bouwen vaartuigen tot 2012 toeneemt tot 21 en dat de investeerder daadwerkelijk voornemens is de scheepsbouwactiviteiten op de werf uit te breiden: de verwachte omzet over 2008 is 1,2 miljard PLN en verwacht wordt dat deze blijft toenemen tot 2,6 miljard tegen 2012 (een stijging van 116 % ten opzichte van 2008).

8.   COMPENSERENDE MAATREGELEN

(195)

In samenwerking met haar externe adviseur en de werf heeft de Commissie de navolgende methode vastgesteld voor het evalueren van de capaciteitsvermindering die door Polen als compenserende maatregel is voorgesteld.

(196)

Om als compenserende maatregel effect te sorteren, dient die capaciteitsvermindering te waarborgen dat de toekomstige capaciteit van de werf na de herstructurering kleiner is dan de huidige capaciteit.

(197)

De Commissie heeft allereerst de huidige technische capaciteit van de werf beoordeeld. In dat verband heeft zij gesteld dat het assembleren van de schepen in de dokken een knelpunt in het productieproces van de werf is dat niet simpelweg door outsourcing op te lossen is. Op basis van de methode die de Commissie gebruikt heeft (en die noch door de Poolse autoriteiten, noch door de werf betwist is) wordt de capaciteit berekend aan de hand van de assemblageduur in het dok van een gemiddelde portefeuille aan schepen (aangezien de assemblage van schepen met verschillende CGT-waarden toch evenveel tijd kan kosten).

(198)

Bij het berekenen van de huidige capaciteit dient rekening te worden gehouden met de feitelijke tijd die nodig is om een (bepaald type) schip in een dok te assembleren. Bij het berekenen van die tijdsduur dienen alle bestaande tekortkomingen in aanmerking te worden genomen zoals de lage productiviteit, de bestaande knelpunten, de verouderde activa, een inefficiënte productiestroom en de problemen met het personeel. De enige factor waaraan die assembleertijd aangepast kan worden, zijn de financiële beperkingen als gevolg van de moeilijke financiële situatie waarin de werf verkeert. Het niet of slechts beperkt toegang hebben tot werkkapitaal kan het productieproces immers ernstig belemmeren. Aangezien dit echter een externe factor is die kenmerkend is voor alle bedrijven in financiële moeilijkheden en die geen verband houdt met de inefficiëntie van het bedrijf zelf, heeft de Commissie zich op het standpunt gesteld dat de feitelijke prestaties van de werf gebaseerd dienen te worden op de hypothese dat er sprake is van een probleemloze toegang tot werkkapitaal.

(199)

Bij de raming van de toekomstige capaciteit is rekening gehouden met de tijd die waarschijnlijk nodig is om een (bepaald type) schip op de scheepshelling te assembleren. Daarbij is ervan uitgegaan dat de productiviteit van de werf vergelijkbaar is met een benchmark van andere concurrerende Europese scheepswerven. Met andere woorden, net als bij die andere werven dienen bij de capaciteitsberekening van de werf ook de effecten van de noodzakelijke modernisering van de faciliteiten en de invoering van optimale werkomstandigheden (organisatie, toeleveringen, personeelsbestand) in aanmerking te worden genomen.

(200)

Die modernisering is onvermijdelijk indien de werf zijn levensvatbaarheid op de lange termijn zeker wil stellen. Door de hieraan gekoppelde productiviteitsstijging is de werf in staat om zowel de input te verminderen als sneller te produceren. Indien bepaalde aspecten van de productie verbeteren, zal de capaciteit (in de zin van het vermogen om een bepaald aantal schepen te bouwen) echter ook toenemen. Daarom dient hier de kanttekening te worden gemaakt dat het buiten bedrijf stellen van bepaalde faciliteiten – zoals het sluiten van het droogdok SD I van de werf Stocznia Gdynia – volledig gecompenseerd kan worden door een capaciteitstoename van het resterende dok. Indien de compenserende maatregelen daadwerkelijk effect willen hebben, dient de capaciteitsvermindering zodanig te zijn dat de capaciteit van de werf aan het einde van de herstructurering, d.w.z. na de investeringen en verbeteringen in de productiviteit, lager is dan de huidige capaciteit. Alleen op deze manier kunnen de twee relevante doelstellingen met elkaar in overeenstemming worden gebracht, te weten enerzijds het verwezenlijken van de levensvatbaarheid op de lange termijn, waarvoor een grotere productiviteit noodzakelijk is, en anderzijds het zo veel mogelijk minimaliseren van de verstorende effecten op de handel.

(201)

Om een consequente berekening van de huidige en de toekomstige capaciteit te waarborgen, dient eenzelfde productmix gebruikt te worden, d.w.z. identieke scheepstypen. Als alternatief kan er als vervanging een „gemiddeld schip” worden gebruikt (d.w.z. de gemiddelde CGT-waarde op basis van de orderportefeuille van de werf).

(202)

Aanvankelijk heeft Stocznia Gdynia aangegeven dat haar technische capaciteit 540 000 CGT bedroeg. Na een toelichting op bovenstaande rekenmethode en nadat er tussen de Commissie en Stocznia Gdynia onderlinge overeenstemming was bereikt, heeft de werf aangegeven dat de technische veronderstellingen voor de berekening van die huidige capaciteit (in zo verre ervan uit wordt gegaan dat er geen financiële beperkingen bestaan) een dokcyclus van drie maanden is met een parallelle assemblage van maximaal drie schepen in verschillende bouwfasen (gedeeltelijk gebruik van de semi-tandem-methode in het grote SD II-dok). Op die basis kunnen er maximaal veertien schepen per jaar worden gebouwd. De gebruikte hypothetische portefeuille is kenmerkend voor de werf, hetgeen ook blijkt uit de bestaande portefeuille en de verkoopstrategie zoals die in het herstructureringsplan van 2006 is opgenomen. Met een gemiddelde van 27 000 CGT per schip wordt de huidige capaciteit zonder financiële beperkingen op 378 000 CGT geraamd.

(203)

Om de impact te onderzoeken van de bestaande financiële beperkingen op het productieproces (i.c. te onderzoeken met hoeveel weken/maanden de productiecyclus wordt verlengd bij vertragingen in de levering van materialen uitsluitend als gevolg van een gebrek aan werkkapitaal) en om te beoordelen of de ernst van die beperkingen over- dan wel onderschat worden, heeft de Commissie het capaciteitscijfer vergeleken met het beste resultaat in de afgelopen jaren (twaalf schepen in 2002 met een gezamenlijk totaal van 272 000 CGT). In de eerste plaats merkt de Commissie op dat de discrepantie tussen het beste resultaat in 2002 en de huidige technische capaciteit mede een gevolg is van verschillen in de orderportefeuilles. Op dit moment bouwt de werf schepen met een hogere CGT-waarde. Indien de werf in 2002 schepen had geproduceerd van gemiddeld 27 000 CGT, zou de totale productie 324 000 CGT hebben bedragen. Het resterende verschil kan toegeschreven worden aan de huidige financiële beperkingen met betrekking tot het productieproces. Dat verschil komt overeen met circa twee schepen met een gemiddeld CGT, dat is 14 % van de capaciteit, hetgeen de Commissie als een redelijk uitgangspunt beschouwt.

(204)

Ten aanzien van de toekomstige capaciteit op basis van de aanname dat beide dokken gebuikt worden, heeft de werf toegelicht dat het grote SD II-dok zowel voor parallelle scheepsbouw als voor de semi-tandem-constructie geschikt is. Dat betekent dat er maximaal vier scheepsrompen in verschillende constructiefasen tegelijkertijd kunnen worden gebouwd. Op basis van een dokcyclus van drie maanden zou de werf zo maximaal achttien schepen per jaar kunnen bouwen (37). Uitgaande van een gemiddeld CGT per schip van 27 000 zou de toekomstige capaciteit van de werf met beide dokken in bedrijf 486 000 CGT bedragen. Uitgaande van schepen van gemiddeld 27 000 CGT zou de toekomstige capaciteit van de werf na de sluiting van het kleine SD I-dok twaalf schepen c.q. 324 000 CGT bedragen.

(205)

Op basis van deze cijfers concludeert de Commissie dat de capaciteitsvermindering na sluiting van het kleine SD I-dok overeenkomt met circa 14 %. Rekening houdend met het feit dat de werf dan nog slechts over één faciliteit voor de tewaterlating zou beschikken (het SD II–droogdok), en de werf middels een uitgebreide, betrouwbare break-even-analyse heeft aangetoond dat door een vermindering van de capaciteit van het SD II-dok (naast de sluiting van het SD I-dok), de levensvatbaarheid van de werf op lange termijn in gevaar zou komen, heeft de Commissie vooralsnog besloten dat de door Polen voorgestelde sluiting van het SD I-dok een toereikende compenserende maatregel is.

(206)

In het gecombineerde herstructureringsplan van ISD Polska wordt een alternatief pakket van compenserende maatregelen gepresenteerd met het oog op de gekozen bedrijfsstrategie. In het plan worden de volgende compenserende maatregelen voorzien in het kader van het onderzoek naar de toekenning van staatssteun aan Stocznia Gdańsk en Stocznia Gdynia: het sluiten van drie scheepshellingen van Stocznia Gdańsk (uiterlijk 31 december 2008) in zoverre het mogelijk is om de bestaande productie van Stocznia Gdańsk gezien de technische, organisatorische en juridische obstakels, te verplaatsen naar het kleine dok van Gdynia. Tijdens de bijeenkomst van 8 juli 2008 heeft ISD Polska verklaard dat ervan uit werd gegaan dat de scheepshellingen niet vóór de tweede helft van 2009 gesloten zouden worden vanwege de noodzakelijke werkzaamheden om het kleine droogdok van Gdynia in te richten. In het gecombineerde herstructureringsplan van september wordt voorgesteld om de sluiting van twee scheepshellingen uit te stellen tot juni 2009 en om de derde scheepshelling pas in oktober 2009 te sluiten (38). Daarnaast zal de capaciteit van de werf tot 400 000 CGT per jaar beperkt worden gedurende een periode van tien jaar na de toetredingsdatum van Polen tot de Europese Unie, dat wil zeggen tot 2014.

(207)

Tijdens de bijeenkomst van 30 september heeft ISD Polska de Commissie geïnformeerd dat de productie, als aanvullende compenserende maatregel, voor een periode van tien jaar na de sluiting van de hellingen ook verder teruggebracht zou kunnen worden tot 360 000 CGT per jaar. ISD Polska heeft in dat verband ook aangegeven dat de hellingen ook eerder gesloten zouden kunnen worden dan in het herstructureringsplan van 12 september is voorzien: scheepshellingen B3 en B5 zouden eind april 2009 buiten bedrijf kunnen worden gesteld en scheepshelling B1 uiterlijk eind augustus 2009.

(208)

In het herstructureringsplan van PSC is erin voorzien dat het kleinere dok begin 2009 verkocht wordt. De verwachte opbrengst van 170 miljoen PLN is bedoeld om het werkkapitaal van de werf te verhogen.

9.   TOEGEKENDE STAATSSTEUN AAN STOCZNIA GDYNIA (SITUATIE IN JUNI 2008)

(209)

Volgens de Poolse autoriteiten heeft Stocznia Gdynia sinds 1 mei 2004 de staatssteun ontvangen zoals die in de tabellen 1-4 is opgenomen.

(210)

In tabel 1 is de steun weergegeven zoals deze tussen 1 mei 2004, de datum van de Poolse toetreding tot de EU, en 30 juni 2007 is toegekend. Polen heeft deze maatregelen bij brief van 13 juli 2007 aangemeld. Het overzicht bevat ook een aantal maatregelen die beschreven zijn in bijlage I, deel B, bij het besluit om een formele onderzoeksprocedure in te leiden.

(211)

Polen heeft een aanvullende toelichting verstrekt met betrekking tot de schuldsanering op grond van hoofdstuk 5a. De Poolse autoriteiten hebben toegelicht dat de werf activa aan de Beheerder (39) heeft overgedragen voor een bedrag dat ten minste gelijk is aan 45 % van de waarde van de overgedragen passiva (40). Volgens Polen is de staatssteuncomponent dus gelijk aan 55 % van de nominale waarde van de passiva die aan de Beheerder zijn overgedragen. Voor een overzicht van die nominale waarden wordt verwezen naar tabel 1 hieronder.

(212)

De leningen in tabel 1 die gedekt zijn door garanties van het ministerie van Financiën, zijn verstrekt tegen een rentetarief van LIBOR 1M + 100 basispunten. Het risico dat de werf in gebreke zou blijven, is op het moment van de verstrekking van de garanties door de Poolse autoriteiten op 60-70 % geraamd. De garanties van het ministerie van Financiën zijn afgegeven in ruil voor zekerheid in de vorm van een door de werf uitgegeven blanco promesse en een notariële akte waarin de werf instemde met een uitwinning van activa tot 120 % van de waarde van de garantie. Het ministerie van Financiën heeft een opslag van 0,4 % van het gegarandeerde bedrag in rekening gebracht.

(213)

In tabel 1 zijn ook leningen van Korporacja Polskie Stocznie (hierna: „KPS”) opgenomen die gebruikt zijn om de behoefte aan werkkapitaal van de werf te financieren. Bij brieven van 11 juli 2007 en 9 januari 2008 heeft Polen gesteld dat deze leningen geen staatssteun vormen aangezien de in rekening gebrachte rente overeenkomt met de risicobeoordeling van het specifieke project waarvoor de lening was aangevraagd.

(214)

Voor de leningen die in 2005-2007 zijn verstrekt, heeft KPS een rentetarief in rekening gebracht variërend van 9,6 % tot 13,46 %, waarbij de gemiddelde vaste rente 10,64 % bedroeg. Daarnaast heeft KPS een eenmalige vergoeding van tussen de 0,1 % en 0,4 % in rekening gebracht. Volgens de Poolse autoriteiten heeft KPS zekerheid verlangd in de vorm van een toestemming tot uitwinning, een overeenkomst inzake de cessie van vorderingen, een blanco promesse c.q. activaverpandingen (41).

(215)

KPS is in 2004 opgericht als een volledige dochteronderneming van het Agentschap voor Industriële Ontwikkeling om als risicokapitaalfonds voor het Agentschap te fungeren. De oorspronkelijke rol was om als vehikel te dienen voor de consolidatie van de drie grootste scheepswerven in Polen, maar dit project is in 2006 afgeblazen. Volgens de informatie die Polen in 2006 heeft verstrekt (42), zou KPS gefinancierd worden middels een kapitaalinjectie door het Agentschap voor Industriële Ontwikkeling, een bijdrage in natura (aandelen in derde bedrijven) door het Agentschap en een doorlopende banklening van het Agentschap die specifiek was bedoeld om de financiering van scheepswerven te ondersteunen. Volgens de informatie die beschikbaar is op de website van de Poolse regering, zou KPS ook de scheepsbouwactiviteiten in Polen moeten steunen door het uitgeven van obligaties die volledig door het Agentschap voor Industriële Ontwikkeling gegarandeerd zouden worden. In het document Een strategie voor de scheepsbouwsector (maritieme scheepsbouwwerven) in Polen 2006-2010  (43) wordt zelfs bevestigd dat KPS financiële middelen zou moeten genereren door de uitgifte van schuldpapieren met een waarde van ongeveer 100 miljoen USD, gedekt door activa die geoormerkt waren voor de herstructurering van de scheepsbouwsector in de vorm van fondsen die door het ministerie van Financiën naar het Agentschap voor Industriële Ontwikkeling zijn overgeheveld.

(216)

In tabel 2 zijn de maatregelen opgenomen waarover de Commissie na 13 juli 2007 is geïnformeerd bij brieven van 6 december 2007 en 12 februari 2008: twee leningen van het Agentschap voor Industriële Ontwikkeling ter financiering van werkkapitaal (lonen en handelsverplichtingen). In tabel 2 is ook een lening opgenomen die KPS verstrekt heeft op grond van het besluit onder nr. 02/11/2007. De Commissie is hierover bij brief van 9 januari 2008 in kennis gesteld (44). De Commissie beschikt echter niet over nadere informatie over de omvang en de looptijd van deze lening. Voor deze lening heeft KPS 10,5 % rente en een eenmalige vergoeding van 0,1 % in rekening gebracht.

(217)

Gezien de penibele financiële situatie van de werf kan de Commissie de mogelijkheid niet uitsluiten dat er ook nog andere staatssteun van soortgelijke aard aan Stocznia Gdynia is toegekend.

(218)

In tabel 3 wordt een overzicht gegeven van de openstaande schulden van Stocznia Gdynia aan de overheid per 30 september 2007. Deze informatie is door Polen bij brief van 9 januari 2008 verstrekt. Polen heeft in die brief bevestigd dat Stocznia Gdynia haar schulden aan de overheid niet periodiek voldoet. De vorderingen van het Bureau voor Sociale Zekerheid (ZUS) worden bijvoorbeeld op het moment dat deze opeisbaar worden slechts betaald in zoverre de financiële situatie dit toelaat.

(219)

Volgens bijlage 1 bij de brief van Polen van 9 januari 2008 bedroegen de openstaande vorderingen van de relevante overheidsinstanties per 1 mei 2004 ongeveer 254 miljoen PLN. Tussen 1 mei 2005 en 30 september 2007 zijn daar nieuwe schulden bijgekomen ter waarde van circa 362 miljoen PLN. In die periode heeft Stocznia Gdynia een bedrag van ongeveer 194 miljoen PLN terugbetaald (45). Per 30 september 2007 bedragen de openstaande vorderingen van de overheid circa 423 miljoen PLN.

(220)

Stocznia Gdynia was voornemens om in ieder geval een deel van de openstaande schulden terug te betalen uit de opbrengst van de kapitaalinjectie door het ministerie van Financiën ter hoogte van 515 miljoen PLN. Hieraan was echter wel de voorwaarde verbonden dat een particuliere investeerder die op basis van de bovenbeschreven privatiseringsprocedure geselecteerd zou moeten worden, eveneens een kapitaalinjectie zou doen.

(221)

Na de toetreding van Polen tot de EU heeft Stocznia Gdynia tot slot steun ontvangen die door Polen wordt aangemerkt als steun die voor andere doeleinden dan de herstructurering is toegekend (zie tabel 4 hierna). Het ging om een bedrag aan staatssteun van in totaal 412 000 PLN voor O&O en opleidingen.

(222)

Behalve de steun die is opgenomen in de tabellen 1 tot en met 4 heeft Stocznia Gdynia ook nog andere steun ontvangen.

(223)

In de eerste plaats heeft Polen bij brief van 11 juli 2007 (46) een maatregelenpakket aangekondigd dat omschreven werd als steun die toegekend dient te worden […] tussen 1 juli 2007 en het voltooien van het herstructureringsproces.

(224)

De Commissie constateert in ieder geval dat deze maatregelen een mogelijke afschrijving van de rente omvatten die is opgebouwd tussen 1 juli 2003 en 15 maart 2005 met betrekking tot vorderingen van de overheid die geherstructureerd zijn op grond van hoofdstuk 5a. Daarmee is een bedrag gemoeid van in totaal 6 905 304 PLN. Volgens Polen zijn Stocznia Gdynia en de Poolse autoriteiten het niet eens over de vraag of deze rente al dan niet afgeschreven dient te worden en is hierover een zaak aanhangig gemaakt voor de nationale rechter. Aangezien deze rente voortvloeit uit de hoofdvorderingen die op grond van hoofdstuk 5a geherstructureerd zijn (zie tabel 1), is de Commissie van mening dat het afschrijven van die rente voor het volledige bedrag (47) als staatssteun aangemerkt dient te worden en onder het toepassingsgebied van de onderhavige beschikking valt.

(225)

De Commissie merkt eveneens op dat deze tabel een aantal maatregelen bevat verband houdende met een uitstel van betaling of een afschrijving van schulden aan de overheid. Het is niet duidelijk in welke mate deze maatregelen overlap vertonen met de openstaande vorderingen van de overheid zoals opgenomen in bijlage 1 bij de brief van Polen van 9 januari 2008 (zoals hieronder samengevat in tabel 3).

(226)

Wellicht van het grootste belang is het feit dat Stocznia Gdynia geprofiteerd heeft van de productiegaranties van het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten (hierna: „de aanbetalingsgaranties” of „de garanties van het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten”). Vanaf 1 mei 2004 is vrijwel de gehele productie van de werf dankzij deze garanties gefinancierd. In de periode tussen 1 mei 2004 en 12 juni 2008 heeft Stocznia Gdynia 108 garanties gekregen voor een totaalbedrag van 3 095 529 638 PLN ten behoeve van schepen die op de werf van Gdynia zijn gebouwd (dus niet op de werf van Gdańsk, een voormalige dochteronderneming van Stocznia Gdynia) (48). In zijn document van 11 juli 2007 heeft Polen de Commissie geïnformeerd dat het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten tot eind 2008 garanties aan Stocznia Gdynia zou blijven verstrekken.

(227)

Het is een bekend gegeven in de scheepsbouw dat werven doorgaans onvoldoende werkkapitaal hebben voor de bouw van schepen en dat zij daarvoor op externe financiering terugvallen, hetzij middels leningen (de zogeheten productieleningen) hetzij door gebruik te maken van de aanbetalingen van reders. Meestal betalen die reders 80 % van de koopprijs in termijnen vooraf, waarbij die termijnen samenvallen met bepaalde, duidelijk gedefinieerde fasen in de constructie. De resterende 20 % wordt bij levering van het schip voldaan. De participatie van reders in de financiering van de bouw van schepen is dan ook essentieel. De rol van de aanbetalingsgaranties die het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten aan Stocznia Gdynia heeft verstrekt, was het verzekeren van de aanbetalingen van reders tegen het risico dat de werf niet in staat zou zijn om het desbetreffende schip te leveren.

(228)

Volgens diverse verklaringen van Polen werden de garanties van het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten op de volgende manier aan Stocznia Gdynia verstrekt (49). In de eerste plaats werd er een overeenkomst gesloten met de betrokken reder, die doorgaans pas van kracht zou worden indien Stocznia Gdynia aan de voorwaarde had voldaan om binnen een bepaalde periode aan te tonen dat de financiering van de bouw door het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten gegarandeerd zou worden. Vervolgens vaardigde het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten een besluit uit dat zij de financiering van het gehele schip zou dekken door de aanbetalingen te garanderen. In de daaropvolgende individuele overeenkomsten activeerde het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten de garantie voor elk van de afzonderlijke aanbetalingen (doorgaans vier). Het totale risico voor het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten als Stocznia Gdynia niet in staat zou zijn om te leveren, beloopt doorgaans 80 % van de totale koopprijs, hetgeen overeenkomt met alle aanbetalingen die de reder vóór de levering heeft gedaan. Dat totale risico is bekend op het moment dat het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten het besluit uitvaardigt om de aanbetalingen van de reder te dekken. De garantie vervalt bij levering van het schip.

(229)

De activiteiten van het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten zijn gevarieerd (50), maar kunnen in wezen opgesplitst worden in een commercieel gedeelte en in werkzaamheden die namens het ministerie van Financiën uitgevoerd worden of door dat ministerie gegarandeerd worden. Die laatste werkzaamheden worden middels een aparte bankrekening uitgevoerd, te weten „Interes Narodowy”. De garanties die aan Stocznia Gdynia zijn verstrekt, behoren tot de werkzaamheden die door het ministerie worden gegarandeerd.

(230)

Volgens de informatie die Polen heeft verschaft, zijn de aanbetalingsgaranties door het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten aan Stocznia Gdynia verstrekt tegen garantieopslagen die varieerden afhankelijk van de waarde van de garantie. Zo bedroeg die opslag bijvoorbeeld 2 % per jaar voor garanties die lager waren dan 35 miljoen PLN en 1 % per jaar voor garanties met een waarde van meer dan 35 miljoen PLN. Als zekerheid voor een garantie verlangde het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten de overdracht van de eigendom van het schip, van het schip onder constructie en van de bouwmaterialen. Voor de garanties die het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten vóór het einde van de herstructureringsperiode, i.c. vóór 2012, heeft verstrekt, gelden waarschijnlijk dezelfde voorwaarden.

(231)

Tot slot merkt de Commissie op dat Polen op 3 juni 2008 een besluit heeft aangenomen om Stocznia Gdynia een aanvullende kapitaalinjectie van 515 miljoen PLN toe te kennen.

(232)

Uit de tabellen 1-4 en uit bovenstaande informatie blijkt dat Stocznia Gdynia sinds 1 mei 2004 geprofiteerd heeft van steunmaatregelen met een totale nominale waarde van 5 018 862 443 PLN (circa 1 434 miljoen EUR).

Tabel 1

Aan Stocznia Gdynia toegekende staatssteun tussen 1 mei 2004 en 30 juni 2007 volgens de informatie die door de Poolse autoriteiten beschikbaar is gesteld

Item nr.

Steunverlenende autoriteit

Steuninstrument

Rechtsgrondslag

Nummer van besluit of overeenkomst

Datum waarop de steun is toegekend

Datum van inwerking-treding

Periode waarvoor de steun is toegekend

Nominale waarde van de steun

(in PLN)

1

2

3

4

5

6

7

8

9

1.

Min. van Financiën

Garantie – schip nr. 8276/1

Garanties verstrekt door het min. van Financiën en in het kader van de Wet op de rechtspersonen van 8 mei 1997 (Staatsblad 2003/174, item 1689, zoals gewijzigd)

Kabinetsbesluit nr. 198/2004 of 24.8.2004

24.8.2004

3.9.2004

Tot 30.3.2006

75 000 000,00

2.

Min. van Financiën

Garantie – schip nr. 8276/2

Kabinetsbesluit nr. 198/2004 van 24.8.2004

24.8.2004

3.9.2004

Tot 11.12.2006

75 000 000,00

3.

Min. van Financiën

Garantie – schepen nrs. 8245/1-4

Kabinetsbesluit nr. 213/2004 van 7.9.2004

7.9.2004

17.9.2004

Tot 27.2.2007

82 531 200,00

4.

Min. van Financiën

Garantie – schepen nrs. 8148/11 en 8184/14-17

Kabinetsbesluit nr. 222/2004 van 21.9.2004

21.9.2004

1.10.2004

Tot 15.1.2008

147 662 619,46

5.

Hoofd van de provincie Pommeren

Afschrijving

Wet van 30.10.2002

Besluit nr. UPP/11/3/2005 van de voorzitter van het Agentschap voor Industriële Ontwikkeling van 15.3.2005

4.1.2005

15.3.2005

Eenmalige afschrijving

600 568,04 (51)

6.

Staatsfonds voor de herintegratie van gehandicapten

Afschrijving

Besluit nr. UPP/11/3/2005 van de voorzitter van het Agentschap voor Industriële Ontwikkeling van 15.3.2005

4.1.2005

15.3.2005

Eenmalige afschrijving

5 331 071,54 (51)

7.

Provincie Pommeren

Afschrijving

Besluit nr. UPP/11/3/2005 van de voorzitter van het Agentschap voor Industriële Ontwikkeling van 15.3.2005

4.1.2005

15/3/2005

Eenmalige afschrijving

2 414 962,11 (51)

8.

ZUS

Afschrijving

Besluit nr. UPP/11/3/2005 van de voorzitter van het Agentschap voor Industriële Ontwikkeling van 15.3.2005

4.1.2005

15.3.2005

Eenmalige afschrijving

23 048 186,93 (51)

9.

Agentschap voor Industriële Ontwikkeling

Kapitaalinjectie

Artikel 56, Privatiseringswet (Staatsblad 2002/171, item 1397, als gewijzigd)

Overeenkomst (notariële akte Rep. A nr. 3255/2005)

23.6.2005

27.6.2005

Eenmalige kapitaalinjectie

40 000 000,00

10.

Vereniging van gemeenten

Regeling voor terugbetaling in termijnen

Wet van 30.10.2002

Nr. 200364/1/ZR –herstructurerings- overeenkomst van 22.11.2004

22.11.2004

Maandelijkse termijn-betalingen van 31.12.2004 tot 28.2.2006

Eenmalige transactie

419 543,25

11.

Min. van Financiën

Bouwgarantie voor de schepen met nrs.: 8184/21-25

Garanties verstrekt door het min. van Financiën en in het kader van de Wet op de rechtspersonen van 8 mei 1997 (Staatsblad 2003/174, item 1689, zoals gewijzigd)

Kabinetsbesluit nr. 93/2005

12.4.2005

12.9.2007

Tot 31.12.2007

97 098 200,00

12.

KPS

Lening

Activiteit van KPS volgens de statuten

Overeenkomst van lening nr. 1/2/2005

10.2.2005

10.2.2005

8.3.2005

7 500 000,00

13.

KPS

Lening

Activiteit van KPS volgens de statuten

Overeenkomst van lening nr. 02/04/2005

12.4.2005

20.4.2005

5.5.2005

7 500 000,00

14.

KPS

Lening

Activiteit van KPS volgens de statuten

Overeenkomst van lening nr. 04/09/2005

21.9.2005

31.10.2005

4.1.2006

14 500 000,00

15.

KPS

Lening

Activiteit van KPS volgens de statuten

Overeenkomst van lening nr. 02/07/2006

24.7.2006

3.8.2006

29.11.2006

10 000 000,00

16.

KPS

Lening

Activiteit van KPS volgens de statuten

Overeenkomst van lening nr. 01/04/2006

21.4.2006

26.4.2006

30.7.2007

4 000 000,00

17.

KPS

Lening

Activiteit van KPS volgens de statuten

Overeenkomst van lening nr. 01/12/2006

5.12.2006

5.12.2006

7.2.2006

5 500 000,00

11.12.2006

2 300 000,00

18.

KPS

Lening

Activiteit van KPS volgens de statuten

Overeenkomst van lening nr. 01/03/2007

20.3.2007

20.3.2007

20.9.2007

6 200 000,00

29.3.2007

2 000 000,00

23.4.2007

5 800 000,00

19.

ZUS

Regeling voor de terugbetaling in termijnen

Toegepast door de debiteur

Formeel nog niet toegekend, maar in de praktijk wel uitgevoerd

 

In termijnen tot eind 2008

In termijnen tot eind 2008

34 272 360,17

Totaal

648 678 711,50

Tabel 2

Aan Stocznia Gdynia toegekende aanvullende staatssteun tussen 1 juni 2007 en 15 juli 2008 volgens de informatie die door de Poolse autoriteiten beschikbaar is gesteld

Nr

Steunverlenende autoriteit

Steuninstrument

Rechtsgrondslag

Nummer van besluit of overeenkomst

Datum waarop de steun is toegekend

Datum van inwerking-treding

Periode waarvoor de steun is toegekend

Nominale waarde van de steun

(in PLN)

20.

Agentschap voor Industriële Ontwikkeling

Lening

Artikel 56, Privatiseringswet (Staatsblad 2002/171, item 1397, zoals gewijzigd)

Overeenkomst van lening nr. OPP/11/07

4.12.2007

In twee termijnen:

5.12.2007

4.1.2008

Uiterlijk 31.5.2008

40 000 000

21.

Agentschap voor Industriële Ontwikkeling

Lening

 

 

5.2.2008

 

 

54 000 000

22.

KPS

Lening

Activiteit van KPS volgens de statuten

Overeenkomst van lening nr 2.11.2007

 

 

 

?

Tabel 3

Openstaande schulden aan de overheid per 30 september 2007 volgens de informatie die door de Poolse autoriteiten beschikbaar is gesteld

 

Toekennende autoriteit

Specificatie van de schuld

Openstaand bedrag per 30 september 2007

(in PLN)

23.

ZUS

Uitstel van premies, betaling in termijnen

mei 2004 - september 2007

356 708 912

24.

Staatsfonds voor de herintegratie van gehandicapten

Uitstel van premies, betaling in termijnen

mei 2004 - september 2007

12 192 821

25.

Gemeente Gdańsk

Uitstel van onroerendezaakbelasting, betaling in termijnen

mei 2004 - september 2007

50 872 523

26.

Gemeente Gdańsk

Uitstel van premies voor grondgebruik, betaling in termijnen

2005-2007

2 859 684

27.

Hoofd van de provincie Pommeren

Uitstel van milieuvergoeding, betaling in termijnen

mei 2004 – september 2007

361 781

Totaal

422 995 722

Tabel 4

Aan Stocznia Gdynia toegekende staatssteun voor andere doeleinden dan de herstructurering volgens de informatie die door de Poolse autoriteiten beschikbaar is gesteld

Nr.

Steunverlenende autoriteit

Steun-instrument

Doel

Rechtsgrondslag

Nummer van besluit of overeenkomst

Datum waarop de steun is toegekend

Datum van inwerking-treding

Periode waarvoor de steun is toegekend

Nominale waarde van de steun

(in PLN)

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

28.

Agentschap voor Industriële Ontwikkeling

Subsidie

O&O

Projectonderdeel van INTERREG IIIC - 2005 Begrotingswet van 22.12.2004, Staatsblad nr. 278 van 29.12.2004, item 2755

Betalingsnotitie nr. 05/ERR/2006

30.5.2006

30.5.2006

Eenmalige subsidie

1 322,19

29.

Ministerie van Onderwijs en Onderzoek

Subsidie

Besluit van de voorzitter van het staatscomité voor wetenschappelijk onderzoek van 30.11.2001 (Staatsblad nr. 146, item 1642, zoals gewijzigd)

EU-project G3RD-CT-2002-00822-FASTPOD

26.6.2006

26.6.2006

Eenmalige subsidie

49 571,98

30.

Ministerie van Onderwijs en Onderzoek

Subsidie

 

Besluit nr. 03797/C.ZR6-6/2005

12.12.2005

20.11.2006

Project dient uiterlijk 31.1.2009 uitgevoerd te zijn

279 825,51

31.

Ministerie van Wetenschappen en Hoger Onderwijs

Subsidie

Wet op de wetenschapfinanciering van 8.10.2004 (Staatsblad nr. 238, item 2390, zoals gewijzigd)

Besluit nr. 03858/C.ZR8-6/2006

1.9.2006

20.11.2006

Project dient uiterlijk 31.3.2009 uitgevoerd te zijn

36 509,45

32.

Ministerie van Wetenschappen en Hoger Onderwijs

Subsidie

O&O

Wet op het staatscomité voor wetenschappelijk onderzoek van 12.1.1991 (Staatsblad nr. 33 van 2001, item 389)

Besluit nr. 960/E-594/SPB/5.PR UE/DZ 29/2003-2005

31.1.2003

30.6.2005

30.6.2005

37 906,00

33.

Pools Agentschap voor de Ontwikkeling van het Bedrijfsleven

Subsidie

Besluit van de minister van Economische Zaken en Werkgelegenheid van 16.9.2004 inzake de toekenning door Polen (Agentschap voor de Industriële Ontwikkeling) van financiële steun als onderdeel van het sectorale operationele programma Personeelszaken 2004-2006 (Staatsblad 2007, item 2115)

Overeenkomst nr. 30/2006/efs/gdy van 20.1.2006 (opleiding gefinancierd door ESF)

2.2.2006

25.5.2006

Eenmalige subsidie

4 253,02

34.

Pools Agentschap voor de Ontwikkeling van het Bedrijfsleven

Subsidie

Besluit van de minister van Economische Zaken en Werkgelegenheid van 16.9.2004 inzake de toekenning door Polen (Agentschap voor de Industriële Ontwikkeling) van financiële steun als onderdeel van het sectorale operationele programma Personeelszaken 2004-2006 (Staatsblad 2007, item 2115)

Overeenkomst nr. WSAiB/039

1.2.2007

13.3.2007

Eenmalige subsidie

2 209,94

Totaal

411 598,09

III.   EVALUATIE

1.   BEVOEGDHEDEN VAN DE COMMISSIE

(233)

In punt 3 van bijlage IV bij het Toetredingsverdrag is de procedure betreffende het zogeheten overgangsmechanisme geregeld. Dit mechanisme vormt het wettelijke kader voor het beoordelen van algemene steunregelingen en individuele steunmaatregelen die door de nieuwe lidstaten vóór hun toetreding tot de EU zijn genomen en die na de toetreding nog steeds van toepassing zijn.

(234)

Steunmaatregelen die genomen zijn vóór de toetreding, maar die na de toetreding niet langer van kracht zijn, kunnen noch uit hoofde van het overgangsmechanisme noch op grond van de procedure neergelegd in artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag door de Commissie onderzocht worden.

(235)

Aan de andere kant kan de Commissie maatregelen die pas na de toetreding van kracht zijn geworden, wél als aangemelde steun dan wel als onrechtmatige steun beoordelen aan de hand van de procedure als neergelegd in artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag.

(236)

Om de datum vast te kunnen stellen waarop een bepaalde maatregel van kracht is geworden, vormt het juridisch bindende besluit waarmee de bevoegde nationale autoriteit zich ertoe verbindt om de steun toe te kennen, het relevante criterium (52). Wanneer een bestuursbesluit juridisch bindend is, wordt bepaald door de nationale wetgeving. De Commissie moet echter met name in grensgevallen de mogelijkheid hebben om deze bestuursbesluiten op basis van hun vorm en inhoud te evalueren en te beoordelen teneinde de vraag te kunnen beantwoorden of zij legitieme verwachtingen bij de begunstigden zouden kunnen wekken die voor een Poolse rechtbank afdwingbaar zijn. De mogelijkheid om nationale bestuursbesluiten te evalueren, is onontbeerlijk voor het uitoefenen van de exclusieve bevoegdheid van de Commissie om met betrekking tot de maatregelen die Polen na 1 mei 2004 heeft genomen, eventuele afwijkingen van het algemene verbod op staatssteun goed te keuren.

(237)

Een maatregel is na de toetreding van toepassing indien deze vóór de toetreding in werking is getreden en het na die toetreding nog mogelijk is om aanspraak op aanvullende steun te maken dan wel aanspraak te maken op een verhoging van de steun die reeds is verleend. Dat wil zeggen dat het exacte economische risico dat de staat loopt, noch op de datum van steunverlening, noch op de datum van toetreding bekend is.

(238)

In haar besluit om de formele onderzoeksprocedure in te leiden, heeft de Commissie op basis van de informatie die Polen heeft verstrekt, geconcludeerd dat een reeks maatregelen die bij de Commissie op 29 april 2004 is aangemeld, in feite moet worden aangemerkt als nieuwe onrechtmatige dan wel aangemelde staatssteun die na 1 mei 2004 is verleend, de dag van de toetreding van Polen tot de EU. De opmerkingen van Polen en van derden na de inleiding van het onderzoek heeft niet tot een verandering van de conclusie van de Commissie geleid. De Commissie houdt er met name aan vast dat zij bevoegd is om te beoordelen of de maatregelen zoals die zijn opgenomen in bijlage I, deel B, bij het besluit om de formele onderzoeksprocedure in te leiden, verenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt. Desalniettemin merkt de Commissie op dat sommige maatregelen zijn ingetrokken (de maatregelen 33 en 34 in bijlage I, deel B, bij het besluit om de formele onderzoeksprocedure in te leiden).

(239)

De Commissie zal hierna de redenen toelichten waarom zij de argumenten die door Polen en de belanghebbende partijen zijn aangevoerd, niet kan accepteren.

a)    Herstructurering van de schulden aan de overheid op grond van hoofdstuk 5a

(240)

De Commissie is het met de begunstigde eens dat de goedkeuring van het herstructureringsbesluit door de voorzitter van het Agentschap voor Industriële Ontwikkeling de aanleiding was voor de gedeeltelijke afschrijving van de schulden aan de overheid op grond van hoofdstuk 5a. De Commissie kan de stelling dat dat besluit op 19 april 2004 is genomen, dus vóór de toetreding, echter niet onderschrijven. In haar besluit om de formele onderzoeksprocedure in te leiden, heeft de Commissie de redenen voor haar standpunt kenbaar gemaakt. Daarna hebben noch Polen, noch de begunstigde nieuwe argumenten ingediend. De Commissie wijst er nogmaals op dat in het besluit van 19 april slechts de goedkeuring aan het herstructureringsplan van 2004 wordt gegeven. Er was geen sprake van een herstructurering van schulden aan de overheid op grond van hoofdstuk 5a. De voorzitter van het Agentschap voor Industriële Ontwikkeling kon dat herstructureringsbesluit vóór de toetreding ook niet nemen omdat hij niet over de vereiste toestemming beschikte van alle overheidscrediteuren die bij de herstructurering betrokken waren. Ook diende de Beheerder, de onderneming die de herstructureringsoperatie beheert, hiermee nog in te stemmen. Die toestemming is op grond van hoofdstuk 5a verplicht (53). De Commissie merkt op dat de voorzitter van het Agentschap voor Industriële Ontwikkeling dit feit in zijn besluit van 19 april 2004 erkent, aangezien hij daarin aangeeft dat er nog een extra besluit nodig is om de herstructurering op grond van hoofdstuk 5a te voltooien. Dit feit heeft hij nogmaals onderkend toen hij uiteindelijk de benodigde herstructureringsbesluiten heeft genomen op 4 januari 2005, dus na de toetreding.

(241)

De Commissie kan het argument van de begunstigde niet onderschrijven dat de instemming van alle betrokken overheidscrediteuren met een herstructurering van hun vorderingen op grond van hoofdstuk 5a als juridisch bindend besluit aangemerkt kan worden zoals dat conform het arrest-Fleuren Compost vereist is. In beginsel heeft de begunstigde betoogd dat hoofdstuk 5a geen lex specialis is ten opzichte van de andere wetten op grond waarvan een herstructurering van schulden aan de overheid is toegestaan en dat het de taak van de voorzitter van het Agentschap voor Industriële Ontwikkeling was om het herstructureringsproces te leiden en te bevorderen en niet om als vervanger op te treden voor de autoriteiten die betrokken waren bij en bevoegd waren tot inning van specifieke vorderingen. De Commissie merkt op dat deze interpretatie van het Poolse recht niet strookt met eerdere uitlatingen van Polen en ook niet met de tekst en logica van hoofdstuk 5a zelf. Het is juist dat de begunstigde heeft gesteld dat de Wet van 30 oktober 2010de herstructureringsautoriteiten niet verbiedt om besluiten over afschrijvingen te nemen indien zij daartoe op grond van algemene bepalingen bevoegd zijn. Als die autoriteiten dat inderdaad zouden doen, vallen die vorderingen echter niet langer onder het toepassingsgebied van hoofdstuk 5a en kan er dus ook geen aanspraak op de bijbehorende voordelen worden gemaakt. De begunstigde zelf heeft aangegeven wat die voordelen zijn: de mogelijkheid van een lening van het Agentschap voor Industriële Ontwikkeling, opschorting van een lopende uitwinningsprocedure, een faillissementsvrijwaring en geen verdere opbouw van rente over de verschuldigde bedragen.

(242)

De Commissie kan zich ook niet vinden in het argument van de begunstigde dat er na 30 juni 2006 geen rente is opgebouwd over de schulden die op grond van hoofdstuk 5a zijn geherstructureerd. Deze interpretatie van het Poolse recht is ook door Polen zelf verworpen. Daarnaast heeft Polen de voorgenomen (gedeeltelijke) afschrijving van rente die na 30 juni 2006 verschuldigd is, als nieuwe steun aangemeld, zodat duidelijk is dat er wel degelijk rente is opgebouwd.

b)    Maatregelen 28-34 in deel B van bijlage I bij het besluit om de formele onderzoeksprocedure in te leiden

(243)

De Commissie kan het argument van Polen niet onderschrijven dat deze steun de facto is toegekend door het feit dat alle relevante steunverlenende instanties een mondelinge verklaring hebben afgelegd tijdens een bijeenkomst van de werkgroep van de regering voor de herstructurering van de scheepswerven in Polen (het team voor de scheepsbouwsector). Indien dergelijke verklaringen zijn afgegeven is dat uitsluitend mondeling gebeurd. Het is duidelijk dat er meer uitvoeringsmaatregelen noodzakelijk zijn om op grond van het Poolse recht legitieme verwachtingen te creëren.

c)    Kapitaalinjectie van het Agentschap voor Industriële Ontwikkeling

(244)

Het argument van de begunstigde dat de steun vóór de toetreding is toegekend aangezien het exacte economische risico ook al voor die datum bekend was, vloeit voort uit een misverstand over punt 3 van bijlage IV bij het Toetredingsverdrag. Om als bestaande steun aangemerkt te kunnen worden, dient een maatregel aan twee voorwaarden te voldoen: de steun dient vóór de toetreding toegekend te zijn (hetgeen overeenkomt met een juridisch bindend besluit van de bevoegde steunverlenende autoriteit), en die steun dient „na de toetreding niet langer van toepassing te zijn”. Dit zijn twee afzonderlijke en cumulatieve voorwaarden. Het argument van de begunstigde dat het economische risico voor de staat vóór de toetreding bekend was, heeft betrekking op de tweede voorwaarde en niet op het tijdstip waarop de steun is toegekend.

(245)

De Commissie kan ook het argument van Polen niet onderschrijven dat het vereiste om de inschrijving op nieuwe aandelen binnen zes maanden te registreren, uitsluitend een formele eis was. De Commissie merkt op dat er in feite twee separate besluiten noodzakelijk waren na het verstrijken van die periode van zes maanden: een nieuw besluit van de algemene vergadering over de kapitaalverhoging én een besluit over de inschrijving zelf. Op grond van het Poolse handelsrecht treedt het recht van een onderneming op een kapitaalinjectie in werking wanneer het besluit om het kapitaal te verhogen, wordt aangenomen (i.c. het eerste besluit van 17 februari 2004). De registratie is van belang voor de externe betrekkingen van de onderneming, niet voor haar betrekkingen met de aandeelhouders. Het ontbreken van die registratie heeft echter ook juridische gevolgen voor de betrekkingen tussen de onderneming en haar aandeelhouders: indien die registratie niet binnen zes maanden geschiedt, verloopt het besluit om het kapitaal van de onderneming te verhogen en kan de kapitaalinjectie niet plaatsvinden. In een dergelijk geval is er een nieuw besluit van de aandeelhouders vereist om het kapitaal van de onderneming te verhogen. Een dergelijk besluit is inderdaad aangenomen op de algemene vergadering van 4 maart 2005. Het besluit is echter niet unaniem genomen (drie grote aandeelhouders hebben tegen gestemd) en hieruit blijkt dat dit besluit niet slechts als een formele vereiste kan worden beschouwd. De Commissie merkt op dat er uiteindelijk door het Agentschap voor Industriële Ontwikkeling op de aandelen is ingeschreven en niet door het ministerie van Financiën. Dat betekent dat het besluit van 17 februari 2004 niet kan worden beschouwd als een definitief bindend besluit om steun in de vorm van een kapitaalinjectie toe te kennen (als opgenomen als maatregel 32 in bijlage I, deel B, bij het besluit om de formele onderzoeksprocedure in te leiden).

(246)

Tot slot merkt de Commissie op dat noch Polen, noch de begunstigde haar conclusie heeft betwist dat de maatregelen 19-27 in bijlage I, deel B, bij het besluit om de formele onderzoeksprocedure in te leiden, nieuwe steun vormen en dus onder de bevoegdheid van de Commissie vallen op grond van artikel 88 van het EG-Verdrag.

2.   STAATSSTEUN IN DE ZIN VAN ARTIKEL 87, LID 1, VAN HET EG-VERDRAG

2.1   IS ER SPRAKE VAN STAATSSTEUN?

(247)

In artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag is bepaald dat steunmaatregelen die door de lidstaten worden verleend c.q. maatregelen die in welke vorm ook met staatsmiddelen zijn bekostigd en die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.

(248)

De Commissie is van mening dat alle in de overwegingen 209-232 beschreven steun door de staat is toegekend dan wel met staatsmiddelen is bekostigd en dat het voorts selectieve steun betreft, aangezien de maatregelen ten gunste van één bepaald bedrijf zijn genomen.

(249)

Stocznia Gdynia is een van de grootste Europese scheepswerven die op de markt voor containerschepen actief concurreert met scheepswerven in met name Duitsland en Denemarken. Dit is ook als zodanig door Polen en de begunstigde erkend. Hier is eveneens door Denemarken en de Deense scheepsbouwvereniging op gewezen in hun opmerkingen naar aanleiding van het besluit van de Commissie om de formele onderzoeksprocedure in te leiden. Eind 2006 bestond 26 % van de orderportefeuille van Europese scheepswerven uit containerschepen (54).

(250)

Het lijkt erop alsof Stocznia Gdynia de enige werf in de EU is die een bepaald type ro-ro-schepen bouwt: grote autoschepen. Deze specialisatie betekent echter niet dat Stocznia Gdynia geen concurrentie ondervindt — in ieder geval in potentie — van andere werven in de EU. De Commissie merkt op dat er sprake is van een grote mate van substitutie aan de toeleveringskant, althans in het vrachtschepensegment (55), zelfs indien aangenomen wordt dat deze schepen gezien de structuur van de vraag naar de verschillende typen vrachtschepen, niet tot een interne markt behoren.

(251)

Dat betekent dat andere scheepswerven in de EU geen aanzienlijke belemmeringen zullen ondervinden, althans niet van technologische aard (productiefaciliteiten, knowhow e.d.), indien zij autoschepen willen gaan produceren. De continue subsidiëring van Stocznia Gdynia, waardoor deze werf contracten kon sluiten zonder zich volledig rekenschap te hoeven geven van alle risico’s, zou echter wel een aanzienlijke belemmering voor andere scheepswerven kunnen vormen om zich op de markt voor autoschepen te begeven.

(252)

De Commissie merkt op dat Stocznia Gdynia ook in andere vrachtschepensegmenten actief is door het aanbieden van andere producten, zoals multifunctionele schepen, schepen voor het vervoer van vloeibaar aardgas, producten- en chemicaliëntankers en bulk carriers. Eind 2006 bestond bijvoorbeeld 8 % van de orderportefeuille van Europese scheepswerven uit producten- en chemicaliëntankers (56). Met name werven in Duitsland en Roemenië zijn actief in deze segmenten.

(253)

Op basis van het vorenstaande concludeert de Commissie dat de staatssteun die aan Stocznia Gdynia is toegekend, het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig heeft beïnvloed.

(254)

Tot slot dient de Commissie vast te stellen of de steunmaatregelen die ten gunste van Stocznia Gdynia zijn genomen, een ongepast voordeel voor het bedrijf met zich mee hebben gebracht dat tot een (dreigende) vervalsing van de mededinging heeft geleid. De Commissie merkt op dat de Poolse autoriteiten de classificatie van de hier besproken maatregelen als staatssteun niet betwist hebben. Uitzonderingen hierop zijn de leningen van KPS en de garanties van het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten die, althans volgens de Poolse autoriteiten, aan het criterium van een investeerder in een markteconomie voldoen.

(255)

De Commissie zal hierna toelichten waarom het consequente niet innen van schulden aan de overheid niet voldoet aan het beginsel van een crediteur in een markteconomie. Vervolgens zal de Commissie de maatregelen die door Polen worden betwist, beoordelen. Tot slot zal de Commissie de omstandigheden in overweging nemen waarin de maatregelen waarop deze beschikking van toepassing is, zijn genomen en wat het effect ervan op de mededinging is.

a)    Geen invordering van schulden aan de overheid

(256)

Het is vaste jurisprudentie (57) om een consequent verzuim van de overheid om schulden te innen, als staatssteun aan te merken. Uit de informatie die door de Poolse autoriteiten (58) is verstrekt, blijkt duidelijk dat Stocznia Gdynia aanzienlijke schulden aan overheidsinstanties heeft; sommige schulden dateren zelfs al uit 2004. De werf heeft slechts in onregelmatige termijnen aan haar betalingsverplichtingen ten opzichte van de overheid voldaan en permanent uitstel van betaling gekregen voor haar schulden. Dat is in alle waarschijnlijkheid gebeurd zonder een formeel besluit van de relevante overheidscrediteuren. Ook zijn er diverse betalingsregelingen ten gunste van de werf getroffen. Polen heeft toegelicht dat de begunstigde voornemens was om per 30 september 2007 vorderingen aan de overheid te voldoen (voor in totaal 443 miljoen PLN). Dat zou hebben moeten gebeuren met behulp van de kapitaalinjectie door het ministerie van Financiën na de privatisering van de werf. Aangezien die privatisering een onzeker karakter had met een onzeker tijdschema, geeft het voornemen van de werf eigenlijk al aan dat er in de praktijk sprake was van een uitstel van betaling van de betrokken schulden. Vorderingen van de overheid zouden slechts incidenteel worden voldaan op momenten dat de kasstromen van de werf dat toestonden. De Commissie is van mening dat geen enkele crediteur die tegen marktvoorwaarden handelt, akkoord zou gaan met een dergelijk lang uitstel van betaling van zijn vorderingen. Bovendien was de terugbetaling afhankelijk van een onzekere gebeurtenis als de privatisering en een herkapitalisering door de staat (hetgeen grote twijfels oproept over de rechtmatigheid en verenigbaarheid van deze staatssteun met de gemeenschappelijke markt). Daarnaast zijn er geen aanwijzingen dat de relevante overheidscrediteuren stappen hebben ondernomen om de openstaande schulden van Stocznia Gdynia terug te vorderen, met name middels invorderingsprocedures of via het faillissementsrecht. De Commissie concludeert dan ook dat het consequente verzuim van de overheid om deze schulden te innen, een voordeel vormt dat de begunstigde niet had kunnen verkrijgen van een investeerder die tegen marktvoorwaarden handelt. Hierbij is dus sprake van staatssteun op een wijze die vergelijkbaar is met een (rentevrije) lening.

b)    Maatregelen die volgens Polen aan het beginsel van een investeerder in een markteconomie voldoen

(257)

Met betrekking tot de steun in de vorm van leningen ter verschaffing van werkkapitaal kan de Commissie het argument van Polen niet onderschrijven dat deze leningen vrij van staatssteun waren. De Commissie merkt op dat het rentetarief dat door KPS in rekening is gebracht, ongeveer 400 basispunten boven het referentiepercentage lag. De Commissie merkt daarnaast echter ook op dat Stocznia Gdynia zich al een aantal jaren in een zeer penibele financiële situatie bevond, waarbij de omvang van de passiva aanzienlijk hoger was dan die van de activa. Daardoor was het bedrijf niet in staat om externe financiering aan te trekken. Het werkkapitaal van Stocznia Gdynia is gefinancierd met aanbetalingen die volledig door garanties van het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten waren gedekt dan wel door de garanties van het ministerie van Financiën of door KPS-leningen. Derhalve kan er niet van uit worden gegaan dat het rentetarief dat KPS in rekening heeft gebracht, het risico voor KPS volledig dekte. Het is juist dat KPS zekerheid voor de leningen heeft verlangd, maar de waarde van die zekerheid is twijfelachtig. Het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten had immers om een soortgelijke zekerheid verzocht, en het is gezien de passiva/activa-ratio van Stocznia Gdynia onwaarschijnlijk dat KPS in staat zou zijn om als zekerheid een eersterangsvordering te verkrijgen op de activa van de werf. In ieder geval heeft Polen geen gedetailleerde informatie beschikbaar gesteld op basis waarvan de Commissie de reële waarde van de verlangde zekerheid kan vaststellen.

(258)

Bovendien ziet de Commissie geen verschil tussen de leningen die door KPS zijn verstrekt en de leningen die door het Agentschap voor Industriële Ontwikkeling, de eigenaar van KPS, zijn verstrekt. Het is moeilijk om het argument van de Poolse autoriteiten te onderschrijven dat de leningen van het Agentschap voor Industriële Ontwikkeling staatssteun vormen, terwijl de leningen die door zijn dochteronderneming KPS zijn verstrekt, verenigbaar zijn met het beginsel van een investeerder die tegen marktvoorwaarden handelt.

(259)

Tot slot merkt de Commissie op dat KPS is opgericht als een fonds waarover de staat de zeggenschap heeft en met een doelstelling op het gebied van het openbare beleid. De financiering van KPS wordt via het Agentschap voor Industriële Ontwikkeling volledig door de staat verzorgd dan wel gegarandeerd. Volgens het document Een strategie voor de scheepsbouwsector (maritieme scheepsbouwwerven) in Polen 2006-2010 is KPS opgericht om de financiering van de productie van scheepswerven te financieren totdat die scheepswerven door particuliere investeerders overgenomen worden. De doelstellingen van deze strategie zijn niet alleen economisch, maar ook sociaal en macro-economisch van aard. (59) Op grond van deze strategie beschikt KPS, samen met het Agentschap voor Industriële Ontwikkeling, het ministerie van Financiën en andere relevante openbare lichamen, over een scala aan bevoegdheden. De financiële koppelingen tussen KPS en het Agentschap voor Industriële Ontwikkeling en het ministerie van Financiën zijn duidelijk. In de praktijk fungeert KPS dan ook veeleer als een vehikel voor de overdracht van activa die in de staatsbegroting geoormerkt zijn voor de scheepswerven in Polen, inclusief Stocznia Gdynia.

(260)

Op basis van deze factoren concludeert de Commissie dat KPS niet als een investeerder in een markteconomie gehandeld heeft bij het verstrekken van leningen aan Stocznia Gdynia voor de verschaffing van werkkapitaal. Deze leningen, opgenomen in de tabellen 1 en 2 van overweging 158, dienden derhalve als staatssteun te worden aangemerkt.

(261)

In zijn opmerkingen naar aanleiding van het besluit van de Commissie om de formele onderzoeksprocedure in te leiden, stelt Polen dat de garanties die door het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten aan Stocznia Gdynia zijn verstrekt, geen staatssteun vormen. De Commissie kan deze verklaring niet onderschrijven.

(262)

In de eerste plaats wijst de Commissie erop dat de aanbetalingsgaranties van het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten door het ministerie van Financiën zijn gegarandeerd en via een aparte bankrekening onder de naam „Interes Narodowy” worden afgehandeld. Indien er onvoldoende middelen op deze rekening staan, kan het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten ofwel een lening opnemen bij het ministerie van Financiën ofwel gebruik maken van leningsgaranties van het ministerie van Financiën.

(263)

In de tweede plaats wijst de Commissie op haar beschikking van 18 juli 2007 in zaak N 105/2007 (60), waarin zij de regeling op basis waarvan het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten uitvoering geeft aan zijn programma van exportverzekeringen die door het ministerie van Financiën zijn gegarandeerd, goedkeurt als zijnde vrij van staatssteun. Op dit moment bestrijkt die regeling het type productiegaranties dat Stocznia Gdynia al jaren ontvangt. De Commissie merkt op dat bedrijven in moeilijkheden als bedoeld in de richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden, expliciet van de Poolse garantieregeling zijn uitgesloten (61). Het belangrijkste kenmerk van de regeling is dat de garantieopslagen vastgesteld worden aan de hand van een risicobeoordeling. Zo bedraagt de garantieopslag voor een bedrijf dat tot de hoogste risicocategorie behoort, […] % per jaar voor garanties korter dan twee jaar en […] % per jaar voor garanties langer dan twee jaar. De basisopslag bedraagt […] % per jaar. Ter vergelijking, de garanties voor Stocznia Gdynia zijn door het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten verstrekt tegen een opslag van 2 % per jaar indien de garantie niet hoger is dan 35 miljoen PLN en tegen een opslag van 1 % per jaar indien de garantie wel hoger is dan dat bedrag.

(264)

Het is duidelijk dat Stocznia Gdynia niet in aanmerking komt voor garanties op grond van de regeling die door de Commissie is goedgekeurd als zijnde vrij van steun. Dat betekent dat de aan Stocznia Gdynia verstrekte garanties niet vrij zijn van steun.

(265)

Daarnaast moge duidelijk zijn dat de garantieopslag die aan Stocznia Gdynia in rekening is gebracht, ruim onder de basisopslag ligt die van kracht is voor garanties voor gezonde bedrijven en zelfs een aantal keren lager ligt dan de opslagen voor bedrijven met een hoog risico die wel nog steeds voor steun op grond van bovenstaande regeling in aanmerking komen. De Commissie concludeert dan ook dat de garantieopslag die door Stocznia Gdynia is betaald, niet overeenstemt met een marktopslag en derhalve als staatssteun aangemerkt dient te worden.

(266)

In de derde plaats, indien een individuele staatsgarantie niet als staatssteun aangemerkt wil worden als bedoeld in de mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties (62), mag de geldlener niet in financiële moeilijkheden verkeren. Indien de geldlener wel in financiële moeilijkheden verkeert, zou het als steun aan te merken bedrag op grond van diezelfde mededeling op kunnen lopen tot het totale bedrag dat door de garantie wordt gedekt.

(267)

Tot slot merkt de Commissie op dat Stocznia Gdynia uitsluitend gebruik gemaakt heeft van garanties van het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten c.q. het ministerie van Financiën en er niet in is geslaagd om garanties op de markt te verkrijgen.

(268)

Gezien het bovenstaande concludeert de Commissie dat het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten niet als een onderneming tegen marktvoorwaarden heeft gehandeld bij het verstrekken van de garanties aan Stocznia Gdynia.

c)    Verstoring van de mededinging als gevolg van de staatssteun voor Stocznia Gdynia

(269)

De Commissie is van mening dat Stocznia Gdynia, als een bedrijf dat volledig van staatssteun afhankelijk was, op concurrentiebeperkende wijze gehandeld heeft (onder meer door een prijsstelling onder de productiekosten te hanteren) en niet de consequenties ondervonden heeft die een dergelijke handelwijze doorgaans met zich meebrengt, namelijk een faillissement.

(270)

Daarnaast merkt de Commissie op dat het grootste en meest hardnekkige langetermijnprobleem van Stocznia Gdynia was dat de werf contracten sloot die verliesgevend waren vanwege het feit dat enerzijds de zloty ten opzichte van de dollar (de gebruikelijke valuta in de scheepsbouw) gestaag sterker werd en anderzijds door de stijgende wereldprijzen voor plaatstaal. Al in het herstructureringsplan van 2002 zijn deze externe factoren als grote bedreigingen voor het functioneren van de werf aangemerkt. Diezelfde conclusie is ook in het gewijzigde herstructureringsplan van 2004, in het nieuwe herstructureringsplan van 2006 en tevens in het kader van de privatiseringspoging in 2008 getrokken.

(271)

Hoewel de directie van de scheepswerf zich van deze gevaren bewust was, werden er nog steeds contracten gesloten zonder dat getracht werd om die risico’s te beperken. Dit beleid werd ook voortgezet tijdens de unieke groei-explosie op de scheepsbouwmarkt tussen 2004 en 2008, toen de prijzen voor schepen naar ongekende hoogte stegen. Door dit beleid was de werf weliswaar in staat om zijn activiteiten voort te zetten en het personeelsbestand op peil te houden, maar dan wel tegen grote verliezen bij de reguliere scheepsbouwproductie. Uit het due diligence-onderzoek dat in de eerste helft van 2008 door Amber is uitgevoerd, is gebleken dat de huidige orderportefeuille met leveringen in 2008 en 2009 eveneens aanzienlijke verliezen oplevert (hetgeen door Polen bevestigd is). Ook dit is het gevolg van het sluiten van verliesgevende overeenkomsten zonder dat er risicobeperkende maatregelen zijn genomen.

(272)

Tegen die achtergrond concludeert de Commissie dat alle maatregelen die ten gunste van Stocznia Gdynia zijn genomen als beschreven in deel II, punt 7, de mededinging op de scheepsbouwmarkt hebben verstoord of dreigen te verstoren.

(273)

Concluderend is de Commissie van mening dat alle maatregelen die ten gunste van Stocznia Gdynia zijn genomen, als staatssteun aangemerkt dienen te worden als bedoeld in artikel 87, lid 1, van het Verdrag.

2.2   Mogelijkheid voor Polen en externe belanghebbenden om opmerkingen in te dienen

(274)

Bij besluit van 1 juni 2005 heeft de Commissie de formele onderzoeksprocedure ingeleid met betrekking tot een reeks steunmaatregelen (inclusief een schuldsanering in de vorm van afschrijvingen, betalingsuitstel en aangepaste betalingstermijnen) die op uiteenlopende rechtsgrondslagen door een aantal overheidscrediteuren zijn genomen. Het betrof onder andere kapitaalinjecties, productiegaranties van het ministerie van Financiën en maatregelen voor het verhogen van het kapitaal (obligatie-uitgiften en het omzetten van vorderingen in deelnemingen in het vermogen).

(275)

De Commissie heeft ook verklaard dat het argument van Polen dat de aanbetalingen van reders als eigen bijdrage beschouwd dienen te worden, niet geaccepteerd kan worden. In dat verband heeft de Commissie zich zelfs afgevraagd of de aanbetalingsgaranties die door het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten zijn verstrekt, geen staatssteun vormen en heeft zij aangekondigd dat zij de aard van die garanties zal onderzoeken.

(276)

Polen en de begunstigde hebben over deze kwestie opmerkingen ingediend en de bevoegdheid van de Commissie betwist om de verenigbaarheid van een aantal van de betrokken maatregelen te beoordelen. Zij hebben echter niet de conclusie van de Commissie betwist dat, indien die steunmaatregelen na de toetreding van Polen zijn genomen, zij als staatssteun aangemerkt dienen te worden als bedoeld in artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag. Uitzondering hierop was de aard van de door het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten verstrekte garanties, die volgens Polen en de begunstigde vrij van staatssteun zouden zijn. Later heeft Polen nog gesteld dat de leningen van KPS ook geen staatssteun vormen. De Commissie is hierboven al nader ingegaan op de argumenten van Polen en de begunstigde ter zake.

(277)

Uit de beschrijving van bovenstaande gebeurtenissen blijkt duidelijk dat de strategie van de Poolse regering (als meerderheidsaandeelhouder van Stocznia Gdynia) tijdens het onderzoek van de Commissie een aantal keren aanzienlijke wijzigingen heeft ondergaan. De strategie om de scheepsbouwsector te consolideren, is bijvoorbeeld eerst vervangen door een strategie om de scheepswerven van Gdynia en Gdańsk van elkaar af te scheiden en om Stocznia Gdynia deels te privatiseren. Daarna stond een volledige privatisering van die laatste werf centraal in de strategie. Het perspectief van die strategie is echter ook twijfelachtig gezien een duidelijk gebrek aan belangstelling op de markt om de werf over te nemen.

(278)

Zoals boven beschreven, heeft de Commissie regelmatig contact gehad met de Poolse autoriteiten als eigenaar van Stocznia Gdynia en met Stocznia Gdynia zelf. De Commissie heeft zowel Polen als de werf te kennen gegeven dat alle steun die Stocznia Gdynia via staatsmiddelen heeft ontvangen, waarschijnlijk staatssteun vormt in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag. Reden hiervoor is de penibele financiële situatie van de werf en het feit dat er geen sprake is van externe financiering die vrij is van staatssteun. De Commissie heeft ook gewaarschuwd dat het verlenen van die steun een inbreuk vormt op artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag en niet verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt. Daarnaast heeft de Commissie erop gewezen dat de garanties die het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten aan Stocznia Gdynia heeft verstrekt eveneens als staatssteun aangemerkt dienen te worden.

(279)

Tijdens haar onderzoek heeft de Commissie ook informatie verzameld over de activiteiten van KPS en over de aard van de werkkapitaalleningen die door KPS aan de werf zijn verstrekt. De Commissie heeft Polen te kennen gegeven dat deze leningen naar alle waarschijnlijkheid ook staatssteun vormen in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

(280)

Tot slot heeft de Commissie in de loop van haar onderzoek geconstateerd dat de schulden van Stocznia Gdynia aan de overheid nog steeds opliepen. De Commissie heeft nadere informatie over deze kwestie verzameld en Polen meegedeeld (in zijn hoedanigheid als eigenaar en crediteur van de werf) dat het niet innen dan wel de herstructurering van vorderingen van de overheid staatssteun zou kunnen vormen in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

3.   VERENIGBAARHEID VAN DE STEUN MET DE INTERNE MARKT: UITZONDERING OP GROND VAN ARTIKEL 87, LID 3, VAN HET EG-VERDRAG

(281)

De primaire doelstelling van de genomen maatregelen is het ondersteunen van een bedrijf in financiële moeilijkheden zodat dit zijn activiteiten kan voortzetten. In dergelijke gevallen zou de uitzondering van artikel 87, lid 3, sub c), van het EG-Verdrag toegepast kunnen worden indien aan alle voorwaarden is voldaan. Op grond van dat artikel zijn steunmaatregelen toegestaan om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën te vergemakkelijken, mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijke belang wordt geschaad.

(282)

De reddings- en herstructureringssteun aan noodlijdende bedrijven wordt op dit moment geregeld middels de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (63) (hierna: „de richtsnoeren”) die ter vervanging dienen van de eerdere tekst die in 1999 is aangenomen (64) (hierna: „de richtsnoeren van 1999”).

(283)

In de overgangsbepalingen van die richtsnoeren is vastgelegd dat aanmeldingen die vóór 10 oktober 2004 zijn geregistreerd, getoetst zullen worden aan de hand van de criteria die gelden op het tijdstip van de aanmelding (punt 103). In het onderhavige geval zijn sommige maatregelen bij de Commissie aangemeld op grond van het „overgangsmechanisme” als bedoeld in punt 3 van bijlage IV bij het Toetredingsverdrag van 29 april 2004. Op dat moment waren de richtsnoeren van 1999 nog van kracht. In de richtsnoeren van 2004 is echter ook bepaald dat deze van toepassing zijn op het beoordelen van reddings- of herstructureringssteun die zonder toestemming van de Commissie is toegekend (onrechtmatige steun) indien die steun geheel of gedeeltelijk na 1 oktober 2004 is toegekend (punt 104, eerste alinea). Aangezien vrijwel alle maatregelen die in de overwegingen 209-232 zijn beschreven op onrechtmatige wijze na 1 oktober 2004 zijn toegekend, is de Commissie van mening dat de richtsnoeren van 2004 van toepassing zijn.

(284)

De richtsnoeren zijn op bedrijven in alle sectoren van toepassing, behalve op de uitzonderingen die in punt 18 van de richtsnoeren worden genoemd. In punt 12 van de Kaderregeling inzake staatssteun aan de scheepsbouw (65) (het wettelijk kader voor de beoordeling van staatssteun aan deze sector) wordt naar de richtsnoeren verwezen als de relevante rechtsgrondslag voor het beoordelen van reddings- en herstructureringssteun.

A.   REDDINGSSTEUN

(285)

In de richtsnoeren wordt voorzien in de mogelijkheid voor het verstrekken van reddingssteun als tijdelijke bijstand voor ondernemingen in financiële moeilijkheden zodat zij de tijd hebben om een herstructurerings- of liquidatieplan op te stellen of om een acute liquiditeitscrisis op te lossen.

(286)

De Commissie merkt op dat de staatssteun die aan Stocznia Gdynia is toegekend, niet voldoet aan het vereiste dat het om tijdelijke steun moet gaan. Alle steunmaatregelen hebben namelijk betrekking op perioden die veel langer duren dan de voorgeschreven zes maanden. Ook wordt niet aan het vereiste voldaan dat de steun omkeerbaar moet zijn, omdat die steun ook onomkeerbare maatregelen als kapitaalinjecties en afschrijvingen van schulden omvat, hetgeen vergelijkbaar is met subsidies.

(287)

De Commissie concludeert dan ook dat de maatregelen zoals beschreven in de overwegingen 209-232, niet als reddingssteun verenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt.

B.   HERSTRUCTURERINGSSTEUN

(288)

Volgens de definitie in punt 17 van de richtsnoeren berust herstructureringssteun op een haalbaar, samenhangend en ingrijpend plan om binnen een redelijke periode de levensvatbaarheid van een onderneming op langere termijn te herstellen. Herstructurering omvat doorgaans een of meer van de volgende elementen: herstructurering van alle aspecten van de bedrijfsvoering van de onderneming en een reorganisatie en rationalisering van de activiteiten van de onderneming. Hiertoe behoren ook het afstoten van verliesgevende activiteiten en een financiële herstructurering. Herstructureringen waarbij gebruik wordt gemaakt van staatssteun, kunnen echter niet beperkt blijven tot het zuiveren van verliezen uit het verleden zonder dat de oorzaken van deze verliezen worden aangepakt, d.w.z. dat er sprake moet zijn van echte herstructureringsactiviteiten. Daarnaast dient een aanzienlijk deel van de herstructurering gefinancierd te worden met eigen bedrijfsmiddelen of via externe bronnen die vrij zijn van staatssteun. Bovendien moet de herstructureringssteun tot het minimaal noodzakelijke bedrag beperkt blijven. Om te waarborgen dat het verstorende effect van de steun minimaal is, dienen er tot slot compenserende maatregelen genomen te worden.

(289)

Gezien de zeer verstorende aard van de herstructureringssteun is de Commissie van mening dat steun aan ondernemingen in moeilijkheden uitsluitend een bijdrage kan leveren aan de ontwikkeling van de economische bedrijvigheid zonder dat het handelsverkeer daardoor zodanig wordt veranderd dat het gemeenschappelijke belang wordt geschaad, indien aan alle voorwaarden in de richtsnoeren is voldaan.

(290)

De Commissie zal hierna analyseren of er inderdaad aan die voorwaarden is voldaan.

a)    Subsidiabiliteit

(291)

Om voor herstructureringssteun in aanmerking te komen, dient een bedrijf aan de voorwaarden te voldoen die in de richtsnoeren zijn geformuleerd voor een onderneming in moeilijkheden. De Commissie is van mening dat de financiële situatie van Stocznia Gdynia, in ieder geval sinds 2002, gekenmerkt is door continue illiquiditeit en insolventie, oplopende verliezen en een negatieve waarde van de activa. Dat betekent dat Stocznia Gdynia als een onderneming in moeilijkheden aangemerkt kan worden in de zin van de richtsnoeren.

b)    Herstel van de levensvatbaarheid

(292)

Op grond van punt 34 van de richtsnoeren is de tenuitvoerlegging van een herstructureringsplan een van de voorwaarden voor het toekennen van steun. Middels dat plan dient de levensvatbaarheid van het bedrijf binnen een redelijk tijdsbestek hersteld te zijn. Herstel van de levensvatbaarheid betekent dat een onderneming nadat de herstructurering is voltooid, in staat is al haar kosten te dekken. Daarnaast moet het verwachte rendement op het eigen vermogen voldoende zijn om de geherstructureerde onderneming in staat te stellen op eigen kracht op de markt te concurreren. De herstructurering dient bovendien zo snel mogelijk voltooid te worden.

(293)

De Commissie merkt op dat zij in het kader van dit onderzoek twee herstructureringsplannen heeft beoordeeld (van 2004 en van 2006), die door de directie van de werf zijn opgesteld en die door de staat (de meerderheidsaandeelhouder) zijn goedgekeurd. Met betrekking tot beide plannen heeft de Commissie ernstige twijfels geuit of die plannen wel toereikend waren om de levensvatbaarheid van de werf op lange termijn te herstellen. Aangezien het herstructureringsplan van 2006 ter vervanging diende van het plan van 2004, zal de Commissie hierna een toelichting geven op de redenen voor haar grote twijfels in verband met het herstructureringsplan van 2006. De Commissie merkt echter op dat het plan van 2006 op veel punten overeenkomt met het herstructureringsplan van 2004. Dat betekent dat de twijfels die de Commissie geuit heeft in haar besluit om de formele onderzoeksprocedure in te leiden met betrekking tot het herstructureringsplan van 2004, ook onverkort gelden voor het herstructureringsplan van 2006.

(294)

De Commissie wijst erop dat Polen, naar aanleiding van het besluit om de formele onderzoeksprocedure in te leiden, gesteld heeft dat het herstructureringsplan van 2004 een solide economische basis vormde voor de herstructurering van de werf. In de praktijk is echter gebleken dat het plan van 2004 niet toereikend was om de levensvatbaarheid van de werf te herstellen en dat het daarom al in 2006 aangepast diende te worden.

(295)

De Commissie merkt op dat de nadruk van het herstructureringsplan van 2006 voornamelijk op de financiële herstructurering ligt en dat er niet op overtuigende wijze aandacht is besteed aan industriële aspecten. In het plan is bijvoorbeeld geen overtuigende en vergaande industriële strategie opgenomen.

(296)

Dit wordt met name geïllustreerd door de voorgestelde investeringsstrategie. Die strategie kan gekarakteriseerd worden als een verzameling van kleine upgrading-projecten zonder een overkoepelende visie die noodzakelijk lijkt om de faciliteiten te moderniseren die veelal nog uit de jaren zeventig stammen. In het plan worden bijvoorbeeld de huidige status van de productiefaciliteiten of hun tekortkomingen niet uitgebreid geanalyseerd. Ook zijn de knelpunten niet in kaart gebracht. Volgens de externe adviseur van de Commissie zijn de bedragen die gereserveerd zijn voor investeringen (240 miljoen PLN; 69 miljoen EUR) te laag om een effectieve modernisering te waarborgen.

(297)

Om die geplande investeringen in perspectief te zetten, is het nuttig om te kijken naar de prognoses voor de jaarlijkse afschrijvingen van de activa van de werf en naar de ontwikkelingen van de waarde van de vaste activa zoals die in het herstructureringsplan van 2006 zijn voorzien. De afschrijvingen voor 2007-2009 (de investeringsperiode) worden geraamd op 100 miljoen PLN. Dat betekent dat minimaal 40 % van de geplande investeringen van 240 miljoen PLN nodig is om het huidige technische niveau van die activa in stand te houden en er dus slechts maximaal 60 % beschikbaar is voor een echte modernisering. Uit de geprognosticeerde balans blijkt verder dat de vaste activa gestaag toenemen, van 246 miljoen PLN in 2006 tot 361 miljoen PLN in 2010. Die ontwikkeling zou in 2010 echter weer omgebogen worden aangezien de waarde van die vaste activa weer gaat dalen tot een niveau van 284 miljoen PLN in 2012 (het laatste jaar dat in de prognose is opgenomen).

(298)

In het licht van het vorenstaande is de Commissie van mening dat de investeringsstrategie niet ingrijpend genoeg is om de echte modernisering te bewerkstelligen die nodig is om de levensvatbaarheid van de werf op de lange termijn te waarborgen.

(299)

Daarnaast merkt de Commissie op dat de productiviteitsdoelstelling van 37 manuren/CGT weliswaar een verbetering vormt ten opzichte van de huidige situatie, maar dat dit in vergelijking met de productiviteit van efficiënte Europese scheepswerven (20 manuren/CGT) nog steeds een bescheiden resultaat is.

(300)

In het plan wordt opgemerkt dat het hoge verzuim en het gebrek aan gekwalificeerde werknemers (die vanwege het betere salaris naar andere Europese werven vertrekken) een van de grote problemen van de werf is. De Commissie is van mening dat de geplande salarisverhogingen van 10 % in 2006 en 4 % per jaar vanaf 2008 ontoereikend zullen zijn om dit probleem op te lossen.

(301)

Op basis van het vorenstaande is de Commissie van mening dat de voorgenomen industriële en organisatorische herstructurering ontoereikend zal zijn om de levensvatbaarheid van de werven op de lange termijn te herstellen.

(302)

Daarnaast constateert de Commissie dat de financiële resultaten die door de werf zijn voorzien, niet stroken met de eigen gevoeligheidsanalyse gebaseerd op een scenario met een waardevermindering van de Amerikaanse dollar, dalende prijzen voor schepen en stijgende prijzen voor materialen en salarissen. Uit die gevoeligheidsanalyse blijkt dat door een waardevermindering van de dollar met 0,10 PLN per jaar de levensvatbaarheid van de werf op basis van het herstructureringsplan 2006 niet hersteld zal worden. De Commissie concludeert dan ook dat het herstructureringsplan van 2006 niet solide genoeg is (66).

(303)

Tot slot merkt de Commissie op dat de herstructureringsmaatregelen die in het plan zijn voorzien, niet uitgevoerd kunnen worden zonder externe investeerder. Er is een aanzienlijke hoeveelheid nieuw kapitaal nodig om een slechts bescheiden herstructurering door te voeren. Dat is voornamelijk een gevolg van de noodzaak om een dure financiële herstructurering uit te voeren (1,015 miljard PLN) (67). De Commissie betwijfelt in dat verband of het plan op realistische veronderstellingen is gebaseerd wat de mogelijkheden van de werf betreft om nieuw kapitaal aan te trekken.

(304)

Deze twijfels zijn door de concrete ontwikkelingen rondom de privatisering van Stocznia Gdynia bevestigd. Zoals eerder beschreven, heeft de staat als eigenaar van Stocznia Gdynia, twee pogingen ondernomen om een particuliere investeerder te vinden die de werf wilde overnemen. Alle privatiseringspogingen (de gedeeltelijke privatisering in 2006 en de poging in 2007 om alle door de staat gehouden aandelen in de werf te verkopen) zijn spaak gelopen. De Commissie merkt daarbij op dat die pogingen ondernomen zijn in een periode dat de scheepsbouwmarkt gekenmerkt werd door een ongeëvenaarde groei en dat de omstandigheden voor de verkoop van de markt dus optimaal waren. Het mislukken van de privatiseringspogingen kan alleen maar geïnterpreteerd worden als een gebrek aan vertrouwen bij de marktspelers over het herstel van de levensvatbaarheid van de werf op de lange termijn. Dit wordt eens te meer geïllustreerd door het feit dat Amber zich na een diepgaand due diligence-onderzoek uit het privatiseringsproces heeft teruggetrokken (68).

(305)

De Commissie heeft kennis genomen van de hernieuwde inspanningen van de Poolse autoriteiten om na het terugtrekken van Amber een andere particuliere investeerder voor Stocznia Gdynia te vinden. Tot op de dag dat de onderhavige beschikking is gegeven, is er niets gebeurd dat de Commissie heeft kunnen overtuigen dat die nieuwe privatiseringspogingen in de nabije toekomst en in overeenstemming met de richtsnoeren tot een positief resultaat zullen leiden. Zoals hieronder nader zal worden toegelicht, zijn het gecombineerde herstructureringsplan van ISD Polska en het herstructureringsplan van PSC allebei op de verwachting gebaseerd dat er aanzienlijke bedragen aan aanvullende staatssteun aan de werf zullen worden toegekend. Er wordt van uitgegaan dat de levensvatbaarheid van de werf alleen hersteld kan worden indien deze gevrijwaard wordt van de nog openstaande verplichtingen en verwachte verliezen als gevolg van de lopende contracten.

(306)

De Commissie concludeert dat uit het gecombineerde herstructureringsplan niet blijkt dat de levensvatbaarheid van Stocznia Gdynia hersteld zal zijn na de fusie met Stocznia Gdańsk. De Commissie is met name niet overtuigd van de betrouwbaarheid van de financiële vooruitzichten en van de effectiviteit van het plan. De Commissie is van mening dat de voorgenomen herstructureringsmaatregelen in het plan niet ingrijpend genoeg zijn. Hoewel het herziene gecombineerde herstructureringsplan tot enige verbeteringen heeft geleid, concludeert de Commissie dat de levensvatbaarheid van de samengevoegde scheepswerven hierdoor niet hersteld zal worden. Hieronder zal de Commissie het herstructureringsplan van 12 september beoordelen dat in de plaats is gekomen van het ontwerpplan van juni. Wanneer er sprake is van verschillen tussen die plannen, zal de Commissie daar slechts nader op ingaan voor zover dat relevant is voor de onderhavige beoordeling.

(307)

Door de veronderstellingen in het plan van juni dat het vermogensrendement pas in 2020 en het beleggingsrendement pas in 2016 zou worden behaald, neigt de Commissie ernaar te concluderen dat het project niet haalbaar is. Bovendien zijn de genoemde resultaten gebaseerd op niet contant gemaakte bedragen; indien de bedragen contant worden gemaakt, zal het vermogens- en beleggingsrendement zelfs nog later worden gerealiseerd. In het plan van september wordt hierin enige verbetering gebracht omdat er in ieder geval contant gemaakte schattingen worden gemaakt. Desondanks wordt in er het plan van uitgegaan dat het contant gemaakte vermogensrendement in 2018 — tien jaar na de komst van de nieuwe investeerder — wordt behaald, hetgeen te lang duurt en het risicovolle karakter van het project onderstreept. De Commissie blijft derhalve van mening dat uit het plan niet blijkt dat het project levensvatbaar is. Voorts merkt de Commissie op dat de verbeteringen in de financiële vooruitzichten niet voortkomen uit het nemen van verdergaande herstructureringsmaatregelen, zoals een productiviteitsverbetering of kostenbesparing, maar uit wijzigingen die zijn aangebracht op de onderliggende financiële uitgangspunten die echter, zoals hieronder nader zal worden toegelicht, niet voldoende zijn onderbouwd.

(308)

Bij de financiële vooruitzichten wordt ervan uitgegaan dat een groot deel van de herstructureringskosten kan worden teruggekregen uit de toekomstige kasstromen van de vennootschap. De Commissie acht dit een onrealistisch uitgangspunt voor een vennootschap die in het verleden enorme verliezen heeft geleden en verregaand geherstructureerd moet worden. Volgens het plan van september wordt de kasstroom negatief beïnvloed door in het verleden aangegane verplichtingen, die van 592 miljoen PLN tot 712 miljoen PLN zijn opgelopen. Bovendien dient een groot deel van de schulden aan de overheid (meer dan 400 miljoen PLN) tussen 2012 en 2018, lang na het verstrijken van de geplande herstructureringsperiode, (69) te worden terugbetaald. De Commissie refereert aan het feit dat de investeerder heeft toegegeven dat de verwachte resultaten op het randje van winstgevendheid balanceren, maar dat er blijkbaar nog een andere reden is waarom ISD Polska belangstelling heeft voor dit project. De investeerder stelt immers dat de scheepswerf een aanzienlijke vraag zal creëren naar de producten van een andere groepsmaatschappij, de staalfabriek Huta Częstochowa, zodat een investering in Stocznia Gdynia voor de hele ISD Polska-groep zinvol is.

(309)

De Commissie merkt op dat het gecombineerde herstructureringsplan ook onder andere uitgaat van de veronderstelling dat de staatssteun in het kader van de privatisering is verleend om de balans van de scheepswerf sluitend te maken en verwachte verliezen goed te maken. Daarnaast gaat het plan ervan uit dat de activiteiten van de scheepswerf ook in de toekomst zullen worden gefinancierd middels garanties van het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten. Deze garanties zullen ten opzichte van de normale praktijk voor gezonde ondernemingen op gunstige voorwaarden worden verleend. Bij de financiële vooruitzichten is dan ook met deze verwachte staatssteun rekening gehouden. In het gecombineerde herstructureringsplan van 12 september 2008 is deze afhankelijkheid van extra staatssteun niet naar beneden bijgesteld. Integendeel, de investeerder heeft gewezen op een eventuele extra verplichting van 308 miljoen PLN als gevolg van een fiscaal geschil dat is gerezen tussen Stocznia Gdańsk en de Poolse staat. De investeerder verwacht dat het ministerie van Financiën de nakoming van deze verplichting garandeert indien deze daadwerkelijk ontstaat.

(310)

De Commissie constateert dat noch het plan van juni, noch de bijgewerkte versie van september een volledig uitgewerkt ondernemingsplan voor de productie van staalconstructies omvat. Dit is een ernstige tekortkoming aangezien die activiteit immers tegen het einde van de herstructureringsperiode een omzet van 300 miljoen PLN zou moeten genereren, zou moeten profiteren van de aanzienlijke staalverwerkingscapaciteit van de nieuwe werf (oplopend van 4 % in 2009 tot 20 % in 2012) en circa 10 % van de omzet van de nieuwe werf zou moeten uitmaken.

(311)

In het plan van september wordt verwezen naar een onafhankelijk marktonderzoek waarin lijkt te worden aangetoond dat de vraag naar staalconstructies in Polen en ook in Europa als geheel gedurende de komende jaren zal toenemen. In het onderzoek wordt echter niet onderzocht hoe de samengevoegde werf van die groei kan profiteren. Hoewel het plan van september meer bijzonderheden bevat omtrent het staalconstructiebedrijf, wordt daarin niet geanalyseerd of het geschatte productievolume voor de nieuwe werf reëel is. Integendeel, het plan bevat een aantal verdere indicaties voor het feit dat die schattingen niet reëel zijn.

(312)

De huidige omvang van de productie van staalconstructies ligt rond de 2 000 ton, terwijl de productietarget bij 56 000 ton ligt. Vergeleken met het plan van juni wordt in het plan van september al voor 2010 een verdubbeling van de productie verwacht (24 000 ton ten opzichte van 12 000 ton in het plan van juni) terwijl vanaf 2012 zelfs wordt uitgegaan van een verviervoudiging (56 000 ton ten opzichte van 13 000 ton in het plan van juni). Huta Częstochowa, een van de grootste staalproducenten van Polen, produceert 100 000 ton aan staalconstructies.

(313)

ISD Polska noemt ook de huidige contracten die Stocznia Gdańsk heeft gesloten voor de productie van staalconstructies, waaronder een contract voor olieopslagfaciliteiten met een omvang van rond de 5 000 ton per jaar in 2008 en 2009. Volgens het plan stijgt de productieomvang voor dat specifieke product tegen 2010 naar 16 000 ton en vervolgens in 2012 naar 36 000 ton.

(314)

Er zijn geen marktonderzoeken of schattingen overgelegd die een onderbouwing geven van de winstverwachtingen voor het staalconstructiebedrijf (9,5 % in 2010 en daarna circa 8 %). De Commissie merkt op dat de winstgevendheid van de industrie voor staalconstructies in Polen volgens het Poolse Bureau voor de Statistiek in 2006 6 % bedroeg en in 2007 op hetzelfde niveau is gebleven.

(315)

Op basis van de beschikbare informatie concludeert de Commissie dat het staalconstructiebedrijf, dat een integraal en belangrijk onderdeel moet gaan uitmaken van de activiteiten van de nieuwe scheepswerf, niet is gebaseerd op een geloofwaardige analyse van de concurrentiepositie van de nieuwe werf. Uit de marktanalyse blijkt niet dat er een daadwerkelijke vraag op de markt bestaat voor de productieomvang die door de nieuwe scheepswerf wordt verwacht. Uit het plan blijkt ook niet dat er reële veronderstellingen ten grondslag liggen aan de omschreven verwachtingen voor het staalconstructiesegment.

(316)

Ten aanzien van de herstructurering van de contracten wordt in het plan ingegaan op twee van de belangrijkste externe oorzaken voor de huidige problemen van de scheepswerf (de stijgende materiaalkosten en de duurder geworden zloty), waarvoor de reeks bovengenoemde maatregelen een oplossing zou moeten vormen. Het plan gaat er met name van uit dat het mogelijk is om indexeringsclausules in de scheepsbouwcontracten op te nemen waardoor in ieder geval een deel van het valutarisico en het risico van de materiaalkosten naar de reders wordt verlegd. Uit het plan valt echter niet duidelijk af te leiden of de reders dergelijke clausules ook daadwerkelijk al hebben geaccepteerd of zullen accepteren. In het plan van september is wel nadere informatie over het onderwerp naar voren gebracht, met name in de vorm van passages uit bestaande contracten waarin indexeringsclausules zijn opgenomen.

(317)

De Commissie heeft die stukken onderzocht en constateert dat de contracten die in het plan worden gepresenteerd, aanvankelijk indexeringsclausules bevatten op grond waarvan een stijging van de staalprijzen voor rekening van de koper zou komen. Deze clausules zijn later echter weer via een addendum ingetrokken en vervangen door een regeling op grond waarvan de scheepswerf en de koper samen de materialen inkopen en na het sluiten van de koop overeenstemming bereiken over een prijscorrectie. De regeling voor het bereiken van overeenstemming over de prijsaanpassing zou in een later addendum worden neergelegd, maar de Commissie heeft een dergelijk addendum nooit mogen ontvangen.

(318)

De Commissie merkt tevens op dat de desbetreffende contracten zijn gesloten en later opengebroken in een periode waarin er sprake was van een piek aan de vraagzijde (2005 en later) waarin de reders met enige flexibiliteit moesten inspelen op de beperkingen aan de aanbodzijde. Hoewel de Commissie zich realiseert dat de praktijk van het indexeren van staalprijzen in de afgelopen tijd meer gangbaar is geworden, moet wel voor ogen worden gehouden dat dergelijke clausules voorheen niet werden geaccepteerd, met name niet in moeilijke tijden.

(319)

Op basis van de beschikbaar gestelde informatie kan de Commissie niet zonder meer concluderen dat uit het plan blijkt dat de scheepswerf contracten met indexeringsclausules zal kunnen sluiten. De in het plan beschreven ervaringen van Stocznia Gdynia op dit punt zijn naar het oordeel van de Commissie niet eenduidig.

(320)

Ten opzichte van het ontwerpplan van juni is het plan van september gedetailleerder over het geplande hedging-beleid dat zou moeten leiden tot het verkleinen van de valutarisico’s. Uit het plan blijkt echter niet dat de beschreven instrumenten (waaronder een kostenloze natuurlijke hedging) ook daadwerkelijk door een van de twee scheepswerven is gebruikt, althans niet in de afgelopen paar jaar (70). Hoewel in het plan van september een nadere specificatie is gegeven van de kosten en de gevolgen van het voorgestelde hedging-beleid, wordt niet duidelijk of de nieuwe scheepswerf de bedoelde hedging-instrumenten op de markt zou kunnen krijgen. Aan de andere kant is duidelijk dat banken pas een beslissing nemen over een eventuele verlening van hedging-instrumenten als zij van de investeerder een volledig uitgewerkt hedging-plan hebben ontvangen.

(321)

Gezien het belang van deze factor voor de activiteiten van de scheepswerf moet geconstateerd worden dat het onderwerp in het plan niet op overtuigende wijze is behandeld. Uit de gevoeligheidsanalyse kan immers worden afgeleid dat de financiële vooruitzichten ondanks de voorgestelde risicobeperkende maatregelen — waarvan gesteld is dat zij in die vooruitzichten zijn verdisconteerd — gevoelig blijven voor kleine schommelingen in de wisselkoers, zoals hieronder nader zal worden beschreven. De Commissie is er derhalve niet van overtuigd dat de voorgenomen hedging voldoende is om de levensvatbaarheid van de scheepswerf op de lange termijn te waarborgen.

(322)

Ten aanzien van de personele herstructurering bevat het plan geen analyse van de inkrimpingsbehoefte, maar wordt slechts gesteld dat er personeel zal afvloeien. Vervolgens wordt — wederom zonder enige onderbouwing — vermeld dat de afvloeiingskosten circa 69 miljoen PLN zullen bedragen. In het plan van september worden de kosten en de gevolgen van de herstructurering nader gespecificeerd, maar wordt niet toegelicht of onderbouwd op welke grondslag die kosten en gevolgen zijn geschat. De Commissie kan derhalve niet tot de slotsom komen dat de redenen voor en de gevolgen van de personeelsinkrimping voldoende in het plan zijn omschreven of dat de specificatie van de kosten en gevolgen is gebaseerd op betrouwbare grondslagen.

(323)

Ten aanzien van de financiële vooruitzichten merkt de Commissie met name op dat het baseline-scenario dat ten grondslag ligt aan het door ISD Polska financiële model, de volgende onvolkomenheden vertoont, hetgeen de geloofwaardigheid van de financiële verwachtingen aantast.

(324)

Ten eerste gaat het plan van september, vergeleken met de ontwerpversie van juni, uit van aanzienlijk hogere verkoopprijzen voor de autoschepen, een van de twee belangrijkste producten van de nieuwe scheepswerf. De verwachtingen voor de eerste paar jaar zijn in het plan gebaseerd op de bestaande contracten die door Stocznia Gdynia zijn afgesloten. Deze verwachtingen vormen echter nog geen deugdelijke grondslag voor de verwachtingen in de daaropvolgende jaren en het plan geeft ook geen externe schattingen in dit opzicht (71).

(325)

Ten tweede lijkt de veronderstelling dat de lonen gedurende de herstructureringsperiode circa 4-6 % per jaar zullen stijgen, een te lage schatting te zijn gezien het ernstige gebrek aan gekwalificeerd personeel, het hoge personeelsverloop en ziekteverzuim en de loonconcurrentie waarmee de twee scheepswerven reeds te maken hebben gehad vanuit andere scheepswerven in zowel Polen zelf als daarbuiten. In het plan van september wordt zelfs van nog lagere loonstijgingen uitgegaan dan in het plan van juni. De Commissie merkt op dat het gemiddelde brutosalaris in Polen over de periode van januari 2007 tot januari 2008 met 11,5 % is gestegen (72) en dat verdere stijgingen worden verwacht. Door verschillende bronnen, waaronder die waarnaar in het herstructureringsplan van 12 september 2008 is verwezen (zoals de Poolse Centrale Bank, de OESO, EC Economic Forecast — voorjaar 2008, Goldman Sachs) wordt voor de middellange termijn in Polen een explosieve loonstijging en een toenemend tekort aan arbeidskrachten verwacht. Dit is in ieder geval een factor die in de gevoeligheidsanalyse had moeten worden meegenomen.

(326)

Ten derde wordt in het baseline-scenario uitgegaan van kosten van 1,5 % van de werkkapitaalgaranties. Deze schatting is gebaseerd op de veronderstelling dat het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten volledige aanbetalingsgaranties zal verstrekken en dat die garanties worden verstrekt op gunstigere voorwaarden dan de voorwaarden die gelden voor garanties die door het Verzekeringsagentschap aan andere (gezonde) bedrijven worden verstrekt. Indien de samengevoegde werven soortgelijke garanties van marktpartijen zouden moeten verkrijgen — zoals door Polen is gesteld in zijn toelichting van 7 juli 2008 — zouden de kapitaalkosten aanmerkelijk hoger liggen dan de kosten waarvan in het baseline-scenario is uitgegaan, (73) hetgeen een direct negatief effect zou hebben op de financiële vooruitzichten.

(327)

In het licht van deze uitgangspunten moet geconstateerd worden dat het plan niet voldoende waarborgen omvat dat het baseline-scenario voor de financiële vooruitzichten reëel en haalbaar is.

(328)

Bovendien blijkt uit de gevoeligheidsanalyse niet dat het plan zodanig solide is dat het hoofd kan worden geboden aan de belangrijkste risicofactoren verband houdende met de exploitatie van de werf. De planherziening van september toont in dit opzicht geen overtuigende verbetering.

(329)

Uit de gevoeligheidsanalyse blijkt dat een waardevermindering van de dollar ten opzichte van de zloty met 5 % leidt tot een vermindering van de gecumuleerde nettowinst over een periode van tien jaar met maar liefst 35 %, zelfs wanneer in het baseline-scenario rekening is gehouden met herstructureringsmaatregelen gericht op het beperken van het valutarisico.

(330)

Een afzonderlijke analyse die bij het plan van september is gevoegd, toont aan dat een waardevermeerdering van de euro ten opzichte van de dollar van 5 % over de periode van 2013 tot en met 2017 (dus nadat Polen naar verwachting is overgestapt op de euro) vergeleken met het baseline-scenario leidt tot een vermindering van de gecumuleerde nettowinst over een periode van tien jaar met 44 %.

(331)

De Commissie merkt op dat wanneer beide valuta’s ten opzichte van de dollar met 5 % duurder worden (een eenmalige waardevermeerdering van de zloty in 2009 en een eenmalige waardevermeerdering van de euro in 2013), de gecumuleerde nettowinst over een periode van 10 jaar vergeleken met het baseline-scenario met 80 % zal afnemen.

(332)

De Commissie concludeert derhalve dat uit de gevoeligheidsanalyse blijkt dat de financiële vooruitzichten al gevoelig zijn voor kleine veranderingen in de onderliggende aannames, met name waar het de wisselkoersen betreft, terwijl de wisselkoers volgens het plan toch juist een van de belangrijkste oorzaken voor de huidige problemen op de scheepswerf is geweest. De Commissie kan derhalve niet tot de slotsom komen dat het gecombineerde herstructureringsplan voldoende solide is om een herstel van de levensvatbaarheid van de samengevoegde scheepswerven op de lange termijn te waarborgen.

(333)

Het plan vertoont in veel opzichten ernstige tekortkomingen. Op basis daarvan heeft de Commissie moeten concluderen dat uit het plan niet blijkt dat de levensvatbaarheid van de werf binnen een redelijk tijdsbestek hersteld zal zijn. De grote inconsistenties in het herstructureringsplan roepen aanzienlijke twijfels op omtrent de levensvatbaarheid en effectiviteit. Daarnaast wordt uitgegaan van tegenstrijdige veronderstellingen met betrekking tot de marktstrategie en de toekomstige productie en capaciteit van de werf. Bovendien is er geen marktanalyse beschikbaar om de gekozen strategie te onderbouwen en om aan te tonen dat de hypothetische portefeuille inderdaad rendement zal opleveren.

(334)

Met betrekking tot de financiële herstructurering vertonen de veronderstelling over de kapitaalkosten, over de regelingen om de productie te financieren en over de wisselkoersen de navolgende ernstige tekortkomingen. In het plan wordt ervan uitgegaan dat de wisselkoers tijdens de herstructureringsperiode stabiel zal blijven op een niveau dat veel optimistischer is dan de werkelijkheid op dit moment laat zien (3,46 PLN/EUR en 2,23 PLN/USD ten opzichte van de huidige koersen van 3,32 PLN/EUR en 2,12 PLN/USD). Daarnaast wordt in het plan verondersteld dat de werf in staat zal zijn om de omzet met 30 % (100 miljoen USD) te verhogen door opnieuw te onderhandelen over bestaande contracten. Die veronderstelling moet echter wel tegen het licht gezien worden van het feit dat de werf inmiddels al aanzienlijk veel werk heeft verzet om die bestaande contracten open te breken en dat de meeste contracten als gevolg daarvan ontbonden zijn. In het plan wordt de veronderstelling dat er nog meer onderhandelingsmogelijkheden zijn, niet onderbouwd en de Commissie acht die mogelijkheden dan ook niet reëel.

(335)

Wat de personele herstructurering betreft, zou uit het feit dat de investeerder twee opties voorstelt (het handhaven van de werkgelegenheid op het huidige niveau dan wel een vermindering van het personeelsbestand met 650 werknemers), afgeleid kunnen worden dat er geen duidelijke strategie beschikbaar is voor het herstellen van de levensvatbaarheid van de werf. Het gebruik van die verschillende opties roept ook twijfels op over de financiële vooruitzichten aangezien niet nader wordt toegelicht welke personeelsbezetting als basis voor die vooruitzichten is gebruikt.

(336)

In het plan wordt ook niet voldoende toegelicht hoe de verschillende herstructureringsmaatregelen, inclusief investeringen en diverse kostenbesparende maatregelen, van invloed zijn op de financiële vooruitzichten. Met andere woorden, het is niet duidelijk wat het verband is tussen de voorgenomen herstructureringsmaatregelen en de financiële vooruitzichten, met name met betrekking tot de productie en de overhead. Zo blijkt uit het plan bijvoorbeeld niet hoe de verwachte vermindering van 25 % van de kosten van de scheepsbouw over een periode van vijf jaar kan worden verwezenlijkt. De betrouwbaarheid van de prognose wordt ook nog eens ondermijnd door tegenstrijdigheden in de geplande investeringsniveaus. De Commissie is er dan ook niet van overtuigd dat het baseline-scenario voor de financiële vooruitzichten betrouwbaar en op realistische veronderstellingen gebaseerd is.

(337)

Er is voor deze vooruitzichten ook geen gevoeligheidsanalyse beschikbaar met betrekking tot factoren als marktontwikkelingen en veranderingen in prijzen, materiaalkosten, wisselkoersen, lonen e.d. Door het ontbreken van een uitgebreide beschrijving en een onderbouwing van de veronderstellingen die ten grondslag liggen aan de financiële vooruitzichten enerzijds en vanwege het feit dat er geen onderliggend financieel model en gevoeligheidsanalyse beschikbaar zijn anderzijds, is de Commissie van mening dat de betrouwbaarheid van die prognoses en de effectiviteit van het plan niet zijn aangetoond.

(338)

Tot slot merkt de Commissie op dat de investeerder het welslagen van de uitvoering van het herstructureringsplan koppelt aan de toekenning van aanvullende staatssteun.

(339)

Gezien het vorenstaande stelt de Commissie zich op het standpunt dat niet is aangetoond dat de levensvatbaarheid van de werf hersteld kan worden op basis van het door PSC opgestelde herstructureringsplan van juni 2008.

(340)

Door het ontbreken van een realistisch en ingrijpend herstructureringsplan concludeert de Commissie dat de staatssteun die aan Stocznia Gdynia is toegekend (zoals beschreven in de overwegingen 209-232) uitsluitend als bedrijfssteun aangemerkt kan worden die niet als herstructureringssteun verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.

c)    Beperking van de steun tot het minimum

(341)

Op grond van punt 43 van de richtsnoeren moet het steunbedrag worden beperkt tot het voor de uitvoering van de herstructurering strikt noodzakelijke minimum aan herstructureringskosten. Van begunstigden wordt verwacht dat zij uit eigen middelen of door externe financiering tegen marktvoorwaarden een belangrijke bijdrage aan het herstructureringsplan leveren. Deze bijdrage is een teken dat de markten er vertrouwen in hebben dat een herstel van de levensvatbaarheid haalbaar is enerzijds en vormt een waarborg dat de staatssteun inderdaad tot het minimum beperkt blijft anderzijds. Bij grote ondernemingen zoals Stocznia Gdynia dient die eigen bijdrage minimaal 50 % van de herstructureringskosten te bedragen. Die eigen bijdrage dient een reëel karakter te hebben, wat betekent dat verwachte winsten en kasstromen niet als eigen bijdrage aangemerkt kunnen worden (punt 43 van de richtsnoeren).

(342)

De Commissie heeft beoordeeld of het herstructureringsplan van 2006 aan dit criterium voldoet. De Commissie concludeert om twee redenen dat dit niet het geval is. In de eerste plaats is het plan gebaseerd op een voortzetting van de staatsfinanciering in de vorm van garanties, kapitaalinjecties en kwijtscheldingen van schulden, waarbij niet is aangetoond dat dit niveau van staatssteun noodzakelijk is om de levensvatbaarheid van de werf te herstellen (met name is niet aangetoond dat er geen alternatieve herstructureringsstrategieën zijn waarvoor minder staatssteun nodig is). In de tweede plaats is de eigen bijdrage zeer beperkt en blijft de deelname van een investeerder die bereid is externe financiering tegen marktvoorwaarden beschikbaar te stellen, slechts een gebeurtenis die zich eventueel in de toekomst kan voordoen. Die eigen bijdrage had bijvoorbeeld maatregelen kunnen omvatten als de deelname van het management aan een verhoging van het aandelenkapitaal, een omzetting van vorderingen door particuliere crediteuren in een deelneming in het eigen vermogen, en de verkoop van activa. In totaal zouden deze maatregelen een bijdrage van ongeveer 127 miljoen PLN aan de herstructurering van de onderneming hebben kunnen leveren. Zelfs als deze maatregelen als eigen bijdrage aangemerkt kunnen worden in de zin van de richtsnoeren, zou die bijdrage echter — gezien de substantiële inbreng van de staat — niet significant zijn geweest.

(343)

De Commissie heeft ook los van het herstructureringsplan van 2006 (dat immers uiteindelijk niet is uitgevoerd) naar de situatie van de werf in de afgelopen jaren gekeken.

(344)

Allereerst blijkt uit bovenstaande beschrijving van de situatie bij Stocznia Gdynia dat de werf er vrijwel niet in is geslaagd om externe financiering aan te trekken voor die herstructurering. E zijn slechts een paar aanwijzingen voor een marktconforme externe participatie aan de activiteiten van de werf.

(345)

De werf is er wel in geslaagd enkele herstructureringen van de eigen handelsschulden door te voeren, met name via de herstructureringsovereenkomst die in juli 2003 is gesloten (74). Die overeenkomst had betrekking op passiva voor een bedrag van circa 424 miljoen PLN en op een omzetting van vorderingen van sommige crediteuren in een deelneming aan het bedrijfsvermogen ter hoogte van ongeveer 70 miljoen PLN. Tegelijkertijd is Stocznia Gdynia betrokken bij talloze uitwinningsprocedures en rechtszaken. De Commissie merkt ook op dat de waarde van de gecumuleerde schulden aan de overheid per 20 september 2007 423 miljoen PLN bedroeg. De Commissie stelt zich dan ook op het standpunt dat de herstructureringsovereenkomst van 2003 uitsluitend als een eigen bijdrage kan worden aangemerkt indien de betrokken crediteuren een langere terugbetalingstermijn accepteren dan doorgaans gebruikelijk is. In dat geval kan de onderneming over aanvullende middelen beschikken voor de herstructurering. Die verlenging van de terugbetalingstermijn kan daarnaast beschouwd worden als een teken van de markt dat het herstel van de levensvatbaarheid van de werf haalbaar wordt geacht. Datzelfde geldt voor de omzetting van vorderingen in eigen vermogen. Zelfs als de herstructureringsovereenkomst als eigen bijdrage kan worden aangemerkt, merkt de Commissie echter op dat deze bijdrage absoluut niet toereikend is in de zin van de richtsnoeren. De omvang van de geherstructureerde handelsschulden is immers gelijk aan die van de niet opgeëiste vorderingen van de overheid. Het moge duidelijk zijn dat de werf ook andere kosten zal moeten dragen dan uitsluitend de kosten van de schuldsanering.

(346)

Polen en de begunstigde hebben, nadat de formele onderzoeksprocedure was ingeleid, gesteld dat de aanbetalingen van de reders ook als eigen bijdrage aangemerkt moeten worden. De Commissie kan dit argument niet onderschrijven. In de richtsnoeren is bepaald dat de eigen bijdrage geen steuncomponent mag bevatten en dat is bijvoorbeeld niet het geval bij een lening met overheidsgaranties, die wel steunelementen inhoudt (zie de eerste voetnoot in punt 44 van de richtsnoeren). De bedoelde aanbetalingen werden volledig gedekt door garanties van het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten, hetgeen de Commissie, zoals boven toegelicht, als een vorm van staatssteun aanmerkt. Dat betekent dat aanbetalingen van reders niet als externe financiering tegen markttarieven kunnen worden beschouwd. Hieruit volgt dat de oorspronkelijke stelling van Polen niet geaccepteerd kan worden dat de steunintensiteit gelijk was aan 31 %, op basis van de veronderstelling dat de aanbetalingen die gedekt waren door garanties van het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten, als eigen bijdrage aangemerkt dienden te worden.

(347)

Daarnaast merkt de Commissie op dat de participatie van Ray Car Carriers aan de aandelenstructuur van Stocznia Gdynia is geschied via een omzetting van vorderingen in een deelneming in het vermogen en dus ook geen bijdrage aan de herstructureringskosten vormt.

(348)

Wanneer de verwachte herstructureringskosten van 3 miljard PLN afgezet worden tegen de verwachte financieringsbronnen, merkt de Commissie op dat er sprake is van een financieringskloof zoals hieronder weergegeven in tabel 5. Uiteraard zijn de werkkapitaalleningen van 280 miljoen PLN (item 14 in tabel 1b) en 45 miljoen PLN (item 16 van tabel 1b) niet in deze tabel opgenomen. Dat geldt ook voor de werkkapitaallening van de staat voor 250-350 miljoen PLN. Die leningen waren namelijk bedoeld ter financiering van het werkkapitaal, hetgeen geen onderdeel uitmaakt van de herstructureringskosten. Hetzelfde geldt voor de kapitaalinjectie van het Agentschap voor Industriële Ontwikkeling (200 miljoen PLN). De nog openstaande betaling voor de aandelen Stocznia Gdańsk aan het Agentschap voor Industriële Ontwikkeling (item 17 van tabel 1b) kan ook niet als een financieringsbron voor de herstructurering van de nieuwe werf worden beschouwd. Het gaat immers om een betaling aan het Agentschap voor Industriële Ontwikkeling, niet aan de werf.

Tabel 5

Verwachte financieringsbronnen voor de geraamde herstructureringskosten (in miljoen PLN)

(PLN million)

Kapitaalinjectie door ISD Polska

405

Investeringslening

185

Verkoop van activa

240

Kapitaalinjectie door de staat

515

Kapitaalinjectie door de staat

385

Kapitaalinjectie door de staat

250

Afschrijving van belastingverplichtingen

308

Totaal

2 288

Totaal geraamde herstructureringskosten

3 000

Financieringskloof

712

(349)

Gezien deze financieringskloof concludeert de Commissie dat de financiering van de herstructurering op basis van het gecombineerde herstructureringsplan niet gewaarborgd is. Met andere woorden, uit het plan blijkt niet hoe de voorgenomen herstructurering op effectieve wijze uitgevoerd zou kunnen worden, zelfs niet indien aan de werf nog een aanzienlijke hoeveelheid aanvullende staatssteun zou worden toegekend.

(350)

In het gecombineerde herstructureringsplan van september worden bepaalde inkomstenbronnen in het verleden als eigen bijdrage van Stocznia Gdynia en Stocznia Gdańsk aan hun herstructurering aangemerkt (tabel 1b Gestelde eigen bijdrage in het verleden). Hoewel een gedeelte van deze inkomsten (bijvoorbeeld uit de verkoop van bepaalde activa) als eigen bijdrage aangemerkt zou kunnen worden in de zin van de richtsnoeren (reëel, actueel en vrij van staatssteun), is de Commissie van mening dat deze extra inkomsten, gezien de penibele financiële situatie van de beide werven, gebruikt is om de verliezen terug te dringen en derhalve niet gebruikt konden worden voor echte herstructureringen. Zelfs als de werf in staat zou zijn om een aantal herstructureringsmaatregelen uit te voeren (zoals kleine investeringen) dankzij bijvoorbeeld het afstoten van activa, blijft de Commissie van mening dat dergelijke inkomsten niet als „vrij van staatssteun” kunnen worden beschouwd, aangezien de herstructurering en het functioneren van de werven uitsluitend mogelijk was doordat de vorderingen van de overheid voortdurend bleven oplopen, door de mogelijkheid om door te blijven gaan met verlieslijdende activiteiten en door continue staatssteun.

(351)

Gezien de financiële situatie van de werf is in ieder geval duidelijk dat vroegere inkomsten uit de eigen middelen van de werf of uit externe bronnen gebruikt zijn om de bedrijfsactiviteiten van de werf in het verleden te financieren.

(352)

Daarnaast kan de Commissie de volgende items die als voorgenomen eigen bijdrage zijn aangemerkt, niet accepteren.

(353)

Allereerst, zoals al is opgemerkt, zijn de werkkapitaalleningen van 280 miljoen PLN (item 14 van tabel 1b) niet gereserveerd om de verwachte herstructureringskosten te dekken zoals die boven zijn beschreven, maar zijn die leningen specifiek bedoeld ter financiering van het werkkapitaal met het oog op de lopende productie. Daarnaast kunnen deze leningen niet als reëel en actueel aangemerkt worden, maar eerder als potentieel en ver weg in de toekomst. Datzelfde geldt voor de werkkapitaallening van 45 miljoen PLN voor niet-scheepsbouwactiviteiten (item 16 van tabel 1b).

(354)

In de tweede plaats kan ook de lening voor investeringen in niet-scheepsbouwactiviteiten (item 15 van tabel 1b) in deze fase niet als reëel en beschikbaar worden beschouwd. In zijn toelichting van 7 juli 2008 heeft Polen gesteld dat ISD Polska met een aantal banken in bespreking was met het oog op het afsluiten van deze lening. De Commissie heeft twee blijken van belangstelling van banken onderzocht die bij het herstructureringsplan van september waren gevoegd.

(355)

Op basis daarvan kan de Commissie echter niet concluderen dat in het plan wordt aangetoond dat de investeringslening reëel en actueel is. Uit het plan blijkt slechts dat ISD Polska met twee banken in bespreking was, waarvan er een belangstelling leek te tonen in een analyse van het project. Het feit dat ISD Polska begin 2007 met de werkzaamheden voor dit project is gestart na het verwerven van een belang in Stocznia Gdańsk, en tot nu toe geen financiering voor het project heeft kunnen waarborgen, is een belangrijke vingerwijzing.

(356)

In de derde plaats merkt de Commissie op dat er in het plan van september verwezen wordt naar individuele componenten van de activaverkoop met het oog op het genereren van een eigen bijdrage van 240 miljoen PLN (item 13 van tabel 1b).

(357)

Daarnaast hebben noch ISD Polska noch Stocznia Gdynia op dit moment het recht om de hoofdcomponent van deze activa te verkopen (de grond waarop de scheepshellingen van Stocznia Gdańsk zijn gebouwd). Er bestaan hiervoor ook nog steeds duidelijke obstakels van juridische aard (de noodzaak voor Stocznia Gdynia om de eigendomsrechten op deze grond te verwerven, hetgeen fundamenteel gekoppeld is aan de ontbinding van Synergia 99, waarvan Stocznia Gdynia slechts één van de aandeelhouders is, en administratiefrechtelijke procedures over de grenzen van de haven van Gdańsk) alsmede obstakels van praktische aard (de grond kan pas verkocht worden nadat de drie scheepshellingen gedemonteerd zijn en waarschijnlijk dient de grond daarna ook nog eerst gesaneerd te worden) waardoor Stocznia Gdynia en ISD Polska deze activa niet kunnen verkopen. Daarnaast kan, zoals de investeerder zelf heeft toegelicht, de geraamde hoge opbrengst van de verkoop van deze activa uitsluitend worden gerealiseerd indien er zeker is gesteld dat de voorwaarden in het bestemmingsplan inderdaad worden gewijzigd (75). Uit het plan van september blijkt dat Synergia 99, de huidige eigenaar van de grond, nog geen administratiefrechtelijke actie heeft ondernomen om dit perceel van het havengebied uit te sluiten. Hoewel de onderdelen van het Synergia 99-project in het plan van september uitgebreid worden beschreven, blijft de feitelijke uitvoering ervan afhankelijk van uiteenlopende gebeurtenissen waarop Stocznia Gdynia of ISD Polska geen invloed kunnen uitoefenen. Dat geldt met name voor de wijziging van de grenzen van het havengebied. De Commissie kan deze gestelde eigen bijdragen dan ook niet als reëel en actueel aanmerken.

(358)

ISD heeft een onafhankelijke evaluatie beschikbaar gesteld van de grond waarop de drie scheepshellingen zich bevinden ([…] miljoen PLN).

(359)

De Commissie merkt op dat de activa van Synergia 99 door de directie van die onderneming op […] miljoen PLN zijn getaxeerd. Aangezien de directie daaromtrent ook een verklaring heeft afgegeven teneinde een aandeelhoudersovereenkomst te sluiten over de wijze waarop de activa worden verdeeld indien Synergia 99 geliquideerd zou worden, kan ervan uitgegaan worden dat de directie de waarde van die activa niet te laag zal hebben getaxeerd. Een onafhankelijke deskundige die in opdracht van de directie toentertijd de markwaarde van de desbetreffende grond heeft getaxeerd, schatte de waarde op […] miljoen PLN.

(360)

Gezien de grote verschillen tussen de twee taxaties als gevolg van uiteenlopende aannames over het toekomstige gebruik van de grond, beschouwt de Commissie de veronderstelling dat de grond ontwikkeld zal worden voor het hogere marktsegment als optimistisch. Doordat er nog geen specifiek bod is uitgebracht op de grond en er geen tastbare aanwijzingen zijn van plannen om het gebied nieuw leven in te blazen, acht de Commissie de gehanteerde veronderstelling zelfs onrealistisch. De Commissie stelt zich op het standpunt dat er ook een taxatie zou moeten worden verricht naar de mogelijke opbrengst van de verkoop van de grond voor industriële of ontwikkelingsdoeleinden (althans voor zover dat voor beide scenario’s realistisch is).

(361)

De Commissie merkt ook op dat de geraamde investeringswaarde van de grond waarop de scheepshellingen zijn gebouwd ([…] miljoen PLN) niet is opgenomen in de prijs die ISD voor de aandelen Stocznia Gdynia heeft betaald. Volgens het herstructureringsplan van september zou de nettovermogenswaarde van Stocznia Gdynia eind 2007 [[…] een aanzienlijk negatief vermogen] miljoen PLN bedragen. Sinds die tijd heeft het ministerie van Financiën kapitaalbedragen geïnjecteerd met een omvang van 515 miljoen PLN en 385 miljoen PLN; daarnaast is nog een volgende kapitalisatie van 200 miljoen PLN voorzien. Indien alle andere posten op de balans ongewijzigd blijven, (76) zal de nettovermogenswaarde van de werf na deze kapitaalinjecties [[…] positieve waarde] miljoen PLN bedragen, terwijl ISD Polska slechts een symbolische prijs voor de aandelen Stocznia Gdynia betaalt. Indien de marktwaarde van de grond waarop de scheepshellingen zich bevinden, op correcte wijze in de balans was opgenomen, zou die nettovermogenswaarde zelfs nog hoger uitvallen. Met andere woorden, dit betekent dat ISD Polska de aandelen Stocznia Gdynia tegen een prijs zou kopen die onder de marktwaarde ligt en daardoor zou die onderneming dus staatssteun ontvangen. De Commissie is dan ook van mening dat deze activa „besmet” zijn met de staatssteun die tijdens het privatiseringsproces is toegekend en dat de verkoop ervan dus niet als een eigen bijdrage beschouwd kan worden die vrij is van staatssteun.

(362)

Met betrekking tot de andere activa die voor verkoop geoormerkt zijn en die op de balans van Stocznia Gdynia of Stocznia Gdańsk zijn opgenomen, kan de Commissie op basis van de beschikbare informatie de verkoop of verhuur van een aantal activa als een actuele en reële bijdrage aanmerken, mits er een onderbouwde evaluatie wordt verstrekt en de verkoop of verhuur op bestaande overeenkomsten is gebaseerd (verkoop van aandelen in Euromedicus, verkoop van aandelen in Polskie Linie Lotnicze, verhuurovereenkomsten met Eurocynk en met CRIST). Deze overeenkomsten vertegenwoordigen een waarde van circa […] miljoen PLN.

(363)

Tot slot is de Commissie, in overeenstemming met de gevestigde praktijk (77), van mening dat toekomstige kasstromen niet als een eigen bijdrage kunnen worden beschouwd in de zin van de richtsnoeren aangezien het geen reële en actuele bijdrage van de onderneming of haar aandeelhouders betreft aan de herstructureringskosten.

(364)

Hieruit moet dan ook geconcludeerd worden dat de enige items die als eigen bijdrage aangemerkt kunnen worden, de kapitaalinjecties zijn die door ISD Polska zullen worden gedaan ter hoogte van in totaal 405 miljoen PLN én de opbrengst van de verkoop en verhuur van een aantal activa (14 miljoen PLN). Die eigen bijdrage komt overeen met 14 % (78) van de verwachte herstructureringskosten van 3 miljard PLN. Indien de Commissie akkoord zou gaan met het voorstel van de Poolse autoriteiten (tijdens de bijeenkomst van 30 september 2008) om het niveau van de eigen bijdrage te beoordelen door een vergelijking te maken tussen de herstructureringskosten die de werven hebben gemaakt vanaf het moment dat de investeerders de zeggenschap over de werf hebben verworven, zou het resultaat hetzelfde zijn (herstructureringskosten van 3,065 miljard PLN met een actuele en reële eigen bijdrage van 419 miljoen PLN, i.c. 14 %).

(365)

Een en ander dient bezien te worden tegen het licht van de verwachte aanvullende staatssteun die het belangrijkste uitgangspunt van het plan vormt: een aanvullende kapitaalinjectie door de staat van 1,6 miljard PLN (waarvan 1,14 miljard PLN in juni 2008 en de resterende 418 miljoen PLN op afroep). Daarnaast is ook rekening gehouden met een verdere sanering van de gecumuleerde schulden aan de overheid (met een nominale waarde van 496,6 miljoen voor de periode 2009-2017). Hierbij dient opgemerkt te worden dat er in het plan van uitgegaan wordt dat de scheepsbouwactiviteiten afhankelijk zullen blijven van een financiering op basis van aanbetalingsgaranties (tegen gunstige voorwaarden) van het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten. Ook dit uitgangspunt is geïntegreerd in het financiële model voor de gefuseerde scheepswerven. De gefuseerde werven verwachten uiterlijk eind 2008 nieuwe garanties te krijgen. Voor de jaren daarna, in ieder geval tot aan het eind van de herstructureringsperiode in 2012, wordt ook verwacht dat de garanties van het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten de scheepsbouwactiviteiten vrijwel volledig zullen dekken.

(366)

Daarnaast dient de Commissie met de gehele herstructureringsperiode rekening te houden, dus vanaf 2002. Gezien de aanzienlijke hoeveelheid staatssteun waar de werf in deze periode profijt van heeft gehad, wordt het percentage van die eigen bijdrage ten opzichte van de totale herstructureringskosten alleen maar kleiner. Het moge dan ook duidelijk zijn dat de eigen bijdrage bij lange na niet in de buurt komt van de drempel van 50 % van de herstructureringskosten zoals is vastgelegd in de richtsnoeren.

(367)

Hoewel de investeerder bereid is een kapitaalinjectie van 500 miljoen PLN te verrichten ter gedeeltelijke financiering van het investeringsprogramma, heeft hij daarnaast verzocht om een extra kapitaalinjectie van in totaal 515 miljoen PLN door de Poolse staat met het oog op de sanering van de schuld van 560 miljoen PLN aan de overheid en als voorziening voor potentiële toekomstige verplichtingen van de scheepswerf, welke worden geschat op een bedrag van 555 miljoen PLN (toekomstige verliezen, boetes voor het opzeggen van contracten, rechtsvorderingen). Voorts worden alle overige passiva, te weten handelsschulden aan toeleveranciers en reders e.d., voor een bedrag van 948 miljoen PLN, in het plan opgesomd. Tot slot heeft de investeerder ten aanzien van de verschaffing van werkkapitaal om extra garanties verzocht van het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten, welke zouden moeten worden verschaft tegen gunstigere opslagpercentages dan de percentages die normaliter aan gezonde ondernemingen in rekening worden gebracht, alsmede garanties van het ministerie van Financiën voor de overbruggingsleningen tot een bedrag van 397 miljoen PLN.

(368)

Voor zover afgeleid kan worden uit de beperkte informatie die in het plan is vervat, zullen de herstructureringskosten in ieder geval de gecumuleerde passiva dekken (gecumuleerde passiva en leningen voor een totaalbedrag van 1 508 miljoen PLN), alsmede de verwachte verliezen op de bestaande scheepsbouwcontracten en rechtszaken (555 miljoen PLN) en de voorziene investeringsbehoefte voor de periode van 2008 tot en met 2018 (443 miljoen PLN).

(369)

De meeste van deze kosten moeten worden gefinancierd met staatssteun. De voorgestelde eigen bijdrage bestaat uit een kapitaalinjectie van 500 miljoen PLN door de investeerder. De Commissie merkt op dat zij geen informatie heeft ontvangen over de vraag of de investeerder een dergelijke kapitaalinjectie wel kan verrichten. Volgens het voorlopige bod van PSC hadden de middelen om de injectie te financieren, moeten worden verkregen van een derde, een financieel belegger. Bij gebrek aan bewijs dat de investeerder in staat is een kapitaalbedrag van 500 miljoen PLN te verstrekken, is de Commissie van oordeel dat deze maatregel niet als feitelijk en reëel kan worden beschouwd. Bovendien gaat het plan ervan uit dat de inkomsten uit de verkoop van activa in de periode na de toetreding en de inkomsten uit een voorgenomen verkoop van activa, tezamen voor een bedrag van in totaal 174,5 miljoen PLN, ook als eigen bijdrage in de zin van de richtsnoeren dienen te worden beschouwd. Ook hier geldt weer dat niet is aangetoond dat de transacties uit het verleden vrij van staatssteun zijn en dat de veronderstellingen ten aanzien van de geplande verkoop realistisch zijn. Deze door de investeerder zelf geponeerde tegenstrijdigheid ten aanzien van de eigen bijdrage doet de twijfel omtrent de geloofwaardigheid van de onderliggende aannames in het plan nog verder toenemen. De Commissie concludeert derhalve dat uit het plan niet blijkt dat de voorgestelde eigen bijdrage voldoende groot, feitelijk, reëel en vrij van staatssteun is.

(370)

De Commissie merkt op dat de voorgestelde maatregelen (een kapitaalinjectie van 500 miljoen PLN en de reeds verrichte en nog te verrichten verkoop van activa) — zelfs indien deze als eigen bijdrage beschouwd zouden worden — slechts 27 % van de hierboven beschreven herstructureringskosten zouden dekken. Daarbij komt nog dat de Commissie de gehele herstructureringsperiode vanaf 2002 in ogenschouw moet nemen. Gezien de aanmerkelijke staatssteun die de scheepswerf in deze periode heeft mogen ontvangen, moet de eigen bijdrage als percentage van de totale herstructureringskosten zelfs nog verder naar beneden bijgesteld worden. Het moge duidelijk zijn dat de eigen bijdrage bij lange na niet in de buurt komt van de drempel van 50 % van de herstructureringskosten die in de richtsnoeren is voorgeschreven.

(371)

De Commissie is derhalve van oordeel dat de scheepswerf in feite vrijwel geen enkele bijdrage in de zin van de richtsnoeren heeft weten bijeen te brengen en dat, voor zover er al sprake is van een eigen bijdrage, deze in ieder geval niet groot is. Bovendien wordt er door het herstructureringsplan van PSC geen voldoende grote eigen bijdrage gewaarborgd. Aangezien het doel van een eigen bijdrage een zo groot mogelijke beperking van de staatssteun is, kan de Commissie bij gebreke van een eigen bijdrage door de werf niet anders dan concluderen dat niet voldaan is aan het vereiste dat de staatssteun tot een minimum beperkt dient te blijven. Integendeel, het herstructureringsplan van PSC gaat juist uit van de veronderstelling dat er extra staatssteun wordt verleend en dat de uitvoering van het plan afhankelijk is van de daadwerkelijke verlening van die extra staatssteun.

(372)

Op basis van het vorenstaande merkt de Commissie op dat de werf in de praktijk eigenlijk vrijwel geen eigen bijdrage heeft kunnen regelen als bedoeld in de richtsnoeren, d.w.z. een bijdrage die reëel, actueel en vrij van staatssteun is. Daarnaast bieden het gecombineerde herstructureringsplan en het plan dat door PSC is ingediend, onvoldoende waarborgen om een toereikend niveau van die eigen bijdragen te verwezenlijken. Aangezien die eigen bijdrage bedoeld is om de hoeveelheid staatssteun tot een minimum te beperken, dient de Commissie vanwege het feit dat die eigen bijdrage ontbreekt, te concluderen dat er niet voldaan is aan de eis dat de steun tot het noodzakelijke minimum beperkt blijft. Beide herstructureringsplannen zijn zelfs gebaseerd op de veronderstelling dat er nog aanvullende staatssteun toegekend zal worden. In het algemeen is er sprake van een disproportionele financiering van de herstructurering met staatssteun, hetgeen tot een ongerechtvaardigde vervalsing van de mededinging leidt.

(373)

Op grond van de richtsnoeren mag de onderneming vanwege de staatssteun geen beschikking krijgen over extra kasstromen die gebruikt kunnen worden voor agressieve, marktverstorende activiteiten die geen verband houden met het herstructureringsproces. Hoewel de werf inderdaad geen beschikking over extra kasstromen heeft gekregen, heeft de onderneming dankzij de staatsgaranties wel kunnen profiteren van de toegang tot werkkapitaal die via de markt niet beschikbaar zou zijn geweest. Daardoor heeft de werf niet alleen de bedrijfsactiviteiten voort kunnen zetten en de orderportefeuille kunnen vullen, maar ook contracten kunnen sluiten zonder de kosten te hoeven dragen voor het beperken van de risico’s verband houdende met veranderende prijzen voor materialen en met wisselkoersfluctuaties. Met andere woorden, de werf heeft door het accepteren van orders tegen prijzen die niet kostendekkend zijn, staatssteun gebruikt voor marktverstorende activiteiten die geen verband houden met het herstructureringsproces. Dit versterkt het standpunt van de Commissie dat de staatssteun niet beperkt is gebleven tot de minimale omvang die noodzakelijk is voor de levensvatbaarheid van de werf.

(374)

Tot slot wijst de Commissie erop dat staatssteun voor ondernemingen in moeilijkheden gebruikt dient te worden voor de financiering van een herstructurering. Bedrijfssteun is uitsluitend toegestaan met het oog op het voortbestaan van een onderneming in afwachting van de uitvoering van een ingrijpende herstructurering. In het onderhavige geval is er echter slechts in beperkte mate sprake van echte herstructureringsmaatregelen met effecten op de lange termijn. De staatssteun is met name gebruikt om het voortbestaan van de onderneming te waarborgen en vormt derhalve zuivere bedrijfssteun. Dit is eveneens een indicatie dat de steun niet tot het absoluut noodzakelijke minimum beperkt is gebleven om een herstructurering uit te kunnen voeren.

(375)

Op basis van het vorenstaande concludeert de Commissie dat niet is voldaan aan de eis dat de steun tot het minimum beperkt blijft en aangevuld wordt door een reële en aanzienlijke eigen bijdrage die vrij is van staatssteun.

d)    Voorkoming van ongerechtvaardigde vervalsing van de mededinging

(376)

De Commissie wijst op de voorlopige overeenkomst die zij met Polen heeft gesloten in verband met de sluiting van het SD 1-dok. Gezien de ontwikkelingen na het sluiten van die overeenkomst en in het licht van bovenstaande conclusies inzake de eerste twee voorwaarden van de richtsnoeren, is het niet nodig om te beoordelen of de door Polen voorgestelde compenserende maatregelen toereikend zijn.

e)    Conclusie

(377)

Aangezien niet is voldaan aan de criteria die in de richtsnoeren zijn neergelegd om staatssteun als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt aan te kunnen merken, concludeert de Commissie dat de maatregelen zoals die in de overwegingen 209-232 beschreven zijn, niet als herstructureringssteun verenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt.

C.   STAATSSTEUN VOOR ANDERE DOELEINDEN

(378)

In zijn reactie van 11 juli 2007 heeft Polen aangegeven dat Stocznia Gdynia steun ontvangen heeft onder de noemer „staatssteun voor andere doeleinden dan herstructurering”. In tabel 4 is een overzicht van de betrokken steun opgenomen.

(379)

De Commissie wijst erop dat, aangezien bij een onderneming in moeilijkheden het voortbestaan zelf in het gedrang is, een dergelijke onderneming niet kan worden beschouwd als een passend instrument om aan de verwezenlijking van andere beleidsdoelstellingen van de overheid bij te dragen, zolang haar levensvatbaarheid niet is verzekerd (punt 20 van de richtsnoeren). Alle steun die aan een onderneming in moeilijkheden tijdens de herstructureringsperiode wordt toegekend, dient als herstructureringssteun aangemeld te worden, tenzij deze steun onder de vrijstellingsverordeningen valt (punt 69 van de richtsnoeren).

(380)

Polen heeft op geen enkele wijze aangetoond dat de steun waarnaar in tabel 4 wordt verwezen onder die vrijstellingsverordeningen valt.

(381)

De Commissie concludeert dan ook dat ook deze maatregelen onder het toepassingsgebied van de onderhavige beschikking vallen en onrechtmatige en onverenigbare herstructureringssteun vormen.

IV.   CONCLUSIE

(382)

De Commissie is van mening dat Polen de staatssteun ten gunste van Stocznia Gdynia zoals beschreven in de overwegingen 209-232 onrechtmatig en in strijd met artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag heeft toegekend. Deze steun is op grond van geen enkele uitzondering in het EG-Verdrag aan te merken als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

(383)

Met het oog op het herstellen van de ex ante-situatie dient die staatssteun teruggevorderd te worden.

V.   UITVOERING

(384)

De staatssteuncomponent in de maatregelen die ten gunste van Stocznia Gdynia zijn genomen, zoals toegelicht in de overwegingen 209-158 van deze beschikking, dient teruggevorderd te worden. In het algemeen is de omvang van de terug te vorderen steuncomponent, dat wil zeggen het voordeel dat de begunstigde van de steun heeft gehad, gelijk aan het verschil tussen de voorwaarden die de begunstigde op de markt had kunnen bedingen en de voorwaarden op basis waarvan de steunmaatregel is genomen.

(385)

Om met het oog op het berekenen van het staatssteunelement (met name wanneer die steun in verschillende termijnen is uitgekeerd) een inschatting te kunnen maken van het markttarief worden de door de Commissie aangekondigde referentie- en disconteringspercentages gebruikt. Die percentages worden ook gebruikt voor het berekenen van de staatssteuncomponent die voortvloeit uit de regelingen voor gesubsidieerde leningen (79). In het geval van ondernemingen in moeilijkheden, zoals Stocznia Gdynia, is de Commissie van mening dat het referentiepercentage minimaal met 400 basispunten verhoogd dient te worden als gevolg van het hoge risico dat aan de transactie verbonden is. Daarnaast dient dat percentage nog eens met 200 basispunten extra verhoogd te worden omdat de begunstigde geen — of een slechte — zakelijke zekerheid heeft gesteld. Zoals hierboven toegelicht is de waarde van de zekerheid die de werf heeft gesteld, twijfelachtig gezien de activa/passiva-ratio van het bedrijf. Indien een onderneming in moeilijkheden niet in staat is om financiering op de markt aan te trekken, kan de steuncomponent oplopen tot 100 % van de nominale waarde van de ontvangen financiële middelen. (80)

(386)

De Commissie is van mening dat Stocznia Gdynia in de periode waarin de werf de staatssteun ontving zoals beschreven in overwegingen 209-232, ernstige financiële problemen had (zoals beschreven in overwegingen 62-66) en niet in staat was om financiering op de markt te verkrijgen. De werf had een negatief eigen vermogen, maakte voortdurend verliezen en had in de onderzochte periode vrijwel geen financiering uit de markt gehaald. In dergelijke omstandigheden zou een investeerder die tegen marktvoorwaarden handelt, gezien het hoge risico, niet bereid zijn om financiering aan de werf te verstrekken. De Commissie is dan ook van mening dat geen enkele bank in die periode een lening aan de werf had willen verstrekken, zelfs niet tegen hoge rentetarieven. Geen enkele bank zou daarnaast bereid zijn geweest om garanties af te geven, ook niet tegen een hoge garantieopslag.

(387)

Aangezien Stocznia Gdynia op de markt geen enkele lening of garantie had kunnen verkrijgen, vormt elke lening of garantie die in de onderzochte periode is verstrekt, automatisch staatssteun. Dat betekent dat alle garanties die nog van kracht zijn, onmiddellijk ingetrokken moeten worden en dat alle nog uitstaande leningen onverwijld terugbetaald moeten worden.

(388)

Het terugbetalen van de leningen die aan de werf zijn verstrekt, is op zich echter niet afdoende om de oorspronkelijke situatie te herstellen. Stocznia Gdynia heeft immers tot aan het moment van terugbetaling financiering tot haar beschikking gehad die zij normaal gesproken op de markt niet had kunnen verkrijgen. Teneinde de oorspronkelijke situatie te herstellen, dient dat voordeel ook teruggevorderd te worden (overigens kan dat voordeel slechts bij benadering vastgesteld worden aan de hand van het rentetarief voor een zeer riskante lening). Dat betekent voor de periode vanaf de datum waarop de lening aan de werf is verstrekt, tot aan het moment dat deze volledig is terugbetaald, dat de Commissie het verschil dient terug te vorderen tussen het concreet door Stocznia Gdynia betaalde rentetarief en het rentetarief dat theoretisch gezien reëel zou zijn voor een lening met een zeer hoog risico. Om dat laatste rentetarief te bepalen, merkt de Commissie op dat in haar mededeling over de methode om de referentie- en disconteringspercentages vast te stellen, wordt aangegeven dat de risico-opslag kan oplopen tot meer dan 400 basispunten boven het referentiepercentage „indien geen enkele bank de betrokken lening zou hebben willen verstrekken...”. Dat laatste is in de onderhavige situatie het geval. In uiteenlopende beschikkingen heeft de Commissie geconcludeerd dat een opslag van 600 basispunten boven het referentiepercentage een adequaat minimum is om recht te doen aan een situatie met een hoog risico (81). De Commissie is van mening dat die 600 basispunten ook de minimale opslag in de onderhavige zaak vormt.

(389)

Wat de garanties betreft, kiest de Commissie voor dezelfde benadering: voor de periode vanaf de datum dat de garantie is verstrekt tot aan het moment dat deze wordt ingetrokken, dient de Commissie het subsidie-equivalent dat deel uitmaakt van die garanties terug te vorderen.

(390)

Met betrekking tot die garanties is de Commissie, conform haar mededeling betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties (82), van mening dat het subsidie-equivalent ofwel gelijk is aan de rentesubsidie die het gevolg is van de garantie (indien de garantie een lening dekt met een rentetarief dat lager is dan de marktrente), ofwel gelijk is aan de risicofactor over het gegarandeerde bedrag minus de opslagen die voor de garantie zijn betaald.

(391)

Mocht het niet mogelijk zijn om de steuncomponent op basis van deze regels te berekenen, acht de Commissie het opportuun om het verschil te berekenen tussen de garantieopslag die op de markt betaald had moeten worden en de feitelijk door de begunstigde betaalde opslag. De Commissie is van mening dat het verschil dat op deze wijze is berekend, overeenkomt met de steuncomponent van de garantie. Het Poolse Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten hanteert een programma voor exportverzekeringen die door het ministerie van Financiën worden gegarandeerd en waarvoor opslagen in rekening worden gebracht op basis van de „vrij-van-staatssteun”-regeling die op 18 juli 2007 door de Commissie is goedgekeurd. De Commissie is van mening dat de opslagen van die regeling als referentie-opslagen zouden kunnen dienen voor bovengenoemde berekening. Ook in dit geval zouden die opslagen met minimaal 400 basispunten verhoogd moeten worden omdat de werf op grond van die regeling niet in aanmerking kwam voor garanties. Het verstrekken van garanties aan de werf bracht dus aanzienlijk grotere risico’s met zich mee.

(392)

Hierboven is al toegelicht dat de werf geen garanties op de markt zou hebben kunnen verkrijgen vanwege de zeer penibele financiële situatie. Dat betekent dat de nog van kracht zijnde garanties onmiddellijk ingetrokken dienen te worden om een einde te maken aan de verstoring van de mededinging als gevolg van de verstrekte staatssteun.

(393)

Bij de aanbetalingsgaranties merkt de Commissie op dat de aanbetalingen die door het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten zijn gegarandeerd, onderdeel uitmaken van een verkoopovereenkomst en niet van een overeenkomst van lening. Over die aanbetalingen wordt ook geen rente in rekening gebracht. Wat de berekening van de staatssteuncomponent betreft die de begunstigde heeft ontvangen, is de Commissie daarom van mening dat er een vergelijking overwogen moet worden tussen de opslagen die de werf heeft betaald en de reguliere opslagen die op de markt in rekening zouden zijn gebracht. Ook in dit geval zou de „vrij-van-staatssteun”-regeling die het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten hanteert, als referentie kunnen dienen voor de opslagen die op de markt in rekening worden gebracht. Die opslagen zouden vervolgens verhoogd moeten worden als gevolg van het extra risico dat verbonden is aan het verstrekken van steun aan een onderneming in financiële moeilijkheden.

(394)

Net als bij de andere garanties die aan de werf zijn verstrekt en vanwege dezelfde redenen, merkt de Commissie op dat alle garanties van het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten die nog van kracht zijn onmiddellijk ingetrokken dienen te worden.

(395)

Het feit dat overheidsinstanties voortdurend geweigerd hebben om uitstaande vorderingen te innen kan ook aangemerkt worden als staatssteun. Hiermee dient dus eveneens rekening te worden gehouden (83). Dit is vergelijkbaar met een doorlopend krediet dat is toegekend op basis van voordelige voorwaarden. Dat betekent dat de omvang van de steun overeenkomt met het verschil tussen het rentetarief dat de markt in rekening gebracht zou hebben (voor een onderneming met een soortgelijke rating in een vergelijkbare financiële en economische situatie en met dezelfde zakelijke zekerheden) en de rente die door het steunverlenende orgaan in rekening is gebracht.

(396)

Gezien de aanhoudende penibele financiële situatie van de werf is de Commissie van mening dat een investeerder die tegen marktvoorwaarden handelt, zijn vorderingen onmiddellijk zou claimen op het moment dat zij opeisbaar worden. Het feit dat de Poolse autoriteiten niet meteen actie ondernomen hebben op het moment dat de vorderingen geïnd konden worden, is een vorm van staatssteun. Dat betekent dat de steun telkens beschikbaar is gesteld op de datum waarop een niet betaalde vordering opeisbaar is geworden. De staatssteuncomponent is gelijk aan het verschil tussen de rente die op de markt berekend zou worden (voor een onderneming met een soortgelijke rating in een vergelijkbare financiële en economische situatie en met dezelfde zakelijke zekerheden) en de rente die door de steunverlenende autoriteit in rekening is gebracht.

(397)

Aangezien iedere investeerder die tegen marktvoorwaarden handelt, onmiddellijk de invordering van de opeisbare schulden van de werf in gang had gezet, dient niet alleen het staatssteunelement als gevolg van de te weinig betaalde rente teruggevorderd te worden, maar moeten ook de gecumuleerde schulden onverwijld terugbetaald worden.

(398)

Het kwijtschelden van schulden is te vergelijken met een subsidie die niet terugbetaald hoeft te worden. Het (deel-)bedrag van de schuld dat afgeschreven is, dient als staatssteun aangemerkt te worden.

(399)

Op grond van hoofdstuk 5a van de Wet van 30 oktober 2002 worden schulden aan de overheid die geherstructureerd zijn, samen met activacomponenten die minimaal 25 % van de waarde van de geherstructureerde schulden vertegenwoordigen, overgedragen aan de Beheerder, een onderneming die volledig eigendom is van het Agentschap voor Industriële Ontwikkeling. De Beheerder dient die activa vervolgens te verkopen en moet de opbrengst gebruiken om een deel van de schulden aan de overheid te voldoen. Het restant van die schulden wordt vervolgens door de bevoegde autoriteiten afgeschreven. De Commissie is dan ook van mening dat de staatssteuncomponent van deze transactie gelijk is aan de waarde van de schulden aan de overheid die aan de Beheerder zijn overgedragen, minus de feitelijke waarde van de overgedragen activa. Op grond van de Wet van 30 oktober 2002 betekent dit dat de steuncomponent maximaal 75 % van de overgedragen schulden bedraagt. Indien de waarde van de overgedragen activa echter hoger of lager is dan de bij wet voorgeschreven 25 %, dient de steuncomponent aan de hand van het desbetreffende percentage te worden berekend.

(400)

De Commissie merkt op dat kapitaalinjecties door de staat of door entiteiten waarover de staat zeggenschap heeft (zoals het Agentschap voor Industriële Ontwikkeling en KPS) in ondernemingen die in moeilijkheden verkeren, beschouwd dienen te worden als een niet terug te betalen subsidie indien ten tijde van die injectie geen rendement verwacht wordt (84). Teneinde de verstoring van de mededinging voortvloeiende uit die kapitaalinjecties ongedaan te maken, dient de werf het volledige geïnjecteerde bedrag terug te betalen.

(401)

Bij brief van 3 november 2008 heeft Polen zich ertoe verbonden om de onderhavige beschikking uit te voeren door de werf tegen de marktprijs te verkopen via een open, transparante, onvoorwaardelijke en niet-discriminerende aanbestedingsprocedure (in overeenstemming met de specifieke voorwaarden zoals die aanvankelijk neergelegd zijn in de brief van 27 oktober 2008 van de Commissie). Vervolgens zal Stocznia Gdynia geliquideerd worden. Alle staatssteun die op grond van deze beschikking wordt teruggevorderd, dient door Polen onverwijld geregistreerd te worden in het kader van de liquidatie van Stocznia Gdynia. Bij brief van 6 november 2008 heeft de Commissie Polen meegedeeld dat, mits aan deze voorwaarden wordt voldaan, de verkoop van de activa geen nieuwe staatssteun zou vormen voor de koper(s) ervan. In dat geval zouden de activa ook vrij van de verplichting tot terugbetaling van onrechtmatige en onverenigbare steun aan de werf in het verleden aan de koper(s) overgedragen kunnen worden, mits ook aan de eis wordt voldaan dat er geen sprake zal zijn van een economische continuïteit tussen de begunstigden van de steun en de activiteiten van de koper(s) (85). De Commissie zal nauwlettend in de gaten houden of er aan de voorwaarden zoals neergelegd in haar brief van 27 oktober 2008 wordt voldaan om te beoordelen of deze beschikking correct wordt uitgevoerd. Inmiddels zijn deze voorwaarden door de Poolse autoriteiten geaccepteerd.

(402)

De voorwaarden waartoe Polen zich uitdrukkelijk heeft verbonden, zijn als volgt.

(403)

De activa (zonder passiva) worden via een open, transparante, onvoorwaardelijke en niet-discriminerende aanbestedingsprocedure geprivatiseerd. Stocznia Gdynia zal inclusief alle eventueel resterende activa en de passiva worden geliquideerd.

(404)

De activa dienen tegen de marktprijs (aan de hoogste bieder) verkocht te worden. Die activa dienen afzonderlijk dan wel in een groot aantal kleine bundels te koop te worden aangeboden en wel op zodanige wijze dat de opbrengst van de verkoop maximaal is. Dergelijke bundels mogen niet uit georganiseerde delen van een onderneming of bedrijfsactiviteit bestaan. De samenstelling van de bundels is echter niet bedoeld om te voorkomen dat potentiële kopers een gecombineerd bod kunnen doen op een aantal activa/bundels.

(405)

De procedure dient niet-discriminerend te zijn, wat betekent dat de verkoop openstaat voor alle categorieën potentiële kopers zonder onderscheid naar het doel van hun investering.

(406)

Er mogen aan de aanbesteding geen voorwaarden worden verbonden (zoals het in stand houden van de werkgelegenheid of bedrijfsactiviteiten of de overname van bestaande contracten). Het enige criterium voor het selecteren van het uiteindelijke bod is de maximalisering van de opbrengst ten gunste van de crediteuren van de werf.

(407)

Zowel de openbare als particuliere crediteuren van de werf (inclusief de afnemers van de werf) dienen met betrekking tot de opbrengst van de verkoop dezelfde rangorde en rechten te behouden als bij een faillissementsprocedure.

(408)

In het kader van de verkoop mag geen nieuwe staatssteun worden toegekend noch in de vorm van afschrijvingen of door de staat gefinancierde terugbetalingen van overheidsschulden of particuliere vorderingen, noch in de vorm van kapitaalinjecties, leningen, garanties of andere steunmaatregelen. Alle nieuwe schulden aan overheidsinstanties die tijdens de verkoopperiode ontstaan en die strikt noodzakelijk zijn om de verkoopprocedure af te ronden, dienen uit het liquiditeitssaldo teruggevorderd te worden.

(409)

De verkoop dient uitgevoerd te worden door een onafhankelijke bewindvoerder, met dezelfde rechten en plichten als een curator bij faillissementen. Er dient een structuur gecreëerd te worden op basis waarvan crediteuren de voortgang van de verkoop adequaat kunnen volgen. Die structuur dient te waarborgen dat de verkoop op marktconforme voorwaarden plaatsvindt en dat de rechten en rangorde van de crediteuren met betrekking tot de opbrengst van de verkoop geëerbiedigd worden. Daarnaast zullen Polen en de Commissie gezamenlijk een toezichthouder benoemen met de specifieke taak om de Commissie te ondersteunen bij het controleren of aan de bovengenoemde voorwaarden bij de verkoop en de terugvordering van de steun volledig wordt voldaan. Te dien einde zal de toezichthouder periodieke, uitgebreide verslagen aan de Commissie overleggen met betrekking tot elke fase van de procedure.

(410)

Polen heeft aangegeven dat er nationale maatregelen op wetgevingsgebied genomen dienen te worden met het oog op het uitvoeren van de onderhavige beschikking. De Commissie onderkent dat daardoor een langere uitvoeringsperiode noodzakelijk is dan doorgaans wordt voorgeschreven, mede gezien het aantal afzonderlijke steunmaatregelen waarop deze beschikking betrekking heeft en het verschil in vorm en looptijd. De Commissie verzoekt Polen dan ook om deze beschikking uit te voeren binnen zeven maanden na de datum van kennisgeving,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De staatssteun als omschreven in de overwegingen 209-232 van de onderhavige beschikking, die in strijd met artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag door Polen aan Stocznia Gdynia is toegekend, is onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

Voorts zijn ook alle aanbetalingsgaranties die in strijd met artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag door Polen aan Stocznia Gdynia zijn verstrekt in de periode vanaf 1 juli 2007 tot de datum van deze beschikking, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

Artikel 2

Met betrekking tot de in de overwegingen 209-232 beschreven leningen die door diverse overheidsorganen zijn verstrekt, vordert Polen voor de periode vanaf het moment waarop de leningen werden verstrekt tot het moment waarop zij zijn terugbetaald, een bedrag aan steun terug dat gelijk is aan het verschil tussen het feitelijk door Stocznia Gdynia betaalde rentetarief en het rentetarief waartegen de begunstigde de lening op de markt had kunnen afsluiten. Bovendien worden eventuele op de datum van deze beschikking niet afgeloste leningen onverwijld terugbetaald.

Artikel 3

Met betrekking tot de in de overwegingen 209-232 van deze beschikking beschreven garanties die door het ministerie van Financiën zijn verstrekt, vordert Polen voor de periode vanaf het toekennen van de steun tot aan het vervallen van de garantie een bedrag aan steun terug dat gelijk is aan het verschil tussen het feitelijk door Stocznia Gdynia betaalde rentetarief voor de lening die dankzij de staatsgarantie is verkregen en het rentetarief waartegen de begunstigde de lening op de markt had kunnen afsluiten, of een bedrag gelijk aan het gegarandeerde bedrag vermenigvuldigd met de risicofactor (kans op wanbetaling), verminderd met de feitelijk betaalde garantiepremie, dan wel een bedrag gelijk aan het verschil tussen de feitelijk door de begunstigde betaalde garantiepremie en de garantiepremie waartegen de begunstigde de lening op de markt had kunnen afsluiten. Bovendien worden eventuele op de datum van deze beschikking nog lopende garanties onverwijld ingetrokken.

Artikel 4

Met betrekking tot de in de overwegingen 209-232 van deze beschikking beschreven aanbetalingsgaranties die door het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten zijn verstrekt, vordert Polen voor de periode vanaf het verlenen van de garantie tot aan het vervallen ervan een bedrag aan steun terug dat gelijk is aan het verschil tussen de feitelijk door de begunstigde betaalde garantiepremie en de garantiepremie waartegen de begunstigde de lening op de markt had kunnen afsluiten. Bovendien worden eventuele op de datum van deze beschikking nog lopende garanties onverwijld ingetrokken.

Artikel 5

De artikelen 3 en 4 zijn mutatis mutandis ook van toepassing op aanbetalingsgaranties die in strijd met artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag door Polen aan Stocznia Gdynia zijn verstrekt in de periode vanaf 1 juli 2007 tot de datum van deze beschikking.

Artikel 6

Ten aanzien van het niet invorderen van schulden door overheidsorganen, zoals beschreven in de overwegingen 209-232, vordert Polen voor de periode vanaf het verlenen van de staatssteun tot aan de aflossing van de schulden aan de overheid een bedrag aan steun terug dat gelijk is aan het verschil tussen het feitelijk door Stocznia Gdynia betaalde rentetarief en het rentetarief waartegen de begunstigde uitstel van betaling van haar verplichtingen had kunnen krijgen van een crediteur in een markteconomie. Bovendien worden eventuele nog openstaande schulden aan overheidsinstanties onverwijld voldaan.

Artikel 7

Ten aanzien van de afschrijvingen van schulden door overheidsinstanties als beschreven in de overwegingen 209-232 van deze beschikking, vordert Polen steun terug voor een bedrag dat gelijk is aan de omvang van die afschrijvingen.

Artikel 8

Ten aanzien van de herstructurering van de schulden aan de overheid op grond van hoofdstuk 5a van de Wet van 30 oktober 2002 betreffende staatssteun aan ondernemingen die van bijzonder belang zijn voor de arbeidsmarkt, zoals gewijzigd (een en ander als beschreven in de overwegingen 209-232 van deze beschikking), vordert Polen steun terug voor een bedrag dat gelijk is aan de schulden aan de overheid die aan de Beheerder zijn overgedragen, verminderd met de feitelijke waarde van de activa die de begunstigde aan de Beheerder heeft overgedragen.

Artikel 9

Met betrekking tot de in de overwegingen 209-232 van deze beschikking beschreven kapitaalinjecties van verschillende overheidsinstanties vordert Polen een bedrag aan steun terug dat volledig overeenkomt met de geïnjecteerde kapitaalbedragen.

Artikel 10

Met betrekking tot de rechtstreekse subsidies als beschreven in tabel 4 en in de overwegingen 209-232 van deze beschikking, vordert Polen een bedrag aan steun terug dat volledig overeenkomt met de omvang van deze subsidies.

Artikel 11

1.   Polen vordert van de begunstigde de steun terug zoals bepaald in de voorgaande artikelen. Deze terugvordering geschiedt overeenkomstig de richtsnoeren als bedoeld in de overwegingen 384-401 van deze beschikking.

2.   De terug te vorderen steunbedragen zijn rentedragend vanaf de datum dat zij ter beschikking van Stocznia Gdynia zijn gesteld tot de feitelijke terugbetaling ervan.

3.   De rente wordt op samengestelde grondslag berekend overeenkomstig hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie (86) en Verordening (EG) nr. 271/2008 van de Commissie (87) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 794/2004.

4.   Polen annuleert met ingang van de datum van kennisgeving van deze beschikking alle nog uitstaande betalingen in verband met de steun als bedoeld in artikel 1.

Artikel 12

1.   De steun als bedoeld in artikel 1 wordt onverwijld en daadwerkelijk teruggevorderd.

2.   Polen ziet erop toe dat deze beschikking binnen zeven maanden na de datum van kennisgeving ervan ten uitvoer wordt gelegd.

Artikel 13

1.   Binnen twee maanden na kennisgeving van deze beschikking deelt Polen de volgende gegevens aan de Commissie mee:

a)

het totale bedrag (hoofdsom en rente) dat van de begunstigde wordt teruggevorderd;

b)

een uitvoerige beschrijving van de reeds genomen en voorgenomen maatregelen om aan de onderhavige beschikking te voldoen;

c)

documenten waaruit blijkt dat de begunstigde is aangemaand om de steun terug te betalen;

d)

informatie waaruit blijkt dat alle nog van kracht zijnde aanbetalingsgaranties zijn beëindigd.

2.   Polen stelt de Commissie in kennis van de verdere maatregelen die het heeft genomen om aan deze beschikking te voldoen, totdat de steun als bedoeld in artikel 1 volledig is terugbetaald. Indien de Commissie hierom verzoekt, deelt Polen onverwijld mee welke maatregelen het reeds heeft genomen of heeft voorgenomen om aan deze beschikking te voldoen. Voorts dient Polen gedetailleerde gegevens te verstrekken over de steunbedragen en de rente die reeds door de begunstigde zijn terugbetaald.

Deze beschikking is gericht tot de Republiek Polen.

Gedaan te Brussel, 6 november 2008.

Voor de Commissie

Neelie KROES

Lid van de Commissie


(1)  PB C 220 van 8.9.2005, blz. 7.

(2)  PB C 220 van 8.9.2005, blz. 7.

(3)  Bij brief van 17 november 2005 (geregistreerd op 18 november 2005) hebben de Poolse autoriteiten verzocht om een Poolse vertaling van bepaalde passages uit de opmerkingen die in het Engels bij de Commissie zijn ingediend. De Commissie heeft de betreffende Poolse vertalingen bij brief van 12 december 2005 aan Polen doen toekomen.

(4)  Artikel 5, lid 1 en lid 3, van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999 (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 25), als gewijzigd. Bijlage bij Beschikking 2006/595/EG van de Commissie van 4 augustus 2006 tot vaststelling van de lijst van de regio's die uit hoofde van de convergentiedoelstelling in aanmerking komen voor financiering uit de structuurfondsen voor de periode 2007-2013 (PB L 243 van 6.9.2006, blz. 44).

(5)  Artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad. Beschikking 2006/596/EG van de Commissie van 4 augustus 2006 tot vaststelling van de lijst van de lidstaten die in aanmerking komen voor financiering uit het Cohesiefonds voor de periode 2007-2013 (PB L 243 van 6.9.2006, blz. 47).

(6)  Situatie per 31 maart 2007. Bron: informatiememorandum van 4 juli 2007.

(7)  Bron: informatiememorandum van 4 juli 2007.

(8)  Bron: De uitgangspunten voor de financiële vooruitzichten voor Stocznia Gdynia S.A., opgesteld door Amber in het kader van haar due diligence-onderzoek naar Stocznia Gdynia, ingediend bij de Commissie op 9 april 2008 (geregistreerd op diezelfde dag).

(9)  Bron: Ondernemingsplan van Stocznia Gdynia 2008-2012, opgesteld door Amber in december 2007 en aan de Commissie overgelegd op 29 februari 2008 (geregistreerd op 3 maart 2008).

(10)  Ibidem.

(11)  In het hieronder nader beschreven gecombineerde herstructureringsplan, opgesteld door ISD Polska, worden de verliezen voor 2008 geraamd op een bedrag van 280 miljoen PLN.

(12)  De rechtsgrondslag is nader beschreven in het besluit tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure, punt 3.2.

(13)  Uit de opmerkingen van Stocznia Gdynia naar aanleiding van het besluit om een formele onderzoeksprocedure in te leiden, heeft de Commissie kunnen afleiden dat het besluit tot herstructurering in feite is genomen op 4 januari 2005.

(14)  Voor nadere informatie wordt verwezen naar punt 67 van het besluit van de Commissie om een formele onderzoeksprocedure in te leiden.

(15)  Volgens de begunstigde zijn de Communautaire richtsnoeren van 1999 inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (PB C 288 van 9.10.1999, blz. 2) van toepassing.

(16)  Notulen van de Ministerraad van 25 januari 2005 en 5 oktober 2005 zoals gepubliceerd op zijn website.

(17)  Bron: Businessplan voor Stocznia Gdynia voor de periode 2008-2012, in december 2007 opgesteld door Amber en bij de Commissie ingediend op 29 februari 2008 (geregistreerd op 3 maart 2008).

(18)  Beschikking van de Commissie van 23 mei 2008 (C(2008) 2277).

(19)  Met betrekking tot de staatssteun aan Stocznia Gdańsk is ook een formele onderzoeksprocedure ingeleid ingevolge het besluit van de Commissie van 1 juni 2005 in de zaken C 17/05 en C 18/05 — Herstructureringsteun voor de scheepswerf van Gdynia — Herstructureringsteun voor de scheepswerf van Gdańsk (PB C 220 van 8.9.2005, blz. 7).

(20)  Voor de volgende producten is een stijging van de productieomvang voorzien: laadbomen (van 474 ton in 2008 tot 1 700 ton in 2009), opslagconstructies (van 1 700 ton in 2008 tot 6 000 ton in 2009), staalconstructies voor de bouw (van 0 tot 3 900 ton in 2011) en onderdelen van vaartuigen voor andere scheepsbouwers (van 0 tot 1 900 ton in 2011).

(21)  Voor een nader gespecificeerde lijst van investeringen wordt verwezen naar tabel 42 op blz. 138 en grafiek 37 op blz. 140 van het gecombineerde herstructureringsplan van ISD.

(22)  Grafiek 38 op blz. 141 van het gecombineerde herstructureringsplan van ISD.

(23)  Grafiek 38 op blz. 141 van het gecombineerde herstructureringsplan van ISD.

(24)  Tabel 109 bij het gecombineerde herstructureringsplan van 12 september 2008.

(25)  Tabel 13 op blz. 243 van het gecombineerde herstructureringsplan.

(26)  Tabel 12 op blz. 242 van het gecombineerde herstructureringsplan.

(27)  Inclusief de uit te stellen schulden aan de overheid die in termijnen worden afgelost.

(28)  De nettovermogenswaarde zal volgens het herstructureringsplan van 12 september 2008 naar verwachting toenemen met 250 miljoen PLN; dit wordt gefinancierd door een kapitaalinjectie door de staat.

(29)  Het Agentschap voor Industriële Ontwikkeling heeft uit hoofde van een met ISD Polska gesloten overeenkomst d.d. 31 oktober 2007 (gewijzigd op 8 juli 2008) een putoptie welke aan het Agentschap het recht geeft zijn resterende aandelen Stocznia Gdańsk na 31 oktober 2011 te verkopen.

(30)  Bijlage 56 bij het gecombineerde herstructureringsplan van 12 september 2008.

(31)  Bepaalde delen van deze tekst zijn verwijderd om geen vertrouwelijke informatie vrij te geven; verwijderingen worden aangeduid met een aantal punten tussen vierkante haken.

(32)  Gebaseerd op de maandelijkse valuta-analyse van Goldman Sachs voor juni 2008.

(33)  Bron: Global Insight.

(34)  Europese Commissie, economische vooruitzichten, voorjaar 2008.

(35)  Bron: Global Insight.

(36)  Zo zal van de vorderingen van de overheid die tot 2018 verschuldigd zijn, een bedrag van 400 miljoen PLN worden terugbetaald uit de extra kasstromen die in de periode van 2012 tot 2018 worden gegenereerd.

(37)  De werf heeft bevestigd dat de duur van de dokcyclus niet substantieel zal veranderen aangezien de investeringen eerder tot kostenbesparingen zullen leiden dan tot een kortere productiecyclus.

(38)  Bijlage 32 bij het gecombineerde herstructureringsplan van september.

(39)  Een staatsbedrijf dat de verantwoordelijkheid heeft voor het uitvoeren van de herstructurering van schulden aan de overheid op grond van hoofdstuk 5a.

(40)  Voor meer informatie over de herstructureringsprocedure op grond van hoofdstuk 5a wordt verwezen naar deel 3.2 van het besluit om de formele onderzoeksprocedure in te leiden.

(41)  Brief van 9 februari 2008, blz. 15.

(42)  Brief van 17 februari 2006 (geregistreerd op 22 februari 2006).

(43)  Een strategie voor de scheepsbouwsector (maritieme scheepsbouwwerven) in Polen 2006-2010, goedgekeurd in augustus 2006, blz. 30.

(44)  Tabel 3 op blz. 14 van de brief.

(45)  Uit de door Polen verstrekte informatie is niet eenduidig af te leiden of er bij alle betalingen van vertraging sprake is. De Commissie wijst echter op de algemene situatie op de werf, op de bevestiging van Polen dat de werf niet aan zijn betalingsverplichtingen ten opzichte van de overheid heeft voldaan en op het feit dat in de meeste gevallen waarin er concrete betalingen door de werf zijn gedaan, niet het volledige bedrag van de betreffende vordering is voldaan.

(46)  Bijlage 1, tabel 3.

(47)  De schulden die op grond van hoofdstuk 5a zijn geherstructureerd, worden pas afgeschreven wanneer tenminste een deel van de vorderingen van de betreffende crediteur voldaan zijn uit de opbrengst van de verkoop van activa van de werf. Indien de openstaande rente op grond van hoofdstuk 5a deel uitmaakt van het herstructureringspakket, zal die rente waarschijnlijk slechts gedeeltelijk worden afgeschreven.

(48)  Dit garantieoverzicht is door Polen verstrekt in een brief van 26 juni 2008.

(49)  Antwoord van Polen van 2 september 2005 op het besluit om de formele onderzoeksprocedure in te leiden.

(50)  Zie ook de beschikking van de Commissie van 18 juli 2007 in zaak N 105/07, Garantieregeling voor exportovereenkomsten, beknopte mededeling in PB C 214 van 13.9.2007, blz. 3.

(51)  Schuldsanering op grond van hoofdstuk 5a. In de tabel wordt de nominale waarde aangegeven van de activa die aan de Beheerder zijn overgedragen. Volgens de Poolse autoriteiten zijn er ook activa met een minimale waarde van 45 % van de nominale waarde van de schulden aan de Beheerder overgedragen.

(52)  Arrest van het Gerecht van eerste aanleg van 14 januari 2004 in zaak T-109/01 Fleuren Compost / Commissie van de Europese Gemeenschappen, jurispr. 2004, II-00127, punt 74.

(53)  Voor een uitgebreide beschrijving van de procedure op grond van hoofdstuk 5a wordt verwezen naar deel 3.2 van het besluit om de formele onderzoeksprocedure in te leiden.

(54)  Jaarverslag 2006-2007 van de CESA, de Community of European Shipyards' Associations (Gemeenschap van Europese scheepswerfverenigingen).

(55)  Voor passagiersschepen, inclusief cruiseschepen, bestaan er aanzienlijke belemmeringen om zich op de toeleveringsmarkt te begeven.

(56)  Jaarverslag 2006-2007 van de CESA.

(57)  Conclusie van advocaat-generaal Jacobs in zaak C-256/97 DM Transport, Jurispr. 1999, I-3915; Zaak C-480/98 Spanje/Commissie van de Europese Gemeenschappen („Magefesa”), Jurispr. 2000, I-8717.

(58)  Met name bijlage 3 bij de brief van 9 januari 2008.

(59)  Een strategie voor de scheepsbouwsector (maritieme scheepsbouwwerven) in Polen 2006-2010, aangenomen in augustus 2006, blz. 7.

(60)  Beschikking van de Commissie van 18 juli 2007 in zaak N 105/2007, Garantieregeling voor exportovereenkomsten, beknopte mededeling in PB C 214 van 13.9.2007, blz. 3.

(61)  Artikel 3, lid 1, sub 1), van besluit 111/2006 van het Beleidscomité voor de exportverzekering d.d. 20 december 2006.

(62)  PB C 71 van 11.3.2001, blz. 14.

(63)  PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2.

(64)  PB C 288 van 9.10.1999, blz. 2.

(65)  PB C 317 van 30.12.2003, blz. 11.

(66)  De Commissie merkt op dat in het baseline-scenario wordt uitgegaan van een wisselkoers van 3,0 PLN/USD, maar dat de huidige wisselkoers 2,2 PLN/USD is.

(67)  De werf had in 2006 een negatief eigen vermogen van 576 miljoen PLN.

(68)  Amber heeft aangegeven dat uit zijn analyse is gebleken dat de werf ook niet winstgevend zou worden na de herstructurering die Amber wilde doorvoeren.

(69)  Zo bedraagt de verwachte nettowinst in 201493 miljoen PLN, waarvan 55 miljoen PLN zal moeten worden aangewend om de oude schulden aan de overheid te voldoen. 2018 zal het laatste jaar zijn waarin de herstructureringskosten verband houdende met oude activiteiten (ontstane vorderingen van de overheid) op de werf drukken. In dat jaar dient een extra kasstroom van 45 miljoen PLN gerealiseerd te worden om die vorderingen te voldoen.

(70)  In het plan wordt gesteld dat er in twee contracten valutaclausules zijn opgenomen, maar die contracten zijn niet overgelegd.

(71)  Het plan verwijst naar verschillende externe rapporten waarvan gesteld wordt dat zij een raming van de prijzen voor dit type schepen bevatten. Door de Commissie is vastgesteld dat de overgelegde rapporten geen ramingen van die aard bevatten.

(72)  Publicatie van 15 februari 2008 van het Poolse Centrale Bureau voor de Statistiek.

(73)  Door het Verzekeringsagentschap voor Exportkredieten wordt voor het type garantie waarvoor aan de samengevoegde werf een opslag van 1-2 % in rekening wordt gebracht, normaliter aan ondernemingen met een verhoogd risico op niet-nakoming een vergoeding van 4,2 % van het gegarandeerde bedrag in rekening gebracht. Uit het plan blijkt niet dat de werf op de markt garanties van een vergelijkbare omvang en op vergelijkbare voorwaarden had kunnen krijgen.

(74)  Ongeveer 470 handelscrediteuren, waarschijnlijk inclusief nutsbedrijven die eigendom zijn van de staat, hebben ingestemd met de afschrijving van rente en andere kosten en met nieuwe aflossingstermijnen voor hun vorderingen gedurende een periode van twee tot vier jaar. De overeenkomst heeft betrekking op passiva in een omvang van ongeveer 424 miljoen PLN.

(75)  Bijeenkomst met ISD Polska op 8 juli 2008.

(76)  Bij een verdere daling van de nettovermogenswaarde in 2008 als gevolg van verdere verliezen (ten opzichte van de 927 miljoen PLN eind 2007), wordt in het plan voorzien dat die daling door het ministerie van Financiën gedekt zal worden (middels een kapitaalinjectie tot 250 miljoen).

(77)  Zie punt 43 van de richtsnoeren.

(78)  De Commissie merkt op dat, zelfs als zij de eigen bijdrage in het verleden (die beschouwd zou kunnen worden als een eigen bijdrage in de zin van de richtsnoeren) en de bijbehorende herstructureringskosten in het verleden in aanmerking zou nemen, het niveau van de eigen bijdrage nog steeds slechts 16,5 % zou bedragen.

(79)  Mededeling van de Commissie over de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (PB C 273 van 9.9.1997, blz. 3).

(80)  Zie bijvoorbeeld de mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties (2000/C 71/07) (PB C 71 van 11.3.2000 blz. 14). In punt 3.2 van die mededeling staat het navolgende: Wanneer, op het tijdstip waarop de lening wordt toegekend, de waarschijnlijkheid dat de kredietnemer in gebreke zal blijven, groot is omdat hij bijvoorbeeld in financiële moeilijkheden verkeert, kan het subsidie-equivalent van de garantie zelfs even hoog zijn als het daadwerkelijk door die garantie gedekte bedrag.

(81)  Overweging 68 van de beschikking van de Commissie van 16 juni 2004 betreffende de door Spanje ten uitvoer gelegde steunmaatregelen ten gunste van Siderùrgica Anón SA (PB L 311 van 26.11.2005, blz. 22); overweging 42 van de beschikking van de Commissie van 11 december 2002 betreffende staatssteun van Spanje ten gunste van Sniace SA (PB L 108 van 30.4.2003, blz. 35).

(82)  Ibidem.

(83)  Zie bijvoorbeeld de beschikking van de Commissie van 23 oktober 2007 betreffende steunmaatregel nr. C 23/2006 die door Polen ten uitvoer is gelegd met betrekking tot de staalproducent Technologie Buczek Group (nog niet gepubliceerd).

(84)  Zie bijvoorbeeld de beschikking van de Commissie van 20 oktober 2004 betreffende steunmaatregel nr. C 38/03 die door Spanje ten uitvoer is gelegd (verdere herstructureringssteun voor Spaanse openbare scheepswerven) (PB L 240 van 16.9.2005, blz. 45).

(85)  Zie zaak C-277/00 Bondsrepubliek Duitsland/Commissie van de Europese Gemeenschappen („SMI”) Jurispr. 2004, I-3925 en zaken C-328/99 en C-399/00 Italiaanse Republiek en SMI 2 Multimedia Spa/Commissie van de Europese Gemeenschappen Jurispr. 2003, I-4035.

(86)  PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1.

(87)  PB L 82 van 25.3.2008, blz. 1.


BIJLAGE

INFORMATIE BETREFFENDE DE UITVOERING VAN DEZE BESCHIKKING

1.   Berekening van het terug te vorderen bedrag

1.1.

Gelieve de volgende informatie te verstrekken betreffende het bedrag aan staatssteun dat onrechtmatig aan de begunstigde is toegekend:

Datum (1)

Steunbedrag (2)

Valuta

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Opmerkingen:

1.2.

Gelieve uitgebreid te beschrijven hoe de rente op het terug te vorderen bedrag wordt berekend.

2.   Voorgenomen en reeds genomen maatregelen om de steun terug te vorderen

2.1.

Gelieve uitgebreid te beschrijven wat de voorgenomen en reeds genomen maatregelen zijn om de steun onverwijld en daadwerkelijk terug te vorderen. Geef in voorkomende gevallen ook aan wat de rechtsgrondslag van de voorgenomen/genomen maatregelen is.

2.2.

Wat is het tijdschema voor het terugvorderingsproces? Wanneer is het terugvorderen van de steun volledig voltooid?

3.   Reeds teruggevorderde steun

3.1.

Gelieve de navolgende informatie te verstrekken over de steunbedragen die reeds van de begunstigde zijn teruggevorderd:

Datum (3)

Terugbetaald steunbedrag

Valuta

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3.2.

Gelieve documentatie bij te voegen waaruit blijkt dat de bedragen zoals vermeld in de tabel onder punt 3.1 daadwerkelijk zijn betaald.


(1)  Datum/data waarop de steun (of de verschillende tranches) ter beschikking van de begunstigde is/ zijn gesteld.

(2)  Steunbedrag dat aan de begunstigde ter beschikking is gesteld (in brutosteunequivalenten).

(3)  Datum/data waarop de steun is terugbetaald.


Top